TRENDS
IN DE GEMEENTELIJKE ARCHEOLOGIE
CONVENT
VAN
GEMEENTELIJKE ARCHEOLOGEN (CGA)
JULI 2003
T.
DE
RIDDER, P. KLEIJ
EN
G. KORTEKAAS
TRENDS
IN DE GEMEENTELIJKE ARCHEOLOGIE
RESULTATEN
VAN EEN ENQUETE ONDER
GEMEENTELIJKE ARCHEOLOGEN OVER HET JAAR
2001
VERGELEKEN MET CIJFERS VAN VOORGAANDE ONDERZOEKEN.
Convent van Gemeentelijke Archeologen (CGA) juli 2003 T. de Ridder, P. Kleij en G. Kortekaas
Trends in de gemeentelijke archeologie
Inhoudsopgave 1 Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1
2 Resultaten enquête 2001 . . 2.1 Oppervlakte en bevolking . 2.2 Personeel en tijdsbesteding 2.3 Financiën en organisatie . 2.4 Producten . . . . . . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
3 3 3 5 5
3 De resultaten van 2001 vergeleken met die van 1991 en 1997 3.1 Oppervlakte en bevolking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.2 Personeel en tijdsbesteding . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.3 Financiën en organisatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.4 Producten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
7 7 7 9 9
4 Conclusies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 Literatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11 Bijlage 1: CGA resultaten enquête over 2001 ten opzichte van 1997 . . . . . . . . . 12 Bijlage 2: cijfers over 1991
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13
Bijlage 3: cijfers over 1991, 1994, 1996, 1997 en 2001 . . . . . . . . . . . . . . . . . 13 Colofon . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
i
Convent van Gemeentelijke Archeologen
ii
Trends in de gemeentelijke archeologie
1 Inleiding In 1991 is een eenvoudige, interne enquête gehouden onder de archeologen die lid zijn van het Convent van Gemeentelijk Archeologen (CGA) om inzicht te krijgen in het aantal mensen dat binnen de gemeentelijke archeologie werkzaam was en de hoeveelheid geld die binnen deze sector omging. Een soortgelijk onderzoek, maar iets uitgebreider, is uitgevoerd over het jaar 1997. In 2002 vond een weer iets uitgebreidere enquête plaats over het jaar 2001. De resultaten van deze laatste enquête worden in dit artikel gepresenteerd en vergeleken met die van de eerste twee. Vervolgens zullen conclusies worden getrokken over de ontwikkelingen die de gemeentelijke archeologie de afgelopen jaren heeft doorgemaakt en de consequenties hiervan voor de komende jaren.
1
Convent van Gemeentelijke Archeologen
Medewerkers in de gemeentelijke archeologie anno 1997 (N=501)
WIW e.a. (N=54) 11% Studenten (N=43) 9%
ID-regeling (N=11) 2% Overig personeel (N=45) 9%
Vrijwilligers (N=280) 55%
Archeologen (N=68) 14%
Medewerkers in de gemeentelijke archeologie anno 2001 (N=636)
WIW e.a. (N=34) 5% Studenten (N=56) 9%
ID-regeling (N=60) 9%
Vrijwilligers (N=282) 45%
Overig personeel (N=80) 13%
Archeologen (N=124) 19%
2
Trends in de gemeentelijke archeologie
2 Resultaten enquête 2001 Van de 36 gemeenten met een gemeentelijk archeoloog hebben er zestien gereageerd. Het aantal reacties en de variatie (zowel kleine als grote gemeentelijke archeologische instellingen hebben gereageerd) is voldoende om een betrouwbaar beeld te kunnen schetsen van de gemeentelijke archeologie in Nederland over het jaar 2001. De cijfers zullen, door het ontbreken van enkele grote gemeentelijke diensten in de enquête in werkelijkheid eerder hoger dan lager liggen. De gegevens van de zestien gemeenten die hebben gereageerd, zijn geëxtrapoleerd naar de 36 gemeenten en worden in afgeronde getallen gepresenteerd. Voor het vaststellen van het oppervlak van de gemeenten en het aantal inwoners, gepresenteerd in paragraaf 1.1, is gebruik gemaakt van het Statistisch Jaarboek 2001, voor het aantal gemeenten met een opgravingsbevoegdheid van de Archeologiebalans 2002.
