Schandaalkunst in het licht van Georges Bataille 1. Schande! Piss Christ Orgien Mysterien Theater Birkenau 1 Fuck Off! Butt-plug Opblaaspoppen Hurkplees en minaretten
2. Georges Bataille De Filosoof van het Kwaad Levenslange zoektocht
3. Het mensbeeld van Bataille Levensdrift, doodsdrift Mens versus dier Het taboe Soevereiniteit Transgressie en extase
4. Het kunstbeeld van Bataille Religie en het Heilige Erotiek De Tranen van Eros Nieuwe licht op het schandaal Botte bijl of fileermes?
5. Samenvatting 6. Verder lezen
1
1. Schande! Schandalen horen bij de kunst als stormen bij de herfst. Met de regelmaat van de klok berichten de media over kunstenaars, die verontwaardiging wekken door het welbewust overschrijden van de grenzen het betamelijke. Vrijwel altijd gaat het dan om kunstwerken met een seksueel of gewelddadig karakter, of om werken die al te onbekommerd met religieuze onderwerpen omgaan. Een korte chronique scandaleuse:
Piss Christ 1997: Fotograaf Andres Serrano exposeert in het Groninger Museum zijn Piss Christ. De foto toont een vertrouwd beeld: een gekruisigde Christus. De manier waarop het beeld tot stand is gekomen is wat minder vertrouwd: de foto is namelijk gemaakt met behulp van een eenvoudig crucifixje, dat is ondergedompeld in een bak met urine. Het levert de kunstenaar een schandaal op. In Amerika worden er zelfs vragen over gesteld in de Senaat. In Nederland is de foto aanleiding voor even verwoede als vergeefse pogingen de tentoonstelling te verbieden.
Orgien Mysterien Theater 1998: Kunstenaar Hermann Nitsch, kampioen van de ‘Wiener Aktionisten’ realiseert het 6 Tage Spiel – een zesdaags ‘Orgien Mysterien Theater’-ritueel vol bloed, opengereten dieren, naakte mensen kruisigingen. Oostenrijk staat op z’n kop. Brigitte Bardot vliegt over uit Frankrijk om te protesteren tegen Nitsch' veronderstelde dierenmishandeling.
Birkenau 1 1999: Schilder Ronald Ophuis presenteert Birkenau I, een doek van 5 bij 3 meter waarop te zien is hoe in het gelijknamige concentratiekamp twee gevangenen een medegevangene verkrachten. Het schilderij veroorzaakt een grote rel. Ophuis verovert zich er een plek mee binnen de gevestigde orde van de Nederlandse kunstwereld.
2
Fuck Off! 2001: De VPRO vertoont een documentaire over een groep kunstenaars in Peking en hun geheime tentoonstelling Fuck Off! De ene kunstbroeder maakt beelden met dode dieren, de volgende laat zich aan zijn benen ophangen aan een brug en snijdt dan zijn polsen door, nog weer een ander verorbert een gestorven baby. Verhitte discussies barsten los over de vraag of dit nog wel kunst mag heten.
Butt plug 2003: De Rotterdamse gemeenteraad keurt een plan goed om in het stadscentrum een monumentaal beeld te plaatsen van de Amerikaan Paul McCarthy, bekend van gewelddadige en seksueel expliciete performances. Het beeld stelt de kerstman voor, met in zijn hand een gestileerde kerstboom, die bij nader inzien een butt plug blijkt te zijn. Leefbaar Rotterdam probeert het plan te verijdelen. Na een periode waarin het beeld op de binnenplaats van Museum Boymans van Beuningen stond, is het tenslotte toch op de plek geplaatst waar het oorspronkelijk voor bedoeld was.
Opblaaspoppen 2004: De Engelsen Jake en Dinos Chapman winnen tot opluchting van velen nét niet de prestigieuze Turner Prize met hun beeld van twee opblaaspoppen in een obscene houding. Winnaar wordt keramist Grayson Perry, een travestiet die kleinburgerlijk ogende vazen beschildert met destructieve en pornografische taferelen. Voorspelbaar afkeurende reacties.
