11
Participatie in sport, hobby’s en cultuur Vrije tijd is op vele manieren in te vullen. Bijvoorbeeld met hobby’s, lidmaatschappen, uitgaan, sport, internetten en op vakantie gaan. Welke activiteiten zijn populair onder welke groepen Amsterdammers en welke ontwikkelingen zijn zichtbaar?
122
De Staat van de Stad Amsterdam VIII
Kernpunten ■ Driekwart
van de Amsterdammers heeft een hobby. ■ De helft van de Amsterdammers is lid van een vereniging. ■ Acht van de tien Amsterdammers zijn de afgelopen twaalf maanden minimaal één keer uit geweest. De bioscoop is hierbij al jaren het populairst.
■ Twee
derde van de Amsterdammers is in 2013 een sporter volgens de RSO (Richtlijn Sportdeelname onderzoek). ■ Zeven van de tien Amsterdammers bewegen minimaal vijf dagen in de week minimaal een half uur matig intensief en voldoen daarmee aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen.
In dit hoofdstuk staat centraal wat Amsterdammers in hun vrije tijd doen. Brengen ze deze buitenshuis door in bijvoorbeeld verenigingsverband of gaan ze uit dan wel op vakantie? Of kijken ze thuis tv, computeren en internetten ze? Al deze aspecten van vrijetijdsbesteding en ontwikkelingen daarin worden in dit hoofdstuk besproken. Ook wordt een onderscheid gemaakt in verschillende groepen Amsterdammers. De volgende thema’s staan centraal: hobby’s, verenigingsleven, uitgaan en cultuurbezoek, sport en tot slot ontspanning in huis.
Hobby’s Driekwart van de Amsterdammers van 18 jaar en ouder heeft een hobby. Dat is vergelijkbaar met voorgaande jaren. Gemiddeld hebben Amsterdammers 2,8 hobby’s. Een vijfde heeft één hobby, een derde
■ Bij
negen van de tien Amsterdammers is er een vaste pc, een laptop en/of tablet aanwezig in het huishouden. ■ De helft van de Amsterdammers is lid van Facebook. ■ Driekwart van de Amsterdammers is de afgelopen twaalf maanden met vakantie geweest.
heeft er twee en bijna de helft heeft drie hobby’s of meer. Het al dan niet hebben van hobby’s verschilt tussen verschillende bevolkingsgroepen (afb. 11.1). Hoe lager het opleidingsniveau, hoe minder vaak men een hobby heeft. Ook: hoe ouder, hoe minder vaak een hobby. Surinaamse, Turkse en Marokkaanse Amsterdammers hebben minder vaak een hobby dan de gemiddelde Amsterdammer. Binnen de groep Amsterdammers van niet-Nederlandse achtergrond, heeft de eerste generatie Amsterdammers minder vaak een hobby dan de tweede generatie. De tweede generatie van wie één ouder in Nederland is geboren, heeft weer vaker een hobby dan Amsterdammers wier beide ouders elders zijn geboren. Er is weinig verschil tussen de stadsdelen, meer tussen gebieden. Zo hebben Amsterdammers uit De Aker/Nieuw Sloten relatief vaak een hobby (84%) en Amsterdammers uit Oud Noord relatief weinig (58%).
Afb. 11.1 Aandeel Amsterdammers dat zegt één of meer hobby’s te hebben naar achtergrondkenmerken, 2014 (procenten) gemiddeld man vrouw
Lidmaatschappen van verenigingen
18-34 jaar 35-54 jaar 55 jaar en ouder
De helft van de Amsterdammers van 18 jaar en ouder is lid van een vereniging (52%). Dit is vergelijkbaar met 2012 (54%) en voorgaande jaren. Net als in 2012 is een vijfde lid van twee of meer verenigingen.
ongeschoold laag middelbaar hoog Surinamers Turken Marokkanen overige niet-westerse allocht. westerse allochtonen autochtonen
Opleidingsniveau blijkt de belangrijkste voorspeller voor lidmaatschap te zijn: hoe hoger men is opgeleid, hoe vaker men lid is van een vereniging (afb. 11.2). Zo is 28% van de laagopgeleide Amsterdammers lid van een vereniging, tegenover 65% van de hoogopgeleide Amsterdammers.
