ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede Onderzoek naar de invloed van technisch en fysiek toezicht op de risicobeleving, het veiligheidsgevoel en het preventief gedrag van mensen
Naam: School: Opleiding: Begeleiders: Opdrachtgever: Datum:
Esther Apperloo Universiteit Twente, Enschede Master Public Administration (Track: Public Safety) Dr. A.J.J. Meershoek Dr. A. Morissens Drs. I Oostenenk Mr. H. Pieters 01-04-2014
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede
1
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
Voorwoord Voor u ligt de masterthesis ’onveiligheid stoppen, tijdens het shoppen’. Dit is een onderzoek naar de invloed van politietoezicht op de veiligheidsbeleving van mensen. Deze scriptie vormt hét sluitstuk op mijn periode als student Bestuurskunde aan de Universiteit Twente, mijn uitdagende en amusante studententijd en mijn mooie afstudeerperiode bij Politie Eenheid Oost-Nederland. Het behalen van mijn minor ‘Crime Science & Risk Governance’ heeft mijn interesse in veiligheidsvraagstukken verbreed, waardoor ik vanaf toen zeker wist dat ik mij verder wil ontwikkelen in de richting van maatschappelijk veiligheid. De masterspecialisatie ’Public Safety’ was dan ook de perfecte keuze om mijn affiniteit met veiligheid verder te verbreden. Tot mijn grote vreugde heb ik voor deze masterthesis dan ook twee van mijn interesses, de mens en veiligheidsvraagstukken, kunnen combineren in dit onderzoek. Mijn dank gaat daarbij uit naar dr. A.J.J. Meershoek, die mij in contact heeft gebracht met de Onderzoeks- & Adviesgroep bij de Politie Eenheid Oost-Nederland en met zijn kennis, bezieling en passie mij heeft begeleid in dit onderzoek. In deze periode waren er veel mensen die mij steunden en mijn ambitie, om binnen het domein ‘veiligheid’ een loopbaan te vinden, verder deden aanwakkeren. In het bijzonder gaat mijn dank uit naar drs. I Oostenenk. Als hoofd van de Onderzoeks- & Adviesgroep bij Politie Eenheid Oost-Nederland toonde zij veel interesse in de voortgang van mijn onderzoek en had zij veel vertrouwen in mijn werk. Er is mij de ruimte geboden om mijn onderzoek zelfstandig in te vullen en in termen van tijd goed te kunnen uitvoeren. Mijn dank gaat tevens uit naar mijn collega’s van het Onderzoeks- & Adviesgroep, waarmee ik met veel plezier heb samengewerkt en, met de hulp van hen, 160 interviews heb afgenomen. Ook gaat mijn dank uit naar Henk Pieters, die mij in contact heeft gebracht met Regionaal Toezicht Ruimte Nijmegen, gemeente Nijmegen, gemeente Enschede en diverse politieagenten uit de regio Nijmegen en Enschede. Met deze contacten kreeg ik de juiste informatie om dit onderzoek verder te kunnen uitvoeren. Als laatste wil ik ook nog mijn tweede begeleider dr. A. Morissens. Met haar kritische blik droeg zij bij aan een goed verloop van mijn afstudeertraject. Dit onderzoek bood mij de kans om de cultuur van een politieorganisatie te proeven en mij verder te ontwikkelen in het doen van onderzoek. Na het behalen van mijn master Bestuurskunde aan de Universiteit van Twente wil ik graag beginnen bij een overheidsinstantie op het gebied van veiligheid. Enschede, januari 2015 Esther Apperloo
Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede
2
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
Samenvatting Er zijn verschillende methodes van toezicht om overvallen, één van de ‘high impact crimes’ in Oost-Nederland, te voorkomen, namelijk technisch en fysiek toezicht. De politie vroeg zich af wat het gebruik maken van deze methodes voor gevolgen heeft voor de veiligheidsbeleving van de mens. Om deze vraag concreet te maken, concentreert dit onderzoek zich op twee verschillende locaties. Zo is er in samenwerking met de politie besloten om de winkelgebieden van Nijmegen en Enschede met elkaar te vergelijken aangezien daar een verschil in feitelijk toezicht aanwezig is, wat leidt tot de volgende hoofdvraag: Welke invloed hebben technisch en fysiek toezicht in de winkelgebieden van Nijmegen en Enschede op de veiligheidsbeleving van mensen? Dit onderzoek heeft als doel te onderzoeken of er een relatie is tussen het technisch en fysiek toezicht en de risicobeleving, het veiligheidsgevoel en het preventief gedrag. Om deze vraag te beantwoorden wordt er eerst een literatuurstudie gedaan naar het begrip ‘veiligheidsbeleving’. Daarna worden de verschillen in toezicht in Nijmegen en Enschede beschreven. Dit onderzoek maakt gebruik van een cross sectional studie, waarin een analyse wordt gemaakt van verzamelde gegevens van 160 individuen op één moment in december. De verzamelde data helpen met het analyseren van de verschillen in de veiligheidsbeleving tussen de twee winkelgebieden in Nijmegen en Enschede. Veiligheidsbeleving is de manier waarop mensen veiligheid ervaren. Het kan ook wel aangeduid worden als subjectieve veiligheid. Veiligheidsbeleving wordt in dit onderzoek onderverdeeld in drie componenten, namelijk de cognitieve, affectieve en conatieve component. De cognitieve component is ‘’de vermeende kennis die burgers hebben van onveilige situaties en de verwachte risico’s die burgers lopen om in zo’n onveilige situatie terecht te komen’’. Dit wordt ook wel de risicobeleving
genoemd.
De
tweede
component
van
de
veiligheidsbeleving
is
het
veiligheidsgevoel, ook wel de affectieve component. Dit gaat om ‘’het gevoel van angst en onrust die burgers hebben ten aanzien van de (potentiële) dreigingen die zij ervaren in de ruimte waarin zij zich bewegen’’. De derde en laatste component van veiligheidsbeleving is de conatieve component, dit wordt ook wel de gedragscomponent genoemd. In dit onderzoek wordt de conatieve component beschreven als ‘’het preventief gedrag van mensen als reactie op de risicobeleving en het veiligheidsgevoel ’’. Hoe cameratoezicht georganiseerd is, verschilt per gemeente. Zo heeft de burgemeester van Nijmegen gekozen om cameratoezicht alleen tijdelijk in te zetten met een duidelijke doelstelling. Als deze doelstelling gehaald is, worden de camera’s weer weggehaald. Dit heeft tot gevolg dat er in het winkelcentrum van Nijmegen geen cameratoezicht aanwezig is. In tegenstelling tot het winkelcentrum van Nijmegen, zijn er in het winkelcentrum van Enschede wel zeven toezichtcamera’s aanwezig. Ook de hoeveelheid politie op straat in Nijmegen is minder dan in Enschede, waardoor er gezegd kan worden dat er in het winkelcentrum van Enschede meer politietoezicht aanwezig is dan in het winkelcentrum van Nijmegen.
Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede
3
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
De resultaten van dit onderzoek tonen aan dat er geen verschil aanwezig is tussen de waarneming van toezicht in de winkelgebieden in Nijmegen en Enschede. Dit betekent dat het verschil in feitelijk toezicht geen directe invloed heeft op de veiligheidsbeleving van de mens. De resultaten van dit onderzoek onderbouwen de bewering dat mensen eerst toezicht moeten waarnemen, voordat het invloed heeft op hun veiligheidsbeleving. De invloed van toezicht op de veiligheidsbeleving is zwak, echter betekent dit wel dat als mensen toezicht waarnemen het een (klein) positief effect heeft op hun veiligheidsbeleving. De waarneming van toezicht zorgt voor meer inzicht in (on)veilige gebieden, waardoor mensen een beter inschatting kunnen maken en hun risicobeleving verbeterd. De verbetering van risicobeleving heeft gevolgen voor het veiligheidsgevoel van de mens. Met de verwachte afname van het risico om slachtoffer te worden van criminaliteit, zullen mensen denken dat het gebied veiliger is, waardoor hun veiligheidsgevoel verbetert. Met de verbeterde risicobeleving en verbetering van het veiligheidsgevoel zullen mensen minder voorzorgsmaatregelen nemen, zoals het vermijden van bepaalde gebieden en het beveiligen van zichzelf. Het preventief gedrag van mensen zal dus bij de waarneming van toezicht afnemen. De conclusie van dit onderzoek is dan ook dat het veiligheidsgevoel en de risicobeleving verbeteren, als mensen technisch en fysiek toezicht waarnemen, met als gevolg dat hun preventief gedrag afneemt en daarmee dus hun veiligheidsbeleving verbetert.
Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede
4
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
Inhoudsopgave Voorwoord ................................................................................................. 2 Samenvatting .............................................................................................. 3 Inhoudsopgave ........................................................................................... 5 1.
Inleiding ............................................................................................. 7
1.1 Achtergrond informatie ................................................................................ 7 1.1.1 Cameratoezicht ............................................................................................................ 7 1.1.2 Effecten van cameratoezicht ...................................................................................... 11 1.1.3 Ervaringen buitenland ................................................................................................ 13 1.1.4 Privacy ....................................................................................................................... 14 1.1.5 Politie op straat .......................................................................................................... 14
1.2 Aanleiding van het onderzoek ..................................................................... 16 1.3 Hoofdvraag ................................................................................................ 17 1.4 Deelvragen ................................................................................................. 17 1.5 Uitwerking deelvragen ................................................................................ 17 1.6 Leeswijzer .................................................................................................. 18
2.
Conceptualisering veiligheidsbeleving ............................................... 19
2.1 Inleiding ..................................................................................................... 19 2.2 Cognitieve component ................................................................................ 19 2.3 Affectieve component ................................................................................ 20 2.4 Conatieve component ................................................................................. 21
3.
Theoretische kader ........................................................................... 22
3.1 Inleiding ..................................................................................................... 22 3.2 Risicobeleving............................................................................................. 23 3.3 Veiligheidsgevoel ........................................................................................ 24 3.4 Preventief gedrag ....................................................................................... 27 3.5 Conceptmodel ............................................................................................ 27 3.5.1 Hypothesen ................................................................................................................ 29
4.
Methode van onderzoek ................................................................... 30
4.1 Inleiding ..................................................................................................... 30 4.2 Onderzoeksgebied ...................................................................................... 30 4.3 Onderzoeksmethode .................................................................................. 32 4.3.1 Onderzoeksdesign ..................................................................................................... 32 4.3.2 Caseselectie .............................................................................................................. 32 4.3.3 Dataverwerking en –analyse ...................................................................................... 32 4.3.4 Betrouwbaarheid, validiteit en beperkingen van het onderzoek ................................. 33
4.4 Operationalisering veiligheidsbeleving ........................................................ 34 4.4.1 Inleiding...................................................................................................................... 34 4.4.2 Intensiteit Toezicht ..................................................................................................... 35 4.4.3 Cognitieve component ............................................................................................... 35
Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede
5
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
4.4.4 Affectieve component................................................................................................. 36 4.4.5 Conatieve component ................................................................................................ 36
5.
Resultaten ........................................................................................ 38
5.1 Intensiteit toezicht...................................................................................... 38 5.1.1 Cameratoezicht .......................................................................................................... 38 5.1.2 Politie op straat .......................................................................................................... 41
5.2 Veiligheidsbeleving ..................................................................................... 43 5.2.1 Inleiding...................................................................................................................... 43 5.2.2 Cronbach’s alpha ....................................................................................................... 43 5.2.3 Data analyse .............................................................................................................. 44 5.2.4 Correlaties .................................................................................................................. 47
5.3 Toetsing hypothesen .................................................................................. 52
6.
