Resultaten project: rollen, taken en verantwoordelijkheden Faunabeheer December 2014 In dit document vindt u de resultaten van het project Rollen, taken en verantwoordelijkheden faunabeheer. Het gaat om: 1. Taakverdeling provincie en Faunabeheereenheid 2. Gelderse visie op faunaschade en schadevergoeding 3. Rollen, taken en verantwoordelijkheden bij landbouwschade 4. Stappenplan in geval van escalatie 5. Rollen, taken en verantwoordelijkheden Provincie als wegbeheerder
1. TAAKVERDELING PROVINCIE GELDERLAND – FAUNABEHEEREENHEID GELDERLAND
bij populatiebeheer en schadebestrijding van diersoorten op basis van de Flora- en Faunawet.
1. Inleiding Bij dit onderdeel wordt de taakverdeling tussen de provincie en de Faunabeheereenheid (FBE) in Gelderland beschreven. In de praktijk is het onduidelijk welke taken bij de provincie liggen en welke taken wettelijk bij de FBE zijn belegd, danwel de FBE zichzelf toe-eigent. Ook in de Flora en Faunawet (Ff-wet), die oorspronkelijk is ontstaan vanuit een beschermingsregime, zijn deze taken niet altijd zo concreet beschreven als in de praktijk nodig is. Dit schema is tot stand gekomen in overleg met de FBE en beschrijft de taken die beide partijen voor zichzelf zien op gebied van populatiebeheer en schadebestrijding. Overige natuurwetgeving In dit schema wordt alleen ingegaan op de provinciale bevoegdheden in het kader van de Ff-wet en schadebestrijding en populatiebeheer in het bijzonder. De provincie heeft naast haar verantwoordelijkheden uit de Flora- en Faunawet nog meer verantwoordelijkheden op het gebied van natuur, zie de Natuurbeschermingswet (NB-wet). Deze verantwoordelijkheden beschrijven we hier niet evenals de mogelijke taakverdeling tussen de FBE en de provincie bij de inwerkingtreding van de nieuwe Wet Natuurbescherming. Het is nu nog niet duidelijk wanneer en hoe de nieuwe Wet Natuurbescherming in werking treedt. Zodra het zover is, kan dit schema geactualiseerd worden. . Borging taken en financiering FBE-provincie Parallel aan het project Rollen, taken en verantwoordelijkheden heeft de FBE ook een project ’Evaluatie professionalisering van de FBE in de periode 2012-2014. De resultaten van deze evaluatie van de FBE en de taakverdeling tussen provincie en FBE (uit het project Rollen, taken en verantwoordelijkheden Faunabeheer) zijn het startpunt voor het gesprek tussen de provincie en de FBE over de bijdrage van de provincie aan de FBE. De provincie financiert de FBE momenteel voor het faunabeheerplan en secretariaat, omdat zij het belangrijk vindt dat de uitvoering van het faunabeheer goed verloopt. Daarnaast wil de provincie ook (de voorbereiding van) een deel van haar taken bij de FBE neerleggen. Deze taken staan nu beschreven in de laatste kolom van het schema. Voor deze taken blijft de provincie verantwoordelijk, maar ze besteedt het uit aan de FBE. De borging van alle beschreven taken uit dit schema worden vastgelegd in een overeenkomst tussen de FBE en de provincie. Die overeenkomst is de basis voor de financiering van de FBE. Samenstelling van de FBE Sinds de laatste statutenwijziging van 6 februari 2014 bestaat het bestuur van de FBE uit een onafhankelijk voorzitter en 5 geledingen van jachthouders; agrarisch, jacht, particulier grondbezit, terrein beherende organisaties en overheden, die worden vertegenwoordigd door een of meerdere organisaties. Het bestuur bestaat momenteel uit 15 leden. Dit is relatief groot, maar het voordeel daarvan is dat er ruimte is regionale inbreng en directe vertegenwoordiging van aangesloten organisaties. In het bestuur hebben, naast de onafhankelijke voorzitter, de volgende organisaties zitting: • 3 personen namens de Land- en Tuinbouworganisatie Nederland (LTO);
3
3 personen namens de Federatie Particulier Grondbezit (FPG); 3 personen namens de Koninklijke Jagersvereniging, de Nederlandse Organisatie voor Jacht en Grondbeheer (NOJG) en de Vereniging Wildbeheer Veluwe; • 3 personen namens de terreinbeherende organisaties Geldersch Landschap, Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer; • 2 personen namens de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en Dienst Vastgoed Defensie (Defensie ). Ondanks de al brede samenstelling is het voor het bestuur van belang om ook de niet-rechtstreeks vertegenwoordigde organisaties aan zich te binden. Dit wordt op verschillende manieren ingevuld. De WBE’s via de geleding jacht, in Gelderland in hoofdzaak via de Koninklijke Jagers Vereniging en voor het grofwild de Vereniging Wildbeheer Veluwe (VWV). Hiervoor worden ook binnen de geleding jacht afstemmingsoverleggen georganiseerd waarbij ook Nederlandse Organisatie voor Jacht en Grondbeheer (NOJG) en Vereniging Het Reewild (VHR) nadrukkelijk gesprekspartner zijn. • •
Een goede vertegenwoordiging van de jachthouders in de FBE is een verantwoordelijkheid van de FBE en de jachthouders zelf. Belangrijk is dat de jachthouders, zoals gemeenten, landgoedeigenaren en agrariërs, die niet direct zitting hebben in de FBE, wel weten wie hen vertegenwoordigt. Ook moeten de vertegenwoordigers in de FBE zorgen voor een goede terugkoppeling met hun achterban. Gemeenten en grondgebruikers/agrariërs weten soms niet dat zij vertegenwoordigers hebben in het FBE. Zij krijgen zo het idee dat zij geen invloed hebben op de streefstanden of de inhoud van het faunabeheerplan, maar wel de gevolgen ondervinden van de ontstane schade. Afkortingen FBE: Faunabeheereenheid Fbp: Faunabeheerplan GS: Gedeputeerde Staten PS: Provinciale Staten
4
Onderwerp
Taken provincie
Taken FBE (Wettelijke en zelfstandig toegeëigende taken)
FBE algemeen
• GS zijn als democratisch gekozen bestuurslaag politiek verantwoordelijk voor het faunabeleid en zijn hier ook voor de burger op aanspreekbaar. • GS erkennen een samenwerkingsverband van jachthouders als FBE (art. 29 Ff-wet) t.b.v. het beheer van diersoorten of de bestrijding van schade aangericht door dieren. • GS zijn niet verantwoordelijk voor de uitvoering van populatiebeheer en schadebestrijding (faunabeheer). Ze kunnen hier wel randvoorwaarden aan stellen in haar beleid en ontheffingen. • GS vinden het belangrijk dat de uitvoering goed gebeurt, daarom ondersteunen ze de FBE o.a. financieel.
• Coördineert de uitvoering van het faunabeheer, waaronder schadebestrijding en populatiebeheer, in heel Gelderland, alsmede al hetgeen daarmee verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn, alles in de ruimste zin van het woord. De uitvoering zelf wordt gedaan door jagers/wildbeheerders. • Voldoet aan de wettelijke regels van het Besluit Faunabeheer. • Verenigt het merendeel van de jachthouders (grondgebruikers en eigenaren) binnen haar werkgebied. Hierdoor worden zoveel belangen behartigd, waardoor gekomen kan worden tot een ‘gedragen’ beter, planmatige faunabeheer bij deze partijen (terreinbeherende organisaties, overheden, wildbeheereenheden, landgoedeigenaren, agrariërs). • Haar bestuursleden zorgen zelf voor het organiseren van afstemming met hun achterban, zodat hun belangen worden behartigd. • Stemt af met andere faunabeheereenheden binnen of grenzend aan de provincie. • Zij kan haar deelnemers aanspreken op inzet van aangesloten jachthouders m.b.t uitvoer schadebestrijding en beheer, verleende machtigingen intrekken en bemiddelen in geschillen ter zake.
5
Extra taken FBE die, in overleg met de provincie, nu al of in de toekomst bij de FBE kunnen worden belegd. Dit heeft te maken met de 1-loket benadering.
Beleid
• GS stellen provinciaal beleid voor faunabeheer op, evalueren en monitoren het. Belangrijke randvoorwaarden waar zij bij het opstellen van haar beleid rekening mee houdt zijn: Borgen dat er niet te weinig dieren van een soort zijn, waardoor duurzame instandhouding in gevaar komt. Borgen dat er niet teveel dieren van een soort zijn, waardoor er een groot gevaar dreigt voor openbare orde en veiligheid. Borgen dat er niet teveel dieren van een soort zijn, waardoor de kosten voor schadevergoeding maatschappelijk onverantwoord hoog wordt. • GS stellen beleidsregels op als nadere uitwerking van het provinciaal beleid.
Advisering vanuit de uitvoering bij het opstellen, evalueren en monitoren van provinciaal beleid faunabeheer.
Fbp
• GS keuren het Fbp (art. 30 Ff-wet) goed nadat zij: 1) Gekeken hebben of in het Fbp rekening is gehouden met de uitgangspunten van de Ff-wet en haar eigen faunabeleid, te weten. - omvang en begrenzing gebied waarop Fbp betrekking heeft; - duurzame instandhouding van diersoorten in dat gebied; - de aard, omvang en noodzaak van de te verrichten handelingen t.a.v. diersoorten; - de wijzen waarop en de perioden waarin
• Opstellen van Fbp dat gericht is op het duurzame beheer van diersoorten waarvan, met het oog op de belangen van de wet, ten minste een duurzaam beheer kan worden gevoerd. • Dit plan moet alle onderdelen bevatten zoals beschreven in het Besluit Faunabeheer oa.: - de omvang en kaart van het werkgebied; - kwantitatieve gegevens van de populatie van diersoorten; - noodzaak voor beheer o.a. verwachting geschade belangen; - beschrijving van de aard, omvang en noodzaak, locatie en effectiviteit van de handelingen; - bij beheer van grofwild een beschrijving van het
6
Uitvoeren innovatieve projecten zoals de pilots over nieuwe telmethodiek of graasdrukmonitoring.
handelingen worden verricht bij diersoorten; - het meenemen van publieke belangen zoals volksgezondheid, openbare veiligheid en (lucht)verkeersveiligheid zoals beschreven in haar beleid; - andere regionale beleidskeuzes. Het afgeven van een goedkeuring kan beschouwd worden als een ‘verklaring van geen bezwaar’ van de provincie voor de plannen van de FBE. 2) Advies op het plan hebben gekregen van het Faunafonds. 3) Het plan ter inzage hebben gelegd op het provinciehuis.
voedselaanbod i.r.t de populatiegrootte en mogelijkheden van uitwisseling; - procedure voor gebruik van aan FBE verleende ontheffing. • Zorgen voor draagvlak voor het Fbp bij alle geledingen in het bestuur. • Zorgen voor een goede beschrijving van de flankerende maatregelen en afweging in welke situaties er alternatieven voor afschot kunnen zijn. • Zorgen voor een integrale benadering waarbij ook nadrukkelijk aandacht is voor gerelateerde wetgeving, bijvoorbeeld de Natuurbeschermingswet.
Verslag
• GS leggen het jaarlijkse verslag van de FBE, met daarin de verantwoording van de wijze waarop de FBE van de ontheffing gebruik hebben gemaakt, en stand van zaken van de uitvoering van het faunabeheerplan, ter inzage op het provinciehuis. • GS communiceren over de ter inzage legging in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op andere geschikte wijze. • GS rapporteren aan het Rijk over de inzet van het provinciaal instrumentarium (vrijstelling, ontheffing en aanwijzing (Ff-wet 71).