1e generatie alochtoon 2e generatie (beide ouders elders geboren) 2e generatie (1 ouder in Nederland geboren) Centrum West Nieuw-West Zuid Oost Noord Zuidoost
Amsterdammers van Nederlandse herkomst zijn vaker lid van een vereniging dan Amsterdammers van niet-westerse herkomst (59% tegenover 40%). Turkse en Surinaamse Amsterdammers zijn het minst vaak lid (beide 35%). Van de groep Amsterdammers van niet-Nederlandse herkomst zijn vooral Amsterdammers van de eerste generatie minder vaak lid dan gemiddeld. 0
10
20
30
40
50
60
70
80
90 %
123
11 | Participatie in sport, hobby’s en cultuur
Bewoners van stadsdeel Noord zijn het minst vaak lid van een vereniging (36%), met name in Oud Noord (29%). Bewoners van stadsdeel Zuid zijn het vaakst lid (60%). Tot slot zijn vrouwen vaker lid van een vereniging dan mannen. Dertig procent van de Amsterdammers is lid van een sportvereniging (afb. 11.3), het minst vaak van een toneelvereniging (1%). Dit is vergelijkbaar met voorgaande jaren. Zestien procent is lid van een organisatie met maatschappelijke doelen. Hoogopgeleide Amsterdammers zijn het vaakst lid van zo’n organisatie (26%). Lidmaatschap bibliotheek In 2014 is 27% van de Amsterdammers van 18 jaar en ouder lid van een bibliotheek. Dat is vergelijkbaar met 2012 (29%). De Openbare Bibliotheek Amsterdam (OBA) bestaat uit één Centrale Bibliotheek en 25 filialen verspreid over de stad. In 2013 waren ruim 70.000 volwassen Amsterdammers lid.1 Het totale aantal leden van de OBA schommelt over de jaren heen, maar laat tussen 2010 en 2013 een lichte toename zien. Het aantal uitleningen is de afgelopen jaren wel afgenomen. Hoe hoger men is opgeleid, hoe vaker men lid is van de bibliotheek. Zo is 34% van de hoogopgeleide Amsterdammers lid , tegenover 21% van de laagopgeleide Amsterdammers. Marokkaanse Amsterdammers zijn relatief vaak lid (34%), 35- t/m 44-jarigen vaker dan gemiddeld (36%) en 55- t/m 64-jarigen juist minder vaak dan gemiddeld (19%). Vrouwen zijn vaker lid dan mannen (32% resp. 23%). Ondanks het feit dat 65-plussers tegen een lager tarief lid kunnen worden, zijn zij dat niet vaker dan gemiddeld.
Uitgaan en cultuurbezoek Amsterdam heeft een groot aanbod van culturele voorzieningen en uitgaansgelegenheden, waar zowel Amsterdammers als bezoekers van de stad gebruik van maken. In de Staat van de Stad-enquête is naar de cultuurparticipatie van Amsterdammers in het algemeen gevraagd, waarbij het niet uitmaakt of zij die culturele activiteiten binnen of buiten de stad ondernemen. Participatie in uitgaansactiviteiten Acht van de tien Amsterdammers zijn de afgelopen twaalf maanden minimaal één keer naar een van de volgende uitgaansgelegenheden geweest: film, museum, popconcert, dansavond/house, toneelvoorstelling, concert van klassieke muziek, multicultureel festival, cabaret, musicals, homofestival, balletuitvoering of opera. Het aandeel Amsterdammers dat uitgaat, is sinds 2004 ongeveer gelijk gebleven, maar ten opzichte van 2000 en 2002 iets gedaald. De grootste voorspeller voor het bezoeken van uitgaansgelegenheden is opleiding: hoe hoger men is opgeleid, hoe vaker men uitgaansgelegenheden bezoekt (afb. 11.4). Zo heeft 97% van de hoogopge-
Afb. 11.2 Aandeel dat lid is van een vereniging naar achtergrondkenmerken, 2014 (procenten) gemiddeld man vrouw 18-34 jaar 35-54 jaar 55 jaar en ouder ongeschoold laag middelbaar hoog Surinamers Turken Marokkanen overige niet-westerse allocht. westerse allochtonen autochtonen autochtoon 1e generatie 2e generatie (beide ouders elders geboren) 2e generatie (1 ouder in Nederland geboren) Centrum West Nieuw-West Zuid Oost Noord Zuidoost 0
10
20
30
40
50
60
70 %
Afb. 11.3 Lidmaatschap organisaties en verenigingen, 2014 (meer dan één antwoord mogelijk, procenten) sportvereniging organisatie met maatschappelijke doelen werknemers- of werkgeversorganisaties hobbyvereniging zangvereniging of muziekvereniging vereniging met godsdienstig of levensbeschouwelijk doel politieke organisatie allochtone vereniging / zelforganisatie vrouwenvereniging of vrouwenbond toneelvereniging 0
5
10
15
leide Amsterdammers de afgelopen twaalf maanden minstens één keer een uitgaansgelegenheid bezocht, tegenover 37% van de ongeschoolde Amsterdammers. Dit was ook in 2012 zo. Jongere Amsterdammers bezoeken vaker een uitgaansgelegenheid dan oudere Amsterdammers. Binnen de groep Amsterdammers van niet-Nederlandse herkomst participeert de eerste generatie Amsterdammers het minst en de tweede generatie Amsterdammers van wie één ouder in Nederland is geboren het meest (66% resp. 90%). In de stadsdelen Centrum en Zuid is de cultuurparticipatie het hoogst, in Nieuw-West en Noord het laagst. Wanneer een onderscheid wordt gemaakt in de 22 gebieden, dan is de cultuurparticipatie het hoogst in Centrum Oost (97%) en in Oud Noord het laagst (55%, zie afb. 11.5). In 2012 had nog 66% van
20
25
30
35%
124
De Staat van de Stad Amsterdam VIII
Uitgaan naar inkomen Hoe meer men verdient, hoe vaker men uitgaat. Dit geldt echter alleen voor een inkomen vanaf 1.000 euro netto per maand (afb. 11.6). Amsterdammers die minder dan 1.000 euro per maand verdienen, gaan relatief iets vaker uit. Dit zijn voornamelijk jongeren en studenten. Van de Amsterdammers die tussen de 1.000 en 1.350 euro per maand verdienen, is 62% het afgelopen jaar minstens één keer uit geweest, tegenover 99% van de Amsterdammers die boven de 3.201 euro per maand verdienen. In 2012 was hetzelfde patroon zichtbaar. En ook nu geldt: hoe meer moeite men heeft met rondkomen, hoe minder vaak men uitgaat (afb. 11.7).