Conclusie .......................................................................................... 54
6.1 Inleiding ..................................................................................................... 54 6.2 Beantwoording hoofdvraag ........................................................................ 54 6.2.1 Deelvraag 1 ................................................................................................................ 54 6.2.2 Deelvraag 2 ................................................................................................................ 55 6.2.3 Deelvraag 3 ................................................................................................................ 56
6.3 Discussie en aanbeveling ............................................................................ 57
Literatuur .................................................................................................. 59 Bijlage 1: Begrippenlijst ............................................................................. 64 Bijlage 2: Private camera’s in het winkelgebied Nijmegen .......................... 65 Bijlage 3: Vragenlijst .................................................................................. 69
Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede
6
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
1. Inleiding 1.1 Achtergrond informatie Nederlandse gemeenten hebben cameratoezicht ingevoerd in openbare ruimtes met verschillende doelen, namelijk preventie van criminaliteit en overlast, het tijdig signaleren van dreigende veiligheidsproblemen en het verzamelen van daderinformatie dat de opsporing kan verbeteren (Homburg et al., 2012). De belangrijkste doelen zijn de handhaving van en het toezicht op de openbare orde en de vergroting van veiligheid van burgers (Schreijenberg, Koffijberg & Dekkers, 2009). De invoering van cameratoezicht wordt voornamelijk gerechtvaardigd door twee veronderstelde effecten, namelijk de vergroting van de objectieve veiligheid door situationele preventie en de vergroting van de subjectieve veiligheid (Geelhoed, 2005). Van vergroting van de objectieve veiligheid is sprake wanneer de criminaliteit daadwerkelijk daalt. Van vergroting van subjectieve veiligheid is sprake wanneer de mensen zich veiliger voelen door de aanwezigheid van de camera’s, ongeacht of het in de objectieve zin veiliger is geworden (Van Eijk et al., 2006).
1.1.1 Cameratoezicht Inleiding Paragraaf 1.1.1 gaat eerst in op het juridisch kader van cameratoezicht. Hier worden artikel 151c van de Gemeentewet, artikel 3 en artikel 13 van de Politiewet beschreven. Deze wetten zijn de wettelijke basis voor het toepassen van cameratoezicht door gemeente, politie en private instellingen. Daarna worden de gemiddelde kosten van cameratoezicht in kaart gebracht en zal het cameragebruik van de gemeenten, politie en privaatrechtelijke instellingen beschreven worden.
Juridisch kader Cameratoezicht is de meest vergaande vorm van toezicht. Dat komt vooral doordat het toepassen van cameratoezicht een mogelijke inbreuk op de privacy van mensen kan veroorzaken. Het toezicht van camera’s wordt door drie verschillende soorten instellingen gebruikt, namelijk door publieke, private en publiek/private instellingen. Publiek cameratoezicht is gericht op het handhaven van de openbare orde en gaat vaak over cameratoezicht
in
binnensteden
en
uitgaansgebieden.
Het
gemeentebestuur
is
hoofdverantwoordelijk en gaat over de besluitvorming of er camera’s geplaatst mogen worden. De burgemeester is primair belast met de handhaving van de openbare orde. De politie maakt gebruikt van de beelden voor de handhaving van de openbare orde (CCV, 2014). Artikel 151c Gemeentewet is de wettelijke basis voor het toepassen van cameratoezicht door de gemeenten door middel van vaste camera’s (politie, 2013a).
Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede
7
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
Art 151c Gemeentewet (gedeeltelijke weergave) 1. De raad kan bij verordening de burgemeester de bevoegdheid verlenen om, indien dat in het belang van de handhaving van de openbare orde noodzakelijk is, te besluiten tot plaatsing van vaste camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats als bedoeld in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties en andere bij verordening aan te wijzen plaatsen die voor een ieder toegankelijk zijn. De burgemeester bepaalt de duur van de plaatsing en wijst de openbare plaats of plaatsen aan, met inachtneming van hetgeen daaromtrent in de verordening is bepaald. 2. De burgemeester stelt, na overleg met de officier van justitie in het overleg, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de Politiewet 2012, de periode vast waarin in het belang van de handhaving van de openbare orde daadwerkelijk gebruik van de camera’s plaatsvindt en de met de camera’s gemaakte beelden in elk geval rechtstreeks worden bekeken.
Op dit moment is er een wetsvoorstel in behandeling voor een wijziging van de Gemeentewet in verband met de introductie van flexibel cameratoezicht. Dit voorstel is al door de Tweede Kamer aangenomen en is op dit moment ingediend bij de Eerste Kamer. ‘’De bestaande mogelijkheid tot inzet voor cameratoezicht in de openbare ruimte in artikel 151c van de Gemeentewet wordt verruimd met een mogelijkheid tot inzet van tijdelijk en flexibel cameratoezicht in een vooraf aangewezen gebied (veiligheidsrisicogebied) voor de duur van maximaal drie maanden’’ (Rijksoverheid, 2014). De Politiewet behoort ook bij de wettelijke basis van publiek cameratoezicht. Artikel 3 van de Politiewet gaat over de legitimiteit van het politieoptreden in welke vorm dan ook. Dit artikel is de grondslag voor het toepassen van flexibel cameratoezicht. Artikel 3 Politiewet De politie heeft tot taak in ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven.
Artikel 13 van de Politiewet verwijst naar de reguliere driehoeksverhouding tussen de officier van justitie, de burgemeester en de politie. Zij kunnen een periode vaststellen waar, in het belang van de handhaving van de openbare orde, daadwerkelijk camera’s worden gebruikt en de beelden rechtstreeks worden bekeken. Artikel 13 Politiewet 1. De burgemeester en de officier van justitie overleggen regelmatig tezamen met het hoofd van het territoriale onderdeel van de regionale eenheid binnen welker grondgebied de gemeente geheel of ten dele valt, en zo nodig met de politiechef van een regionale eenheid, over de taakuitvoering van de politie en over het beleid ten aanzien van de taakuitvoering (driehoeksoverleg). 2. In het driehoeksoverleg worden door de burgemeester en de officier van justitie afspraken gemaakt over de inzet van de politie ten behoeve van de handhaving van de openbare orde en de hulpverlening, onderscheidenlijk ten behoeve van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde en de taken ten dienste van de justitie. De afspraken worden mede gemaakt op basis van de doelen, bedoeld in artikel 38b, eerste lid.
Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede
8
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
Het beschermen van persoonlijke goederen en zaak is het doel van privaat cameratoezicht. Er is hier geen sprake van openbare orde handhaving, maar zaak-bescherming. Een particulier of bedrijf mag camera’s plaatsen ter bescherming van zijn zaak en/of goederen. De Wet Bescherming Persoonsgegevens en Vrijstellingsbesluit van de Wet zijn de wettelijke regels die gelden bij privaat cameratoezicht. Zo staat de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) toe dat winkeliers camera’s mogen ophangen mits hij/zij aan een aantal voorwaarden voldoet. Deze voorwaarden staan opgesomd in Artikel 38 van het Vrijstellingsbesluit. Ook moet de ondernemer zich altijd houden aan de algemene bepalingen van het Wbp. De winkelier moet bijvoorbeeld duidelijk laten weten aan klanten en personeel dat er cameratoezicht aanwezig is. Dit kan met behulp van een bord. Als de winkeleigenaar dit niet doet, is hij/zij strafbaar. Als laatste maken ook publiek-private instellingen gebruik van cameratoezicht. Deze vorm van cameratoezicht bestaat uit twee regimes; het publieke en het private cameratoezicht. Het doel van deze combinatie is het optimaliseren van cameratoezicht voor zowel zaak bescherming als de handhaving van de openbare orde. Het uitkijken van beelden is daarbij gekoppeld. Voor deze vorm van cameratoezicht is zowel de wetgeving van publiek cameratoezicht en wetgeving van privaat cameratoezicht van toepassing (CCV, 2014).
Kosten De kosten van cameratoezicht zijn moeilijk concreet weer te geven. Er zijn veel variabelen die invloed hebben op de kosten, zoals de soort camera, verbinding, stroomvoorziening, onderhoud, verzekeringen, software updates en jaarlijkse terugkerende personeelskosten. Eenvoudige bewakingscamera’s zijn al te koop vanaf vijftig euro, terwijl kwalitatieve technische camera’s al snel duizend euro of meer kosten. Er is geen eenduidig overzicht van de kosten van beveiligingscamera’s in Nederland, omdat de camera’s erg divers zijn en de kosten per camera verschillen. Wel komt er uit de informatie van het Dienstencentrum Beveiliging Utrecht naar voren dat ‘’de exploitatiekosten van camera’s € 8.500 per camera per jaar bedragen op bedrijventerreinen en € 4.250 in winkelgebieden’’ (Flight, 2013, p.60). Gemeentelijke cameraprojecten lijken echter wel op elkaar, waardoor meer informatie over cameragebruik beschikbaar is. Zo komt uit het onderzoek van Schreijenberg & Homburg (2010b) naar voren dat de jaarlijkse kosten voor beheer, onderhoud en vervanging per camerasysteem gemiddeld € 70.000 bedraagt. Een onderzoek onder elf verschillende gemeenten toont zelfs aan dat de gemiddelde jaarlijkse kosten € 100.000 bedraagt, wat bestaat uit de totale terugkerende kosten voor observanten, onderhoud, verzekering, elektriciteit en dergelijke. Ook bedragen de gemiddelde totale aanschafkosten onder deze gemeenten € 500.000 per camerasysteem met een gemiddelde van € 17.000 per camera (Flight, 2013). De meeste van deze kosten worden vooral uit eigen middelen van de gemeente betaald.
Cameragebruik gemeente Zoals in het juridisch kader te lezen is, mogen gemeenten op basis van artikel 151c van de Gemeentewet camera’s op de openbare weg inzetten ter handhaving van de openbare orde. Op dit moment is er geen landelijk overzicht van het aantal camera’s van de gemeenten. Het inzetten van camera’s op de openbare weg is namelijk een bevoegdheid van het lokaal gezag en er is Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede
9
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
geen centrale registratie van dit soort camerasystemen (Flight, 2013). Dit heeft tot gevolg dat de aantallen hieronder als een schatting weergegeven worden. De situatie van het gebruik van cameratoezicht van de gemeenten is sinds twintig jaar erg veranderd. Zo werd er in 1996 door de Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) geschreven dat er geen camera’s door gemeenten werden ingezet op openbare plaatsen, omdat er in de betreffende gemeenteraden en bij het publiek teveel weerstand tegen deze vorm van toezicht bestond (Baas & Cozijn, 1996). Het cameragebruik is sinds het onderzoek van de WODC toegenomen naar 19 procent van de gemeenten in 2006. Dit aantal steeg naar 28 procent in 2009, dat op ongeveer 120 gemeenten neerkomt (Schreijenberg & Homburg, 2010a). In 2013 was het gebruik van camera’s waarschijnlijk gestegen naar 150 gemeenten om in te zetten voor handhaving van de openbare orde. In totaal komt dit neer op ongeveer 3.300 gemeentelijke camera’s (Flight, 2013). Ook worden er in diverse gemeenten, in plaats van de handhaving van openbare orde, camera’s ingezet voor verkeerstoezicht. Dit gaat in samenwerking met de Rijkswaterstaat. Dit onderzoek zal echter niet ingaan op het cameragebruik voor verkeerstoezicht aangezien dit onderzoek zich richt op cameratoezicht in winkelgebieden.