• Jaarlijks verslag uitbrengen aan GS over de wijze waarop zij (art. 12 Besluit Faunabeheer): van de ontheffingen gebruik heeft gemaakt (inhoudelijke samenvatting deelrapportages per diersoort). uitvoering heeft gegeven aan het Fbp. • Financiële verslaglegging in het kader van de subsidiebeschikking. • Communicatie over (de resultaten van) het jaarverslag met de WBE’s in haar werkgebied en anderen.
Monitoren
GS doen, indien nodig, een second opinion op
Monitoren door:
7
bijvoorbeeld het monitoren van soorten indien zij vrezen dat duurzame instandhouding in gevaar komt of de werking van middelen etc.
-
(Laten) tellen van populaties. (Indirect) bijhouden van schadeontwikkeling (Faunafonds staat hier direct voor aan de lat). Leggen relatie tussen schadeontwikkeling en aantallen c.q. aanwezigheid van dieren. Bewaken voortgang realiseren Fbp. Inzet van maatregelen o.a. afschot (gebruik machtigingen)
• Publicatie van de evaluaties en monitoringsresultaten in pers i.o.m. partijen binnen het FBE-Bestuur (bijv. resultaten zomertelling ganzen etc.)
Instrumenten
• PS stellen de provinciale vrijstellingsverordening vast (art. 65 Ff-wet). • GS verlenen individuele ontheffingen voor beschermde diersoorten en geven een aanwijzing voor onbeschermde diersoorten op het verbod voor doden van diersoorten t.b.v. schadebestrijding en populatiebeheer voor diersoorten waarvoor geen faunabeheerplan is opgesteld (67-68 Ff-wet) • GS verlenen ontheffingen voor beschermde diersoorten en aanwijzingen voor onbeschermde diersoorten op voorhand aan de FBE op basis van een goedgekeurd Faunabeheerplan (67-68 Ff-wet). • GS kunnen personen of categorieën van personen aanwijzen die de stand van bepaalde diersoorten mogen beperken, eventueel zonder toestemming van de grondgebruiker (art. 67 Ff-wet).
• Verstrekken machtigingen op voorhand aan de bij de FBE aangesloten ’uitvoerders’ via het FaunaRegistratieSysteem (FRS) • Besluit tot inzet van (extra) maatregelen o.a. afschot of bijzondere middelen binnen mogelijkheden die er zijn. • Indien de uitvoering van het Fbp onvoldoende op schema ligt, waardoor streefstanden niet lijken te worden gehaald en extra maatregelen niet voldoende helpen, kan de FBE GS verzoeken om een aanwijzing te geven aan (categorieën van) personen die de stand van bepaalde diersoorten mogen beperken (eventueel zonder toestemming van de grondgebruiker) na doorlopen stappenplan. • Gevraagd en ongevraagd adviseren van de provincie over toepasbaarheid voorwaarden in ontheffingen (aansluiting praktijk, beperken administratieve last).
8
• Tekstueel voorbereiden van besluitteksten die door GS worden vastgesteld. • Groei naar het voorbereiden van incidentele ontheffingverlening (niet planmatig beheer). • Adviseren jachthouder bij individuele aanvragen. • Onderbouwing voor nut en noodzaak voor inzet instrumenten (aanwijzing en
ontheffing). • Verzorgen vergunningaanvraag en verspreiding van vergunning op grond van Natuurbeschermingswet .
Soorten
• GS verlenen individuele ontheffingen, al dan niet via een WBE, voor alle diersoorten waarvoor geen faunabeheerplan is vastgesteld. Niet voor alle diersoorten verlenen GS een ontheffing, bijvoorbeeld omdat ze bedreigd zijn, zoals de bever. • GS verlenen een aanwijzing voor diersoorten, al dan niet via de WBE, voor zover deze nog niet op voorhand is verleend aan de FBE . • GS verlenen een aanwijzing aan het Waterschap voor de bestrijding van de muskusrat en beverrat (exoten), hierbij is het noodzakelijk om toegang te hebben tot alle gronden en daarvoor is een aanwijzing vereist. • GS kunnen op voorhand ontheffing verlenen aan gemeenten ter bestrijding overlast van steenmarters.
Alle dieren, waar gelet op de soort dan wel de aard en omvang van handelingen, tussenkomst van de FBE noodzakelijk is t.b.v. planmatig beheer en/of gecoördineerde schadebestrijding. Dit is in ieder geval voor de grote hoefdieren (edelherten, zwijnen, damherten, reeën, moeflon) en ganzen . Het opstellen van een Fbp is ook mogelijk voor dieren die op de vrijstelling staan en waarvoor de wens bestaat om verdergaande middelen in te zetten dan toegestaan, zoals vangkooien en lichtbakken. o o o
9
Er is een vigerend Fbp voor grote hoefdieren, ganzen, konijn, meerkoet, knobbelzwaan. Er is een Fbp in procedure voor roek. Er zijn voornemens om een Fbp op te stellen voor: spreeuw, kraai-achtigen, vos, exoten, haas en wilde eend.
FBE is het eerste loket voor alle vormen van faunabeheer met name gericht op faunabeheerders en zij die schade ondervinden. Verzoeken voor machtigingen (planmatig) of ontheffingen (incidenteel) worden bij de FBE ingediend. De FBE zorgt voor informatievoorziening en eventueel doorgeleiden van de aanvraag voor individuele ontheffing of gestelde vraag naar de provincie.
Toezicht en Handhaving
• GS wijzen provinciale ambtenaren aan die belast zijn met het toezicht op de naleving van het Ff-wet (artikel 104 Ffw). • Provincie houdt toezicht op voorschriften uit provinciale ontheffingen of aanwijzingen. • De provincie zorgt als regisseur groene handhaving o.a. voor het opzetten en onderhouden van een overleg en samenwerkingsstructuur (provincie, politie, OM, werkgevers). • Indien ambtenaren optreden als Buitengewoon Opsporingsambtenaren (BOA’s) is dat niet namens de provincie, maar in opdracht van het Openbaar Ministerie (OM). • GS houden geen toezicht of handhaven niet op streefstand en halen van afschot uit het Faunabeheerplan (Fbp). N.B. Deze aantallen komen tot stand na belangenafweging tussen betrokken partijen in de FBE met hierbij de Ff-wet en het provinciaal beleid als randvoorwaarden. De provincie heeft met het beoordelen de goedkeuring van het faunabeheerplan geoordeeld dat er voldoende onderbouwing is om het recht te verlenen om dieren te doden. Een ontheffing geeft het recht om dieren te doden, maar is geen verplichting om dat te doen. De wet bevat geen verplichting aan een jachthouder (dan wel enige andere partij) om in te grijpen in de natuurlijke ontwikkeling van populaties van beschermde diersoorten om schade aan derden te voorkomen. De provincie zal wel de FBE bestuurlijk op haar morele/bestuurlijke verantwoordelijkheid aanspreken.
• De FBE heeft geen toezichthoudende of handhavende taken. • De FBE heeft geen juridische verantwoordelijkheid voor het realiseren van de resultaten uit het Fbp, maar ziet voor zichzelf een morele/bestuurlijke verantwoordelijkheid om afspraken/resultaten in het faunabeheerplan na te komen richting de provincie en de jachthouders die zij vertegenwoordigt. De FBE houdt daarmee moreel toezicht op het halen van de streefstanden en halen van afschot uit het Faunabeheerplan (Fbp). Indien het beheer niet lukt zoals is afgesproken, is het aanpassen/bijstellen van het FBP de geëigende weg . Ook dit weer met draagvlak van de geledingen. Indien nodig zal zij (bestuurlijk) partijen aanspreken in de uitvoering. • Bij sterke signalen van verkeerd handelen door of namens jachthouders wordt door GS van de FBE verwacht dat zij sancties oplegt aan de betreffende jachthouder. Dit staat dus los van het eventuele strafrechtelijke spoor. De FBE heeft of ontwikkelt hiervoor interne protocollen en een geschillencommissie.
10
Communicati e
GS communiceren pro-actief over haar provinciale faunabeleid, de achtergronden van haar beleid, haar besluiten, rolverdeling FBE, wat ze ter inzage heeft gelegd, evaluaties van haar beleid, de FBE etc. In haar communicatie verwijst ze naar de FBE als loket voor al de faunavragen.
• Communiceert over de uitvoering van het beleid, de uitvoering, de Fbp’s en de verleende ontheffingen op basis van de Fbp’s en communiceert hierover met de achterban.
• FBE is het eerste loket voor alle faunavragen. • FBE koppelt terug en stemt af met de communicatie afdelingen en – vertegenwoordigers van de diverse partijen in de FBE (landbouw, terrein beherende organisaties etc.) • Communiceert in brede zin met het publiek over de wijze en noodzaak van de uitvoering van het faunabeleid i.o.m. partijen binnen bestuur van de FBE.
FaunaFonds
• GS stellen sinds 2012 middelen beschikbaar voor onderzoek, tegemoetkoming en organisatie. • GS keuren de jaarlijkse begroting van faunafonds goed (Ff-wet art 90). • GS stellen met alle gezamenlijke provincies de beleidsregels t.a.v. schadetegemoetkoming vast. • GS kunnen afwijken van de gezamenlijk door alle provincie vastgestelde beleidsregels, maar is daar dan financieel verantwoordelijk voor.
Stemt met het faunafonds af over de werking van preventieve maatregelen en het effect van afschot op de omvang van schade en of er verbetermogelijkheden zijn.
Verbeteren gebruiksgemak voor grondgebruikers. Koppelen systemen van schademelding en verkrijgen machtigingen (FRS en website voor schademeldingen bij Faunafonds) in het
11
Landelijk afstemmingsplatform
N.B. Het Faunafonds bevindt zich nu in een transitiefase. Wanneer de Wet Natuurbescherming in werking treedt zal de organisatie formeel overgaan naar de provincie(s).
12
2. GELDERSE VISIE OP SCHADEBEHEER EN SCHADEVERGOEDINGEN
1. Inleiding Deze visie beschrijft de rollen, taken en verantwoordelijkheden over schadebeheer en schadevergoedingen door fauna. De visie geeft een overzicht van afspraken op basis van gemaakte beleidskeuzes. Deze visie wordt geactualiseerd, zodra de wet Natuurbescherming in werking treedt en deze wet gevolgen heeft voor deze visie. Het Faunafonds speelt een belangrijke rol in de tegemoetkoming van de overheid in faunaschade. Dit fonds verkeert momenteel in transitie van een zelfstandig bestuursorgaan naar een uitvoeringsorgaan van de provincies. Voor de taken en werkwijze zal dit niet wezenlijke verandering met zich meebrengen. Leeswijzer In deze visie beschrijven we allereerst de status die de Flora- en Faunawet aan diersoorten geeft. De wet gaat uit van het beschermingsprincipe. De wet maakt verschil tussen beschermde en onbeschermde diersoorten. Voor deze twee soorten gelden andere mogelijkheden om schade te voorkomen. Daarnaast gaan we in op de verantwoordelijkheden die partijen hebben. Zo geven we hier weer dat wettelijk de grondgebruiker aansprakelijk is voor schadebestrijding op de eigen grond. Ook gaan we hier in op het instrumentarium waarvan de grondgebruiker gebruik kan maken. Hierbij zal hij ook eerst preventieve middelen moeten treffen. Daarna gaan we in op zaken die in de praktijk vaak aan de orde zijn, zoals schade veroorzaakt door buren, het niet halen van streefstanden en de verantwoordelijkheden van partijen als provincie en FBE en hun mogelijkheden voor het inzetten van instrumenten. Hier geven we ook onze voorkeur aan, namelijk dat wij ernaar sterven de ontheffingen op voorhand af te geven aan de FBE. Ook gaan we in op de schade in de bebouwde kom. Tot slot gaan we in op hoe het systeem van het uitkeren van tegemoetkomingen van het faunafonds in elkaar zit, wanneer keren ze wel uit en wanneer niet. In eerste instantie is de schade-ondervinder zelf verantwoordelijk voor faunaschade. Daarbij geldt dat een zekere schade tot het normale risico behoort. In sommige gevallen geeft de overheid een tegemoetkoming in faunaschade bij landbouwbedrijven. Dit wordt geregeld door het Faunafonds. Het uitgangspunt is dat schade zoveel mogelijk wordt voorkomen door preventieve maatregelen en toepassing van instrumenten. Tegemoetkomingen worden vooral toegekend wanneer de overheid beperkingen oplegt bij schadebestrijding.