Hurkplees en minaretten 2009: De Tsjechische kunstenaar David Cerny maakt in opdracht van zijn regering een kunstwerk voor het gebouw van de Europese Raad in Brussel vol grappen en grollen over de landsaard van de lidstaten. Het kunstwerk beeldt Europa uit als een modelbouwpakket van van de EU-landen. Nederland is ondergelopen en er steken alleen wat minaretten boven het water uit. In Italië bevredigen voetballers zich met een bal. Bulgarije is niet meer dan een hurktoilet. ‘Stoom uit Bulgaarse oren door kunstwerk’, meldt De Volkskrant.
3
2. Georges Bataille De Filosoof van het Kwaad Het merkwaardige van het soort kunstwerken in de voorgaande voorbeelden is misschien niet zozeer dat zij publieke verontwaardiging wekken, als wel dat zij steevast ondersteund worden door zeer gerenommeerde instituten. Er is dus kennelijk altijd een publiek dat bereid is zulke kunst serieus te nemen. En dan hebben we het niet over ontspoorde randgroepjongeren of verknipte Hell’s Angels, maar over geachte verzamelaars, belezen intellectuelen en gestudeerde critici. Hoewel het onmogelijk lijkt om nuchter te reageren op deze kunstwerken zelf, is het meer algemene verschijnsel van de schandaalkunst natuurlijk opmerkelijk genoeg om eens nader te beschouwen. Want waarom bestaat er dit soort kunst, waarom zijn er mensen die deze uitingen überhaupt als kunst willen aanmerken? Wie een antwoord zoekt op dit soort vragen, stuit vroeg of laat op Georges Bataille, een Franse denker die zich de bijnaam ‘Filosoof van het Kwaad’ heeft verworven. Het oeuvre van Bataille is volledig gewijd aan de complexe morele verstandhouding die de mensheid heeft met de dood, seksualiteit en geweld, en meer in het bijzonder de rol die de kunst in die verstandhouding vervult. Zoek je inzicht in de aard van de kunst in de hierboven genoemde voorbeelden – en zelfs misschien wel in de aard van de kunst in het algemeen – dan kun je eigenlijk niet om Georges Bataille heen.
Levenslange zoektocht Georges Bataille wordt in 1897 geboren – naar verluidt als kind van een psychisch instabiele moeder en een vader die lijdt aan syfilis. De verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog maken diepe indruk op hem. Katholiek opgevoed zoekt hij aanvankelijk zijn toevlucht in het geloof, maar op 25-jarige leeftijd keert hij zich tegen de kerk. Dan begint een geestelijke zoektocht, die de rest van zijn leven in beslag zal nemen, en die hem via de filosofie van Friedrich Nietzsche en Karl Marx voert naar de psychoanalyse van Sigmund Freud. In het Parijs van de twintiger jaren komt hij in contact met alle vooraanstaande kunstenaars en intellectuelen van die tijd, onder wie ook André Breton, de bekende voorman van het Surrealisme. Bataille sluit zich aan bij de groep rond Breton, maar de karakters botsen. Pas nadat Bataille zich heeft losgemaakt van de surrealisten, komt zijn persoonlijke visie op de mens en zijn gedragingen volledig tot ontwikkeling. Hij legt zijn ideeën neer in een omvangrijk oeuvre dat niet alleen bestaat uit filosofische werken, maar ook uit romans, gedichten, essys en zelfs pornografie. Zijn hoofdwerk, L’Erotisme (De Erotiek), komt uit in 1957. Zijn laatste boek, Les Larmes d’Eros (De Tranen van Eros), geheel gewijd aan kunst, verschijnt in 1962, een jaar voor zijn dood. 4