Cameragebruik politie De politie maakt op diverse manieren gebruik van cameratoezicht. Er is echter geen overzicht van alle camera’s die de politie momenteel in eigendom heeft. Dit heeft tot gevolg dat er een globale beschrijving wordt weergeven. In 1975 werden politievoertuigen uitgerust met camera’s. Het ging toen om radarapparatuur met camera’s om snelheidsovertreders te fotograferen (Mehaco, 1975). Dit is in de loop der jaren geavanceerder
geworden,
bijvoorbeeld
door
de
uitbreiding
met
geautomatiseerde
kentekenherkenning of Automatic Number Plate Recognition (ANPR). Hiermee worden kentekens van passerende voertuigen gescand om deze te vergelijken met kentekens waarmee iets aan de hand is. Het gaat hier om voertuigen die bijvoorbeeld gestolen of onverzekerd zijn of met openstaande boetes of belastingschuld. De meeste camera’s zijn bevestigd op bestelwagens of op personenauto’s die worden ingezet in reactie op ernstige overlast of voor toezicht tijdens risicovolle evenementen (Flight, 2013). Uit de inventarisatie onder alle voormalige regiokorpsen en het KLPD bleek dat er in 2011 in totaal 197 ANPR-Camera’s in eigendom van de politie waren, waarvan 119 vaste camera’s en 78 mobiele camera’s (Flight & Egmond, 2011). Ook wordt er door regionale eenheden gebruik gemaakt van camera’s op het lichaam of bodycams voor toezicht en handhaving. Deze vorm van cameragebruik kreeg sinds 2009 het doel om geweld tegen de politiemensen tegen te gaan en deze bodycams werden voornamelijk gedragen door politiemensen in de noodhulp (Flight, 2013). De politie maakt verder ook gebruik van mobiele camera-units voor toezicht en openbare orde. Dit zijn zelfstandige camera’s met meestal een eigen accu. Deze camera’s worden voor korte periodes ingezet en zijn vaak gericht op ernstige overlast of risicovolle evenementen. Ook het inzetten van camera’s voor bewaking en beveiliging van vitale objecten, zoals ambassades en personen, is een vorm van cameratoezicht van de politie. Deze camera’s filmen in de meeste gevallen de openbare ruimte. Als laatste vallen de acht helikopters met camera’s van de
Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede
10
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
luchtvaartpolitie en de inzet van camera’s door recherche om bewijsmateriaal te verzamelen ook bij het cameragebruik van de politie (Flight, 2013).
Privaatrechtelijke cameragebruik Er zijn, naast de gemeente en de politie, veel partijen die camera’s inzetten. Dit zijn private camera’s die meestal in het eigendom zijn van ondernemers en vermogende particulieren. Voor een deel is het doel van cameragebruik van particulieren toezicht, handhaving en opsporing bij het openbaar vervoer. ‘’Het gaat om camera’s bij bussen, trams, treinen en metro’s, maar ook om vaste camera’s op perrons, haltes, stations en vliegvelden’’ (Flight, 2013, p. 28). Deze camera’s zijn in eigendom van bijvoorbeeld Schiphol, NS, Connexxion en Arriva. In Nederland zijn er zeker meer dan 18.000 camera’s in het openbaar vervoer aanwezig. Een ander doel voor particulieren bij het inzetten van camera’s is het bewaken en beveiligen van hun eigendom. Deze vorm van cameragebruik valt buiten de definitie van cameratoezicht. De beelden zijn dan ook niet rechtstreeks aangesloten bij een alarm- of toezichtcentrale. De beelden van camera’s kunnen echter wel relevant zijn voor politie en justitie en andere overheden (Flight, 2013).
1.1.2 Effecten van cameratoezicht Om de definitie van cameratoezicht goed weer te geven, is het belangrijk in te gaan op het verschil tussen cameratoezicht en camerabewaking. Camerabewaking heeft als doel de bewaking en beveiliging van personen, goederen, gebouwen en gebieden, terwijl cameratoezicht het voorkomen van incidenten als doel heeft. Een belangrijk verschil is dat bij camerabewaking meestal niet rechtstreeks naar de beelden wordt
gekeken in de toezichtcentrale.
Camerabewaking neemt de beelden op, zodat er na een incident bewijsmateriaal beschikbaar is. Deze beelden worden bekeken voornamelijk als reactie op een incident. Bij cameratoezicht ligt juist de nadruk op dat er ook live naar beelden wordt gekeken als er een incident gebeurt. De observant neemt dan een incident waar en geeft een directe reactie door bijvoorbeeld politie naar het incident toe te sturen. Tabel 1 geeft een overzicht van de belangrijkste verschillen tussen cameratoezicht en -bewaking (Flight, 2013). Tabel 1: Domeinen cameratoezicht en camerabewaking Cameratoezicht
Camerabewaking
Proactief
Reactief
Voorkomen van incidenten
Reageren op alarmen
Opsporing is bijvangst
Opsporing is hoofddoel
Noot. Uit Cameratoezicht in Nederland (p. 11), door S. Flight, 2013, Amsterdam: Dsp-groep.
In 2003 verschenen er evaluaties van cameratoezicht van ongeveer vijftien lokale gemeenten. De uitkomsten van de evaluaties waren overal verschillend. Zo bleek dat in Utrecht het cameratoezicht geen effect had op de criminaliteitscijfers, terwijl in Amsterdam het aantal delicten fors daalde. Cameratoezicht leidde echter in Amsterdam niet tot een groter gevoel van veiligheid, wat het in Rotterdam wel tot gevolg had. Onveiligheidsgevoelens waren gedaald bij de helft van de gemeenten en bij de andere helft niet (Flight et al., 2006).
Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede
11
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
Gill & Springs (2005) deden een onderzoek naar de houding van burgers ten opzichte van CCTV (Closed-circuit Television/ cameratoezicht). Dit werd ook wel ‘veiligheidsgevoel’ genoemd. Zij hebben enquêtes voor en na de installatie van de CCTV afgenomen. Deze enquêtes bestonden uit vijf kwesties: het bewustzijn van camera’s, de zorg om slachtoffer te worden, het gevoel van veiligheid, het gerapporteerde slachtofferschap, de verandering in gedrag en de steun voor de CCTV. Van de dertien gebieden verbeterden in twaalf gebieden de gevoelens van veiligheid. Deze toename was echter niet statistisch significant en wordt aan toeval toegekend. Camera’s in stadscentra bleken gemengde resultaten op te leveren: soms positief en soms negatief. Sommige studies concludeerden dat door CCTV de mensen zich veiliger voelden (Sarno et al., 1999). Ditton (2000) concludeerde dat de grootste impact ontstond bij de mensen die zich al veilig voelden, zich nog veiliger gingen voelen. In ieder geval, om zich veilig te voelen, moeten mensen de camera’s waarnemen en het blijkt dat veel mensen dat niet doen. Dekkers & Homburg (2006) concludeerden uit hun analyse van 26 gemeenten dat de effectiviteit van cameratoezicht op de objectieve en subjectieve veiligheid niet eenduidig is. Enerzijds kan cameratoezicht leiden tot een negatieve veiligheidsbeleving als het de burgers bewuster maakt van eventuele onveiligheid in het gebied. Anderzijds kan het ook het effect hebben dat burgers zich door cameratoezicht geïntimideerd of uitgedaagd voelen, of de situatie als onveiliger ervaren dan deze werkelijk is. Op deze manier levert cameratoezicht geen bijdrage aan de verbetering van de objectieve en subjectieve veiligheid. Ook is er in Arnhem een onderzoek gedaan naar de veiligheidsbeleving van burgers. Uitgaande jongeren en hun ouders, bewoners, en ondernemers van de binnenstad, werden gevraagd hun veiligheidsgevoelens, meningen en ervaringen omtrent cameratoezicht te geven. Zo beoordeelden uitgaande jongeren en hun ouders het uitgaanscentrum van Arnhem als veiliger na de invoering van cameratoezicht. Het merendeel was van mening dat cameratoezicht helpt bij het terugdringen van geweld tijdens het uitgaan en leidt tot een afname van het aantal delicten. In Arnhem leidt cameratoezicht in de binnenstad tot een positieve veiligheidsbeleving van mensen (Leiden, 2002). Uit het onderzoek van Flight & Hulshof (2010) is gebleken dat subjectieve veiligheid in cameragebieden in Amsterdam onveranderd is gebleven sinds de invoering van cameratoezicht. Er is in de afgelopen twee jaar geen verandering in het veiligheidsgevoel opgetreden. Opvallend is dat het percentage bewoners dat zich wel eens onveilig voelt in het cameragebied, twee keer zo groot is als het gemiddelde in het politieregio Amsterdam-Amstelland. Uit de enquête met de vraag ‘hoe vaak voelt u zich onveilig?’ blijkt echter dat mensen wel denken dat ze zich veiliger voelen door cameratoezicht. Dit is in werkelijkheid niet zo. Zoals beschreven is één van de doelen van cameratoezicht het vergroten van het veiligheidsgevoel. Camera’s zouden er toe kunnen leiden dat mensen zich veiliger gaan voelen. Camera’s zouden het gevoel kunnen geven dat er iemand over de schouders meekijkt en dat de overheid het gebied goed in de gaten houdt. Maar er zijn ook onderzoekers die verwachten dat camera’s juist leiden tot bewustwording van criminaliteit en daardoor onveiligheidsgevoelens kunnen aanwakkeren (Flight & Hulshof, 2010). Op basis van meta-evaluaties van cameratoezicht concludeerde het Sociaal Cultureel Planbureau (2008) dat er geen aanwijzingen zijn dat cameratoezicht het gevoel van veiligheid verbetert. Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede
12
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
Uit de hierboven genoemde onderzoeken kan worden afgeleid dat cameratoezicht soms een meetbaar effect heeft en soms niet. Soms heeft het vooral effect op de objectieve veiligheid en soms vooral op de subjectieve veiligheid. Ook heeft het soms effect op beide en soms op geen van beide. Volgens SEC (2003) kan het verschil verklaard worden doordat elke gemeente cameratoezicht op een andere manier georganiseerd heeft. Cameragebieden hebben allemaal een eigen karakter en het aantal camera’s per gebied verschilt sterk. Er zijn vier modellen ontwikkeld voor de operationele regie van cameratoezicht, namelijk volledige politie regie, regie door Stadstoezicht of particuliere beveiligers en politie regie op piekuren, regie door particuliere beveiligers, en politie regie op afstand, waarbij cameratoezicht niet live wordt uitgekeken. Er zijn, kortom, diverse manieren hoe cameratoezicht georganiseerd is. Ook zou het verschil van invloed van cameratoezicht op de veiligheidsbeleving verklaard kunnen worden, doordat de evaluaties op verschillende manieren zijn uitgevoerd. Uit het onderzoek van Farrington, Gottfredson, Sherman & Welsh (2002) blijkt dat de invloed van cameratoezicht overdreven positief voorgesteld wordt. De evaluaties laten geen eenduidig beeld zien van de effecten van cameratoezicht op veiligheid. Dit kwam naar voren uit het onderzoek naar 51 gemeenten. Dit onderzoek gebruikt de Maryland Scientific Methods Scale (MSMS) van Farrington, Gottfredson, Sherman & Welsh (2002) als maatstaf voor de validiteit voor de effectevaluaties. Deze maatstaf bestaat uit vijf niveaus, namelijk: •
Niveau 1: Correlatie
•
Niveau 2: Voor- en nameting zonder vergelijkingsconditie
•
Niveau 3: Voor- en nameting met vergelijkingsconditie
•
Niveau 4: Voor- en nameting in verschillende experimentele en vergelijkingssituaties gecontroleerd voor overige beïnvloedende factoren
•
Niveau 5: Effectmeting met random toewijzing
Om uitspraken te kunnen doen over de effectiviteit van cameratoezicht is een voor- en nameting met een controlegebied nodig, dit is gelijk aan niveau 3. In het onderzoek naar de 51 gemeenten is er echter bij Enschede het veiligheidsgevoel van mensen niet meegenomen. Ook behoort Nijmegen niet tot één van de 51 gemeenten (Schreijenberg & Homburg, 2010a). Hierdoor valt er nog niks te zeggen over de effecten van cameratoezicht op het veiligheidsgevoel van mensen in Enschede en Nijmegen. Dit zal in dit onderzoek verder onderzocht worden.