2.1 Oppervlakte en bevolking In 2001 hadden in Nederland 36 gemeenten (7% van het totaal) een gemeentelijk archeoloog. Deze gemeenten hebben een gezamenlijk oppervlak van 2.596 km² ofwel 10 % van het landoppervlak van Nederland. Het totaal aan gemeenten dat bediend wordt door een gemeentelijk archeoloog ligt echter hoger omdat door allerlei samenwerkingsverbanden tussen gemeenten onderling ook gemeenten zonder archeoloog gebruik maken van de diensten van een gemeentelijk archeoloog. Vaak betreft het hier samenwerking tussen buurgemeenten. Naar schatting bedienen de gemeentelijk archeologen dan ook direct en indirect circa 70 gemeenten (14 % van het totaal) hetgeen omgerekend neerkomt op circa 5000 km², ongeveer 20 % van het Nederlandse grondgebied. Het aantal mensen dat in een gemeente woont met een gemeentelijk archeoloog bedraagt ongeveer 5,1 miljoen, ongeveer éénderde deel van de totale Nederlandse bevolking. Worden de gemeenten meegerekend die via een samenwerkingsverband door een gemeentelijk archeoloog worden bediend, dan stijgt dit aantal tot naar schatting 7,2 miljoen personen, dat is 45% van de bevolking.
2.2 Personeel en tijdsbesteding In totaal zijn 636 mensen op regelmatige basis bij de gemeentelijke archeologie betrokken. Hiervan zijn 124 archeoloog, waarvan 74 in vaste dienst en 50 tijdelijk ingehuurd. Het aantal overige personen (niet-archeologen) in vaste dienst of ingehuurd bedraagt 80. Daarnaast zijn er nog 94 personen via een gesubsidieerde baan (WIW- of de ID-regeling) werkzaam bij de gemeentelijke archeologische diensten. Het aantal vrijwilligers en amateur-archeologen dat zeer regelmatig meewerkt, bedraagt 282. In 2001 liepen 56 studenten stage bij een gemeentelijke archeologische dienst. En wat doen al die 124 archeologen in gemeentelijke dienst nu de hele dag? Dat verschilt nogal per gemeente. Zo zijn er archeologen die 4% van hun tijd aan opgraven besteden en anderen 70%. Dit hangt samen met het aantal personeelsleden. Bij een grote dienst kan de ene archeoloog zich richten op opgraven en de ander op beleid. Bij ‘eenmansdiensten’ zal de archeoloog zijn tijd moeten verdelen tussen beide taakeenheden en zal de verhouding ‘beleid-opgraven’ minder uiteen lopen. Ruwweg besteedt de gemiddelde gemeentelijk archeoloog zo’n 50 % van haar/zijn tijd aan opgraven en uitwerken. Beleidszaken nemen zo’n 25% tot 30% van de tijd in beslag. De rest gaat op aan publiceren, voorlichting en diverse andere zaken.
