veiligheid door samenwerken
Aanpak loverboy problematiek Handreiking
aanpak loverboyproblematiek
aanpak loverboy problematiek handreiking
Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid Utrecht, 2012
4
aanpak loverboyproblematiek
aanpak loverboyproblematiek
5
inhoudsopgave
voorwoord
7
samenvatting
9
1. aard, ernst en omvang 1.1 Definitie loverboy 1.2 Werkwijze loverboy 1.2.1 Klassieke loverboymethode 1.2.2 Loverboymethode 2.0 1.3 Omvang van de loverboyproblematiek 1.3.1 Aangifte en registratie 1.3.2 Cijfers van CoMensha 1.4 Profielen 1.4.1 Slachtofferprofiel 1.4.2 Daderprofiel
2. integrale ketenaanpak 2.1 Randvoorwaarden 2.1.1 Erkenning en bewustwording 2.1.2 Draagvlak binnen de driehoek 2.1.3 Bestuurlijk draagvlak 2.1.4 Draagvlak ketenpartners 2.2 Initiëren van een ketenaanpak 2.2.1 Beleidsregie gemeente 2.2.2 Aanstellen van een ketenregisseur (beleidsregie) 2.2.3 Ketenregie 2.2.4 Inrichting van de keten 2.2.5 Instellen meldpunt 2.3 Ketensamenwerking 2.3.1 Het kernteam 2.3.2 De flexibele schil 2.3.3 Formuleren van ketendoelen 2.3.4 Samenwerkingsconvenant 2.3.5 Samenwerkingsstructuur 2.4 Evaluatie 2.5 Succesfactoren integrale ketenaanpak
3. interventies en praktijkvoorbeelden 3.1 Bewustwording en preventie 3.1.1 Deskundigheidsbevordering professionals 3.1.2 Voorlichting aan jongeren 3.1.3 Voorlichting aan ouders 3.1.4 Voorlichting aan specifieke doelgroepen 3.1.5 Succesfactoren bewustwording en preventie
15 15 16 16 18 19 19 20 21 21 22
25 25 25 26 26 26 27 27 27 27 29 29 30 30 32 33 33 33 38 38
41 41 41 45 49 49 50
aanpak loverboyproblematiek
6
3.2 Signalering en melding 3.2.1 Signalering 3.2.2 Melding 3.2.3 Succesfactoren signalering en melding 3.3 Interventies 3.3.1 Interventies voor de hulpverlening 3.3.2 Interventies voor het bestuur 3.3.3 Fiscaal optreden 3.3.4 Interventies voor opsporing en vervolging 3.3.5 Interventies voor verdachten en veroordeelden 3.3.6 Succesfactoren interventies
51 51 52 55 55 56 59 62 62 66 66
bijlagen
68
de loverboy-checklist
69
signalenlijst
70
bronnenlijst
71
over het ccv
73
colofon
74
aanpak loverboyproblematiek
7
voorwoord
Met regelmaat verschijnen er berichten in de media over loverboyproblematiek. Loverboys maken veelal misbruik van kwetsbare meisjes. Het gaat hierbij meestal om jonge mannen die hun slachtoffers inpalmen en verleiden om ze vervolgens uit te buiten. Zij worden door deze jongens ernstig misleid voor geldelijk gewin. De impact van dergelijke gebeurtenissen op het leven van de slachtoffers en hun naaste omgeving is zeer groot. Het kabinet heeft de loverboyproblematiek tot een van zijn prioriteiten benoemd. De grote belangstelling, zowel maatschappelijk als politiek, heeft vooral te maken met de ernst van de feiten. Loverboys zijn mensenhandelaren, wat pleit voor een zeer krachtig beleid. Ik maak mij daarom sterk voor een harde aanpak van loverboys. De overheid heeft al diverse initiatieven genomen om loverboys te bestrijden. Zo wordt veel gedaan aan voorlichting op scholen en worden (bendes van) loverboys strafrechtelijk hard aangepakt. De Task Force Aanpak Mensenhandel, onder leiding van het College van procureurs-generaal van het Openbaar Ministerie, heeft als doel om knelpunten in de aanpak van mensenhandel op te lossen en de integrale aanpak te bevorderen. Verschillende organisaties die betrokken zijn bij de strijd tegen mensenhandel nemen hieraan deel. In samenwerking met de ministeries van Onderwijs, Cultuur & Wetenschap en Volksgezondheid, Welzijn & Sport, zal ik mij de komende tijd richten op de rijksbrede aanpak van loverboyproblematiek. Onder het motto: prevention, prosecution en protection gaan we deze strijd aan. Daarbij wordt op deze drie terreinen een combinatie van nieuwe en bestaande maatregelen toegepast. Ten behoeve van deze rijksbrede aanpak heb ik een actieplan opgesteld, met alle maatregelen voor de periode 2011-2014. Enkele concrete voorbeelden hiervan zijn een structureel betere registratie van het aantal slachtoffers en hun kenmerken. Hiermee wil het Rijk beter inzicht krijgen in de omvang en de aard van de problematiek. Om potentiële loverboys af te schrikken, heb ik een wetsvoorstel om de maximumstraffen voor mensenhandel te verhogen. Op het gebied van preventie wordt een internetcampagne gelanceerd en is er een voorlichtingsfilm voor scholen en andere organisaties ontwikkeld. De bedoeling is om ouders en hun kinderen bewust te maken van de risico’s die het gebruik van social media in relatie tot de loverboyproblematiek met zich meebrengt. In het kader van het actieplan heeft het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid een handreiking vervaardigd. Hierin wordt een raamwerk voor een goede aanpak gegeven waarbij alle betrokken partijen, integraal maar elk vanuit de eigen discipline, loverboys daadkrachtig kunnen bestrijden. De handreiking wordt verspreid onder (jeugd)zorg, onderwijsinstellingen, gemeenten en politiekorpsen. Dit zijn de partijen die het rijksbeleid op lokaal en regionaal niveau moeten vormgeven. De handreiking kan hierbij als een goed hulpmiddel dienen en ondersteunt daarmee de ambitie van het kabinet en mijn inzet om loverboys integraler, effectiever en innovatiever aan te pakken. De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten
aanpak loverboyproblematiek
9
samenvatting
Het begrip ‘loverboys’ heeft betrekking op jonge mannen die een vermeende liefdesrelatie beginnen met (vaak minderjarige) meisjes om ze vervolgens uit te buiten. Dat gebeurt in de prostitutie, maar ook andere vormen van uitbuiting komen voor. Denk aan het afsluiten van leningen of (telefoon)abonnementen op naam van het slachtoffer en strafbare handelingen, zoals het dealen of smokkelen van drugs. De integrale ketenaanpak die in deze handreiking wordt uitgelicht, richt zich zowel op het slachtoffer als op de dader.
werkwijze loverboy Loverboys zijn mensenhandelaren die slachtoffers uitbuiten volgens de loverboymethode. In deze handreiking worden twee methoden beschreven, de ‘klassieke loverboymethode’ en de ‘loverboymethode 2.0’. Bij de klassieke methode vindt het ronselen van slachtoffers vooral op fysieke locaties plaats. Bij de loverboymethode 2.0 gebeurt dit voornamelijk via internet. Deze methodes kunnen gecombineerd worden ingezet. Ook worden ze voortdurend aangepast.
omvang Het is lastig om de precieze omvang van de loverboyproblematiek weer te geven. Dat heeft drie belangrijke oorzaken: 1. Loverboyproblematiek is vaak onzichtbaar, omdat het zich afspeelt in het illegale circuit. 2. Weinig slachtoffers doen aangifte, omdat ze bang zijn voor hun loverboy, door schuld- en schaamtegevoelens, omdat ze afhankelijk zijn van hun loverboy, omdat ze zich in een sociaal isolement bevinden, of omdat ze nog verliefd zijn op hun loverboy en zichzelf niet als slachtoffer zien. 3. Slachtoffers en daders van loverboys worden niet consequent geregistreerd.
slachtofferprofiel Iedereen kan slachtoffer worden van een loverboy. Toch is er sprake van een risicogroep. Kwetsbare jongeren die gemakkelijk beïnvloedbaar zijn en gevoelig zijn voor (onverwachte) aandacht, hebben een verhoogd risico. Vaak zijn dit jongeren met een laag zelfbeeld en een problematische achtergrond of een instabiele gezinssituatie. Daarnaast hebben meisjes met een laag IQ een verhoogd risico om slachtoffer te worden. Ook meisjes uit een eercultuur of streng religieus gezin zijn extra kwetsbaar voor een loverboy.
daderprofiel Dé loverboy bestaat niet. Er zijn wel enkele gemeenschappelijke kenmerken. Over het algemeen zijn de daders mannen tussen 20 en 30 jaar. Het grootste deel van de daders heeft de Neder landse nationaliteit en een allochtone achtergrond. Veel, zo niet alle daders, hebben een laag opleidingsniveau. Loverboys zijn vaak op jonge leeftijd in de criminaliteit beland en zijn voor andere delicten al eens in aanraking geweest met justitie. Overigens wil dit niet zeggen dat alle daders deze kenmerken hebben.
10
aanpak loverboyproblematiek
ketenaanpak Om loverboyproblematiek goed aan te pakken, is een structurele, integrale (keten)aanpak noodzakelijk. Het inzetten van zorg of strafrecht alléén is niet genoeg om de problematiek aan te pakken. Voor een integrale aanpak is het noodzakelijk om partners uit het veiligheids- en zorgdomein bij elkaar te brengen. Het initiatief tot een ketenaanpak ligt meestal bij de gemeente. De belangrijkste succesfactor van een integrale ketenaanpak is dat alles in het werk wordt gesteld om de nodige informatie te verzamelen en te delen met de andere ketenpartners, met inachtneming van de privacywetgeving.
partners en hun rol binnen de keten Bij de ketenaanpak loverboyproblematiek moet aandacht uitgaan naar: bewustwording en preventie, signalering en melding en het plegen van interventies. Deze handreiking wordt verspreid onder (jeugd)zorg, onderwijsinstellingen, gemeenten en politiekorpsen. Dit zijn de partijen die het rijksbeleid op lokaal en regionaal niveau moeten vormgeven. Hieronder volgt een overzicht van de rol die zij binnen de keten vervullen.
Rol gemeenten Bewustwording en preventie De gemeente kan deskundigheidsbevordering van professionals stimuleren. Zo kan zij bijvoorbeeld themabijeenkomsten over loverboyproblematiek initiëren. Signalering en melding Voor gemeenten is het raadzaam om een centraal meldpunt in te stellen voor signalen van loverboyproblematiek. Plegen van interventies In het casusoverleg wordt besloten welke interventies gepleegd worden. De gemeente kan loverboys en facilitators bestrijden met de bestuurlijke aanpak. Deze kan gecombineerd worden met de strafrechtelijke aanpak. Gemeente, politie en het Openbaar Ministerie werken hierin intensief samen. Het lokale bestuur kan worden ingelicht via een bestuurlijke rapportage van de politie. Hierin staan signalen, knelpunten en misstanden beschreven. Dit stelt het bestuur in staat bestuurlijke maatregelen te nemen.
Rol politie Bewustwording en preventie Allereerst is het van belang dat de politie deskundig is op het gebied van loverboyproblematiek. Ook kan de politie (bewustwordings)trainingen geven aan andere professionals over de (nieuwe) methoden van loverboys. Via de website www.vraaghetdepolitie.nl licht de politie jongeren voor. Deze site biedt de mogelijkheid om via chat en e-mail in contact te komen met gespecialiseerde politiemensen. Signalering en melding Elk politiekorps beschikt over een gespecialiseerd team Mensenhandel en een korpsexpert Mensenhandel. Signalen van mensenhandel (inclusief loverboys) worden ingevoerd als een mutatie. Alle serieuze signalen worden gemeld bij het regionale politiekorps. De regiokorpsen geven de signalen door aan het Expertisecentrum Mensenhandel en Mensensmokkel (EMM). Het EMM vormt samen met de korpsexperts de Landelijke Expertgroep Mensenhandel (LEM). Daarnaast speelt de politie een rol bij de signalering van loverboyproblematiek op scholen. Het is daarom belangrijk dat de politie en scholen direct contact onderhouden.
aanpak loverboyproblematiek
11
Plegen van interventies De bestuurlijke aanpak kan gecombineerd worden met de strafrechtelijke aanpak. Gemeente, politie en het Openbaar Ministerie (OM) werken hierbij intensief samen. Hierdoor kan optimaal gebruik worden gemaakt van de verschillende bevoegdheden. Ook voordat het strafrechtelijk instrumentarium wordt ingezet, kan de politie al interventies toepassen. Rotterdam deed daar, in het kader van de pilot ‘Loverboys zijn laffe boys’, ervaring mee op. Aangifte Alle medewerkers van de politie zijn opgeleid in het herkennen van signalen van mensenhandel en het te woord staan van slachtoffers. Politie en OM zijn voor de opsporing en vervolging niet afhankelijk van aangifte van het slachtoffer, maar kunnen dat ook ambtshalve doen. Vervolging Als strafrechtelijke vervolging mogelijk lijkt, doet de politie strafrechtelijk onderzoek. Ook wordt onderzocht of de crimineel verkregen verdiensten van de verdachte kunnen worden afgenomen. Bij ernstige signalen van loverboyproblematiek overleggen de politie en de officier van justitie (eventueel met gemeente) om direct in te grijpen.
Rol hulpverlening Bewustwording en preventie Er zijn diverse informatieve internetsites en (hulp)organisaties die advies en informatie geven over loverboyproblematiek. Daarnaast zijn er ook verschillende advies- en meldpunten Loverboys. Interventies voor deskundigheidsbevordering van professionals richten zich voor namelijk op bewustwording van loverboyproblematiek en het herkennen van signalen. Voorlichting over loverboyproblematiek aan jongeren kan het beste worden gegeven op scholen. Hiervoor zijn verschillende lespakketten en materialen ontwikkeld. Een aantal materialen is ook bruikbaar buiten scholen. Daarnaast zijn er verschillende preventieprojecten die zich richten op specifieke doelgroepen, zoals meisjes met een laag IQ, alleenstaande minderjarige asielzoekers en jongens. Signalering en melding Om handvatten te bieden om signalen van loverboyproblematiek te herkennen, zijn verschillende signaleringslijsten en checklists opgesteld. Deze zijn bruikbaar voor professionals, maar ook voor ouders of andere mensen uit de directe omgeving van een mogelijk slachtoffer. In de hulpverlening wordt gebruik gemaakt van verschillende instrumenten om gedrag van jongeren te beoordelen. Zo is het ‘Vlaggensysteem’ gericht op het herkennen en voorkomen van seksueel grensoverschrijdend gedrag bij jongeren. Professionals melden signalen van loverboyproble matiek bij het landelijk Coördinatiecentrum Mensenhandel (CoMensha). Plegen van interventies Voor hulp, begeleiding en opvang en het traject dat hieraan voorafgaat, moet onderscheid gemaakt worden tussen slachtoffers jonger dan 18 jaar en 18 jaar en ouder. Voor minderjarige slachtoffers kan sprake zijn van vrijwillige zorg of verplichte hulpverlening. Zorg en hulp aan meerderjarige slachtoffers is altijd op basis van bereidheid van het slachtoffer zelf. De hulpverlening kent een driedeling in aanbod: generiek, specifiek en specialistisch aanbod. In elk geval is maatwerk en een integraal behandelconcept essentieel.
12
aanpak loverboyproblematiek
Nazorg Goede nazorg is essentieel om te voorkomen dat een meisje opnieuw slachtoffer wordt. Het is belangrijk om het welzijn van het meisje na afloop van de behandeling in de gaten te houden. Ook hierbij is maatwerk van belang. Verder zijn er bijvoorbeeld maatjesprojecten en lotgenotengroepen die meisjes tijdens en na afloop van een behandeling kunnen ondersteunen.
Rol scholen Bewustwording en preventie Voorlichting over loverboyproblematiek aan jongeren kan het beste structureel worden geïntegreerd in het reguliere lesaanbod op scholen. Hiervoor zijn verschillende lespakketten ontwikkeld. Naast deze lespakketten zijn er diverse materialen ontwikkeld die scholen kunnen gebruiken ter aanvulling op een algemeen lespakket, zoals films en theaterproducties. Voorlichting over het gebruik van internet en sociale media is daarnaast ook erg belangrijk. Jongeren zijn zich vaak niet bewust van de mogelijke risico’s van hun gedrag op internet en sociale media. Scholen kunnen ook voorlichting geven aan ouders als aanvulling op een lespakket over loverboyproblematiek. Het is belangrijk dat ouders signalen van loverboyproblematiek kennen en herkennen. Ook moeten zij op de hoogte zijn van mogelijke risico’s van het gedrag van hun kinderen op internet. Signalering en melding Iedereen kan signalen van loverboyproblematiek opvangen. Ook in de klas kunnen signalen van de problematiek worden gezien. Er zijn verschillende signaleringslijsten die docenten handvatten bieden over hoe zij de problematiek of gedragsverandering kunnen herkennen. Seksueel geweld tegen jeugdigen en exploitatie van minderjarigen in de prostitutie zijn vormen van kindermishandeling. Met de invoering van een verplichte meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling is het belangrijk dat de school een duidelijk beleid heeft over wat te doen in geval van vermoedens van (huiselijk) geweld en kindermishandeling, waaronder loverboy problematiek. Meestal worden vermoedens eerst besproken in het leerlingenoverleg. Signalen kunnen naar aanleiding van dit overleg worden geïnventariseerd en vervolgens genoteerd in het leerlingvolgsysteem. Zorgen over een leerling kunnen worden opgeschaald naar het Zorgadviesteam. Het is raadzaam dat de school direct contact onderhoudt met de politie. Scholen melden signalen van loverboyproblematiek bij het landelijk Coördinatiecentrum Mensenhandel (CoMensha).
aanpak loverboyproblematiek
13
aanpak loverboyproblematiek
15
hoofdstuk 1
aard, ernst en omvang
Loverboys zijn een relatief nieuw probleem. Het begrip werd in de jaren 90 voor het eerst gebruikt. Met loverboys werden toen jonge mannen aangeduid die een liefdesrelatie begonnen met (vaak minderjarige) meisjes, om hen vervolgens uit te buiten in de prostitutie. Deze omschrijving is inmiddels deels gedateerd. Het werkveld van loverboys beperkt zich niet meer tot de prostitutiesector. Ook andere vormen van uitbuiting komen voor, zoals het afsluiten van leningen of (telefoon)abonnementen op naam van het slachtoffer en het dealen of smokkelen van drugs. Daarnaast is de locatie waar loverboys hun slachtoffers uitzoeken, deels verschoven van de straat en het schoolplein naar het internet.
1.1 definitie loverboy
Loverboys zijn mensenhandelaren die vrouwen en/of mannen1 doelbewust emotioneel afhankelijk maken door (de belofte van) het aangaan van een liefdesrelatie en hen vervolgens – via dwang, (dreiging met) geweld of andere feitelijkheid, afpersing, fraude, misleiding, misbruik vanuit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, misbruik van een kwetsbare positie van deze vrouwen of mannen – uit te buiten, veelal in de prostitutie.
Volgens bovenstaande definitie2 zijn loverboys mensenhandelaren die slachtoffers uitbuiten volgens de loverboymethode. Het meest onderscheidende van deze methode is het verleiden en inpalmen van het slachtoffer en (de belofte tot) het aangaan van een liefdesrelatie met als doel het slachtoffer uit te buiten (zie paragraaf 1.2). Artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht stelt mensenhandel strafbaar. Gedwongen prostitutie is de meest bekende vorm van mensenhandel. Sinds 2005 is in Nederland alle uitbuiting, met als doel het persoonlijk gewin van de dader, onderdeel van de strafbaarstelling mensenhandel. Kenmerkend aan loverboys is de methode die zij gebruiken. Hoe en in welke sector de slacht offers moeten werken, maakt voor deze definitie geen verschil. In juli 2009 is de strafmaat voor mensenhandel verhoogd naar acht jaar. In 2012 heeft de minister van Veiligheid en Justitie een wetsvoorstel ingediend om de maximumstraf te verhogen naar twaalf jaar. In het kader van loverboyproblematiek wordt ook wel gesproken over jeugdprostitutie. Deze definitie is te smal. Jeugdprostitutie refereert aan het verrichten van een of meer seksuele handeling(en), met of voor een ander, door jongens en meisjes onder de 18 jaar voor geld, goederen of een tegenprestatie. Loverboyproblematiek beperkt zich niet tot minderjarigen. Er zijn ook meerderjarige slachtoffers. Bovendien beperkt jeugdprostitutie zich tot uitbuiting in de prostitutiesector, terwijl uitbuiting door loverboys ook andere verschijningsvormen kent. 1
2
Onder ‘vrouwen en/of mannen’ verstaan wij zowel minder- als meerderjarigen. Overigens moet opgemerkt worden dat over de loverboymethode met mannelijke slachtoffers nog weinig bekend is. Analyse loverboys op internet (2009) en Evaluatierapport pilot Rotterdam (2012)
16
aanpak loverboyproblematiek
In tegenstelling tot andere vormen van mensenhandel, die vaak grensoverschrijdend zijn, hebben de meeste slachtoffers en daders van loverboyproblematiek de Nederlandse nationaliteit3. De problematiek beperkt zich niet alleen tot grote steden, maar kan zich in alle gemeenten afspelen, met of zonder prostitutiebedrijven. Veel daders en slachtoffers zijn jonger dan 23 jaar. Deze handreiking besteedt daarom uitgebreid aandacht aan preventie gericht op jongeren.
1.2 werkwijze loverboy Een loverboy is een mensenhandelaar die slachtoffers uitbuit volgens de loverboymethode. Deze methode kan in vier fasen worden opgedeeld. Daarbij moet worden opgemerkt dat de ingezette methode continu wordt aangepast en dat er veel variaties zijn in hoe loverboys hun slachtoffers zoeken en uitbuiten. Soms worden fasen overgeslagen of sneller doorlopen of er worden andere middelen ingezet. Ook valt op dat er sneller en meer psychisch en (grof) geweld wordt gebruikt. Over de werkwijze bij mannelijke slachtoffers is nog weinig bekend. De hieronder beschreven fasen zijn dan ook voornamelijk van toepassing op vrouwelijke slachtoffers. De vier fasen van de ‘klassieke’ loverboymethode: • Ronselen • Inpalmen • Losweken van sociaal netwerk/isoleren • Uitbuiten Vroeger ronselden loverboys hun slachtoffers door hen fysiek te benaderen op diverse locaties. Tegenwoordig spelen internet en sociale media ook een grote rol. Doordat het internet andere mogelijkheden kent dan het ronselen op straat, worden de fasen soms ook anders ingevuld. Deze werkwijze noemen wij (naar voorbeeld van een pilotproject uit Rotterdam4) loverboy methode 2.0. Deze methode kent eveneens vier fasen. De vier fasen van de loverboymethode 2.0: • Grooming en hawking • Inpalmen • Inlijven • Uitbuiten Overigens worden beide methoden door elkaar heen gebruikt. Zo kan het zijn dat het zoeken van een slachtoffer volgens de loverboymethode 2.0 gebeurt, terwijl voor de overige fasen de ‘klassieke’ methode wordt gebruikt.
