REFLECTIONS 8
Voorwoord Op 10 juni 2008 werd in Gent een Ondernemerschapsforum opgericht, een samenwerking tussen alle hoger onderwijsinstellingen van de regio en het stadsbestuur Gent. Bedoeling is om het ondernemerschap te promoten: in de opleiding, bij alumni en alle betrokkenen in relevante sectoren. Ondernemen, visie ontwikkelen, initiatief nemen zijn hierbij belangrijke kenmerken die tevens reeds lange tijd prominent aanwezig zijn in de opleidingen die het departement Architectuur Sint-Lucas aanbiedt. Het is dan ook evident dat Sint-Lucas betrokken is en dit initiatief voluit steunt. Daarnaast is er de voorbije periode hard gewerkt aan de ontwikkeling van een inhoudelijk project voor een geassocieerde faculteit Kunsten en Architectuur binnen de Associatie K.U.Leuven. De betrokken partners, Hogeschool Sint-Lukas Brussel, SintLucas Beeldende Kunst, NARAFI, Lemmensinstituut, Media- en Designacademie (KHLim) en Sint-Lucas Architectuur wensen hierbij de dynamiek en mogelijkheden van het IvOK verder door te trekken en ook op onderwijsvlak te ontwikkelen. Het is bijzonder verheugend te zien dat we op het einde van het tweede semester 2007-2008 opnieuw kunnen rapporteren (ondertussen het achtste nummer van Reflections!) met resultaten uit de atelierwerking. De invalshoek is deze keer iets meer onderwijskundig gekleurd, het feit dat deze communicatie en onderlinge interactie gebeurt is daarom niet minder belangrijk. Ik houd er dan ook aan iedereen die gezorgd heeft voor een bijdrage te bedanken. Deze is bijzonder waardevol en gewaardeerd. Het ARC (deze keer onder leiding van Gudrun De Maeyer) zorgde op gepaste wijze voor de nodige logistiek en ondersteuning. Veel leesplezier ! prof. dr. Johan Verbeke
Inhoud architectuur Bodem, Horizon, Hemel 1AR Gent leren ontwerpen
Schakelen van wonen
2AR Brussel
meerwaarde door collectief wonen
Overdekte markt
8 26
1aAD Gent 38
structuur/infrastructuur in stedelijke context
Hybride
1eAD Brussel
46
Manifest Gent
68
Sp[L]itsweek Brussel
80
mobiele-immobiele structuren
een handgemeen tussen architectuur en beeldende kunsten
open atelier
interieurarchitectuur De ruimte van de politiek en de stad
4IA Gent-Brussel 90
publieke interieurs / ontwerp voor een nieuw stadhuis
interieurvormgeving Woonstukken 1IV Gent
106
Minimum / Maximum
2IV Gent
110
3IV Gent
114
wonen in zijn essentie
appartement te koop
Integratie
productdesign
New [mis]sion
3IV Gent
118
Pyblik
124
misviering als voorstelling
de cultuur en het metier van publieke ruimte
architectuur
[BODEM, HORIZON, HEMEL] DEEL 1: AANZET TOT EEN THEORIE VAN HET ARCHITECTONISCH ONTWERP Hugo VandeVondele
BODEM, HORIZON, HEMEL 1AR Brusssel
PROBLEEMSTELLING Het is onze bedoeling een beknopte schets te geven van het kader van waaruit wij samen met de eerstejaarsstudenten het architectonisch ontwerpen benaderen. Wij hebben het niet over de pedagogie maar wel over het ontwerptheoretisch denkkader dat ons in onze gesprekken met de studenten stuurt, richting geeft en samenhang biedt. Wij beogen een denkkader dat de student niet ongemerkt verleidt naar het esthetiserend vormenspel van de ‘artiest’ of naar het pragmatisch, constructief denken van de ‘ingenieur’ maar een denkkader dat een student duidelijk aanwijst waar het bij het architectonisch ontwerpen echt om gaat, aanwijst wat de onvermijdelijke kern is van het ontwerpend architectonisch denkwerk. De kern van waaruit een architectuurstudent zonder houvast te verliezen alle facetten van het ontwerpen kan benaderen; de kern van waaruit hij zowel de esthetische, functionele als constructieve aspecten kan vatten en plaatsen in een ruimer maatschappelijk perspectief. ONDERZOEKSDOMEIN Heel wat architectuurtheorieën en ontwerpmethodieken werden gedacht vanuit een pedagogische zorg, of minstens vanuit een drang tot onderwijzen: van Vitruvius tot Viollet-le-Duc en Julien Guadet, tot zelfs de Modulor van Le Corbusier en zeker later ook de publicaties van Bruno Zevi, Christian Norberg-Schulz en andere. Sommige publicaties werden echt als een soort handboek geschreven, richtten zich soms rechtstreeks tot de student en enkele meer recente publicaties worden in onze architectuurscholen nog regelmatig op de lijst van aanbevolen literatuur geplaatst: - Christopher Alexander, Pattern Language (1977) - Francis D.K. Ching, Architecture: Form, Space and Order (1979)
- Jean Cousin, L’espace vivant (1980) - Pierre von Meiss, Elements of Architecture (1990) - Herman Hertzberger, Lessons for Students in Architecture (1991)
Bij Ching, von Meiss en Cousin vinden we dan wel een aanzet tot ordening, systematiek of opbouw. Van bij de introductie laat Ching hierover geen twijfel bestaan. Punt, lijn, vlak en volume zijn de primaire elementen van vorm en ruimte, het tijdloze en fundamentele vocabularium van de architect- ontwerper. Uiteindelijk geeft hij tal van interessante en inspirerende voorbeelden maar, volledig in de lijn van de Bauhaus– traditie, blijft de abstracte geometrie het alleroverheersende classificatiesysteem. Ons bezwaar hiertegen is dat de geometrie van toepassing is op alle tastbare en meetbare objecten, dat het sinds de renaissance eigen is aan elke vorm van visuele representatie en dus helemaal niet eigen aan de architectuur en het architectuurontwerpen. Ook Pierre von Meiss spreekt in eerste instantie over compositorische principes waarbij vorm los staat van betekenis, een vorm ’empty of senses’. Pas verderop spreekt hij over ruimte en ruimtedefiniërende elementen. Ruimte wordt omschreven als de holte tussen vloer, muur en plafond. Deze 6 vlakken definiëren een ruimtekubus en, stelt von Meiss vast, zelfs wanneer we deze vlakken reduceren tot de ribben, dan nog blijven we ‘binnen’ en ‘buiten’ onderscheiden. Pas in deze passage wordt de geometrische
leren ontwerpen
Dergelijke publicaties kunnen een beginnende architectuurstudent vooruit helpen bij het ontdekken van het architectonische domein. Zij zijn zeker nodig, nuttig en inspirerend maar toch is er bij elke publicatie wel iets dat ons weerhoudt om het als basishandboek naar voor te schuiven. ‘Pattern Language’ van Alexander (1977) hebben wij wel eens aanbevolen als middel tot sensibilisatie van een student. Maar zijn romantische, idealiserende invalshoek met de nostalgische voorbeelden uit de traditie kunnen een onervaren student wel eens doen vastlopen in kneuterige details. Voor het sociaal engagement van Hertzberger (1991) voelen wij heel wat sympathie, maar het komt soms moraliserend en gedateerd over. Daarenboven lijken zijn lessen eerder een thematische verzameling van observaties, zonder de duidelijke ordening van één of ander denkkader.
BODEM, HORIZON, HEMEL 1AR Brusssel
vorm een ruimte, en de ruimte een existentiële plek. Deze invalshoek wordt in een kort interludium ‘van ruimte naar plek’ iets verder uitgewerkt. Verwijzend naar ‘Bauen, Wohnen, Denken’ van de Duitse filosoof Martin Heidegger merkt hij op dat bijvoorbeeld een grens tussen binnen en buiten niet moet worden gezien als het einde van iets, maar als daar waar plaats wordt gemaakt, waar een gebeuren plaats kan vinden. Maar deze existentiële invalshoek blijkt in het vervolg van de tekst inderdaad een interludium en geen essentieel uitgangspunt. Voor Jean Cousin lijkt de menselijke existentie aanvankelijk wel een essentieel uitgangspunt maar ook hier blijkt dat uiteindelijk slechts een losse aanzet te zijn. Ook hij heeft het over de grens tussen binnen en buiten. Hij vermeldt Gaston Bachelard met de opposities interieur-exterieur en haut–bas en komt uiteindelijk tot ‘l’espace orienté’ van Maurice Merleau-Ponty. De existentiële ruimte van de mens zou worden geïnterpreteerd door middel van drie meetkundige dimensies: een verticale as, een as achter/voor en een transversale as. Rond elke as ziet Cousin de mens bewegen: respectievelijk tollen, rollen en schommelen. Het inperken van deze beweging door middel van vlakken doet een kubus ontstaan. De ruimte van de menselijke existentie wordt omgezet in een geometrische kooi. Maar, zien wij de mens als een marionet tollen, rollen en schommelen rond drie assen? Eerder begrijpen wij de menselijke beweging als een beweging parallel met die assen: naar voor en naar achter, omhoog en omlaag, van links naar rechts. Daarenboven hebben de twee horizontale assen geen vaste oriëntatie, ze zijn vanuit ieders positie verschillend. Alleen de verticale as wordt door iedereen altijd en overal als eenzelfde ‘richting’ ervaren, en heeft als beweging voor iedereen dezelfde relevantie. Onder onze voeten ervaren we de bodem, boven ons hoofd de hemel, rondom ons de horizon. Wellicht is de introductie van de geometrie hier een gevolg van Cousins’ pre- occupatie met de visuele perceptie van architectuur. Dat laatste blijkt ook hieruit: hij omkadert al zijn tekeningen door een ellips die het gezichtsveld voorstelt. Toch willen wij op deze bestaande, moderne traditie verder werken. Ondanks alles komen zij het dichtst bij dat wat wij vanuit onze pedagogische ervaring als ‘handboek’ beschouwen. Wij willen deze 10
denklijn met een beperkte maar wellicht niet onbelangrijke correctie aanvullen en de intuïties van onze voorgangers losmaken uit de modernistische ideologie van de geometrie. Het architectuurontwerp bevrijden van verouderde theorieën uit de grafische en beeldende kunsten zoals het Kubisme en de Stijl, en vrij laten in het meer actuele, postmoderne onderzoeksveld van de semiotiek. SEMIOTIEK VAN DE RUIMTE
De taal creëert betekenis door het plaatsen van één woord tegenover een ander: zwart tegen wit, dag tegen nacht, goed tegen kwaad. Op gelijkaardige wijze geeft de architectonische ingreep betekenis aan een plek. Door het trekken van een grens, het markeren van een punt op aarde wordt de ongedefinieerde ruimte gearticuleerd: het ‘hier’ impliceert een andere plek ‘daar’. Door het ontstaan van ‘hier’ tegenover ‘daar’, door het ontstaan van een verschil ontstaat ook de mogelijkheid, de behoefte en de wil ons te verplaatsen van hier naar daar, het reizen krijgt zin. Hier is de plaats individueel, daar is de plaats collectief en we wensen ons te onttrekken aan het collectieve, of andersom. Hier boven kan ik uitzien en word ik gezien, daar beneden kan ik mij terugtrekken. Het is op deze wijze dat we de ruimte in verband kunnen brengen met de beweging van de mens. We hebben er al op 11
leren ontwerpen
In de enge opvatting van wonen - in een woning of ‘machine à habiter’ - wordt het wonen gemakshalve herleid tot een antwoord op materiële en functionele behoeften van een groep samenwonende mensen. Maar wij wonen niet alleen in een woning, wij wonen ook in onze straat, in onze wijk, in onze stad. Onze woonhorizon strekt zich uit tot de ruimte waaraan wij betekenis kunnen hechten, wij bewonen onze wereld. In die ruimere opvatting beschouwen we het menselijk wonen als het kerndoel van de architectuur. Architectuur maakt het wonen in deze wereld mentaal mogelijk. Het maakt de aarde voor mensen bewoonbaar door betekenis te geven aan een plek of door de betekenis die men hecht aan reeds aanwezige natuurlijke, geografische elementen door een materiële ingreep te versterken. Van uit dit standpunt kan men een ‘topologische semiotiek’ ontwikkelen, een theorie van de betekenis van de plek.