3
Convent van Gemeentelijke Archeologen
Kostensoorten 1997 in miljoenen euro's (N=€ 8,1)
Specialisten (N=0,23) 3% Huur (N=0,49) 6%
Conservering (N=0,12) 1%
Materieel (N=0,26) 3%
Personeel (N=4,0) 50%
Graafmachine (N=2,28) 28%
Doorbelasting (N=0,45) 6%
Overig (N=0,25) 3%
Kostensoorten 2001 in miljoenen euro's (N=€ 15,35)
Depot (N=0,26) 2% Specialisten (N=0,41) 3%
Conservering (N=0,21) 1%
Huur (N=0,52) 3% Materieel (N=1,29) 8%
Personeel (N=7,33) 48%
Graafmachine (N=1,67) 11%
Doorbelasting (N=1,84) 12%
Overig (N=1,82) 12%
4
Trends in de gemeentelijke archeologie
2.3 Financiën en organisatie In totaal gaven de 36 gemeenten 15,4 miljoen euro uit aan archeologie. Wanneer betaling in natura werd ontvangen (gratis ter beschikking gestelde kraan bijvoorbeeld) is hiervan een schatting gemaakt en in de cijfers verwerkt. Fictieve salarissen van vrijwilligers, amateur-archeologen en studenten zijn niet meegerekend. De belangrijkste kostenpost is die van de salarissen, ruim 7,3 miljoen euro. Ook de machinekosten zijn omvangrijk 1,7 miljoen euro. Andere grote posten zijn specialistisch onderzoek (0,4 miljoen euro) en conservering (0,2 miljoen euro ). Het resterende bedrag, te weten 5,8 miljoen euro, werd onder meer besteed aan zaken doorbelasting (1,8), materieel (1,3), huur werkruimte (0,5), depot (0,3) en voor 1,8 miljoen euro aan overige kosten. Iets meer dan de helft (57%) van alle gemeentelijk archeologische diensten valt onder de afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling, Bouwen en Wonen of equivalenten daarvan. Iets minder dan éénderde (31%) is ondergebracht bij de Afdeling Cultuur. De rest valt onder diverse afdelingen zoals Bedrijven of Beleidsontwikkeling (11%). Van de 36 gemeenten hebben er 28 een opgravingsbevoegheid. De gemeenten zonder bevoegdheid besteden het opgraven uit aan bedrijven of andere instellingen met een bevoegdheid. Hoewel geen precieze cijfers voor handen zijn, lijkt het erop dat ook de gemeenten met een eigen bevoegdheid steeds meer opgravingen uitbesteden, vooral aan bedrijven.
2.4 Producten In 2001 werden tussen de 350 en 400 onderzoeken verricht, variërend van waarnemingen, veldverkenning tot opgravingen. Het aantal publicaties (artikelen in tijdschriften en catalogussen, boeken en verslagen) bedraagt ruim 350 stuks met in totaal meer dan vijf duizend pagina’s, hetgeen neerkomt op gemiddeld 15 pagina’s per publicatie. Het aantal lezingen bedroeg circa 650 en er gingen minstens 300 persberichten de deur uit, waarvan er tenminste 60 het landelijke nieuws haalden. In totaal werden 180 tentoonstellingen georganiseerd die samen zeker 10.000 m² (!) besloegen en naar schatting tegen de half miljoen bezoekers kregen. Daarnaast bezochten circa 840.000 mensen een vaste expositie waarin aandacht werd besteed aan gemeentelijke archeologie. Tevens werden nog eens bijna 200 open dagen georganiseerd waar circa 13.000 geïnteresseerden kwamen kijken. Het totale aantal bezoekers komt op 1,4 miljoen.
5
6
jaar
20
20
19
19
19
19
19
19
19
19
19
01
00
99
98
97
96
95
94
93
92
91
aantal
20
19
19
19
19
19
19
19
19
19
19
19
19
19
19
19
19
19
19
19
19
19
01
99
97
95
93
91
89
87
85
83
81
79
77
75
73
71
69
67
65
63
61
59
aantal
Convent van Gemeentelijke Archeologen
Aantal gemeentelijk archeologen
40
35
30
25
20
15
10
5
0
jaar
Ontwikkeling vast personeel CGA
250
200
150
100
50
0
Trends in de gemeentelijke archeologie
3 De resultaten van 2001 vergeleken met die van 1991 en 1997 3.1 Oppervlakte en bevolking In 1991 hadden 17 gemeenten een gemeentelijk archeoloog, een getal dat in 1997 gestegen was tot 29 en in 2001 tot 36. In tien jaar tijd is het aantal gemeenten met een eigen archeoloog dus meer dan verdubbeld Vanwege allerlei gemeentelijke herindelingen kunnen de cijfers met betrekking tot oppervlakte en inwoneraantal van gemeenten uit 1991 lastig worden vergeleken met die uit 1997 en 2001. Vandaar dat verder alleen een vergelijking wordt gemaakt tussen 1997 en 2001. Het gezamenlijk oppervlak van de bij het Convent aangesloten gemeenten bedroeg in 1997 1.922 km², het totaal aantal inwoners 4.537.000. Het aantal inwoners dat in een gemeente met een eigen archeoloog woont, steeg daarna met 569.000 personen (11 %) tot 5.100.00 en het oppervlak dat door gemeentelijk archeologen wordt beheerd nam met 674 km² (26%) toe tot 2596 km². Duidelijk is dat de gemeentelijke archeologie de afgelopen jaren sterk is gegroeid, zowel wat betreft het aantal gemeenten en daarmee samenhangend het beheerde oppervlak en het aantal inwoners.