1.1.3 Ervaringen buitenland Het gebruik van camera’s staat sterk in de belangstelling in diverse steden binnen Europa. Zo heeft Meijer (2000) een onderzoek gedaan naar het cameragebruik binnen Europa. Het bleek dat in Groot-Brittannië, Ierland, Frankrijk, België en Finland cameratoezicht in het publieke domein aanwezig is. In alle onderzochte landen bestaat er onder de bevolking veel draagvlak voor cameratoezicht. Alleen in Frankrijk en België zijn er hevige discussies geweest omtrent cameratoezicht, vooral in verband met de privacy. Desondanks is er een algemene acceptatie voor het plaatsen van camera’s. De financiering van camera’s wordt in de meeste landen op lokaal niveau geregeld. Alleen Groot-Brittannië en Ierland hebben op nationaal niveau geld beschikbaar gesteld voor het plaatsen van camera’s in het publieke domein. Wat betreft de
Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede
13
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
wettelijke regeling heeft cameratoezicht in de onderzochte landen een wettelijke grondslag. Ook valt cameratoezicht onder de Europese regelgeving, artikel 8 EVRM. In de praktijk vindt cameratoezicht plaats vanuit een meldkamer die meestal in een politiebureau of gemeentehuis gevestigd is. Er zijn uitzonderingen, zoals in Groot-Brittannië en Finland, waar de beelden worden bekeken door civiele staf in plaats van de politie. Uit het onderzoek van Meijers (2000) komt naar voren dat steeds meer mensen zich veilig zijn gaan voelen na plaatsing van de camera’s. De stijging van het veiligheidsgevoel zou echter ook verklaard kunnen worden door de daling van de criminaliteitscijfers en niet vanwege de plaatsing van camera’s.
1.1.4 Privacy Toezichtcamera’s worden vaak gezien als een inbreuk op de privacy (Gutwirth & De Hert, 2004). De waarde die mensen hechten aan privacy is door de jaren heen veranderd. Vanaf de Tweede Wereldoorlog werd er al veel belang gehecht aan privacy, zowel in de publieke opinie als in het openbaar bestuur is het toegenomen. Ook naarmate het makkelijker werd om door het gebruik van technologische middelen een inbreuk op privacy te maken, nam de roep op privacybescherming toe. Na de aanslagen van 9/11 in 2001 veranderde dit. Mensen hechtten steeds meer waarde aan hun veiligheid, ook als dit ten koste gaat van privacy (Muller et al., 2007). De meerderheid (56,90%) van de respondenten van het onderzoek van Mortelé et al.(2013) ervaart cameragebruik niet als een inbreuk op hun privacy (zie tabel 2 ‘niet akkoord en helemaal niet akkoord’). Slechts een klein deel van de respondenten (16,10%) vindt dat bij cameratoezicht wel een inbreuk op hun persoonlijke privacy plaatsvindt (Mortelé et al., 2013). Tabel 2: Frequentieverdeling: cameratoezicht-privacy Antwoord categorieën
Frequentie
%
Helemaal Akkoord
16
4,6
Akkoord
40
11,5
Neutraal
94
27,0
Niet akkoord
116
33,3
Helemaal niet akkoord
82
23,6
Totaal
348
100
Noot. Cameratoezicht in de openbare ruimte. Ook wie weg is, is gezien? (p. 131), door J. Mortelé et al., 2013, Antwerpen/Apeldoorn: Maklu.
Uit het onderzoek van Mortelé (2013) kan geconcludeerd worden dat respondenten geloven in de effectiviteit van camera’s als hulpmiddel bij opheldering van feiten. Ook zien respondenten het gebruik van camera’s niet als een aantasting van privacy.
1.1.5 Politie op straat De Nationale Politie Politie op straat is het uitvoerend gezag van de ministerie van justitie om de veiligheid en openbare orde te handhaven en te waarborgen in de Nederlandse samenleving. Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede
14
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
Op 1 januari 2013 is de politie gereorganiseerd ten gevolge van het in werking treden van de nieuwe Politiewet. Vanaf toen zijn alle 26 politiekorpsen opgegaan in één korps, de nationale politie, welke bestaat uit 10 regionale eenheden, een landelijke eenheid en een Politiedienstencentrum. Het hoofdkantoor van de nationale politie is gevestigd in Den Haag. De nationale politie is onderverdeeld in drie niveaus; nationaal, regionaal en lokaal niveau, waarin de korpsleiding op nationaal niveau de hoogst genoten functie van de politie is. De reorganisatie heeft tot gevolg gehad dat IJsselland, Twente, NO-Gelderland, Gelderland-Midden en Gelderland-Zuid samen zijn gevoegd tot Politie Eenheid Oost-Nederland. Dit werkgebied bestaat uit twee provincies (Gelderland en Overijssel) en 81 gemeenten. De Eenheid Oost-Nederland is qua omvang en inwoneraantallen de grootste politie-eenheid van Nederland (Politie, 2013b). Het politiewerk blijft gelijk, maar de uitvoering van het gebied gebonden politie wordt belegd in 27 basisteams. Deze basisteams kunnen variëren in grootte van 81 tot 233 formatieplaatsen. ‘’Elk robuust team verzorgt de afhandeling van (spoed)incidenten, de gebied gebonden politiezorg, handhavingstaken, een deel van de intake en een deel van de opsporing (veelvoorkomende criminaliteit)’’(Politie Gelderland-Zuid, 2013).
De basistaken De politie heeft diverse taken, dit staat beschreven in artikel 3 van de Politiewet: De politie heeft tot taak in ondergeschiktheid aan het bevoegde gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven. Dit kan in praktijk worden uitgesplitst in vier hoofdtaken: o
Preventie
o
Opsporen van misdrijven en overtredingen
o
Handhaving van de rechtsorde
o
Hulpverlening
Onder preventie valt het zichtbaar aanwezig zijn van de politie op straat om te voorkomen dat mensen overtredingen en misdrijven plegen. Ook het geven van preventieadviezen valt onder de taak van preventie. Het gaat hier om adviezen naar de burgers ter voorkoming van inbraken en adviezen naar de gemeenten over verkeerzaken. Voor de tweede hoofdtaak, het opsporen van misdrijven en overtredingen, voeren politieagenten opdrachten uit die voortkomen uit eerdere opgedane zaken. Ook doen zij enkelvoudige recherchewerkzaamheden waarbij een verdachte in principe in 6 uur naar verhoor heengezonden kan worden. Dit komt voor bij kleine diefstallen en inbraken. Bij de derde hoofdtaak, handhaving van de rechtsorde, hoort het actief handhaven van de orde en het bekeuren van mensen die een overtreding begaan. Ook het automatische bekeuren, zoals bij een flitspaal, hoort daarbij. Als laatste hoofdtaak zorgt de politie voor de hulpverlening, waarbij de noodhulpverlening van de politie behoort. Dit wordt wel de 24-uurs zorg ten behoeve van diverse meldingen genoemd. Bij echt dringende meldingen moet de politie binnen 15 minuten ten plaatse zijn en wordt er dus een directe reactie van de politie verwacht. Ook het verlenen van hulp aan mensen die erom vragen behoort tot de vierde hoofdtaak van de politie. Naast de basispolitietaken zijn er ook specialistische taken die uitgevoerd worden door gespecialiseerde diensten van de politie. Dit onderzoek richt zich echter alleen op de politie op straat, waardoor er niet verder wordt ingegaan op de specialistische taken van de politie. De Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede
15
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
volgende paragrafen beschrijven hoe in de gemeenten Nijmegen en Enschede de politie op straat in de winkelgebieden georganiseerd zijn.
1.2 Aanleiding van het onderzoek Grunder (2014) beschrijft in haar onderzoek verschillende methodes om overvallen te voorkomen, één van de ‘high impact crimes’ in Oost-Nederland. Er zijn twee verschillende methodes van toezicht om criminaliteit te voorkomen: technisch toezicht (cameratoezicht) en fysiek toezicht (politie op straat). Het onderzoek van Grunder (2014) heeft echter niet de invloed van technisch en fysiek toezicht op persoonlijke veiligheid van mensen onderzocht. Dit is dan ook de reden waarom Politie Eenheid Oost-Nederland zich afvroeg of het verhoogd toezicht een effect heeft op de risicobeleving en het veiligheidsgevoel van de mens. Volgens het onderzoek van de CBS (2013a) voelt 34% van de mensen in Oost-Nederland zich weleens onveilig. Dit gevoel van onveiligheid is met 1% gestegen ten opzichte van vorig jaar. Dit percentage hoort echter te dalen. Dit is de reden waarom er in dit onderzoek wordt gekeken of het verhoogd toezicht een invloed heeft op de risicobeleving en het veiligheidsgevoel van de mens. Na dit onderzoek zal Politie Eenheid Oost-Nederland weten of toezicht de beleving van veiligheid verbetert. Politie Eenheid Oost-Nederland vraagt zich ook af of technisch en fysiek toezicht invloed hebben op het preventief gedrag van mensen. Met preventief gedrag wordt de mogelijkheid van burgers om voorzorgsmaatregelen te nemen tegen criminaliteit bedoeld, zoals ontwijken, beschermen en verzekeren. Met deze kennis kan de politie op dit gedrag inspelen. Dit onderzoek hanteert criminaliteit als het begaan van een misdaad. Er zijn veel factoren die invloed hebben op de risicobeleving en het veiligheidsgevoel van de mens. Volgens de CCV (2014) (Centrum voor Criminaliteitspreventie Veiligheid) heeft criminaliteit niet direct invloed op de risicobeleving en het veiligheidsgevoel, omdat bij hetzelfde niveau van criminaliteit, de ene persoon zich wel, en de ander persoon zich niet onveilig voelt. Afhankelijk van de situatie beïnvloeden verschillende aspecten het gevoel van veiligheid, zoals slachtofferschap, ervaren kwetsbaarheid, de perceptie van sociale (wan)orde, fysieke eigenschappen van de omgeving, toegenomen risico-aversie in de samenleving, (verandering van) het medialandschap, optreden van de overheid en dieper liggend onbehagen in de samenleving. Dit onderzoek richt zich op toezicht en onderzoekt of toezicht invloed heeft op de veiligheidsbeleving van mensen. Veiligheidsbeleving wordt in dit onderzoek gezien als de risicobeleving, het veiligheidsgevoel en het preventief gedrag van de mens. Dit onderzoek heeft als doel te onderzoeken of er een relatie is tussen het technisch en fysiek toezicht en de risicobeleving en het veiligheidsgevoel en het preventief gedrag. Aan het eind zullen de factoren die de veiligheidsbeleving beïnvloeden worden uitgelegd.
Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede
16
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
1.3 Hoofdvraag Nu de achtergrond en aanleiding van het onderzoek in kaart zijn gebracht, wordt de onderzoeksvraag weergegeven: Welke invloed hebben technisch en fysiek toezicht in de winkelgebieden van Nijmegen en Enschede op de veiligheidsbeleving van mensen?
1.4 Deelvragen De onderzoeksvraag zal beantwoord worden aan de hand van de volgende deelvragen: 1.
Hoe is het technisch en fysiek toezicht in de winkelgebieden van Nijmegen en Enschede georganiseerd?
2.
Wat zijn de verschillen in de veiligheidsbeleving van mensen in de winkelgebieden van Nijmegen en Enschede?
3.
In hoeverre wordt de veiligheidsbeleving van mensen in de winkelgebieden van Nijmegen en Enschede beïnvloed door technisch en fysiek toezicht?