1.2.1 klassieke loverboymethode Hieronder worden de fasen van de klassieke loverboymethode toegelicht. Ronselen De eerste fase is het zoeken naar en het benaderen van een potentieel slachtoffer. Dit heet ronselen of ‘grooming’ (zie Loverboymethode 2.0). Volgens de klassieke methode ronselen loverboys op verschillende locaties, zoals op scholen, op straat, in winkelcentra, opvangcentra en clubs. De loverboy legt contact met een potentieel slachtoffer en probeert indruk te maken. Dit kan door het showen van een mooie auto, nafluiten of naroepen van een meisje5, een praatje maken, geven van complimenten et cetera. Soms zetten loverboys meisjes in om andere meisjes te ronselen (zie kader Lovergirls). Een loverboy heeft doorgaans snel door wie hier gevoelig voor zijn. Hij gaat in op een behoefte aan aandacht, juist op een moment dat potentiële slachtoffers kwetsbaar zijn. In de beschrijving van het dader- en slachtofferprofiel wordt dit nader uitgewerkt. 3 4
5
De Kleine Gids. Signalering en behandeling slachtoffers loverboys (2011) Deze tweejarige pilot van de gemeente Rotterdam: ‘Loverboys zijn laffe boys’ werd gestart in 2010 met het doel om activiteiten van loverboys tegen te gaan en (potentiële) slachtoffers te beschermen. Waar meisje staat, kan ook vrouw gelezen worden.
aanpak loverboyproblematiek
17
Wanneer een potentieel slachtoffer reageert op de toespelingen van de loverboy, probeert hij een relatie met haar aan te gaan. Dat is de volgende fase. Inpalmen De loverboy gebruikt verleidingstechnieken om het potentiële slachtoffer in te palmen. Hij doet alsof hij verliefd is, overlaadt haar met veel (en vaak dure) cadeaus en schenkt haar veel aandacht. Dit allemaal met als doel het potentiële slachtoffer verliefd te maken. Hij gaat een relatie met haar aan en spiegelt haar een mooie toekomst samen voor. De loverboy voelt precies aan waar de zwakke plek zit en speelt daar handig op in. Als een meisje thuis bijvoorbeeld weinig aandacht heeft gehad, biedt de loverboy juist een luisterend oor. Hij doet alsof hij echt om het meisje geeft en dat hij altijd voor haar klaar staat. Een (kwetsbaar) meisje trapt daar vaak in en gaat een relatie met hem aan. Dan volgt de volgende fase. Losweken van sociaal netwerk/isoleren Zodra de relatie een feit is en het meisje verliefd is op de loverboy, isoleert hij haar van haar sociale netwerk. Hij zet haar op tegen haar ouders, eventuele broers, zussen en vrienden. Hij zorgt ervoor dat het meisje breekt met haar sociale netwerk, zodat ze (emotioneel en financieel) afhankelijk wordt van hem. Soms maakt een loverboy ook gebruik van drugs om een meisje afhankelijk te maken. Als het meisje is losgeweekt van haar sociaal netwerk en afhankelijk is van de loverboy, gaat hij haar controleren. Hij wacht haar op of laat anderen op de uitkijk staan. Vaak geeft de loverboy het meisje een mobiele telefoon, waarop ze dag en nacht bereikbaar moet zijn voor hem. Ook het gedrag van de loverboy verandert. Hij wordt onvoorspelbaar en de relatie kenmerkt zich door afwisseling van haat en liefde. Daarnaast gebruikt de loverboy steeds vaker geweld en ook (groeps)verkrachtingen komen voor. Het meisje is vaak nog zo verliefd, dat ze de minder goede kanten van de loverboy goedpraat. Het meisje is onbereikbaar voor haar oude sociale netwerk. Uitbuiting Dan volgt de fase waarin de loverboy het meisje voorbereidt op uitbuiting. Dit gebeurt op verschillende manieren. Vaak vertelt de loverboy dat hij problemen heeft. Dit varieert van een schuld die moet worden afgelost, tot een vriend die in de put zit omdat zijn vriendin het heeft uitgemaakt. Of hij vertelt het slachtoffer dat het tijd wordt dat ze de dure cadeaus terugbetaalt. In het geval van een schuld of het terugbetalen van de cadeaus, stuurt de loverboy er op aan dat er geld moet worden verdiend. Hij weet wel een manier om ‘snel’ geld te verdienen. Dit kan gaan om prostitutie, maar ook om het afsluiten van leningen en (telefoon)abonnementen op haar naam en het dealen of smokkelen van drugs. Als het meisje tegenstribbelt, haalt de loverboy haar over door geweld, (emotionele) chantage of dwang. Een loverboy dreigt bijvoorbeeld naaktfoto’s of seksueel getinte filmpjes van het slachtoffer te verspreiden als ze weigert mee te werken. In het geval van een vriend die in de put zit, vraagt de loverboy het meisje om zijn vriend op te vrolijken en hem gezelschap te geven. Ook hier volgt (emotionele) chantage, dwang of geweld als het meisje tegenstribbelt. Eenmaal daar moet ze met de vriend naar bed of ze wordt door hem verkracht. Daarna moet het meisje steeds vaker met anderen naar bed en wordt ze uiteindelijk in de prostitutie tewerkgesteld. Ook komt het voor dat de loverboy het slachtoffer een mooie toekomst voorspiegelt, bijvoorbeeld samen een restaurant beginnen in het buitenland. Hiervoor is geld nodig. De loverboy stelt het slachtoffer voor om eenmalig of voor een korte periode geld te verdienen in de prostitutie. Eenmaal begonnen in de prostitutie is er geen weg meer terug. De loverboy heeft namelijk een nieuw dwangmiddel: rondbazuinen dat ze als ‘hoer’ werkt.
18
aanpak loverboyproblematiek
1.2.2 loverboymethode 2.0 Tegenwoordig is het gebruik van internet en sociale media niet meer weg te denken. Ongeveer negen op de tien jongeren in Nederland is actief op sociale netwerken6. Dit biedt daders optimale kansen om een potentieel slachtoffer te vinden. Op het internet kun je redelijk anoniem opereren, waardoor het gebruik ervan grenzeloos lijkt. Je weet nooit zeker met wie je contact hebt. Veel mensen gebruiken ‘nicknames’ in sociale media en hanteren verschillende identiteiten. Ook het bereik op internet is veel groter. Loverboys kunnen via het internet slachtoffers in heel Nederland zoeken. Hieronder worden de fasen van de loverboymethode 2.0 toegelicht. Grooming en hawking Daders kunnen passief of actief op zoek gaan naar potentiële slachtoffers. Daders zoeken passief naar potentiële slachtoffers door middel van het aanmaken van een profiel op sociale netwerksites. Dit kan in de meeste gevallen anoniem of met foutieve (misleidende) informatie. Met dit profiel proberen loverboys potentiële slachtoffers naar hen toe te lokken. Vaak vindt een eerste contact op het internet echter plaats door actief op zoek te gaan naar potentiële slacht offers. De loverboy zoekt dan op sociale netwerksites, jongerensites en chatboxen.
grooming Onder ‘grooming’ wordt verstaan: het door een volwassen persoon (op internetsites) actief benaderen en verleiden van minderjarigen met als uiteindelijke doel het plegen van seksueel misbruik met die minderjarige7. In 2010 is ‘grooming’ strafbaar gesteld onder artikel 248e in het Wetboek van Strafrecht. Hierdoor is het mogelijk iemand te vervolgen, voordat daadwerkelijke uitbuiting heeft plaatsgevonden. Kijk voor de volledige wettekst op: www.wetten.overheid.nl.
Loverboys benaderen meerdere meisjes tegelijkertijd en kijken wie er reageert. Het selecteren van slachtoffers via het internet heet hawking. Het symboliseert het rondcirkelen van een havik boven zijn prooi. Ze selecteren potentiële slachtoffers vaak op geslacht, leeftijd, (laag) opleidingsniveau, hobby’s en een uitdagende profielfoto8. Inpalmen Als het slachtoffer ingaat op de benaderingspoging van de loverboy 2.0, begint de fase van inpalmen. Dit kan hetzelfde gaan als in de klassieke methode. De loverboy gebruikt het internet dan alleen voor het vinden van zijn slachtoffer. De fasen daarna kunnen ook hetzelfde verlopen als in de klassieke methode. Het internet biedt echter ook andere mogelijkheden voor de loverboy 2.0. Zo investeert een loverboy 2.0 niet altijd in een liefdesrelatie, maar in het opbouwen van een vertrouwensband met het potentiële slachtoffer. Wanneer er een vertrouwensband is opgebouwd, ontlokt de loverboy 2.0 persoonlijke of vertrouwelijke informatie. Hij stelt haar seksueel getinte vragen en probeert via een webcam seksueel getinte beelden van haar te krijgen. Jongeren onderschatten vaak de mogelijke gevolgen van wat zij doen op internet. Zij wanen zich relatief veilig, omdat ze de computer gebruiken in hun eigen woon- of slaapkamer. Ook wanen slachtoffers zich anoniem, doordat ze gebruik maken van ‘nicknames’. Daardoor gaan zij op het internet makkelijker over hun eigen
6 7 8
Contacten leggen via internet (2010). Minderjarige slaat hierbij op personen onder de 16 jaar. De Kleine Gids. Signalering en behandeling slachtoffers loverboys (2011. ) Analyse loverboys op internet (2009).
aanpak loverboyproblematiek
19
grenzen heen. Zij beseffen onvoldoende dat filmpjes gemaakt op het internet, de volgende dag ‘op straat’ kunnen liggen. Inlijving In de fase van inlijving vindt vaak een ontmoeting plaats. Na een aantal chatsessies spreekt de loverboy 2.0 af met het slachtoffer. Bij die afspraak of na een aantal afspraken wordt ze gedwongen tot seksuele handelingen. Maar ook verkrachtingen, soms door meerdere personen, komen voor. De loverboy 2.0 kan het slachtoffer ook chanteren met de in chatsessies verkregen informatie of seksueel getinte beelden. Hij belooft geheimhouding in ruil voor seksuele handelingen. Deze seksuele handelingen gaan steeds verder. Uitbuiting Deze verschilt niet van de klassieke methode.
1.3 omvang van de loverboyproblematiek 1.3.1 aangifte en registratie Het is lastig om de precieze omvang van de problematiek weer te geven. Het is onduidelijk om hoeveel slachtoffers en daders het exact gaat. Dat heeft drie belangrijke oorzaken: 1. Loverboyproblematiek is vaak niet zichtbaar. 2. Weinig slachtoffers doen aangifte. 3. Slachtoffers en daders worden niet consequent geregistreerd. Verborgen problematiek Het is moeilijk zicht te krijgen op zowel daders als slachtoffers. Loverboyproblematiek speelt zich veelal af in het illegale circuit. Daders doen er alles aan om zo onzichtbaar mogelijk te blijven. Dit maakt de opsporing van daders en slachtoffers lastig. Weinig aangifte De aangiftebereidheid onder slachtoffers is laag9. Veel slachtoffers durven zich niet bij de politie te melden, omdat ze bang zijn. De loverboy kan vrij gemakkelijk achterhalen van wie de verklaring of aangifte komt. Loverboys dreigen daarnaast om geweld te gebruiken tegen het slachtoffer zelf of tegen haar familie. Ook komt het voor dat de loverboy het slachtoffer heeft aangezet tot het plegen van strafbare feiten, waardoor zij niet naar de politie durft te stappen. Schuld- en schaamtegevoelens spelen tevens een rol. Een andere reden waarom slachtoffers nauwelijks aangifte doen, is omdat er sprake is van een verregaande afhankelijkheidsrelatie. Het gaat soms zo ver dat een slachtoffer voor onderdak, eten en vervoer volledig op haar loverboy is aangewezen. Uit schaamte of angst durven veel slachtoffers zich ook niet te melden bij hulpverlenings instanties. Daarnaast is het slachtoffer geïsoleerd van haar oorspronkelijke sociale netwerk, waardoor ze (voor haar gevoel) nergens heen kan. Sommige slachtoffers zien zichzelf überhaupt niet als slachtoffer, omdat ze bijvoorbeeld nog verliefd zijn op hun loverboy. Het is voor anderen vaak lastig voor te stellen waarom slachtoffers niet weglopen en optreden tegen hun loverboy. Niet alleen familie en vrienden, maar ook formele instanties hebben hier moeite mee. Het is daarom belangrijk om te onthouden waarom een slachtoffer bij de loverboy blijft: de afhankelijkheidsrelatie. Bovendien zaaien de bedreigingen en het vaak onvoorspelbare
9
Buitenlandse slachtoffers doen wel vaak aangifte omdat ze dan in aanmerking komen voor de B9-verblijfsvergunning (dit is geregeld in hoofdstuk B9 uit de Vreemdelingencirculaire).
20
aanpak loverboyproblematiek
geweldgebruik van de loverboy zoveel angst bij slachtoffers, dat zij zelfs bij verhoor door de politie nog blijven ontkennen. Dit geeft aan hoe moeilijk het is voor slachtoffers op te komen voor zichzelf. Dit onderstreept ook het belang van het ontwikkelen van een vertrouwensband tussen het slachtoffer en de professional. Het is noodzakelijk om begrip te hebben voor (het gevoel van) de afhankelijkheid van de loverboy die bij de slachtoffers bestaat. Registratie Minderjarige slachtoffers van loverboys krijgen in Nederland hulp via Bureau Jeugdzorg (BJZ). Zij zorgen voor hulpverlening en kunnen opvang regelen indien nodig. Ook is er een aantal specialistische opvanginstellingen waar deze slachtoffers terecht kunnen zoals bijvoorbeeld Meisa in Amsterdam of Fier Fryslân in Leeuwarden. Bij BJZ staat de hulpvraag centraal en niet de reden waarom iemand daar terecht is gekomen. Dit is een van de belangrijkste redenen waarom onbekend is hoeveel slachtoffers van loverboys door jeugdzorginstellingen geholpen worden. Meerderjarige slachtoffers van loverboys kunnen opvang krijgen via het Coördinatiecentrum Mensenhandel (CoMensha). Dat kan in de categorale opvang voor slachtoffers mensenhandel (inclusief slachtoffers van loverboys) zijn, maar ook in de vrouwenopvang of maatschappelijke opvang. CoMensha verzamelt gegevens over aard en omvang van slachtoffers mensenhandel in Nederland. De politie registreert naar delict en niet naar de specifieke methode die daarvoor is gebruikt. Loverboyproblematiek valt onder het delict mensenhandel. De politie registreert een melding dan ook als delict mensenhandel en niet specifiek als loverboyproblematiek.
1.3.2 cijfers van comensha CoMensha fungeert als landelijk meldpunt voor aanmelding, registratie en plaatsing van slachtoffers van mensenhandel. CoMensha organiseert en coördineert de eerste opvang van (vermoedelijke) slachtoffers van mensenhandel en zet de hulpverlening in gang. Politie en andere opsporingsinstanties hebben een meldplicht voor slachtoffers van mensenhandel. Zij moeten elk vermoedelijk slachtoffer van mensenhandel melden bij CoMensha. Ook hulp- en opvanginstellingen, particulieren, advocaten en meldpunten jeugdprostitutie melden vermoedelijke slachtoffers van mensenhandel aan CoMensha. Tot 2012 werd slachtofferschap van loverboyproblematiek door CoMensha niet als aparte categorie geregistreerd. Wel gaf CoMensha meldingen de indicatie ‘loverboymethode’, wanneer er volgens de aanmelder waarschijnlijk sprake was van loverboyproblematiek. Sinds 2012 registreert CoMensha, in opdracht van het ministerie van Veiligheid en Justitie, slachtoffers van loverboys apart. Inclusief kenmerken als leeftijd en achterliggende problematiek, zoals getraumatiseerd, zwakbegaafd of meervoudige problematiek. Hierdoor verbetert het inzicht in de omvang en de aard van de slachtoffers van loverboys. Bij de registraties mensenhandel gaf CoMensha, indien van toepassing, al langer de indicatie ‘loverboymethode’ mee. Hierdoor kan toch een globaal beeld van de omvang worden geschetst. Overigens is hier sprake van een vermoedelijk hoog ‘dark number’. De meeste meldingen komen van de politie en de aangiftebereidheid van slachtoffers is laag. Tabel 1. beschrijft het aantal (vermoedelijke) slachtoffers van mensenhandel en het aantal slachtoffers dat daarvan de indicatie ‘loverboymethode’ heeft gekregen in de periode 2008-2011.
aanpak loverboyproblematiek
21
tabel 1. cijfers comensha slachtoffers mensenhandel en indicatie ‘loverboymethode’ Jaartal
2008
2009
2010
2011
Totaal aantal slachtoffers mensenhandel
826
909
993
1222
Aantal indicatie ‘loverboymethode’
180
119
210
242
1.4 profielen 1.4.1 slachtofferprofiel ‘Iedereen die verliefd kan worden, kan slachtoffer worden van een loverboy’. Deze stelling van Spirit Amsterdam geeft weer dat in principe iedereen slachtoffer kan worden van een loverboy. Meisjes, maar ook jongens, in elke gemeente, uit alle lagen van de bevolking, met verschillende opleidingsniveaus kunnen het slachtoffer worden. Toch is er sprake van een risicogroep. Kwetsbare jongeren die gemakkelijk beïnvloedbaar zijn en gevoelig zijn voor (onverwachte) aandacht, hebben een verhoogd risico. Vaak zijn dit jongeren met een laag zelfbeeld en een problematische achtergrond, zoals een gebroken gezinssituatie, (seksueel) misbruik of (emotionele) verwaarlozing. Maar ook een ingrijpende gebeurtenis, zoals het overlijden van een ouder, maakt iemand kwetsbaar. Hieronder staan factoren genoemd die het risico op slachtofferschap beïnvloeden. Leeftijd Volgens cijfers uit 2010 van CoMensha10 is ongeveer een kwart van de slachtoffers van loverboys minderjarig11. Bijna een op de vijf minderjarige slachtoffers is zelfs jonger dan 14 jaar. De helft van de slachtoffers is tussen 18 en 23 jaar. Een kwart van de slachtoffers is ouder dan 23 jaar. Het gaat dus vooral om jonge slachtoffers. Vooral meisjes van 17 jaar zijn aantrekkelijk voor loverboys. Wanneer deze meisjes 18 worden, zijn ze klaar om in de (vergunde) prostitutie te werken. Het is strafbaar om als minderjarige in de prostitutie te werken. Wanneer een minderjarige in de prostitutie werkt, is er automatisch sprake van mensenhandel en hoeft dwang niet te worden aangetoond. Meisjes die ruim voor hun 17de levensjaar worden ingepalmd, worden dan ook vaak uitgebuit in het illegale circuit van de prostitutie of in andere sectoren. Jongeren met heftig pubergedrag zijn extra kwetsbaar. Pubers hebben behoefte om hun eigen identiteit te ontwikkelen en zich los te maken van hun ouders. Het lichaam verandert, jongeren voelen zich soms onzeker en ze experimenteren met (het verleggen van) hun grenzen. In deze fase zijn meisjes extra gevoelig voor aandacht van jongens. Verstandelijke vermogens Meisjes met een laag intelligentiequotiënt (IQ) hebben een verhoogd risico om in handen van een loverboy te vallen12. Deze meisjes zijn gemakkelijk te beïnvloeden en te manipuleren. Daar komt bij dat deze meisjes het risico van verschillende situaties niet goed kunnen inschatten en de consequenties van hun gedrag niet goed kunnen overzien.
10 11 12
Jaarverslag CoMensha 2010. In 2009 was ook een kwart van de slachtoffers minderjarig; in 2008 was dat ruim een derde (Verwey-Jonker, 2011). De Kleine Gids. Signalering en behandeling slachtoffers loverboys (2011).
22
aanpak loverboyproblematiek
Achtergrond Uit de cijfers van CoMensha13 blijkt dat ongeveer 85 procent van de slachtoffers van loverboys de Nederlandse nationaliteit heeft. Vooral meisjes uit streng religieuze gezinnen hebben een verhoogd risico op slachtofferschap. Deze meisjes krijgen veel beperkingen opgelegd. Daardoor zijn zij minder goed in staat om hun eigen grenzen te bepalen. Ook meisjes uit een eercultuur zijn extra kwetsbaar voor een loverboy. De eer van de familie staat op het spel als blijkt dat het meisje zich niet zedelijk gedraagt of seks heeft gehad voor het huwelijk. Hierdoor zijn meisjes uit een eercultuur gemakkelijk te chanteren. Loverboys maken hier misbruik van door deze meisjes te verkrachten of seksuele handelingen op beeld vast te leggen. Hiermee kunnen zij relatief gemakkelijk de weg naar haar oude sociale netwerk afsnijden. Teruggaan naar haar familie is immers geen optie meer. Problematische gezinssituatie Bij veel slachtoffers is sprake (geweest) van een instabiele thuissituatie, zoals echtscheiding, verslavingsproblematiek van een ouder, huiselijk geweld of (seksueel) misbruik14. Maar ook jongeren die (emotioneel) verwaarloosd zijn of te maken hebben (gehad) met hechtingsproblematiek, hebben een verhoogd risico op slachtofferschap. Veel van deze jongeren hebben een laag zelfbeeld en zijn extra gevoelig voor de aandacht van een loverboy.
1.4.2 daderprofiel Het is lastig te spreken van één type dader, omdat er veel variaties zijn. Dé loverboy bestaat niet. De weinige onderzoeken15 die er naar loverboys zijn gedaan, beschrijven wel een aantal overeenkomsten tussen daders. Deze staan hieronder beschreven. Dit wil overigens niet zeggen dat alle daders deze kenmerken hebben. Er moet gewaakt worden voor tunnelvisie en stereotypering. Over het algemeen zijn de daders mannen tussen 20 en 30 jaar16. De helft van de daders is jonger dan 24 jaar17. Etniciteit Het grootste deel van de daders heeft de Nederlandse nationaliteit en een allochtone achtergrond. Vaak is sprake van een Marokkaanse, Turkse, Surinaamse of Antilliaanse afkomst. Veel, zo niet alle daders hebben een laag opleidingsniveau18. Ze hebben meestal geen middelbaar onderwijs gevolgd of zijn tussentijds gestopt met hun opleiding. Criminele activiteiten Loverboys zijn vaak op jonge leeftijd begonnen met criminaliteit en zijn eerder al in aanraking geweest met justitie voor andere delicten, zoals gewelds-, drugs- en vermogensdelicten. Uit de praktijk blijkt dat er bij loverboys meestal geen sprake is van een strakke organisatiestructuur. Wel zijn er gelegenheidsstructuren van (criminele) contacten en een (crimineel netwerk) op straat. Via deze gelegenheidsstructuren regelen loverboys hun zaken met andere criminelen of wisselen onderling diensten uit.