de Amsterdammers uit Oud Noord een uitgaans mogelijkheid bezocht.
Afb. 11.4 Aandeel dat in de afgelopen twaalf maanden een van de uitgaansmogelijk heden heeft bezocht naar achtergrondkenmerken, 2014 (procenten) gemiddeld man vrouw 18-34 jaar 35-54 jaar 55 en ouder jaar ongeschoold laag middelbaar hoog
Specifieke uitgaansactiviteiten De bioscoop is al jaren de populairste uitgaansmogelijkheid (afb. 11.8). Twee derde van de Amsterdammers van 18 jaar en ouder is de afgelopen twaalf maanden naar de bioscoop geweest. Dit was de afgelopen jaren ook het geval. Veertien procent is één keer per maand of vaker naar de film geweest. Hoe hoger men is opgeleid, hoe vaker men naar de film gaat; en hoe jonger men is, hoe vaker men naar de film gaat.
autochtonen westerse allochtonen niet-westerse allochtonen 1e generatie 2e generatie (beide ouders elders geboren) 2e generatie (1 ouder in Nederland geboren)
Amsterdammers van niet-westerse herkomst (met name Turkse en Marokkaanse Amsterdammers) gaan het minst vaak naar de film, Amsterdammers van westerse afkomst het vaakst. Binnen de groep Amsterdammers van niet-westerse herkomst, gaat de tweede generatie van wie één ouder in Nederland is geboren juist relatief vaak (81%).
Centrum West Nieuw-West Zuid Oost Noord Zuidoost 0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100%
Afb. 11.5 Aandeel dat in de afgelopen twaalf maanden minimaal één van de uitgaansmogelijkheden heeft bezocht naar 22 gebieden, 2014 (procenten)
56
87 67
72
87 97
85
57
85 96
76
55
86 75
81 84
72
67 88 86 75 meer dan gemiddeld gemiddeld minder dan gemiddeld
77
125
11 | Participatie in sport, hobby’s en cultuur
Amsterdammers uit stadsdeel Centrum gaan relatief vaak naar de film (83%) en Amsterdammers uit Noord relatief weinig (47%). Zes van de tien Amsterdammers heeft de afgelopen twaalf maanden minstens één keer een bezoek gebracht aan een museum (vergelijkbaar met eerdere jaren) en bijna de helft van de Amsterdammers meer dan één keer. Hoe hoger men is opgeleid, hoe vaker men een museum bezoekt. Zo bezocht 85% van de hoogopgeleide Amsterdammers een museum, tegenover 12% van de ongeschoolde Amsterdammers, 36% van de laagopgeleide Amsterdammers en 50% van de middelbaar opgeleide Amsterdammers. Amsterdammers tussen de 18 en 34 jaar bezoeken vaker een museum dan Amsterdammers van 55 jaar en ouder (67% resp. 49%). Turkse Amsterdammers bezoeken het minst vaak een museum (16%). Bewoners van stadsdeel Centrum bezoeken relatief vaak een museum (79%) en bewoners van Nieuw-West relatief weinig (42%), met name bewoners van Osdorp (31%). Ballet en opera zijn minder populair: 12% resp. 11% van de Amsterdammers heeft een van beide de afgelopen twaalf maanden bezocht. Bewoners van stadsdeel Centrum bezoeken ballet en opera relatief vaak (27%), bewoners van Noord (3%), Nieuw-West (5%) en Zuidoost (7%) relatief weinig. Uit het Cultuuronderzoek Metropoolregio Amsterdam (MRA) is gebleken dat Amsterdammers meer geïnteresseerd zijn in kunst en cultuur dan de MRA-bewoners gemiddeld.2 Zij gaan ook vaker naar toneelvoorstellingen, dansvoorstellingen, klassieke muziekuitvoeringen en musea en doen dat relatief vaak in de stad zelf. Zo vond 89% van het totale bezoek van Amsterdammers aan bioscopen in Amsterdam plaats. Voor musea en toneelvoorstellingen ligt dat aandeel op 71%. Amsterdam heeft dan ook het grootste aanbod van cultuur in de MRA (afb. 11.9). Hierdoor komen er ook veel bezoekers van buiten de stad naar Amsterdam voor culturele voorzieningen. Vooral voor klassieke muziekvoorstellingen gaan MRA-bewoners vaak naar Amsterdam (afb. 11.10). Bezoekers van Amsterdamse theaters Afbeelding 11.11 geeft de bezoekersaantallen per (muziek)theater. Het gaat hierbij niet alleen om Amsterdamse bezoekers, maar om álle bezoekers. Sommige (muziek)theaters trokken de laatste jaren iets minder bezoekers, maar bij geen enkel theater was de daling groot. De Stadsschouwburg, Ziggo Dome en het DeLaMar Theater zagen hun bezoekersaantallen juist stijgen. Met name het DeLaMar maakt sinds de heropening in 2010 een grote groei door. In 2013 trok het theater voor het eerst meer dan een half miljoen bezoekers. De Ziggo Dome werd in juni 2012 geopend en trok in 2013 de meeste bezoekers van alle Amsterdamse theater- en concertzalen. Bezoekers van Amsterdamse musea De Hermitage, EYE, het Scheepvaartmuseum, het Stedelijk Museum en het Rijksmuseum zagen hun
Afb. 11.6 Aandeel dat in de afgelopen twaalf maanden minimaal één van de uitgaansmogelijkheden heeft bezocht naar inkomen, 2014 (procenten) 700 euro of minder 701 - 1000 euro 1001 - 1350 euro 1351 - 2050 euro 2051 - 3200 euro boven de 3201 euro 0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100%
Afb. 11.7 Aandeel dat in de afgelopen twaalf maanden minimaal één van de uitgaansmogelijkheden heeft bezocht naar mate waarin men kan rondkomen met het huishoudinkomen, 2014 (procenten) (zeer) moeilijk eerder moeilijk eerder gemakkelijk (zeer) gemakkelijk 0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100 %
Afb. 11.8 Frequentie bezoek uitgaansactiviteiten (afgelopen 12 maanden), 2014 (procenten) film museum dansavond of houseparty popconcert toneelvoorstelling concert van klassieke muziek multicultureel festival cabaretvoorstelling musical homofestival balletuitvoering opera 0
20
40
1 keer per maand of vaker
4-11 keer per jaar
1 keer per jaar
niet bezocht
60
80
2-3 keer per jaar
bezoekersaantal de laatste jaren stijgen (afb. 11.12). Het bezoekersaantal van het Anne Frankhuis is licht gestegen en de bezoekersaantallen van het Sexmuseum en het Van Goghmuseum zijn weinig veranderd sinds 2007. Tot 1 april 2013 was het Van Goghmuseum dertien jaar lang het best bezochte museum in Amsterdam. Maar op die dag heropende het Rijksmuseum zijn deuren en in het eerste jaar ontving het museum 2,2 miljoen bezoekers, meer dan ooit tevoren. Het Rijks is daarmee weer het best bezochte museum van Amsterdam. De verwachting is dat de komende jaren ook het bezoekersaantal van het Van Goghmuseum zal stijgen. De Hermitage is in 2009 geopend en EYE in 2012 op een andere locatie heropend. Het Scheepvaartmuseum is weer open sinds september 2011. In tien jaar tijd is het totale aantal bezoekers van de Amsterdamse musea bijna verdubbeld; in 2013 trokken ze er 11,7 miljoen.3 In de eerste tien maanden van 2014 bezochten ruim 9,9 miljoen mensen een museum in Amsterdam.
100%
126
De Staat van de Stad Amsterdam VIII
Afb. 11.9 Het aanbod van culturele voorzieningen in de MRA, 2014
bioscoop theater evenementenhal bibliotheek kunstuitleen overige uitleen/archief museum galerie
bron: LISA/bewerking OIS
Afb. 11.10 Bezoekersstromen klassieke muziekvoorstelling
Purmerend
Velsen
Zaanstad
Amsterdam
Almere
Haarlem
Haarlemmermeer
Amstelveen
Hilversum
Rest van Nederland bron: O+S/Cultuuronderzoek Metropoolregio Amsterdam
127
11 | Participatie in sport, hobby’s en cultuur
Stadspas De Stadspas geeft mensen met een laag inkomen en AOW’ers (en hun gezinsleden) korting op sportieve, recreatieve en culturele activiteiten. De pas is geldig bij ruim 350 verschillende bedrijven en instellingen, waaronder bioscopen, musea en diverse sportclubs. Stadspashouders kunnen ook maandbonnen en vakantiebonnen voor extra kortingen krijgen. Het doel van de Stadspas is iedere Amsterdammer in de gelegenheid te stellen aan culturele activiteiten in de stad deel te nemen.