3. Het mensbeeld van Bataille Levensdrift, doodsdrift De grondslagen voor Batailles denkbeelden zijn psychologisch van aard en beïnvloed door de theorieën van Sigmund Freud en Friedrich Nietzsche. Vanuit die psychologische basis probeerde Bataille als een antropoloog het gedrag van de mensheid te begrijpen, en dan vooral dát gedrag, wat ons als ongerijmd, onzedelijk en onbeschaafd – schandalig voorkomt. Van Freud neemt Bataille de gedachte over, dat de mens in essentie wordt gedreven door twee paradoxaal tegengestelde driften: de levensdrift en de doodsdrift. Van die twee is de levensdrift de meest begrijpelijke: geen mens wil graag sterven, van nature willen wij altijd voortleven en wij proberen wat wij als individu niet kunnen verwezenlijken – eeuwig voortleven - te bewerkstelligen voor onze soort. Vandaar onze onverwoestbare drang ons voort te planten. Niettemin, het leven is eindig en we leven onvermijdelijk naar onze dood toe. Volgens Freud is deze groei naar het levenseinde evenzeer in onze mensennatuur ingebouwd als een verlangen, een doodsdrift, als het verlangen naar eeuwig leven. Wij kennen een hunkering naar de terugkeer naar een soort anorganische toestand, een toestand waarin iedere spanning is opgeheven. Ieder mens draagt dit verlangen met zich mee en zoekt zich tijdens zijn leven mogelijkheden om die toestand gewaar te worden. Bataille is in het bijzonder gegrepen door één observatie van Freud, namelijk dat dé manier om die gewenste spanningsloze toestand te bereiken is gelegen in het ondergaan van... pijn. Freud:
‘Bij lichamelijke pijn ontstaat er een hoge (...) bezetting van de pijnlijke lichaamsdelen; deze neemt steeds meer toe en heeft een soort “ledigende” uitwerking op het Ik (er raakt iets “leeg”, “uitgeput”)’1 . Het zou dus tot onze menselijke natuur behoren, om pijn niet alleen te vermijden, maar hem, ter bevrediging van onze doodsdrift, ook doelbewust op te zoeken! De denkbeelden van Freud maken diepe indruk op Bataille. Vanuit zijn nieuwe begrip voor de doodsdrift in de mens, gaat hij het ontstaan en de evolutie van de menselijke soort onderzoeken. Het leidt hem tot een aantal opmerkelijke inzichten omtrent de begrippen taboe, soevereiniteit, erotiek en transgressie, die hij met name in zijn hoofdwerk ‘De Erotiek’ systematisch uitwerkt. Mens versus dier Bataille benadrukt allereerst het verschil tussen mensen en dieren. De mens onderscheidt zich van het dier, omdat hij in staat is om vooruit te denken. Meer in het bijzonder kan hij door dit vermogen arbeid verrichten, dat wil zeggen: hij kan zich een doel in de toekomst voorstellen, waar hij naartoe werkt, zonder dat die arbeid hem ogenblikkelijk de bevrediging oplevert die hij ervan verwacht. Het vermogen om doelen in de toekomst na te streven maakt, dat de mens zijn leven gaat opvatten als een project. Alles wat wij doen, staat in het teken van het realiseren van doelen in de toekomst. Dieren kunnen dat niet. Die kennen slechts de onmiddellijke behoeftebevrediging, en ze leven naar hun onmiddellijke impulsen.
1
Geciteerd in ‘De Tranen van Eros’, blz. 13.
5
Het Taboe De mens verschilt ook nog van het dier in een ander opzicht: hij is zich bewust van zijn sterfelijkheid. Dat maakt de mens bang voor de dood. De dood is, in het licht van alle doelgerichte strevingen van de mens, een schandaal, omdat de dood alles futiel maakt waar de mens zo zijn best op doet. Daarom verbant men de dood uit het alledaagse leven. De omgang met de dood wordt gebonden aan strenge regels en verbodsbepalingen. Wat geldt voor de dood en het sterven, geldt ook voor het verwekken van het leven. Wij mensen zijn ons bewust dat via seksueel contact kinderen verwekt kunnen worden. Die kinderen hebben bescherming nodig. En dus verbiedt de maatschappij seksuele contacten, zolang niet eerst gegarandeerd is dat de eventuele kinderen veilig ter wereld kunnen komen en opgroeien. Ook het geslachtsleven wordt aangekleed met regels en verboden. Seks wordt alleen toegestaan binnen het huwelijk. Erotiek – dat wil zeggen: seks die louter op genot is gericht, in plaats van op voortplanting binnen een huwelijk – wordt gewantrouwd of zelfs strafbaar gesteld. Dood en seksualiteit verkrijgen door deze geboden en verboden binnen de gereguleerde mensenmaatschappij vanzelf iets griezeligs en tegelijk ook iets magisch. Freud