driemaandelijks tijdschrift nummer 2 - dertiende jaargang - februari 2007 Federatie van Onafhankelijke Pluralistische Emancipatorische Methodescholen
Wat anders is, is mij lief “Het gaat goed met ons onderwijs” of “Internationaal gezien behoren we tot de top” zijn veel gehoorde uitspraken die moeten bevestigen dat “we best fier mogen zijn op ons veel geprezen onderwijs”. Het gaat dan weliswaar uitsluitend om de prestaties van jongeren uit het middelbaar onderwijs voor wiskunde en bepaalde aspecten van taalbeheersing, maar kom, “we zijn toch goed bezig”…
leerlingen vanaf de prille leeftijd van twaalf jaar in hokjes samenproppen. Eigenlijk komt het hier op neer. Wie achtergesteld is volgt beroepsonderwijs, wie dit niet is, gaat naar het technisch of kunstonderwijs. Het algemeen secundair onderwijs is weggelegd voor de “happy few”… Wat blijkt nu? Racistische leerlingen vind je vooral in het beroepsonderwijs,daar waar je de meest achtergestelde leerlingen vindt. Met andere woorden, wie het meest bedreigd wordt door racisme, wordt zelf racist…, tenminste als je die leerlingen met de minste levenskansen doet samenhokken in één soort onderwijs. Zolang het middelbaar onderwijs is opgesplitst in onzinnige hokken van onderwijsvormen, moeten we niet veel verwachten van nascholingen, cursussen, acties voor democratisch onderwijs. Gelukkig zijn er nog pientere Gentse onderzoekers die pleiten voor een kleinschalige middenschool in het middelbaar onderwijs. Deze middenschool heeft dan “meer aandacht voor een brede waaier van vaardigheden en talenten naar het voorbeeld van methodescholen. De strakke vakkenstructuur kan alvast doorbroken worden door een grotere samenhang te brengen tussen vakken in brede leergebieden.”2 Zo biedt de middenschool een gelijke basisvorming voor alle leerlingen, achtergesteld of niet.
Hoezo, goed bezig? Als het gaat om democratisch burgerschap, scoren onze jongeren ronduit slecht. Twee zeer degelijke studies1 tonen schrijnend aan dat het racisme zijn weg heeft gevonden in de middelbare scholen. Zet je schrap. Meer dan de helft van de zestienjarigen stemt in met de stelling dat “de aanwezigheid van teveel migranten een bedreiging is voor onze levenswijze”. En ruim veertig procent van de jongeren is het eens met de stelling dat “als een land spanningen wil verminderen, moet het de immigratie stoppen”. Niet alleen migranten moeten het ontgelden bij vele jongeren, ook holebi’s kunnen op weinig bijval rekenen, laat staan op respect en erkenning. Ruim veertig procent van de jongens heeft een uitgesproken negatieve houding ten opzichte van holebirechten. Gelukkig doen meisjes het veel beter: “maar” veertien procent van de meisjes zijn even onverdraagzaam als de jongens, als het gaat om holebi’s.
En, gelukkig is er nog De Buurt, een FOPEMschool gelegen in een wijk waar relatief veel mensen wonen met minder levenskansen. De Buurt zou overigens model kunnen staan voor de kleinschalige middenschool waar de onderzoekers voor pleiten…
Als je die resultaten leest, maakt de fierheid over ons onderwijs plaats voor een diepe schaamte. En een tweede onderzoek geeft ons een nog schrijnender beeld van deze wantoestanden. Het middelbaar onderwijs is zo georganiseerd dat we 1
2
“Jeugdonderzoek 2006: een eerste portret van de opvattingen van de zestienjarige respondenten” van Marc Hooghe en zijn team. “Ongelijkheid en segregatie in het onderwijslandschap: effecten op etnocentrisme” van Bram Spruyt.
“Nieuwe denksporen voor een gelijkekansenbeleid in het onderwijs” van Kaat Delrue en andere in Samenleving en Politiek (maart 2006).
1
Voorwoord - februari 2007 In deze nieuwsbrief vind je dan ook een interview met Jo, de brugfiguur van de school. Je leest er hoe kinderen omgaan met elkaars “anders-zijn”. Ook andere scholen maken zich verdienstelijk als het gaat om diversiteit. Niet met loze woorden, maar door de handen uit de mouwen te steken. Neem nu Tine van Klimop. Samen met een ploeg enthousiastelingen, waaronder leerkrachten van Klimop en een collega van Tine van een andere FOPEM-school, stampt zij een school uit de grond in Gambia. Gewoon omdat de kinderen er recht hebben op goed onderwijs én omdat wij er nog veel kunnen van leren. En Bie en Nele van De Klaproos spraken honderduit over hun ervaringen in Palestijnse kampen. En ook andere leerkrachten van FOPEM-scholen laten zich niet onbetuigd als het gaat om beter onderwijs ergens op onze planeet. Zo werken ze aan een lotsverbondenheid van iedereen die ijvert voor beter onderwijs, dit is onderwijs dat levenskansen biedt aan allen, niet alleen aan de “happy few”. En zo is de cirkel rond, want bij het lezen van de biografie van Célestin Freinet - een absolute aanrader - viel ons zijn pleidooi op voor het internationaal karakter van zijn beweging.