2. Status Flora en Faunawet Beschermde en onbeschermde soorten In de wetgeving wordt niet gesproken over in het wild levende dieren, maar over ’niet gehouden dieren’. In de Ff-wet wordt onderscheid gemaakt tussen ‘beschermde inheemse diersoorten’ en ‘onbeschermde diersoorten’. De beschermde diersoorten zijn de inheemse dieren, zoals 1 genoemd in de wet . Onder onbeschermde diersoorten vallen ‘exoten’ (uitheemse diersoorten) zoals de muskusrat en de nijlgans, en ‘verwilderde huisdieren’ zoals verwilderde katten en verwilderde duiven.
1
Besluit aanwijzing dier- en plantensoorten en de daarbij behorende regeling.
14
Beschermde soorten Beschermde, inheemse diersoorten vallen in de Ff-wet onder het ‘beschermingsprincipe’. Dit houdt in dat verstoring, vangen, doden of het verstoren van het leefgebied in principe niet zijn toegestaan. Op dit verbod kan een uitzondering worden gemaakt, wanneer de wettelijke belangen uit de Ff-wet worden geschaad. Als dat zo is, dan maakt de Ff-wet de inzet van instrumenten (vrijstelling, jacht, ontheffing en aanwijzing), om van het beschermingsprincipe af te wijken, mogelijk. De Ff-wet heeft ook enkele beschermde diersoorten aangewezen als “wild’’ ten behoeve van de jacht. Voor deze beschermde diersoorten (wildsoorten) heeft de jachthouder een eigen specifieke verantwoordelijkheid qua schade veroorzaakt door deze diersoorten. Later in dit hoofdstuk komen we hier op terug. Onbeschermde soorten De Ff-wet kent geen ‘beschermingsprincipe’ voor onbeschermde diersoorten. Dit betekent niet dat deze dieren zomaar met alle middelen mogen worden gevangen en/of gedood. Ook voor onbeschermde diersoorten zijn er regels. Zo mag er aan onbeschermde diersoorten geen onnodig leed worden toegebracht. Daarnaast is het niet toegestaan om zonder toestemming van GS (Artikel 67 Ff-wet) ‘onbeschermde diersoorten’ met een geweer te doden of gebruik te maken van in de Ff-wet verboden vangmiddelen. Wel kunnen deze onbeschermde diersoorten zonder toestemming van GS worden verjaagd, mogen eieren worden geraapt, nesten worden verstoord etc. Res Nullius Volgens de Ff-wet hebben in het wild levende diersoorten geen houder. Deze niet-gehouden dieren zijn van niemand. In juridische taal is een “res nullius”: een roerende zaak die aan niemand toebehoort. In het wild levende dieren zijn een natuurlijk verschijnsel. Concreet betekent dit dat als iemand schade ondervindt van een in het wild levend dier, hij daar zelf 2 privaatrechtelijk verantwoordelijk voor is Net zoals dat geldt voor schade veroorzaakt door regen en wind.
3. Voorkómen van schade Verantwoordelijkheid grondgebruiker Als een grondgebruiker schade wil voorkómen is hij er zelf primair verantwoordelijk voor. Hij zal er zelf alles aan moeten doen, wat redelijkerwijs van hem gevraagd kan worden, om schade te voorkomen of te verminderen. Bijvoorbeeld door het afschermen van kwetsbare gewassen, het verjagen van schade toebrengende dieren of de inzet van zwaardere instrumenten om dieren te vangen of te doden. Indien de overheid beperkingen oplegt aan de mogelijkheden van de grondgebruiker om schade te bestrijding, ligt dit genuanceerder en kan een schaderegeling gelden (zie hiervoor de paragraaf over ‘tegemoetkoming faunaschade’). Maar ook hier geldt dat er sprake is van een zeker maatschappelijk risico. Rasters In het rasterbeleid hebben GS zich uitgesproken voor terughoudende toepassing van wildrasters. Bij voorkeur zijn streefstanden zodanig dat er geen onacceptabele schade ontstaat. Soms kunnen rasters echter nodig zijn om onacceptabele schade te voorkomen. Vanuit de Ffwet kunnen deze echter nooit een leefgebied verkleinen en moeten er voldoende uitwisselingsmogelijkheden zijn voor dieren tussen hun leefgebieden. De gemeente verleent
2
Bron: Juridisch advies over “de (civielrechtelijke) aansprakelijkheid voor schade toegebracht door niet-gehouden dieren” van Pels Rijcken & Droogteever Fortuijn advocaten en notarissen.
15
vergunningen voor het plaatsen van rasters, nadat zij ecologische- en landschappelijke afwegingen heeft gemaakt. Inzet instrumenten De overheid (Rijk, provincie) faciliteert de grondgebruiker met instrumenten wanneer zijn maatregelen om schade te beperken niet toereikend kunnen zijn. Wel wordt van de grondgebruiker verwacht dat hij eerst preventieve middelen inzet om schade te voorkomen danwel te beperken. Een aantal beschermde inheemse diersoorten staat op de vrijstellingsverordening van het Rijk en de provincie. Voor alle overige beschermde diersoorten kan in principe een ontheffing worden aangevraagd bij de provincie. De provincie bepaalt of deze ontheffing wordt verleend. Met een ontheffing kunnen zwaardere, niet op voorhand in de Ff-wet of bij de vrijstelling, toegestane middelen zoals afschot met geweer of op afwijkende plaatsen of momenten ingezet worden. Voor onbeschermde diersoorten kan alleen een aanwijzing worden aangevraagd bij de provincie indien de minister deze onbeschermde dieren op de lijst van diersoorten heeft gezet, waarvoor Gedeputeerde Staten een aanwijzing mogen geven. Voor de andere onbeschermde dieren die niet op deze lijst van de minister voorkomen, kunnen door GS geen aanwijzingen worden verleend. De overige onbeschermde diersoorten (exoten en verwilderde dieren) die niet op deze lijst van de minister voorkomen, mogen wel zonder toestemming worden verontrust, de nesten mogen worden verstoord, de eieren geraapt, etc. Alleen het geweer of vangmiddelen die in de 3 Ff-wet verboden zijn, mogen niet worden gebruikt . Ontheffing of aanwijzing op voorhand De Ff-wet heeft het ook mogelijk gemaakt om de grondgebruiker of zijn jachthouder een ontheffing of aanwijzing te verlenen, voordat er schade bij hem ontstaat. Een belangrijke voorwaarde hierbij is dat de grondgebruiker een reële dreiging van schade aan in de Ff-wet genoemde belangen aantoont. Hij moet ook duidelijk maken dat preventieve maatregelen onvoldoende werken en/of niet toereikend zijn om de schade te voorkomen danwel te verminderen en dat afschot wel toereikend is. De grondgebruiker of haar jachthouder kan in sommige gevallen een ontheffing en aanwijzing aanvragen, voordat belangrijke schade ontstaat. Dit geldt voor een groot aantal diersoorten die schade veroorzaken in Gelderland. In de praktijk vraagt de grondgebruiker niet zelf een ontheffing of aanwijzing aan bij de provincie, omdat deze vaak al verstrekt is aan de Faunabeheereenheid (FBE) op basis van een faunabeheerplan (Fbp). De grondgebruiker of haar jachthouder kan dan, al dan niet via haar wildbeheereenheid (WBE), bij de FBE vragen om een doorschrijving van de ontheffing, een zogenaamde machtiging. Het voordeel hiervan is dat de schade in een vroeg stadium kan worden voorkomen en/of zoveel mogelijk kan worden beperkt. Dit werkt effectiever dan wanneer pas een ontheffing kan worden aangevraagd als er al schade is opgetreden. De provincie moet dan eerst nog de duurzame staat van instandhouding beoordelen. Voor de grondgebruiker of zijn jachthouder is het dan ook belangrijk een goed contact te hebben met de plaatselijke WBE (en FBE). Ook is het wenselijk dat zijn percelen zijn 4 ondergebracht in bejaagbare jachtvelden .
3
Uiteraard is het wel mogelijk dat partijen de Minister verzoeken, al dan niet via hun belangenvertegenwoordiger, om nieuwe exoten of verwilderde dieren op de lijst te laten zetten, indien deze (economische) schade veroorzaken, waardoor GS aanwijzing kunnen verlenen. 4 Voor beheer en schadebestrijding met het geweer moet voldaan worden aan wettelijke eisen m.b.t. afmetingen van de jachtvelden (bijv. 40 hectare). Ten behoeve van vrijgestelde soorten mag dat ook een jachtaktehouder zijn, die niet de jachthouder is van deze gronden.