1.5 Uitwerking deelvragen Om uiteindelijk een antwoord te kunnen geven op de hoofdvraag, wordt er gebruik gemaakt van drie deelvragen. Dit onderzoek start met een literatuurstudie naar de veiligheidsbeleving van mensen met de daarbij behorende theorieën. Het is van belang om de verschillen in de risicobeleving, het veiligheidsgevoel en het preventief gedrag van mensen te verklaren. Vervolgens wordt de onderzoeksmethode beschreven, waarin wordt uitgelegd op wat voor manier dit onderzoek uitgevoerd gaat worden. Hier wordt ook het begrip ‘veiligheidsbeleving’ geoperationaliseerd. Daarna wordt beschreven hoe het technisch en fysiek toezicht in de gemeenten Nijmegen en Enschede georganiseerd zijn en dit geeft uiteindelijk antwoord op de eerste deelvraag. Vervolgens wordt er gebruik gemaakt van de data die zijn verkregen uit de interviews met 160 individuen in de winkelgebieden in Enschede en Nijmegen om deelvraag twee te beantwoorden. De resultaten uit de interviews worden met elkaar vergeleken, waaruit conclusies getrokken worden over de verschillen in de risicobeleving, het veiligheidsgevoel en het preventief gedrag van mensen in de twee verschillende winkelgebieden. Met behulp van de data, die uit de interviews naar voren komen, worden ook hypothesen uit het theoretische kader getoetst. Er kunnen verbanden gelegd worden tussen het gebruik van
Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede
17
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
technisch en fysiek toezicht van de politie en de risicobeleving, het veiligheidsgevoel en het preventief gedrag van mensen. Hiermee wordt de derde en laatste deelvraag beantwoord.
1.6 Leeswijzer Dit hoofdstuk behandelde de achtergrond en inleiding van het onderzoek. Het geeft de effecten van cameratoezicht en politie op straat uit voorgaande onderzoeken weer. Ook zijn de hoofdvraag en bij behorende deelvragen besproken. In hoofdstuk twee wordt ingegaan op het conceptualiseren van het begrip ‘veiligheidsbeleving’, waar vervolgens in hoofdstuk drie de theorie verder wordt toegespitst op de twee vormen van toezicht en de beïnvloeding van de drie componenten van veiligheidsbeleving. In hoofdstuk vier, wordt de methode van het onderzoek besproken, waarin onder andere de methode van dataverzameling, dataverwerking en –analyse en de onderzoeksmethoden aan bod komen. Ook wordt in dit hoofdstuk het begrip ‘veiligheidsbeleving’ geoperationaliseerd. In hoofdstuk vijf worden de resultaten van dit onderzoek weergegeven, wat bestaat uit de verschillen in de feitelijke intensiteit van cameratoezicht en politie op straat in het winkelcentra van Nijmegen en Enschede en de invloed van toezicht op de veiligheidsbeleving van de mensen in Nijmegen en Enschede. Ook worden de hypothesen in hoofdstuk vijf getoetst, waarna er in hoofdstuk zes antwoord wordt gegeven op diverse deelvragen en tot slot afgesloten wordt met een discussie en aanbevelingen.
Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede
18
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
2. Conceptualisering veiligheidsbeleving 2.1 Inleiding De term persoonlijke veiligheid is ontstaan uit het dagelijks taalgebruik en heeft geen duidelijk equivalent in de psychologische en sociologische wetenschappen. Een KFN onderzoek (1994) (Duitse afkorting voor Criminaliteit Onderzoeksinstituut) veronderstelt dat gevoelens van persoonlijke veiligheid worden beïnvloed door verschillende factoren. De beschrijving van de perceptie
van
persoonlijke veiligheid
volgens
Van der Veen
(2002) is
als volgt:
‘‘Veiligheidsbeleving geeft de perceptie van de veiligheid van de mensen in de ruimte waarin zij zich bevinden, zoals in de eigen buurt, die kan worden beïnvloed door (potentiële) bedreigingen van de mensen’’. De waarneming van subjectieve veiligheid verwijst naar de min of meer bewuste ervaringen en interpretaties van een individu en het bijbehorend gedrag, zoals het nemen van voorzorgsmaatregelen om de dreiging te controleren. In dit onderzoek worden de risicobeleving en het veiligheidsgevoel van de mens en het preventief gedrag onderzocht. Deze drie termen samen vormen in dit onderzoek het begrip veiligheidsbeleving.
Het
concept
veiligheid
hangt
samen
met
voorspelbaarheid
en
betrouwbaarheid, vertrouwdheid en herkenning, thuisgevoel, zorgzaamheid en schoonheid (Karsten et al., 2006). De definities van de begrippen, die in dit onderzoek onderzocht worden, zijn in bijlage 1 weergegeven. Veiligheidsbeleving is de manier waarop mensen veiligheid ervaren. Het kan ook wel aangeduid worden als subjectieve veiligheid. Veiligheidsbeleving is meer dan uitsluitend gevoelens van angst en onrust. Veiligheidsbeleving omvat naast de emotionele ook een cognitieve en een conatieve component. Niet alleen gevoelens zijn bepalend voor de wijze waarop (on)veiligheid door burgers wordt ervaren, maar ook de vermeende kennis die zij hebben van (potentieel) onveilige situaties en de kans dat zij daarin terecht komen. Ook het gedrag dat zij al dan niet vertonen om dergelijke situaties te vermijden is bepalend voor de veiligheidsbeleving (De Vries, 2004). Uit onderzoek van de CCV (2014) blijkt dat verschillen in veiligheidsbeleving samenhangen met verschillen in de aanwezigheid van persoonlijke factoren, sociale omgeving, fysieke omgeving, criminele omgeving, institutionele omgeving, media en algemeen maatschappelijke context. Deze aspecten zijn al in de inleiding van dit onderzoek besproken. De volgende paragrafen brengen een verder onderscheid tussen de cognitieve, affectieve en conatieve componenten in beeld.
2.2 Cognitieve component De kennis die burgers hebben van onveilige situaties en hun inschatting van de risico’s, die zij lopen om zelf terecht te komen in dergelijke situaties hebben betrekking op de cognitieve component van veiligheidsbeleving. ‘’De kennis en ideeën die burgers hebben van onveilige Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede
19
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
situaties kunnen samenhangen met eigen ervaringen, maar kunnen ook het gevolg zijn van externe factoren als mediaberichtgeving of de interactie met andere burgers’’ (De Vries, 2004). De cognitieve component wordt in dit onderzoek gelijk gesteld aan de risicobeleving van de mens. Het gaat om kennis van de verwachtingen van burgers. De cognitieve component wordt in dit onderzoek gedefinieerd als ‘‘De vermeende kennis die burgers hebben van onveilige situaties en de verwachte risico’s die burgers lopen om in zo’n onveilige situatie terecht te komen’’. In het onderzoek van Pidgeon et al. (1992) staat beschreven dat risicoperceptie over oordelen, opvattingen, houding en gevoelens van mensen ten opzichte van riskante activiteiten en technologieën gaat. Om de risicobeleving van mensen te verklaren zijn er diverse modellen ontwikkeld (Woudenberg, 2003). Dit onderzoek zal ingaan op het meest bekende en dominante model van risicoperceptie, de psychometrische model, omdat dit model duidelijk weergeeft welke aspecten invloed hebben op risicoperceptie. Dit wordt uitgewerkt in hoofdstuk 3.2 van het theoretisch kader. Het onderzoek van Zani et al. (2001) concludeert dat emoties en gevoelens die burgers hebben ten aanzien van hun veiligheid samenhangen met de feitelijke kennis waarover zij beschikken. Kennis met betrekking tot bepaalde onveilige situaties die gerelateerd zijn aan bepaalde onveilige locaties. De cognitieve component heeft dus invloed op de affectieve component. De affectieve component wordt in de volgende paragraaf beschreven.
2.3 Affectieve component De tweede component van de veiligheidsbeleving is het veiligheidsgevoel, ook wel de affectieve component. Het gaat om het gevoel dat burgers hebben ten aanzien van de (potentiële) dreigingen die zij ervaren in de ruimte waarin zij zich bewegen. Dit gevoel kan in verschillende verschijningsvormen
geuit
worden,
zoals
angst
en
onrust,
boosheid,
gevoel
van
onrechtvaardigheid, onzekerheid en wantrouwen (De Vries, 2004). Volgens Fiselier (1978) gaat elk type gevoel gepaard met verschillende type delicten. Zo geven slachtoffers van geweldsdelicten aan dat zij overstuur, kwaad en geschrokken zijn, terwijl bij slachtoffers van vermogenscriminaliteit dit nauwelijks het geval is. In de studie van Fiselier (1978) komt het verschil tussen angst en onrust expliciet aan de orde: ‘’Waar angst betrekking heeft op een vermoeden dat men een groot risico loopt zelf slachtoffer te worden van crimineel gedrag, hebben gevoelens van verontrusting meer algemeen betrekking op mate waarin criminaliteit door de bevolking als een belangrijk sociaal probleem wordt gezien.’’ Om de angst van criminaliteit te meten veronderstelt Fiselier dat er drie percepties een rol spelen, namelijk:
Het niveau van (gewelds)criminaliteit in de eigen omgeving De mate waarin als risicovol gepercipieerde situaties zich voordoen of kunnen worden vermeden De mate waarin tegen een eventuele aanvaller of aanvalster verzet kan worden geboden
Dit onderzoek gaat in hoofdstuk 3.3 verder in op het concept ‘fear of crime’, waar een overzicht van de oorzaken en gevolgen van ‘fear of crime’ wordt weergeven. Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede
20
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
De affectieve component van veiligheidsbeleving staat in dit onderzoek gelijk aan het veiligheidsgevoel van de mens. Dit onderzoek hanteert de volgende definitie voor de affectieve component: ‘’het gevoel van angst en onrust dat burgers hebben ten aanzien van de (potentiële) dreigingen die zij ervaren in de ruimte waarin zij zich bewegen’’. Na de affectieve component besproken te hebben en de bijbehorende theorieën te hebben opgesomd, gaat dit onderzoek verder met de conatieve component.
2.4 Conatieve component De derde en laatste component van veiligheidsbeleving is de conatieve component, dit wordt ook wel de gedragscomponent genoemd. In dit onderzoek wordt het preventief gedrag van mensen aangeduid met de conatieve component. Burgers kunnen bepaald gedrag vertonen waarin de veiligheidsbeleving van de desbetreffende burger tot uitdrukking komt (De Vries, 2004). De conatieve component heeft betrekking op de reacties die aan het gedrag worden gekoppeld (De vries et al., 2007). Voorbeelden van dergelijk gedrag zijn het vermijden van onveilige plaatsen, het beveiligen van de eigen woning en het s ‘avonds niet opendoen van de voordeur. Om de gedragscomponent goed te beschrijven wordt er een onderscheid gemaakt in het vermijdingsgedrag dat wordt vertoond om situaties die als gevaarlijk worden gezien te ontlopen en het nemen van beveiligingsmaatregelen om de kans op slachtofferschap te verkleinen (Fiselier, 1978). ‘Avoidance behavior’ is bijvoorbeeld het vermijden van onveilige plaatsen en ‘mobilization measures’ is bijvoorbeeld het beveiligen van de woning. Hoofdstuk 3.4 gaat verder in op de verschillen in preventief gedrag van mensen. De conatieve component hangt samen met de affectieve en cognitieve component. Deze samenhang is niet altijd vanzelfsprekend. Dit komt naar voren in het volgende voorbeeld. Jongeren zijn het minst bang om slachtoffer van criminaliteit te worden en als gevolg daarvan zijn zij het meest geneigd om s ’avonds de straat op te gaan, terwijl zij objectief gezien de grootste kans lopen om daadwerkelijk slachtoffer te worden. Kritiek op deze paradox volgens Ferraro & La Grange (1987) kan zijn dat het de vraag oplevert of het hoge slachtofferschap niet het gevolg is van het risicovol gedrag van jongeren. In dit verband kan er een onderscheid gemaakt worden tussen feitelijk gedrag en ‘action tendency’, een neiging die ontstaat om als gevolg van een bepaalde situatie over te gaan tot bepaalde handeling (Frijda, 1986). In dit onderzoek wordt de conatieve component beschreven als ‘’het preventief gedrag van mensen als reactie op de risicobeleving en het veiligheidsgevoel van de mens.
Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede
21
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
3. Theoretische kader 3.1 Inleiding Dit onderzoek analyseert de effecten van twee soorten toezicht, namelijk cameratoezicht (technisch) en politie op straat (fysiek). Belangrijk op te merken is dat er een verschil is tussen het feitelijk toezicht en de waarneming van toezicht door burgers. Het effect van toezicht op de veiligheidsbeleving kan op twee manieren worden beredeneerd. (1) Als mensen toezicht waarnemen, beïnvloedt dat hun veiligheidsbeleving en (2) Als er toezicht is, beïnvloedt dat waarschijnlijk de feitelijke veiligheid en als mensen dat waarnemen, beïnvloedt dat hun veiligheidsbeleving. Dit onderzoek concentreert zich vooral op de eerste redenering. Als mensen toezicht waarnemen, beïnvloedt dat hun veiligheidsbeleving. Uit diverse onderzoeken kwam het resultaat naar voren dat cameratoezicht effect heeft op het bestrijden van criminaliteit, en dan voornamelijk op diefstal (Gill & Springs, 2005). Cameratoezicht heeft invloed op de objectieve veiligheid en maakt de buurt waarin camera’s staan veiliger. Dit leidt tot een toenemend vertrouwen in cameratoezicht. Nu is de vraag of cameratoezicht ook effect heeft op de veiligheidsbeleving van mensen. De zichtbaarheid van camera’s zouden er toe kunnen leiden dat mensen zich veiliger gaan voelen. Live uitkijken van camerabeelden is essentieel bij cameratoezicht. Bij verdachte omstandigheden kan een delict voorkomen worden door snel ter plaatse te zijn (Schouwstra, 2007). De zichtbaarheid van camera’s geven mensen het gevoel dat er iemand over de schouders meekijkt en dat de overheid het gebied goed in de gaten houdt. Uit het onderzoek van Homburg et al. (2012) kwam naar voren dat daders van criminaliteit zich doorgaans niet door cameratoezicht laten weerhouden van het plegen van delicten of overlast gevend gedrag. Ondanks dat cameratoezicht nauwelijks invloed heeft op de daders van criminaliteit en het aantal delicten ongeveer hetzelfde blijft, neemt de criminaliteit feitelijk wel af. Zo nam in 2012 de criminaliteit met 5% af ten opzichte van 2011 (CBS, 2013c). Deze criminaliteitsdaling zal hoogstwaarschijnlijk niet door cameratoezicht beïnvloed worden. De mensen zullen echter wel denken dat cameratoezicht bijdraagt aan de afname van criminaliteit. Dit onderzoek verwacht dat deze gedachten van de mensen, dat de criminaliteit afneemt met cameratoezicht, een positieve bijdrage zal geven aan de veiligheidsbeleving van mensen. Het is wel belangrijk op te merken dat het effect van cameratoezicht zich alleen uit als mensen ervan bewust zijn dat er camera’s hangen. Ook de politie op straat heeft zo zijn gevolgen voor het gedrag van de daders van criminaliteit. Zo blijkt uit het onderzoek van Homburg et al. (2012) dat politie op straat vaak daders afschrikt, waardoor de daders geneigd zijn hun criminele activiteit ergens anders te doen (verplaatsing) of op een ander tijdstip. Dit heeft als gevolg dat de criminaliteit in de omgeving waar de politie aanwezig is kan afnemen. ‘’De politie staat gevoelsmatig centraal bij de handhaving van de orde en veiligheid, ze wordt beschouwd als een almachtige bron van orde en autoriteit, die verweer biedt tegen criminaliteit’’ (Lammers, 2004). Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede
22
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
Dit hoofdstuk gaat in op verschillende verklaringen voor de invloed van toezicht op de veiligheidsbeleving aan de hand van diverse theorieën. Eerst wordt er in paragraaf 3.2 ingegaan op de risicobeleving van de mens, waar een overzicht wordt gegeven van diverse aspecten die risicobeleving bepalen. Daarna wordt in paragraaf 3.3 de angst voor criminaliteit behandeld en wat voor effect dit zal hebben op het veiligheidsgevoel van de mens. Paragraaf 3.4 gaat in op het preventief gedrag van mensen en de laatste paragraaf introduceert een model, dat als leidraad dient voor dit onderzoek.
3.2 Risicobeleving Risicobeleving gaat over de vermeende kennis die burgers hebben van onveilige situaties en de verwachte risico’s die burgers lopen om in zo’n onveilige situatie terecht te komen. In dit onderzoek wordt de risicobeleving beïnvloed door de waarneming van de intensiteit van toezicht van mensen. De waargenomen intensiteit van toezicht wordt onderverdeeld in de waarneming van camera’s en de waarneming van politieagenten op straat. Risicobeleving is het verwachte risico die mensen lopen om slachtoffer te worden van criminaliteit. Deze paragraaf behandelt de relatie tussen de waarneming van de intensiteit van cameratoezicht/politie op straat en risicobeleving van de mens. Er zijn diverse modellen ontwikkeld, die de risicobeleving van mensen proberen te verklaren. Dit onderzoek gaat in op het psychometrisch model. Het psychometrisch model is in eerste instantie bedacht door Starr in 1969 en later verder ontwikkeld door Fischhoff en Paul Slovic (Fischhoff, Slovic et al., 1978). Met dit model kunnen de houding en de perceptie van mensen ten opzichte van risico's worden gekwantificeerd om risicoperceptie te voorspellen. Dit model richt zich op ervaren angst, kennis over het onderwerp en de omvang van de gevolgen, om kennis op te doen over de individuele perceptie van de risico's (Riffert, 2011). Tabel 3 geeft een overzicht van de meest genoemde aspecten die in veel psychometrische experimenten terugkeren. Tabel 3: Aspecten die de risicobeleving bepalen
Noot: Communicatie bij incidenten: ramp of zegen? (p.4) door F. Woudenberg, 2003, Rotterdam . Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede
23
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
De in tabel 3 genoemde aspecten van risicoperceptie hebben allemaal een invloed op de angst van mensen en kunnen onderverdeeld worden tussen ‘dread’ en ‘knowability’. ‘Dread’ gaat over hoe eng of angstaanjagend een object of activiteit is en gaat samen met de vrijwilligheid, beheersbaarheid, mogelijkheid van herstel, schaal van effecten, catastrofaal potentieel en de verdeling van lusten en lasten. ‘Knowability’ gaat over hoeveel er bekend en zichtbaar is over de oorzaken en gevolgen van de risico’s van objecten en activiteiten. Dit gaat samen met het ontstaan van het object, de zichtbaarheid van effecten, het moment van optreden van effecten en de zichtbaarheid van blootstelling (Woudenberg, 2003). Met deze factoren kunnen beoordeelde activiteiten grafisch worden uitgezet. De uitkomst van dit experiment is enerzijds inzicht in de aspecten die de beleving van mensen bepalen en anderzijds een indeling van objecten en activiteiten zoals boven beschreven wordt (Woudenberg, 2003). Dit model van risicoperceptie bepaalt de risicobeleving van mensen en heeft ook invloed op het veiligheidsgevoel van mensen en op het preventief gedrag. Uit het onderzoek van Dekkers & Homburg (2006) komen uiteenlopende gevolgen van cameratoezicht naar voren. Enerzijds kan cameratoezicht leiden tot een verbetering van de risicobeleving wanneer het burgers bewuster maakt van eventuele onveiligheid in het gebied. Anderzijds kan het ook het effect hebben dat burgers zich door cameratoezicht geïntimideerd of uitgedaagd voelen, of dat de situatie als onveiliger ervaren wordt dan deze werkelijk is.
3.3 Veiligheidsgevoel Veiligheidsgevoel is het gevoel van angst en onrust dat burgers hebben ten aanzien van de (potentiele) dreigingen, die zij ervaren in de ruimte waarin zij zich bewegen. Angst voor criminaliteit is een emotionele reactie, gekarakteriseerd door het gevoel van gevaar en onrust (Garofalo, 1981). Dit gevoel ontstaat vooral bij wanorde en signalen in sociale en fysieke omgevingen die losstaan van criminaliteit (Perkins & Taylor, 2002). Het is belangrijk op te merken dat er een fundamenteel verschil is tussen angst om slachtoffer te worden en het risico dat mensen lopen om slachtoffer van criminaliteit te worden. Zo gaat het verwachte risico om slachtoffer te worden vooral in op het cognitief oordeel van de mensen en minder op gevoelens. Figuur 1 laat het model van Garofalo (1981) zien dat een uitgebreid overzicht geeft van wat de oorzaken en gevolgen zijn van angst voor criminaliteit. Het model begint met een reeks van variabelen die iemands positie in de maatschappij bepalen, zoals leeftijd, geslacht, ras, inkomen, opleiding, geografische locatie en leefstijl. Deze sociale positie heeft een sterke invloed op de informatie die een persoon over criminaliteit bezit. Deze informatie kan ontstaan uit directe ervaring, interpersoonlijke communicatie over directe en indirecte ervaringen van anderen en media. Dit creëert een persoonlijk beeld van criminaliteit, wat tot gevolg heeft dat mensen een risicoanalyse maken met de volgende componenten:
Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede
24
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
Figuur 1: De oorzaken en gevolgen van de angst voor criminaliteit: Uit The fear of crime: Causes and consequences (p.843) door J. Garofalo, 1981, Journal of Criminal Law and Criminology, p.839-857.
Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede
25
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
risicoanalyse maken met de volgende componenten:
Prevalentie: Wat zijn de hoeveelheden van bepaalde vormen van criminaliteit in plaatsen en situaties waar ik aanwezig ben?
Waarschijnlijkheid: Gezien de prevalentie van criminaliteit op bepaalde plaatsen en in situaties en mijn blootstelling aan dergelijke plaatsen en situaties, hoe waarschijnlijk is het dat ik het potentieel doelwit van een misdaad zal zijn?
Kwetsbaarheid: Gezien mijn fysieke kenmerken en beschermende middelen, hoe aantrekkelijk doelwit zal ik zijn voor de misdadigers? Hoe goed zal ik in staat zijn om een poging tot slachtofferschap tegen te gaan?
Gevolgen: Als iemand probeert of er in slaagt mij slachtoffer te maken, wat zijn de fysieke, psychologische en financiële verliezen die ik kan verwachten te lijden? Hoe goed kan ik die verliezen opvangen?
Deze risicoanalyse heeft invloed op het niveau van angst voor criminaliteit, zowel op feitelijke als verwachte angst. De reactie op de angst voor criminaliteit wordt veroorzaakt door een beschouwing van verschillende kosten en opties. Deze reactie kan verdeeld worden in zes categorieën: ontwijken, beschermen, verzekeren, communiceren, participeren en informatie zoeken (Garofalo, 1981). In dit onderzoek wordt de reactie op de angst voor criminaliteit preventief gedrag genoemd. De verschillen in preventief gedrag worden in hoofdstuk 3.4 verder behandeld. Uit het onderzoek van Trojanowicz & Bucqueroux (1960) komt naar voren dat de aanwezigheid van de politie niet moet leiden tot meer repressie, zoals het voortdurend vragen naar ID-bewijs of fouilleren. Repressieve middelen kunnen namelijk leiden tot een bevestiging van een onveilig gebied en kunnen daarmee de angst voor criminaliteit van mensen verhogen. Ook kunnen er klachten optreden van burgers over wangedrag van politie en het misbruik van macht. Mogelijk gevolg hiervan kan zijn dat mensen het vertrouwen in de politie verliezen, waardoor politie op straat het gevoel van veiligheid niet stimuleert. Om het vertrouwen in de politie te verbeteren werd ‘community policing’ ingevoerd. Dit is een politie strategie waarbij burgers rechtstreeks betrokken worden bij politieprocessen. Burgers worden bevoegd om als partner van de politie samen te werken om hun gemeenschap beter en veiliger te maken. Zij krijgen de kans om formeel en informeel te helpen bij het opzetten van lokale prioriteiten van de politie en het ontwikkelen van creatieve oplossingen voor de problemen in hun gemeenschap. ‘Community policing’ is een proactieve aanpak van misdaad en wanorde en verschilt van het traditionele politiewerk, wat reactief is. Het richt zich op het oplossen van een probleem, waarbij arrestaties uiteraard een van de meest krachtige tools zijn die de agenten gebruiken (Trojanowicz & Bucqueroux, 1990). Onder ’community policing’, is voor de politie het verminderen van de angst voor criminaliteit van burgers een legitiem doel. Het onderzoek van Roh & Oliver (2005) concludeerde dat ’community policing’ de angst voor criminaliteit bij burgers vermindert. Ook uit het onderzoek van Scheider et al. (2003) is gebleken dat ‘community policing’ een sterke positieve invloed heeft op de tevredenheid van burgers ten opzichte van de politie en de preventie van criminaliteit. Deze toename van tevredenheid zorgt voor meer vertrouwen in de politie en een afname van angst voor criminaliteit.
Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede
26
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
3.4 Preventief gedrag In dit onderzoek wordt er naast de risicobeleving en het veiligheidsgevoel ook rekening gehouden met de conatieve component van veiligheidsbeleving wat gelijk staat aan het preventief gedrag van mensen. Dit gedrag ontstaat uit de reacties op het verwachte risico op slachtofferschap en op de angst voor criminaliteit. Volgens Garofalo (1981) kan dit gedrag verdeeld worden in zes categorieën: 1.
Vermijden: Acties genomen om de blootstelling aan de criminaliteit te verminderen door zich te verwijderen van of te vergroten van de afstand tot situaties waar het risico van slachtofferschap hoog is.
2.
Beschermend gedrag: Gedrag dat de weerstand wil verhogen tegen slachtofferschap. Twee soorten worden geïdentificeerd: ’Thuisbescherming’ is elke actie die streeft naar het beschermen van je huis of het nu gaat om de aanschaf van een apparaat of alleen met behulp van bestaande apparaten en ‘Persoonlijke bescherming’ zijn acties buiten het huis, het verminderen van de kwetsbaarheid bij het ondervinden van bedreigende situaties.
3.
Verzekering gedrag: Gedrag dat de kosten van slachtofferschap wil minimaliseren, wat het gevolg van slachtofferschap verandert.
4.
Communicatief gedrag: Het delen van informatie en emoties met betrekking tot de criminaliteit met anderen.
5.
Participatie gedrag: Acties in overleg met anderen die gemotiveerd worden door bepaalde misdaden of criminaliteit in het algemeen.
6.
Informatie zoeken: Bestaat uit: (1) het raadplegen van andere bronnen, waar het individu actief op zoek gaat naar informatie in de media over criminaliteit en andere mensen vraagt om informatie en (2) gebiedsverkenning, waar de persoon de intensiteit vergroot in het controleren van situaties op verdachte signalen van gevaar.
In deze zes categorieën kan er een onderscheid worden gemaakt tussen de reactie op criminaliteit, wat over het algemeen de reactie op de angst voor criminaliteit is, en het zorgen maken over diefstal, wat over het algemeen de reactie op de verwachte risico op slachtofferschap is (Garofalo, 1981). Dit onderscheid zorgt voor een verschil in inhoud van de verschillende categorieën. Zo beschermen mensen die zich zorgen maken over diefstal vaker hun eigendommen met behulp van het aanschaffen van diverse apparaten, zoals een alarm. Terwijl mensen die angst hebben voor criminaliteit bij beschermingsgedrag vaker maatregelen nemen om zichzelf minder kwetsbaar te maken voor criminaliteit door bijvoorbeeld zakmes mee te nemen of zelfverdediging cursus te volgen.
3.5 Conceptmodel Deze paragraaf beschrijft de verwachte relaties tussen de waarneming van de intensiteit van toezicht en de veiligheidsbeleving van de mens, die in het conceptmodel worden weergegeven. De verschillende relaties worden aangegeven met de getallen 1 t/m 5 van het conceptmodel: Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede
27
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
1.
Relatie tussen de waarneming van cameratoezicht en risicobeleving
2.
Relatie tussen de waarneming van politie op straat en risicobeleving
3.
Relatie tussen risicobeleving en veiligheidsgevoel
4.
Relatie tussen risicobeleving en preventief gedrag
5.
Relatie tussen veiligheidsgevoel en preventief gedrag
Volgens de literatuur kan de waarneming van cameratoezicht uitwerken hebben op mensen dat zij denken dat er of juist veel of juist weinig criminaliteit is (Gill & Spring, Homburg, Schouwstra). Op basis van het onderzoek van Gill & Spring (2005) verwacht dit onderzoek dat de waarneming van cameratoezicht de daders van criminaliteit afschrikt. Dit onderzoek gaat ervanuit dat de waarneming van veel camera’s betekent dat er veel toezicht is, waardoor de mensen denken dat het gebied veiliger is en dus de verwachte kans op slachtofferschap afneemt. Door het bewustzijn van de aanwezigheid van cameratoezicht krijgen burgers meer inzicht in de (on)veilige gebieden, waardoor zij met dit inzicht een betere inschatting kunnen maken en hun verwachte risico op slachtofferschap afneemt en daarmee hun risicobeleving verbetert (1). Met het gebruik van de psychometrisch model en het uitgebreid overzicht van de oorzaken en gevolgen van de angst voor criminaliteit, doet dit onderzoek kennis op over de relatie tussen de risicobeleving en het veiligheidsgevoel. Door cameratoezicht in de risicoanalyse op te nemen, zal ook de angst van burgers om slachtoffer te worden van criminaliteit vermoedelijk afnemen. Cameratoezicht is zichtbaar en volgens tabel 3 uit hoofdstuk 3.3 verkleint dit de angst van mensen. Mensen verwachten met de waarneming van toezicht dat het gebied veiliger is en dat het aantal delicten afneemt, waardoor de angst voor criminaliteit afneemt. Wanneer mensen minder risico op slachtofferschap ervaren, heeft dat een positief effect op het veiligheidsgevoel (3). Op basis van het uitgebreid overzicht van Garofalo (1981) verwacht dit onderzoek dat mensen, wanneer zij minder risico op slachtofferschap en minder angst voor criminaliteit ervaren, ook minder voorzorgsmaatregelen nemen (4 & 5), zoals het vermijden van bepaalde gebieden en het beveiligen van zichzelf. Het preventief gedrag wordt beïnvloed door de risicobeleving en het veiligheidsgevoel. Ook wordt er verwacht dat de waarneming van politie op straat een effect zal hebben op de risicobeleving van de mens (2). Het onderzoek van Homburg et al. (2012) toont aan dat politie op straat de daders van criminaliteit vaak afschrikt. Met de waarneming van politie op straat verwachten mensen minder risico te lopen op slachtofferschap. Volgens Roh & Oliver (2005) is het belangrijk dat mensen een positieve ervaring hebben gehad met de politie. Dit creëert namelijk vertrouwen in de politie, waardoor mensen vertrouwen hebben dat de politie het risico op slachtofferschap vermindert. De verwachting dat mensen minder risico lopen op slachtofferschap, draagt bij aan een verbeterd veiligheidsgevoel van de mens (3). Door de zichtbaarheid van de politie en het toenemende vertrouwen in de politie verwachten mensen een criminaliteitsdaling, waardoor de angst van burgers zal afnemen. Verder verwachten mensen met politie op straat dat de politie snel ter plekke is als er wat voorvalt om de orde en veiligheid te handhaven. Dit zorgt ook weer voor een afname van de angst. Mensen zullen, door deze verbetering van de risicobeleving en het veiligheidsgevoel, minder voorzorgsmaatregelen nemen (4 & 5). Zij zullen bijvoorbeeld minder vaak hun telefoon verzekeren, omdat zij denken dat de kans dat deze gestolen wordt afneemt.
Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede
28
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
Op basis van de literatuur en de verschillende theorieën, zijn de verwachte relaties tussen cameratoezicht en politie op straat met de veiligheidsbeleving beschreven. Deze relaties zijn in het onderstaande model weergegeven. Figuur 2: Conceptmodel van de invloed van politietoezicht op veiligheidsbeleving.
3.5.1 Hypothesen Met het bovenstaande model wordt er een verschil gemaakt tussen feitelijk toezicht en de waarneming van toezicht. In dit onderzoek wordt er onderzocht of de waarneming van toezicht effect heeft op de veiligheidsbeleving van de mens. Dit omdat toezicht altijd eerst waargenomen moet worden, voordat het effect kan hebben op de veiligheidsbeleving. Ook wordt er onderzocht of feitelijk toezicht een (onbewust) effect heeft op de veiligheidsbeleving van de mens door de steden Nijmegen (weinig toezicht) en Enschede (veel toezicht) met elkaar te vergelijken. Er wordt verwacht dat de veiligheidsbeleving in Enschede hoger is dan in Nijmegen. Dit leidt tot de volgende hypothese: H1: Gezien het verschil in feitelijk toezicht, wordt er een hogere veiligheidsbeleving in Enschede dan in Nijmegen verwacht. Dit onderzoek verwacht dat er ook een relatie is tussen de waarneming van toezicht en de veiligheidsbeleving van de mens. Als mensen cameratoezicht en politie op straat waarnemen, zullen zij denken dat het gebied veiliger is en dat hun verwachte risico om slachtoffer te worden afneemt. Met deze verwachte vermindering van risico’s neemt het veiligheidsgevoel toe. Mensen zullen minder bang zijn voor criminaliteit, als zij verwachten dat de kans op slachtofferschap afneemt. Ook zullen zij minder preventief gedrag vertonen, als zij zich veiliger voelen en verwachten minder risico te ervaren. De waarneming van cameratoezicht en de politie op straat hebben een positief effect op de veiligheidsbeleving van de mens, wat leidt tot de volgende hypothesen: H2: Als mensen cameratoezicht waarnemen, heeft dat positief effect op hun veiligheidsbeleving. H3: Als mensen politieagenten op straat waarnemen, heeft dat positief effect op hun veiligheidsbeleving.
Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede
29
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
4. Methode van onderzoek 4.1 Inleiding In de voorgaande hoofdstukken zijn de achtergrond en de aanleiding van het onderzoek beschreven en is tevens de onderzoeksvraag geïntroduceerd. In dit hoofdstuk wordt er ingegaan op de onderzoeksmethode die gebruikt wordt in dit onderzoek om de data te verzamelen, opgesplitst naar het onderzoeksdesign en de caseselectie. Daarnaast wordt de manier waarop de data zijn verwerkt en geanalyseerd beschreven. Vervolgens wordt er informatie gegeven over de betrouwbaarheid, de validiteit en de beperkingen van het onderzoek. Tot slot worden de variabelen, waarneming van cameratoezicht, waarneming van politietoezicht, risicobeleving, veiligheidsgevoel en preventief gedrag, geoperationaliseerd.
4.2 Onderzoeksgebied Om het model, dat geïntroduceerd is in paragraaf 3.5, te onderzoeken, bestudeert dit onderzoek twee verschillende locaties. Het eerste gebied is het winkelgebied in Nijmegen en het tweede gebied is het winkelgebied in Enschede. Deze winkelgebieden zijn gekozen in overleg met de politie op basis van politiebeleid en mogelijk geplande acties van toezicht. Nijmegen heeft een winkelgebied met weinig technisch en fysiek toezicht. In Nijmegen wordt er geen gebruik gemaakt van toezichtcamera’s door de politie, wat in Enschede wel gebeurt. Dit verschil in cameratoezicht wordt verder beschreven in hoofdstuk 5.1. Een ander verschil tussen het winkelgebied van beide steden komt naar voren uit de resultaten van het onderzoek van Grunder (2014). In Nijmegen is relatief meer straatroof dan in Enschede. Er is nog geen voorgaand onderzoek geweest naar de effecten van cameratoezicht op het veiligheidsgevoel in deze twee gebieden. Dit onderzoek wil daarom de kennis vergroten en richt het zich op de rol van cameratoezicht in de winkelgebieden in Enschede en Nijmegen. Om een beter beeld van de twee steden te krijgen, geeft tabel 4 de demografische gegevens van beide steden weer. Tabel 4: Demografische kenmerken van Nijmegen en Enschede Kenmerken
Nijmegen
Enschede
Inwonersaantal Bevolkingsdichtheid Percentage vrouwen Aantal allochtonen
166 382 3 103 52,1 41 449
158 627 1 125 49,3 44 362
Leeftijd
0–19 jaar 20–29 jaar 30–39 jaar 40–49 jaar 50–64 jaar 65–79 jaar 80 jaar of ouder
34 200 33 431 22 079 22 554 30 491 17 719 5 908
35 419 26 606 20 428 22 822 28 273 18 915 6 164
Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede
30
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
Huishoudens Waaronder eenpersoons
90 087 48 478
77 532 34 169
Totale bevolkingsgroei Gevestigde personen Vertrokken personen
1 200
579 12 002 11 222
7 920 7 527
Noot. Demografische kencijfers per gemeente door CBS, 2013, Den Haag/Heerlen: CBS.