13 14 15 16 17 18
De Kleine Gids. Signalering en behandeling slachtoffers loverboys (2011). De Kleine Gids. Signalering en behandeling slachtoffers loverboys (2011). Evaluatierapport pilot Rotterdam (2012). Evaluatierapport pilot Rotterdam (2012). De Kleine Gids. Signalering en behandeling slachtoffers loverboys (2011). De Kleine Gids. Signalering en behandeling slachtoffers loverboys (2011).
aanpak loverboyproblematiek
23
lovergirls Loverboys gebruiken hun verleidingtechnieken op allerlei slinkse wijzen. Een bekende manier is het aanzetten van zogenaamde ‘lovergirls’ tot het ronselen van andere meiden. Lovergirls zijn vaak slachtoffers die worden ingezet door vriendschap te sluiten met andere meiden en hun vertrouwen te winnen. Met het oogmerk om ze uit te (laten) buiten, benaderen de lovergirls andere meisjes. Daarmee voeren zij zelf strafbare handelingen uit ten behoeve van de loverboy. Zo ontstaat een dubbelrol die voor verwarring kan zorgen. Meestal zijn deze lovergirlactiviteiten het gevolg van manipulatie. Het slachtoffer heeft het gevoel een bijzondere positie te hebben verworven bij de loverboy. Ze wil de loverboy graag gunstig stemmen en voelt zich speciaal door haar extra taken. Bovendien geeft dit een gevoel van aanzien en bevestiging van haar relatie met de loverboy. Dit kan anderzijds ook voordelen voor haarzelf hebben, zoals het ‘uitbesteden’ van seksuele diensten aan andere slachtoffers, waardoor zij zichzelf kan ontzien in de uitbuitingssituatie.
aanpak loverboyproblematiek
25
hoofdstuk 2
integrale ketenaanpak
Om loverboyproblematiek goed aan te pakken, is een structurele ketenaanpak noodzakelijk. Het inzetten van zorg of strafrecht alléén is niet genoeg. Loverboyproblematiek vraagt om een integrale aanpak waarbij samenwerking en afstemming tussen de veiligheidsketen en zorgketen essentieel is19. Een integrale aanpak brengt alle benodigde partijen bij elkaar. Dit hoofdstuk beschrijft hoe een integrale ketenaanpak kan worden opgezet en welke randvoorwaarden hiervoor nodig zijn. In Nederland zijn de laatste jaren veel projecten opgezet die loverboyproblematiek aanpakken. De meeste projecten richten zich op een deel van de keten, zoals preventie van slachtofferschap of hulpverlening aan slachtoffers. De projecten zijn bovendien vaak van tijdelijke aard. Een aantal gemeenten pakt loverboyproblematiek (meer) integraal aan in een keten. Binnen deze ketenaanpak werken verschillende partners samen om het probleem op alle onderdelen aan te pakken. Denk aan bewustwording, preventie, signalering en melding, interventies en nazorg. Deze verschillende fasen in de keten worden beschreven in hoofdstuk 3. Bij de integrale ketenaanpak kan gebruik worden gemaakt van een zogenoemd barrièremodel. Zo’n model helpt om te bepalen welke barrières veiligheidspartners kunnen opwerpen tegen loverboyactiviteiten. Het gehele proces wordt in kaart gebracht en per onderdeel wordt bekeken wie een mogelijkheid heeft om in te grijpen.20
2.1 randvoorwaarden Om een integrale ketenaanpak te realiseren, moet minimaal voldaan zijn aan (of nagedacht zijn over) een aantal belangrijke zaken. Deze randvoorwaarden zijn: • Erkenning en bewustwording • Draagvlak binnen de driehoek • Bestuurlijk draagvlak • Draagvlak ketenpartners Deze randvoorwaarden worden hieronder nader toegelicht.
2.1.1 erkenning en bewustwording Het is belangrijk dat alle ketenpartners loverboyproblematiek erkennen en herkennen. Gemeenten zien het probleem lang niet altijd. Sommige gaan er vanuit dat het bij hen in de omgeving niet voorkomt, bijvoorbeeld omdat zij geen raamprostitutie hebben. Daarbij zien ze het ronselen van slachtoffers over het hoofd. Gemeenschappelijke erkenning en bewustwording zijn noodzakelijk om de problematiek samen te kunnen bestrijden21. Voor een optimaal effect moet het probleem ook op regionaal, provinciaal en landelijk niveau worden onderkend en aangepakt22. Dit voorkomt een mogelijk verplaatsingseffect. 19 20 21
22
Daarnaast zijn bestuursrechtelijke en fiscale interventies onmisbaar. Meer informatie over barrièremodellen is beschikbaar op www.hetccv.nl/mensenhandel. Achtste Rapportage Mensenhandel van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en het Plan van aanpak Taskforce Mensenhandel 2011-2014. Naar een effectieve ketenaanpak van jeugdprostitutie (2006).
26
aanpak loverboyproblematiek
verplaatsingseffect Loverboys kunnen overal opereren. Ze zoeken een plek waar ze op een makkelijke manier zo veel mogelijk geld kunnen verdienen aan hun slachtoffer. Als een gemeente of regio sterk inzet op de aanpak van loverboys, wijken de daders (met hun slachtoffers) uit naar andere plaatsen waar zij de uitbuiting van hun slachtoffers ongestoord kunnen voortzetten. Dit verplaatsingseffect benadrukt de noodzaak dat alle Nederlandse gemeenten zich bewust zijn van loverboy problematiek. Beleid op dit onderwerp kan daarbij niet achterwege blijven.
2.1.2 draagvlak binnen de driehoek Draagvlak binnen de lokale (of regionale) driehoek of vierhoek (de driehoek van gemeente, politie en Openbaar Ministerie, aangevuld met zorg) is essentieel. Loverboyproblematiek moet in dit overleg worden geagendeerd, omdat de beleids- en capaciteitsbepaling hier plaatsvindt. Het is noodzakelijk dat de driehoek een integrale en gerichte aanpak van loverboyproblematiek prioriteert. Een manier om draagvlak te creëren, is een presentatie van de politie of het OM over een afgeronde strafzaak die inzicht geeft in de regionale loverboyproblematiek.
2.1.3 bestuurlijk draagvlak Bestuurlijk draagvlak is noodzakelijk voor het organiseren van een ketenaanpak. Een keten aanpak vergt gegarandeerde inzet van organisaties. Beslissingen over voldoende capaciteit zijn essentieel om alle stappen en aansluiting in de keten te garanderen. De regierol van het lokale veiligheidsbeleid ligt bij de gemeente. De gemeente draagt zorg voor beleidsontwikkeling en –uitvoering en kan betrokken partners aan hun afspraken houden. Paragraaf 2.2 gaat hier verder op in. Daarnaast is bestuurlijk draagvlak nodig voor (gemeentelijke) middelen, zoals geld en menskracht. Geld is onder andere nodig om interventies te plegen of om extra menskracht in te zetten, zoals het aanstellen van een ketenregisseur. Ook is menskracht nodig, bijvoorbeeld voor het ontwikkelen van een samenwerkingsconvenant.
tips om bestuurlijk draagvlak te creëren • Breng de aard, ernst en omvang van het probleem in kaart (eventueel met behulp van het Regionaal Informatie en Expertise Centrum, de politie en het Openbaar Ministerie) en leg uit waarom de gemeente hier iets aan kan en moet doen. • Leg contact met collega-ambtenaren in eigen en omliggende (regio)gemeenten. • Betrek de gemeenteraad erbij: de gemeenteraad heeft verschillende taken en bevoegdheden binnen het lokale (veiligheids)beleid. • Raadpleeg partners in het veld. • Organiseer bewustwordingsbijeenkomsten over loverboyproblematiek en mensenhandel.
2.1.4 draagvlak ketenpartners Voor een effectieve ketenaanpak is het noodzakelijk dat er draagvlak is vanuit alle ketenpartners. Om draagvlak te creëren, is het belangrijk dat partners elkaar vertrouwen en dat partners rekening houden met sociale regels en de cultuur in andere organisaties. Ook inzicht in het jargon van andere organisaties is van belang. Iedereen moet over hetzelfde praten en partners moeten elkaar begrijpen. Verder is het essentieel dat partners duidelijk zijn over de mogelijk heden en onmogelijkheden van hun taken en bevoegdheden vanuit hun organisatie. Het is belangrijk dat de ketenpartners deskundig en beslissingsbevoegd zijn en mandaat hebben om namens hun organisatie te handelen.
aanpak loverboyproblematiek
27
vertrouwen bij ketenpartners Vertrouwen is essentieel bij het uitwisselen van informatie. Vertrouwen staat los van de inhoud en heeft te maken met de onderlinge relatie. Het is belangrijk om te weten wat er in andere organisaties speelt. Dit vereist een langdurige investering. Vertrouwen krijgt u door uw sporen te verdienen. Hiervoor moet u laten zien wat u kunt (en wat u niet kunt) en dat ook waar maken. Toon aan dat u zorgvuldig omgaat met vertrouwelijke informatie. Het is belangrijk dat iedereen dezelfde taal spreekt. Zorg voor goede communicatie en wees altijd transparant. Vertrouwen komt te voet en gaat te paard!
2.2 initiëren van een ketenaanpak Als aan de randvoorwaarden is voldaan, kan de keten worden georganiseerd. Vaak ligt het initiatief tot een ketenaanpak bij de gemeente.
2.2.1 beleidsregie gemeente In principe kan de regierol bij verschillende partners worden belegd. Het ligt echter het meest voor de hand dat de gemeente de (beleids)regie neemt. De gemeente beschikt namelijk over een breed instrumentarium (van preventie tot nazorg) waarmee ze misstanden kan aanpakken. Verder staat de gemeente in nauw contact met de verschillende organisaties en diensten uit de keten.
2.2.2 aanstellen van een ketenregisseur (beleidsregie) Voor het voeren van de (beleids)regie is het gewenst een ketenregisseur aan te stellen. De ketenregisseur vormt een belangrijke spil in de ketensamenwerking en heeft een aanjagende functie. De ketenregisseur draagt zorg voor structurele bijeenkomsten (casusoverleg) en voortgangs controle (monitoring). Hij is het centrale coördinatie- en aanspreekpunt. De ketenregisseur is meestal een gemeenteambtenaar van de afdeling Openbare Orde en Veiligheid (OOV). De ketenregisseur heeft de volgende taken: • Zoeken naar overeenstemming op de gedeelde belangen van diverse (keten)partners. • Onderkennen en benoemen van de verschillende taken, belangen en mogelijkheden van de diverse partners. • Opstellen van een samenwerkingsconvenant. • Afstemmen van beleid en uitvoering tussen de partners. • Sturen en erop toezien dat gemaakte afspraken worden nagekomen. • Adviseren over welke casussen worden ingebracht in het casusoverleg. • Voorzitterschap van het casusoverleg. • Borging van acties en interventies, zowel in de zorg- (zoals hulp aan slachtoffers) als veiligheidsketen (zoals het laten intrekken van een vergunning). • Het stroomlijnen van informatievoorziening en communicatie. • Initiatief nemen voor de evaluatie en de monitoring van de beleidsvorming en -uitvoering in de keten.
2.2.3 ketenregie Idealiter bestaat de ketenaanpak uit zowel een zorgketen als een veiligheidsketen. De regie over de zorgketen kan het beste liggen bij een zorg- of hulpverlenende dienst. Deze heeft het beste zicht op de lokale (en regionale) hulpverlening. Vaak ligt de regie over de zorgketen bij de GGD, terwijl de regie over de veiligheidsketen bij de gemeente ligt (dit is bijvoorbeeld in Den Haag het geval). De gemeente heeft dan zowel de beleidsregie over beide ketens als geheel, als de keten regie over de veiligheidsketen. In dat geval zijn er binnen de gehele keten dus twee keten regisseurs. Goede afstemming en samenwerking tussen beide ketenregisseurs is noodzakelijk. In veel gemeenten is de ketenaanpak voornamelijk georganiseerd rondom de zorgketen. Het is belangrijk om per fase in de keten te bekijken wie de primaire verantwoordelijkheid heeft.
aanpak loverboyproblematiek
28
Apeldoorn heeft bijvoorbeeld voor elke fase in de keten een procesverantwoordelijke benoemd. Zo is de GGD procesverantwoordelijk in de fase preventie en (vroeg)signalering en politie en Bureau Jeugdzorg in de fase weging & kwalificatie. De gemeente voert ook hier de beleidsregie. In dit geval is de gemeente dus de enige ketenregisseur. De ketenregisseur en alle proces verantwoordelijken vormen samen het ketenregie-team.
Keten Jeugdprostitutie en loverboys doelstelling Voorkomen (in brede zin) en stoppen van jeugdprostitutie/loverboys/seksuele uitbuiting van jongeren en jong-volwassenen (tot 23 jr).
Ketenregie-team
input • Meldingen, signalen en vermoedens van (externe) ketenpartners en omstanders over (risico’s op) seksuele uitbuiting; • Indicatoren van jeugdprostitutie; • Maatschappelijke ontwikkelingen
output Inzicht in aard en omvang jeugdprostitutie/loverboys. Geslaagde zorg/straf/preventie interventies (gestopt/voorkomen/beschermd). Klant: wethouder jeugd en zorg.
Preventie (Vroeg-) signalering
Dossiervorming + Analyse
Weging & Kwalificatie
Toewijzing zorgcoördinator & uitvoering
Evaluatie
Pv = GGD
Pv = AMW
Pv = Politie/BJZ
Pv = MEE
Pv = Gemeente
activiteiten • Voorlichting aan professionals, omstanders en jongeren; • Onderzoek; • Publieksvoorlichting; • Actieve opsporing van de doelgroep via handhaving; • Raadplegen van informatiesystemen van instellingen.
activiteiten • Verzamelen actief binnenhalen van signalen; • Advies- en meldpunt; • Cliëntdossier aanmaken; • Stapelen informatie; • Raadplegen ketenpartners; • Analyseren dossier; • Vaststellen probleemgebieden; • Crisisinterventie.
Bron: Gemeente Apeldoorn en partners
activiteiten • Selecteren van te behandelen cases/dossiers (wat is jeugdprostitutie, wat niet? ); • Prioriteiten stellen; • Besluitvorming en bepalen van globale aanpak per casus op hoofdlijnen.
activiteiten • Zorgcoördinator toewijzen; • Trajectplan opstellen en uitvoeren; • Acties coördineren; • Bewaken en vastleggen van benodigde interventie; • Nazorg; Case afsluiten; • Uitvoeren van programma’s m.b.t. hulp en repressie.
activiteiten • Beleidsevaluatie; • Casus-evaluatie; • Ketenevaluatie; • Procesevaluatie.
aanpak loverboyproblematiek
29
2.2.4 inrichting van de keten De ketenaanpak kan specifiek ingericht zijn op loverboyproblematiek (bijvoorbeeld in SittardGeleen). De aanpak loverboyproblematiek kan ook zijn ondergebracht in een keten mensen handel23 (bijvoorbeeld Den Haag, Groningen en Rotterdam) of jeugdprostitutie (bijvoorbeeld Apeldoorn en Eindhoven). Wanneer er in de huidige situatie al een ketensamenwerking is, gericht op de aanpak van mensenhandel of jeugdprostitutie, dan is het raadzaam om hierbij aan te sluiten. De aanpak loverboyproblematiek kan worden ondergebracht in deze keten. Daarvoor kan gebruikgemaakt worden van bestaande structuren. Wanneer er in de huidige situatie nog geen ketensamenwerking is, kan de aanpak van loverboyproblematiek rondom het kernteam (zie paragraaf 2.3.1) worden georganiseerd.
gebruikmaken van bestaande structuren: veiligheidshuis In een Veiligheidshuis werken instanties op één locatie samen aan opsporing, vervolging, berechting en hulpverlening. Het doel van de samenwerking is het terugdringen van overlast, huiselijk geweld en criminaliteit. De kracht van de Veiligheidshuizen is dat ze zijn toegesneden op de lokale situatie. Ketenpartners zijn onder meer politie, OM, gemeenten, Raad voor de Kinderbescherming, reclassering en welzijnsorganisaties. Het reguliere casusoverleg van een Veiligheidshuis leent zich ook goed voor de bespreking van loverboys. Naast harde kern/veroordeelde jongeren kunnen ook risicojongeren worden besproken. Bij de aanpak van problematische gezinnen, kunnen ook broertjes en zusjes van bekende/potentiële loverboys gemonitord worden en kan passende (gezins)hulp worden ingezet. Na bespreking in het casusoverleg, kan een aanpak op maat worden vastgesteld. Het inzetten of aanpassen van de hulpverlening maakt hier een onderdeel van uit. Potentiële loverboys lopen soms al in een verplichte hulpverleningstraject vanwege veroordelingen voor andere delicten. Nieuwe zorgwekkende signalen met betrekking tot het ‘loverboyschap’ kunnen dan worden meegenomen. Internet: www.veiligheidshuizen.nl. handreiking veiligheidshuis alkmaar Het Veiligheidshuis Alkmaar heeft voor de ontwikkeling van een integrale ketenaanpak loverboys in de regio Noord-Holland Noord een handreiking geschreven (internet: www.hetccv.nl/loverboys).
2.2.5 instellen meldpunt Het is belangrijk dat signalen van loverboyproblematiek op één plek terecht komen. Om dit te bevorderen, is het raadzaam een meldpunt in te stellen. In de praktijk worden deze meldpunten bij verschillende organisaties ondergebracht: politie, gemeente, GGD, Veiligheidshuis, Centrum Jeugd en Gezin of het Advies- en Steunpunt Huiselijk geweld. Het meldpunt jeugdprostitutie in Den Haag is ondergebracht bij de GGD. In Sittard-Geleen en in Kennemerland wordt gewerkt met een digitaal meldpunt (gezamenlijke mailbox), waarbij een koppeling wordt gemaakt met het Veiligheidshuis. Hier kan men op een laagdrempelige manier signalen melden. Er wordt tevens gezorgd voor een gecoördineerde opvolging van het signaal24.
23
24
In 2009 is de handreiking ketenregie en bestuurlijk toezicht in de vergunde prostitutiesector verschenen. Deze is opgesteld in opdracht van de Taskforce Mensenhandel. Voor een voorbeeld van een signalenkaart, zie www.hetccv.nl/loverboys.
30
aanpak loverboyproblematiek
Het voordeel van een meldpunt bij het Veiligheidshuis is dat de partners van de zorgketen voor zowel minder- en meerderjarigen worden bereikt. In Eindhoven kunnen meldingen over loverboys worden doorgegeven aan het (regionale) Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld (ASHG). Alle centrumgemeenten in Nederland beschikken over zo’n ASHG.
overzicht van advies- en meldpunten CoMensha: 033 448 11 86 Advies- en Meldpunt Loverboys Fryslân: 0900 567 56 78 Meldpunt Loverboys Overijssel: 038 426 83 43 Meld, Advies en Registratiepunt Jeugdprostitutie Rotterdam-Rijnmond: 010 221 17 15 Meldpunt Jeugdprostitutie Noord-Brabant: 0900 122 44 44 Meldpunt Jeugdprostitutie Eindhoven: 0900 100 01 11 Meldpunt Loverboys Tilburg: 0900 321 32 10 Meldpunt Loverboys Zeeland: 06 225 517 93 Bron: website www.lover-boy.nl
2.3 ketensamenwerking 2.3.1 Het kernteam Het is belangrijk om de juiste ketenpartners om tafel te krijgen. Welke partners dit zijn, kan per gemeente verschillen. Voor een integrale aanpak is het in elk geval noodzakelijk om partners uit het veiligheids- en zorgdomein bijeen te brengen. Deze partners vormen de vaste basis en zijn ondergebracht in het kernteam. De volgende partners zitten in het kernteam: • Gemeente • Politie • OM • Zorg voor meerderjarigen (zoals GGD/GG&GD) • Zorg voor minderjarigen (zoals Bureau Jeugdzorg) Gemeente Naast het voeren van de beleidsregie, voert de gemeente ook vaak de regie over de veiligheids keten. In de praktijk komt dit meestal voor rekening van de afdeling Openbare Orde en Veiligheid. De ketenregie van de zorgketen ligt meestal bij de GGD of een zorginstelling die namens de gemeente de regie voert (zie paragraaf 2.2.3). Politie en OM De politie en het OM zorgen ervoor dat strafbare feiten worden opgespoord en daders worden vervolgd. Bij voldoende bewijs worden loverboys vervolgd voor het delict mensenhandel. Naast deze strafrechtelijke taak kan de politie vanuit de gemeente een gemandateerde bestuursrechtelijke taak hebben. De politie wordt dan door de burgemeester aangewezen als toezichthouder. Onder de vlag van het bestuurlijk toezicht controleert de politie seksinrichtingen op legaliteit, vrijwilligheid en meerderjarigheid van prostituees. Als gemeentelijke vergunningsvoorwaarden niet worden nageleefd, kan de gemeente de vergunning (tijdelijk) intrekken. Als tijdens het uitvoeren van de controles een (vermoedelijk) strafbaar feit wordt geconstateerd, dan wordt de overstap naar strafrechtelijke bevoegdheden gemaakt. Daarnaast heeft de politie ook zorgtaken. Zij kan slachtoffers doorverwijzen en informatie geven over hun rechten.
aanpak loverboyproblematiek
31
absoluut doorlaatverbod In Nederland geldt een absoluut doorlaatverbod voor slachtoffers van mensenhandel. Dit betekent dat als politie en OM weten dat een minderjarige in een uitbuitingssituatie zit of dreigt te geraken, er moet worden ingegrepen. Het belang van het slachtoffer gaat in deze situatie altijd voor het belang van de opsporing. Dit heeft gevolgen voor de manier waarop de politie met informatie omgaat en het belang van de timing van de informatie.
Zorg minderjarigen en meerderjarigen Voor de zorgketen is het van belang om onderscheid te maken tussen zorg voor minderjarige slachtoffers en meerderjarige slachtoffers. Het hulpaanbod (hulpverlening, opvang, zorg en doorverwijzing) verschilt namelijk tussen deze twee groepen. Het hulpaanbod voor minderjarige slachtoffers verloopt meestal via Bureau Jeugdzorg (BJZ). Het bureau beoordeelt hulpverzoeken en stelt vast welke zorg nodig is. Daarnaast begeleidt BJZ jongeren en ouders of verwijst hen door naar andere hulpverleners. Het hulpaanbod voor meerderjarige slachtoffers verloopt meestal via de GGD of GG&GD, CoMensha of het maatschappelijk werk. Uiteraard zijn hierin lokale verschillen mogelijk. Hoofdstuk 3 gaat hier verder op in.
het riec Het Regionale Informatie en Expertise Centrum (RIEC) is het regionale informatieknooppunt en expertisecentrum voor de versterking van de bestuurlijke aanpak van mensenhandel. Het RIEC is het directe aanspreekpunt voor gemeenten wat dit onderwerp betreft. Partners in een RIEC kunnen zijn: gemeenten, OM, politie, bijzondere opsporingsdiensten, inspectie SZW en de Belastingdienst. De RIEC’s leveren een bijdrage aan: • het bevorderen van kennis over mensenhandel • het vormgeven van de bestuurlijke aanpak • het opwerpen van barrières tegen verwevenheid tussen onder- en bovenwereld • de bestuurlijke aanpak in concrete casuïstiek. • het ondersteunen en faciliteren van ketensamenwerking Deze activiteiten maken nadrukkelijk onderdeel uit van een brede geïntegreerde aanpak van mensenhandel op lokaal, regionaal en landelijk niveau. Internet: www.riecnet.nl
aanpak loverboyproblematiek
32
2.3.2 de flexibele schil De partners in het kernteam kunnen een beroep doen op een groot aantal andere (keten)partners. Dit noemen we partners in de flexibele schil. Het kernteam legt, indien nodig, contact met deze partners en zorgt voor informatie-uitwisseling. Ketenpartners in de flexibele schil kunnen op casusniveau worden ingeschakeld. Het is belangrijk om bij elke organisatie een vast contactpersoon te hebben, die volledig op de hoogte is van het onderwerp. Welke partners beschikbaar zijn, hangt af van de lokale situatie en de voorzieningen die voorhanden zijn25. De relatie tussen het kernteam en de flexibele schil is hieronder weergegeven. ‘Donkerblauw’ staat voor partners in het veiligheidsdomein en ‘lichtblauw’ voor partners in het zorgdomein.
flexibele schil
kernteam
Hieronder staat een overzicht van mogelijke (keten)partners in de flexibele schil. • Scholen • (Jeugd)zorg • Opvanginstellingen • Hulpverleningsorganisaties (inclusief specifieke hulpverlening voor prostituees) • Algemeen Maatschappelijk Werk • Centrum Jeugd en Gezin • Raad voor de Kinderbescherming • Opsporingsdiensten (Inspectie SZW en KMar) • Belastingdienst • Kamer van Koophandel • CoMensha • IND • COA • Leerplichtambtenaar • RIEC • Veiligheidshuis
25
In de praktijk zit een aantal van deze (keten)partners in het kernteam. Welke partners dat zijn, verschilt per gemeente.
aanpak loverboyproblematiek
33
2.3.3 formuleren van ketendoelen De ketenpartners formuleren gezamenlijke ketendoelen. Dit zijn doelen die de partners niet afzonderlijk van elkaar kunnen bereiken. Het is belangrijk dat de ketendoelen concreet zijn. Ze dienen voor alle betrokkenen richtinggevend te zijn. Ketendoelstellingen moeten in het verlengde liggen van de doelen van de eigen organisatie. Dan is het mogelijk informatie met elkaar te delen en dat is van wezenlijk belang voor de ketenaanpak. Dit vraagt om duidelijke en werkbare afspraken. Deze afspraken kunnen worden vastgelegd in een samenwerkings convenant. Meer informatie hierover staat in de volgende paragraaf.