Afb. 11.11 Bezoekersaantallen negen meest bezochte (muziek)theaters Amsterdam,
In 2013 hadden 151.119 Amsterdammers een Stadspas (afb. 11.13), 76% van hen die er recht op hebben. Dit aandeel is de afgelopen jaren licht gedaald: in 2009 had 84% van de rechthebbenden een Stadspas, 83% in 2010, 78% in 2011 en 77% in 2012. Van alle Amsterdammers is ongeveer een vijfde in het bezit van een Stadspas. Van alle Amsterdamse 65-plussers heeft 91% een Stadspas. In de eerste week van februari 2015 is de Stadspas naar bijna 170.000 Amsterdammers verstuurd.4
200
2007-2013 900
x 1.000 bezoekers
800 700 600 500 400 300
100 0
2007
In de Sportmonitor Amsterdam wordt het sportgedrag van Amsterdammers besproken. Er is sinds het uitkomen van de vorige Staat van de Stad in 2013 geen nieuwe editie van de Sportmonitor meer verschenen, daarom worden hier kort de resultaten uit 2013 besproken.5 In de Sportmonitor zijn ook kinderen ondervraagd, maar in deze rapportage richten we ons op het sportgedrag van volwassen Amsterdammers.
Zestig procent van de Amsterdammers sportte in 2013 wekelijks. Dat is iets hoger dan het landelijk gemiddelde: 56% van de Nederlandse bevolking sportte wekelijks in 2013. Landelijk is recent sprake van een lichte daling in het percentage van de bevolking (12 tot 80 jaar) dat wekelijks sport (2014 53%, 2013 56%). Het aandeel wekelijkse sporters in Nederland schommelde de afgelopen jaren tussen de 51% en 56%.7 Meer recente gegevens over sporten uit de Staat van de Stad-enquête wijzen op een lichte teruggang in het aandeel Amsterdammers dat de afgelopen twaalf maanden een sport heeft beoefend (zie hoofdstuk 1 over de leefsituatie-index, het domein sporten). In deze enquête is echter niet te achterhalen wat het aandeel sporters volgens de RSO-definitie is, omdat hier op een andere manier naar gevraagd is. Gegevens uit de komende nieuwe Sportmonitor
2010
2011
2012
Het Concertgebouw DeLaMar Theater Het Muziektheater Amsterdam
2013
Heineken Music Hall Melkweg Stadsschouwburg
Afb. 11.12 Bezoekersaantallen 8 meest bezochte musea Amsterdam, 2007-2013 x 1.000 bezoekers
2.200 2.000 1.800 1.600 1.400 1.200 1.000 800 600 400 200 0 2007
Volgens de definitie van de landelijke Richtlijn Sportdeelname Onderzoek (RSO) is iemand sporter als hij of zij twaalf keer of vaker per jaar sport. Twee derde (66%) van de Amsterdammers is in 2013 een sporter volgens deze richtlijn. Landelijk gezien was 69% van de bevolking in 2013 sporter.6 Het aandeel sporters is zowel landelijk als in Amsterdam de laatste jaren redelijk stabiel.
2009
bron: musea/ATCB/bewerking OIS
2.400
Sport en bewegen
2008
Ziggo Dome Paradiso Koninklijk Theater Carré
2008
Rijksmuseum Stedelijk Museum Hermitage
2009
2010
2011
Van Goghmuseum Sexmuseum Het Scheepvaartmuseum
2012
2013
Anne Frankhuis Eye Film Instituut Nederland bron: musea/ATCB/bewerking OIS
Afb. 11.13 Rechthebbenden en bezitters van de Stadspas, 2003-2013 220
x 1.000
200 180 160 140 120 100 80 60 40 20 0
2003
2004
2005
rechthebbenden
2006
2007
2008
2009
2010
stadspasbezitters
zouden uitsluitsel moeten geven of er volgens de RSO-definitie ook sprake is van een (lichte) daling aan het aandeel sporters in Amsterdam. Landelijk daalt het percentage van de bevolking (12 tot 80 jaar) dat wekelijks sport licht (2014 53%, 2013 50%).8
2011
2012
2013
bron: Bureau Stadspas
128
De Staat van de Stad Amsterdam VIII