BODEM, HORIZON, HEMEL 1AR Brusssel
gewezen dat het bewegen van mensen voorstellen als een tollen, rollen en schommelen rond de drie cartesiaanse assen van de ruimtemeetkunde geen enkele architectonische relevantie heeft. De mens beweegt van hier naar daar over een horizontaal vlak, soms verplaatst hij zich van hier beneden naar boven daar, of omgekeerd. Men kan daar aan toevoegen dat de verticaliteit iets surreëels heeft terwijl de horizontale richtingen het concrete actieveld voorstellen. In zekere zin zijn alle horizontale richtingen aan elkaar gelijk en vormen zij een oneindig uitgestrekt vlak. Men zou zelfs op een allegorische wijze kunnen stellen dat tegenover deze horizontaliteit, de verticaliteit staat als een ‘axis mundi’ die de drie kosmische rijken - hemel, aarde en hel - met elkaar verbindt. Hiermee nemen we dus afstand van de voormelde ‘cartesiaanse’ ontwerptheorieën. In onze existentiële ruimte, de ruimte waarin wij mensen ons op deze wereld verplaatsen zien wij slechts drie relevante categorieën van bewegen: als hazen ... snellen we naar de horizon, als vogels ... stijgen we naar de hemel, als mollen ... graven we in de bodem. Hoe kunnen we dat alles plaatsen in een theorie van het ontwerpen? Alleen al door te zeggen ‘hier gaan we bouwen ...’ geven we betekenis aan een plek. Maar we willen die betekenis door middel van architectuur realiseren, verfijnen, articuleren. We doen dat door een reeds gedachte grens te concretiseren of te versterken. Bijvoorbeeld door het bouwen van een muur en gewenste relaties mogelijk, en ongewenste moeilijk of onmogelijk te maken, door relaties te ‘filteren’ door middel van een deur, een venster. Uiteindelijk willen we door middel van architectuur de wijze waarop we van ‘hier’ naar ‘daar’ kijken, de manier waarop we onze omgeving observeren, onze relatie met de omgeving aanpassen aan het mogelijke gebeuren dat wij in gedachten hebben en zo geschikt maken voor bewoning. Vanuit onze plek ‘hier’ beschouwen we onze omgeving ‘daar’ als een mogelijkheid, een mogelijke plek ‘daar’. Wij zien het architectonisch ontwerpen als het ontwerpen van de plaats van het mogelijke gebeuren, het ontwerpen van de ‘gedachte ruimte’. De drie fundamentele richtingen waarin we ons verplaatsen zijn tegelijk de richtingen waarin we ons in gedachten kunnen verplaatsen. Wat ons leidt tot drie architectonische ontwerpcategorieën die wij bewust of onbewust hanteren bij het 12
ontwerpen van de architectonische omgeving. Het architectonisch ontwerpen is een denken over de wijze waarop we kunnen ingrijpen op onze existentiële relatie met de BODEM waarop we staan, de HORIZON die ons omringt en de HEMEL boven ons. De relevantie van deze drie fundamentele categorieën voor de ontwerppraktijk wordt op pregnante wijze geïllustreerd in drie situaties die we vinden in de architectuurtheoretische literatuur: - Adolf Loos vertelt hoe iemand door het bos wandelt en plots getroffen wordt door een in de bodem aangebrachte verhoging. Met de spade aangebracht, ongeveer één op twee meter. Iets zegt de wandelaar: ‘... hier ligt iemand begraven ...’ en Loos besluit: dat is architectuur.
- Het tegen zon en regen beschermend dak werd in de functionele traditie gezien als de oorsprong van de architectuur. Aldo van Eyck toont hoe in Guinea, Afrika een dak als een soort baldakijn of als een symbolische hoed door de dorpelingen wordt rondgedragen. 13
leren ontwerpen
- Le Corbusier bouwt aan het meer van Génève een kleine woning voor zijn ouders. Het zuidelijk zicht op het meer met aan de horizon de schitterende bergtoppen van de Alpen zijn adembenemend groots. Hij bouwt een tuinmuur rond het huis en maakt er een venster in, om zo de natuur terug te brengen op de maat van de mens.
BODEM, HORIZON, HEMEL 1AR Brusssel
De hoed, het baldakijn, het dak is meer dan alleen maar een fysieke beschutting.
DE DRIE CATEGORIEËN IN DE PRAKTIJK Om de beginnende architectuurstudent te helpen in zijn ontdekking van de architectuur kunnen we elke categorie in een aantal concrete, typische situaties ‘verwoorden’. We illustreren met woorden hoe een architect met betrekking tot Bodem, Horizon en Hemel grenzen en relaties tussen ‘hier’ en ‘daar’ kan realiseren en optimaliseren. We leggen wel de nadruk op het feit dat, zelfs wanneer we spreken over tastbare, herkenbare dingen zoals vloeren, muren en daken, we daarbij toch steeds de meer abstracte en dus ruimere categorieën B-H-H in gedachten houden. De oppositie hier/daar is de fundamentele ‘denkcategorie’, de begrippen B, H, H zijn drie operationele categorieën van waaruit typische en minder typische grenzen en relaties kunnen worden gedacht en gedroomd:
14
leren ontwerpen
Let wel, deze tabel is slechts een hulpmiddel en heeft niet de rigiditeit van de tabel van Mendelejev. Semiotiek is een menswetenschap, geen fysica: - Opvallend is hoe moeilijk de vakjes bodem/relatie/visueel en hemel/relatie/fysiek met typische elementen in te vullen is. Dat laatste lijkt alleen in te vullen met concrete situaties die neigen naar een vorm van ‘architectuurkunst’. - Sommige verwoordingen duiden tegelijk grens en relatie aan: kolonnade, claustra, ... - Een tussenvloer, verdiepingsvloer, dakterras ... kan naargelang de positie van de beschouwer gezien worden als een plafond (hemel) of een vloer (bodem) .. - Net zo kunnen de begrenzingen van een put (bodem) voor iemand die in de put staat als wanden (horizon) overkomen of kan een dak (hemel) tot op de vloer reiken en zo een wand (horizon) vormen.
Het gaat er hem niet om wat een vloer, put, dak ‘is’, maar welke rol zij spelen in het ontwerp als een door de ontwerper gedachte ruimte van het gebeuren. Zeer kort samengevat, enkele waardevolle 15
voorbeelden van het ontwerp als kaderverhaal of ‘cluster’ van architectonische verhalen:
BODEM, HORIZON, HEMEL 1AR Brusssel
Het Barcelona paviljoen van Ludwig Mies van der Rohe kan beschouwd worden als een perfecte illustratie van ons theoretisch model. De drie categorieën worden hier zeer expliciet en zuiver gedemonstreerd. Men zou kunnen spreken van een materialisatie van het theoretische model: een sokkel, vertikale wanden en kolommen en twee dakvlakken ... niets meer.
Vanuit het theoretisch model nog steeds duidelijk leesbaar, maar iets meer ambigue is het Restaurant La Balsa van Oscar Tusquets en Luis Clotet. De bodem is uitgehold en bovenop de dienstgebouwen zitten de gasten als op een podium. Maar het grote piramidale dak geeft de nodige intimiteit aan het gebeuren.
Het huis van Truus Schröder en Gerrit Rietveld in Utrecht kan gelezen worden als een romantisch verhaal over twee geliefden. Het echte, gedroomde wonen gebeurt bovenop de benedenverdieping, als op een zolderpodium, verheven boven de straat, de burgerlijke stad. Verticale vlakken oriënteren het uitzicht op de omgeving, het natuurlijke landschap weg van de stad. Een dakvlak biedt geborgenheid maar tegelijk laat de doorbreking met het daktorentje als in een cockpit contact toe met de zon, de maan en sterren.
16
Vanuit deze semiotische invalshoek kan de student vrijuit spelen met lijnen en vlakken als compositorische elementen, hij kan experimenteren en de ontwikkeling van constructieve elementen en dragende structuren leren. Maar tegelijk heeft elke lijn, elk compositorisch of constructief element zelfs vooraleer het functionele in pragmatische zin wordt geïntroduceerd, betekenis voor de gebruiker, de bewonende mens. Een vierkant kan een put of een sokkel zijn (volle lijn), een ommuring (dubbele, ingekleurde lijn) of een dak (streepjeslijn). Hij zal van bij het begin beseffen dat wanneer een architect een lijn trekt dit geen louter geometrisch, esthetisch of constructief element is maar een min of meer geprononceerde grens of relatie tussen de plek waar mensen ‘hier’ staan tegenover ‘daar’. Op elk ogenblik, met elke lijn, wordt ook een maatschappelijk verhaal geschetst, toets na toets wordt een mogelijke wereld opgebouwd. Omdat een theorie geen doel is maar steeds een middel, zijn er ook met betrekking tot het ontwerpen verschillende theorieën denkbaar. Dat sluit niet uit dat men binnen een gegeven context (het architectuuronderwijs) en gesteld voor een concrete probleemsituatie (het leren ontwerpen) bewust of onbewust zal moeten kiezen voor één of andere theorie, één of ander middel, het meest efficiënte middel. Zoals ook Pierre von Meiss stelt: een ontwerptheorie is voor de pedagoog een noodzaak, al is het uitsluitend voor eigen gebruik. We hebben deze uitgangspunten hier en daar in de onderwijskundige realiteit van de lessen architectonisch ontwerpen kunnen testen. Onze tekst is dan ook niets meer dan een aanzet tot verder onderzoek.
17
leren ontwerpen
TOT SLOT
DEEL 2: LEREN ONTWERPEN IN HET ONTWERPATELIER Of hoe de theorie in de pedagogie verwerken Cathérine Mengé en Hugo VandeVondele
BODEM, HORIZON, HEMEL 1AR Brusssel
De beginnende architectuurstudent heeft een 18-tal jaar gewoond, meestal in een huis, woning of appartement. Met het gaandeweg verruimen van zijn ‘woonhorizon’ mag men er van uitgaan dat een 18-jarige student ook woont in een straat, een stad, de wereld .. op deze aarde. Als ontwerpdocent binnen ons onderwijssysteem zijn er enkele belangrijke uitgangspunten : - dat een eerstejaarsstudent nog geen expliciete kennis heeft met betrekking tot architectuur en architectuurontwerp maar wel 18 jaar impliciete woonervaring heeft. - dat de instroom van studenten heterogeen en divers is - dat het leren van de student ‘gefaciliteerd’ moet worden (P. Janssen) door de student te confronteren, uit te dagen, maar tegelijk dat elke leerfase kan eindigen met een resultaat waar hij trots op kan zijn. De theorie van ‘Bodem, Horizon, Hemel’ kan elke student bij de start van het eerste jaar architectuur begrijpen en concreter ervaren dan een abstracte theorie die vertrekt vanuit punt, lijn, vlak, volume. Het horizontale oppervlak van de aarde komt overeen met de ‘bodem’, die op verschillende manieren bewerkt kan worden, met wanden kan men de ‘horizon’ bespelen en ruimte vormen, het dak schermt ons af van de ‘hemel’. Op die manier krijgen de studenten bij de start van het eerste jaar een houvast mee om ruimtes te leren ontwikkelen. Binnen dit kader kan de student met ruimte experimenteren en stapsgewijs onderzoek uitvoeren. In de eerste ontwerpoefeningen is de gestelde vraag eenvoudig en gaat het vooral over ruimtedefinitie via bewerking van bodem en/of toevoeging van wanden en/of daken. Geleidelijk leert de student in te spelen op de kwaliteiten van de context: niveauverschillen, oriëntatie, uitzichten, stedelijkheid, landschappelijkheid... 18
Basisbegrippen van de compositie worden reeds geïntroduceerd ; in kleine vingeroefeningen leert de student de architecturale begrippen zoals bv. cluster en ordening, hiërarchie en dominantie, statisch versus dynamisch ……concretiseren. Daarnaast is het wenselijk dat de student door het kopiëren, transformeren en interpreteren van bestaande (heldere en leesbare) voorbeelden, bewust wordt gemaakt van de constructieve, functionele en esthetische aspecten van de architectuur. De praktijk 1. Bodem :
1 een brede trap naar een lager gelegen plek in de bodem 2 een veelheid van bodem-uitsnitten met elkaar verbonden 3 opgeheven bodemvlakken definiëren verschillende plekken
19
leren ontwerpen
In eerste instantie leren de studenten een plek definiëren, door de bodem te bewerken. Door delen van de bodem uit te hollen of massa toe te voegen krijgt een natuurlijke plek een kunstmatige nieuwe definitie. Belangrijk hierbij is dat de student het ruimtelijk onderzoek in relatie brengt met de menselijke maat. Verder worden de kwaliteiten van de reële of virtuele context mee in het onderzoek opgenomen. Zo traint de beginnende architectuurstudent gevoel voor compositie, schaal, contextpotenties enz….
2. Horizon :
BODEM, HORIZON, HEMEL 1AR Brusssel
In een tweede fase wordt ‘de horizon’ bespeeld door het toevoegen van muren. De afstand tussen de muren in relatie tot de lengte bepaalt het ruimtegevoel. De (binnen- en buiten-)ruimtelijkheid wordt door de studenten uitgetest. Belangrijk daarbij is dat de kwaliteiten van de reële of abstracte context geïntegreerd worden. Hier kan een functie of een verhaal aangegeven worden om de architecturale ingreep inhoud te geven.