2.3.4 samenwerkingsconvenant Het is raadzaam om afspraken formeel vast te leggen in een samenwerkingsovereenkomst of -convenant26. Het doel van een samenwerkingsconvenant is tweeledig. Enerzijds kan de keten regisseur beter sturen en toezien op het nakomen van afspraken als deze zijn vastgelegd. Ook zijn afspraken tussen partners niet meer vrijblijvend. Anderzijds maakt een samenwerkings convenant het mogelijk dat ketenpartners gegevens uitwisselen zonder afhankelijk te zijn van toestemming van betrokken personen. Hierbij is het belangrijk dat het doel, de doelgroep en betrokken instanties, waarvoor gegevens worden uitgewisseld, zijn gespecificeerd. Dit in verband met de privacygevoeligheid en de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp).
(ongeschreven) regel bij informatie-uitwisseling De informatie die u deelt, blijft uw informatie. Een ander doet er pas wat mee als u hiervoor toestemming geeft. Bron: ketenaanpak Alkmaar
2.3.5 samenwerkingsstructuur Het verschilt per gemeente hoe de organisatie van de ketensamenwerking is ingericht. Vaak is er sprake van een stuurgroep, een projectgroep, een voorbereidingsteam (of screeningsteam) en het casusoverleg. Hieronder wordt aan de hand van twee voorbeelden uitgewerkt hoe dit in de praktijk is vormgegeven. Stuurgroep In Rotterdam is de aanpak van loverboyproblematiek ondergebracht in de ketenaanpak Mensenhandel. De ketenaanpak Mensenhandel is, naast de ketenaanpak Softdrugs en de ketenaanpak Vastgoedfraude, onderdeel van het Maatschappelijke Integriteitsprogramma van Rotterdam. Het programma wordt aangestuurd door de stuurgroep RIEC27. In de stuurgroep neemt het topmanagement van de betrokken partijen deel. De stuurgroep rapporteert aan het college van B&W en de gemeenteraad van Rotterdam. De stuurgroep komt eens in de zes weken bijeen. In Sittard-Geleen is de aanpak loverboyproblematiek gepositioneerd onder het bestuurlijk overleg in het Veiligheidshuis en Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGZ) van het district Sittard. Projectgroep De projectgroep (of ketenregieteam) is verantwoordelijk voor het goed functioneren van de ketenaanpak mensenhandel. In Rotterdam bestaat het ketenregieteam uit vertegenwoordigers (middelmanagement) van het OM, politie, Stichting Humanitas PMW, Bureau Jeugdzorg (BJZ), Inspectie SZW, Belastingdienst en het RIEC/de gemeente Rotterdam (GGD en de Directie Veiligheid). Het Ketenregieteam Mensenhandel beslist over het uitvoeren van analyses van de aard en de omvang van mensenhandel, heeft mandaat en ziet toe op het goed functioneren
26 27
Voor een voorbeeldconvenant, zie www.hetccv.nl/mensenhandel. Het RIEC Rotterdam Rijnmond en het RIEC Zuid-Holland-Zuid gaan fuseren, de ketenregie wordt dan (mogelijk) aangepast.
34
aanpak loverboyproblematiek
van de gehele ketenaanpak mensenhandel. Het ketenregieteam komt eens in de zes weken bijeen. In Sittard-Geleen bestaat de projectgroep uit bestuurders van gemeente, politie, OM, Veiligheidshuis, Centrum Jeugd en Gezin, Reclassering Nederland Partners in Welzijn, BJZ en de Stichting Manna. Voorbereidingsteam Het voorbereidingsteam bereidt de casussen voor het casusoverleg voor. Het analyseert en combineert signalen of meldingen die binnenkomen in de keten met andere signalen en overige informatie. Dit heet het veredelen van informatie. Om van deze informatie concretere casuïstiek te maken, kan een informatieanalist worden ingezet. Niet alle meldingen of signalen kunnen worden ingebracht in het casusoverleg. Minder ernstige signalen kunnen worden afgedaan door de partner bij wie het signaal binnenkomt. Ernstige signalen worden veredeld en ingebracht in het casusoverleg. Na analyse en veredeling maakt het voorbereidingsteam, in overleg met de ketenregisseur, een selectie van meldingen (casussen) om in te brengen in het casusoverleg. In Sittard-Geleen bestaat het voorbereidingsteam (screeningsteam) uit vertegenwoordigers van de politie en Partners in Welzijn (organisatie voor maatschappelijke dienstverlening en sociaal-cultureel werk). Het screeningsteam beantwoordt vragen van burgers en professionals en bespreekt, screent en classificeert alle (aan)meldingen die binnenkomen via het meldpunt en leidt deze door naar de juiste plek. Casusoverlegteam Als onderdeel van de ketenaanpak wordt veelal een casusoverleg georganiseerd. Voorafgaand aan het casusoverleg worden binnengekomen signalen over loverboyproblematiek geregistreerd. Er wordt een dossier aangemaakt en de informatie wordt geanalyseerd en aangevuld met informatie van andere ketenpartners. In overleg met de ketenregisseur wordt bepaald welke casussen worden ingebracht in het casusoverleg. Per ingebrachte casus wordt een schets gegeven van de achtergrond, de openstaande acties, vragen die in het casusoverleg moeten worden besproken en voorstellen voor eventuele interventies28. Idealiter gaat het casusoverleg over slachtoffer, dader en faciliteerders. Tot de laatste groep behoren bijvoorbeeld pandeigenaren die kamers beschikbaar stellen voor de escort. Zij kunnen bestuursrechtelijk worden aangepakt. In het casusoverleg wordt per casus bepaald welke interventies worden ingezet en welke partner(s) dit gaan doen. Hierbij is het van belang om te bekijken welke organisatie in de keten het meeste effect kan sorteren. Wanneer er bijvoorbeeld een (mogelijke) dader in beeld is, kunnen de politie en het OM onderzoeken of strafrechtelijk vervolgen een optie is. Tegelijkertijd kan de gemeente nagaan of bestuursrechtelijk ingrijpen mogelijk is. Daarnaast kan de Belastingdienst onderzoeken of er fiscale gronden zijn om de dader aan te pakken. Ook kan de volgorde van de interventies worden afgestemd. Niet alle ketenpartners hoeven bij het casusoverleg aanwezig te zijn. Doorgaans zijn de ketenpartners uit het kernteam aanwezig, aangevuld met een aantal relevante ketenpartners uit de flexibele schil. Dit kan per overleg verschillend zijn, maar hoeft niet. Afhankelijk van de geagendeerde casussen, kunnen andere (keten)partners worden uitgenodigd voor het casusoverleg. Het is in elk geval van belang dat alle aanwezige partners beslissingsbevoegd zijn en mandaat hebben om namens hun organisatie te handelen. De ketenregisseur (op ketenniveau) coördineert de interventies die worden uitgevoerd. Vaak is de ketenregisseur op beleidsniveau (gemeente) voorzitter van het casusoverleg.
28
Uitvoeringsmap bestuurlijke aanpak Mensenhandel Rotterdam-Rijnmond (2010).
aanpak loverboyproblematiek
35
Er worden verschillende methoden gebruikt voor de voorbereiding van het casusoverleg. Hieronder komen twee praktijkvoorbeelden aan bod.
voorbereiding casusoverleg rotterdam Rotterdam registreert signalen die binnenkomen in de keten in een registratiesysteem dat gedeeld wordt met alle convenantpartners. Hierbij worden drie soorten signalen onderscheiden: reguliere signalen, urgente signalen en signalen van potentiële trends of actualiteit. Reguliere signalen worden door de ketenpartner die het signaal ontving, in het registratiesysteem ingevoerd. Hierbij beschrijft hij wat hij zelf heeft ondernomen op het signaal of wat andere partners hebben ondernomen. Ook beschrijft hij waarom hij het signaal inbrengt en welke informatie van afzonderlijke ketenpartner gewenst is. De andere ketenpartners voegen relevante informatie over de casus toe of vermelden dat ze geen relevante informatie beschikbaar hebben. Alleen veredelde signalen die door alle ketenpartners zijn bekeken, worden ingebracht in het casusoverleg. Urgente of sterkere signalen wachten niet op het casusoverleg, maar worden bilateraal opgepakt tussen ketenpartners. Bij goedkeuring van de casusinbrenger worden deze signalen tijdens het casusoverleg breed gedeeld. Signalen die duiden op potentiële trends of actualiteiten worden besproken in het casusoverleg. Het gaat dan om fenomenen die de partners in de praktijk opvallen, zoals een toename van een specifieke doelgroep binnen prostituees. Als partners de trends verder onderzocht willen hebben, wordt dit voorgelegd aan het ketenregieteam. Het ketenregieteam informeert de stuurgroep (RIEC/Maatschappelijke Integriteit) over deze trends en adviseert over eventuele vervolgstappen. Afhankelijk van de geagendeerde signalen op het casusoverleg, kunnen externe partijen uitgenodigd worden om toelichting te geven op hun werkgebied en aanpak. In het figuur hieronder staat de werkwijze van Rotterdam schematisch weergegeven.
Schematische weergave voorbereiding casusoverleg Rotterdam 3. Signaal wordt geïnterpreteerd als potentiële trend/ actualiteit 2. Signaal (urgent) wordt bilateraal opgepakt Potentieel signaal mensenhandel komt binnen bij ketenpartner
• Reeds geleverde inzet en resultaat • Gevraagde informatie partner
1. Signaal invoeren in applicatiesysteem
Melding potentiële trend
Brede deling signaal
Vaststellen agenda casusoverleg in overleg met ketenregisseur
• Toevoeging informatie • Vermelding als geen info beschikbaar is
Aanvulling informatie op signaal door ketenpartners
4. Externen uitnodigen voor kennisdeling
Bespreking op casusoverleg mensenhandel
36
aanpak loverboyproblematiek
voorbereiding casusoverleg sittard-geleen Het screeningsteam onderzoekt alle meldingen van slachtoffers in drie fasen: onderzoeken, verifiëren en classificeren. In de eerste fase ‘onderzoeken’ wordt gezocht naar dader- en slachtofferinformatie alsook een mogelijke koppeling. Beschikbare informatie wordt in samenwerking met ketenpartners gebundeld. Tijdens de fase ‘verifiëren’ kan het screeningsteam de melder om meer informatie vragen en contact zoeken met de thuissituatie van het slachtoffer. Ook kan, indien noodzakelijk, het screeningsteam ketenpartners om meer gegevens vragen. In de fase ‘vaststellen of classificeren’ krijgt de melding een kleurcode: blauw, groen, oranje of rood29. • ‘Blauw’ staat voor een zeer complexe situatie maar geen loverboyactiviteiten. Registratie hiervan vindt plaats binnen het Veiligheidshuis. Het screeningsteam zorgt voor doorgeleiding naar de juiste plaats. • ‘Groen’ betekent dat loverboyactiviteiten onvoldoende aantoonbaar zijn. Wel zijn er zorgen over specifieke personen, maar er is geen sprake van een kritische situatie. Deze meldingen worden doorgeleid naar het Centrum voor Jeugd en Gezin. Het screeningsteam zorgt voor terugkoppeling aan de melder. • Bij de classificatie ‘oranje’ zijn er sterke vermoedens van loverboyactiviteiten. Deze meldingen worden doorgeleid naar het Veiligheidshuis en het Regionaal Coördinatiepunt Mensenhandel en Prostitutie (RCMP). Op advies van het screeningsteam en na afstemming met de proces manager kan een zaak worden ingebracht in het zorgoverleg. • De classificatie ‘rood’ wordt gegeven wanneer er duidelijk sprake is van loverboyactiviteiten en een zeer bedreigende situatie voor het slachtoffer bestaat. Deze meldingen worden doorgeleid naar het Regionaal Coördinatiepunt Mensenhandel en Prostitutie (RCMP) waarbij de casus wordt geprioriteerd in het Veiligheidshuis. Het slachtoffer wordt dan via een casemanager van het Veiligheidshuis in samenspraak met het RCMP begeleid. Meldingen over daders worden door het screeningsteam onderzocht, geverifieerd en vastgesteld. De fasen ‘onderzoeken’ en ‘verifiëren’ verlopen hetzelfde als bij meldingen van slachtoffers, met uitzondering van het zoeken van contact met de thuissituatie. In de fase ‘vaststellen’ wordt het vervolgtraject vastgesteld. Wanneer loverboyactiviteiten onvoldoende aantoonbaar zijn en er geen sprake is van een kritische situatie, worden alle informatie en gegevens geregistreerd en gebundeld voor dossieropbouw. Wanneer er sterke vermoedens zijn, of een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid van loverboyactiviteiten, legt het screeningsteam de zaak ter toetsing voor aan het RCMP/OM en het RIEC. Zij toetsen de casus op mogelijke vervolging op basis van artikel 273f Wetboek van Strafrecht. Eveneens wordt de zaak getoetst op bekendheid in het Veiligheidshuis. Als er (nog) geen sprake is van strafrechtelijke vervolging, agendeert het screeningsteam de casus in het Veiligheidshuis. Als er wel sprake is van mogelijke strafrechtelijke vervolging, neemt het RCMP/OM de casus over. De strafrechtelijke aanpak heeft dan prioriteit. Wanneer er sprake is van een bedreigende situatie voor het slachtoffer, wordt ernaar gestreefd het slachtoffer op een veilige plek onder te brengen. In het figuur hieronder staat de werkwijze van Sittard-Geleen schematisch weergegeven.
29
Opschaling en afschaling zijn mogelijk. Zo kan een casus met de classificatie ‘rood’ bijvoorbeeld na enige tijd ‘oranje’ worden en andersom.
aanpak loverboyproblematiek
37
Schematische weergave voorbereiding casusoverleg Sittard-Geleen Signaleringsnetwerk 1. Onderwijsdomein w.o.: Zorgteam (leerplicht, school, intern begeleider)
Convenantpartners Veiligheidshuis/OGGZ
2. Jongerenwerk
Risicotaxatie (altijd melden)
3. Veldwerk gericht op bemoeizorg 4. Specifieke groepen zoals Stichting Manna, MEE 5. (Geestelijke) gezondheidszorg zoals huisartsen, GGD, JGZ, Mondriaan, Orbis SOA spreekuur etc. 6. Jeugdhulpverlening zoals BJZ, CJG, AMW, Xonar Kindertelefoon etc.
Individueel Procesmanager
1. Onderzoeken 2. Verifiëren 3. Vaststellen classificatie 4. Terugkoppelen naar melder
Veiligheidshuis
Actieplan (VHH)
Zorgoverleg
Actieplan (CJG)
Registreren VHH
7. Strafrechtketen w.o. politie, OM en Veiligheidshuis -------------------------------------8. Omstanders zoals ouders, vriendinnen, horeca etc.
Meldpunt loverboys
Integrale aanpak Volgen slachtoffer Bevrijden slachtoffer Bescherming bieden
Procesmanager CJG
Opvang & zorg Opsporing & verzorging Nazorg
CJG
38
aanpak loverboyproblematiek
2.4 evaluatie Voor een structurele, integrale aanpak is het belangrijk dat de aanpak wordt geborgd in het beleid van de gemeente en de ketenpartners. Hiervoor is commitment en (structurele) financiële ruimte nodig op de begroting van de deelnemende partijen. Om dit te realiseren, is het van belang om de behaalde resultaten zichtbaar te maken en terug te koppelen aan het bestuur, de gemeenteraad, de stuurgroep en het kernteam. Hiervoor is evaluatie nodig. De evaluatie moet informatie bieden over de effectiviteit van de ketenaanpak. Hiermee wordt duidelijk of de vooraf gestelde (keten)doelen zijn bereikt. Het is belangrijk om de bevindingen, die van belang zijn voor het bestuurlijk optreden, vast te leggen. Het bestuur wordt zo geïnformeerd en kan actie ondernemen, zoals aanpassingen in de keten of werkwijzen. Daarnaast is het voor het commitment van ketenpartners en andere belanghebbenden van belang om strategisch terug te koppelen. De evaluatie kan ook aanleiding geven voor verbeteringen in de ketenaanpak.
2.5 succesfactoren integrale ketenaanpak De belangrijkste succesfactor voor een integrale ketenaanpak is dat alles in het werk wordt gesteld om de nodige informatie te verzamelen en te delen met de andere ketenpartners. Uiteraard met inachtneming van de privacywetgeving. Voor goede samenwerking is het nood zakelijk om buiten je eigen organisatie of functie te kunnen en willen kijken. Overige succesfactoren: • Persoonlijke inzet en betrokkenheid van alle ketenpartners. • Vertrouwen in elkaar. • Deskundige ketenpartners die beslissingsbevoegd zijn en mandaat hebben om namens hun organisatie te handelen. • Korte lijnen en direct contact tussen ketenpartners. • Vaste contactpersonen bij alle instellingen. • Een structurele financiering en een meerjarenplan. • Terugkoppeling van geboekte resultaten aan elkaar en aan het gemeentebestuur en gemeenteraad. • Het uitwisselen en verspreiden van best practices.30 • Het delen van kennis over succesvolle interventies en knelpunten in het proces. Na evaluatie kunnen deze ervaringen teruggekoppeld worden naar de keten. Daarmee kunnen alle partners hun voordeel doen. • Voldoende capaciteit en gegarandeerde inzet van alle ketenpartners.
30
Het CCV ondersteunt de verspreiding van best practices door deze op nemen in het webdossier Loverboys (www.hetccv.nl/loverboys).
aanpak loverboyproblematiek
39
aanpak loverboyproblematiek
41
hoofdstuk 3
interventies en praktijkvoorbeelden
Bij de aanpak van loverboyproblematiek moet aandacht uitgaan naar: • bewustwording en preventie • signalering en melding • plegen van interventies en nazorg Dit hoofdstuk beschrijft welke activiteiten ketenpartners op deze gebieden kunnen onder nemen, ondersteund met praktijkvoorbeelden.
3.1 bewustwording en preventie In Nederland zijn veel projecten en initiatieven ontwikkeld om slachtofferschap van loverboys te voorkomen. Deze preventieve projecten richten zich veelal op bewustwording, waarbij vier hoofdsoorten kunnen worden onderscheiden: 1. Deskundigheidsbevordering van professionals - informatie en advies op internet - informatie en advies bij organisaties - interventies voor deskundigheidsbevordering 2. Voorlichting aan jongeren - lespakketten voor seksuele vorming - lespakketten voor mentale weerbaarheid - voorlichting over sociale media en internet - voorlichting buiten scholen 3. Voorlichting aan ouders 4. Voorlichting aan specifieke doelgroepen - meisjes met een laag IQ - alleenstaande minderjarige en jongvolwassen asielzoekers - jongens
3.1.1 deskundigheidsbevordering professionals Veel professionals herkennen en melden signalen van loverboyproblematiek of (seksueel) grensoverschrijdend gedrag onvoldoende. Het is belangrijk dat professionals deze signalen herkennen en weten wat ze daarmee kunnen doen. Deze paragraaf beschrijft eerst waar professionals meer informatie kunnen vinden en advies kunnen inwinnen over loverboyproblematiek. Daarna komen verschillende interventies voor deskundigheidsbevordering van professionals aan bod. Informatie en advies op internet Er zijn verschillende manieren om meer te weten te komen over loverboyproblematiek. Diverse internetsites, advies- en meldpunten Loverboys en (hulp)organisaties bieden professionals informatie en advies. Hieronder staan enkele voorbeelden van websites die informatie en advies geven aan professionals.