Samenwerken met andere scholen in andere landen, niet omwille van de uitstraling van de school, maar gewoon omdat we met ons allen werken aan goed onderwijs, voor ons allen. Veel leesplezier,
Kris Denys en Simon Declercq
Wat vind je in deze nieuwsbrief? Wat anders is, is mij lief.............................................. 1 Dossier Solidariteit met Palestijnse vluchtelingen in Libanon........................................................ 3 Bouwen aan een school én aan de toekomst in Gambia......................................................... 6 Actueel Célestin Freinet, een pedagoog voor onze tijd................................................... 9 De freinetwerker.................................................. 11 Boombal in De Buurt!.......................................... 12
School in de kijker
Libanon 2
Solidariteit met Palestijnse vluchtelingen in Libanon
De nieuwsbrief sprak met Bie en Nele van Freinetschool De Klaproos uit Geraardsbergen Nieuwsbrief: Waar zijn jullie precies geweest?
Nele Le Loup is kleuterleidster in De Klaproos; Bie Kentane is ouder én medeoprichter van de school. Tijdens de afgelopen herfstvakantie hebben Nele en Bie Palestijnse vluchtelingenkampen bezocht in Libanon. Graag willen zij een samenwerking opzetten tussen een aantal FOPEM-scholen en scholen in vluchtelingenkampen. De nieuwsbrief had een gesprek met hen.
Bie: We hebben vier vluchtelingenkampen bezocht waaronder dat in Shatila, nabij Beiroet (zie het kaartje hieronder). Het kamp is ongeveer één km² groot en huisvest sinds 1948 meer dan 17.000 vluchtelingen. De afgelopen jaren vonden ook vluchtelingen van andere nationaliteiten er een onderdak. Misschien herinner je je nog dat in 1982 in Sabra en Shatila honderden onschuldige burgers werden afgeslacht door christelijke falangisten.
Nieuwsbrief: Hoe zijn jullie er toe gekomen om vluchtelingenkampen in Libanon te bezoeken? Bie: Ikzelf heb reeds jarenlang een passie voor het Nabije Oosten en ik ben reeds twee maal naar Palestina geweest. Naar aanleiding van deze reizen zochten we naar een manier om kinderen hier in Vlaanderen te laten kennismaken met het Palestijnse probleem. Daarom zijn we tijdens de herfstvakantie nog eens naar Libanon getrokken met leerkrachten uit het basisonderwijs, het middelbaar en het volwassenenonderwijs. En zo is ook Nele meegegaan. Nele: Vroeger, toen Bie op reis was naar Palestina, bespraken we reeds het Palestijnse vluchtelingenprobleem in een aantal klassen. Maar de reis heeft mij er natuurlijk toe aangezet om daar nu nog dieper op in te gaan met de kleuters en de kinderen van de lagere school. Eerst werd er in verschillende klassen gewerkt rond het thema. Daarna maakten de kinderen brieven en tekeningen voor Palestijnse kinderen. Onze kinderen hadden vele vragen. Tijdens onze reis bezocht ik een kleuterklasje en een groep lagere schoolkinderen. Zij beantwoordden onze vragen en maakten tekeningen voor de kinderen van De Klaproos.
Nele: De leefomstandigheden in die kampen zijn erbarmelijk. Om de haverklap valt de electriciteit uit en de mensen wonen er in kleine betonnen huizenblokken. Ruimte voor sport, ontspanning of gewoon om te spelen is er nauwelijks. En een huis kopen is zo goed als uitgesloten. En als je ziek bent, ben je aangewezen op zeer beperkte medische voorzieningen. Van een overheid die instaat voor openbaar vervoer, gezondheidszorg en onderwijs is er geen sprake. Wel
3
Dossier - februari 2007 zijn er Palestijnse comités die zorgen voor de veiligheid in de kampen van Sabra en Shatila.
voorzieningen voor bijzondere jeugdzorg. Ook van pleegzorg is er geen sprake. Toch zijn er veel kinderen met ernstige gedragsproblemen omwille van de soms uitzichtloze situatie. Maar veelal worden deze kinderen opgevangen in de eigen familiekring.