16
Schade door anderen Er kan schade bij de grondgebruiker ontstaan, ondanks dat hij zelf al het mogelijke heeft gedaan om dit te voorkomen. Bijvoorbeeld omdat de eigenaar van de naastgelegen percelen nalatig is, waardoor er op het naastgelegen perceel meer dieren lopen dan is afgesproken. De Flora- en faunawet kent geen verplichting om schade juridisch te voorkomen. Op grond van de Ff-wet is dan ook niemand wettelijk aansprakelijk wanneer er bij anderen schade ontstaat. Wel is er in het Burgerlijk Wetboek geregeld dat wanneer iemand door actief te handelen de kans op schade bewust vergroot (onrechtmatige daad), daarvoor verantwoordelijk kan zijn. Een voorbeeld van actief handelen is het voeren van dieren, waardoor ze bewust worden aangetrokken. In dit geval kunnen partijen elkaar hier privaatrechtelijk op aanspreken. Het nalaten van afschot valt niet onder actief handelen, de populatie blijft dan immers op een natuurlijke manier groeien. Een eventuele aansprakelijkheid van de grondgebruiker/jachthouder op grond van onrechtmatige daad dient in dergelijke gevallen beoordeeld te worden vanuit een mogelijke strijdigheid met wat volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betamelijk is. Met andere woorden, dan zal er door de rechter beoordeeld moeten worden of van maatschappelijk onzorgvuldig handelen sprake is wanneer onvoldoende gebruik wordt gemaakt van de publiekrechtelijk geboden middelen zoals het uitvoeren van populatiebeheer. De grondgebruiker blijft in veel gevallen dus zelf verantwoordelijk als hij schade ondervindt aan zijn percelen. In dit geval blijft het ook belangrijk dat de grondgebruiker die schade ondervindt in een vroeg stadium de grondgebruiker aanspreekt die daar direct invloed op heeft. Indien dit niet tot resultaat leidt, moet hij dit probleem escaleren naar een hoger niveau, zoals beschreven in “het stappenplan in geval van escalatie”. De aansprakelijkheid voor schade is in de Ff-wet alleen geregeld voor de jacht en de daarbij aangewezen wildsoorten (tijdens het jachtseizoen). Streefstanden in Faunabeheerplan De FBE stelt een Faunabeheerplan (Fbp) op dat het draagvlak heeft van de geledingen die zij vertegenwoordigt. Het faunabeheer wordt vervolgens uitgevoerd op basis van het Fpb dat in het FBE bestuur is vastgesteld en waar overeenstemming over is. Indien de uitvoering van het Faunabeheer niet lukt zoals voorgenomen, spreken de geledingen binnen het FBE bestuur elkaar hierop aan. Ofschoon de FBE geen juridische verantwoordelijkheid heeft voor het realiseren van streefstanden uit het faunabeheerplan, want die verantwoordelijkheid schrijft de wet aan niemand toe, is dit wel de bestaansreden van de FBE. Daarvoor wordt zij erkend en gesubsidieerd. De FBE ziet voor zichzelf ook een bestuurlijke en morele verantwoordelijkheid om afspraken/resultaten in het faunabeheerplan na te komen richting de provincie en de jachthouders die zij vertegenwoordigt. Zij zal zich dan ook inspannen om jachthouders aan te spreken wanneer streefstanden niet worden bereikt. De provincie is verantwoordelijk voor een goed provinciaal faunabeleid dat bijgesteld kan worden indien noodzakelijk. Bij het formuleren van haar beleid houdt zij nadrukkelijk rekening dat er niet te weinig dieren zijn van een soort, waardoor duurzame instandhouding in gevaar komt, dan wel teveel dieren waardoor er een groot gevaar dreigt voor openbare orde en veiligheid of de kosten voor schadevergoeding maatschappelijk onverantwoord hoog zijn. Als democratisch gekozen bestuurslaag zijn Gedeputeerde Staten politiek verantwoordelijk voor het faunabeleid en zijn hier ook voor de burger op aanspreekbaar, net als zij moet zorgen voor een goede onderbouwing voor het mogelijk maken van het inzetten van instrumenten. In alle andere gevallen wanneer er problemen in de uitvoering ontstaan, doordat er hogere standen aanwezig zijn dan afgesproken is in het Fbp, is de provincie niet verantwoordelijk. Ook niet wanneer het afschot lager is dan afgesproken om deze streefstanden te halen. Deze
17
streefstanden komen tot stand na belangenafweging tussen betrokken partijen in de FBE, met hierbij de Ff-wet en het provinciaal beleid als randvoorwaarden. De provincie heeft met de goedkeuring van het faunabeheerplan geoordeeld dat er voldoende onderbouwing is om het recht te verlenen om dieren te doden. Een ontheffing geeft het recht om dieren te doden, maar is geen verplichting om dat te doen. De provincie kan dan ook niet handhaven op of het afschot is gehaald. De wet bevat geen verplichting aan een jachthouder of een andere partij om in te grijpen in de natuurlijke ontwikkeling van populaties van beschermde diersoorten om schade aan derden te voorkomen. Ook geeft de Ff-wet niet aan wie verantwoordelijk is voor het niet halen van de afgesproken resultaten uit het Fbp. Dit komt omdat de Ff-wet oorspronkelijk is ontstaan vanuit een beschermingsregime. De Ff-wet heeft wel regels gesteld voor met name populatievormende dieren en heeft specifiek grote hoefdieren benoemd met betrekking tot faunabeheerplannen. De provincie zal de FBE als uitvoerder daarvan op haar bestuurlijke en morele verantwoordelijkheid aanspreken. Ook kunnen ze randvoorwaarden stellen aan de uitvoering in haar beleid en ontheffingen. Wanneer het faunabeheer niet lukt zoals afgesproken in het Fbp dan komt de FBE, met draagvlak van de geledingen, tot een aangepast Fbp. Dit plan wordt vervolgens door de provincie getoetst en goedgekeurd. Goede vertegenwoordiging in FBE Het is belangrijk dat jachthouders zich goed laten vertegenwoordigen in de FBE. Zo moeten jachthouders, zoals gemeenten, landgoedeigenaren en agrariërs, die niet direct zitting hebben in de FBE, wel weten wie hen vertegenwoordigt. Ook moeten de vertegenwoordigers in de FBE zorgen voor een goede terugkoppeling met hun achterban. Gemeenten, landgoedeigenaren en agrariërs weten soms niet dat zij vertegenwoordigd zijn in de FBE. Zij denken dan dat zij geen invloed hebben op de streefstanden of de inhoud van het faunabeheerplan, maar alleen last hebben van de schade die ontstaat. Belangrijk is dat zij hun vertegenwoordigers aanspreken als zij zich onvoldoende betrokken en gehoord voelen. Zij moeten daarnaast ook betrokken blijven als er besluiten worden genomen die hen aangaan. Een voorbeeld is een jachtvrije zone op naastgelegen terrein. Het gesprek hierover vindt binnen het FBE-bestuur plaats. Instrument aanwijzing De Ff-wet biedt de mogelijkheid om, desnoods zonder toestemming van de grondgebruiker, de stand te laten beperken van beschermde en onbeschermde dieren om schade te beperken. Hiertoe kunnen partijen, bij voorkeur via de FBE, aan de provincie vragen om een aanwijzing te geven aan een persoon/instantie. Hiermee kan deze, desnoods zonder toestemming van de grondgebruiker, schade veroorzakende dieren bestrijden. De provincie kan dit instrument ook op eigen initiatief inzetten, maar zal dit alleen doen wanneer er sprake is van onvoorziene situaties met grote risico’s voor de openbare veiligheid, verkeersveiligheid of economische schade aan landbouwsectoren zoals bijvoorbeeld varkenspest. De mogelijkheid van een provinciale aanwijzing op eigen initiatief van de provincie wordt dan gezien als een noodprocedure bij calamiteiten. Verantwoordelijkheid wildschade Zoals hierboven al benoemd, geeft de Ff-wet een uitzondering op de regel dat een grondgebruiker zelf verantwoordelijk en aansprakelijk is voor schade binnen het jachtseizoen. Dit 5 is schade veroorzaakt door beschermde diersoorten (art. 32 Ff-wet ) waarop jacht mogelijk is. Bij deze diersoorten ligt de verantwoordelijkheid voor wildschade bij de jachthouder. De jachthouder heeft volgens de wet de verplichting er alles aan te doen om een redelijke stand van het in zijn 5
haas, fazant, wilde eend, konijn en houtduif. De jacht op de Patrijs is echter gesloten.
18
jachtveld aanwezige wild te handhaven (art. 37 Ff-wet). Komt de jachthouder die verplichting niet na, dan kan hij privaatrechtelijk aansprakelijk worden gesteld voor de schade als gevolg van een overmatige wildstand. Dat geldt ook ten aanzien van bijvoorbeeld naastgelegen grondgebruikers. Daarbij geldt wel het principe dat ook de schadelijdende partij alle maatregelen genomen heeft om schade te voorkomen. Schade in de bebouwde kom In deze visie wordt met name ingegaan op (grote) grondgebruikers. In de voorbeelden wordt vaak verwezen naar schade aan landbouw, ook omdat hier de grootste schade en dynamiek zit. Er kan echter ook binnen de bebouwde kom van een gemeente schade zijn. Een groot aantal in de Ff-wet erkende belangen waarvoor het inzetten van instrumentarium mogelijk is gaan ook over de bebouwde kom, zoals overlast en schade aan gebouwen door steenmarters, schade aan niet bedrijfsmatig gehouden dieren door vossen, schade aan sportvelden of industrieterreinen door vossen of konijnen of schade op begraafplaatsen door zoogdieren. In principe gelden de hierboven beschreven uitgangspunten van ’grondgebruiker ook voor bedrijven en burgers binnen een gemeente. Ook hier zullen bedrijven en particulieren zelf hun verantwoordelijkheid moeten nemen om schade door bijvoorbeeld een steenmarters aan auto’s of zwijnen aan tuinen te voorkomen. Belangrijk is dat ze bij problemen een melding kunnen maken bij hun gemeente. De gemeente is immers ook verantwoordelijk voor problemen in de openbare ruimte en plaagdierbestrijding binnen de bebouwde kom.. In geval van een steenmarter kan zij particulieren of bedrijven doorverwijzen, verder helpen en daarvoor van de provincie vooraf een ontheffing krijgen om de steenmarter opzettelijk te verstoren en verblijfplaatsen af te sluiten als de steenmarter weg is. Daarnaast kan ook de Dierenbescherming hiervoor ingeschakeld worden. In een groot aantal gevallen heeft de FBE ook al een ontheffing op voorhand voor het bestrijden van diersoorten in de bebouwde kom. Zij kan dat echter niet uitvoeren zonder de directe betrokkenheid van de gemeente, ook gezien de middelen die zij daarvoor moet inzetten.