42
aanpak loverboyproblematiek
www.jeugdprostitutie.nu Deze website van het Expertisepunt Jeugdprostitutie wordt beheerd door Movisie. De site biedt veel informatie over jeugdprostitutie. www.lover-boy.nl Deze website is een product van Stichting Zorgconcept. Stichting Zorgconcept ontwikkelt projecten op het gebied van arbeid, zorg en welzijn. De afgelopen jaren heeft de stichting verschillende projecten uitgevoerd gericht op de emancipatie, advisering en hulpverlening aan meisjes en vrouwen. www.schoolenveiligheid.nl Deze website van het Centrum School en Veiligheid biedt informatie over lespakketten en materialen die zich specifiek richten op loverboyproblematiek. Op de website staat ook het informatieblad ‘Scholen en loverboyproblematiek’ met informatie over loverboyproblematiek en de rol van scholen hierin. www.sense.info Deze website biedt informatie over seksualiteit, verliefdheid, relaties et cetera. Via de website kunnen jongeren tot 25 jaar met al hun vragen en problemen op het gebied van seksualiteit – anoniem – terecht bij een deskundige bij hen in de buurt (veelal bij de GGD). Deze deskundigen zijn ook bekend met signalen van loverboyproblematiek en kunnen jongeren, indien nodig, doorverwijzen. In contact komen met deze deskundigen kan via telefoon, e-mail, chat en vaak ook via een persoonlijk gesprek. Sense hulpverlening wordt in heel Nederland geboden. www.vraaghetdepolitie.nl Op deze website staat veel informatie over veiligheid, waaronder loverboyproblematiek. De site bevat verschillende informatiefilms en een vraag- en antwoordrubriek. Het is mogelijk om via chat en e-mail in contact te komen met gespecialiseerde politiemensen. Professionals kunnen voor informatie, advies en doorverwijzingen ook terecht bij verschillende advies- en meldpunten Loverboys. Professionals kunnen hier ook signalen van loverboyproblematiek melden. Daarnaast zijn er ook andere organisaties waar professionals terechtkunnen voor informatie en advies. Hieronder staan er enkele beschreven. Informatie en advies bij organisaties Fier Fryslân Fier Fryslân wil geweld in relaties voorkomen en stoppen. De organisatie biedt preventieve zorg, voorlichting en waar nodig opvang op een veilig en anoniem adres. Professionals kunnen met vragen over een specifieke situatie bij Fier Fryslân terecht voor informatie, consultatie en tips. Voor slachtoffers van loverboys biedt Fier Fryslân: • Asja: een programma gericht op meisjes en jonge vrouwen van 12 tot en met 23 jaar die via loverboyconstructies in de prostitutie terecht zijn gekomen of een groot risico lopen hierin terecht te komen. • Metta: een klinische behandelsetting voor slachtoffers van loverboys (en eergerelateerd geweld) waarbij ook sprake is van psychiatrische problematiek. • Het jongerenspoor: biedt ambulante begeleiding (individueel en in groepen) aan slachtoffers van loverboys. Ook is er begeleiding voor meiden met grensoverschrijdend seksueel gedrag. • Het preventiespoor: geeft voorlichting op scholen en andere jeugdinstellingen. Ook zijn er trainingen voor docenten en jongerenwerkers. Internet: www.fierfryslan.nl
aanpak loverboyproblematiek
43
SHOP Stichting Hulpverlening en Opvang Prostituees (SHOP) is een hulpverleningsinstelling voor (ex)prostituees in de regio Den Haag. Ook professionals kunnen terecht bij SHOP voor informatie over hulpverlening, wensen en signalen van (ex)prostituees, slachtoffers van mensenhandel en transgenders. SHOP is verantwoordelijk voor de zorgcoördinatie van slachtoffers van mensenhandel in de regio Den Haag. Dit doet SHOP door middel van: concrete hulpverlening, sekse specifieke hulpverlening, psycho-educatie, contextuele benadering en toekomstgericht werken, systeem van straffen en belonen en groepswerk. Tevens verzorgt SHOP voorlichting over loverboys op scholen en bij andere instanties. Internet: www.shop-denhaag.nl Humanitas Prostitutie Maatschappelijk Werk Humanitas Prostitutie Maatschappelijk Werk (PMW) biedt praktische en psychosociale hulp aan (ex)prostituees, slachtoffers van mensenhandel en slachtoffers jeugdprostitutie in de regio Rotterdam. PMW zoekt jongens en mannen, meisjes en vrouwen in de prostitutie op en doet hen desgevraagd een hulpaanbod. Dit kan individueel of in groepsverband zijn. PMW is tevens het meldpunt jeugdprostitutie voor de regio Rijnmond en zorgcoördinator voor slachtoffers van mensenhandel. Behalve de daadwerkelijke hulpverlening heeft PMW een voorlichtingsaanbod voor jongeren en voor professionals. Daarnaast biedt PMW deskundigheidsbevordering aan voor hulpverleners, politie en andere betrokkenen op het gebied van signalering en doorverwijzing. Internet: www.humanitaspmw.org Humanitas Eindhoven Onder de noemer ‘Gevaarlijke liefde’ biedt Humanitas Eindhoven preventieve voorlichting over loverboys aan jongeren, ouders, hulpverleners, intermediairs en docenten. Ook heeft Humanitas een maatjesproject voor slachtoffers van loverboys, zie paragraaf 3.3.1. Internet: gevaarlijkeliefde.humanitaseindhoven.nl en www.humanitas.nl Pretty Woman Pretty Woman is een samenwerkingsproject van Stichting Stade, De Rading en Bureau Jeugdzorg Utrecht. Dit project biedt voorlichting en individuele- en groepshulpverlening aan meiden en jonge vrouwen (12-23 jaar). Meiden (en jongens) kunnen bij Pretty Woman terecht met vragen over volwassen worden, seksualiteit, risicovolle contacten (zoals loverboys) en misbruikrelaties. Pretty Woman biedt ook interventies aan voor deskundigheidsbevordering. Het project heeft vestigingen in Utrecht en Amersfoort. Internet: www.stichtingstade.nl Spirit Spirit biedt hulp en begeleiding bij de opvoeding van kinderen en jongeren van 0 tot 23 jaar in de stadsregio Amsterdam. Het Seksespecifieke Expertisecentrum (onderdeel van gespecialiseerde hulp van Spirit) heeft een divers aanbod gericht op jongeren, ouders en professionals ontwikkeld ter voorkoming van seksueel risicogedrag om zo slachtoffer en daderschap van loverboyproblematiek te voorkomen. Onder de naam ‘ Liefde is…’ geeft dit expertisecentrum voorlichtingslessen op middelbare scholen. Voor organisaties of instellingen waar meisjes verblijven, zijn er lessen met de naam ‘Grip op je leven’. Ook biedt het expertisecentrum trainingen aan professionals in het herkennen van signalen van loverboyproblematiek en de mogelijkheid tot advies en consult in het kader van seksespecifieke hulpverlening. Daarnaast kunnen jongens of meisjes die extra onder steuning en hulp nodig hebben op dit gebied, zonder verwijzing of indicatie, een laagdrempelig
44
aanpak loverboyproblematiek
ambulant traject volgen. Indien meisjes door hun problematiek op dit gebied niet thuis kunnen wonen, is er binnen Spirit de mogelijkheid tot (beschermde) opvang. Internet: www.spirit.nl Movisie Het landelijke kennisinstituut en adviesbureau Movisie heeft het Vlaggensysteem ontwikkeld dat professionals ondersteunt om seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel gezond gedrag bij jongeren te duiden en bij te sturen. In opdracht van het ministerie van Veiligheid en Justitie, verzorgt Movisie ook trainingen, advies en consultatie en casusbesprekingen voor jeugdzorginstellingen. Internet: www.movisie.nl Scharlaken Koord Scharlaken Koord biedt, vanuit een christelijke visie, hulp aan meisjes en vrouwen in de prostitutie door middel van straatwerk, preventie en maatschappelijke hulpverlening. Scharlaken Koord heeft een uitstapprogramma voor prostituees en een kledingatelier voor eventuele nieuwe dagbesteding. Het biedt de volgende preventieprojecten landelijk aan: • Beware of Loverboys: drie lessen ter bevordering van bewustwording rondom loverboy problematiek en het vormen van een eigen mening over seksualiteit en grenzen binnen relaties (internet: www.bewareofloverboys.nl). • Love Limits: een weerbaarheidstraining voor meiden die een verhoogd risico lopen om met grensoverschrijdend gedrag te maken te krijgen of die in aanraking zijn geweest met prostitutie (internet: www.lovelimits.nl). • No Nonsense: drie lessen ter bevordering van bewustwording en het vergroten van seksuele weerbaarheid (internet: www.projectnononsense.nl). Internet: www.scharlakenkoord.nl Interventies voor deskundigheidsbevordering Interventies voor deskundigheidsbevordering van professionals richten zich voornamelijk op bewustwording van loverboyproblematiek en het herkennen van signalen. Er zijn verschillende projecten ontwikkeld om de deskundigheid van professionals te bevorderen. Hieronder staan enkele voorbeelden. Politie Sommige politiekorpsen bieden trainingen voor professionals over loverboyproblematiek. Zo geeft politie Kennemerland samen met de GGD awarenesstrainingen aan hulpverleners, docenten en leerplichtambtenaren over seksuele weerbaarheid en de (nieuwe) methoden van loverboys. Ook het gedrag van jongeren op internet en het gebruik van sociale media met de mogelijke gevaren en risico’s komen aan bod. Internet: www.politie.nl Gemeentelijke themabijeenkomsten Ook de gemeente kan, in samenwerking met hulporganisaties, themabijeenkomsten organiseren. Zo organiseerde de gemeente Amsterdam in samenwerking met Spirit, het Amsterdam coördinatiepunt Mensenhandel en politie Amsterdam-Amstelland themabijeenkomsten voor professionals in de jeugdhulpverlening en het voortgezet onderwijs. Deze bijeenkomsten gaan in op het herkennen van signalen en wat te doen bij vermoedens van loverboyproblematiek.
aanpak loverboyproblematiek
45
JSO Het expertisecentrum voor jeugd, samenleving en ontwikkeling (JSO) biedt een voorlichtingsfolder ‘This woman is not a toy’ en een training ‘Loverboys’. De folder biedt professionals handvatten om loverboyproblematiek te signaleren en om (potentiële) slachtoffers door te verwijzen. De training gaat verder in op feiten, dader- en slachtofferprofiel, signaleren, handelen (protocol en sociale kaart), onderliggende processen en mechanismen bij slachtoffers en het voeren van gesprekken met mogelijke slachtoffers. Internet: www.jso.nl
3.1.2 voorlichting aan jongeren Voorlichting over loverboyproblematiek aan jongeren kan het beste structureel worden geïntegreerd in het reguliere lesaanbod op scholen. Het onderwerp past bijvoorbeeld goed binnen de lessen over seksuele vorming. Seksuele vorming betreft niet alleen voorlichting over seks en het voorkomen van soa’s of ongewenste zwangerschappen, maar omvat ook thema’s zoals (seksuele) weerbaarheid, seksueel grensoverschrijdend gedrag, relationeel geweld en normen en waarden binnen relaties. De nadruk ligt niet alleen op informatieoverdracht, maar ook op menings vorming en het aangeven van grenzen in relaties. Veel docenten vinden het lastig om seksuele voorlichting te geven. Vaak hebben docenten die voorlichting geven onvoldoende vaardigheden geleerd om met jongeren over seks, relaties en het stellen van grenzen te praten. Het thema valt meestal buiten hun eigen vakgebied. Ook sommige hulpverleners vinden het moeilijk om met jongeren over dergelijke onderwerpen te praten. Het is belangrijk deze vaardigheden bij docenten en hulpverleners die seksuele voorlichting geven te trainen. Ook is het mogelijk dat iemand van buiten de school seksuele voorlichting geeft. Op de website van het Centrum School en Veiligheid staat het informatieblad ‘Scholen en loverboyproblematiek’ met informatie over loverboyproblematiek en de rol van scholen hierin. Internet: www.schoolenveiligheid.nl Lespakketten voor seksuele vorming Er zijn verschillende lespakketten en lesmaterialen ontwikkeld voor seksuele vorming op scholen. Een aantal van deze lespakketten heeft loverboyproblematiek als onderdeel opgenomen. Andere lespakketten richten zich specifiek op deze problematiek. Hieronder staan enkele voorbeelden. Internet: www.seksuelevorming.nl Wensen en Grenzen Het Steunpunt Huiselijk Geweld Hollands Midden heeft het lespakket ‘Wensen en Grenzen’ ontwikkeld over relationele en seksuele vorming. In het lespakket wordt specifiek ingezoomd op loverboyproblematiek. Internet: www.huiselijkgeweldhollandsmidden.nl Beware of Loverboys Het lespakket ‘Beware of Loverboys’ van Scharlaken Koord wil jongeren bewust maken van loverboyproblematiek, hen een eigen mening laten vormen over seksualiteit en hen grenzen leren stellen binnen relaties. Ook worden de klassieke loverboymethode en de loverboymethode 2.0 uitgelegd. Dit lespakket is alleen bedoeld voor meisjes. Internet: www.bewareofloverboys.nl
46
aanpak loverboyproblematiek
No Nonsense Door jongens en meiden samen voor te lichten, kunnen zij van elkaar leren hoe over seksualiteit wordt gedacht. Door daarover met elkaar in gesprek gaan, worden zij bekender met de beeld vorming van de andere sekse. In het preventieproject ‘No Nonsense’ van Scharlaken Koord krijgen jongens en meiden samen een training over seksuele weerbaarheid, waarin onder andere beeldvorming en seksualiteitsbeleving en verschillen tussen jongens en meiden aan bod komen. Internet: www.projectnononsense.nl Lang leve de liefde SOA/AIDS heeft het lespakket ‘Lang leve de liefde’ ontwikkeld voor scholen. Dit pakket richt zich op relaties en het bespreekbaar maken van seksualiteit. In 2012 wordt dit pakket vernieuwd en aangevuld met digitale ondersteuning voor docenten (e-coaching) en leerlingen (e-learning). In aansluiting op dit pakket heeft SOA/AIDS een (optionele) module specifiek over loverboys ontwikkeld. Deze module bestaat uit een leerlingenboekje, een DVD met videoclip, een CD met rap, een docentenhandleiding en posters. De module richt zich op het vergroten van kennis over loverboyproblematiek, het versterken van de weerbaarheid, en de bereikbaarheid van hulpverleningsinstanties. Daarnaast gaat aandacht uit naar de ontwikkeling van sociale normen van jongens. Internet: www.soaaids.nl Lespakketten voor mentale weerbaarheid Ook zijn er verschillende lespakketten ontwikkeld om jongeren sociaal en mentaal weerbaar te maken. Op de website Keuzegidsweerbaarheid.nl staan diverse projecten die zich hierop richten. Enkele voorbeelden zijn de preventieprojecten ‘Loving me, Loving you’31 en ‘Stay in Love32. De docent kan binnen deze projecten loverboyproblematiek als onderdeel bespreken. Een preventief project waar de docent juist geen rol in speelt, is ‘Liefde is’ van het Seksespecifiek Expertise centrum van Spirit. ‘Liefde is’ wordt aan leerlingen van het middelbaar onderwijs gegeven door voorlichters van Spirit en richt zich op jongeren bewust te maken van hun (seksuele) grenzen en weerbaarheid. Het doel is seksueel risicogedrag onder jongeren te voorkomen. Mannelijke voorlichters geven les aan de jongens, vrouwelijke voorlichters geven les aan de meisjes. Internet: www.keuzegidsweerbaarheid.nl, www.lovingmelovingyou.nl/index.php, www.stayinlove.nl en www.spirit.nl
we can jongerencampagne Recent is in samenwerking met het ministerie van OCW de ‘We Can’ Jongerencampagne gestart in een aantal gemeenten. De gemeenten werven jongeren die vervolgens worden getraind om als ‘changemaker’ aan de slag te gaan. Hun taak is het aanjagen van een cultuuromslag onder jongeren, gericht op seksuele weerbaarheid en het bewaken en respecteren van grenzen. Het doel van de campagne is dat jongeren weerbaar worden gemaakt tegen ongewenst seksueel gedrag en dat zij leren om te gaan met conflicten in relaties.
31 32
Ontwikkeld door GGD Rotterdam Rijnmond. Ontwikkeld door het Trimbos Instituut in samenwerking met Movisie, Parnassia Bavo en Dimense.
aanpak loverboyproblematiek
47
Naast de lespakketten, zijn er diverse materialen ontwikkeld die specifiek ingaan op loverboyproblematiek. Deze materialen kunnen op scholen gebruikt worden bijvoorbeeld ter aanvulling op een algemeen lespakket over seksuele vorming. Hieronder staat een aantal materialen genoemd, met daarbij een voorbeeld. • stripverhalen (Gevaarlijke Liefde, zie www.lover-boy.nl) • voorlichtingsfilms (De mooiste Chick van het Web, zie kader) • voorlichtingsbijeenkomsten (‘Gevaarlijke liefde’, Humanitas Eindhoven) • theaterproducties (‘Hoezo ‘lover’boys?’ van Theater a la Carte) • spellen (‘Loverboys, het gaat hier (niet) om echte liefde’ van GGD regio IJssel-Vecht) • fotoroman (Pretty Woman, zie www.stichtingstade.nl) • boeken met lesbrieven en opdrachten (‘Mooi meisje, verliefd op een loverboy’ uit de Reality Reeks)
de mooiste chick van het web IDTV Docs heeft, in opdracht van het ministerie van Veiligheid en Justitie, een voorlichtingsfilm ontwikkeld over de aard en risico’s van de loverboyproblematiek. Deze film kan op middelbare scholen ingezet worden om jongeren en hun ouders bewust te maken van de risico’s die het gebruik van sociale media met zich mee brengt. De film richt zich op de trend dat loverboys steeds vaker en met succes gebruikmaken van deze sociale media om hun slachtoffers te benaderen. Er is gekozen voor een combinatie van fictie en documentaire, waardoor de film niet alleen inzichtelijk maar ook zichtbaar en voelbaar maakt hoe gemakkelijk jongeren in de fuik van een loverboy terecht kunnen komen. De film maakt ouders, leerkrachten en andere volwassenen die jongeren in deze leeftijd begeleiden ook bewust van de omvang en ernst van deze problematiek.
Verschillende lespakketten en materialen hebben zogenaamde ‘train de trainer’ programma’s. Dat betekent dat docenten en hulpverleners getraind kunnen worden om de lessen zelf aan te bieden. Hierdoor kan een docent de lessen bijvoorbeeld elk jaar herhalen. Dit vergemakkelijkt de borging van voorlichting over loverboyproblematiek in het reguliere lesaanbod. Voorlichting over sociale media en internet Aangezien loverboys steeds vaker hun slachtoffers via internet en sociale media ronselen, is voorlichting over het gebruik hiervan erg belangrijk. Jongeren zijn zich vaak niet bewust van de mogelijke risico’s van hun gedrag op internet en sociale media. Daarbij komt dat veel docenten (en hulpverleners) niet op de hoogte zijn van de laatste ontwikkelingen op dit gebied. Daarom is het raadzaam om met jongeren in gesprek te gaan. Vraag hen wat ze allemaal doen op internet en met sociale media en wat de ‘ongeschreven’ regels zijn. Hiermee kun je mogelijke risico’s van slachtofferschap via internet en sociale media achterhalen en dit bespreken met de jongeren, zodat zij beter hun grenzen kunnen aangeven op het internet. Meldknop De minister van Veiligheid en Justitie lanceerde onlangs een online meldknop waarmee kinderen en jongeren informatie, hulp en advies kunnen krijgen wanneer zij iets vervelends meemaken op internet. Bijvoorbeeld als zij benaderd worden door een vreemde, bij misbruik van foto’s of video’s of het ongewenst zien van seksuele handelingen. Internet: www.meldknop.nl
48
aanpak loverboyproblematiek
verstandig omgaan met sociale media en het lespakket internetsoa Sociale media zoals Facebook, Hyves en chatrooms zijn dé nieuwe ontmoetingsplekken tussen jongeren. Jongeren flirten volop op internet, worden verliefd en doen (hun eerste) seksuele ervaringen op via internet of sociale media. Om op scholen aandacht te besteden aan dit onderwerp is het lespakket InternetSOA ontwikkeld. Het lespakket, dat geschikt is voor jongeren van 12 tot 18 jaar, richt zich op flirten op het internet, risico’s van (flirt)gedrag op internet en het aangeven van (seksuele) grenzen op internet en die van anderen te herkennen. InternetSOA is ontwikkeld door de Rutgers Nisso Groep, het Nationaal Instituut voor Gezondheidsbevordering en Ziektepreventie (NIGZ), Ouders Online, Digibewust en KPN. Internet: www.internetsoa.nl
Voorlichting buiten scholen Voorlichting aan jongeren hoeft zich niet te beperken tot scholen. De genoemde materialen kunnen ook gebruikt worden in buurtcentra, (sport)verenigingen, jeugdverenigingen, horeca et cetera.
bewustwording in horeca apeldoorn In Apeldoorn worden meisjes op een bijzondere manier bewust gemaakt van hun kwetsbaarheid voor loverboys. Op stapavonden worden ‘nep-loverboys of -lovergirls’ ingezet om meisjes te benaderen. Zij vragen meisjes naar telefoonnummers, mee een rondje te lopen of een drankje te drinken en zelfs om mee te gaan naar het park voor een fotoschoot. 60 procent van de meiden gaat mee naar het park voor een fotoshoot met een jongen of meisje dat zij voor de eerste keer ziet. Meisjes vertrouwen vooral de ‘lovergirls’, omdat ze denken dat meiden onder elkaar zoiets niet doen. Medewerkers van het meldpunt Loverboys in Apeldoorn geven de meisjes die ingaan op de nep-loverboys of –lovergirls voorlichting over loverboyproblematiek en wijzen hun op de getoonde kwetsbaarheid. Bron: MEE Apeldoorn
Om de weerbaarheid van jongeren te verhogen en aandacht te schenken aan loverboys op het internet, werd in Rotterdam de campagne Loverboy 2.0 opgezet (verderop in deze handreiking is een uitgebreide beschrijving van deze campagne opgenomen). De campagne maakt meisjes van 12 tot 18 jaar bewust van de werkwijzen van loverboys en geeft informatie over de dubbelrol die loverboys aannemen (‘lover-boy-friend’). Onder het motto ‘Sisters United’ spreekt de campagne meisjes aan om samen de strijd aan te gaan tegen loverboys. Voor bewustwording zijn er posters en stickers verspreid op scholen en in de stad. Tijdens een scholentour treedt de Rotterdamse rapster Reshmay op met de rap ‘Loverboys zijn laffe boyz’ om de doelgroep aan te spreken. Na afloop spreekt de rapster met de meiden over de gevaren op het internet en loverboys. Daarnaast is er een videoclip en een dvd met extra informatie voor meiden en ouders. Internet: www.rotterdam.nl/campagne_loverboys
aanpak loverboyproblematiek
49
3.1.3 voorlichting aan ouders Ouders spelen een belangrijke rol in de preventie van slachtofferschap. Betrokken ouders en goede communicatie (ook over seksualiteit) binnen het gezin verkleinen het risico op slacht offerschap. Daarnaast is het belangrijk dat ouders signalen van loverboyproblematiek kennen en herkennen. Ook moeten ouders op de hoogte zijn van mogelijke risico’s van het gedrag van hun kinderen op bijvoorbeeld internet en met sociale media. Daarom is het belangrijk om ouders te betrekken bij de voorlichting over loverboyproblematiek. Scholen kunnen ook hierbij een belangrijke rol spelen. Zij kunnen ouders relatief makkelijk benaderen. Scholen kunnen voorlichting geven aan ouders als aanvulling op een lespakket over loverboyproblematiek. Scharlaken Koord geeft bijvoorbeeld ook voorlichting aan ouders als onderdeel van het lespakket ‘Beware of Loverboys’. Bij Spirit is een programma ‘Voorlichting aan ouders van jongeren op het middelbaar onderwijs’ in ontwikkeling. Daarnaast biedt de voor lichtingsfilm ‘De mooiste Chick van het Web’ voorlichting aan ouders van jongeren. Internet: www.bewareofloverboys.nl/vvv.php en www.spirit.nl
3.1.4 voorlichting aan specifieke doelgroepen Er zijn verschillende preventieprojecten die zich richten op specifieke doelgroepen. Meisjes met een laag intelligentiequotiënt (IQ) kunnen niet goed uit de voeten met reguliere preventieprojecten. Voor deze doelgroep bestaan speciale preventieprojecten. Ook zijn er preventie projecten voor alleenstaande minderjarige asielzoekers (AMA’s) en jongvolwassen alleenstaande asielzoekers tot 21 jaar. Daarnaast zijn er preventieprojecten specifiek gericht op jongens. Meisjes met een laag IQ Meisjes met een laag IQ hebben een verhoogd risico om slachtoffer te worden van loverboys. Deze meisjes zijn gemakkelijk te beïnvloeden en te manipuleren. Daar komt bij dat deze meisjes het risico van verschillende situaties niet goed kunnen inschatten en de consequenties van hun gedrag niet goed kunnen overzien. Ook herkennen zij niet altijd wanneer zij worden misbruikt. De reguliere preventieprojecten sluiten niet altijd aan bij de verstandelijke vermogens van deze meisjes. De lespakketten zijn te lastig en ook websites die informatie geven over loverboyproblematiek zijn voor hen te moeilijk. Een aantal reguliere projecten is wel bruikbaar voor deze doelgroep of heeft een aangepaste versie voor meisjes met een laag IQ. Zo heeft SOA/AIDS een aangepaste versie van het lespakket ‘Lang leve de liefde’ ontwikkeld voor meisjes in het praktijkonderwijs. De fotoroman ‘Loverboys’ van Pretty Woman leent zich goed voor deze doelgroep. De theaterproductie ‘Hoezo ‘lover’boys?’ van Theater a la Carte is ook geschikt voor jongeren met een licht verstandelijke handicap, omdat het taal- en begripsniveau in de voorlichting kan worden aangepast. Internet: www.soaaids.nl, www.stichtingstade.nl en www.theateralacarte.nl Alleenstaande minderjarige asielzoekers en jongvolwassen asielzoekers Asieljongeren zijn kwetsbaar voor seksueel misbruik en seksuele exploitatie. Dit komt door hun jonge leeftijd, het ontbreken van ouderlijk gezag, onbekendheid met Nederland en een eventuele illegale positie in Nederland. Soms zijn ze in Nederland gekomen via mensensmokkel. Als reactie op het regelmatig signaleren van gedwongen prostitutie onder asieljongeren is de trainings module ‘Lef in de Liefde’ ontwikkeld. Lef in de liefde geeft voorlichting aan asieljongeren over loverboys en prostitutie. Dit onderdeel is ingebed in een groter programma over relaties en seksualiteit (‘Wijzer in de liefde’) dat ook specifiek gericht is op deze doelgroep. Internet: www.ggdkennisnet.nl en www.liefdesloket.nl
50
aanpak loverboyproblematiek
Jongens Veel preventieprojecten richten zich alleen op meisjes of op jongens en meisjes samen. Een aantal projecten is uitsluitend gericht op jongens. Zo heeft Centrum 16•22 het lespakket ‘Jongens’ ontwikkeld. Dit lespakket is bedoeld voor jongens uit de tweede klas van het (speciaal) voort gezet onderwijs en richt zich op grensoverschrijdend gedrag van jongens. Het pakket bevat de thema’s: seks, man-zijn, meisjes, liefde en grenzen. Spirit maakt van dit middel gebruik bij hun voorlichtingslessen ‘Liefde is’ op middelbare scholen. Ook Rutger Nisso Groep heeft een project dat zich specifiek op jongens richt: ‘Boys R Us’. Het is een spel voor jongens tussen 10 en 16 jaar over relaties en seksualiteit. Het spel bevat thema’s als kennis vergroten, zelfreflectie, invloed van vrienden en media, relaties, communiceren met meisjes, wensen en grenzen, voorkeuren en intimiteit. Het weerbaarheidsprogramma ‘Rots en Water’ leert jongens met behulp van fysieke oefeningen mentale en sociale vaardigheden aan. Het is speciaal ontwikkeld voor jongens, maar wordt inmiddels ook voor meisjes ingezet. Internet: www.centrum1622.nl, www.rutgerswpf.nl en www.rotsenwater.nl
3.1.5 succesfactoren bewustwording en preventie • Zorg ervoor dat het preventiepakket aansluit bij de doelgroep en de actuele ontwikkelingen (bijvoorbeeld internet en sociale media). • Besteed aandacht aan deskundigheidsbevordering, dit is de eerste stap in de bewustwording en noodzakelijk voor het herkennen van signalen. • Sluit hulpverlening aan op preventieve activiteiten; wanneer dit onderwerp in de schijn werpers wordt gezet (bijvoorbeeld door middel van een publiekscampagne), dient de hulp verlening toegerust te zijn op een toename van het aantal (hulp)vragen. • Bed kennis en informatie over loverboyproblematiek structureel in, bijvoorbeeld in lessen over seksuele vorming op scholen.