Verschillen tussen groepen Sportdeelname verschilt tussen groepen Amsterdammers (afb. 11.14). Hoe hoger men is opgeleid, hoe vaker men sporter is. Zo sport 83% van de hoogopgeleide Amsterdammers, tegenover 44% van de laagopgeleide Amsterdammers. Landelijk gezien zien we hetzelfde patroon, al sporten laagopgeleide Nederlanders iets vaker (51%) en hoogopgeleide Nederlanders iets minder vaak (78%) dan in Amsterdam. Leeftijd speelt ook een rol. Amsterdammers sporten minder vaak naar mate zij ouder worden. Dat geldt niet alleen voor Amsterdammers, ook voor alle Nederlanders. Mannen sporten vaker dan vrouwen (70% resp. 62%). We zien ook grote verschillen in sportdeelname tussen verschillende herkomstgroepen. Turkse en Marokkaanse Amsterdammers sporten het minst vaak (41%), Amsterdammers van Nederlandse herkomst het vaakst (76%). Tot slot sporten bewoners van de stadsdelen Zuid, Oost en Centrum vaker dan
Afb. 11.14 Sporters (18+) naar achtergrondkenmerken, 2013 (procenten) totaal man vrouw 18-34 jaar 35-54 jaar 55 jaar en ouder Surinaams/Antilliaans Turks/Marokkaans overig niet-westers westers allochtoon autochtoon
gemiddeld en bewoners van Noord, Zuidoost en Nieuw-West minder vaak dan gemiddeld. Sportvoorzieningen Amsterdam heeft behoorlijk wat sportvoorzieningen. Op 1 januari 2014 zijn er 64 fitnesscentra, 55 sportscholen, 31 sporthallen/sportzalen en 9 zwembaden.9 De afgelopen twee jaar zijn deze aantallen afgenomen. Stadsdeel Zuid heeft de meeste sportvoorzieningen, Zuidoost de minste. Het Sloterparkbad is het best bezochte zwembad van Amsterdam met 371.000 bezoekers in 2013.10 Ook de Jaap Eden kunstijsbaan trekt veel bezoekers: ruim 385.000 in het seizoen 2013/’14.11 Het bezoekersaantal van de Jaap Eden natuurijsbaan is de laatste jaren teruggelopen. Nederlandse Norm Gezond Bewegen In 2014 voldoet, net als in 2012, 71% van de Amsterdamse 18-plussers aan de beweegnorm, wat betekent dat zij ten minste vijf dagen per week minimaal een half uur matig tot intensief bewegen. Er bestaan (grote) verschillen tussen de verschillende groepen in de stad. Zo bewegen vrouwen vaker dan mannen minimaal vijf dagen per week, laagopgeleiden juist minder vaak dan hoger opgeleiden en nietwesterse Amsterdammers minder vaak dan westerse stadsgenoten. In hoofdstuk 3 (Gezondheid) gaan we dieper in op de verschillen tussen groepen. Landelijk voldeed in 2014 56% procent van de mensen van 12 jaar en ouder aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen.12 Fietsen De meeste verplaatsingen in de stad worden met de fiets afgelegd. Er zijn meer fietsen dan inwoners en het fietsgebruik blijft toenemen.13 Zie hiervoor ook het hoofdstuk Mobiliteit en vervoer.
1e generatie allochtoon 2e generatie allochtoon autochtoon laag opgeleid middelbaar opgeleid hoog opgeleid 0
20
40
60
80
100 %
bron: O+S/Sportmonitor 2013
Afb. 11.15 Frequentie van fietsgedrag van Amsterdammers in de stad naar stadsdelen, 2014 (procenten) gemiddeld
De helft van de Amsterdammers fietst vaak in de stad (afb. 11.15), 17% zelden tot nooit. Bewoners uit stadsdeel Centrum fietsen het vaakst (vooral in Centrum Oost), bewoners van Zuidoost het minst vaak (vooral in Bijlmer Centrum). Hoe hoger men is opgeleid, hoe vaker men fietst en hoe jonger men is, hoe vaker men fietst. Amsterdammers van Nederlandse en westerse herkomst fietsen vaker dan Amsterdammers van niet-westerse achtergrond. Van de Amsterdammers die vaak fietsen voldoet 83% aan de NNGB, tegenover 56% van de Amsterdammers die nooit fietsen.
Centrum
Ontspanning in huis
Zuid West
In de vorige paragrafen ging het over vrijetijdsbestedingen buitenshuis, maar ook binnenshuis zijn er verschillende vormen van vermaak, zoals computeren, internetten, het lezen van de krant en televisiekijken.