3.2 Personeel en tijdsbesteding Het aantal archeologen met een vaste baan is gestegen met 95 %: van 38 in 1997 naar 74 in 2001. Ook vonden meer archeologen een tijdelijke baan in de gemeentelijke archeologie, deze stijging betreft 67% (van 30 naar 50). Het totaal aan gesubsidieerde banen is gestegen met 45%: van 65 naar 94. Het aantal studenten dat stage liep, steeg met 30% van 43 naar 56. Het aandeel van de amateur-archeologen en vrijwilligers is ongeveer gelijk gebleven. De sterke groei van het archeologenleger hangt onder meer samen met de ‘professionalisering’ van de gemeentelijke archeologie. De naderende invoer van het Verdrag van Malta maakt het immers noodzakelijk dat werkzaamheden door archeologen worden uitgevoerd en niet door vrijwilligers of niet-archeologen. Daarnaast zorgde de opbloei van de economie en de verbeterde financiële positie van de gemeente voor groei van het aantal archeologen binnen de gemeenten (82%). De relatief minder sterke toename van het aantal gesubsidieerde banen (58%) hangt daar deels mee samen. Deze banen zijn speciaal gecreëerd om werkelozen aan werk te helpen en de werkeloosheid nam de afgelopen jaren juist af. De stagnatie in de groei van het aantal vrijwilligers en amateurs heeft te maken met de verminderde werkeloosheid en met het feit dat mensen gemiddeld later met pensioen gaan. Juist werklozen en gepensioneerden maken een belangrijk deel uit van de actieve vrijwilligers. Verder zijn er veel andere vormen van vrijetijdsbesteding bijgekomen waardoor archeologie moet concurreren met internet en andere zaken. Verontrustend is dat er zich weinig nieuwe vrijwilligers aanmelden. Als dit zo doorgaat zal de stagnatie in de komende jaren wel eens kunnen omslaan in een dalende trend door een natuurlijk verloop van het huidige aantal vrijwilligers. Dit is een zorgelijke ontwikkeling omdat zowel in 1997 als in 2001 het aandeel van de amateurs en vrijwilligers in de werkzaamheden binnen de gemeentelijke archeologie zeer hoog was. Binnen de tijdsbesteding valt een duidelijke verschuiving te constateren van opgraven naar beleid. Geschat wordt dat de tijd die aan beleid wordt besteed met 10% tot 15% is toegenomen. Het is duidelijk dat het Verdrag van Malta nu reeds leidt tot aanzienlijk meer bestuurslasten.
7
Convent van Gemeentelijke Archeologen
Uitgaven gemeentelijke archeologie in Euro's 18 16 14
x € 1.000.000
12 10 8 6 4 2
01 20
00 20
99 19
98 19
97 19
96 19
95 19
94 19
93 19
92 19
19
91
0
jaar
Ontwikkeling kosten vast personeel CGA 8 7
x € 1.000.000,-
6 5 4 3 2 1
jaar
8
01 20
00 20
99 19
98 19
97 19
96 19
95 19
94 19
93 19
92 19
19
91
0
Trends in de gemeentelijke archeologie
3.3 Financiën en organisatie De uitgaven voor archeologie binnen de gemeenten zijn gestegen van € 2.345.580 in 1991 via € 8.109.279,- in 1997 tot € 15.352.800,- in 2001. Dit komt neer op een stijging van 325 % tussen 1991 en 1997 en nog eens 89 % tussen 1997 en 2001. De totale stijging tussen 1991 en 2001 bedraagt zelfs 645 %. Voor 1991 waren de kosten verder niet uitgesplitst, die voor 1997 wel. De personeelskosten bedroegen toen € 4.000.000,- en zijn met 83% gestegen naar € 7.326.000,- in 2001. De kosten voor specialisten stegen met 84% van € 225.393,- naar € 414.000,- en die voor conservering met 81 % van € 117.076,- naar € 211.500,-. De opmerkelijke stijging van de ‘overige’ kosten zit hem waarschijnlijk in het feit dat sommige respondenten in 2001 hier een deel van de machinekosten onder hebben gebracht. Vandaar dat de machinekosten zijn afgenomen. De uitgaven voor archeologie binnen de gemeenten zijn tussen 1997 en 2001 met 89% gestegen. De loonkosten, de kosten voor conservering en specialisten hielden vrijwel gelijke tred en namen respectievelijk met 83%, 81% en 84% toe. Deze toename wordt veroorzaakt doordat meer archeologen zijn aangesteld waardoor ook meer onderzoek is verricht. De trend dat beleid en ruimtelijke ordening belangrijker worden binnen de archeologie wordt niet vertaald naar de organisatorische plek