4 uitholling en toevoeging van hoofdzakelijk vertikale vlakken 5 compositie met horizontale en vertikale vlakken 6 vertikale wanden beheersen de compositie
3. Hemel : Het toevoegen van horizontale vlakken (vloeren, daken, luifels) kan een plek nog meer identiteit geven. Licht en donker, open en gesloten komen spelenderwijs aan bod. Hoogte en grootte van de ingebrachte vlakken staan in verband met de afstand tussen de muren en de ruimte die men beoogt te bekomen. Eigenschappen zoals geborgenheid, donker en licht, groot en klein, hoog en laag, naar binnen gekeerd zijn, naar buiten georiënteerd zijn , overgang van buiten naar binnen en omgekeerd enz..kunnen aan bod komen.. 20
7 schetsend visualiseert de student de ontworpen ruimtes en de belevingswaarde, door mensen te tekenen wordt de tekening geschaald 8 een lager gelegen watervlak, een wadende mens, een wand, een luifel
9 de trap is uitgehold uit de bodem, deze wordt door een wand in twee gesplitst, waardoor links een overgangsruimte naar de binnenruimte ontstaat, die door de positie van de wanden een driehoekige vorm heeft… 10, 11 een eiland van 30 x 30 m wordt bewerkt met uithollingen en toevoegingen
21
leren ontwerpen
4. Integratie van de thema’s bodem, horizon, hemel verleent de student een basis aan ontwerpkennis en vormenschat waarmee reeds op heel wat ruimtelijke vragen geantwoord kan worden. In een volgende stap kunnen overgangsruimtes en binnenbuitenrelaties verfijnd worden, kan interieur en structuur aan bod komen en kunnen complexere functionele vraagstukken aangepakt worden.
BODEM, HORIZON, HEMEL 1AR Brusssel
12 vlakken uitgegraven uit de bodem, massieve toegevoegde balk, verticale en horizontale vlakken
5. Media: tekenen, cad, maquette: Belangrijk is het visualiseren van de ruimte om op die manier het ontwerp of het ruimtelijk idee bespreekbaar te maken met anderen. Als medium leren de studenten zowel manueel als met de computer de ruimtes weer te geven. Ook maquettes worden als een goed werkinstrument beschouwd. 5.1. Manuele tekentechniek - plannen en schetsen : In de eerste weken ontwikkelt de student minstens op elementair niveau een techniek waarmee hij zijn verbeelding (de gedachte ruimte) kan voorstellen.. (voorstellingstechnieken, in het bijzonder de snelle schets met de vrije hand). - isometrie: techniek die de architectuurstudent in staat stelt om op een eenvoudige manier zijn ontwerp weer te geven tot een leesbare ruimte.
13 het eiland is bewerkt met een wand, een theater uitgehold in de bodem, luifels, bruggen : medium isometrie
22
14 Bewerking van eiland, medium : sketchup
23
leren ontwerpen
5.2. cad : Met een tekenprogramma zoals ‘Sketchup’ kan de student in deze fase eenvoudig en efficiënt het ontwerp ruimtelijk voorstellen. Maar zoals elke andere techniek bevat ook dit tekenprogramma ‘valkuilen’. Zonder doordachte omkadering zal de onervaren student geen ontwerpproces op gang brengen, maar geneigd zijn om te snel een te mooi afgewerkt, drie- dimensioneel beeld te maken van iets wat in zijn ogen lijkt op een architectuurontwerp. Onze invalshoek leert hem daarentegen hoe met Sketchup een plek kan worden gedefinieerd door enkele eenvoudige bewerkingen van de categorieën Bodem, Horizon en Hemel. -Op de eerste plaats wordt gevraagd te starten met het aanbrengen van een ‘bodem’ in het programma, zodat er geen in de ruimte zwevend object ontstaat, maar een plek onder de hemel en op de aardbodem. -Op de tweede plaats wordt het trekken en induwen van volumes geweerd door het werken met horizontale en verticale vlakken die een compositie vormen, zodat de valkuil van gedecoreerde volumes vermeden kan worden. -Op de derde plaats wordt de student vrij snel gewezen op noodzakelijke structuur, gezien het programma verleidt tot ongelimiteerde overspanningen, zwevende daken enz… - Pas daarna wordt ‘de doos gesloten’: het onderscheid binnen/ buiten wordt gematerialiseerd (deuren en ramen, glazen wanden). Er wordt een functie geïntroduceerd (verwarmde en verlichte ruimte die functioneert als woning, kantoor, .. ) en de daarmee gepaard gaand, wordt ruimtelijke indeling en organisatie geoefend.
BODEM, HORIZON, HEMEL 1AR Brusssel
5.3. Maquette Als medium blijft de maquette zijn waarde behouden ten opzichte van CAD. De student heeft de mogelijkheid vrij snel composities uit te testen; muren en luifels te plaatsen, bodem te bewerken door uitholling en toevoeging enz…. Het 3D gehalte is ‘groter’ dan een print van een cad-tekening
15 compositie met horizontale en verticale vlakken inspelend op de context : medium maquette
Besluit ‘Bodem, horizon, hemel’ kan een interessant uitgangspunt zijn bij de eerste atelieropdrachten. Het biedt aan de beginnende architectuurstudent een ‘veilig’ kader waarbinnen boeiend ruimtelijk onderzoek en onderzoekend ontwerp kan plaatsvinden. Stapsgewijs spelen en experimenteren met ruimte leidt tot architecturale inzichten, die later op een geïntegreerde manier binnen complexere opdrachten kunnen toegepast worden.
Werk van de volgende studenten werd getoond: 1 Julie Haenecaert 2 Elise Vanden Elsacker 3 Evelien van Kemenade 4 Robin Vanderstraeten 5 Kenneth Van Nieuwenhuyse 6 Jasmien Wouters 7 Robin Julien 8 Jolein Gorris
9 Niels Van Elven 10 Björn Bracke 11 Matthias Hemelsoet 12 Nick Vanoppen 13 en 14 onbekend 15 Rebecca Vanysacker
24
Alexander, Christopher (1977), Pattern Language. Towns, Buildings, Constructions, New York: Oxford UP, 1977 Bekaert, Geert (1976), Mensen Wonen, in: Omtrent Wonen, Antwerpen: UFSIA, 1976 Ching, Francis D.K. (1979), Architecture : Form, Space and Order, New York: Van Nostrand Reinhold, 1979 Cousin, Jean (1980), L’espace vivant, Paris : Moniteur, 1980 Greimas, Algirdas Julien (1972), ‘Pour une sémiotique topologique’, in : Sémiotique et sciences sociales, Paris : Seuil, 1972 Hertzberger, Herman (1991), Lessons for Students in Architecture, Rotterdam: 010, 1991 Heynen, H., Loeckx A., De Cauter L., Van Herck K. (red), Dat is architectuur. Sleutelteksten uit de twintigste eeuw, Rotterdam: 010, 2001 Norberg-Schulz, Christian (1971), Existence, Space and Architecture, London, 1971 VandeVondele, Hugo (1994), ‘Over een huis en een verhaal. Een semiotische analyse van het Rietveld-Schröder¬huis te Utrecht’, in: Jaarboek 1992-1993. Hoger Architectuurinsti¬tuut Sint-Lucas, Gent: CAO, 1994, pp. 30-37 VandeVondele, Hugo (1996), ‘Het verlangen naar architectuur’, in: Archis, 6-1996, pp 66-67 VandeVondele, Hugo (1999), ‘Een semiotiek van de gedachte ruimte’, in: J. Maas en A. Smeets (red), Werktekenin¬gen, Semiotische constructies in blauwdruk, Tilburg: University Press, 1999 von Meiss, Pierre (1986), De la forme au lieu, Lausanne : Presses Polytechniques romandes, 1986
25
leren ontwerpen
Bibliografie:
SCHAKELEN VAN WONEN 2AR Brussel
[Schakelen van wonen] Omschrijving van de opdracht Deze opdracht verloopt in verschillende fases; ze vertrekt bij individueel wonen en de architecturale/ruimtelijke woonkwaliteiten die hiermee gepaard gaan. In een volgend leerproces wordt collectief wonen geïntroduceerd d.m.v. het schakelen van twee wooneenheden, waardoor de openbare en publieke ruimte belangrijk wordt en tevens om een architecturale vertaling vraagt. Schakelen houdt eveneens een start van stuctureel denken in, waarop de docenten van deze vakken konden inpikken tijdens hun colleges. Op parallelle wijze wordt een marge oefening opgegeven waarbij de student onderzoek doet naar goede voorbeelden ter onderbouwing van zijn ontwerpopdracht. Van bij de start kiezen we ‘het appartement’ als woontype omdat het reeds vervat zit in een collectief geheel en trachten we vooral het wonen van morgen te stimuleren door begrippen als casco, d.i. een architecturale ruimte die de bewoner een graad van vrijheid geeft en kangoeroe woning, verwijzend naar een solidaire vorm van wonen waarbij meerdere gezinnen samenhuizen (bv. een inwonende ouder). De studenten worden bewust gemaakt van het feit dat bewoners reeds verschillende creatieve oplossingen geven aan vormen van wonen die duidelijk afwijken van de standaard oplossingen en dikwijls meer cultuuruitstraling inhouden. Voorbeelden hiervan zijn het herbruiken en hervormen van een pastorij, fabriekspanden, stapelruimten, industriële panden, werkplaatsen, winkels, scholen...tot woning. De studenten leren dat herbruik van het bestaande patrimonium een gelijkwaardig alternatief kan bieden aan nieuwbouw. Bij het schakelen van twee appartementtypes wordt verwacht dat men zich niet beperkt tot het samenvoegen van types van woningen, zoals bv. bij rijhuizen, maar men onderzoek doet naar de mogelijke voordelen van schakelen zoals uitbreidingen of opsplitsingen en de creatie van gemeenschappelijke delen die ontmoetingsplaatsen vormen en samenwonen stimuleren. (Voorbeeld: buurvrouw/man is babysit voor een jong koppel) Door aandacht te vragen voor de publieke ruimte wordt geleide26
lijk het begrip stedenbouw geïntroduceerd omdat de studenten na de bachelor kunnen kiezen voor ondermeer de richting stedenbouw. Door de inrichting van de appartementen te bestuderen blijft de aandacht voor de opleiding tot interieurarchitect levendig. Evaluatie Na reflectie over deze opdracht constateren we volgende zaken: • Het wonen in een appartement is onvoldoende gekend en de studenten vertrekken meestal vanuit hun gekende ervaringen: huisje, tuintje,... • Het actuele programma vanuit casco en/of kangoeroe is onvoldoende bekend. • De mogelijkheid tot herindeling van ruimten en programma’s wordt onvoldoende onderzocht.
meerwaarde door collectief wonen
Om tegemoet te komen aan bovenstaande euvels, lijkt het zinvol concrete voorbeelden te bezoeken van bij de start en te verwijzen naar actuele exemplarische realisaties. Het inrichten van de ruimte moet tevens beter bestudeerd worden vanuit verschillende levenscycli: als kind aan huis, jong koppel dat gaat werken, gepensioneerden. Het is duidelijk dat vanuit andere disciplines waardevolle informatie kan aangereikt worden ter ondersteuning van dergelijke opdracht. Zoals bij elke opdracht zijn er studenten die tot relevante voorstellen komen. Eigen aan deze studenten is dat ze zeer actief aanwezig zijn tijdens de atelieroefeningen en onmiddellijk hun ideeën concreet uittekenen, waardoor de begeleiding veel efficiënter kan verlopen. Als voorbeeld tonen we de ontwerpen van Kevin De Smedt, Brecht Van Duppen en Sander Van Duppen:
Kevin vertrok vanuit een origineel onderzoek van bij de beginfase van een appartement, met name een structureel element dat werd onderzocht naar mogelijke programma-indelingen. Brecht bouwt een modeldossier op met zeer veel leesbaar materiaal, terwijl Sander een extreem intelligent ‘spel’ speelt met de opgave en een overzichtelijke en intelligente organisatie ontwikkelt. Het zijn alle drie uitzonderlijke studenten die telkens vanuit een goed onderbouwde inzet, trekkers en voorbeeld zijn voor het atelier. Jan Bruggemans 27
SCHAKELEN VAN WONEN 2AR Brussel
Wat is circulatie? Slechts de verbinding unit – unit-openbaar? Is collectief wonen slechts het groeperen van units, waarin ieder zijn eigen leventje leidt? Collectief wonen is vooreerst samenwonen van mensen in één grote unit, opgedeeld in kleinere units. Circulatie hiertussen zorgt voor sociale interactie. De mens leeft in en buiten zijn unit; de circulatie moet dus ook beleefd worden. Men kan er samenkomen, wandelen,... Kortom de circulatie kan veel meer zijn dan enkel een verbinding en moet net als de units zelf, ook aandacht krijgen. Zodat er overal in het gebouw kan geleefd worden. HET GEBOUW LEEFT. Kevin De Smedt
28
29
meerwaarde door collectief wonen
30
SCHAKELEN VAN WONEN 2AR Brussel
31
meerwaarde door collectief wonen
SCHAKELEN VAN WONEN 2AR Brussel
In dit ontwerp wordt gestreefd naar openheid en maximale toetreding van daglicht. De appartementen zijn zo ontworpen en aaneengeschakeld dat het daglicht tot diep in alle ruimten kan binnendringen. Het grondplan van het gezinsappartement verzekert in elke slaapkamer de privacy; door deze manier van schakelen kan men niet bij elkaar binnenkijken. De leefruimten, waar zich ook de grootste glasoppervlakken bevinden, zijn steeds van de andere appartementen weggericht en bieden uitzicht op het landschap. De appartementen zijn makkelijk te bereiken via een open trappenstructuur, passerelles en balkons; allen ‘zweven’ tussen de opeengestapelde units. Slechts enkele tweepersoonsappartementen bevinden zich ter hoogte van het maaiveld, zodat de ruimte onder en tussen de units zoveel mogelijk voor groen en ontspanning wordt vrijgehouden, waardoor de sociale controle gegarandeerd wordt. Brecht Van Duppen
32
33
meerwaarde door collectief wonen ondertitel
SCHAKELEN VAN WONEN 2AR Brussel
Hoe zou een verticale tuinstad eruit zien? De Unité d’ habitation in Marseille zou aan dit beeld moeten beantwoorden; toch ziet het er helemaal niet uit als een tuinstad. Een interessant uitgangspunt voor een nieuw ontwerp... Donkere gangen zijn veranderd in straten die via “tuintjes” met de buitenlucht zijn verbonden. De appartementen bestaan uit drie verdiepingen zodat de openingen met de tuintjes groter zijn en de lichttoetreding makkelijker wordt. De straat bevindt zich op de middelste verdieping van een appartement en biedt toegang tot het appartement, aan de ene kant, en de tuin, aan de andere kant. De bovenste verdieping, die langs alle kanten in contact staat met de buitenlucht, is het meest private deel waarin de bad- en slaapkamers zich bevinden. Onder de straat, de laagste verdieping, is het minder private deel van het appartement met de leefruimte, … en is het appartement rechtstreeks verbonden met de “tuin”. Sander Van Duppen
34
meerwaarde door collectief wonen
schakeling-snedeschakeling
35
36
SCHAKELEN VAN WONEN 2AR Brussel
37
meerwaarde door collectief wonen
[OVERDEKTE MARKT]
Opdrachtomschrijving
Het is een open opdracht met een focus op structuur. Programma en locatie zijn niet uitgebreid gegeven.