4. Tegemoetkoming Faunaschade Landbouwschade Ondanks de inzet van instrumenten om faunaschade te beperken, is dit niet te voorkomen. In bepaalde gevallen verkent de overheid een tegemoetkoming in schade. Het Faunafonds heeft de taak om tegemoetkomingen te verlenen voor faunaschade aan gewassen en vee van landbouwbedrijven. De Ff-wet kent echter meerdere wettelijke belangen zoals schade aan bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren, flora en fauna, gebouwen (steenmarters), hobby-dieren (vossen), sportvelden of industrieterreinen (vossen of konijnen) of schade op begraafplaatsen (zoogdieren). Bij schade aan deze in de wet genoemde belangen zal het Faunafonds geen tegemoetkoming uitkeren. Uitgangspunten Faunafonds en provincie De uitgangspunten die het Faunafonds hanteert, zijn ook de uitgangspunten van de provincie Gelderland. Het Faunafonds is nu nog een zelfstandig bestuursorgaan, maar wordt in de toekomst onderdeel van de provincie. De provincies financieren nu al het Faunafonds en bepalen straks ook het beleid Vaak wordt, ten onrechte, gedacht dat het Faunafonds er is om faunaschade te vergoeden. Dit is onjuist. De Ff-wet verwacht dat de grondgebruiker datgene doet wat redelijkerwijs van hem verwacht mag worden om schade te voorkomen. Ook wordt verwacht dat hij kennis heeft over
19
oorzaken en het voorkomen van schade. Hierbij is het belangrijk dat hij de ook werking van preventieve en niet dodelijke middelen heeft afgewogen voor het geweer wordt gebruikt. Het Faunafonds verleent slechts tegemoetkomingen aan de grondgebruiker wanneer het niet redelijk is dat de grondgebruiker zelf opdraait voor de schade veroorzaakt door beschermde dieren. Ook gaat het nadrukkelijk om een tegemoetkoming en wordt over het algemeen niet het volledige schadebedrag uitgekeerd. De provincie hanteert als hoofdregel dat de aanwezigheid van inheemse wilde diersoorten in Gelderland als een normale omgevingsfactor wordt beschouwd. Hiermee moet de ondernemer rekening houden. Hij blijft dan ook primair verantwoordelijk voor de schade en de preventie daarvan. Met name bij bedrijven met kapitaalsintensieve teelten verwacht de provincie dat de ondernemer extra inspanningen verricht om schade te voorkomen. Maar ook bij nieuw te vestigen bedrijven en het introduceren van nieuwe teelten in een natuurrijke omgeving, behoort faunaschade tot voorzienbare kosten. Het is in beginsel een vrije keuze van de ondernemer om een activiteit op die plek te willen ondernemen. Daarvoor kan de overheid niet verantwoordelijk worden gehouden. Tegemoetkoming bij opgelegde beperking in schadepreventie Het Faunafonds verleent alleen een tegemoetkoming in de geleden kosten wanneer de overheid beperkingen oplegt aan de schadebestrijding. Bedreigde diersoorten Voor bedreigde beschermde diersoorten die schade en overlast veroorzaken zal de provincie geen ontheffing verlenen of deze beperken. Hierbij gaat het om soorten die in hun voortbestaan worden bedreigd (rode lijst-soorten) en soorten waarvan de populatie (tot voor kort) dusdanig klein is dat bij bestrijding de duurzame instandhouding van de soort in gevaar komt. Het Faunafonds geeft een tegemoetkoming bij schade aan landbouw gewassen, veroorzaakt door deze diersoorten. Uiteraard heeft de grondgebruiker wel een eigen verantwoordelijkheid voor de inzet van preventieve en werende maatregelen. Hoe kwetsbaarder of kapitaalsintensiever de teelt, des te meer maatregelen er van de grondgebruiker verwacht wordt. Voorbeelden zijn rasteren van boomkwekerijen tegen bijvoorbeeld hazen, konijnen, herten en reeën. Ook het overnetten en overkappen in de fruitteelt tegen mezen zijn hier voorbeelden van. Vrijstelling Ook verleent het Faunafonds geen tegemoetkomingen voor schade veroorzaakt door diersoorten die op de landelijke vrijstellingslijst zijn geplaatst. Voor deze diersoorten geldt immers dat er geen beperkingen zijn en dat toegestane middelen gebruikt mogen worden om schade door deze diersoorten te bestrijden. Voor afwijkende middelen, tijden of locaties dan toegestaan in de vrijstelling, kan bij de provincie een ontheffing worden aangevraagd of is deze reeds verleend aan de FBE. Op de provinciale vrijstellingslijst staan voor het overgrote deel diersoorten die alleen opzettelijk verontrust mogen worden. Voor de diersoorten op deze provinciale vrijstellingslijst waarbij wel het gebruik van zwaardere middelen is toegestaan, hangt de vergoeding af van de opgelegde beperkingen. Bij een eventuele aanpassing van de provinciale vrijstellingslijst (Verordening schadebestrijding diersoorten in Gelderland) zal steeds een afweging plaatsvinden in hoeverre sprake is van beperkingen (clausulering) in relatie tot schadevergoeding. Gelderland gebruikt de provinciale vrijstellingsregeling genuanceerd, dat wil zeggen dat bij plaatsing op de vrijstelling wel voorwaarden gesteld kunnen worden. Afhankelijk van de reikwijdte daarvan wordt bepaald in welke mate en onder welke voorwaarden een eventuele tegemoetkoming in de schade mogelijk is.
20
Onbeschermde soorten Het Faunafonds geeft geen tegemoetkoming voor schade veroorzaakt door onbeschermde diersoorten. Provinciaal beleid Daar waar de provincie Gelderland specifiek beleid heeft geformuleerd, zijn met het Faunafonds hogere vergoedingpercentages overeengekomen. Dat is het geval met de nieuwe leefgebieden van herten op en rond de Veluwe, de schade van zwijnen op een aantal locaties buiten de Veluwe en de vergoedingen voor schade door winterganzen. Daarnaast heeft de provincie bij de uitbreiding van het leefgebied van de herten op de Veluwe in een aantal gevallen meebetaald aan de inrichting van het gebied volgens het provinciale rasterbeleid. Calamiteiten Bij calamiteiten zoals de Vogelgriep kan het Rijk de jacht, beheer en schadebestrijding opschorten. Hierdoor kan ook geen gebruik gemaakt worden van verleende ontheffingen, aanwijzingen en vrijstellingen op grond van de Flora- en faunawet. Het Faunafonds kan dan een tegemoetkoming toekennen voor schade die tijdens deze periode ontstaat. .
21
3. ROLLEN, TAKEN EN VERANTWOORDELIJKHEDEN LANDBOUWSCHADE IN DETAIL
22
1. Inleiding De Flora- en Faunawet (Ff-wet) kent verschillende belangen, waarvoor het voor GS mogelijk is om instrumenten in te zetten t.b.v. schadebestrijding (en populatiebeheer). Het schema hieronder geeft een overzicht van de wettelijk erkende belangen. Het grootste economisch belang is het voorkomen van schade aan landbouw. Voor dit wettelijke belang keert het Faunafonds ook vergoedingen uit. Alleen de rollen, taken en verantwoordelijkheden voor landbouwschade worden gedetailleerd in kaart gebracht. Hier staan de partijen die in dit verband het meest belang hebben bij een heldere beschrijving van rollen, taken en verantwoordelijkheden. Dit neemt niet weg dat partijen die betrokken zijn bij andere belangen ook belangrijk zijn, veel van wat in dit onderdeel beschreven staat is grotendeels ook van toepassing op andere wettelijk erkende belangen. Voor schade in de bebouwde kom, is ook de gemeente een belangrijke speler. Deze overheidspartij zullen we dan wel extra noemen in dit hoofdstuk en staat genoemd aan het einde. Hierbij wordt niet ingegaan op de andere rollen die de gemeente zoals infrastructuurbeheerder of grondgebruiker, omdat deze rol van de gemeenten elders in dit project aan bod komt. Tabel 1: In de Ff-wet erkende belangen.
Erkend belangen uit de Ff-wet
Volksgezondheid en openbare veiligheid Veiligheid van luchtverkeer Voorkoming en bestrijding van onnodig lijden van zieke of gebrekkige edelherten, reeën, damherten of wilde zwijnen Het reguleren van de populatieomvang van edelherten, reeën, damherten of wilde zwijnen Voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren Voorkoming van schade aan fauna Voorkoming van schade aan flora Voorkoming en bestrijding van schade/overlast bij gebouwen door steenmarters Voorkoming en bestrijding van schade door vossen aan niet bedrijfsmatig gehouden vee Voorkoming en bestrijding van schade door konijnen of vossen op sportvelden of industrieterreinen Voorkoming en bestrijding van schade door zoogdieren op begraafplaatsen Wanneer de nieuwe wet Natuurbescherming in werking treedt, naar verwachting medio 2015, neemt de provincie veel taken over van het Rijk. Deze hebben naar verwachting in beperkte mate betrekking op het faunabeheer. Het belangrijkste onderdeel hiervan zal zijn de decentralisatie van het Faunafonds. Indien nodig zal deze beschrijving van rollen, taken en verantwoordelijkheden worden geactualiseerd.
23
GRONDGEBRUIKER Verantwoordelijk
Juridisch de drager van schaderisico’s en verantwoordelijk voor het voorkomen en bestrijden van schade die hij lijdt.
Rol
Gebruiker van de grond waar (beschermde) diersoorten schade kunnen veroorzaken. Dit kan de eigenaar van de grond zijn, de pachter van de grond of degene die een beperkt recht heeft om de grond te gebruiken.
Bevoegdheden
• Recht om schade te voorkomen en te bestrijden op vrijgestelde dieren (art 65 Ff-wet) met toegestane middelen van Rijk en provincie binnen de grenzen van het werkgebied van de WBE. Dit recht kan schriftelijk overgedragen worden aan anderen. • Het zelf uitvoeren danwel met schriftelijke toestemming laten uitvoeren door anderen van schadebestrijding en beheer voor beschermde diersoorten voor zover daarvoor ontheffing (art 68 Ff-wet) is verleend. • Het zelf beperken van de stand van onbeschermde en verwilderde diersoorten (art 67 Ff-wet) danwel met schriftelijke toestemming door anderen. • Het jachtrecht (voor zover niet voorbehouden door de eigenaar) zelf uitoefenen, danwel verhuren aan anderen.
Taken
• Zorgen dat inzet t.b.v. schadebestrijding en beheer (vrijstelling, ontheffing, aanwijzing) danwel jacht op voorhand mogelijk is. - controleren welk instrument inzetbaar is voor de betreffende diersoort(en). - op voorhand machtiging aanvragen bij de FBE (via de WBE en jachthouder). - zorgen dat percelen onderdeel uitmaken van bejaagbare eenheid. - zorgen dat niet geteeld wordt in kwetsbaar gebied waar inzet maatregelen niet mogelijk is. • Het tijdig en in voldoende mate nemen van passende preventieve maatregelen om schade aan (opslag van) gewassen te voorkomen en te beperken (zie ‘Handboek Faunaschade’ van het Faunafonds voor maatregelen). • Het zelf uitvoeren, danwel anderen laten uitvoeren van de inzet van zwaardere maatregelen ten behoeve van populatiebeheer, schadebestrijding en jacht indien preventieve maatregelen geen effect hebben. • Indien grondgebruiker zelf niet de schade bestrijdt, maken (bij voorkeur schriftelijke) resultaat/inspanningsafspraken met jachthouder over schadebestrijding en populatiebeheer. - het afgeven van een schriftelijke grondgebruikersverklaring aan Jachthouder, welke daarmee kan voldoen aan eisen m.b.t. jachtvelden t.b.v. inzet
24
geweer (art 72 van Besluit beheer en schadebestrijding). - Grondgebruiker heeft mogelijkheid om in of bij de grondgebruiksverklaring of jachthuurovereenkomst, afspraken privaatrechtelijk vast te leggen. • Het binnen 7 dagen na optreden van schade indienen van een ‘Verzoekschrift Tegemoetkoming Faunaschade’ bij het Faunafonds conform haar regels. - rapporteren van (zelf) getroffen preventieve maatregelen. - ontvangen rapportage van jachthouder t.b.v. eventuele schadetegemoetkoming, waardoor het Faunafonds kan beschikken over de ondernomen verjagingsacties inclusief afschot (dit is per grondgebruiker en per jachthouder en vergt van beide actie, bijvoorbeeld preventieve maatregelen zoals linten door de grondgebruiker, rapportage afschot door de jager). - zorgt dat hij bevestiging krijgt van taxateur voor aftaxatie van percelen.
Bijzonderheden
•
Het wordt aanbevolen om de relatie met haar jachthouder (op grond van de Ffw) contractueel vast te leggen in een overeenkomst, naast de (wettelijk vereiste) jachthuurovereenkomst en de schriftelijke (betredings) toestemming.
•
Naast het maken van afspraken over hoe op te treden in geval van schade kan de grondgebruiker met de jachthouder ook afspraken maken over de bedrijfsvoering en hoe deze aan te passen op het voorkomen van schade (bv. aan de hand van een risicoanalyse).
JACHTHOUDER (EIGENAAR, PACHTER EN HUURDER JACHTGENOT) Verantwoordelijk
• Verantwoordelijk voor schade van wildsoorten (art. 32 Ff-wet) in zijn veld waar hij de jacht huurt. • Zorgen voor een redelijke wildstand in zijn veld of op gronden van anderen waarvan hij de jacht huurt. (art. 32 Ff-wet). • Verantwoordelijkheid voor schadebestrijding en beheer is afhankelijk van (privaatrechtelijke) afspraken die hij heeft met grondgebruiker. • Jachthouder voelt zich (vaak) moreel verantwoordelijk voor schadebestrijding van beschermde dieren, vanwege de goede relatie met de grondeigenaar, maar is dat juridisch niet als hier privaatrechtelijk geen afspraken over zijn gemaakt. N.B. De verantwoordelijkheid van de jachthouder voor schade door wildsoorten geldt alleen in het jachtseizoen.