Oost Nieuw-West Noord Zuidoost 0
20 vaak
soms
40 zelden
60 nooit
80 n.v.t., ik heb geen fiets
100%
Computerbezit Negen van de tien Amsterdammers van 18 jaar en ouder hebben een vaste pc, een laptop en/of tablet in hun huishouden (89%). Dit is vergelijkbaar met
129
11 | Participatie in sport, hobby’s en cultuur
2012 (87%). Bij de helft gaat het om een pc (51%, 2012 54%), driekwart heeft een laptop (75%, 74% in 2012) en de helft een tablet (52%). Het bezit van tablets is sterk toegenomen: van 32% in 2012 naar 52% in 2014. De tablets lijken de pc’s te gaan inhalen. De toename van het aantal tablets zien we onder alle opleidings- en inkomensgroepen, maar het sterkst bij de middelste inkomensgroepen. Blijkbaar is voor hen, nu tablets steeds goedkoper worden, een tablet aantrekkelijker geworden. Ook de 55-plussers maken een grote ‘inhaalslag’: 40% van hen heeft nu in het huishouden een tablet, tegenover 19% in 2012. De trend dat meer mensen inmiddels een mobiele computer hebben (laptop 72%, tablet 48%) dan een vaste computer (pc 59% van de Nederlanders van 13 jaar en ouder in 2013) zien we ook landelijk terug.14
Afb. 11.16 Amsterdammers met internet thuis naar leeftijd, 2003-2013 (procenten) 100
%
90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
2003
2004
2005
2006
16-24 jaar 25-34 jaar 65 jaar en ouder
2007
2008
35-44 jaar
2009
45-54 jaar
2010
2011
2013
55-64 jaar
bron: O+S/Amsterdamse Burgermonitor 2013
Laagopgeleiden blijven qua computerbezit nog wel achter bij hoger opgeleiden; ‘slechts’ driekwart van hen heeft een pc, laptop of tablet thuis, tegenover bijna 100% van de hoogopgeleiden. Hetzelfde geldt voor ouderen ten opzichte van jongeren. Toch hebben zeven van de tien 65-plussers een computer thuis (69%). Voor 75-plussers geldt dat voor ruim de helft (54%). Internet Uit de Burgermonitor blijkt dat 92% van de Amsterdammers van 16 jaar en ouder in 2013 thuis internet had,15 tegen twee derde tien jaar geleden. In elke leeftijdsgroep zien we een stijging in het aandeel dat thuis internet heeft (afb. 11.16). Vooral het aandeel ouderen is de afgelopen tien jaar sterk gestegen, 26% in 2003 tot 76% in 2013. Een toename van bijna 200%. Laagopgeleide Amsterdammers en Amsterdammers met een inkomen lager dan 1.750 euro netto per maand hebben minder vaak internet thuis dan gemiddeld. Mensen die thuis internet hebben, zijn ook minder vaak sociaal geïsoleerd. Sociale netwerksites Het aandeel Amsterdammers van 18 jaar en ouder dat lid is van Facebook is van 2012 op 2013 niet toegenomen (57%), net als het aandeel 18-plussers dat 3lid is van LinkedIn (28%). Deze passen op de plaats komen na jaren van stijging. Eén procent van de 18-plussers is lid van MySpace en 6% van iets anders, bijvoorbeeld van Instagram. Dertig procent doet niet aan sociale media. Hoe hoger men is opgeleid, hoe vaker men lid is van Facebook en LinkedIn (afb. 11.17). Zo is 69% van de hoogopgeleide Amsterdammers lid van Facebook tegenover 39% van de laagopgeleide Amsterdammers; 55% van de hoogopgeleiden is lid van LinkedIn, 5% van de laagopgeleiden. Ook ouderen zijn minder vaak lid van Facebook en LinkedIn dan jongeren. Marokkaanse Amsterdammers zijn het minst vaak lid van Facebook en LinkedIn. Acht procent schrijft wel eens iets op Twitter, eveneens 8% op een blog en 6% op een forum. Driekwart
Afb. 11.17 Aandeel dat lid is van Facebook en LinkedIn naar achtergrondkenmerken, 2014 (procenten) gemiddeld
18-34 jaar 35-54 jaar 55 jaar en ouder
ongeschoold laag middelbaar hoog
autochtonen westerse allochtonen niet-westerse allochtonen
1e generatie 2e generatie (beide ouders elders geboren) 2e generatie (1 ouder in Nederland geboren) 0
20 Facebook
40
60
LinkedIn
van de Amsterdammers schrijft helemaal niet op internet. Hoe hoger men is opgeleid, hoe vaker men wel eens iets schrijft. Jongeren schrijven vaker iets op internet dan ouderen. Krant Een derde van de Amsterdamse 18-plussers heeft een abonnement op een krant, in de meeste gevallen – zo blijkt uit de Burgermonitor – op Het Parool. Hoe ouder men is en hoe hoger men is opgeleid, hoe vaker men een krantenabonnement heeft (afb. 11.18). Van de 18- t/m 34-jarigen heeft 21% een abonnement, tegenover 47% van de 55-plussers. Van de hoogopgeleide Amsterdammers heeft 45% een abonnement, tegenover 26% van de laag- en middelbaar opgeleide Amsterdammers.
80
100 %
130
De Staat van de Stad Amsterdam VIII
Wanneer er een onderscheid wordt gemaakt naar huishoudsamenstelling, blijkt dat huishoudens met twee volwassen zonder kinderen het vaakst een abonnement hebben (41%). Bijna geen enkele Marokkaanse Amsterdammer heeft een abonnement op een krant. Amsterdammers van Nederlandse herkomst hebben vaker een abonnement dan Amsterdammers van een andere herkomst. Amsterdammers met een huishoudinkomen van 2.051 euro netto of meer hebben vaker een abonnement dan Amsterdammers die minder verdienen. Televisiekijken Uit de Burgermonitor blijkt dat in 2013 zes van de tien Amsterdammers regelmatig naar één van de lokale televisiezenders keek, zoals AT5, RTV Noord Holland of SALTO. Het aandeel Amsterdammers dat naar geen enkele lokale zender kijkt is de afgelopen jaren toegenomen (afb. 11.19). In 2007 keek 20% van de Amsterdammers naar geen enkele lokale zender, in 2013 41%.