de amsterdamse methode: preventief interveniëren De gemeente Amsterdam heeft samen met Spirit Jeugdhulpverlening een Seksespecifiek Expertisecentrum opgezet voor de aanpak van loverboyproblematiek. Dit centrum heeft ‘Liefde is…’ ontwikkeld: een lessenpakket voor leerlingen van de middelbare school over liefde en seks. Het doel van de lessen is dat jongeren op een respectvolle manier met elkaar om leren gaan. De lessen worden tegelijkertijd, maar gescheiden aan jongens en meisjes aangeboden. Ook het onderwijzend personeel wordt getraind in signalering. Daarnaast geeft het Seksespecifiek Expertisecentrum ook training en voorlichting aan andere professionals die in hun dagelijkse werk te maken hebben met risicojongens en -meisjes. Ook heeft het een routekaart voor professionals ontwikkeld, voor advies, hulp en melding. Verder zijn er twee laagdrempelige ambulante modules ontwikkeld (Romeo en Julia) om risicojongens en- meisjes te helpen. Dit kan zonder indicatie en heeft vooral een preventieve functie, om te voorkomen dat jongeren in langdurige hulpverleningstrajecten terechtkomen.
aanpak loverboyproblematiek
51
3.2 signalering en melding 3.2.1 signalering Het herkennen van signalen van loverboyproblematiek is cruciaal voor de aanpak van daders en hulp voor slachtoffers. Zoals eerder beschreven, kenmerkt loverboyproblematiek zich door onzichtbaarheid: daders doen er alles aan om uit het zicht van de politie te blijven. Slachtoffers zijn geïsoleerd en durven vaak geen aangifte te doen. Ook in deze gevallen kunnen signalen worden opgevangen van de problematiek. Denk hierbij aan plotselinge veranderingen in houding en kledingstijl van jonge meisjes en de omgang met (veel) oudere jongens. Iedereen in de leefomgeving van het potentiële slachtoffer kan deze signalen opvangen. Binnen het gezin vallen veranderingen wellicht het eerst op, maar ook in de klas, op school, op straat en door vrienden kunnen signalen van de problematiek worden gezien. Signalen van loverboyproblematiek moeten in een zo vroeg mogelijk stadium worden herkend en gemeld. Deze ‘vroegsignalering’ is belangrijk om de volgende redenen: • Door vroegtijdig signalen te melden, kan worden voorkomen dat een uitbuitingssituatie ontstaat of voortduurt. Een slachtoffer heeft mogelijk al grote schulden, wordt mishandeld of werkt onder dwang in de prostitutie. Daarom moet zo snel mogelijk worden ingegrepen. • Opsporing van loverboys is moeizaam en slachtoffers zijn vaak bang om aangifte te doen. Daarom is het voor de politie van groot belang dat alle aanwezige signalen worden verzameld. Signalen herkennen Bewustwording en kennis over de loverboyproblematiek leveren voor professionals de bouw stenen om signalen te kunnen herkennen. Verschillende signalenlijsten en checklists bieden handvatten om signalen te herkennen. Deze signalenlijsten zijn bruikbaar voor professionals, maar ook voor ouders of andere mensen uit de directe omgeving van een mogelijk slachtoffer. De signalenlijsten geven opheldering over de problematiek of gedragsverandering. De waarneembare signalen richten zich voornamelijk op veranderingen in het gedrag van het slachtoffer, zoals wisselende emoties en een andere houding tegenover de sociale omgeving. Maar ook veranderingen in spullen, zoals nieuwe kleding en sieraden of telefoons. Als bijlage is de signalenlijst van de gemeente Rotterdam opgenomen. In de meeste lespakketten voor scholen en projecten voor deskundigheidsbevordering zijn in de handleiding ook signalenlijsten opgenomen. De gemeente Amsterdam heeft twee verschillende routekaarten opgesteld: een met signalen met betrekking tot minderjarige en een met betrekking tot meerderjarige slachtoffers. Deze richt zich ook op het daarop volgende zorgtraject.33 De meeste signalenlijsten richten zich op het herkennen van (mogelijke) slachtoffers. Maar het is ook goed om (mogelijke) daders te kunnen herkennen en te melden. Een signaal van een mogelijke dader is bijvoorbeeld: het hebben van veel geld (terwijl het onduidelijk is hoe hij hier aan komt). Scharlaken Koord heeft een checklist gemaakt om te achterhalen of iemand een loverboy kan zijn (zie bijlage). In de hulpverlening wordt ook gebruikgemaakt van andere instrumenten om gedrag van jongeren te beoordelen. Zo heeft Movisie het Vlaggensysteem ontwikkeld, gericht op het herkennen en voorkomen van seksueel grensoverschrijdend gedrag bij jongeren. Het is een middel om seksueel risicogedrag te signaleren. Er zijn binnen het Vlaggensysteem zes criteria om te beoordelen of sprake is van seksueel gezond of seksueel grensoverschrijdend gedrag. Aan de hand van het plaatsen van vlaggen kan worden beoordeeld of sprake is van gedrag dat passend is bij de leeftijd van de jongeren. Op deze manier kunnen hulpverleners objectief naar gedrag kijken. Meisjes van
33
Routekaart Signalen Mensenhandel (2010).
52
aanpak loverboyproblematiek
twaalf kunnen er jaren ouder uitzien. Zij worden echter beoordeeld op leeftijdsadequaat gedrag voor een twaalfjarige. Internet: www.movisie.nl
risicotaxatie-instrument sittard-geleen De ketenaanpak ‘Helse liefde’ van de gemeente Sittard-Geleen gebruikt voor het signaleren van loverboyactiviteiten een risicotaxatie-instrument. Met behulp van dit instrument kunnen professionals signalen vroegtijdig onderkennen en onderzoeken. Hierdoor worden potentiële slachtoffers sneller en preventiever gesignaleerd. Het instrument verdeelt de signalen in zeven categorieën: gedragskenmerken, uiterlijke kenmerken, fysieke kenmerken, gezinssituatie, sociaal netwerk, school en strafrechtelijk (bijvoorbeeld of iemand bekend is bij politie of justitie). Per signaal geven professionals een puntenwaardering naar aanleiding van de vermoedens en feiten die in de casuïstiek voorkomen. Na invulling van het risicotaxatie-instrument, worden de beoordelende punten bij elkaar opgeteld. Het eindresultaat geeft een classificatie aan de casuïstiek en biedt een goede basis om (eventueel) actie te ondernemen. Internet: www.helseliefde.nl
Als je als ouder, docent of hulpverlener te maken krijgt met signalen van een (mogelijk) slacht offer is het belangrijk om contact te houden met het meisje. Houd daarbij rekening met de volgende punten: • Probeer dicht bij haar te blijven: houd de communicatie open. • Maak geen verwijten, ze is ten eerste slachtoffer. • Kraak haar ‘vriend’ niet af, hij is haar identiteit. • Toon respect, ook al keurt u af wat ze doet of heeft gedaan. • Toon geduld, geef haar de ruimte om zelf te kiezen. • Houd rekening met wisselende gevoelens en beslissingen. • Schrik niet van leugens of manipulatief gedrag. • Doe niets achter haar rug om. Bron: Folder Beware of Loverboys, Scharlaken Koord
3.2.2 melding Wanneer signalen worden herkend, is het belangrijk dat deze op de goede plek terechtkomen. Wanneer er sprake is van een ketensamenwerking, is daarvoor vaak een lokaal meldpunt ingericht. Indien er geen ketensamenwerking is, zijn er andere mogelijkheden om deze signalen te melden. Advies- en meldpunten Voor gemeenten is het raadzaam om een lokaal meldpunt in te stellen voor signalen van loverboyproblematiek. In verschillende gemeenten bestaat er al een advies- en meldpunt Loverboys (al dan niet geïnitieerd door de gemeente). Professionals en slachtoffers van loverboys (en hun omgeving) kunnen hier tevens terecht voor informatie, advies en doorverwijzingen. Idealiter draagt het meldpunt er ook zorg voor dat de meldingen bij CoMensha terechtkomen. Voor een lijst met bestaande lokale advies- en meldpunten Loverboys, zie paragraaf 2.2.5. Het meldpunt is uiteraard een belangrijke schakel in de ketensamenwerking. Meer informatie over waar het kan worden ondergebracht staat in paragraaf 2.2.5.
aanpak loverboyproblematiek
53
Coördinatiecentrum Mensenhandel Professionals melden signalen van loverboyproblematiek bij het landelijk Coördinatiecentrum Mensenhandel (CoMensha). CoMensha geeft advies en kan slachtoffers doorverwijzen naar bijvoorbeeld politie, hulpverlening en advocatenbureaus. Indien nodig, regelt CoMensha een plaats voor slachtoffers in een veilig opvanghuis. Politie en opsporingsdiensten zijn verplicht om signalen van loverboyproblematiek te melden bij CoMensha. Zie paragraaf 1.3.2 voor meer informatie over CoMensha. Internet: www.comensha.nl
details van signalen noteren Het is van belang dat signalen zo gedetailleerd mogelijk worden geregistreerd. Denk daarbij aan de datum en tijd, specifieke gebeurtenis, relevantie van de gebeurtenis, namen van de betrokkenen (indien bekend). Ook (non-verbale) uitingen, zoals angst of verwarring, kunnen worden beschreven. Noteer ten slotte aan welke instanties het signaal is doorgegeven.
Signaleerders Ouders en de sociale omgeving Als ouders signalen opvangen dat hun kind mogelijk in handen is van een loverboy, moeten zij actie ondernemen. Bij vage vermoedens kunnen ouders dit bespreken met het kind zelf of mensen in hun directe omgeving. Uiteraard kunnen ouders ook contact opnemen met diverse (hulpverlenings)organisaties. Denk hierbij aan: de zorgcoördinator op school, een (regionaal) advies- en meldpunt Loverboys, het Centrum voor Jeugd en Gezin en Bureau Jeugdzorg. Bij sterke vermoedens of concrete aanwijzingen, kunnen ouders het best contact opnemen met de politie. Daarnaast kunnen meldingen altijd worden doorgeven aan Meld Misdaad Anoniem (0800-7000). In geval van spoed kan contact worden gezocht met het alarmnummer 112 of met de lokale politie via het landelijke telefoonnummer (0900) 88 44. Scholen Docenten, mentoren of medewerkers van een school kunnen signalen in een vroeg stadium opvangen. Met de invoering van een verplichte meldcode Huiselijk Geweld en Kindermis handeling (zie kader volgende pagina) is het belangrijk dat de school een duidelijk beleid heeft over wat te doen in geval van vermoedens van diverse vormen van geweld, waaronder loverboyproblematiek. De meldcode moet voor alle medewerkers en docenten duidelijk maken welke personen binnen de school verantwoordelijk zijn in welke situaties en hoe deze te bereiken zijn. Stel daarnaast een sociale kaart op met namen en telefoonnummers van hulporganisaties. Meestal worden vermoedens eerst besproken in het leerlingenoverleg. Tijdens dit overleg wordt door mentoren en docenten het gedrag en de schoolresultaten van individuele leerlingen besproken. Signalen kunnen naar aanleiding van dit overleg worden geïnventariseerd en vervolgens genoteerd in het leerlingvolgsysteem. Hierbij gaat het meestal om signalen van verzuim en gedragsverandering van de leerling. In deze fase kan in gesprek worden gegaan met het vermoedelijke slachtoffer. Vergeet niet conciërges en andere ondersteunende medewerkers op de hoogte te houden. Zij zijn immers de ‘oren en ogen’ van de school.
54
aanpak loverboyproblematiek
Zorgen over een leerling kunnen worden opgeschaald naar het Zorgadviesteam (ZAT). Het ZAT verbindt de interne ondersteuningsstructuur van een school met de externe zorgstructuur. Het bestaat meestal uit de zorgcoördinator op school, schoolmaatschappelijk werk, de schoolverpleegkundige (GGD), leerplichtambtenaar en soms ook een medewerker van Bureau Jeugdzorg en van de politie. Naast een zorgcoördinator is er op scholen ook vaak een veiligheids coördinator, die de omgeving van de school in de gaten houdt. Deze komt in beeld op het moment dat mogelijke loverboys zich in de buurt van de school ophouden. Soms is de wijk- of schoolagent deelnemer van het ZAT. Het is in ieder geval raadzaam dat de school direct contact onderhoudt met deze agent. Scharlaken Koord heeft een stappenplan ontwikkeld dat kan worden gevolgd als een medewerker van een school of andere instelling vermoedens heeft van slachtofferschap van loverboys. In dit plan wordt per stap uitgelicht hoe het mogelijke slachtoffer het beste kan worden benaderd. Hulpverlening Medewerkers in de hulpverlening kunnen signalen van loverboyproblematiek melden bij een lokaal meldpunt of bij CoMensha. Zij dienen hierbij rekening te houden met de leeftijd van het slachtoffer. Hiervoor zijn verschillende trajecten, zie paragraaf 3.3.1. Sommige professionals schuwen het melden van informatie of signalen van mogelijke slacht offers van loverboys vanwege de vertrouwensband met het slachtoffer of de (gevaarlijke) situatie waarin het slachtoffer zich bevindt. Geadviseerd wordt om in ieder geval de volgende punten in acht te nemen: • Zorg voor naleving van de meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling. • Doe geen beloftes over geheimhouding. • Doe wat je zegt, en zeg wat je doet. • Zoek een gezicht bij de politie, bijvoorbeeld de wijk- of schoolagent. • Stel binnen de organisatie richtlijnen op over wie (formeel) meldingen doet en bij wie. • De veiligheid van het slachtoffer en de melder staan voorop; probeer daarom altijd een inschatting te maken van de gevolgen van de melding. • Laat iemand nooit achter in een hulpeloze toestand.
meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling Seksueel geweld tegen jeugdigen en exploitatie van minderjarigen in de prostitutie zijn vormen van kindermishandeling. De invoering van de verplichte meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling betekent dat organisaties een duidelijk beleid moeten hebben over wat te doen in geval van vermoedens van huiselijk geweld of kindermishandeling. Dit kan in de vorm van een richtlijn of protocol. Alle professionals die met jeugdigen werken, zoals medewerkers in het onderwijs, jeugdzorg, politie en justitie, moeten bij signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling gebruik maken van een stappenplan. De invulling hiervan is afhankelijk van de voorzieningen of zorgstructuren die binnen de organisatie aanwezig zijn.
aanpak loverboyproblematiek
55
Politie De organisatorische inbedding van mensenhandel (inclusief de aanpak van loverboys) verschilt per korps. Deze is bijvoorbeeld ondergebracht bij de Vreemdelingenpolitie of bij het team Zeden(zaken). Alle serieuze signalen van mensenhandel kunnen worden gemeld bij de korps expert Mensenhandel. Ieder politiekorps heeft een korpsexpert Mensenhandel34. De korpsexpert Mensenhandel is verantwoordelijk voor het implementeren van het landelijk (politie)beleid in de politieregio. Ook bereidt hij het korpsbeleid ten aanzien van prostitutie en mensenhandel voor en investeert hij in landelijke en regionale aanpakken van mensenhandel. Daarnaast ondersteunt de korpsexpert het regionale beleid en geeft hij advies aan gemeentebesturen. Voor samenwerkingspartners is de korpsexpert het eerste aanspreekpunt bij de politie met betrekking tot prostitutie en mensenhandel. Signalen van de regiokorpsen moeten worden gemeld bij het Expertisecentrum Mensenhandel en Mensensmokkel (EMM). Het EMM kijkt naar de dwars verbanden en initieert overkoepelende onderzoeken. De korpsexperts vormen samen met onder andere het EMM de Landelijke Expertgroep Mensenhandel (LEM). In de Korpsmonitor Prostitutie en Mensenhandel wordt weergegeven op welke wijze en in welke mate de politiekorpsen prostitutie en mensenhandel hebben aangepakt en hebben samengewerkt met de ketenpartners35. Telecombedrijven Telefoonwinkels faciliteren soms (onbewust) loverboyactiviteiten. Meisjes moeten onder dwang dure telefoonabonnementen afsluiten en vervolgens de telefoon inleveren bij hun loverboy. Slachtoffers blijven zitten met de hoge kosten van deze langlopende telefoonabonnementen. Het is daarom belangrijk dat winkelpersoneel van telecombedrijven getraind wordt om signalen van dwang op te pikken en eventueel door te verwijzen naar hulpinstanties. Ook is een maximum aantal telefoonabonnementen wat één persoon kan afsluiten als preventiemaatregel vastgesteld.
3.2.3 succesfactoren signalering en melding • Gebruik het leerlingvolgsysteem op scholen om opvallende zaken structureel te registreren. • De incidentenregistratie kan gebruikt worden voor het registreren van incidenten met betrekking tot loverboys. • Korte lijnen en regelmatig contact zorgen voor een lagere drempel om signalen te melden: zorg daarom als hulpverlener voor persoonlijk contact met een politie of schoolagent. • Registreer ook kleine feiten en vermoedens. Deze kunnen later bijdragen aan de bewijs voering. • Zorg dat binnen de school of instelling duidelijk is hoe en wanneer signalen gemeld kunnen worden. De meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling en een duidelijk beleid helpen hierbij.
3.3 interventies Wanneer signalen de keten binnenkomen, worden deze geregistreerd en veredeld. Een selectie hiervan wordt ingebracht in het casusoverleg, zie paragraaf 2.3.5. In het casusoverleg wordt besloten welke interventies worden ingezet. De organisaties bepalen samen of – en zo ja welke – interventie wenselijk is. Daarna wordt afgestemd wie het best actie kan ondernemen. Ook wordt de gewenste volgorde of volgtijdelijkheid van de interventies besproken. Zowel binnen de hulpverlening (daders en slachtoffers) als binnen het bestuursrecht, fiscaal recht en opsporing en vervolging, zijn er verschillende interventies mogelijk.
34
35
De organisatie van de politie kan veranderen met de invoering van de Nationale Politie. Houdt er rekening mee dat aanspreekpunten misschien veranderd zijn. De Korpsmonitor is beschikbaar via www.hetccv.nl/mensenhandel.
56
aanpak loverboyproblematiek
Deze paragraaf beschrijft achtereenvolgens voorbeelden van interventies op het gebied van: • hulpverlening • bestuur • fiscaal • opsporing en vervolging
3.3.1 interventies voor de hulpverlening Bij de hulp aan, en de begeleiding en opvang van slachtoffers moet onderscheid gemaakt worden tussen slachtoffers jonger dan 18 jaar en 18 jaar en ouder. Voor minderjarige slachtoffers kan sprake zijn van vrijwillige zorg of verplichte hulpverlening. Zorg en hulp aan meerderjarige slachtoffers vindt altijd plaats op basis van bereidheid van het slachtoffer zelf. Het verplichte of vrijwillige traject voor minderjarige slachtoffers Minderjarige slachtoffers worden gemeld bij Bureau Jeugdzorg (BJZ). Indien voldoende hulp geboden kan worden zonder tussenkomst van BJZ, is melding niet noodzakelijk. Na een melding bepaalt BJZ de verwijzing: een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) en/of jeugdhulpverlening. Wanneer een casus niet ernstig genoeg lijkt, of het niet noodzakelijk lijkt dat de zorg wordt geboden in een verplicht kader, kan BJZ naar jeugdhulpverlening verwijzen. Het slachtoffer gaat dan naar een provinciale of gemeentelijke36 jeugdzorginstelling voor vrijwillige zorg. Bij blijvende problemen komt de casus terug bij BJZ en wordt de casus doorgeleid naar de RvdK. Internet: www.bureaujeugdzorg.info Wanneer een casus wel ernstig lijkt, wordt een onderzoek door de RvdK geïndiceerd. De RvdK beoordeelt in welke mate er sprake is van een acuut (levens)bedreigende situatie. Indien dit het geval is, dient de RvdK een verzoek in bij de kinderrechter tot voorlopige ondertoezichtstelling (VOTS) met een machtiging tot gesloten plaatsing in een jeugdzorginstelling (jeugdzorg plus). Wanneer er evident sprake is van een bedreiging, die niet op andere wijze kan worden afgewend, zal de kinderrechter de VOTS uitspreken. Deze maatregel kan voor maximaal drie maanden worden opgelegd. In die periode kan de RvdK het onderzoek afronden en de kinderrechter nader adviseren. Wanneer de VOTS is uitgesproken, krijgt het slachtoffer een gezinsvoogd (ook wel jeugdbeschermer genoemd) van BJZ aangewezen. Deze jeugdbeschermer heeft de regie over de hulpverlening in handen, is contactpersoon voor politie en justitie en regelt de omgang tussen het slachtoffer en haar ouders. De jeugdbeschermer stuurt na het uitspreken van de VOTS de beschikkingen door naar het ministerie van Veiligheid en Justitie. De RvdK draagt zorg voor de verdere schriftelijke onderbouwing. De ondertoezichtstelling kan voor maximaal één jaar worden opgelegd. Als die periode te kort blijkt, kan het worden verlengd. Datzelfde geldt voor een machtiging om de minderjarige te kunnen opnemen in een (gesloten) instelling.
psycho-diagnostisch onderzoek De jeugdbeschermer kan een psycho-diagnostisch onderzoek aanvragen. Daarbij worden idealiter ook de ouders betrokken. De onderzoeksresultaten worden meegenomen in het plan van aanpak dat de jeugdbeschermer opstelt. In dit plan staat de indicatie voor het vervolgtraject, bijvoorbeeld in residentiële of semi-residentiële setting.