van archeologie. In 1997 vielen 22 van de 29 gemeentelijke archeologen onder de afdeling Ruimtelijke Ordening (75%), in 2001 lijkt dit te zijn gedaald naar (57%). Het aantal archeologen dat onder de Afdeling Cultuur valt, is toegenomen van 10% naar 31%. Deze ontwikkelingen lijken haaks te staan op de uitgangspunten van het Verdrag van Malta dat immers een inbedding van archeologie in de ruimtelijke ordening voorstaat. Of dit een negatieve of een positieve oorzaak heeft, kan op dit moment niet worden gezegd. Het kan betekenen dat de nieuwe ontwikkelingen binnen de archeologie niet bij de gemeentebesturen doordringen en dat binnen de gemeenten die met archeologie beginnen nog steeds het traditionele beeld overheerst van de archeologie als wetenschap met sterke banden met de museumwereld. Het kan echter ook betekenen dat de archeologie in toenemende mate een dermate logisch onderdeel van het ROproces is geworden, zodat voor een goede inbedding van archeologie het niet langer noodzakelijk is de archeologen onder te brengen bij de betreffende RO-afdeling.
3.4 Producten Het aantal onderzoeken nam tussen 1997 en 2001 met 122% toe (van 165 naar 366). Spectaculair is de toename van het aantal publicaties, van 117 naar 343, een stijging van 202%. In pagina’s is de stijging minder opzienbarend, van 3354 naar 5306, een stijging van 58%. Bedroegen de publicaties in 1997 nog gemiddeld 29 pagina’s, in 2001 is dit afgenomen naar 15 pagina’s. Er worden door de gemeentelijk archeologen meer publicaties uitgegeven, maar de omvang daarvan neemt af. Vermoedelijk wordt dit deels veroorzaakt doordat in toenemende mate opgravingsresultaten (basisverslagen) en deelstudies (deelverslagen) afzonderlijk worden gepubliceerd. Ook steeg het aantal lezingen (231%), persberichten (113%) en tentoonstellingen (186%). Het aantal bezoekers aan tijdelijke tentoonstellingen lijkt te zijn vervijfvoudigd! Ook werden er meer open dagen georganiseerd (stijging 286%). Eigenaardig is echter dat het aantal bezoekers aan open dagen met bijna de helft (47%) is teruggelopen. Als we kijken naar het gemiddelde aantal bezoekers aan een open dag is de afname zelfs nog veel groter, van 497 in 1997 daalde dit naar 69 bezoekers in 2001. Blijkbaar neemt naarmate de frequentie van open dagen toeneemt, de animo voor een bezoek aan een opgraving af.
9
Convent van Gemeentelijke Archeologen
4 Conclusies Uit de resultaten van de enquête en uit de vergelijking met de gegevens van de enquêtes van 1991 en 1997 blijkt dat het succes van de gemeentelijke archeologie zich onverminderd heeft voortgezet. De cijfers geven duidelijk aan dat in toenemende mate gemeenten hun verantwoordelijkheid nemen voor het archeologisch bodemarchief en dit beleid ook vertalen in extra personeel en middelen. Deze stijging komt ook tot uiting in de groei van het aantal producten, zoals onderzoeken, publicaties, persberichten, tentoonstellingen en lezingen. Curieus is dat de plaats van de archeologie binnen de gemeente langzamerhand verschuift van ruimtelijke ordening naar cultuur. Deze ontwikkeling lijkt haaks op de ontwikkelingen te staan die verwacht kunnen worden naar aanleiding van de invoering van het Verdrag van Malta. Dit kan betekenen dat archeologie nog steeds als een onderdeel van het gemeentelijk museale of culturele beleid wordt gezien. Het is echter ook mogelijk dat het niet uitmaakt waar archeologie organisatorisch ingebed is, omdat archeologie inmiddels een onlosmakelijk onderdeel van de ruimtelijke ontwikkelingen vormt waar men niet aan voorbij kan gaan. Opmerkelijk is de stagnatie van het aantal amateurs en vrijwilligers binnen de gemeentelijke archeologie. De daling in het aantal vrijwilligers is echter een landelijke trend waaraan ook de gemeentelijke archeologie zich niet zal kunnen onttrekken. Vermoedelijk zal deze stagnatie zich in de komende jaren voortzetten in een daling. Gezien het belang van de vrijwilligers en amateurs voor de gemeentelijke archeologie is dit een zorgelijke ontwikkeling.