Nieuwsbrief: Als de overheid geen onderwijs organiseert of financiert, waar kunnen kinderen dan naar school?
Nieuwsbrief: In juli 2006 was er in Libanon een heftige oorlog tussen het Israelische leger en troepen van Hezbollah. Hebben jullie daar iets van gemerkt?
Nele: Er zijn wel scholen van de UNWRA3, van de Verenigde Naties dus. In één klas zitten soms meer dan 50 kinderen en de handboeken zijn opgelegd door de Libanese overheid. Zo komt de Palestijnse geschiedenis helemaal niet aan bod in deze boeken. Doordat de handboeken niet aansluiten bij de leefwereld van de Palestijnen, zijn de meeste kinderen nauwelijks gemotiveerd om school te lopen. Bovendien hebben ze weinig toekomstkansen omdat de Libanese overheid hen verbiedt om 73 beroepen uit te oefenen één keer ze hun schoolloopbaan achter de rug hebben.
Bie: Jazeker, en dan hebben we het over de clusterbommen. Dit zijn kleine bommen die volgepropt zijn met spijkers en er voor kinderen aantrekkelijk uitzien omdat ze bijvoorbeeld lijken op een tennisbal. Eénmaal je zo’n bom aanraakt of er op trapt explodeert hij en richt hij ernstige verwondingen aan. Omdat deze bommen dagelijks nog vele slachtoffers maakt, lijkt vrede nu verder weg dan ooit. Toch is door deze oorlog er een toenadering gekomen tussen het Libanese en het Palestijnse volk. Maar op het vlak van wetgeving speelt België een voortrekkersrol door als enige land de handel, de productie en het stockeren van clusterbommen te verbieden. Laat ons hopen dat andere landen ons hierin volgen.
Bie: Vele jongeren zijn dan ook gedeprimeerd, want noch in de kampen als daarbuiten is er een toekomst voor hen weggelegd. Klaslokalen noemen ze dan ook gevangenissen. In de kampen behoren de meeste Palestijnen tot de strekking van Hamas of die van El Fattah. Toch is daar in het dagelijks leven weinig van te merken.
Nieuwsbrief: Wat hebben wij te leren van de situatie in de Palestijnse kampen?
Nieuwsbrief: Waar kunnen kinderen na de schooltijd nog terecht?
Bie: Het politiek bewustzijn van de kinderen in de kampen is opvallend, ondanks of misschien dankzij de weinige toekomstkansen. Je merkt dat kinderen begaan zijn met de identiteit van hun eigen volk in de teksten en tekeningen van de kinderen. Ik heb de indruk dat onze jongeren op dat vlak veel te leren hebben.
Bie: Naast de scholen van UNWRA zijn er nog opvangcentra die opgestart zijn door NGO’s, niet gouvernementele organisaties. In deze centra kunnen kinderen terecht voor Engelse les, hobbyclubs, workshops over gezondheid en hygiëne, … Deze centra willen vooral aan de ontwikkeling van de identiteit werken via muziek, drama, toneel, … Jongeren in de kampen zien ook dat ze in Libanon geen rechten hebben, geen toekomst. Ze eisen dan ook hun recht op terugkeer op. Om dit te symboliseren wordt de sleutel van het huis generatie op generatie doorgegeven. Het zijn die gebruiken waaraan deze centra veel belang aan hechten.
Nele: Mij is vooral de gedrevenheid opgevallen bij vele vluchtelingen, terwijl wij hier toch wel in een paradijs leven. Dit zet mij er toch toe aan om vragen te stellen bij onze luxe-positie hier in het westen. Nieuwsbrief: Gaan jullie terug naar Libanon? Nele: Zeker en vast, en graag willen met een aantal leerkrachten van andere FOPEM-scholen naar de kampen. Voor de Palestijnen is het heel belangrijk om hun verhaal aan buitenlanders te kunnen doen.
Nieuwsbrief: Merk je verschillen in de manier waarop ons onderwijs hier is georganiseerd? Nele: Wat opvalt is dat alles er veel “gewoner” verloopt, ondanks de bijzondere omstandigheden waarin deze mensen leven. Ik bedoel daarmee dat niet alles in hokjes is verdeeld zoals bij ons toch wel het geval is. Zo is het de gewoonste zaak van de wereld dat leerkrachten alle kinderen thuis bezoeken; dit is dus niet de taak van een sociaal werker.
Nieuwsbrief: Daar duimen we voor. Onze scholen kunnen er alleen maar beter van worden. Nele en Bie, dank je voor het gesprek.