introduceerde voor deze speciale status het begrip taboe, van oorsprong een Polynesisch woord, dat sindsdien niet meer weg te denken is uit het westerse begrippenapparaat. In tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt, zijn taboes volgens Freud uiterst zinvol. Ze garanderen namelijk het ordentelijk voortbestaan van een samenleving en behoeden haar voor verval in chaos, barbarij en bestialiteit. Ook Bataille erkent het nut van taboes, maar er is voor hem wel iets bijzonders aan de hand met het taboe: het hangt samen met wat hij soevereiniteit noemt. Soevereiniteit Het dier kent in tegenstelling tot de mens geen doodsangst en het kent ook geen taboes. Een dier bevredigt zijn lust zodra die lust in hem opkomt. Een dier durft zijn leven zonder doodsangst in de waagschaal stellen. Bataille merkt op, dat het dier dus altijd volledige zeggenschap over zijn eigen doen en laten heeft. Een dier is niet onderworpen aan enige wet. Het dier is in die zin vorstelijk, het heeft een soevereine wil. De mens heeft die soevereine wil niet: die is hij gelijktijdig met het ontstaan van zijn bewustzijn kwijtgeraakt: zijn willen is immers altijd ondergeschikt aan een toekomstig doel. Maar, zo constateert Bataille, de mens heeft wel een diep verlangen naar dierlijke soevereiniteit behouden. Wij hebben een diepgeworteld verlangen om te doen wat wij willen, ongehinderd door regels, zonder ons rekenschap te hoeven geven van de gevolgen van ons doen en laten. Wij hebben bovendien het diepe verlangen om, als een dier, zonder doodsangst voorbij de grens van het leven te kijken. Ons verlangen naar soevereiniteit is, met andere woorden, verbonden met onze doodsdrift. Geven wij toe aan onze doodsdrift, dan hervinden wij in wezen onze verloren soevereiniteit. Transgressie en extase Ons verlangen naar het herstel van soevereiniteit, maakt dat wij de taboes rond leven en dood voortdurend willen doorbreken. Iedere verbodsregel schreeuwt erom te worden overtreden. Seksualiteit en dood zenden een permanente Sirenenzang naar ons uit, en wij moeten ons als Odysseus aan de mast van de cultuur laten vastbinden om niet verloren te gaan. Toch zoekt onze doodsdrift zich hoe dan ook een uitweg. Binnen iedere geordende samenleving zijn, al dan niet gereguleerd, schendingen van taboes waarneembaar: dat zijn bijvoorbeeld de momenten waarop het is toegestaan om dieren te doden, zonder dat die dieren opgegeten worden, of momenten waarop mensen andere mensen doden zonder dat
6
het slachtoffer voor het een of ander gestraft hoefde te worden. Momenten waarop seks plaatsvindt zonder acht te slaan op eventuele nakomelingschap. Momenten van zinloos voortplantingsgedrag, momenten van zinloos vernietigingsgedrag. Momenten, volgens Bataille, van regelrechte verspilling van energie, reserves, zaad, leven. Het moedwillig verspillend overschrijden van de grenzen gesteld door het taboe noemt Bataille transgressie. In zijn lijvige oeuvre benoemt, observeert en analyseert hij talloze vormen van transgressie: carnavalsfeesten, voodoo-offers, sadomasochisme, sjamanisme, mystiek, satanisme, stierengevechten, pornografie, Chinese marteltechnieken, bacchanalen en nog veel meer. Kenmerkend aan al die voorbeelden van transgressie is dat de mens via excessief gedrag in extase geraakt, een toestand buiten zichzelf, buiten de controle van het verstand. In de extase herstelt de mens zijn verloren soevereiniteit. Daarmee wordt niet alleen het allerhoogste wat een mens zich kan voorstellen bereikt, het betekent tevens een terugval, een regressie, tot een dierlijke staat. Het allerhoogste staat dus paradoxaal genoeg gelijk aan het allerlaagste – een besef dat ons doet walgen. De extase en opwinding van de transgressie worden daarom volgens Bataille noodzakelijkerwijs gevolgd door tranen - van schaamte en schuldbesef.