Rol
Hij jaagt of laat andere jagen onder zijn verantwoordelijkheid of laat derden jagen wanneer hij het jachtgenot heeft verhuurd, t.b.v. jacht, en/of populatiebeheer en schadebestrijding.
25
Bevoegdheden
• De jachthouder is in overeenstemming met artikel 33 en 34 FF-wet gerechtigd tot het gehele of gedeeltelijk genot van de jacht. Hij kan dat zelf uitvoeren danwel verhuren. • Hij kan bevoegd dan wel gemachtigd zijn tot gebruik van wettelijk toegestane middelen en eisen tbv (jacht en) schadebestrijding en beheer
Taken
• Zorgt dat hij en door hem gemachtigde uitvoerders zich houden aan de verplichtingen, zoals vermeld in het statuut van de FBE m.b.t. de uitoefening van de aan de FBE verleende bevoegdheden (art. 4 Besluit Faunabeheer). • Zorgt voor een jachtveld van voldoende omvang zodat er sprake is van een bejaagbare eenheid • Zorgt dat hij over voldoende en benodigde vaardigheden beschikt en dat iemand die dit namens hem doet hier ook over beschikt. • Zorgt voor een schriftelijke grondgebruikersverklaring van de grondgebruiker. • Zorgt voor een goede uitvoering van jacht , schadebestrijding en populatiebeheer. • Maakt adequaat gebruik van de machtigingen van ontheffing en aanwijzingen wanneer men het veld in gaat. • Voert verjaag- en bejaagacties uit zoals (bij voorkeur schriftelijk) afgesproken met de grondgebruikers. - Vaak stelt het Faunafonds als voorwaarde 2 à 3 maal per week, zolang als de schade blijft toenemen. • Voert het Faunabeheerplan uit dat zij gezamenlijk zijn overeengekomen, al dan niet via hun vertegenwoordigers in de FBE/WBE, • De uitgevoerde verjaag- en bejaagacties rapporteren in FaunaregistratieSysteem (FRS). - Voor de beoordeling van het verzoekschrift is het van belang dat op de uitgeprinte rapportage uit FRS de naam van de grondgebruiker staat vermeld. - geven van rapportage aan de grondgebruiker t.b.v. eventuele schadetegemoetkoming. • Zorgt ervoor dat hij op de hoogte blijft van ontwikkelingen m.b.t. schade en beheer al dan niet via de WBE en FBE.
Bijzonderheden
• Schadebestrijding en beheer wordt centraal digitaal door de jachthouder geregistreerd en kan gekoppeld worden met schadeaanvragen. Hierdoor kunnen de (gedelegeerde) inspanningen van de jachthouder voor diens jachtveld en zelfs op WBE niveau door het Faunafonds zichtbaar gemaakt worden hetgeen het afwikkelen van tegemoetkoming in individuele gevallen alleen maar bevordert.
26
• Alle grondeigenaren zijn voor de wet jachthouder, ook bij kleine oppervlakten waarbij sprake is van niet bejaagbare velden. Vaak wordt de jacht dan verhuurd maar het komt dus ook voor dat men jachthouder is zonder de jacht of schadebestrijding/beheer uit te laten voeren. • Naast het maken van afspraken over hoe op te treden in geval van schade kan de jachthouder met de grondgebruiker ook afspraken maken over de bedrijfsvoering en hoe deze aan te passen op het voorkomen van schade (bv. aan de hand van een risicoanalyse). • Belangrijk is dat de jachthouders, zoals gemeenten, landgoedeigenaren en agrariërs, die niet direct zitting hebben in de FBE, wel weten dat ze vertegenwoordigd worden in de FBE (en weten wie dat is). Anders kan het gevoel ontstaan dat ze geen invloed hebben op de streefstanden of de inhoud van het faunabeheerplan, maar alleen de gevolgen ondervinden van de schade die ontstaat. Terwijl ze hier via hun vertegenwoordiger wel invloed op kunnen hebben.
WILDBEHEEREENHEID (WBE) Verantwoordelijk
Wildbeheereenheid voelt zich (vaak) moreel verantwoordelijk voor goed uitvoeren van schadebestrijding en populatiebeheer, maar is dat juridisch niet.
Rol
Dit samenwerkingsverband van jacht(akte)houders en anderen zorgt er voor dat jacht, beheer en schadebestrijding wordt uitgevoerd mede in samenwerking met en voor grondgebruikers en eigenaren in een bepaald werkgebied. Wildbeheereenheden vervullen hier een coördinerende rol.
Bevoegdheden
• De Ff-wet geeft de Wildbeheereenheden geen bevoegdheden. • Wel is de definitie voor de WBE wettelijk vastgelegd in (art 1 van Ff-wet) als een rechtspersoonlijkheid bezittend samenwerkingsverband van jacht(akte)houders en anderen dat tot doel heeft te bevorderen dat jacht, beheer en schadebestrijding, al dan niet ter uitvoering van het door de faunabeheereenheid opgestelde faunabeheerplan, wordt uitgevoerd mede in samenwerking met en mede ten dienste van grondgebruikers of terreinbeheerders;
Taken
• Zorgt voor planmatige bestrijding van diersoorten aan de hand van een nadere planmatige uitwerking van een FBP in haar beheergebied. • Krijgt ontheffing/aanwijzing doorgeschreven van FBE. • Maakt eventueel wildbeheerplannen voor haar beheergebied. • Coördineert tellingen in haar beheergebied en analyseert deze.
27
• Coördineert schadebestrijding in haar beheergebied en stelt zonodig schadebestrijdingsplannen op. • Stelt zo nodig een gebiedsplan ganzen en een leefgebiedsplan voor grote hoefdieren op in haar beheergebied. • Monitort beheerplannen en halen genoemde streefstanden ontheffing. • Is lokaal aanspreekpunt voor jachthouders en grondgebruikers in haar beheergebied, bijvoorbeeld voor infrastructuurbeheerder, gemeenten etc. • Geeft voorlichting aan haar leden (kennis en vaardigheden) • Behartigt de belangen van haar leden. • Kan een ontheffing aanvragen namens haar leden bij de provincie, voor zover hier voor nog geen ontheffing op voorhand is verleend aan de FBE. N.B. Daar de WBE geen taken en bevoegdheden heeft gekregen vanuit de Ff-wetis het voor een WBE geen verplichting om bovengenoemde taken uit te voren. Hierboven staan de taken beschreven die voor veel WBE’s gangbaar zijn.
Bijzonderheden
De WBE heeft vooral een sterke lokale verankering door samenwerking met andere organisaties en verenigingen binnen de gemeenten.
FAUNABEHEEREENHEID (FBE) Verantwoordelijk
• Voelt zich bestuurlijk en moreel verantwoordelijk voor creëren van draagvlak bij alle aangesloten geledingen voor de wijze en mate van het uitvoeren en coördineren van schadebestrijding en populatiebeheer. • Is als houder van ontheffingen mede verantwoordelijk voor een goede uitvoering hiervan.
Rol
Zorgt voor gedragen faunabeheerplannen en coördineren van de uitvoering van het faunabeheer, waaronder schadebestrijding en populatiebeheer, in heel Gelderland, alsmede al wat daarmee verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn, alles in de ruimste zin van het woord.
Bevoegdheden
• Is een samenwerkingsverband van jachthouders (artikel 29 FF-wet).
28
• In het statuut van de FBE worden de plichten opgenomen die de bij de FBE aangesloten jachthouders hebben met betrekking tot de uitoefening van de aan de FBE verleende bevoegdheden (art.4 besluit Faunabeheer). • Het werkgebied van de in de FBE gelegen gronden waarop de in de FBE samenwerkende jachthouders gerechtigd zijn tot de jacht hebben een oppervlakte van ten minste 5000 hectare, vormen ten minste 75% van de totale oppervlakte van het werkgebied van het samenwerkingsverband en zijn zo veel mogelijk aaneengesloten. (art. 5 besluit Faunabeheer) • Het werkgebied van het samenwerkingsverband strekt zich niet uit tot het gebied waarover zich de zorg van een andere faunabeheereenheid uitstrekt (art. 6 Besluit Faunabeheer).
Taken
• Verenigt het merendeel van de jachthouders (grondgebruikers en eigenaren) binnen haar werkgebied, waardoor zoveel mogelijk belangen worden behartigd. •Voldoet aan de wettelijke regels van het Besluit Faunabeheer. •Adviseert gevraagd en ongevraagd vanuit de uitvoering bij het opstellen, evalueren en monitoren van provinciaal faunabeleid. • Stelt, met draagvlak van de geledingen in de FBE, Faunabeheerplannen op die gericht zijn op duurzaam beheer van diersoorten en rekening houdt met de verschillende belangen. • Zorgt voor afstemming met haar achterban, zodat hun belangen worden gehoord. • Stemt af met andere faunabeheereenheden binnen of aangrenzend aan de provincie. • Is houder van ontheffingen van de provincie op basis van goedgekeurd faunabeheerplan en schrijft ontheffing/aanwijzing door aan WBE. • Adviseert grondgebruikers bij inzet instrumentarium. • Spreekt indien nodig haar leden aan op het realiseren van de uitvoeringsafspraken in het Fbp, door aangesloten jachthouders m.b.t uitvoer schadebestrijding en beheer aan te spreken, verleende machtigingen in trekken en te bemiddelen in geschillen terzake. • Verzoekt indien nodig GS om extra instrumentarium in te zetten (aanwijzing, bijzondere middelen). • Brengt jaarlijks verslag uit aan GS over de wijze waarop zij hun werkzaamheden hebben uitgeoefend en de uitvoering van de faunabeheerplannen. • • Monitort populatiegrootte, relatie schadeontwikkeling en aantallen/aanwezigheid van dieren, voortgang realiseren Fbp, inzet van maatregelen o.a. afschot (gebruik machtigingen).
29
• Communiceert over de uitvoering, het Fbp en de verleende ontheffingen uit het Fbp en communiceert hierover met de achterban. • Stemt met het Faunafonds af over de werking van preventieve maatregelen en het effect van afschot op de omvang van schade en of er verbeter mogelijkheden zijn.
Bijzonderheden
• Het Kroondomein is een afzonderlijke faunabeheereenheid binnen Gelderland die valt onder de bevoegdheid van het Rijk. • Een goede vertegenwoordiging van de jachthouders in de FBE is een verantwoordelijkheid van de FBE en de jachthouders zelf. Belangrijk is dat de vertegenwoordigers in de FBE zorgen voor een goede terugkoppeling met hun achterban en visa versa. Hierdoor voelen andere jachthouders/grondgebruikers zich gehoord en kunnen ze invloed uitoefenen op de streefstanden en de inhoud van het faunabeheerplan.
PROVINCIE Verantwoordelijk
• Verantwoordelijk voor de gunstige staat van instandhouding van soorten en hun leefgebieden en het voor de grondgebruiker mogelijk maken om af te wijken van de verboden uit de Ff-wet ter voorkómen en bestrijden van schade aan in de wet genoemde belangen.
Rol
GS stelt de kaders vast waarbinnen faunabeheer en schadebestrijding moet worden uitgevoerd, verleend ontheffingen, aanwijzingen en handhaaft hierop.