Interview afgenomen door Kris Denys
Bie: De familiale band is er ook veel hechter. Wat mij opviel is dat er geen residentiële voorzieningen zijn voor kinderen en volwassenen met een handicap of 3
UNWRA staat voor “United Nations Work Relief Agencies”
4
Dossier - februari 2007
School in de kijker
Libanon 5
Dossier - februari 2007
Bouwen aan een school én aan de toekomst in Gambia De nieuwsbrief sprak met Tine Callewaert van Freinetschool Klimop te Oostkamp.
Naar aanleiding van de gemeente- en provincieraadsverkiezingen op 8 oktober 2006 hielden ook de leerlingen in Klimop verkiezingen. In het eerste leerjaar won de partij met de ludieke naam “meer zwarte kinderen op school” met vlag en wimpel. Jammer dat Klimop niet in Afrika ligt ... Alhoewel,Tine Callewaert, de administratieve kracht van de school, is de drijvende kracht achter een school in Gambia, een klein land aan de West-Afrikaanse kust.
grond had. Maar ondertussen zijn de oorspronkelijke compounds omringd door villa’s en hotels voor toeristen. Deze voorzieningen voor toeristen hebben hun eigen stroomgenerator waar de dorpsbewoners geen gebruik kunnen van maken. Rond deze voorzieningen is dan nog eens een stevige muur gebouwd zodat de toeristen veilig afgeschermd zijn van de “buitenwereld”. De komst van de toeristen heeft er toe geleid dat de bouwgronden voor de dorpelingen zeer duur is geworden. Gelukkig hebben we er met ons project toch een lapje grond kunnen kopen. Nieuwsbrief: Jullie organiseren dit jaar twee maal een bouwkamp. Wat moet ik mij daar bij voorstellen?
Nieuwsbrief: Samen met vele anderen werk je aan de bouw van een school in Gambia. Vertel je iets meer over Gambia?
Tine: Tijdens de kerst- en paasvakantie gaan we inderdaad op bouwkamp. Tijdens de laatste kerstvakantie hebben we met een ploeg de ruwbouw van de nieuwe school afgewerkt. Tijdens de komende paasvakantie gaan we met 56 vrijwilligers tussen 2 en 62 jaar verder aan de slag. Zowel technici met handen aan hun lijf als leerkrachten en een kinderarts nemen deel aan dit bouwkamp. Maar het verblijf in het dorp is veel meer dan een bouwkamp of een toeristische vakantie. Zo zijn er mensen die meewerken in de compound of leerkrachten die les geven aan 101 kinderen, opeengepakt in één ruimte. Het aanleren van rekensommen en het lezen verloopt er meestal al zingend, wat grondig verschillend is van onze manier van les geven. Maar vergis je niet; in de school heerst een strenge discipline die me doet terugdenken aan het schoolleven van mijn ouders en grootouders. Bovendien moet je er als leerkracht rekening mee houden dat de kinderen verschillende dialecten spreken terwijl de onderwijstaal Engels is.
Tine: Gambia is een voormalige Engelse kolonie in West-Afrika. Het is een piepklein land langs de Gambia-rivier en helemaal omringd door Senegal. Op politiek vlak is het er vrij rustig. De staatsvorm is een republiek met een president die voor vijf jaar verkozen is. Er zijn geen natuurlijke rijkdommen zoals olie of ertsen. De meeste mensen leven er van landbouw en veeteelt. Gambia is dus economisch gezien niet zo aantrekkelijk voor buitenlandse investeerders. Alleen toerisme neemt er jaar op jaar toe. Nieuwsbrief: Hoe ben je er toe gekomen om in Gambia een school te bouwen? Tine: Mijn man is Gambiaan en, net zoals in de rest van Gambia, zijn er in zijn streek van afkomst weinig studiemogelijkheden. Er is in zijn dorp een “nursery school” voor kinderen tussen 2,5 en 8 jaar. Daarna kunnen kinderen, wiens ouders het schoolgeld kunnen betalen, naar de basisschool. De dorpsschool was er erg aan toe. Van een schoolgebouw was er nauwelijks sprake. Door ons project wilden we jongeren meer toekomstkansen geven door hen onderwijs aan te bieden.
Nieuwsbrief: Maar via het onderwijs willen jullie meer bereiken. Tine: Inderdaad, uiteindelijk willen we dat iedereen er beter van wordt. Daarom hebben we in het schoolgebouw een lokaal voorzien waar mensen uit het dorp terecht kunnen bij een arts of een verpleegkundige. En er is ook een atelier waar jongeren een ambacht kunnen leren zoals houtbewerking, batikken en naaien. Maar hoe we dit allemaal aanpakken, daar beslissen we niet alleen over. Regelmatig komen we bijeen om de plannen te bespreken met de mensen ter plaatse.