Studiereis naar Barcelona, maart 2008
OVERDEKTE MARKT 1aAD Gent
De markt, een plaats voor handel, werd bezocht tijdens een studiereis in Barcelona. Een hedendaags voorbeeld vonden we in Enric Miralles’ Santa Catarina Market.
Het eerste project werd besproken en geanalyseerd; een presentatie door Chloë Morel gaf inzicht en duiding. De markt werd geobserveerd en geobjectiveerd. De tweede overdekte markt is een historisch referentie vlak bij de bekende Ramblas. Studenten werden gemotiveerd een diner te organiseren in Centric Point, ons hotel in Passeig de Gràcia.
We bezochten met de focus op olijven en sardines. Het hoofdgerecht werd spaghetti met gehakt, tomaten, fijne kruiden en oliën. Het marktbezoek werd afgerond met de aankoop van heerlijke wijnen en bier. Het subject werd beleefd. ‘Architectuur verdwijnt in wat ze aanwezig stelt’ (G. Bekaert).
Het atelier wordt in vier groepen verdeeld. Zoals reeds aangehaald, wordt geen exacte locatie en programma gepresenteerd. Een student wordt verondersteld met de bagage van vorige jaren een stedenbouwkundige analyse en een opbouw van een programma te ontwikkelen. Locatie en programma worden voorgesteld door de vier groepen. Dit resulteert in een intellectueel comfortabele actie. De bevestiging werd gezocht tijdens de presentatie. Ik geef geen mening. Als architect ervaar je dagelijks de complexe samenleving waarin we ageren. De waarheid is meervoudig. ‘Je doute, je pense donc je suis’ (Descartes) De student wordt aangemoedigd om nauwgezet het terrein, de invloeden van wind (tocht, heersende windrichting,…), water (grondwaterniveaus, historische waterlopen,…), grond (verhardingen, ondergrond,…), licht (oriëntatie, coördinaten,…) op te nemen. Daarna wordt een voorontwerp van de overdekte markt gemaakt en voorgesteld. Opnieuw bevestiging tijdens presentatie. Ik vraag naar de consequenties van hun beslissingen. Dit is het moment om ‘je doute’ te introduceren. De ‘image’ wordt geconfronteerd met de zelf gevonden limieten en hun consequenties. Nieuwe limieten dienen zich aan, gemaakte keuzes krijgen een hogere complexiteit. Meer limieten en het waarderen van limieten verplicht de ontwerper tot het stellen van de juiste vragen. Bij de gratie van de juiste vraag kan een antwoorden een tijdelijk evenwicht vormen. Het zijn de antwoorden die afgetast worden om hun consequenties en hun potenties, een terugschakeling enerzijds en het creëren van mogelijkheden anderzijds. Het lijkt me dat een architect omgaat met dit spanningsveld om het ontwerp te begeleiden.
structuur/infrastructuur in stedelijke context
Werkwijze
OVERDEKTE MARKT 1aAD Gent
Tijdens een ontwerpproces is het van belang limieten te onderkennen. Onmiddellijk dient zich de eerste vraag aan: Welke limieten? Welke weging krijgt elke limiet? De student wordt gedwongen om strategieën te ontwikkelen. . Daar er in opdracht geen exacte locatie en programma is gepresenteerd, rust er een grote verantwoordelijkheid op elk groepje studenten. Er is geen houvast, behalve hetgeen men zelf beslist heeft. Dit wordt ervaren als een confrontatie met henzelf. De meningsverschillen binnen de groep zijn van rationele aard. De duidbaarheid van de meningsverschillen zou moeten leiden tot oplossingen.
In uitzondering kan een groep worden gesplitst wanneer onoverbrugbare meningsverschillen zich voordoen. Er wordt ervaren dat de ijking van het terrein, de structuur en initiële ontwerpbeslissingen met elkaar communiceren. Elke limiet bepaalt mede de structuur, de architectuur van de overdekte markt. Wim Goes
40
“Als studenten is deze methode helemaal anders dan we bij vorige projecten gewoon waren. We werken nu anders: waar we bij de voorbije ontwerpen streefden naar een perfect beeld, dat zo goed mogelijk een antwoord bood op het gevraagde, wordt er nu vertrokken van de mogelijke probleemstellingen om tot een ontwerp te komen. Die problemen werden de voorbije keren opgelost door het ontwerp aan te passen, wat vaak leidde tot onnodige constructies. Door nu preventief met die problemen (limieten) bezig te zijn, proberen we op een zo logisch mogelijke manier te denken over de manier waarop onze constructie verwezenlijkt wordt. We denken veel meer na over
elke stap of elke lijn die wordt gezet. Dit leidt vaak tot conflicten met onszelf, maar door in groep te werken ook tot conflicten in de groep. Hierover spreken, leidt tot een beter eindresultaat. Doordat er geen programma of site vooropgesteld was, is het aan ons, als groep om zelf op zoek te gaan naar de beste beslissingen hiervoor en zijn we daar zelf ook verantwoordelijk voor. Deze verantwoordingen zijn nodig wanneer de begeleiding ons confronteert met elke beslissing die we nemen.
41
structuur/infrastructuur in stedelijke context
Studenten reflecteren
Deze ontwerpmethode zorgt er voor dat we als studenten anders gaan kijken wanneer we een opgave krijgen. We beseffen dat we in de toekomst veel meer met de problemen of limieten preventief rekening gaan moeten houden.” Charlotte De Baets, Glenn De Hondt, Chloë Morel, Tim Setten
OVERDEKTE MARKT 1aAD Gent
“Bij deze opdracht is er sprake van een iets andere aanpak dan vorige perioden. De keuze is aan ons om een site te kiezen. Waar is volgens ons een goede plek in de stad Gent om een overdekte marktplaats te bouwen? De waaier aan mogelijke open ruimtes wordt getoetst aan
enkele belangrijke eisen. Je maakt een keuze met gevolgen waar je later rekening moet mee houden. Het programma, een marktplaats, biedt de mogelijkheid om je te focussen op de structuur. Opnieuw krijg je verschillende mogelijkheden om een overspanning te maken, zonder de omgeving te vergeten. Je bent aangewezen op je groep om die keuzes te maken. Via de site, documentatie en gesprekken tijdens het atelier bekom je telkens meer informatie, inspiratie en meer stof die je tot het denken aanzet.” Laure Vandenbroucke 42
genomen beslissingen en zo kunnen de consequenties van deze beslissingen nieuwe limieten vormen. Op deze manier wordt het ontwerp een logisch gevolg van alle genomen beslissingen. Dit lijkt misschien een beperkende werkwijze, maar zo word je het meest geconfronteerd met hoeveel mogelijkheden er zijn.” Marieke Vanloocke, Simon Anckaert , Lien De Vuyst , Melissa Mertens, Brecht Van Acker
43
structuur/infrastructuur in stedelijke context
“Via deze opdracht leren we op een andere manier ontwerpen, de architecturale probleemstelling op een andere manier bekijken. Tot nu toe was de werkmethode om vanuit het concept een vorm te creëren en op die manier een bepaalde esthetiek te bekomen. Deze methode gaf ons maar een beeld, waarvan we achteraf de problemen moesten oplossen. Nu leren we de limieten/voorwaarden van de site en de opdracht voorop te stellen. Deze limieten bieden mogelijkheden en beperkingen die bepaalde consequenties hebben voor het ontwerp. Door in groep te werken kunnen we een bredere visie ontwikkelen, maar tegelijkertijd moeten we leren overleggen en samen beslissingen nemen. Als groep word je soms geconfronteerd met eerder
OVERDEKTE MARKT 1aAD Gent
“Inhoud van de opdracht: Een gebouw ontwikkelen vertrekkend vanuit structuur was voor ons iets nieuw. Structuur was tot op heden iets wat we vaak pas op het laatste moment binnenbrachten in het ontwerpproces. Nu beseffen we hoe belangrijk het is om het er al van bij het begin te betrekken. Het kan leiden tot andere inzichten, oplossingen, toepassingen waar men anders niet eens aan zou denken. Het kan een definitie zijn van het ontwerp. Daarnaast was het ook interessant om eerder proefondervindelijk en onderzoekend te werk te gaan. Er werd onderzoek verricht naar verschillende oude en nieuwe structuuropvattingen, naar voorbeelden en ideeën over structuur (cfr presentaties Yona Friedman/Learning
from Las Vegas en reis Barcelona/Gaudi). Structuurmaquettes en proefondervindelijke testen inzake de krachtenwerking in de structuur moesten ons de nodige inzichten verschaffen. Naar begeleiding en werkwijze: De constante wisselwerking tussen de studenten en de begeleiders van het traject (Wim Goes, Patrick Lints, Caroline Voet, Geert Houvenaegel) heeft voor leerrijke discussies gezorgd. Voor velen van ons was het werken in team nieuw. Het constant geven/ontvangen van feedback en het uitwisselen van ideeën en visies heeft naar onze mening een positieve invloed op een ontwerp en het ontwerpproces.” 44
Ellen Debruyne, Peter Decuypere, Elisabeth Lehouck, Annelies Vijncke
45
structuur/infrastructuur in stedelijke context
Quotes Wim Goes: “Architectuur is een houding.” “ Informatieverwerking moet je niet om dingen uit te sluiten, je moet het doen om dingen mogelijk te maken. Zet de problemen waar je op stoot om in mogelijkheden om je doel te bereiken.” “Je moet de begeleider zijn van het ontwerp, niet de ontwerper.” “ Door je ontwerp ‘open’ te laten kunnen mensen er zelf een idee of interpretatie aan geven. Het is beter om vrijheid te creëren dan vrijblijvendheid.”
[HYBRIDE] Ontwikkelingsprocessen bepalen de kwaliteit van het product. Hoe groter het te verwachten aantal verkochte exemplaren van het product, hoe groter het bedrag spendeerbaar aan ontwikkelingskosten. Ontwikkelingen gebeuren in teamverband, diverse disciplines zijn betrokken: marketing, design, ingenieurs, economie, productie, reclame… enz. Confrontaties tussen deze disciplines verrijken het ontwerpproces. Prototypes testen het product.
HYBRIDE 1eAD Brussel
In schril contrast staat de totstandkoming van een architecturaal ontwerp. Een gebouw is vaak het product van een éénduidig proces: de bouwheer heeft bepaalde verwachtingen en maakt deze over aan de architect die vervolgens, na enig overleg, het gebouw zijn definitieve vorm geeft. Sinds vorige eeuw heeft men, in beperkte mate en met wisselend succes, serieproductie proberen te introduceren in de architectuur. Een interessanter fenomeen is het feit dat ook bij architecten het besef ontstaan is dat, in analogie met de productontwikkeling, meer in equipeverband met andere disciplines dient gewerkt te worden en dat net daardoor architectuur mede de discussie kan voeren in de evolutie van het maatschappelijk bestel. In de opleiding tot architect probeert de student in eerste instantie zich de tools en het vocabularium van architectuur eigen te maken. Het zich opsluiten in deze eigen architectuurtaal wordt in deze opdracht echter bewust vermeden. Scholen zijn natuurlijk niet in staat om onmiddellijk een multidisciplinair ontwerpplatform aan te bieden en deze opdracht betracht deze doelstelling helemaal niet. Deze opdracht heeft wel een bescheiden doch, onzes inziens, belangrijke doelstelling: namelijk in het ontwerpproces bewust een, niet onmiddellijk aan de eigen discipline gerelateerde, factor te betrekken die bovendien ontwerpsturend dient te werken. Juist daardoor wordt een aanzet tot vernieuwing in de architectuur nagestreefd.