Bevoegdheden
Provinciale Staten • Controlerende- en toezichthoudende taak op de taken in het Faunabeheer waarvoor GS zijn aan te spreken. • Vaststellen provinciale vrijstellingsverordening (art. 65 Ffw). GS kunnen deze wel aanpassen. Gedeputeerde Staten • Samenwerkingsverband van jachthouders erkennen als faunabeheereenheid (art. 29 Ffwet) • Goedkeuren Faunabeheerplannen (art. 30 Ff-wet) • Sluiten jacht bijzondere weersomstandigheden (art. 46 Ff-wet) • Verlenen ontheffingen en aanwijzingen op verboden (art. 67 – 68 ff-wet) • Toetsen en ter inzage leggen rapportages Faunabeheereenheid over gebruik ontheffingen (art. 69 Ff-wet) • Ontheffing verlenen op het verbod van bijvoeren (art. 74a Ff-wet) • Verschillende bevoegdheden m.b.t. Faunafonds i.s.m. minister (art. 84, 86, 87, 88 Ff-
30
wet) • Goedkeuren begroting Faunafonds (art. 90 Ff-wet) • Aanwijzen ambtenaren belast met het toezicht op naleving wet (art. 104 Ff-wet)
Taken
• Erkent samenwerkingsverband van jachthouders als FBE t.b.v. het beheer van diersoorten of de bestrijding van schade aangericht door dieren. • Ondersteunt FBE financieel voor goede uitvoering. • Bewaakt vanuit de erkenning en subsidiëring van de FBE het functioneren van de FBE. • Stelt op, evalueert, monitort en past aan provinciaal beleid faunabeheer. • Toetst het Faunabeheerplannen aan wet en regelgeving en specifiek beleid en verleent op basis hiervan ontheffingen. • Legt het Faunabeheerplan (FBP) en de verslagen hierover ter inzage. • Formuleert indien nodig voor een aantal diersoorten specifiek beleid zoals nulstandbeleid van zwijnen, specifiek leefgebied herten en rustgebieden voor ganzen.
• Zorgt voor een inhoudelijke beoordeling van duurzame instandhouding soorten, werking middelen etc. t.b.v. het goedkeuren van het FBP. • De provincie zal indien nodig de FBE bestuurlijk op haar morele verantwoordelijkheid aanspreken. • Verleent ontheffingen en aanwijzingen aan de FBE, vrijwel altijd op basis van een goedgekeurd FBP, houdt toezicht op de voorschriften uit deze ontheffingen of aanwijzingen. • Stelt de provinciale vrijstellingsverordening vast. • Verleent individuele ontheffingen en aanwijzingen t.b.v. schadebestrijding en populatiebeheer voor dieren waarvoor geen faunabeheerplan is opgesteld, houdt toezicht op de voorschriften uit deze ontheffingen of aanwijzingen. • kan personen of organisaties aanwijzen die de stand van bepaalde diersoorten mogen beperken zonder toestemming van de grondgebruiker. • GS communiceren pro-actief over haar provinciale faunabeleid, de achtergronden van haar beleid, haar besluiten, rolverdeling FBE, wat ze ter inzage heeft gelegd, evaluaties van haar beleid, etc. • GS stellen middelen beschikbaar voor onderzoek, tegemoetkoming en organisatie van het Faunafonds, keurt haar begroting goed.
31
• GS doen gezamenlijk met andere provincies voorstellen aan het Faunafonds voor aanpassingen van beleidsregels. • Rapporteert aan het Rijk over inzet van het provinciaal instrumentarium.
Bijzonderheden
• Wanneer de nieuwe wet Natuurbescherming in werking treedt neemt de provincie veel taken over van het Rijk. Deze hebben echter in beperkte mate betrekking op het faunabeheer. Het belangrijkste onderdeel hiervan is de decentralisatie van het Faunafonds. • GS vinden het belangrijk dat uitvoering op een gecoördineerde en planmatige manier gebeurt. Daarom hebben ze belang bij een centrale professionele organisatie en ondersteunen ze de FBE o.a. financieel. Zij zijn echter niet verantwoordelijk voor uitvoering van de populatiebeheer en schadebestrijding, de wet legt de verantwoordelijkheid hiervoor in het veld (grondgebruiker en jachthouders).
Faunafonds Verantwoordelijk
verantwoordelijk voor uitvoeren van haar wettelijk opgelegde taken.
Rol
Kent tegemoetkomingen toe bij door beschermde diersoorten aangerichte schade en verricht onderzoek naar mogelijkheden voor schadebestrijding en preventie daarvan.
Bevoegdheden
• Artikel 83 t/m artikel 100 van de Ff-wet gaan over het Faunafonds. De artikelen zeggen iets over: - De taken van het Faunafonds (art. 83). - De randvoorwaarde en beslissen over de tegemoetkoming (art 84). - Het bestuur van Faunafonds (art. 85, 86, 87, 88). - Waarvoor het fonds goedkeuring nodig heeft van de minister (art. 89). - Vaststellen begroting (art. 90). - (Financieel) verslaglegging van Faunafonds (art. 91). - Vaststellen bijdrage die geheven worden bij uitreiking jachtakte (art. 94). - Vergoeding Faunafonds (96). - Verstrekken informatie aan minister of GS (art. 97). - Secretariaat en verantwoording aan bestuur (art. 100)
Taken
• Bevordert het nemen van maatregelen (preventie) ter voorkoming en bestrijding van diersoorten die schade veroorzaken. Door o.a. uitvoeren van praktijkgericht en wetenschappelijk onderzoek en het bevorderen van voorlichting.
32
• Verleent tegemoetkomingen in geleden schade, aangericht door dieren behorende tot de beschermde inheemse diersoorten; • Adviseert GS over de uitvoering van taken die bij de Ff-wet bij GS zijn belegd, zoals t.b.v. goedkeuring Faunabeheerplan, ontheffing(saanvragen) en het voorkomen van schade. • Adviseert het Rijk bij ontwerpen van AmVB’s en regelingen. • Stelt beleidsregels op voor tegemoetkomingen bij schade aangericht door beschermde inheemse diersoorten. • Beoordeelt en handelt binnengekomen verzoekschriften af - Toetst verzoekschriften aan beleidsregels. - Zet taxateurs in, die binnen zeven dagen een bezoek brengen aan het schadeperceel en de schade volgt tijdens het seizoen en deze aftaxeert. - Beslist op basis van taxatierapport en eventuele aanvullende vragen over de uitgekeerde tegemoetkoming. • Stelt haar begroting op en laat die door de provincies goedkeuren. • Rapporteert over haar inhoud en uitgave.
Bijzonderheden
• Wanneer de nieuwe wet Natuurbescherming in werking treedt zal het Faunafonds naar de provincies worden gedecentraliseerd. Het fonds houdt dan op een zelfstandig bestuursorgaan te zijn en gaat deel uitmaken van een gezamenlijke uitvoeringsdienst van de provincies. De taken blijven grofweg hetzelfde; alleen zal bij ontheffingverlening niet meer automatisch aan provincies en Rijk worden geadviseerd. Beleidsregels worden voortaan door de besturen van de afzonderlijke provincies vastgesteld, wel zal dit met alle provincies worden afgestemd. • Het Faunafonds ontvangt sinds 2012 geld van de provincies. Het beschikbare budget per provincie is volgens een verdeelsleutel bepaald. Tegemoetkomingen blijven binnen dit budget. Bij overschrijding wordt dit door de betrokken provincies zelf aangevuld.
Rijk Verantwoordelijk
Rol
Voor de gunstige staat van instandhouding van soorten en hun leefgebieden.
• Wetgever van de Ff-wet en bijbehorende besluiten en regelingen. • Bevoegd gezag Ff-wet voor groot aantal artikelen uit de Ff-wet.
33
Bevoegdheden
• Verlenen van ontheffing in kader van artikel 75 FF-wet (ruimtelijke ingrepen, uitzetten, onderzoek en overlast) (zowel beoordeling als handhaving). • Opstellen landelijke vrijstellingsverordening (art 65 FF-wet) daarvoor ook bevoegd gezag en het opstellen van soorten die op provinciale vrijstelling mogen staan (zowel beoordeling als handhaving). • Stelt regels vast waar Faunabeheereenheden en Faunabeheerplan aan moet voldoen (Besluit Faunabeheer). • Verschillende bevoegdheden voor jacht o.a. soorten wild, opening en sluiting jacht (art. 46 Ff-wet). • Verschillende bevoegdheden m.b.t. Faunafonds i.s.m. GS (art. 84, 86, 87, 88 Ffwet) • Goedkeuren begroting Faunafonds (art. 90 Ff-wet) • Verleend een ontheffing aan het Kroondomein (art. 70 Ff-wet)
Taken
• Stelt kaders op d.m.v. regelingen gebaseerd op wetgeving (o.a. Ff-wet, dierenwelzijnswet). • Plaatst beschermde en onbeschermde soorten (exoten, verwilderd) op lijst zodat een aanwijzing kan worden gegeven.
Bijzonderheden
GEMEENTEN bij schadebestrijding in de bebouwde kom Verantwoordelijk
Rol
Verantwoordelijk voor het onderhoud en beheer van het openbaar gebied. Daaronder valt tevens het beheer en de schadebestrijding van diersoorten.
Eerste aanspreekpunt voor schade/overlast door beschermde diersoorten en onbeschermde diersoorten binnen bebouwde kom. N.B. De gemeente kan verschillende rollen hebben, bijvoorbeeld als grondeigenaar/gebruiker of als infrastructuurbeheerder. Deze worden hier niet behandeld.
Bevoegdheden
• Is voor inwoners het eerste aanspreekpunt als het gaat om meldingen van overlast. Voor
34
ratten, steenmarters en vleermuizen is dit vastgelegd in een regeling en/of landelijk beleid (Ff-wet en Woningwet). • Gemeente moet voldoende zorg in acht nemen voor de in het wild levende dieren en hun leefomgeving bij haar eigen handelen, maar ook bij de behandeling van meldingen en klachten van inwoners. (Zorgplicht artikel 2 Ff-wet) • Conform artikel 8 van de woningwet is de gemeente aanspreekpunt en verantwoordelijk voor snelle en rechtstreekse afhandeling van meldingen door steenmarters. Zij is juridisch de enige partij die gemachtigd is om steenmarters te vangen/uit te plaatsen op grond van een ontheffing. Dit kan ook na melding van een gecertificeerd faunabeheerbedrijf worden gedaan.
Taken
• Aanvrager van ontheffingen bij provincie bij ernstige overlast door dieren en bij schade op begraafplaatsen, sportvelden en bedrijventerreinen, waarvoor nog geen ontheffing is verleend aan de FBE. • Opstellen en vaststellen plan van aanpak voor inzet van bijzondere middelen in de bebouwde kom voor diersoorten waarvoor een ontheffing op grond van het faunabeheerplan is verleend aan de FBE. Dit plan van aanpak stelt zij samen met de WBE en FBE op, die de gemeente adviseren. Bijvoorbeeld voor wilde zwijnen, konijnen (begraafplaatsen, sportvelden en industrieterreinen), ganzen (eieren, nesten en vangen) , (zwem)watervervuiling (volksgezondheid). Dit is maatwerk en gebeurt pas als er problemen spelen in de gemeente. • Voor steenmarters opstellen plan t.b.v. meldpunt schade en voorlichting en op voorhand aanvragen van een ontheffing bij de provincie, zodat deze kan worden uitgevoerd door een gecertificeerd faunabedrijf of FBE. • Voor bestrijding van overlast van kauwen en roeken kan samengewerkt worden met de plaatselijke vogelwerkgroep, bijvoorbeeld ten behoeve van voorlichting, bescherming en stimulering kolonies op plaatsen zonder overlast. • Registreren van meldingen betreffende overlast van steenmarters. • informeren en adviseren burgers over wat zij kunnen doen aan overlast van diersoorten en dit te bestrijden in de woonomgeving.