Nieuwsbrief: Hoe ziet het dorp er uit? Tine: De afgelopen tien jaar is de aanblik van het dorp grondig veranderd. Vroeger was het niet meer dan een aantal eenvoudige “compounds”, zeg maar groepjes huizen waarin families woonden en elk zijn stukje
6
Dossier - februari 2007 Nieuwsbrief: Hebben jullie voldoende financiële middelen om dit te realiseren? Tine: Alle giften zijn welkom. Tegen de paasvakantie hebben we nog ongeveer 24.000 euro nodig. Momenteel werkt er in de school één leerkracht aan een karig loon. Gelukkig is de school nu erkend door de overheid waardoor we als project aan een goedkoper tarief een container uit de haven kunnen halen met steun van de Jammeh Foundation, de stichting van de president van Gambia. Via de giften die we in België proberen te verkrijgen, willen we er voor zorgen dat we weinig of geen schoolgeld meer hoeven te vragen aan de ouders. Je moet er rekening mee houden dat we 50 à 75 euro per maand nodig hebben om drie leerkrachten te betalen. Voor ons is dit een peulschil maar als je weet dat in Gambia een zak rijst 20 euro kost en dat dit voldoende is voor een grote familie, dan besef je dat school lopen onbetaalbaar is voor de gewone Gambiaan. Nieuwsbrief: Heb je reeds voldoende enthousiaste vrijwilligers die in de paasvakantie mee naar Gambia gaan? Tine: Een collega van een Antwerpse FOPEM-school was zo aangegrepen door mijn verhaal dat ze meteen besliste om mee te gaan. En twee leerkrachten van Klimop springen mee op de kar. In april hebben we al voldoende mensen, maar ook in juli kunnen we nog vele handen gebruiken. Meer informatie vind je op onze website www.picca.be. En “picca” betekent “vogel” in het wolof4 en spreek je uit als “pitsja”. Je kan ons ook steunen door een gift over te maken op ons rekeningnummer. Heel erg welkom zijn die mensen die zich als sponsor voor het schooltje opgeven, dat kan vanaf 5 euro per maand, dit geld wordt gebruikt om de leerkrachten te betalen, het schoolgeld voor de kinderen, een lunch ‘s middags voor iedereen, zuiver water om te drinken, een vrouw die de kleintjes helpt, school- en lesmateriaal ... Nieuwsbrief: Met FOPEM duimen we op een vruchtbaar bouwkamp en danken we je voor dit gesprek.
Interview afgenomen door Kris Denys
4
Wolof is één van de vele dialecten in Gambia
7
Dossier - februari 2007
School in de kijker
Libanon 8
Célestin Freinet, een pedagoog voor onze tijd Dit was het thema van het symposium dat in Utrecht gehouden werd op 6 oktober 2006, georganiseerd door de Nederlandse Freinetbeweging, naar aanleiding van de verjaardag van de geboorte- en sterfdag van Freinet. Uit het verslag van deze dag, opgesteld in het Freinet Nieuws 108/109 oktobernovember ’06 -, dat een groot stuk van zijn inhoud aan deze dag wijdt, pikken we volgende interessante passages:
sterk aanspreekt is op zich een goede zaak, maar door die hype zit er ook een gevaar in tot vorming van wat meer elitaire Freinetscholen. Volledig in strijd met de geest van het inschrijvingsbeleid, dat net segregatie wil tegengaan, en eveneens in tegenspraak met de ideologie van de Freinetpedagogiek waarin een duidelijk engagement voor de ontvoogding van de maatschappelijk zwakkere groepen is opgenomen, recruteren sommige Freinetscholen vrijwel uitsluitend in kringen van hoogopgeleide autochtone Vlamingen, die kiezen voor een wat alternatieve vorm van onderwijs. Nochtans biedt het gelijke onderwijskansendecreet de mogelijkheid om voorrang te geven bij inschrijving aan kansarme groepen (levend van vervangingsinkomen, lage opleiding, thuistaal niet Nederlands). De mate waarin dit voorrangsbeleid ook kans op succes heeft is uiteraard mede afhankelijk van de plaats waar de school is ingeplant: residentiële wijk, volksbuurt, ... Maar het roept toch vragen op als Freinetscholen geen enkele inspanning doen om een scheefgetrokken elitaire recruteringsbasis bij te sturen. Kwaliteitsbewaking: dekt de vlag nog de lading? Het succes van het Freinetonderwijs heeft een aantal schoolbesturen ertoe aangezet om wegkwijnende schooltjes die kampten met een tekort aan leerlingen om te vormen tot Freinetscholen (of andere methodescholen: in Vlaanderen slechts in geringe mate Jenaplanscholen, maar wel ervaringsgerichte scholen, leefscholen, ... soms met een wat onduidelijker profiel). Dit heeft ertoe geleid dat schoolteams soms te weinig voorbereid en/of te weinig overtuigd van de waarde van de Freinetpedagogiek in een zogenaamde Freinetschool aan de slag gingen. Dan kan je je afvragen wanneer men terecht kan spreken over een freinetschool: een simpele zelfaffichering van een schoolbestuur of een schoolteam is daarbij het ene extreem. De realisatie van alle invarianten van de Freinetpedagogiek en een concretisatie ervan in alle ontwikkelde Freinettechnieken het andere extreem. Het zou natuurlijk overdreven zijn dat een school die geen klaskranten produceert met de drukpers geen