46
Hybride betreft in deze opdracht niet enkel het uit onze discipline afkomstige structurele, vormelijke, typologische enz. Hybride in deze opdracht kan bijvoorbeeld ook het samengaan betekenen van immobiele en mobiele structurele aspecten. Hiertoe zullen specifieke architecturale structuren uit de bouwwereld gekoppeld worden met mobiele structuren, geïnspireerd op of afkomstig van andere disciplines dan deze van het architecturaal bouwen. De student zoekt zelf contact met specialisten uit een andere discipline en leert de aldus bekomen input te verwerken tijdens het ontwerpproces. Op deze wijze leert hij vooreerst in een beperkt equipeverband met een andere discipline te werken.
Eugeen Liebaut NB zie ook term uit de kunst: HYPERLINK “http://nl.wikipedia.org/ wiki/Cross-over” cross-over, zie ook hybride architectuur, momenteel in grote mate populair in de architectuur-avant-garde.
47
mobiele-immobiele structuren
Bij deze opdracht is het vak Bouwtechnieken sturende component en is het vak Geschiedenis en Theorie de ontwerpondersteunende component.
HYBRIDE 1eAD Brussel
This architecture is a quest to find a plausible solution to preserve the earth. This in search of a different approach of ‘using’ the energy cycle. Known as a cycle between energy sources and their outputs. But, what if these come together and make architecture react autonomously, just like nature does? What if nature itself teaches us how to play with the climate, the energy and in the end: our world. Mimosa pudica (tickle me plant) is well-known for its rapid plant movement. In the evening, at sunset, the leaflets fold together and the whole plant collapses downwards. At sunrise it will reopen. The leaves will / shall also close under various other stimuli, such as, warming, touching or shaking. The movement is caused by “a rapid loss of pressure in strategically situated cells that cause the leaves to droop right before one’s eyes”. One of the strategies of life- this is warmth, the climate is maybe the perfect method to change the architectural point of view towards the need to use energy. What if there is a material that reacts just like the mimosa pudica? Fortunately there is such a material named the muscle wire, also known as: Shape Memory Alloy’s. A shape memory alloy is an alloy that remembers its shape. After a sample of SMA has been deformed from its original crystallographic configuration, It regains its original geometry at high temperatures, simply during unloading. 48
Shape memory alloy’s react at temperatures above 30°C. When the sun shines upon the SMA, they easily get a temperature of 50°C: the whole structure will open in summer and will be closed in winter and night.
°°°With this shape memory alloy, a material that’s capable of imitating natures reactions, we are able to make architecture that responds to the climate, just like the Mimosa pudica does and so we make architecture that gives a nice environment in every way because it reacts like we will react on the climate. and this without the use of external energy... NO ENERGY USE architecture. 49
mori.vivi.
By making efficient use of this sun heated system, we can optimally play with the extra natural energy. For example, when the temperature is low the roof closes and warmth is preserved. When the temperature is high, the roof shrinks, and nature wind and shadow are used for cooling. by playing with this kind of energy we can keep comfort costs low.
Economic performance and compatibility By making efficient use of the sun heated system, we can play optimally with the extra natural energy sources that will be gained by the dynamic roof. For example, when temperature is low, the roof closes and warmth is preserved. When temperature is high, the roof shrinks and natural wind and shadow are used for cooling. By playing with this kind of energy sources we can keep comfort costs low. This way the design is also self-sufficient: once constructed, the design can adapt itself to the climate, which will automatically lower the energy costs.
HYBRIDE 1eAD Brussel
Contextual and aesthetic impact About 365 000 passengers cross ‘North Station’ every single day. Hence this railroad station is a very busy and dynamic cross point in the capital of Belgium and Europe. To emphasize these human dynamics and its urbanism, the station will no longer be a static building, rather a dynamic icon with weaving structures and a climate responding roof. Ecological quality and energy conservation By using shape memory alloys we can make a building that responds to the climate and uses no energy. It’s a closed energy cycle where sources and outputs come together and make architecture react autonomously, just like nature does. We can name it a ‘climate responsive “no energy” train station’. Thus ecological quality and energy conservation are the main principles of this design. Wesley Degreef
50
51
mori.vivi.
52
HYBRIDE 1eAD Brussel
Rogierplein 2008 De chaos in de hedendaagse grootstad neemt géén genoegen met een statische invulling van steeds complexere vragen (zoals daar zijn: overbevolking, rassenhaat, pollutie, ...). Enkel een hybride ontwerp is flexibel genoeg om de onmenselijke schaal van de openbare ruimte te kunnen breken. Het Rogierplein is hierbij de ideale test-case. Het ontwerp, een veranderlijke overkapping, behoort niet tot het fysieke, noch het virtuele domein: het is een hybride tussenvorm: een buffer tussen het ondergrondse metrostation en de megalomane hoogbouw. Het gebouw zet informatie van lokale belangen-netwerken om naar fundamentele bouwstenen en reflecteert die in zijn vorm. De structurele flexibiliteit zorgt voor de nodige variabele ruimtelijkheid. Parameters als weer, verkeersdrukte, evenementen en werkuren krijgen een vormelijk antwoord. De architectuur is in beweging, op zoek naar zijn ideale vorm.
architecture online!
Olmo Peeters
53
54
HYBRIDE 1eAD Brussel
55
architecture online!
Architectuur is te traag voor onze zappende geest? Wat is de levensduur van tegenwoordige gebouwen, of eerder, wat is de wens van de consument? Deze vraag heeft geen eenduidig antwoord. Wel is zeker dat de cultuur waarin we nu leven een soort van ZAP_cultuur is waar preferentie en tijdelijkheid consumptieproducten worden. Voorbeelden: Thunder Horse is een olieplatform. Bouwkosten: boven 1 miljard dollar. Het platform wordt verwacht 25 jaar in productie te blijven en daarbij een miljard vaten olie te produceren. Kan er op een manier gebouwd worden die de zap_cultuur kan bevredigen en tegelijkertijd de absurd hoge bouwbalast en het verbruik beperkt?
HYBRIDE 1eAD Brussel
*Stel mutatie_ aanpassen - van context, van programma, structuur. Mutatie impliceert het bewerken van een erfenis en het transformeren naar een betekenisvolle site? Recupereren van ruimtes? *Stel ontwerp met voorbedachte rade_ de architectuur impliceert al een toekomstvisie: een transformeerbaar geheel aan de hand van bepaalde bewerkingen of systeemeigenschappen? *Stel een circuit van 2dehands ruimtes? In theorie een samenstelbaar tijdelijk bouwpakket dat herbruikbaar is? Recycleren van ruimtes? Vertrekpunt van het ontwerp is het theoretisch model (a) : Het geheel van groeiende cellen die omkapseld worden door een elastische huid die constant reageert op de inwendige evoluties. Hierdoor gaan de verhouding van spanningen, onderlinge ruimtespanning en materiaaloppervlaktespanningen, de ruimtes en het gebruik ervan definiëren. De poëzie van groeiende en stervende cellen, de constante actie-reactie. De elasticiteit en flexibiliteit maken het ontwerp beïnvloedbaar in vorm, grootte en gebruik. Een idee over ontwerpen met voorbedachte rade, waar het membraan de verzamelplek van wisselende gebeurtenissen is en waar de individuele cel het object van onderwerp wordt. Interactie of reactie van uiterlijk vertoon, aantrek van publiek, in- en output van de omgeving die met het tijdsgebruik en bezoek evolueert. Preferentie en tijdelijkheid worden consumptieproducten, de vluchtigheid eist een verandering in: programma + vorm (membraan) & context + tijdsgebruik (mobiele cellen) 56
De flexibiliteit van het ontwerp ligt in de handen van dit huidmechanisme dat gebaseerd is op de logica van torsie-veren. Het toomt de lift-up van de pneu’s, die door dit onafhankelijk verankeringsprincipe de vrijheid van ‘rondreizen’ kunnen permitteren. Daarnaast behoort het membraan ook de functie van ontmoetingsplek en actieve overdekking van een plein waar te maken. Het moet de manifesterende onderliggende vormen doorgeven en vertalen in een actieve gevel. Onderzoek naar RESERVE_ _Pneumatische architectuur, reserve in densiteit van het membraan. _Vlakken actieve architectuur, reserve in oppervlakte materiaal.
m. n.
Theoretisch model, groeiende cellen Vlakken actieve architectuur, reserve in oppervlakte Reserve in de densiteit van het membraan, latex, nylon Vormstudie elastisch membraan Form active structure systems, mesh lattice KNOOPVERBINDING: Schaarprincipe Scharnier principe David Wells; scharnierende tegelpatronen. Combinatie scharnierend tegelpatroon en textiel Aantrekken op stijve vlakken, via elasticiteit in de knopen. Tot wanneer er een pneu zich aanbied en het patroon uitzet onder de pneumatische kracten. Herziening mogelijkheden flexibiliteit. Aanpak knopen Torsieveerprincipe Stephanie Vandergoten
57
adaptable space
a. b+c d+e f. g. h. i. j. k. l.
HYBRIDE 1eAD Brussel
adaptable space
Log(boek) // explorations on Voronoi structures Hybride Op zoek naar hybriditeit in de vorm van de stad, een complex weefsel, met duizenden lagen, stromen en netwerken. De stedelijke structuur genereert zelf gaten in zijn opbouw (een soort van osteoporose van het weefsel), onder de vorm van restruimtes: overgebleven en verlaten ruimtes, die door beperkte grootte of diepte onbruikbaar zijn of die na verloop van tijd in onbruik zijn geraakt. Misschien moet het stedelijke weefsel hierin aangepakt worden? Deze plekken zijn immers ideaal voor (parasitaire) structuren, architecturale tumors in en op het stedelijke weefsel die de grootstad meer leefbaar maken en onderscheiden van eender welke andere grootstad.
HYBRIDE 1eAD Brussel
Wiskunde als mechanisme om natuurlijke -----------------------systemen te beschrijven -----------------------architectuur te genereren De beperking aan de mogelijkheid om fractalen in architectuur te vertalen is de 3D- factor. Alom bekend is de mengerspons de enige magere poging. Een andere en 3-dimensionelere manier waarmee weefselstructuren als bot, foam en landschappen kunnen beschreven worden, is Voronoi. Een wiskundig diagram, opgebouwd uit punten en lijnen. Wanneer je de punten verbindt, vormt de duale van de verbindingen het Voronoi-diagram. De lijnen van de Voronoi vormen gebieden, die bij een bepaald punt horen. Toepassingen zijn terug te vinden in de biologie, geografie, telecommunicatie,... Zowel hun structurele capaciteit als een nieuwe manier om ruimte onder te verdelen en te organiseren (o.b.v. nabijheid), maken ze zeker interessant om naar architectuur te vertalen.. HYBRIDE/definitie? Morfing is a mechanism between 2 shapes. In between hybridity is generated, based on an algoritmic structure. De algoritmische tool om hier tussen structuren te morfen is de zogenoemde Voronoi: wat gegenereerd wordt, is een hybride structuur tussen stad en plek. Input zijn parameters uit omgeving [BXL] en locatie [PARKING 58] op basis van een algoritme in elkaar gemorfd. De output is een al-
HYB [G] RID / STRUCTUUR Om de Voronoi-structuur op de betonnen kolommen structuur van de parking te laten aansluiten, zijn naast de parameters van de context ook de parameters van de structuur in het genererende proces opgenomen. Enerzijds heb je het rigide grid van de parking en kantoorruimtes, afgesteld op neuferdiaanse standaardmaten, anderzijds de cellulaire, organische (maar desondanks door exacte wiskunde bepaalde) Voronoi-structuur. Naast de ‘morf’ met de parking tracht de metamorfose ook in het genereren van de architectuur te zitten, namelijk in de poging om constructie en vorm te integreren. “Vaak genoeg zit er achter vernieuwende architectuur een traditioneel draagskelet.” (Kris Van Weert) Dit is nu net de uitdaging van Biomorphisme: niet het klakkeloze imiteren van de natuur, op het puur vormelijke af, maar vertrekken van de microstructuur . De hoofdzaak hierbij is: de sterktes van de natuurlijke mechanismen, die maken dat deze structuren zo economisch mogelijk zijn, onderzoeken tot op celniveau en dan pas naar weefsels en de vorm van de organen gaan kijken. Liesbeth Put
explorations on voronoi structures
lesomvattende Voronoi-structuur, een duale structuur met zowel de stad en de plek als tegenpool. (=Macro versus micro / gegenereerd in een nano structuur) Hybriditeit zit hier in de voortdurende schakeling tussen schalen en structuren: Het is geen stedenbouw / geen architectuur, geen micro / geen macro, geen horizontaal / geen verticaal, maar MISSCHIEN.