Afb. 11.18 Aandeel dat een abonnement heeft op een krant naar achtergrond kenmerken, 2014 (procenten) gemiddeld man vrouw 18-34 jaar 35-54 jaar 55 jaar en ouder ongeschoold laag middelbaar hoog alleenstaand 2 volwassenen zonder kind 2 volwassenen met kind eenoudergezin Surinamers Turken Marokkanen overige niet-westerse allocht. westerse allochtonen autochtonen 1e generatie 2e generatie (beide ouders elders geboren) 2e generatie (1 ouder in Nederland geboren)
AT5 is de populairste lokale zender, 57% kijkt hier regelmatig naar. Dat aandeel is de laatste jaren wel afgenomen. Zo keek in 2007 nog 75% van de Amsterdammers regelmatig naar AT5. 0
10
20
30
50%
40
Afb. 11.19 Kijkgedrag van Amsterdammers naar lokale zenders, 2007-2013 (procenten) 100
%
90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
2007 AT5
2008 TV-NH
2009 SALTO
2010
2011
2013
geen enkele bron: O+S/Amsterdamse Burgermonitor 2013
Hoe lager men is opgeleid en hoe ouder men is, hoe vaker men naar lokale zenders kijkt. Deze zenders zijn minder populair onder Amsterdammers van Nederlandse herkomst dan onder Amsterdammers van niet-westerse herkomst. Vakantie Net als in voorgaande jaren is ongeveer driekwart van de Amsterdammers de afgelopen twaalf maanden met vakantie geweest (afb. 11.20). Dit was in 2013 landelijk gezien ook het geval.16 Onder vakantie wordt verstaan: een verblijf buiten de eigen woning voor recreatieve doeleinden met tenminste vier opeenvolgende overnachtingen. Vijfendertig procent is één keer met vakantie geweest en 41% meerdere keren. Van de Amsterdammers die de afgelopen twaalf maanden op vakantie zijn geweest, heeft twee derde zijn of haar vakantie in het buitenland door gebracht.
131
11 | Participatie in sport, hobby’s en cultuur
Hoogopgeleiden zijn het vaakst op vakantie geweest: 93% van deze Amsterdammers is de afgelopen twaalf maanden minstens één keer op vakantie geweest; 55-plussers gaan minder vaak op vakantie dan 18- t/m 34-jarigen. Surinaamse Amsterdammers gaan het minst vaak: 55% van hen is het afgelopen jaar op vakantie geweest. Amsterdammers uit de stadsdelen Noord en Zuidoost gaan minder vaak op vakantie dan Amsterdammers uit andere stadsdelen. Met name bewoners van Bijlmer Oost en Oud Noord gaan relatief weinig op vakantie (53% resp. 57%). Bewoners van Centrum Oost gaan het vaakst op vakantie: 89%.
Afb. 11.20 Aandeel dat de afgelopen 12 maanden minstens 1x op vakantie is geweest naar achtergrondkenmerken, 2014 (procenten) gemiddeld man vrouw 18-34 jaar 35-54 jaar 55 jaar en ouder ongeschoold laag middelbaar hoog Surinamers Turken Marokkanen overige niet-westerse allocht. westerse allochtonen autochtonen Centrum West Nieuw-West Zuid Oost Noord Zuidoost 0
20
40
60
80
100 %
Noten 1 Bron: Gegevens OBA, zie: O+S. Amsterdam in cijfers 2014. 2 Bron: O+S. Cultuuronderzoek Metropoolregio Amsterdam. Amsterdam, 2014. 3 Bron: Het Parool. Bezoekersaantallen Amsterdamse musea rijzen de stad uit. Amsterdam, 24 november 2014. 4 Bron: www.amsterdam.nl/stadpas, 1 maart 2015. 5 Bron: O+S. Sportmonitor 2013: inzicht in
6 Bron: Mulier Instituut. Sportdeelname 2013. Fact sheet april 2014. Utrecht, 2014. 7 Bron: RIVM. CBS-Gezondheidsenquête 2014. Zie webbericht RIVM, 24-4-2015. Helft Nederlanders sport wekelijks. 8 Bron: RIVM. CBS- Gezondheidsenquête 2014. Zie webbericht RIVM, 24-4-2015. Helft Nederlanders sport wekelijks. 9 Bron: OIS. 10 Bron: Gegevens van stadsdelen en zwem-
het sportgedrag van Amsterdammers.
baden Amsterdam, zie: O+S. Amsterdam in
Amsterdam, 2013.
cijfers 2014.
11 Bron: Gegevens van Jaap Eden IJsbanen, zie: O+S. Amsterdam in cijfers 2014. 12 Bron: RIVM. CBS-Gezondheidsenquête 2014. Zie webbericht CBS, 24-4-2015. Helft Nederlanders sport wekelijks. 13 Bron: OIS. 14 Bron: Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). Media: Tijd in beeld. Den Haag, februari 2015. 15 Bron: O+S. De Amsterdamse Burgermonitor 2013. Amsterdam, januari 2014. 16 Bron: CBS/bewerking OIS.