Uit de toespraak ‘De hype van Freinetscholen in Vlaanderen’ van Luc Heyerick: De voorbije twintig jaar zijn in Vlaanderen zeer veel nieuwe Freinetscholen ontstaan op initiatief van ouders, maar vooral ingericht door de overheid zelf (zowel op lokaal niveau: steden en gemeenten, als op Vlaams niveau: gemeenschapsonderwijs). Door de bepalingen van het gelijke onderwijskansendecreet in verband met het inschrijvingsrecht op school is de aantrekkingskracht van de meeste van die Freinetscholen nog wat duidelijker geworden: kamperende ouders voor de start van de inschrijvingsperiode, freinetscholen die snel vol zitten en leerlingen moeten weigeren tijdens de inschrijvingsperiode. Dat vernieuwend onderwijs ook de ouders
9
Actueel - februari 2007 in Utrecht, waar onderwijsmensen uit zowel Nederland als België aanwezig waren.
Freinetschool kan zijn, maar een zekere devaluatie van de term 'Freinetschool' houdt het gevaar in dat de kracht die van deze vernieuwing uitgaat ook verwatert, dat er geen lijn meer te vinden is in de aanpak van de verschillende leerkrachten van een school. Daarom biedt een herbronning bijvoorbeeld via de vertaling en de uitgave van een Freinetbiografie een unieke kans aan alle Freinetleerkrachten om te reflecteren over de essentie van het freinetonderwijs, de actualiteitswaaarde van de principes en de noodzakelijke aanpassingen van de technieken aan de eisen van de veranderde samenleving (hanteren van ICT bijvoorbeeld). Die vorm van reflectie en discussie (zie het geplande debat deze namiddag) en de uitwisseling over de eigen klaspraktijk en -ervaringen (zoals in de geplande workshops) zijn overigens de uitgelezen middelen waarmee de Freinetbeweging van bij de start de kwaliteit van het onderwijs poogde te verbeteren. Freinetonderwijs bestaat maar bij de gratie van de leerkrachten die de nodige competenties opgebouwd hebben om die aanpak te dragen. Dat werken aan die competentie kan uiteraard op de coöperatieve manier zoals dat hier vandaag zal gebeuren, maar meer en meer is er vraag naar een betere voorbereiding op onder meer freinetonderwijs in de initiële lerarenopleiding.
Structuren zijn niet zozeer van toepassing was de ene kant en aan de andere kant waren er mensen die vonden dat ook binnen een Freinetschool je structuur nodig hebt. Maar wat versta je dan precies onder structuren was de volgende vraag. Ook hierover waren de meningen erg uiteenlopend, van het vertrouwen in elkaar, tussen leerkrachten en leerlingen als structuur tot aan een duidelijke structuur van veel afspraken en heldere schema's. Bij Freinet is structuur essentieel maar iedere school geeft er geheel zijn eigen invulling in. Vanuit de idealen van Freinet wordt de structuur mede gemaakt door kinderen. Als je kinderen erbij betrekt krijg je een beter werkende structuur. Freinetonderwijs heeft dus wel een structuur maar niet een duidelijk herkenbare structuur. Bij het andere belangrijke onderwerp over hoe behoud ik de identiteit van mijn school liepen de meningen ook ver uiteen. Velen waren uiteindelijk van mening dat scholen zich vandaag te veel met PR bezighouden om meer leerlingen te krijgen, terwijl het daarbij lijkt dat de identiteit van de school steeds minder belangrijk wordt. Dit is een fenomeen dat gestopt moet worden, de identiteit, de idealen die een school naleeft met het soort onderwijs dat ze geeft moet weer voorop komen. De dialoog tussen het team en de ouders is belangrijk. Maar PR is niet geheel onbelangrijk. Het mag dan naar ouders misschien minder belangrijk zijn, maar naar de overheid toe is de PR van Freinetscholen over het algemeen juist niet duidelijk genoeg. De inhoud wordt steeds meer mede bepaald door de druk van de inspectie en dit is mede te danken aan de te kort schietende informatie van Freinetscholen. Freinetscholen zijn te slaafs aan het ministerie door onder andere toch methodes aan te schaffen, terwijl dit niet aansluit op de Freinetpedagogie. Waar meet je je aan? Hoe overtuig je de overheid? Scholen hebben niet altijd de macht om goed op papier te krijgen, waar ze voor staan en hiermee de inspectie te overtuigen. Dat is ook niet eenvoudig en daarom is de Feinetbeweging in gesprek met de inspectie, om ze duidelijk te maken, wat de idealen van Freinetwerkers zijn en dat dit behoorlijk afwijkt van het reguliere onderwijs, maar daarom niet minder is. Integendeel, ze staan voor proefondervindelijk leren, voor kennisverwerving, voor individuele ontwikkeling en sociale vorming, voor burgerschapsvorming-in-de-praktijk, voor coöperatief leren, voor zelfbestuur, voor sociale vrijheid en gedeelde verant-woordelijkheid, voor goed onderwijs dus. Daarmee is school een plek bij uitstek om te leren!