HYBRIDE 1eAD Brussel
explorations on voronoi structures
...een woning die in elke context plaats vindt. Een context - morpher. De Transformers ... De matroesjka’s die overal kunnen leven. Op en in zijn omgeving geënt, alleenstaand of elkaar omhelzend. Van matroesjka’s tot flexibele en mobiele woonunit. Living matroesjkas!
HYBRIDE 1eAD Brussel
Peter Dekoninck
64
65
living matroesjkas
Folding building Bij de term ‘hybride architectuur’ ben ik vrij gauw terecht gekomen bij het ophaalsysteem van de Folding Bridge van Kiel-Hörn. Door op te vouwen is er minder kracht nodig om de brug op te halen en vangt ze ook minder wind.
HYBRIDE 1eAD Brussel
Een gebouw laten werken volgens dit systeem; welke mogelijkheden creëert dit? Interessant is de verandering die tot stand komt door het kantelen van portieken, het omschakelen van verticaal naar horizontaal. Het systeem dat door het kantelen van portieken het dek samentrekt, kan worden gezien als een cyclische beweging, waarbij de brug open en toe klapt en horizontaal en vertikaal elkaar voortdurend afwisselen. Mijn uiteindelijke ontwerp bouwt verder op deze cyclus: door te kantelen kan eenzelfde ruimte helemaal anders beleefd worden, de beweging wordt ruimtevormend; horizontaal - verticaal wordt doorgetrokken naar een binnen - buiten, publiek - privaat,... Het resultaat wordt aansluitend geplaatst tussen huizen om al dan niet een doorgang te vormen naar het achtergelegen binnengebied. Door met de positie te spelen wordt om beurten een doorgang of juist een afsluiting voor dit binnengebied gecreëerd. Uitgestrekt worden er vanaf de straat lage, diepe ruimtes gevormd. Er ontstaat een publieke doorgang / gallerij die de weg opent naar het binnengebied. Opgeplooid worden de ruimtes compacter maar ook hoger, de doorgang naar het binnengebied wordt versperd. Er vormt zich een privaat buurthuis dat zich van de straatkant wegtrekt. Sarah Dehasque
66
67
folding buiding
68
MANIFEST
69
handgemeen tussen architectuur en beeldende kunsten
70
71
72
73
74
75
76
77
78
Deelnemers: Veerle T’Jambers Ilse Proost Leen Philips Jan Rymenants Freek Willems Louis Vanhaverbeke Jeroen Vandesande Pauwel De Buck Bert De Geyter Stefanie Van De Putte Emma Rappé Jentel Wuytack Elies Peere Charlotte De Smet Els Flossie Leentje Kerremans Nele Fack Marie De Bruijn Marleen Kurvers Julie Bekemans Goedele Vanbesien Mathias Desmecht Barbara Deceuninck Eva Missiaen Joke Berghmans Louisa Vermoere Bavo Willems Wouter Moons
79
80
SP(L)ITSWEEK
81
open atelier brussel
82
SP(L)ITSWEEK
83
open atelier brussel
84
SP(L)ITSWEEK TITEL
SpLitsweek: 14/01-18/01/2008: één continu atelier! De spLitsweek is een ontwerpoefening over Brussel; de school wordt omgevormd tot één reusachtig, verticaal atelier: van eerste tot en met vierdejaarsstudenten. Dit alles onder het toeziend oog van gastdocenten-voor-één-dag. Het principe bleef hetzelfde als vorig jaar, wat wil zeggen: de Brusselse vijfhoek in vierkanten snijden, geen rekening houden met context. Elk team ( iemand van 1,2,3,4) krijgt een vierkant en doet zijn voorstel.
open atelier brussel
Vorig jaar was het thema X2, dit jaar SPLITSEN (zonder daarbij verdere uitleg te geven om de studenten niet te sturen). Dus: wat betekent SPLITSEN in architectuur? (is eigenlijk een moeilijke oefening voor architecten omdat we getraind zijn in meer maar niet in minder m²). Tevens een knipoog naar de politiek natuurlijk.
85
86
87
88
interieurarchitectuur
89
90
RUIMTE VAN DE POLITIEK EN DE STAD 4IA Gent-Brussel
Het ontwerpen aan de publieke ruimte, meer concreet de publieke interieurs, vergt een specifieke kennis omtrent ‘het publieke’, omtrent ‘de grotere schaal’ en scherpt tevens de vraagstelling aan naar het eigene van ‘het interieur’ en de grenzen van de interieurarchitectuur. Publieke interieurs bevinden zich in de grenszone tussen privaat en publiek; zij maken zowel deel uit van het wonen als van het stedelijk weefsel. Ze zijn tegelijkertijd naar binnen en naar buiten gericht. Samen met de student interieurarchitect begeven we ons zo op, en voorbij de rand van onze eigen discipline en betreden de domeinen van de architectuur, de stedenbouw, de landschapsarchitectuur en de stadssociologie. Afhankelijk van het thema en in functie van de concrete ontwerpopdracht worden vanuit deze domeinen een aantal noties weerhouden die relevant zijn voor het denken over en het ontwerpen aan de publieke ruimte. Het ontwerpend onderzoek binnen het atelier rond geselecteerde begrippen wordt verzameld onder de noemer ‘vocabularium’. De colleges van de vakgroep architectuurwetenschappen vormen hiernaast een belangrijk steunpunt voor de theoretische verdieping van deze begrippen. De confrontatie tussen publiek en privaat refereert aan een specifieke historische context waarin deze dualiteit tot stand kwam. Aan de hand van een geheel van concepten (zoals communicatie, perceptie en (sociaal) netwerk) kan precies worden ingegaan op deze context en de implicaties ervan voor het ‘mensbeeld’ dat in deze dualiteit vervat is. Het functioneren van het individu als privaat, publiek-sociaal en publiek-institutioneel wezen kan op die manier algemeen worden geëxpliciteerd en specifiek worden toegelicht aan de hand van concrete cases. Een greep uit de colleges die de studenten aangeboden kregen: Openbare telefooncellen Aan de hand van Kafka’s ‘Amerika’ en soortgelijke teksten uit het werk van Simmel en Bach wordt een concrete case rond openbare telefooncellen bestudeerd. Dit in de context van de technologisering van de maatschappij na de Industriele Revolutie. 91
publieke interieurs / ontwerp voor een nieuw stadhuis
[DE RUIMTE VAN DE POLITIEK EN DE STAD] 01 inleiding: publieke interieurs
RUIMTE VAN DE POLITIEK EN DE STAD 4IA Gent-Brussel
Lobby lizards Vertrekkend vanuit een essay van Siegfried Karacauer over de hotellobby uit 1923, wordt ingezoomd op het statement dat een ruimtebeeld (Raumbild) zoals de lobby een hiëroglief vormt dat, eenmaal het ontcijferd is, de basis van een publieke sociale realiteit kan onthullen. De hotellobby is een vaak nog te weinig gekende moderne ruimte die bol staat van de dubbelzinnigheden en contradicties. Rond het jaar 1900 werd het een ruimte waar oude identiteiten uit elkaar werden getrokken en nieuwe gevormd. Het was de plaats waar individuen anonieme kamernummers werden en het was de plaats waar ‘lobby lizards’ (een amalgaam van permanente hotelgasten) versmolten met het meubilair. De economie van het teken Aan de hand van een tekst van de Franse filosoof Jean Baudrillard wordt het belang van de ‘teken-waarde’ boven het functionele van onze materiële cultuur geschetst en wordt er ingezoomd op de stelling: “Disneyland imiteert niet langer Amerika, maar Amerika imiteert Disney” en de gevolgen hiervan op de publiek stedelijke interieurs. Het architecturale parcours Op basis van een aantal gerealiseerde stadhuizen zoals Boulogne-Billancourt;Tony Garnier, Kortrijk; noA architecten, Den Haag; Richard Meier en andere publieke gebouwen en hieraan gerelateerde teksten, wordt het “architecturale parcours” geanalyseerd: het traject dat de bezoeker volgt bij het betreden van een openbaar gebouw, bewust of onbewust, vanaf de buitenruimte, via de publieke ontvangstruimten tot de meer besloten lokalen. Er wordt nagegaan op welke manier de (interieur)architect de bezoeker subtiel tracht te (bege)leiden of zelfs te sturen langs het gewenste parcours. Deze analyse gebeurt op verschillende niveaus: het architecturale ontwerp (ruimte, plan, organisatie), de vormgeving van het interieur (decoratie, verlichting), en de signalisatie (grafische vormgeving, typografie). Via een aantal gerichte oefeningen rechtstreeks geënt op de problematiek van de publieke ruimte werden de studenten ook geconfronteerd met de verhoogde bouwtechnische complexiteit van het ontwerpen op het vlak van circulatie, stadsergonomie en de 92
Bij het doorkruisen van deze domeinen proberen we steeds vanuit de beleving van individuen en groepen te kijken om de zoektocht naar relevante concepten en begrippen interieur-eigen te maken. We gaan op zoek gaan naar wat uitdrukkingen van de passionele en emotionele natuur van de mens zijn, en we nemen hierbij aan dat we die niet alleen in het artistieke en het culturele, maar ook in het sociale, het politieke, het ethische en het religieuze kunnen vinden. 02 de ruimte van de politiek en de stad Alexis de Tocqueville voorzag in 1840 op visionaire manier wat de uitkomst zou zijn van een goed lopende zorgstaat: ‘Ik zie een ontelbare menigte overeenkomstige en gelijke mensen die rusteloos met zichzelf bezig zijn om zich alledaagse pleziertjes te verschaffen, waarmee ze zich onledig houden. Teruggetrokken op zichzelf lijkt geen van hen iets te maken te hebben met het lot van alle anderen. Kinderen en persoonlijke vrienden vormen voor elk van hen de hele mensheid. En hun andere medeburgers, daar staan ze naast, maar ze zien ze niet. Ze raken ze aan, maar voelen ze niet. Ze bestaan alleen op zichzelf en voor zichzelf, en al hebben ze nog een familie over, je kunt zeggen dat ze geen vaderland meer hebben. Boven hen verheft zich een enorme beschermende macht die als enige taak heeft hun genot te verzekeren en hun lot te bewaken. Deze macht is alomvattend, nauwkeurig en regelmatig, vooruitziend en zachtaardig.’ (1) De democratie geeft aanleiding tot individualisering en dreigt daar tegelijk aan onder te gaan. Volgens Luk Sanders ligt het actuele gevaar voor de democratie niet zozeer in de dreiging van despotische controle dan wel in fragmentatie: ‘fragmentatie ontstaat wanneer mensen zich meer en meer als atomen gaan zien, anders gezegd, als steeds minder gebonden aan hun medeburgers en aan gemeenschappelijke projecten en verbanden’, een maatschappelijke evolutie die ook uitvoerig wordt geduid in Lieven De Cautere‘s ‘De capsulaire beschaving’. Moeten we ons dan niet afvragen of het ontwerpen aan de publieke 93
publieke interieurs / ontwerp voor een nieuw stadhuis
vereiste duurzaamheid in materialisatie.
RUIMTE VAN DE POLITIEK EN DE STAD 4IA Gent-Brussel
ruimte nog wel zinnig is? We lezen en bespreken het essay van Haijer en Reyndorp ‘Naar een nieuwe publieke ruimte’. Voor de auteurs vormt het ontwerpen aan de publieke ruimte namelijk een unieke kans om in te grijpen op bovengenoemde ontwikkeling. Zij schuiven stellingen naar voor om aan de publieke ruimte te ontwerpen als de ruimte van de diversiteit en ontmoeting en ze gaan dieper in op wat de begrippen diversiteit en ontmoeting kunnen inhouden voor de publieke ruimte. Een vorm van definitie ontlenen ze zelf aan Crawford: ‘Er is een ondergrens aan wat nog publieke ruimte kan genoemd worden. Het criterium is dat het vrij te betreden ruimten moeten zijn die mensen zich creatief kunnen toeëigenen, waaraan nieuwe definities kunnen worden toegekend en waar (een milde) vorm van subversie mogelijk is.’ Vanuit de wetenschap dat het publieke in zijn politieke dimensie ook ruimtelijke implicaties heeft, en dat de al gevormde publieke ruimten en de maatschappij op elkaar inwerken, zoeken we met de opdracht ‘stadhuis’ expliciet naar manieren om interieur-eigen ruimtelijke hypotheses te formuleren die kunnen deelnemen aan het actuele debat over de publieke ruimte en meer specifiek met betrekking tot de relatie tussen burger en overheid. 03 het traject 0708/1: de ontwerpopdracht in ruime zin Voor het eerste traject van het jaar 0708 dat we hier illustreren, hebben we er voor gekozen om, binnen het lopend kader van het publieke interieur, de ruimte van de politiek in de stad te onderzoeken. In oorsprong is de publieke ruimte immers een politieke ruimte. Hoe kunnen we de huidige relatie tussen burger en overheid denken, en hoe kan die zich uiten in een model voor een stadhuis? In het kader van de mondialisering en de economische ruimte Europa is de feitelijke beslissingsmacht van de steden beperkt. Op het niveau van de stad vervult het stadhuis nog wel de functie van politieke representatie ten opzichte van haar burgers. Hier ontstaan een reeks vragen over de actuele positie en invulling van het stadhuis als plek van ontmoeting tussen beleid en burger. Stadsmarketing promoot een geconstrueerde, coherente, ruimtelijke en culturele identiteit gesitueerd in het centrum, terwijl het feitelijk 94
De opdracht bestond erin om een model voor een stadhuis te ontwerpen dat een actuele visie op de representatieve, symbolische en ceremoniële functies van de relatie tussen burger en stad zou huisvesten. De studenten voerden hiertoe een onderzoek in groep, en formuleerden uiteenlopende concepten, opgebouwd in dialoog met verschillende door henzelf gekozen locaties. We voorzagen in het minimumprogramma enkele symboolfuncties, zoals het loket voor leven en het loket voor de dood, naast een ceremoniële ruimte en een communicatieruimte. Het resultaat hoorde een concrete interieure ruimte te worden die verschillende gradaties van publieke toegankelijkheid zou bieden met elk een afgewogen plaats en materialiteit. Crossing points De beeldende opdracht ‘crossing points’ liep parallel met de ontwerpopdracht ‘stadhuis’. Het onderwerp is hier idee van samenkomen, wisselen, botsen, verweven van richtingen via het verkennen en analyseren van meer grootschalige, publieke, landschappelijke, stedelijke of architecturale interieure ruimtes of weefsels. De realiteit van een of meerdere ‘crossing points ‘ diende verbonden te worden in een kunstzinnige interpretatie.