10
Trends in de gemeentelijke archeologie
Literatuur Centraal Bureau voor de Statistiek, Statistisch Jaarboek 2001. Voorburg/Heerlen 2001. Groot, H. de, 1996: Het succes van de gemeentelijke archeologie. In: Archeobrief nr.1, p.19. Kortekaas, G. en M. Dolmans, 1997: Archeologie in 30 gemeenten: stand van zaken en ontwikkelingen. In: Archeobrief nr.5, p.18. Ridder, T. de, 1998: CGA: grootste archeologische organisatie in Nederland? Gemeentelijke archeologie anno 1997. In: CGA-Nieuwsbrief nr.1, p. 2 t/m 4. Lauwerier, R.C.G.M. e.a., 2002: Archeologiebalans 2002. Amersfoort.
11
Convent van Gemeentelijke Archeologen
Bijlage 1: CGA resultaten enquête over 2001 ten opzichte van 1997 Onderwerp
aantal
factor
totaal 2001
1997
stijging % tov 1997
36 47
1 circa 1,5
29
1
36 70 5.106.000 2.596 km2 29
29 52 4.537.000 1.992 km2 20
24% 35% 13% 30% 45%
37 38,8 55 35,4 27 12 3 109,2 15,9
36/36 36/16 36/16 36/16 36/16 36/16 36/16 36/16 36/16
25 282,4 79
36/16 36/16 36/16
16,6 32 23,2
36/16 36/16 36/16
37 87 124 80 60 27 7 246 36 282 56 636 179 37 37 74 50
30 38 68 45 11 46 8 184 96 280 43 501 171 21 11 38 30
23% 129% 82% 78% 455% - 41 % - 13% 34% - 63% 0% 30% 27% 5% 76% 236% 95% 67%
€ 47.000,€ 44.000,-
36/8 36/6
€ 92.000,€ 130.000,-
36/8 36/9
€ 312.000,€ 279.000,€ 102.000,€ 2.849.000,-
36/9 36/6 36/2 36/14
€ 211.500,€ 264.000,± € 1,82 miljoen € 414.000,€ 519.000,€ 783.000,€ 1.248.000,€ 1.674.000,€ 1.836.000,€ 7.326.000,-
€ 117.075,? € 249.397,€ 225.393,? € 488.592,€ 258.722,€ 2.281.857,? € 450.767,€ 4.000.000,-
81% ? 630% 84% ? 60% 382% - 27% ? 307% 83%
€ 6.397.000,-
36/15
€15.352.800,-
€ 8.109.279,-
89%
9 5 2 16
36/16 36/16 36/16 36/16
57% 31% 11% 35
75% 10% 13% 20
16 0 0 4 3 9 8 1 6
36/16 36/16 36/16 36/16 36/16 36/16 36/15 36/15 36/15
100% 0% 0% 25% 19% 56% 53% 7% 40%
86% 19% 3% 24% 10% 66% 45% 7% 48%
Algemeen Aantal CGA-gemeenten Aantal gemeenten bediend Bevolking Oppervlak Opgravingsbevoegdheid Personeel Aantal gemeentelijk archeologen Aantal archeologen divers Totaal aantal archeologen Personeel overig Aantal ID-banen Aantal WIW plaatsen Soc. regeling overig Aantal vrijwilligers Aantal amateurs Totaal aantal onbetaalde arbeid Aantal studenten Totaal aantal medewerkers Dagelijks aantal betrokken mensen Vast aantal gemeentelijk archeologen Vast aantal archeologen overig Vast aantal archeologen totaal Tijdelijke banen archeologie Kosten Conservering Depot Overig Specialisten Huur Huur en depot Materieel Graafmachinekosten Doorbelasting Personeel Totaal hoeveel geld Organisatie RO Cultuur Divers Opgravingsbevoegdheid Depot Aanwezig In oprichting Afwezig Klimatologisch aanwezig Klimatologisch in oprichting Klimatologisch afwezig Brandvrij aanwezig Brandvrij in oprichting Brandvrij afwezig