36
In verband met de Wet zorg voor jeugd krijgen gemeenten vanaf 2016 de bestuurlijke en financiële verantwoordelijkheid voor de uitvoering van alle vormen van jeugdzorg.
aanpak loverboyproblematiek
57
De Raad voor de Kinderbescherming kan de kinderrechter adviseren de VOTS om te zetten in een definitieve ondertoezichtstelling (OTS) en zich uitspreken over de aard en duur van de machtiging uithuisplaatsing.
ots tot 18 jaar De maatregel OTS loopt tot 18 jaar. Een slachtoffer van 17,5 jaar, waarbij de inschatting is dat de hulp en begeleiding langer dan een halfjaar duurt, doorloopt bovenstaand traject niet. De casus wordt in dit geval aangemeld bij Bureau Jeugdzorg (BJZ), afdeling vrijwillige jeugdhulpverlening. Een jongere kan overigens wel volgens de Wet op de jeugdzorg tot haar 21e jaar in een gesloten jeugdzorginstelling blijven (indien er een geldige machtiging gesloten jeugdzorg en een indicatie van BJZ zijn). Voor de provinciale jeugdzorg is die grens 23 jaar. In beide gevallen is er dan geen sprake meer van een kinderbeschermingsmaatregel, zoals ondertoezichtstelling of voogdij. Voor het traject dat voorafgaat aan het hulpaanbod (en de wettelijke maatregelen) wordt dus onderscheid gemaakt tussen ‘jonger dan 18 jaar’ en ‘18 jaar en ouder’. Voor de plaatsing in een gesloten jeugdzorginstelling of provinciale jeugdzorginstelling wordt dus de leeftijdsgrens van 18 jaar gehanteerd. Iemand die voor haar 18de jaar in een gesloten of provinciale jeugdzorginstelling verblijft, mag tot de leeftijd van respectievelijk 21 en 23 jaar in de opvang blijven (indien de hierboven genoemde machtiging en indicatie er zijn). Veel zorgaanbieders en hulporganisaties die zich richten op jongeren hanteren de leeftijdsgrens van 23 jaar.
Traject meerderjarige slachtoffers Meerderjarige slachtoffers kunnen zichzelf (en hun eventuele kinderen) melden bij vrouwen opvanginstellingen. Ook kunnen instanties zoals politie, advies- en meldpunten en CoMensha meerderjarige slachtoffers doorverwijzen naar vrouwenopvanginstellingen. Vrouwenopvang instellingen hebben, naast het basispakket dat bestaat uit opvang en (ambulante) hulpverlening, ook verschillende specialismen ontwikkeld. Enkele vrouwenopvanginstellingen hebben zich (onder meer) gespecialiseerd in het opvangen en behandelen van slachtoffers van loverboys, mensenhandel of jeugdprostitutie.
zorgaanbieders, opvanginstellingen en hulporganisaties • Een overzicht van gecertificeerde jeugdzorginstellingen staat in de rubriek ‘Sectorportals’ op de website van de Stichting Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector: www.hkz.nl. • Een overzicht van jeugdzorg plus aanbieders is te vinden in de rubriek ‘Aanbieders’ op: www.jeugdzorgplus.nl. • Een overzicht van vrouwenopvanginstellingen is beschikbaar via www.huiselijkgeweld.nl. • Op de website Schoolenveiligheid staan in de rubriek ‘Seksueel geweld’ organisaties die zich bezighouden met loverboyproblematiek: www.schoolenveiligheid.nl.
Maatwerk De hulpverlening kent een driedeling in aanbod: generiek, specifiek en specialistisch aanbod. Bij generiek aanbod verblijven slachtoffers in een groep met meisjes (en soms jongens) met uiteenlopende problematiek. Bij specifiek aanbod verblijven slachtoffers in een groep meisjes met gerelateerde problematiek. Bij specialistisch aanbod verblijven slachtoffers in een groep met andere slachtoffers van loverboys. De meeste hulporganisaties bieden een generiek hulp-
58
aanpak loverboyproblematiek
aanbod. De Nationaal Rapporteur Mensenhandel pleit voor (meer) specialistische opvang voor minderjarige slachtoffers van loverboys/mensenhandel. Deze opvang moet zich onderscheiden van reguliere opvang door bijvoorbeeld kennis van en aandacht voor het strafrechtelijk traject en aandacht voor tertiaire preventie. De meningen van professionals lopen uiteen of specialistische opvang noodzakelijk is voor slachtoffers van loverboys37. In elk geval is maatwerk essentieel. Als gekozen wordt voor een integraal behandelconcept, bestaat dit uit veiligheid en bescherming in een open setting, een goed pedagogisch basisklimaat, orthopedagogische hulpverlening en kinder- en jeugdpsychiatrie. Een integraal behandelconcept vergt een eenduidige werkhouding: één behandelplan waarin begeleiders en behandelaars nauw samenwerken in een setting waarin multidisciplinair wordt samengewerkt door hulpverlening, politie, justitie en onderwijs.
asja van fier fryslân Het zorgprogramma Asja is een voorbeeld van specifiek en integraal hupaanbod voor slachtoffers van loverboys. Het programma richt zich op meisjes en jonge vrouwen van 12 tot en met 23 jaar die via loverboyconstructies in de prostitutie terecht zijn gekomen of een groot risico lopen hierin terecht te komen. Het behandelprogramma bestaat uit een groot aantal met elkaar samenhangende interventies op het gebied van school, sport, verschillende vormen van behandeling en gezinsbegeleiding. Het volledige behandelprogramma is onlangs door de Erkenningscommissie Interventies van het Nederlands Jeugd Instituut, het RIVM en het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid erkend als theoretisch goed onderbouwde interventie. Bron: Fier Fryslân
Nazorg Goede nazorg is essentieel om te voorkomen dat een meisje opnieuw slachtoffer wordt van een loverboy. Het is belangrijk om het welzijn van het meisje na afloop van de behandeling in de gaten te houden. Nazorg kan op verschillende manieren worden geboden. Zo kunnen er contactmomenten blijven tussen de hulpverlener en het meisje. Of het meisje blijft in contact met een maatschappelijk werker of een zorgcoördinator. De duur van de nazorg zal per persoon verschillen. Ook hierbij is maatwerk van belang. Naast contactmomenten met hulpverleners of maatschappelijk werkers, zijn er ook verschillende initiatieven om meisjes tijdens en na afloop van een behandeling te ondersteunen. Zo zijn er bijvoorbeeld maatjesprojecten en lotgenotengroepen. Bij een maatjesproject krijgt een meisje een speciaal geselecteerd maatje. Dit maatje kan het meisje helpen om een nieuwe start te maken. Samen met het maatje kan het meisje bijvoorbeeld een keer naar de film, koken of de stad in. Het is belangrijk dat het meisje weer nieuwe en gezonde sociale contacten krijgt. Een lotgenotengroep biedt slachtoffers (en ouders van slachtoffers) een veilige plek waar ze ervaringen kunnen uitwisselen met meiden die hetzelfde hebben meegemaakt en waar ze hun hart kunnen luchten. Internet: www.humanitas.nl en www.stichtingstade.nl
37
Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport laat door Zon/MW onderzoeken wat het meest effectief is om herhaald slachtofferschap te voorkomen: generiek of specialistisch.
aanpak loverboyproblematiek
59
william schrikker groep De William Schrikker Groep is een landelijk werkende instelling die bestaat uit de onderdelen: Jeugdbescherming, Jeugdreclassering, Pleegzorg en Expertisecentrum. In de praktijk begeleidt deze organisatie voornamelijk jongeren met een IQ lager dan 70 en jongeren met een auditieve beperking. Ook jongeren met een IQ tussen 70 en 85 die daarnaast ernstige gedragsproblemen hebben, worden naar de William Schrikker Groep doorverwezen. Internet: www.williamschrikkergroep.nu
3.3.2 interventies voor het bestuur Gemeenten hebben voor de aanpak van loverboys en facilitators ook instrumenten tot hun beschikking. Onder facilitators vallen mensen die voordeel trekken uit de uitbuiting van een ander. Zij zijn op basis van artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht strafbaar voor het delict mensenhandel. De bestuurlijke aanpak kan onder regie van de gemeente gecombineerd worden met de strafrechtelijke aanpak. Gemeente, politie en OM werken hierin intensief samen. Hierdoor kan optimaal gebruik worden gemaakt van de verschillende bevoegdheden van de opsporings- en controlediensten. Gemeenten kunnen voor de bestuurlijke aanpak gebruik maken van de Algemene Wet Bestuursrecht, de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en het handhavingsarrangement. In de APV kunnen onder andere de vergunningsvoorwaarden voor seksinrichtingen uitgewerkt staan. Het handhavingsarrangement geeft aan welke consequenties een overtreding van de vergunningsvoorwaarden heeft. Op de website van het CCV (www.hetccv.nl) staat in de rubriek ‘Instrumenten’ bij de ‘Bestuurlijke aanpak’ een overzicht van het bestuurlijk instrumentarium dat een gemeente tot haar beschikking heeft. Voorbeeld van een interventie Sommige raamexploitanten maken met de loverboy afspraken over het delen van de ‘winst’. Ondernemers die slachtoffers van loverboys voor zich laten werken, kunnen ook via het bestuursrecht aangepakt worden. In de gemeente Den Haag is in de APV opgenomen dat exploitanten en beheerders erop moeten toezien dat in er geen strafbare feiten (waaronder mensenhandel) plaatsvinden in het bedrijf. Aansluitend daarop is in het handhavingsarrangement de consequentie van handelen in strijd met dit artikel opgenomen: een last onder dwangsom of het intrekken of weigering van de vergunning. De politie heeft hierin ook een rol. Na ontvangst van stevige signalen van mensenhandel maakt de politie een proces-verbaal op en geeft het slachtoffer een negatief werkadvies. De politie waarschuwt bijvoorbeeld de raamexploitant dat de vrouw een mogelijk slachtoffer is van mensenhandel en dat hij haar geen raam mag verhuren. Indien de politie de vrouw opnieuw werkend aantreft bij dezelfde exploitant, maakt de politie een bestuurlijke rapportage op. Deze bestuurlijke rapportage wordt naar de gemeente gestuurd. De gemeente kan vervolgens tot sluiting van het bordeel overgaan. Daarnaast onderzoekt de politie de signalen verder op mogelijke opsporing en vervolging van de daders.
60
aanpak loverboyproblematiek
bestuurlijke rapportages De politie kan op informatie stuiten die van belang is voor het (lokale) bestuur. Door een bestuurlijke rapportage op te maken licht de politie het lokale bestuur in en geeft advies. In de rapportage worden signalen, knelpunten en misstanden beschreven. Door de bestuurlijke rapportage wordt het bestuur in staat gesteld bestuurlijke maatregelen te nemen. Hiervoor kan de gemeente eventueel advies vragen bij het RIEC. (Zie paragraaf 2.3.1).
Controle van niet-locatiegebonden prostitutie Loverboys kunnen hun slachtoffers ook in de niet-locatiegebonden prostitutie laten werken. Ook voor deze vormen van prostitutie (zoals escort) heeft de gemeente vaak een vergunningenbeleid. Toezicht en handhaving dienen ook in dit deel van de branche plaats te vinden. Toezicht in de niet-locatiegebonden prostitutie kan plaatsvinden via het HON-protocol38. HON staat voor Handhaven op Niveau. In dit protocol worden vier stappen voor informatie verzameling ten behoeve van het bestuursrechtelijk toezicht in de escortbranche beschreven. Politie en gemeente kunnen afspraken maken over wie welke stap uitvoert. De stappen zijn: • het verzamelen van algemene gegevens; • gerichte informatieverzameling via telefoon of e-mail; • het vorderen van informatie via kranten, bedrijven en providers; • als nog aanvullende informatie nodig is, wordt een afspraak gemaakt met de prostituee. Het toezicht via afspraak gebeurt in Rotterdam en Amsterdam bijvoorbeeld door middel van hotelbezoeken. Deze worden uitgevoerd door de politie. Deze controle richt zich op de gemeentelijke vergunningsplicht voor escortbedrijven en de daarbij gestelde voorwaarden. Tijdens zo’n bezoek wordt onderzocht of aan de vergunningsvoorwaarden voor escort worden voldaan. De politie ‘bestelt’ de prostituees op een hotelkamer of in een woning. Deze controles werken preventief en zijn gericht op het normaliseren en behouden van inzicht in de prostitutiebranche en het vroegtijdig opvangen van mogelijke signalen van mensenhandel39. Wanneer de prostituee zich meldt bij de woning of hotelkamer, wordt zij gecontroleerd door gecertificeerde rechercheurs. Ook de eventuele chauffeur door wie de prostituee is gebracht, wordt onderworpen aan een controle. De focus ligt op: • de aanwezigheid van de vergunning en de naleving van de vergunningsvoorwaarden; • het achterhalen van de identiteit van de aanbieder van de escortdienst; • het vaststellen of de prostituee in Nederland rechtmatig arbeid mag verrichten; • het controleren van de chauffeur (mogelijk in dienst bij de aanbieder van de escortdienst); • het vaststellen van meerderjarigheid van de prostituee. Op het moment dat de politie het vermoeden heeft dat er sprake is van een strafbaar feit, wordt de overstap naar strafrechtelijke bevoegdheden gemaakt. Als er sprake is van handelen in strijd met het vergunningstelsel, wordt een bestuurlijke rapportage opgemaakt. Op basis daarvan kan de gemeente handelen.
38
39
Handhaven op niveau - Handhaving in de prostitutiebranche, www.hetccv.nl/prostitutiebeleid Aanwijzing mensenhandel 2008A022, www.om.nl.
aanpak loverboyproblematiek
61
Omgekeerde escort In Rotterdam is de methode van ‘omgekeerde escort’ gebruikt. Advertenties op internet of in de krant werden geanalyseerd op mogelijke aanwezigheid van mensenhandel. De prostituees werden vervolgens bezocht door prostitutiecontroleurs. In het geval van strafbare feiten werden de slachtoffers uit de situatie gehaald. Deze interventie biedt de mogelijkheid om direct actie te ondernemen als er sprake is van mensenhandel.
wetsvoorstel regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche Op het moment dat deze handreiking wordt geschreven, ligt het Wetsvoorstel Regulering Prostitutie en Bestrijding Misstanden Seksbranche voor behandeling in de Eerste Kamer. Het wetsvoorstel bevat een aantal belangrijke wijzigingen, met name voor gemeenten. verplicht en uniform vergunningstelsel voor alle seksbedrijven Het wetsvoorstel bevat een landelijk uniform vergunningenstelsel. Het is verboden zonder vergunning een seksbedrijf te runnen. Voor alle typen seksbedrijven komt een vergunningplicht met uniforme intrekking- en weigeringsgronden. Er komt een landelijk register van geweigerde, geschorste en ingetrokken vergunningen en een register van verleende escortvergunningen. Een gemeente kan er op basis van veiligheids- en gezondheidsmotieven voor kiezen om geen vergunning te verlenen aan prostitutiebedrijven. Deze nuloptie is niet van toepassing op overige seksbedrijven en zelfstandigwerkende prostituees. toezicht op vergunningsvoorwaarden Voor het toezicht op de vergunningsvoorwaarden wijst de burgemeester ambtenaren aan. Daarbij moeten in ieder geval ambtenaren van de gemeente inbegrepen zijn. Gemeenten en politie kunnen beide bevoegdheden krijgen om te controleren. registratieplicht voor prostituees Prostituees zijn met de nieuwe wet verplicht zich in te schrijven in een register van prostituees. De minister van Veiligheid en Justitie wijst gemeenten aan die deze registratie uitvoeren. Onderdeel van deze registratie is een intakegesprek. Deze registratieplicht wordt gefaseerd ingevoerd. minimumleeftijd De minimumleeftijd om als prostituee te mogen werken, wordt verhoogd van 18 naar 21 jaar. De naleving van deze minimumleeftijd wordt geregeld met de registratieplicht: een gemeente mag een prostituee alleen inschrijven als zij ten minste 21 jaar is. strafbaarstelling klanten De nieuwe wet maakt een klant strafbaar als deze niet is nagegaan of een prostituee ingeschreven staat in het landelijk register.
62
aanpak loverboyproblematiek
3.3.3 fiscaal optreden Een ander onderdeel van de integrale aanpak is de fiscale aanpak, waarbij crimineel vermogen kan worden afgepakt. De Belastingdienst speelt hierin een belangrijke rol. De vergaarde status van de loverboys wordt afgenomen. Door de diverse controles die de Belastingdienst ter plekke verricht bij zowel de exploitanten als prostituees, beschikt de Belastingdienst over een schat aan informatie. De inspecteurs zijn mede de oren en ogen voor het oppikken van signalen. Daarnaast kan de Belastingdienst boekenonderzoeken verrichten (eventueel voorafgaand aan politieonderzoeken) over de boekjaren waar aangiften voor zijn ingediend en verdachte geldstromen onderzoeken. De Belastingdienst kan belastingaanslagen opleggen in het geval van onbekend vermogen (een dure auto of een onverklaarbaar hoog banksaldo). Het RIEC biedt meer informatie over fiscaal optreden, zie www.riecnet.nl en www.hetccv.nl/ bestuurlijkeaanpak (voor meer informatie over de fiscale aanpak als onderdeel van de bestuurlijke aanpak).
3.3.4 Interventies voor opsporing en vervolging De politie is de aangewezen instantie om daders op te sporen. Als er sprake is van serieuze signalen van loverboyproblematiek, dan wordt door politie en de officier van justitie overlegd (eventueel met gemeente) om direct in te grijpen. Dit in verband met het doorlaatverbod (zie paragraaf 2.3.1). Het belang van aangifte Het is belangrijk dat slachtoffers aangifte doen, omdat een verklaring of aangifte het ‘sluitstuk’ kan vormen van het bewijs. Een aangifte of verklaring kan echter ook het begin zijn van het onderzoek. De politie zal onderzoeken of er objectieve gegevens zijn te vinden die de verklaring kunnen ondersteunen. Een aangifte kan ook een eerste signaal zijn van het grotere geheel. Is er sprake van georganiseerde criminaliteit of zijn er meerdere slachtoffers in beeld? De politie dient deze mogelijke verbanden te onderzoeken40. Onvrijwilligheid of uitbuiting van het slachtoffer is lastig te bewijzen. Naar aanleiding van een aangifte kan steunbewijs worden gevonden. Uit de praktijk blijkt echter dat weinig slachtoffers aangifte doen. Dit kan het gevolg zijn van angst en bedreigingen of omdat slachtoffers de uitbuitingssituatie zelf anders ervaren (zie paragraaf 1.3.1). Mensenhandel is echter geen klachtdelict. Dit betekent dat politie en OM voor de opsporing en vervolging niet afhankelijk zijn van een aangifte van het slachtoffer, maar dit ook ambtshalve kunnen doen. Alle medewerkers van de politie worden opgeleid in het herkennen van signalen van mensenhandel en de mogelijkheden voor doorverwijzing. Dit vergroot de bewustwording van politie medewerkers. Tijdens de contactmomenten wordt gewerkt aan het opbouwen van een vertrouwensrelatie. Om te zorgen dat slachtoffers door een gecertificeerde rechercheur goed te woord worden gestaan, heeft deze een uitgebreidere opleiding gehad in het herkennen van signalen en de communicatie met het slachtoffer. Tijdens een intake of het eerste verhoor wordt meteen ingeschat hoe het beste kan worden gehandeld: het bieden van hulp kan belangrijker zijn dan het opnemen van een verklaring. Dit kan de kans op een aangifte door het slachtoffer vergroten.
40
Conform de Aanwijzing Mensenhandel van het Openbaar Ministerie.
aanpak loverboyproblematiek
63
Signalen stapelen Vanwege de lage aangiftebereidheid van de slachtoffers en de wijze waarop loverboys in staat zijn om verborgen te opereren, is het noodzakelijk dat alle relevante signalen verzameld en bijeengebracht worden. Een melding van vermoedens van loverboyproblematiek, hoeft niet direct een compleet beeld van de problematiek weer te geven. Signalen kunnen later in het (opsporings)proces echter van groot belang zijn bij het opbouwen van het dossier. Hiervoor worden signalen ‘gestapeld’. Het opschrijven en melden van opvallende zaken is daarom zeer waardevol. De politie selecteert de informatie die zij wil inbrengen in het casusoverleg. De informatie van de politie kan worden aangevuld en bevestigd met potentiële signalen die bij ketenpartners mogelijk al aanwezig zijn. Dit wordt het veredelen van signalen genoemd en is een belangrijk onderdeel van het vormen van de benodigde bewijslast of verdenking om een onderzoek te starten. De politie voert signalen in middels mutaties in het politiesysteem. Deze mutaties kennen steekwoorden, waardoor gemakkelijk in het systeem kan worden gezocht en informatie bijeen kan worden gebracht, dit wordt de stapelmethode genoemd. Ook vastgelegde details kunnen later van essentieel belang zijn voor het totaalplaatje. Op deze manier kan een beeld worden gevormd van de uitbuitingssituatie. Met deze stapelmethodiek kan een eventuele verklaring van het slachtoffer worden opgeplust. Maar ook zonder een aangifte kan op deze manier door de politie voldoende informatie bijeen worden gebracht om verder te gaan tot opsporing van de loverboy.
de rotterdams pilot: persoonsgerichte aanpak In april 2010 startte de politie Rotterdam-Rijnmond met de pilot ‘Loverboys zijn laffe boys’. Deze pilot onderzoekt op welke manier inzicht gekregen kan worden in loverboyproblematiek en welke nieuwe methoden ontwikkeld kunnen worden om slachtofferschap te herkennen en aan te pakken. De volgende pagina’s beschrijven de methoden die volgens de pilot potentie hebben voor doorontwikkeling of uitrol in Nederland. Een van de hoofdlijnen van deze pilot is de persoonsgerichte aanpak. Aan de hand van signalen van loverboys worden dossiers gevormd en gemonitord. Deze dossiers bestaan uit systematische gestapelde signalen gericht op de aanwezigheid van loverboys. Binnen deze methodiek is ook de stapeling van signalen bij verschillende ketenpartners onderzocht. Aanbevolen wordt dat signalen duidelijk en systematisch worden geregistreerd en verzameld in politiesystemen. Hiermee wordt informatie over de dader gebundeld en kan het ook worden gebruikt voor onderzoek en analyse. Een andere hoofdlijn is het ontwikkelen van innovatieve opsporingsmethoden. Veel van deze methoden gebruiken internet om slachtoffers en daders op te sporen. Er is voor internetrechercheren gekozen, omdat het internet een steeds prominentere rol inneemt in loverboy problematiek. De inzet van internet door loverboys biedt kansen voor de opsporing, maar kent ook belemmeringen. De grootste belemmering is dat het vaak niet duidelijk is wie verantwoordelijk is voor de opsporing. Over het algemeen worden onderzoeken geografisch verdeeld naar de plaats van het delict. Door het gebruik van internet is deze locatie vaak onbekend. Een groot voordeel van internet is dat een opsporingsorganisatie een andere identiteit kan aannemen, met als doel gesprekspartner te worden en informatie in te winnen. Deze methode is, in verband met het voorkomen van uitlokking, aan wet- en regelgeving gebonden.
aanpak loverboyproblematiek
64
Interventies In Rotterdam zijn in het kader van de pilot verschillende interventies door de politie uitgevoerd om de loverboyproblematiek te bestrijden wanneer het strafrechtelijk instrumentarium (nog) niet kan worden ingezet. Deze bieden zo een belangrijke aanvulling op het strafrecht. Tegenhoudgesprekken Ten eerste zijn er ‘tegenhoudgesprekken’ gevoerd. Hierin is de vermoedelijke loverboy door twee agenten toegesproken en erop gewezen dat hij in de gaten wordt gehouden door de politie. Deze methodiek wordt ook elders in het land ingezet. Hoewel er nog geen aanwijsbare resultaten zijn dat de loverboys daadwerkelijk worden tegengehouden, wordt het positief gevonden dat de vermoedelijke loverboy uit de anonimiteit wordt gehaald. Ook het uitnodigen op het politiebureau, (hinderlijk) volgen en benaderen van de potentiële loverboy kunnen onderdeel uitmaken van deze interventie. Deze methodiek heeft wel als keerzijde dat de vermoedelijke loverboy zich ervan bewust is dat hij in het vizier is van de politie, en zich dus nog meer in het verborgene kan gaan begeven.
resultaten pilot rotterdam Aantallen Signalen van loverboys
509*
Onderzoeken
68
Dossiers besproken in casusoverleg
20
Aantal tegenhoudgesprekken
11
Twitter
546 berichten gestuurd /1520 volgers
Resultaten internet In 31 procent van de 68 onderzoeken werd internet als hulpmiddel ingezet Chatsessies
200
www.vraaghetdepolitie.nl
109 reacties in twee sessies
Lokprofielen
300 reacties
Bron: pilot Rotterdam * Deze signalen betreffen alle registraties waarin de term loverboy voorkwam.