95
publieke interieurs / ontwerp voor een nieuw stadhuis
stedelijk gebeuren meer en meer plaatsvindt in de periferie. In deze context kijken we nu naar onze centrumsteden en specifiek naar hun stadhuizen, die historisch vergroeid zijn met het weefsel van de stad en in het collectief geheugen.
RUIMTE VAN DE POLITIEK EN DE STAD 4IA Gent-Brussel
Studiereis De studiereis die we ondernamen stond in het teken van de ontwerpodracht. We bezochten de Universiteitssite van Utrecht, waar de basketbar, het Educatorium en de Minnaertcampus op wandelafstand van elkaar staan en waar de nieuwe bibliotheek van Arets een sterke indruk naliet. De stadhuizen van Utrecht, Hilversum en Den Haag respectievelijk van Miralles, Dudok en Meier, gaven ons een uiteenlopende kijk op gebouwde stadhuizen. We wandelden ook door de villawijk rond Villa VPRO en bezochten het Instituut voor Beeld en Geluid, een nieuwsoortig museum. 04 de ontwerpen Parasieten Dit ontwerp vertrekt vanuit de stelling dat een stadhuis niet langer een permanente vestiging nodig heeft. Er wordt voorgesteld om volgens de nood van de burger programma te koppelen aan bestaande ‘points of interest’. ‘Parasieten’ nestelen zich opportunistisch op plekken waar ze kunnen teren op een aanwezige energie of kwaliteit. Voor de ceremoniële ruimte wordt een landmark van formaat gekozen; de St-Baafs kathedraal. De parasiet nestelt zich om een hoek en zuigt een deeltje de aandacht op die naar dit monument uitgaat. Hij hecht zich op een danige manier aan de gevel dat een waardevol glasraam een deel van het interieur wordt. Voor de dienst arbeidsbemiddeling wordt dan weer ingetapt op het bezoekerspotentieel van een drukbezochte supermarkt. De parasieten worden gedacht als tijdelijke, migrerende elementen die, door een steeds wisselend beeld van de stedelijke overheid te vormen, de burger proberen te engageren.
96
97
publieke interieurs / ontwerp voor een nieuw stadhuis
Stadhuizen (meervoud) in de plaats van stadhuis (enkelvoud). Dit project vertrekt vanuit de vaststelling dat de eigenlijke administratieve diensten en nevendiensten van de stad Gent de facto al verspreid zitten. Bovendien, zo vinden deze studenten, kent de stad een probleem van sporadische leegstand van panden. Dit ontwerp zoekt kwaliteit in een gedecentraliseerd opzet, dat op buurtniveau opereert en zo letterlijk dichter bij de burger wil komen. Het stadhuis wordt gezien als een netwerk. Voor de ceremoniële zaal wordt bijvoorbeeld een pand met beschermd interieur uitgekozen en wordt enkel een beperkt aantal functies rondom de ceremonie mee ingepland. Op elke locatie van het netwerk worden systematisch een aantal ruimtes opengesteld voor lokale initiatieven.
RUIMTE VAN DE POLITIEK EN DE STAD 4IA Gent-Brussel
Stadhuis voedt op ringcultuur Een ontwerp geïnspireerd door een lezing van de ringcultuur van Neutelings. Het ontwerp situeert zich in een stedelijke restruimte op het Zuid in Gent. Het terrein is een eiland dat afgesneden is geraakt van het park aan het Zuid door de aanleg van de verkeersinfrastructuur. Het ontwerp wil uitgaan van een bredere lezing van het gebruik van de netwerkstad en wil het nieuwe stadhuis in dit verband inschakelen. De burger is een consument en het gebouw wil de burger het gebruiksgemak bieden zoals hij dat gewoon is van de meubelboulevards en de shoppingcentra. De verschillende functies van het stadhuis zijn verspreid in dit complex dat gebouwd is rond een gelaagde parking, voorzien is op groei en flexibele invulling toelaat. Zo wordt de raadzaal verticaal gekoppeld aan een cafetaria/politiek praatcafe, en worden de administratieve functies verbonden met aan derden verhuurbare kantooroppervlakte en flexwerkplekken. De representatieve functies worden in analogie met de shoppingtypologie als ‘winkels’ tegenover elkaar geplaatst langs een binnenstraat op een in essentie open platform. Verschillende lagen van gordijnen bepalen gradaties in de sfeer en privacy van de functies. Bewust van zijn strategische locatie, wordt de gevel van het gebouw ingezet als drager voor visuele communicatie met de burger-automobilist. Toch is ook aan de voetganger gedacht, die via een tunnel of roltrap rechtstreeks vanuit het Zuidpark het gebouw in kan.
98
99
publieke interieurs / ontwerp voor een nieuw stadhuis
Stadhuis in functie van een hernieuwde orale cultuur Door middel van een tijdelijke structuur in de oude vismijn, opgetrokken uit gestandaardiseerde houtsecties, wil dit project zichzelf relativeren, de tijdelijkheid van zijn karakter benadrukken en specifiek inzetten op het hernieuwen van de relatie tussen burgers onderling. In de voornoemde context van de fragmentatie van de maatschappij wil dit ontwerp bewust de plek bieden voor de discussie en de orale cultuur in het algemeen. Het publieke interieur wordt hier gedacht als een plek waar de expliciete afwezigheid van visuele communicatie en de uitnodigende aanwezigheid van intiemere publieke zones samen de randvoorwaarden proberen te scheppen voor ontmoetingen.
RUIMTE VAN DE POLITIEK EN DE STAD 4IA Gent-Brussel
Stadhuis als parcours in bxl [ beelden parcours ] Naast de mate waarin een nieuwe ‘ruimte voor bestuur’ kan bijdragen tot een daadwerkelijke vernieuwing van dat bestuur, onderzoekt [EEN NIEUW STADHUIS VOOR BRUSSEL] of een netwerk van afzonderlijke stedelijke diensten, onderling verbonden door een wandel-, fiets-, parade- en groenas, een grootschalige stedelijke dynamiek teweeg kan brengen. Door het inplanten van verschillende diensten, telkens ingebed in een inhoudelijk relevante buurt, langsheen de straten en pleinen op het voormalige tracé van de Zenne, ontstaat een nieuwe levensader voor de stad. De ogenschijnlijk futuristische architecturale en stedenbouwkundige ingreep komt tevens tegemoet aan de behoefte om het verborgen historisch verleden te tonen. De burger/stadsklant doorkruist de stad van Fnac naar Midi via Halte Rijbewijs en Bouwvergunning, via Gallery 65+Pas en Loket Visverlof.
100
Werkten mee aan dit traject: Jan Dekeyser, Hilde De Bodt, Wim De Mul, Michiel Helbig, Stefaan Onraet, Jao Smet, Kristien Vanmerhaeghe, Hugo Vanneste, Joris Vanreusel, Xavier Catry; Dominique Bauer, Stephan Berteloot, Hilde Bouchez, Aglaia De Mulder, Marc Dubois, Fredie Flore, Rajesh Heynickx, Ruth Hommelen, Yves Willems Projecten van volgende studenten: Oele Bonte, Bram De Proft en Cleo Jespers; Kim Debeyser, Marjolein Debaene en Dorine Berckmoes; Lozano lafartin, Liesbeth Lefever en Thibaut Surin; Bert Maes, Karel Verdonck, en Benedicte Vermeulen: Kevin van Steenbergen en Julie … (1) uit: Heeft de burger nog zin ? : essays in burgerzin Sanders, Luk, Antwerpen : Garant, 200, ISBN 90-441-1442-5, p. 49-50; Sanders verwijst naar het boek van Alexis de Tocqueville ‘s boek uit 1840: De la démocratie en Amérique. Ook vermeld: Hajer en Reijndorp, Op zoek naar nieuw publiek domein, NAI Uitgevers, 2001. De capsulaire beschaving, Lieven De cauter, Nai uitgevers 2004
101
publieke interieurs / ontwerp voor een nieuw stadhuis
05 vermeldingen
102
103
104
interieurvormgeving
105
106
WOONSTUKKEN 1IV Gent
[WOONSTUKKEN] Belangrijkste uitgangspunten: thema wonen: ergonomisch onderzoek, plantekenen, cultuurhistorische analyse, organisatie van handelingen, conceptvorming De kennismaking van de eerstejaars met de complexiteit van het functioneel vormgeven: een opdracht met als doel aspecten uit de woonomgeving te doorgronden en voor een zelfgekozen specifieke situatie een functionerende installatie te ontwerpen. Wonen als werkwoord, als een aaneenschakeling van menselijk handelen, versneden in kernactiviteiten: slapen-rusten, wassen-baden en koken-eten. De opdracht bevat een eerste luik van analyse, zowel ergonomisch, organisatorisch als cultuurhistorisch, gevolgd door de keuze van een specifiek aandachtspunt, doelgroep of situatie, het bedenken van een praktische, comfortabele oplossing op maat en dit te ontwerpen als een vrijstaande unit. Alle aandacht gaat naar het zoeken van de kern van deze woonfuncties, met name de menselijke activiteit: het handelen, de doende mens, weggesneden uit de keukens, de slaap- en badkamers. Deze woonfuncties teruggebracht tot hun essentie.
wonen in zijn essentie
Het analytisch gedeelte van de opdracht bevat het optekenen, opmeten en registreren van een bestaande en gekende woonruimte waarin één functie aan bod komt. Het opmeten en uittekenen van deze ruimte laat de studenten al doende kennismaken met de activiteit zelf en met de problematiek van het registreren en communiceren van een bestaande ruimte. Tevens moeten de studenten deze ruimte ergonomisch verkennen en op zoek gaan naar de gebruiker, de mens in deze ruimte. Controle van maatvoering, materiaalgebruik, licht, kleur, gebruiksgemak, sfeer en comfort. Bijna gelijktijdig wordt er hen ook gevraagd onderzoek te doen naar een eveneens door hen gekozen woonfunctie of parallelle activiteit in andere culturen, continenten, beschavingen, tijden,… Wij verwachten hier geen academisch cultuurhistorisch onderzoek, maar een gefocust grasduinen en een uitgebreide documentatie in tekst en beeld. Deze documentatieopdracht mag niet te lang aanslepen, anders verzandt het, en kan best overlappend lopen met een 107
praktische opdracht (opmeten, uittekenen, maquette maken). Het verdiepen van deze research zou tijdens de ontwerpfase moeten verder gezet worden.