4. Het kunstbeeld van Bataille Religie en het Heilige De taboes rond leven en dood veroorzaken niet alleen het verlangen ze te doorbreken, ze maken ook dat leven en dood omgeven worden door met een stralenkrans van goddelijkheid. In de prehistorie en in de klassieke oudheid werd de transgressie daarom gezien als een heilige daad en de transgressor als een heilig mens. Bataille ziet daarom een expliciet verband tussen religie en transgressie. Het woord ‘religie’ is afkomstig van het Latijnse woord religare, wat ‘opnieuw verbinden’ betekent. In de transgressie herstelt de mens volgens Bataille het verloren contact met zijn eigen soevereiniteit. De extase die het gevolg is van een transgressie kan worden opgevat als een openbaring van het goddelijke – datgene wat boven alle wetten van het normale leven staat.
Erotiek en de dood Met name erotiek – de soevereine, want doelloze vorm van seksualiteit – is in de ogen van Bataille heilig. Het overtreden van de maatschappelijke taboes rondom seks is volgens hem een daad waarin God zich openbaart. Het orgasme noemt hij ‘de kleine dood’, omdat daarin voor een heel kort moment de tijd stil staat – alsof wij heel even balanceren op de rand van leven en dood, van de ultieme macht en het volledige niets. Erotiek, als weg naar ‘de kleine dood’, hangt dus in wezen niet samen onze levensdrift, maar met de doodsdrift.
7
In zijn boek L’Érotisme gaat Bataille na hoe de erotische transgressie sinds prehistorische tijden beslag kreeg. In primitieve culturen vindt transgressie volgens Bataille steeds plaats binnen het kader van de religie. Ook in de klassieke Oudheid was het verband tussen transgressie en religie vanzelfsprekendheid. Zo werd in Griekenland de extase vereerd in de god Dionysus. Zijn cultus, die doorliep tot de Romeinse tijd, ging gepaard met orgiastische rituelen, waarin mannen en vrouwen zich overgaven aan excessief seksueel en gewelddadig gedrag. Pompeii, Casa dei Misteri: Dionysisch tafereel met geseling. 1e eeuw
Het Christendom verbood en onderdrukte de Dionysische rituelen. Maar wie Batailles gedachtegang volgt, doorziet dat ook het Christendom van meet af aan doordrenkt is van transgressies: denk aan het mensenoffer – de kruisdood van Jezus! – dat aan het Christendom ten grondslag ligt. Denk ook aan de talloze verhalen over martelaren en de talloze verbeeldingen daarvan op Middeleeuwse altaren. In het licht van Bataille krijgen deze schilderijen een geheel andere betekenis. Het lijden, dat zo centraal staat in het Christendom, kan worden herleid naar Freuds hierboven geciteerde opvatting, dat pijn het ‘Ik’ uitput en doet opgaan in het tijdloze. Het hoeft geen betoog dat Bataille vanwege dit soort denkbeelden in conflict kwam met de clerus. Ondanks het feit dat Bataille zich zeer aangetrokken voelde tot de mystiek van het katholicisme, brak hij al op 25-jarige leeftijd met de kerk, om zich korte tijd later aan te sluiten bij de Surrealisten van Andé Breton.
De Tranen van Eros Georges Bataille heeft altijd een diepe verbondenheid met de kunst gevoeld. In de kunst zag Bataille op talloze manieren de bevestiging van zijn ideeën. Dit leidde in 1962, een jaar voor zijn dood, tot de verschijning van het boek Les Larmes d’Éros (De Tranen van Eros), waarin hij als een soort amateur-kunsthistoricus de kunstgeschiedenis doorloopt. In De Tranen van Eros laat Bataille zien hoe de kunst door de eeuwen heen steeds uitdrukking heeft gegeven aan de erotiek die de mensheid drijft. Met honderden voorbeelden laat Bataille enerzijds zien hoe nauw verwant de tegenstrijdige emoties van lust en walging zijn, en anderzijds hoe in magische of religieuze voorstellingen seksuele prikkeling, gewelddadigheid en dood steeds weer samen worden gebracht. Erotiek opgevat als wellustige transgressie en als soevereine grenservaring - is volgens Bataille een fundamentele drijfveer voor het scheppen van kunstwerken. De kunstgeschiedenis blijkt in elk geval geplaveid met beelden waarin Eros en Thanatos, seksualiteit en dood, innig verstrengeld zijn.