Freinet in de lerarenopleiding: samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland? Ik heb de indruk dat in de Pabo-opleiding in Nederland reeds voorzien is in de mogelijkheid om een module te kiezen die voorbereidt op het werken in een Freinet- of Jenaplanschool. Voor de Freinetpedagogiek is daar de praktijkgerichte opleiding (stages in freinetscholen) wat problematisch omdat er niet zo veel Freinetscholen zijn in Nederland. In Vlaanderen lijkt de situatie wat omgekeerd: er zijn voldoende stageplaatsen voor Freinetonderwijs, verspreid over heel Vlaanderen, maar er is nauwelijks ruimte voor de voorbereiding op lesgeven in Freinetscholen binnen het aanbod van de lerarenopleiding in de hogescholen zelf. Zoals vandaag blijkt is er geen scheiding tussen beide landen in de navorming van Freinetleerkrachten, wellicht is deze vorm van samenwerking ook in de initiële lerarenopleiding mogelijk en zou leiden tot een verrijking zowel van de praktijk als meer theoretische opleiding in beide landen. Belemmeringen in de verschillende regelgeving, zo die er al zijn, kunnen ongetwijfeld op relatief korte termijn worden weggewerkt.
Nynke Tans: “Maak je sterk en wees trots op wat je bent”
De nieuwsbrief van de Nederlandse Freinetbeweging kan je opvragen op
[email protected].
In hoeverre zijn structuren binnen een Freinetschool belangrijk en hoe behoud ik de identiteit van mijn school? Dit waren de toonaangevende onderwerpen van het onderwijsdebat op deze internationale Freinetdag
Simon De Clercq 10
Actueel - februari 2007
De Freinetwerker Freinetwerker worden, zijn en blijven
Belangrijke publicatie in De Reeks, een serie publikaties voor vernieuwend onderwijs door De Freinetbeweging(Nl).
Dat laatste is dus een persoonlijke variant van inspectie, en het boekje is in die zin ook erg praktisch opgevat: er zit een evaluatiesysteempje bij dat je eigen Freinet-theorie en -praktijk per invariant helpt in kaart brengen. De teksten zijn helder, to the point, tegelijk inspirerend. Interessant is ook de voorstelling van het certificeringssysteem dat in Nederland een bewijs van opleiding aan de kandidaat Freinetwerker uitreikt, nadat hij met succes een degelijke Freinet-opleiding gevolgd heeft.
De Freinetschool van mijn kinderen had een paar maand geleden een doorlichting van een officieel inspectieteam. Dat team was aan z’n proefstuk toe: het had voordien nog geen Freinetschool geëvalueerd. De resultaten waren erg gunstig voor de beide partijen: het inspectieteam kwam te weten hoe er in een Freinetschool anders gewerkt wordt, de Freinetschool in kwestie kreeg een heel behoorlijk rapport. Bij de voorstelling van het rapport ontwikkelde zich, evident, enige discussie over de parameters: waaraan moet een Freinetschool beantwoorden om een goede school te zijn, en om een goede Freinetschool te zijn. Hoe sta je tegenover de inspectie, hoe kan er kruisbestuiving ontstaan. Er werd geopperd dat FOPEM hier eventueel een rol zou kunnen spelen. Het vorig jaar verschenen boekje De Freinetwerker kan hierbij zeker van pas komen.
Wie uitkijkt naar een evaluatie-handleiding voor freinetwerk kan met dit boekje zeker zijn voordeel doen. Eigenlijk zou elke freinetwerker dit regelmatig moeten consulteren om zijn werking te evalueren. Maar ook andere methodescholen kunnen hier iets van opsteken, meermaals overstijgt de thematiek immers het typische freinetterrein. Alle titels uit De reeks (publicaties door de Nederlandse Freinetbeweging) kunnen bij FOPEM of rechtstreeks besteld worden bij De Freinetbeweging, Vlintweg 7, 7872 RE Valthe, Nederland,
[email protected], http://www.freinet.nl.