WOONSTUKKEN 1IV Gent
De volgende fase is het kiezen van een specifieke omstandigheid waarin de student zijn/haar gekozen woonfunctie situeert, afhankelijk van een doelgroep, een plaats, een begrip, een actueel thema,… De activiteit moest losgekoppeld zijn van een ruimte, dus vrijstaand. Bovendien kiest hij zelf het eisenpakket in functie van de gekozen activiteit en het thema. De student moest tot een realistisch en geloofwaardig verhaal komen door het constant in vraag stellen van zijn/haar keuzes. Hieruit wordt het ontwerp opgebouwd. In elke begeleiding wordt ook steeds weer de nadruk gelegd op de handelende mens : (de kokende mens, de badende mens, de slapende mens) om het stereotype kamertjesdenken te doorbreken. Alle noodzakelijke af- en beschermende functies moeten mee deel uitmaken van de vrijstaande unit. … De resultaten zijn niet enkel vormvernieuwend maar bieden verrassende antwoorden vanuit aparte invalshoeken op de kern van de huiselijke activiteiten. Stefan De Coster, Wim De Coster, Peyman Nadirzadeh
Studentenwerk van: Sharon Biesbrouck, Naomi Braeckman, Valerie Caboor,Jof Defreyne, Tom De Vriendt, Jasper Haentjens, Katrien Hellinckx, Jelle Raes, Zareta Sharipova, Ester Stevesyns, Vandenberghe Kobe
108
109
wonen in zijn essentie
110
MINIMAAL - MAXIMAAL 2IV Gent
[MINIMAAL-MAXIMAAL]
TE KOOP: appartement met 2 slaapkamers met prachtig zeezicht, gelegen in Knokke ‘Het Zoute’. bestaande uit: ruime inkomhal met vestiaire, apart toilet, ruime woonkamer, keuken, badkamer met ligbad, 2 ruime slaapkamers, kelder. Totale oppervlakte 90m². Op te frissen!!! Vraagprijs 750.000 Euro. De nieuwe eigenaar is een dynamisch welgesteld bejaard koppel. Ze hebben 1 ‘getrouwde’ dochter met 2 zoontjes van 5 en 7 jaar. Het appartement voldoet niet meer aan de hedendaagse noden en is dringend toe aan een grondige herinrichting. Bepaalde eisen van de bouwheer zijn hier prioriteit. Mevrouw kookt graag en heeft veel opbergruimte nodig. Mijnheer wil niet echt een bureau, maar toch de mogelijkheid en plaats om een aantal administratieve zaken te regelen, dit vooral via de computer. Beide zijn ze kunstliefhebber. De kleinkinderen moeten met hun ouders op vakantie kunnen komen. Veel daglicht in de leefruimtes is een must. Open karakter. Stijlvolle en duurzame afwerking van het gehele appartement is geen overdreven luxe. Peter Vanooteghem en Stefan Decoster
111
appartement te koop
Belangrijkste aandachtspunten: concrete context, ruimtelijke organisatie, materialisatie en technische detaillering
MINIMAAL - MAXIMAAL 2IV Gent
MINIMAAL-MAXIMAAL Reflecties van studenten: “In de loft konden we ons eens echt uitleven bij het interieur-vormgeven. Van berging tot salon was eigen ontwerp, en vormde een totaalconcept. Door rekening te houden met (al dan niet inbouw-) apparaten en leidingen was het ook op technisch vlak een leerrijke opdracht (...) Het was een realisatie waarbij de esthetiek, moderne frisheid en ergonomie samengaan.” Sophie Janssen “Het appartement zelf vond ik lelijk en ouderwets. Ik zag er bovendien weinig mogelijkheden in, wegens de kleine oppervlakte. We zijn een dag naar Knokke geweest om het appartement te gaan bekijken en op te meten, wat er niet vlotjes aan toe ging. We zaten met veel te veel, op hetzelfde moment, in het appartement.” Fauve Ianizzi
112
“Als ik eerlijk mag zijn, vond ik de opdracht van het appartement het best aanleunend bij onze studiekeuze. Bij dit ontwerp moest je alert zijn, opletten en vooral observeren (...) Het was niet enkel kleurtje, stofje en materiaaltje! Het gaat veel verder; aansluitingen tussen materialen, verwarming, vloeropbouw, soorten leidingen, diameters van je leidingen, hellingsgraad van je afvoer.” Elke Cardinael
“Het appartement werd een levendige ruimte waar alles in verbinding staat met elkaar.” Annelies Claerhout
113
appartement te koop
“Minimaal -Maximaal’ was een opdracht startend vanuit een bestaande situatie, waardoor je een echt projectgevoel had. De inplanting van basiselementen als badkamer, douche, toilet, keuken, e.d. en de opbouw en afwerking van binnenmuren, meubilair, ... bracht met zich mee dat een goede technische uitwerking vereist was. De opdracht was inspirerend naar eventueel komende loft interieurontwerpen toe” Tom Dekyvere
INTEGRATIE 3IV Gent
“Coca Cola, een vrij recent industrieel product en thee drinken, een oude gewoonte met een lange rituele traditie, ontmoeten elkaar in een nieuwe en rijkere verschijning.” (Peyman Nadirzadeh)
114
“Een minimalistische vorm die zich ontplooit naar een traditioneel tapijt en tegelijkertijd een individuele zitplaats die zich ontwikkelt tot een kleurrijk element voor samenzitten.” (Peyman Nadirzadeh)
[INTEGRATIE - PRODUCTDESIGN] Thema: Nadenken over integratie, letterlijk of figuurlijk vb: in de natuur, cultuur, enz…… Het effect en/of de invloed van integratie in de samenleving en op producten. Hoe kan een product zich aanpassen aan de mens en omgekeerd. Programma: Het ontwikkelen van een persoonlijke visie over het thema met als doel het ontwerpen van een object dat de eigenschappen bezit van een sterke benadering. Werken rond een abstract thema zonder oorspronkelijk een specifiek ontwerp voor ogen te hebben. Analyse-fase, conceptfase, detailling/materialisatiefase, optimalisatiefase, prototype Doelstelling: -de manier van nadenken en analyseren kan iemand leiden tot het ontwerpen van een object dat van in het begin onbepaald is. -voorstellingstechnieken niet enkel in functie van het object maar ook in functie van de denkwereld (sfeerbeeld). -creatief omgaan met het denkproces tot een ontwerpfase en afgewerkt prototype. Peyman Nadirzadeh
Het flesje van de typische westerse drank “coca-cola”, wordt met de kan van de typische oosterse drank “tea”, versmolten tot een nieuw produkt. Culturen en gewoonten komen samen tot één geheel. Waar ook ter wereld , de beide dranken worden genuttigd ongeacht religie, herkomst of visie op het leven. Sandra Maes
115
productdesign
Tea & co
Oriental icecube “De vorm van dit meubel is tot stand gekomen door een vergelijking van de Oosterse en Westerse manier van leven. In het Oosten wordt het leven op de grond geprefereerd. Zowel eten, slapen, zitten als bidden gebeurt meestal op de grond. Hier in de Westerse wereld is dit niet het geval; hier behoren een stoel en tafel tot het basismeubilair. Deze twee verschillende manieren van leven wil ik weergeven in dit meubel maar er zit nog meer verhaal achter dit meubel...
INTEGRATIE 3IV Gent
De gesloten toestand van het meubel is een kubus. De kubusvorm symboliseert het Westen, onze individualistische mentaliteit en gesloten karakter. Ons eigen leven staat centraal. Hier gaat de kubus open. Het deksel, dat als zitvlak dient, wordt opgehoffen en er kan een glimp worden opgevangen van de binnenkant. Plots bloeit het meubel als het ware open van West naar Oost. De binnenkant van de kubus is bekleed met tapijt; de warme rode tinten geven je automatisch het gevoel van verwelkoming. Het tapijt vormt geen mooi aansluitende tekening. Er vormt zich een gezellige chaos door verschillende soorten tapijt en tinten van rood te gebruiken. Dit staat ook voor de gezellige drukte die zich in het Oosten voordoet. No rules and no diplomacy. Iedereen gaat en staat waar hij of zij dat wil. In tegenstelling tot hier, want hier is het leven gestructureerd en verloopt alles volgens de regels. Romina Van Rollegem
116
Karen Meirsman
productdesign
“Een oud kantwerk met een lange geschiedenis en rijk aan motieven, verstijfd in glas, laat zich vormen tot een tajine-deksel dat eeuwenlang onveranderd bleef in materie en vorm en krijgt een nieuw karakter met dezelfde basiseigenschappen.” (Peyman Nadirzadeh) 117
118
NEW [MIS]SION 3IV Gent
NEW [MIS]SION opdracht: De misviering als voorstelling, waarbij de student op zoek gaat om de scenografische ruimte van de eucharistie te herdenken. Welke beeldentaal, structuur zou vandaag de dag de eucharistie op sociaal, maatschappelijk hedendaagse manier kunnen omkaderen, begrijpbaar maken en opnieuw inbedden?
context De eucharistie als viering heeft veel gemeen met de eigenschappen van een voorstelling; het is een tijdelijke bijeenkomst beperkt in duur, er is een publiek dat gericht is op een centraal thema, er is een actor en bij dit alles wordt het publiek meegenomen in een andere werkelijkheid. De vorm van dit samenkomen is nog vaak gebaseerd op een gedachtegoed en een beeldentaal van honderden jaren geleden, met als gevolg dat het vaak niet meer herkenbaar en betekenisloos is. In de middeleeuwen werd de sacrale ruimte gedragen door nederigheid, soberheid en eenvoud, met de gotiek werd het menselijke en technisch vernuft getoond, terwijl de barok eerder dacht vanuit propaganda en overdaad. Welk gedachtegoed stuwt vandaag de dag dit gebeuren en wat heeft dit als gevolg voor de beeldende ruimte? resultaat Beide opdrachten laten zien hoe het samenkomen van publiek en priester herbekeken wordt, waarbij de ruimte geheroriënteerd wordt. Op die manier wordt er ingegrepen in een wezenlijk en essentieel thema van de eucharistie, namelijk het in gemeenschap bij elkaar komen. De ruimte- en/of beeldveranderingen spelen in op het procesverloop van de eucharistie. Dit alles zonder verlies aan zuiverheid, rijkdom, detail, dramatiek,.... 119
misviering als voorstelling
De opdracht richt zich op twee pijlers: Langs de ene kant het werken met scenografische middelen (licht, geluid, decor, kostuums,...) en op die manier het procesverloop van de voorstelling te sturen vanuit vorm en beeld. Langs de ander kant is het een experiment om vanuit deze invalshoek een maatschappelijk gegeven op de korrel te nemen en kritisch te herdenken. In de hoop dat dit kan leiden tot een kritisch discours.
Geert Peymen
120
121
122
pyblik
123
[pyblik] is de phonetische schrijfwijze van «publiek» en «public». Publiek is de natuurlijke aanvulling van de stedelijke ruimte
[pyblik] is opgericht door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (BHG), met als doel de knowhow en expertise inzake publieke ruimte te centraliseren.
PYBLIK
[pyblik] is een initiatief van de ministers van het BHG die bevoegd zijn voor mobiliteit en Openbare Werken, Leefmilieu en Stadsvernieuwing, Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw
124
[pyblik] biedt opleidingen aan ter bevordering van de cultuur en het métier van de publieke ruimte. De opleidingen zijn gericht op ontwerpers en administraties die werkzaam zijn op het grondgebied van het BHG en/of voeling hebben met deze specifieke context.
[pyblik] streeft naar kwaliteit van de publieke ruimtes in het BHG. Daarvoor is de inzet van gedreven en competente experten nodig. De synergie tussen de academische wereld, de ontwerpers en de Brusselse administraties moeten versterkt worden om zo de ervaringen en kennis van de verschillende actoren van de publieke ruimte te versterken en verspreiden. 125
de cultuur en het metier van publieke ruimte
[pyblik] is toevertrouwd aan de drie onderwijsinstellingen ISACF-La Cambre, Sint-Lucas Architectuur en APR.
[pyblik] speelt zich af tegen deze achtergrond, en om deze reden werd dan ook besloten een ambitieus project te ontwikkelen. Gedurende het eerste jaar werd er gefocust op drie luiken: een Forum met lezingen en plaatsbezoeken, een Cursus voor Projectleiders en een Cursus voor Ontwerpers. Naast de in het bestek verlangde synergie tussen de twee cursussen werd dit nadrukkelijk verruimd met forumactiviteiten én initiatieven in het BHG die het debat over publieke ruimte voeren. De internationale dimensie werd in het eerste jaar reeds gestalte gegeven door middel van lezingen met internationaal gerenommeerde ontwerpers en projectleiders (de Franse landschapsarchitect Alain Marguerit, Volker Ziegler,...), plaatsbezoeken in Lille en Lyon en door het aantrekken van internationaal gerenommeerde atelierbegeleiders (Paola Vigano) en sprekers.
PYBLIK
De uitbouw van het netwerk werd vorm gegeven vanuit het samenwerkingsverband met drie verschillende partners met elk hun netwerken. Door een uitgebreide publiciteitscampagne tijdens de voorbereidingsfase, de aanmaak van een website en de organisatie van activiteiten voor een breder publiek werd dit kracht bijgezet. Op die manier werden vanuit het BHG verschillende linken gelegd naar Wallonië, Vlaanderen en buurlanden.
126
gelukkig hebben we de weg nog om over te steken, anders verveelden we ons hier pas echt
openbaar vervoer, wonen, winkelen, werken, ... alles op wandelafstand van elkaar
De opleidingen hebben alternerend plaats, het eerste semester te ISACF-La Cambre in Elsene en het tweede semester in Sint-Lucas Architectuur in Schaarbeek. Evert Jadoul, Steven Hoornaert, Kim Pironet, Benoit Vanden Breede, Julien Vercruysse, Dries Henkens, Severine Burgers, Franco Olivares, Dag Boutsen
127
de cultuur en het metier van publieke ruimte
de mensen doen er goed aan een uur vroeger te komen, het station ligt ergens aan de overkant
Colofon
colofon
Eindredactie en productie: Gudrun De Maeyer, ARC Digitale beeldverwerking: Ben Robberechts Kaftontwerp: Paul Gees Druk: Drukkerij Sintjoris Publicatiedatum: juni 2008 ISSN 1784-7052
V.U. Johan Verbeke, Hoogstraat 51, 9000 Gent 128