8
Lascaux Bataille laat zijn kunsthistorische overzicht beginnen in de grotten van Lascaux. Het alleroudste kunstwerk dat wij kennen stelt een jachttafereel voor. Te zien is een bizon die is getroffen door een speer. Zijn buik is opengereten, waardoor zijn ingewanden naar buiten puilen. Naast hem ligt de jager die hem doodde en die kennelijk zelf ook dodelijk is verwond door de bizon. Met de jager is iets vreemds aan de hand: hij heeft een erectie! Bataille ziet dit als het bewijs, dat het mystieke verband tussen dood en erotiek al in de allervroegste perioden van menselijke evolutie, in de sacrale ruimte van een onderaardse grot, ervaren én gecultiveerd werd.
Chinese marteling Via een overvloedig geïllustreerde wandeling door de westerse kunstgeschiedenis komt Bataille tenslotte uit bij het meest schokkende beeld uit zijn boek: een foto van een terechtstelling in 1905 te Peking, waarbij een veroordeelde levend in stukken wordt gesneden. Bataille verklaart verbijsterd te zijn door afschuw, angst en walging en tegelijkertijd onweerstaanbaar aangetrokken te worden door dit beeld. Hij is gefascineerd door de soeverein extatische blik van het slachtoffer.
Kunstwerken zijn voor Georges Bataille gesublimeerde ‘tranen van Eros’. De erotische opwinding en het daaropvolgend verdriet, de aantrekkingskracht van de dood en de walging – dat alles kan nergens zo goed tot uitdrukking worden gebracht als in de kunst. Voor Bataille dient kunst daarom een grensoverschrijdend karakter te hebben. De soevereine kunstenaar kan en moet zich alles permitteren. De beschouwer wordt eveneens soeverein, door zich in die vrijheid te laten meevoeren. Hij waant zich voor even in een wereld zonder grenzen of taboes, en bevredigt op die manier zijn doodsdrift.
Botte bijl of fileermes? Georges Bataille dacht over dit alles niet alleen filosofisch na, hij gaf zijn ideeën ook gestalte als kunstenaar. Ondanks zijn breuk met Breton is hij zich zijn leven lang verwant blijven voelen met de Surrealisten, die tenslotte net als hij geobsedeerd waren door de denkbeelden van Freud. In zijn romans creëert hij dezelfde koortsige, verontrustende droomsfeer die de surrealistische schilderkunst ook kenmerkt. Na lezing van het bovenstaande wordt het begrijpelijk dat vaak naar Bataille wordt verwezen, zodra zich in de kunstwereld weer eens een schandaal voordoet van de soort die aan het begin van dit hoofdstuk is besproken. Al die voorbeelden voldoen tenslotte precies aan de ‘eisen’ die Bataille stelde aan een kunstwerk: ze hebben een expliciet
9
erotisch-gewelddadige thematiek en doorbreken welbewust de maatschappelijke taboes rond seks, dood en geweld. De gedachte die zich onwillekeurig opdringt, is of Bataille dan alleen maar geporteerd was voor kunst die bol staat van de grofheden, en verfijning onbelangrijk vond. Niets minder is waar. Met behulp van Batailles denkbeelden kunnen we schandaalkunst weliswaar beter begrijpen, maar Bataille voert nergens een pleidooi voor het werken met de botte bijl. Dat blijkt ook wel uit zijn rijtje van persoonlijke favorieten: Franz Kafka, Marcel Proust, Eduard Manet, Picasso, Balthus, Pierre Klossowksy, René Magritte, Francis Bacon... Waar het om gaat, is dat bij deze kunstenaars op een onmiskenbare manier het mysterie van erotiek en dood centraal staat. Bataille pleit niet zozeer voor schandalige kunst, hij onderkent de diepe noodzaak ervan. Kunst kan alleen bestaan bij de gratie van de taboes die zij doorbreekt. Als er geen taboes meer zijn, is er geen beschaving meer, en ook geen kunst. Een paradoxale conclusie.