Bijzonderheden
• Iedere burger heeft een zorgplicht voor beschermde soorten. Niet de gemeente, maar de melder bepaalt zelf de kosten voor uitvoering van de gemelde preventieve maatregelen. • In 2002 heeft de toenmalige staatsecretaris Faber gemeenten een brief gestuurd over meldingen vleermuizen en steenmarters. Zij pleit daarin voor: 1. De gemeente als één bekend aanspreekpunt voor burgers 2. Het verhelpen of voorkomen van overlast in overeenstemming met de wet. • Gemeente verstaan over algemeen onder overlast:
35
• schade voor de volksgezondheid • verontreiniging van de openbare ruimte • (verkeers) onveilige situaties • schade aan groen, gebouwen, begraafplaatsen en kabels/leidingen.
36
4. STAPPENPLAN IN GEVAL VAN ESCALATIE
37
Toelichting op Schema Stappenplan i.g.v. escalatie bij populatiebeheer en schadebestrijding Aanleiding Bij faunabeheer gebeurt veel in de sociale sfeer. Dat heeft voordelen, maar het blijkt wel dat het lastig is elkaar aan te spreken wanneer afspraken niet worden nagekomen. Soms weten mensen niet wie ze moeten aanspreken. Het komt ook voor dat de media of politiek een makkelijkere ingang zijn. Doel en werking stappenplan Dit stappenplan geeft inzicht in welke stappen doorlopen moeten worden, wanneer afspraken in de uitvoering rondom populatiebeheer en schadebestrijding niet worden nagekomen. Het gaat ervan uit dat er dan geëscaleerd moet worden naar een ander niveau. Met dit basisschema proberen we helderheid te geven in de mogelijkheden die partijen hebben en de routes die zij kunnen volgen. Om het schema overzichtelijk te houden, voorziet het niet in uitzonderingssituaties. Bijvoorbeeld wanneer de grondgebruiker niet de eigenaar is. Het stappenplan kan ook halverwege gebruikt worden, bijvoorbeeld bij de jachthouder of WBE. Jachthouder en jachtaktehouders In het schema wordt geen onderscheid gemaakt in jachthouder en jachtaktehouders, maar voor de eenvoud alleen de jachthouder genoemd. Het is mogelijk dat de jachthouder niet jaagt of niet zelf jaagt of dat hij andere jachtaktehouders uitnodigt om bij hem te jagen. De jachthouder blijft eindverantwoordelijk. Ook kan volgens de wet de grondgebruiker ook andere jachtaktehouders schade laten bestrijden op zijn grond, dan de jacht(akte)houder met wie de grondgebruiker een jachtovereenkomst heeft afgesloten. Inzet instrumenten Bij het noemen van het instrument is geen nuancering gemaakt in de toegankelijkheid van de inzet van het instrument. Uiteraard is die er wel, zo kan bijvoorbeeld de grondgebruiker als instrument de grondgebruikersverklaring of jachthuurovereenkomst niet zomaar eenzijdig intrekken. Er is immers een wettelijke overeenkomst afgesloten, vaak voor 6 of 12 jaar. Dit stappenplan is een vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid. Rijk Uiteraard heeft het Rijk ook een taak in deze keten. Deze hebben we in het stappenplan buiten beschouwing gelaten om het eenvoudig te houden. Escalatie in middelen Het stappenplan gaat enkel over personen en partijen en niet over instrumenten. Uiteraard zijn ook andere vormen van escalatie mogelijk. Zo kennen we ook in de inzet van de zwaarte van middelen. Hierbij hanteren we de volgorde: - inzet van preventieve middelen - jacht/vrijstelling - ontheffing - aanwijzing Deze escalatielijn van middelen wordt verder niet in het project rollen, taken en verantwoordelijkheden beschreven. Vereniging Wildbeheer Veluwe De vereniging Wildbeheer Veluwe valt in dit stappenplan onder de FBE.
38
Partijen Inzet informele instrumenten
1. Grondgebruiker
Instrument grondgebruiker: • Aanspreken jachthouder (sociale druk).
Inzet formele instrumenten
Instrumenten grondgebruiker: • Intrekken grondgebruikersverklaring of afgeven aan een ander. • Intrekken verhuur jacht
2. Jachthoud er Instrument WBE: • Aanspreken jachthouder (sociale druk).
Instrumenten WBE: • Intrekken doorgeschreven machtiging voor ontheffing • Doorschrijven aan andere jachthouder c.q. jachtopzichter • Behandeling in geschillencommissie • Royeren lid WBE
3. WBE
Instrument FBE: • Aanspreken WBE (bestuurlijke druk).
Instrumenten FBE • Intrekken doorgeschreven machtiging voor ontheffing • Behandeling in geschillencommissie • FBE vraagt aanwijzing aan provincie.
4. FBE
Instrument Provincie: • Aanspreken FBE (bestuurlijke druk).
Instrumenten Provincie: • Provincie geeft aanwijzing aan de FBE. • Beperken Subsidietoekenning.
5. Provincie
Rol belangenvertegenwoordige (bijv. LTO, KNJV, FPG, VNG etc.) bij escalatie: Uitleg proces schadebestrijding en stappenplan aan grondgebruiker en jachthouder. Melden veel voorkomende problemen voor structurele oplossing (geen individuele gevallen) in FBE.
Indien alle stappen doorlopen zijn, kan de provincie op (eenieders) verzoek (categorieën) van personen aanwijzen voor ingrepen in populaties Indien alle stappen doorlopen: Behandeling door rechter
Maatschappij/burger:
39
• Vragen over faunabeleid provincieloket • Vragen over uitvoering van faunabeleid loket FBE
5. ROLLEN, TAKEN EN VERANTWOORDELIJKHEDEN VAN PROVINCIE ALS INFRASTRUCTUURBEHEERDER
40
1. Inleiding In dit onderdeel worden de rollen, taken en verantwoordelijkheden van de provincie vanuit haar rol als infrastructuurbeheerder beschreven. De provincie is immers wegbeheerder van haar provinciale wegen. Naast de provincie zijn er nog andere infrastructuurbeheerders - zoals Rijk (snelwegen en vaarwegen), gemeente (gemeentelijke wegen), waterschap (waterwegen zoals kanalen), Prorail (spoorwegen – en andere partijen betrokken, zoals de bestuurders van vervoersmiddelen, politie, wildbeheerheden, terreineigenaren etc. Hun rollen worden in het kader van dit project niet beschreven. Andere infrastructuurbeheerders kunnen deze beschrijving ook als hulpmiddel gebruiken om hun eigen rollen, taken en verantwoordelijkheden scherp te krijgen.
2. Schema overzicht van Rollen, Taken en Verantwoordelijkheden provincie
PROVINCIE ALS INFRASTRUCTUURBEHEERDER Verantwoordelijk
• De infrastructuurbeheerder is verantwoordelijk voor een veilige inrichting van de weg. • De infrastructuurbeheerder is verantwoordelijk voor ontsnippering van het leefgebied van dieren bij aanleg van nieuwe infrastructuur. • De infrastructuurbeheerder is verantwoordelijk voor het voorkomen van onnodig lijden van dieren die op haar weg liggen (incl. berm).
Rol
Eigenaar en beheerder van de infrastructuur.
Bevoegdheden
• Bij aanleg van nieuwe infrastructuur wordt ontsnippering beoordeeld en soms als verplichting opgenomen in vergunning (zeker als er een ontheffing Ff-wet speelt). • Zorgplicht (artikel 2 Ff-wet) om dieren niet onnodig te laten lijden, bijvoorbeeld na een aanrijding, geldt (net als die zorgplicht voor elke burger geldt als die een lijdend dier langs de weg aantreft) ook voor de infrastructuurbeheerder. • Wegbeheerder is (mede)verantwoordelijk voor de veiligheid op de weg volgens artikel 2.1 van de Wegenverkeerswet dat is uitgewerkt in artikel 1.2 van de wegenverordening Gelderland 2010. • De wegbeheerder is in beginsel aansprakelijk voor een gebrek aan de openbare weg en bijbehorende bermen en een eventueel ongeval ten gevolge daarvan (6:174 en 6:162 Burgerlijk Wetboek). De wegbeheerder moet niet alleen zorgen dat de weg in goede staat verkeerd, maar ook de bermen. Het in goede staat verkeren is voor discussie vatbaar. Het is tijd- en plaats afhankelijk. Daarnaast blijft er natuurlijk de eigen verantwoordelijkheid van de weggebruiker om op de
41
weg te blijven.
Taken
• Het nemen van preventieve maatregelen om de kans op ongevallen met wild te verminderen . Bij de inzet van maatregelen wordt een afweging gemaakt met andere belangen zoals kosten, ontsnippering etc. • Het bewust maken van weggebruikers over risico’s van aanrijding met groot wild. • Aanleg van verbindingen tussen leefgebieden bij nieuwe infrastructuur (ecoducten, tunnels, uittreedplaatsen/Natuurvriendelijke oevers). • Het gebruiken van de registratie van ongevallen met wild t.b.v. het verbeteren van de verkeersveiligheid op provinciale wegen • Onderzoek t.b.v. verbeteringen van het voorkomen van ongevallen met groot wild bij knelpunten en herinrichting. • Voorkomen van schade aan infrastructuur. • Onderhoud rasters en tunnels die van de provincie zijn, tenzij hier met derden andere afspraken over zijn gemaakt. • Overleg met WBE over de lokale situatie m.b.t. verkeersveiligheid en het nemen van maatregelen. • Zorgen dat aangereden dieren, die op de provinciale weg of in de berm liggen, indien nodig uit hun lijden worden verlost door een daarvoor bevoegd persoon dan wel worden vervoerd (dood/levend) naar een daarvoor bestemde locatie.
Bijzonderheden
• Naast de genoemde verantwoordelijkheden van de infrastructuurbeheerder hebben ook andere partijen verantwoordelijkheden zoals de bestuurder die verantwoordelijk is voor het melden van de aanrijding bij de politie. Of eigenaren van naast de weg gelegen terreinen, die de verplichting hebben om hun bestaande faunakerende rasters op orde te hebben om dieren tegen te houden. Deze hebben nadrukkelijk niet de verplichting hebben om deze te plaatsen!. • Bij het zoeken naar oplossingen voor het beperken van het aantal wildaanrijdingen komt de infrastructuurbeheerder al snel tegenstrijdige belangen tegen. Vanuit het gezicht van flora- en faunabeleid wordt getracht de leefgebieden van wild zoveel mogelijk te ontsnipperen en zo min mogelijk rasters aan te leggen. Vanuit het gezichtspunt van verkeersveiligheid is het belangrijk om wegen zoveel mogelijk van rasters te voorzien. Geen van beide belangen mogen uit het oog verloren worden. De provincie zoekt bij haar afweging altijd naar een optimale afstemming tussen de (mobiliteit)behoefte van mens en dier. De kosten van deze maatregelen moeten uiteraard worden afgewogen tegen de baten.
42
43