Chatsessies/monitoren chatcommunicatie In de pilot is door middel van chatsessies onderzocht wie chatgesprekken aangaan met minderjarige meisjes en op welke wijze. De internetrechercheur heeft meerdere profielen aangemaakt op chatplaza.nl van meisjes tussen 11 en 16 jaar. Zo nam hij deel aan verschillende chatsessies met in totaal 300 gesprekspartners. Bijna alle gesprekspartners waren op zoek naar seksueel contact met de minderjarige in persoon of via internet. Met 30 gesprekspartners is een vervolggesprek aangegaan op MSN en met vier hiervan is een fysieke afspraak gemaakt. Alle vier de mannen zijn aangehouden. Deze mannen waren tussen 49 en 63 jaar en hadden geen ander doel voor ogen dan zelf een seksueel contact aan te gaan met de (veronderstelde) minderjarige. Van loverboys was geen sprake. Wel is gebleken dat de chatsessies informatie opleveren over wie minderjarige meisjes benaderen en waarvoor.
aanpak loverboyproblematiek
65
Ook heeft de internetrechercheur twee keer actief een chatsessie gehouden van anderhalf uur op www.vraaghetdepolitie.nl. Tijdens deze chatsessies konden mensen vragen stellen over loverboys. In totaal werden zo 109 mensen bereikt. Over het algemeen waren dit volwassenen en bezorgde ouders met vragen over loverboys. Met twee deelnemers werd een vervolgafspraak gemaakt. Bij één deelnemer ging het om huiselijk geweld, bij de andere deelnemer ging het om jeugdproblematiek. Dus ook hier was geen sprake van loverboyproblematiek. Wel is gebleken dat dit een effectief middel is om een groot publiek op korte termijn te bereiken en bewust te maken. Profielensites Profielensites zijn succesvol te benutten voor onderzoeken naar slachtoffers en daders. Bekende voorbeelden van profielensites zijn Hyves en Facebook, maar ook op Tagged.com, Sugababes.nl en Pp2g.com zijn veel mensen open in het delen van (privacygevoelige) informatie. Mensen met een eigen profiel krijgen vaak ook toegang tot afgeschermde informatie van vrienden van vrienden. De profielen bieden dus veel informatie over een persoon en zijn (nabije) omgeving. Als vervolgcontact niet mogelijk is, zijn profielensites minder geschikt om potentiële loverboys te benaderen. Twitteraccount Het aanmaken van een Twitteraccount biedt mogelijkheden om de politie laagdrempelig te bereiken en om specifieke informatie te delen met volgers. Het monitoren van Twitter blijkt noodzakelijk om op de hoogte te blijven van (professionele) informatiestromen. Daarnaast is het belangrijk om op de hoogte te blijven van wat anderen Twitteren met betrekking tot loverboys.
twitteraccount: @prrteamloverboy Het Twitteraccount van de pilot in Rotterdam had na zeven maanden al 1520 volgers. Ongeveer 300 volgers zijn jonge mensen die niet beroepsmatig met het onderwerp bezig zijn. De overige volgers zijn werkzaam bij de politie, in de hulpverlening of anderszins beroepsmatig betrokken bij loverboyproblematiek. Bron: evaluatierapport pilot Rotterdam
Informatie van webhosters In de pilot van Rotterdam is contact gelegd met faciliterende webhosters van belangrijkste prostitutiewebsites. Met deze webhosters zijn afspraken gemaakt over het delen van informatie. Webhosters beschikken over veel informatie waaruit een verdenking zou kunnen ontstaan van minderjarigheid of gedwongen prostitutie. Webhosters blijken bereid tot het delen van informatie vanuit een integere bedrijfsvoering. Ze vinden het echter niet wenselijk dat natuurlijke personen werkzaam bij het bedrijf verantwoordelijk zijn voor de informatieverstrekking. Bovendien is een duidelijk aanspreekpunt (of een loket) noodzakelijk. Het is nu nog onduidelijk waar meldingen vanuit heel Nederland naartoe kunnen, omdat internet geen grenzen heeft. Internet: www.rotterdam.nl/campagne_loverboys
66
aanpak loverboyproblematiek
Vervolging Als strafrechtelijke vervolging mogelijk lijkt, doet de politie strafrechtelijk onderzoek onder het gezag van het OM. Ook wordt onderzocht of de crimineel verkregen verdiensten van de verdachte kunnen worden afgenomen. Het OM faciliteert het slachtoffer bij de voeging in het strafproces in verband met het verkrijgen van een schadevergoeding. Als het slachtoffer zich voegt, vordert het OM ter zitting een schadevergoedingsmaatregel. Het OM koppelt (aan het casusoverleg) terug of strafrechtelijk onderzoek zal plaatsvinden. Hierbij gaan zij niet inhoudelijk in op de zaak.
3.3.5 interventies voor verdachten en veroordeelden In het kader van een (deels) voorwaardelijke vrijheidsstraf of in geval van voorwaardelijke invrijheidsstelling, kunnen loverboys onder het toezicht van de reclassering41 worden geplaatst. In een gedwongen kader worden strikte bijzondere voorwaarden gesteld aan de terugkeer in de samenleving van veroordeelden wegens mensenhandel. Deze voorwaarden kunnen bestaan uit: • verplichte behandeling • gedragsinterventies • locatie- en contactverboden • inzet van elektronische controlemiddelen De reclassering houdt toezicht op de naleving van deze voorwaarden. De intensiteit van het reclasseringstoezicht wordt afgestemd op het risico van overtreding van de voorwaarden.42 Justitiabelen – bijvoorbeeld mensenhandelaren – waarvoor een strikte controle noodzakelijk is, worden intensiever gevolgd, zodat signalen van terugval en dreigende recidive tijdig worden gesignaleerd en zo nodig kan worden ingegrepen. Overtreding van voorwaarden moet door de reclassering altijd worden gemeld aan het OM. De Wet voorwaardelijke veroordeling en voorwaardelijke invrijheidstelling maakt het mogelijk dat bij overtreding van de voorwaarden het OM onmiddellijk vraagt om aanhouding en insluiting.
3.3.6 succesfactoren interventies • Wees transparant ten aanzien van slachtoffers. • Werk aan het positieve sociale netwerk van slachtoffers en betrek dit netwerk ook in het hulptraject. • Strafrechtelijke vervolging is niet de enige wijze waarop daders kunnen worden aangepakt, denk ook aan bestuursrechtelijke en fiscale maatregelen.
41 42
Voor minderjarigen is dit de afdeling Reclassering van Bureau Jeugdzorg, voor meerderjarigen is dit Reclassering Nederland. De minister van Veiligheid & Justitie is van mening dat het levenslang/permanent toezicht op personen die voor mensenhandel zijn veroordeeld, mogelijk moet worden gemaakt. Het wetsvoorstel wordt in de eerste helft van 2012 ingediend.
aanpak loverboyproblematiek
67
bijlagen
aanpak loverboyproblematiek
bijlage 1
de loverboy-checklist
de loverboy-checklist Is hier sprake van een loverboy? Waar heeft het meisje haar ‘vriend’ leren kennen? Via internet/uitgaan? Probeert hij haar te chanteren met foto’s op internet of die via een webcam zijn gemaakt? Praat hij negatief over mensen die belangrijk voor haar zijn? Hoe komt hij aan het vele geld/dure spullen? Geeft hij haar dure cadeaus (kleding/parfum)? Hoe is zijn financiële status? Vraagt hij haar om een lening af te sluiten op haar naam? Vraagt hij haar om (een) telefoonabonnement(en) af te sluiten op haar naam? Handelt hij in of gebruikt hij drugs/wapens? Neemt hij haar wel eens mee naar de rosse buurt? Kent hij meisjes die als prostituee werken? Kijkt hij weleens met haar naar pornoachtige films? Heeft ze hem wel eens betrapt op leugens? Is hij erg jaloers/bezitterig? Vraagt hij haar om een tatoeage te laten zetten? Biedt hij haar aan om een borstvergroting te betalen? Kent zij zijn vrienden en familie? Wat doet hij eigenlijk voor werk?
Bron: Scharlaken Koord
69
70
aanpak loverboyproblematiek
bijlage 2
signalenlijst
Deze signalen zouden er op kunnen wijzen dat een meisje in contact is met een loverboy. Ieder meisje kan zich weleens anders gedragen, dit betekent natuurlijk niet per se dat er ook een probleem is. Het wordt pas serieus als er, voor een langere tijd, bij een meisje meerdere van onderstaande signalen worden waargenomen. Ze is dan misschien in de handen van een loverboy gevallen.
1. Uiterlijke en fysieke gesteldheid • Ziet er plotseling uitdagend en sexy uit • Verandering in kleding en make-up • Ziet er overdreven verzorgd uit • Is moe en vermagerd • Vertoont psychosomatische klachten • Zelfverwonding
• Plotselinge gedragsverandering • Concentratieproblemen • Zelfverwonding
5. Gedrag en houding ten opzichte van anderen • Isoleert zich van vrienden en bekenden • Heeft (opeens) veel nieuwe contacten 2. Houding ten opzichte van zichzelf • Wordt gehaald en gebracht met scooter/auto • Lage zelfwaardering • Weinig binding met thuis (ruzies en • Weinig realistisch zelfbeeld meningsverschillen) • Lijkt geen identiteit te hebben • Heeft opeens afwijkende normen • Onderschat of overschat zichzelf • Vertoont sociaal wenselijk gedrag • Depressief (om geen wantrouwen te wekken) • Snel beïnvloedbaar • Heeft totaal ander gedrag op verschillende • Plotselinge huilbuien en/of woedeuitbarstingen plekken, bijvoorbeeld op school of in het bij• Durft of kan geen grenzen aangeven zijn van vrienden • Vertoont teruggetrokken gedrag • Er zijn thuis en op school problemen (weglopen, spijbelen vooral op maandag 3. Gedrag (algemeen) en vrijdag, slechte schoolprestaties) • Heeft (opeens) veel geld/dure spullen • Lijkt opeens alleen bezig te zijn met seks • Ze vermijdt het onderwerp prostitutie of • Heeft plotseling belangstelling voor projecteert dit op anderen bepaalde jongens • Extreem vrolijk gedrag • Reageert spanningen af • Gaat extreem vaak uit • Gaat om met ‘ouderen’ • Hangt veel op straat rond • Is niet aanspreekbaar op haar gedrag • Trekt zich terug • Veel gebeld worden op haar mobiel • Vertoont wegloopgedrag • Eventuele drugs en/of drankmisbruik 6. Lichamelijke signalen • Is snel wisselend qua emoties • Buikpijn • Is weinig flexibel • Pijn/bloed aan anus, vagina • Ziet niet in hoe zij situaties kan benaderen/ • Pijn in bovenbenen veranderen • Eetproblemen • Seksueel overdraagbare aandoeningen, 4. Gedragssignalen op seksueel gebied zwangerschap • Obsessie met seks • Grote angst voor lichamelijk contact Bron: Gemeente Rotterdam, Politie Rotterdam-Rijnmond, • Veel kennis op het gebied van seksualiteit Stichting Humanitas
aanpak loverboyproblematiek
71
bijlage 3
bronnenlijst
Geraadpleegde bronnen • Aanwijzing mensenhandel (2008A022). College van procureurs-generaal, 17 november 2008. • Bovenkerk, F.M., San, M. van, Boone, M., Boekhout van Solinge, T & Korf, D.J. (2006). Loverboys of modern pooierschap. Amsterdam: Augustus. • Centraal Bureau voor de Statistiek (2010). Contacten leggen via internet. Webmagazine. Den Haag • CoMensha (2011). Het gezicht van CoMensha. Jaarverslag 2010. Amersfoort. • Damen, F.H. (2011). ‘De bewijsproblematiek van loverboypraktijken’. In: Delikt en Delinkwent, 2011, 35. • Dijke, A. van & Terpstra, L. (2005). Loverboys: Feiten en cijfers. Een quick scan. Amsterdam: SWP. • Hendriks, J., Corsèl, M. (2009). Handreiking ketenregie en bestuurlijk toezicht in de vergunde prostitutiesector. TaskForce Mensenhandel. Rotterdam: Thieme MediaCenter • Kamerstukken II 2011/12, 28 638, nr. 73. • MOVISIE, Expertisepunt Jeugdprostitutie (2009). Meisjesprostitutie: feiten en cijfers. Utrecht. • Nationaal Rapporteur Mensenhandel (2009). Mensenhandel – Zevende rapportage van de nationaal rapporteur. Den Haag: BNRM. • Nationaal Rapporteur Mensenhandel (2010). Mensenhandel – 10 jaar Nationaal Rapporteur Mensenhandel in Nederland – Achtste rapportage van de nationaal rapporteur. Den Haag: BNRM. • Nationaal Rapporteur Mensenhandel (2012). Kwantitatieve gegevens over (de vervolging en berechting van) verdachten en veroordeelden in mensenhandelzaken in de periode 2006-2010. Den Haag: BNRM. • Politie: partner in de bestuurlijke aanpak, de gezamenlijke aanpak van (georganiseer-
•
•
•
•
•
•
• •
•
•
de) criminaliteit. (2012). Gorissen, I. & Veldhuis, M. (samenst., VDMMP/ Politie Utrecht). Projectgroep aanpak loverboyproblematiek Westelijke Mijnstreek (2011). ‘Helse liefde’ Aanpak loverboyproblematiek Westelijke Mijnstreek. Roessingh, M. & Ramesar, P. (2011). Slaven in de polder. Hoe sekswerkers, schoonmakers en seizoensarbeiders worden uitgebuit. Amsterdam/Antwerpen: Atlas. Salih, F. (2012). Transitie gemeentelijk sociaal domein. Informatie over ontwikkelingen. ’s-Hertogenbosch: K2 Adviesbureau voor Jeugdvraagstukken. Taskforce Mensenhandel (II). (2011) Plan van aanpak 2011-2014. De integrale aanpak van mensenhandel verder versterken. Terpstra, L., Dijke, A. van, Berger, M. & Geurts, E. (2006). De betovering verbroken. Methodiek preventie en aanpak meisjesprostitutie. Amsterdam: SWP. Transact (2006). Naar een effectieve ketenaanpak van jeugdprostitutie. Randvoorwaarden en succesfactoren. Utrecht. Velde, R.J. van de (2012). Evaluatierapport pilot Rotterdam (versie 28 februari 2012). Verwijs, R., Mein, A., Goderie, M., Harreveld, C., & Jansma, A. (2011). Loverboys en hun slachtoffers. Inzicht in aard en omvang problematiek en in het aanbod aan hulp verlening en opvang. Utrecht: VerweyJonker Instituut. Wiele, D. van der & Ruiter, E. de (2011). De Kleine Gids Signalering en behandeling slachtoffers loverboys. Fier Fryslan, Alphen aan de Rijn/Deventer: Kluwer. Rijksbrede aanpak loverboyproblematiek, actieplan 2011-2014. (2011) Den Haag: Ministerie van Veiligheid en Justitie, Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap & Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
72
• Uitvoeringsmap bestuurlijke aanpak Mensenhandel Rotterdam-Rijnmond. (2010) RIEC Rotterdam-Rijnmond. • Werson, H. (2012). De fatale fuik. Achter de schermen van mensenhandel en gedwongen prostitutie in Nederland. Amsterdam: Carrera. • Werson, H. & Hertog, A. den (2011). Korpsmonitor prostitutie & mensenhandel 2010. Landelijke Expertgroep Mensenhandel. • Zanetti, V. (2009). ‘De digitale loverboy’. In: Proces 88 (5), 280-292. • Zanetti, V. & Kanters, K. (2009). Analyse loverboys op internet. Managementsamenvatting. Politie Rotterdam-Rijnmond. Geraadpleegde internetsites www.bewareofloverboys.nl www.bnrm.nl www.bureaujeugdzorg.info www.cbs.nl www.centrum1622.nl www.fierfryslan.nl gevaarlijkeliefde.humanitaseindhoven.nl www.gewonetaal.nl www.ggdijsselland.nl www.ggdkennisnet.nl www.hetccv.nl www.huiselijkgeweld.nl www.huiselijkgeweldhollandsmidden.nl www.helseliefde.nl www.hkz.nl www.humanitas.nl www.humanitaseindhoven.nl www.humanitaspmw.nl www.internetsoa.nl www.jso.nl www.jeugdprostitutie.nl www.jeugdprostitutie.nu www.jeugdzorgplus.nl www.keuzegidsweerbaarheid.nl www.liefdesloket.nl www.lovelimits.nl www.lover-boy.nl www.lovingmelovingyou.nl www.meldknop.nl www.movisie.nl www.mijnkindonline.nl www.om.nl www.pestweb.nl www.politie.nl www.projectnononsense.nl www.reclassering.nl
aanpak loverboyproblematiek
www.riecnet.nl www.rijksoverheid.nl www.rotsenwater.nl www.rotterdam.nl/campagne_loverboys www.rutgerswpf.nl www.scharlakenkoord.nl www.schoolenveiligheid.nl www.seksueelgeweld.info www.seksuelevorming.nl www.sense.info www.shop-denhaag.nl www.soaaids.nl www.spirit.nl www.stayinlove.nl www.stichtingstade.nl www.theateralacarte.nl www.veiligheidshuisalkmaar.nl www.veiligheidshuizen.nl www.vraaghetdepolitie.nl Praktijkvoorbeelden • Regionaal convenant mensenhandel Regio Rotterdam-Rijnmond. (2011) RIEC Rotterdam-Rijnmond. • Signalenkaart loverboys. Veiligheidshuis Kennemerland/Politie Kennemerland. • Barrièremodel mensenhandel. In: Handboek bestuurlijke aanpak georganiseerde criminaliteit. Het instrument in de praktijk. p. 44. Utrecht: Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid. • Bestuurlijk instrumentarium. www.hetccv.nl/instrumenten • Algemene plaatselijke verordening voor de gemeente Den Haag (APV). • Wijziging handhavingsarrangement voor seksinrichtingen en escortbedrijven RIS 181556. Den Haag. • Handhaving in de prostitutiebranche. Best practices. Handhaven op niveau. • Routekaart signalen mensenhandel (2010). Amsterdam: Spirit, HVO-Querido en politie Amsterdam-Amstelland team Mensenhandel.
aanpak loverboyproblematiek
73
over het ccv
Het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) draagt bij aan de maatschappelijke veiligheid door met partners integrale aanpakken te ontwikkelen en een brede implementatie van deze aanpakken te bevorderen. Het CCV zorgt voor ondersteuning en afstemming op maat, gericht op de lokale praktijk. Het CCV en de aanpak van mensenhandel en loverboyproblematiek Het CCV licht gemeenten en ketenpartners voor over het bestaan en herkennen van mensenhandel en loverboyproblematiek (in brede zin) en maakt ze bewust van de (bestuurlijke) mogelijkheden om deze te bestrijden. Door een helpdesk aan te bieden, wil het CCV de kennis onder gemeenten vergroten en de aanpak van mensenhandel en loverboyproblematiek bevorderen. Het CCV verzamelt kennis en ontwikkelt instrumenten die veiligheidspartners bij deze aanpak kunnen inzetten. Andere activiteiten zijn het opbouwen en onderhouden van expertise, het verbinden van partijen en contact met de landelijke, regionale en lokale praktijk. Internet: www.hetccv.nl/loverboys Internet: www.hetccv.nl/mensenhandel
Het CCV en prostitutiebeleid Prostitutiebeleid is voor gemeenten een onmisbaar instrument bij de aanpak van mensenhandel en loverboyproblematiek. Het CCV heeft hiervoor een digitaal stappenplan ontwikkeld. Dit instrument ondersteunt gemeenten bij het opzetten of verbeteren van prostitutiebeleid. Internet: www.hetccv.nl/prostitutiebeleid Het CCV en de bestuurlijke aanpak van de georganiseerde criminaliteit Het CCV is het aanspreekpunt voor vragen over het instrumentarium van de bestuurlijke aanpak en de inzet ervan tegen de georganiseerde criminaliteit. Het CCV verzamelt kennis over de bestuurlijke aanpak van criminele praktijken en ontwikkelt instrumenten die veiligheidspartners bij de bestuurlijke aanpak kunnen inzetten. Internet: www.hetccv.nl/bestuurlijkeaanpak
aanpak loverboyproblematiek
74
colofon Uitgave Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid Churchilllaan 11, 3527 GV, Utrecht Postbus 14069,3508 SC Utrecht T (030) 751 67 00 F (030) 751 67 01 Informatiedesk T (030) 751 67 77 www.hetccv.nl
Tekst Karin Bongers, CCV Redactie en eindredactie: Tekstbureau Alfa, Amsterdam Projectteam CCV Marike van Deventer (projectleider) Vera Huijgens Annegeer Dekkers Ontwerp en vormgeving VormVijf, Den Haag Fotografie Liesbeth Dingemans, Amsterdam De personen en locaties op de foto’s hebben geen relatie met de inhoud van deze handreiking. Druk Insandouts communication design print, Maassluis ISBN 978-90-77845-462 © het CCV, juni 2012 Oplage: 1500 exemplaren Deze handreiking kunt u ook downloaden via www.hetccv.nl/loverboys Meer informatie www.hetccv.nl/loverboys www.hetccv.nl/mensenhandel
aanpak loverboyproblematiek
Aan de totstandkoming van deze handreiking hebben veel organisaties en personen meegewerkt. Onze hartelijke dank gaat uit naar: Comensha, De Vertrouwenspersoon, Expertisecentrum Mensenhandel en Mensensmokkel, Fier Fryslân, Gemeente Amsterdam, Gemeente Alkmaar, Gemeente Den Haag, Gemeente Groningen, Gemeente Rotterdam, GGD Groningen, GGD Rotterdam, LMC Praktijkonderwijs Rotterdam, Ministerie van Veiligheid en Justitie, MJD Groningen, Movisie, Nova College Amsterdam, Partners In Welzijn SittardGeleen, Politie Amsterdam-Amstelland, Politie Brabant Zuid-Oost, Politie Kennemerland, Politie Rotterdam-Rijnmond, Scharlaken Koord, Scholengemeenschap Bergen op Zoom, Shop Den Haag, SOA Aids Nederland, Spirit, Stichting Humanitas Eindhoven, Stichting Humanitas Prostitutie Maatschappelijk Werk, Stichting Stade, Stichting Terwille, William Schrikker Stichting, Veiligheidshuizen Alkmaar en Kennemerland. Deelnemers klankbordgroep Gemeente Den Haag: Carin Hofmans Spirit: Mechteld Bontes Stanislascollege Delft: Carmen Morris Politie Rotterdam-Rijnmond: Rob van de Velde Ministerie van Veiligheid en Justitie: Esther van Fessem en Karima Hara
75
Ministerie van Veiligheid en Justitie
Stichting Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) draagt bij aan de maatschappelijke veiligheid door het stimuleren van publiek-private samenwerking, actieve kennisdeling van de veiligheidspraktijk en kwaliteitsontwikkeling van instrumenten en regelingen.