10
5. Samenvatting De kunstwereld wordt van tijd tot tijd in beroering gebracht door kunstenaars die in hun werk de grenzen van het betamelijke overschrijden. Zulk werk kan verbazend genoeg meestal rekenen op het begrip en de steun van een serieus publiek. Ter legitimering van dergelijke schandaalkunst wordt vaak verwezen naar Georges Bataille, bijgenaamd ‘De Filosoof van het Kwaad’. Bataille leefde van 1897 tot 1963 en was betrokken bij de Surrealistische beweging van André Breton. Hij schreef filosofische werken, romans, essays en gedichten. Zijn denken is voor een belangrijk deel gebaseerd op ideeën van Freud, met name die over levensdrift en doodsdrift, waaraan de mens onderworpen zou zijn. De mens verschilt van het dier door zijn vermogen om zich doelen in de toekomst te stellen. Hij vat hierdoor zijn leven op als een project. Dit project wordt doorkruist door zijn doodsbesef, dat alle op de toekomst gerichte handelingen futiel maakt. Om het samenleven doelmatig te laten verlopen, wordt de dood verbannen uit het dagelijkse leven. Hetzelfde gebeurt met de seksualiteit. Er ontstaan taboes. Datgene wat verboden is, wordt door het taboe gesacraliseerd. De taboes prikkelen de mens om ze te doorbreken. Dit doorbreken, de transgressie, wordt als heilige daad ervaren. Heilig, omdat in het doorbreken van het taboe de mens zijn soevereine wil herstelt, die hij verloren is door zijn onderworpenheid aan doelen in de toekomst. De soevereiniteit schakelt kortstondig het tijdsbesef uit, en gunt de mens een blik over de grens van leven en dood. Batailles gehele oeuvre is in hoge mate gewijd aan het in kaart brengen en beschouwen van vormen van transgressie. Hij wijst met name op het verband tussen erotiek en doodsdrift en laat zien hoe er een oeroud verband bestaat tussen religie, erotiek, dood en transgressieve rituelen. Bataille ziet kunst als een drager van dit oude verband. Kunstwerken dienen voor hem grensoverschrijdend te zijn, en in De Tranen van Eros laat hij zien, dat hetgeen wij kunst noemen, daadwerkelijk in diepste essentie een vorm van grensoverschrijding is, met een door de eeuwen heen zich verschillend manifesterende thematiek van ‘Eros en Thanatos’. Met zijn denkbeelden verstrekt Bataille een filosofisch kader waarbinnen veel schandalen binnen de kunst begrepen kunnen worden. Het betekent echter niet, dat Bataille uitsluitend kunst voorstaat die grof geweld, vernieling of platte seks vertoont. Kunst is de vormgeving van de soevereine wil van de kunstenaar, waarin de beschouwer zich kan verplaatsen.
6. Verder lezen Frank Vande Veire, Georges Bataille – De stille soevereiniteit van de kunst, in: Als in een donkere spiegel (hoofdstuk 7), Amsterdam (SUN) 2002. Georges Bataille, De tranen van Eros, Nijmegen (SUN) 1986. Georges Bataille, De Erotiek, Amsterdam (Arena) 1993
Georges Bataille , ‘The cruel practice of art’, http://supervert.com/elibrary/zips/bataille_cruel_practice.zip Volledige tekst in zipped PDF (Engels)
11
Rüdiger Safranski, Het Kwaad, Amsterdam (Olympus) 1998/2007. Uitgebreid en goed leesbaar overzicht van alle denkbeelden over het kwaad doorheen de westerse geschiedenis, met uiteraard ook de nodige aandacht voor Bataille. Paul Ardenne, Extrême – Esthétique de la limite dépassée, (Flammarion) 2002 Geheel gewijd aan extreme, grensoverschrijdende kunst. Kerstin Mey: Art & Obscenity, (I.B. Tauris) 2006 Uitvoerig overzicht met veel bespiegeling over het obscene in de kunst van de 20ste eeuw.
Enkele informatieve internetadressen: De erotiek van Georges Bataille http://www.nopapers.nl/km/az/boek/1/boek0188.html Georges Bataille: biography, bibliography and links http://www.popsubculture.com/pop/bio_project/georges_bataille.html © Onno Schilstra 2009
12