Voor wie? De redactie van dit boek, enkele ervaren Nederlandse Freinetwerkers, maakt het ons gemakkelijk: ze geven zelf in hun boekje mooi aan voor wie het geschreven is: het is een handboek bij de freinetopleiding voor leerkrachten en Freinetwerkers. Het zou dus in België kunnen gebruikt worden aan de normaalscholen. Maar het is uiteraard meer: 1. Het bevat inderdaad voor normaalscholen voor basisonderwijs en opleiders een raamwerk voor de Freinetopleiding: inhouden, opzet, afstudeereisen, licentieverlening. 2. Voor aanstaande freinetwerkers, maar ook voor andere normaalschoolstudenten kan dit boek een eerste, brede kennismaking met de Freinetpedagogie betekenen: Freinet, de Freinetbeweging, het onderwijsconcept, de Freinettechnieken, het aandeel van de leraar. 3. De beginnende freinetwerker of de geïnteresseerde leraar die niet op een freinetschool werkt, maar ook de ervaren freinetwerker kan er inspiratie uit putten. Het geeft suggesties voor de verdere studie, voor het leggen van contacten, het nemen van initiatieven en het begeleiden van studenten. 4. Voor de Freinetscholen en de daar werkzame collega’s kan ‘de Freinetwerker’ behulpzaam zijn bij het ontwikkelen van een eigen vorm van kwaliteitszorg.
11
Actueel - februari 2007
Van het koningshuis geen kwaad woord
Boombal in De Buurt! − En daarmee zijn ze in De Buurt heel erg mee met hun tijd want de boombal-rage beleeft een boem! − Aldus dankzij het koningshuis ook nog geld van de Nationale Loterij tot in uw schoolkas kan terecht komen. Voorafgaandelijk verkennen op http://www.kbs-frb.be/code/ page.cfm?id_page=82. − Doen. Ik wist dat ook allemaal niet, en er zit muziek in!
We weten ondertussen ook wel dat een koningskind niet alles kan weten, laat staan een eenvoudige onderwijsleerkracht in een FOPEM-school, en daarom: Wist u dat ... − De Koning Boudewijnstichting jaarlijks over 40 miljoen euro beschikt waarvan 92% aan diverse hulpverlenende doeleinden met opvoedend humanitair karakter wordt besteed. − Je als school een project kan indienen, dat moet aan een reeks voorwaarden voldoen,en als uw initiatief geselecteerd is, ontvangt u of uw organisatie geld van de Stichting. Niet de hele som ineens, maar stapsgewijs, naargelang de vordering van uw project. − Dat deed de FOPEM-school De Buurt in Gent, en dit met een origineel thema met de hoge-scorescrabble-naam Intergenerationeel ontmoetingsen samenwerkingsproject via muziek, dans en beweging, kort maar krachtig: een Boombal!
Simon De Clercq
FOPEM staat voor Federatie van Onafhankelijke Pluralistische Emancipatorische Methodescholen en overkoepelt de volgende 17 basisscholen die vernieuwend onderwijs (Freinet-, ervaringsgerichte en projectscholen) aanbieden: − − − − − − − − − − − −
Deze nieuwsbrief is het uitwisselingsblad van de FOPEM en richt zich naar leerkrachten en ouders. Iedere auteur is verantwoordelijk voor zijn/haar ingezonden stukken. De foto’s in dit nummer zijn genomen in Libanon tijdens het bezoek van Bie en Nele aan Palestijnse vluchtelingenkampen. Redactie: Catherine Devos Kris Denys Simon De Clercq Patricia Otte Evert Horn.
− − − − −
Redactie-adres: Kartuizerlaan 20 te 9000 Gent Tel: 09/233.94.90 Fax: 09/233.87.02 E-mail:
[email protected] Website: http://www.fopem.be
De Klaproos - Geraardsbergen De Klimboom - Wezemaal De Levensboom - Kortrijk De Levensboom - Wevelgem De Muze - Haacht De Torteltuin - Poperinge De Tuimelaar - Schoten De Waterval - Ekeren De Weide - Erpe-Mere De Witte Merel - Ekeren De Zevensprong - Leuven Freinetschool De Vier Tuinen Oudenaarde Klimop - Oostkamp Methodeschool De Buurt - Gent ‘t Schommelbootje - Alken ‘t Speelscholeke - Deurne Zeppelin - Mortsel
Meer informatie op www.fopem.be
12