12
Trends in de gemeentelijke archeologie Onderwerp
aantal
Producten Onderzoek Publicatie Pagina’s Lezingen Persberichten Lokaal Landelijk Internationaal Tentoonstelling Bezoekers Vitrines Tekstpanelen Objecten m2 Vaste bezoekers Vaste vitrines Vaste tekstpanelen Vaste objecten Vast m2 Open dagen Open dag bezoekers Uitleen objecten 2001 Vast aantal objecten
132 157 2358 273 119 114 25 3 75 121.700 93 141 1412 2230 216.336 101 89 3810 925 75 5150 3167 3295
factor 36/13 36/16 36/16 36/15 36/14 36/14 36/14 36/14 36/15 36/8 36/8 36/8 36/8 36/8 36/9 36/8 36/8 36/8 36/8 36/14 36/14 36/12 36/12
totaal 2001 366 353 5306 655 306 293 64 8 180 547.650 419 635 6354 10035 841.306 445 401 17145 4163 193 13.243 9301 9885
1997 165 117 3354 198 144 144 39 6 63 111.000 195 243 3890 2010 ? ? ? ? ? 50 24.830 ? ?
stijging % tov 1997 122% 202% 58% 231% 113% 104% 64% 33% 186% 393% 115% 161% 63% 399%
286% - 47%
Bijlage 2: cijfers over 1991 De cijfers hebben betrekking op het jaar 1991 op 17 gemeenten. Onderzoek is door het CGA verricht. De gemeenten Arnhem (museum), Delft, Leiden, Heerlen (museum) en Hilversum (museum) zijn niet meegeteld. In het overzicht zijn ook bijdragen en subsidies van gemeenten aan stichtingen/verengingen met een archeologische inslag en aan universitaire instellingen en de ROB buiten beschouwing gelaten. Tevens zijn projectgelden (die als niet becijferbaar worden aangeduid) buiten beschouwing gelaten. Het aantal vaste formatieplaatsen bedraagt 41,35. Kosten Personeel Budget, machine Budget, overig Totaal
Guldens 2.955.000,1.248.000,966.000,5.169.000,-
Euro’s 1.340.921,566.318,438.351,2.345.590,-
Bron: CGA 1991.
Bijlage 3: cijfers over 1991, 1994, 1996, 1997 en 2001 Jaar 1991 1994 1996 1997 2001
Kosten Personeel € 1.340.921,-
Onderzoeksbudget Graafmachine € 566.318,-
Budget Overig € 438.351,-
Totaal € 2.345.590,-
Vast personeel 41,35
? ? € 4.000.000,€ 7.326.000,-
? ? € 2.281.857,€ 1.674.000,-
? ? € 1.400.000,€ 6.400.000,-
€ 4.537.802,€ 7.396.618,€ 7.658.512,€ 15.400.000,-
? 166 178 204
Bron: De Ridder 1998 en CGA 1991.
13
Convent van Gemeentelijke Archeologen
Colofon Opdracht . . . . . . . . . . . . . : Convent van Gemeentelijk Archeologen (CGA) Enquete . . . . . . . . . . . . . . : T. de Ridder (gemeente Vlaardingen) Teksten . . . . . . . . . . . . . . : P. Kleij (gemeente Zaandam) : G. Kortekaas (gemeente Groningen) : T. de Ridder (gemeente Vlaardingen) Grafieken . . . . . . . . . . . . . : F. van der Tuijn en T. de Ridder (VLAK, gemeente Vlaardingen) Vormgeving . . . . . . . . . . . : E. van der Linden (VLAK, gemeente Vlaardingen) Druk . . . . . . . . . . . . . . . . . : Repro, gemeente Groningen
14