Er is in overleg met de politie gekozen voor het winkelgebied in de binnenstad van Nijmegen als onderzoeksgebied. Dit gebied loopt van de Stikke Hezelstraat naar de Burchtstraat, door de Marienburgsestraat en langs het koningsplein en plein 1944 weer naar de Stikke Hezelstraat. De grenzen van het winkelgebied worden in figuur 3 weergegeven.
Figuur 3: Gebiedsafbakening Nijmegen Het gekozen winkelgebied in Enschede bevindt zich ook in de binnenstad. Dit gebied bestaat uit de twee binnenste ringen van het centrum en het Van Heekplein. Figuur 4 geeft de grenzen van het winkelgebied weer.
Figuur 4: gebiedsafbakening Enschede Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede
31
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
4.3 Onderzoeksmethode 4.3.1 Onderzoeksdesign Om de onderzoeksvraag ‘’Welke invloed hebben technisch en fysiek toezicht in de winkelgebieden van Nijmegen en Enschede op de veiligheidsbeleving van mensen?’’ te beantwoorden, is er een literatuurstudie uitgevoerd naar het begrip ‘veiligheidsbeleving’. Het begrip is opgesplitst in drie componenten, waarmee een model ontwikkeld is, waarin de verwachte relaties tussen de onafhankelijke variabele (toezicht) en de afhankelijke variabelen (risicobeleving en veiligheidsgevoel en preventief gedrag) worden getoond. Om het model te toetsen, gebruikt dit onderzoek een ‘cross sectional’ design. Dit is een observationeel onderzoek wat gebruik maakt van een analyse van verzamelde gegevens van een populatie op een bepaald moment in tijd (Babbie, 2012). De gegevens zijn in december verzameld. De verzamelde data helpen met het analyseren van de verschillen in de risicobeleving, het veiligheidsgevoel en het preventief gedrag tussen de twee winkelgebieden in Nijmegen en Enschede. Dit onderzoek wordt maakt gebruik van een kwantitatief onderzoeksdesign. Belangrijke kenmerken van een kwantitatief onderzoek zijn een gecompliceerd onderzoeksdesign, een grote hoeveelheid steekproeven, gestructureerde interviews en gecompliceerde statistische analyses (Everaer & Peet, 2006). Ook wordt er bij een kwantitatief onderzoeksdesign veel waarde gehecht aan het vooraf operationaliseren van een begrip, dat wil zeggen, voordat de dataverzameling begint (Everaer & Peet, 2006, p 28). Dit onderzoek operationaliseert eerst de begrippen ‘waarneming van cameratoezicht’, ‘waarneming van politie op straat’, ‘risicobeleving’, ‘veiligheidsgevoel’ en ‘preventief gedrag’, voordat er wordt gestart met de dataverzameling.
4.3.2 Caseselectie Het onderzoeksgebied van dit onderzoek bestaat uit twee winkelgebieden gelegen in Nijmegen en Enschede. Deze gebieden zijn gekozen in overleg met de politie. Dit onderzoek verzamelt primaire data door het uitoefenen van persoonlijke interviews, namelijk face-to-face interviews met een gestructureerde vragenlijst. Deze interview methode is kostbaar in termen van tijd en geld. De geïnterviewde mensen zijn random gekozen, maar er wordt wel rekening gehouden met het geslacht en leeftijd, zodat zowel mannen en vrouwen van verschillende leeftijden vertegenwoordigd zijn. Alle respondenten zijn willekeurig aangesproken op straat. Er zijn 80 individuen in het winkelgebied van Nijmegen en in het winkelgebied van Enschede geïnterviewd. Dit betekent dat er een totaal aantal respondenten is van 160 individuen.
4.3.3 Dataverwerking en –analyse Na het literatuuronderzoek en het doen van verschillende interviews, is er genoeg informatie om de onderzoeksvraag te beantwoorden. Eerst is het technisch en fysiek toezicht in de winkelgebieden in Nijmegen en Enschede onderzocht met referenties naar de literatuur en bestaande gegevens. Er is gekeken of het technisch en fysiek toezicht zichtbaar is, hoe vaak het voorkomt en of het wordt aangekondigd. Vervolgens zijn de verschillen in de risicobeleving, het
Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede
32
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
veiligheidsgevoel en het preventief gedrag onderzocht door gebruik te maken van de resultaten van de interviews. Om dit te onderzoeken, wordt er eerst voor elk van de vijf variabelen (waarneming cameratoezicht, waarneming politie op straat, risicobeleving, veiligheidsgevoel en preventief gedrag) een schaal gecreëerd met behulp van de Cronbach’s alpha. Wanneer de waarde hoger is dan 0,7 kan de gecreëerde schaal als betrouwbaar beschouwd worden. Vervolgens worden de verschillen tussen Nijmegen en Enschede van elk variabele berekend. Dit wordt gedaan met de independent sample t-test. Met deze test wordt er onderzocht of het verschil significant is en dat is als er met 95% zekerheid of meer gezegd kan worden of dit verschil bestaat. Dat is het geval onder een significantie (Sig) met een waarde van 0,05 of lager. Het volgende onderdeel van de data analyse bestaat uit het berekenen van de correlaties tussen elke variabele. Met behulp van een correlatie overzicht worden de verscheidene relaties in kaart gebracht tussen de onafhankelijke variabelen en de afhankelijke variabelen. Als laatste wordt er ook een lineair regressie analyse uitgevoerd. Met deze analyse wordt er gekeken of er een positief/negatief causale relatie bestaat tussen twee of meer onafhankelijke en één afhankelijke variabele. Deze toets is alleen uitgevoerd met risicobeleving en veiligheidsgevoel als onafhankelijke variabelen en het preventief gedrag als afhankelijke variabele. Met het ontdekken van de diverse relaties kan er een terugkoppeling gemaakt worden met de theorie, die de verandering van de risicobeleving, het veiligheidsgevoel en het preventief gedrag toelicht. Uiteindelijk test dit onderzoek de hypothesen en geeft het een verklaring of er mogelijk positieve of negatieve relaties zijn tussen toezicht en de risicobeleving, het veiligheidsgevoel en het preventief gedrag.
4.3.4 Betrouwbaarheid, validiteit en beperkingen van het onderzoek Interviewen is beladen met ‘biases’, zoals dat de interviewer het antwoord verkeerd interpreteert of onbedoeld bepaalde antwoorden stimuleert door middel van gebaren en gezichtsuitdrukkingen. Om vertekening te minimaliseren, moet de interviewer de kennis, vaardigheden en het zelfvertrouwen hebben om een goede verstandhouding en vertrouwen te vestigen in het interview (Rubin & Rubin, 2012). In dit onderzoek zijn de interviews gelijk uitgewerkt in een dataset van SPSS om een betrouwbaar en compleet beeld te schetsen. Onder betrouwbaarheid wordt de mate waarin een meting vrij is van toevalsfouten verstaan. Met andere woorden, de mate waarin het resultaat stabiel is bij een ander onderzoek, een ander tijdstip en andere omstandigheden. Om een goed betrouwbaar onderzoek te doen, zit de kracht in standaardisering en herhaling. Everaer en Peet (2006, p.23) definiëren betrouwbaarheid als ‘’de invloed van toevallige factoren op het resultaat: hoe kleiner de invloed van toevallige factoren, des te betrouwbaarder zijn de resultaten’’. Dit onderzoek maakt gebruik van een cross-sectional design, waarin gegevens verzameld worden op één moment in tijd. Dit betekent dat er geen gebruik gemaakt wordt van herhaling. Wel maakt het gebruik van een gestandaardiseerde vragenlijst. De betrouwbaarheid kan pas echt beoordeeld worden als het onderzoek vaker wordt uitgevoerd en de resultaten stabiel blijven.
Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede
33
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
Validiteit is de mate waarin een (meet)instrument aan zijn doel beantwoord. Ofwel wordt er gemeten wat we denken te meten? Is het begrip-zoals-bedoeld gelijk aan het begrip-zoalsbepaald? Er kan alleen over validiteit gesproken worden in samenhang met het doel waarvoor het meetinstrument gebruikt wordt (Everaer & Peet, 2006, p 23). Validiteit wordt in dit onderzoek gemeten door te kijken of de verzamelde gegevens de juiste afspiegeling van de bestaande werkelijkheid weergeven met betrekking tot de invloed van toezicht op de veiligheidsbeleving van mensen. Bij interne validiteit wordt de mate waarin wij slagen om over oorzaken van verschijnselen goede conclusies te trekken onderzocht (Everaer & Peet, 2006, p 23). Er speelt dus de vraag of de dataverzameling nauwkeurig en correct is en of de gevonden resultaten mogelijk beïnvloed zijn. Dit onderzoek gebruikt een gestandaardiseerde vragenlijst met gesloten vragen, waardoor de mogelijkheid tot beïnvloeding door de interviewer minimaal is en de interne validiteit gewaarborgd wordt. Externe validiteit gaat over de vraag of de data generaliseerbaar zijn naar een grotere populatie of dat het enkel van toepassing is op de bestudeerde groep (Everaer & Peet, 2006, p 23). Doordat de data afkomstig zijn van random individuen in twee verschillende steden (waarin gelet wordt op een verschil in leeftijd en geslacht) zal met dit kwantitatieve onderzoek de generaliseerbaarheid hoog zijn. Dit onderzoek kan een aanleiding zijn om vervolg onderzoek doen, opdat de betrouwbaarheid en validiteit aangetoond kan worden.
4.4 Operationalisering veiligheidsbeleving 4.4.1 Inleiding Deze paragraaf beschrijft hoe toezicht van de politie en de drie componenten van veiligheidsbeleving gemeten gaan worden. Om deze begrippen meetbaar te maken, wordt er gebruik gemaakt van de Likert-schaal. Dit is een schaalmethode, ontwikkelt door de Amerikaan Likert in 1932. Hier worden begrippen geoperationaliseerd in meerdere aspecten, die in diverse stellingen worden ondergebracht. Deze schaal loopt uiteen van categorieën minst naar meest, bij het aangeven van hoeveel ze het eens of oneens zijn, goedkeuren of afkeuren of geloven dat het waar of onwaar zijn. De score op een Likertschaal als geheel wordt meestal gevormd door optelling van alle scores, al dan niet vervolgens gedeeld door het aantal stellingen in de schaal (Allen & Seaman, 2007). In praktijk wordt het gemiddelde genomen. Er zijn verschillende redenen om een begrip te operationaliseren in meerdere stellingen en de stellingen vervolgens weer te combineren tot een schaalscore: -
Begrip kan meer valide gemeten worden, want het begrip wordt beter gedekt.
-
Begrip kan betrouwbaarder gemeten worden, want de toeval-invloeden vallen tegen elkaar weg.
-
De kwaliteit van de meting kan empirisch worden nagegaan.
-
Door het combineren van stellingen neemt het aantal mogelijke scores toe.
Dit onderzoek gebruikt de Likert-schaal met vijf antwoordmogelijkheden, waarbij de indicator 0 gelijk is aan 0, 1 gelijk is aan 1, ect. Dit is ondanks het feit dat de antwoordmogelijkheden soms verschillen. Er is in dit onderzoek gebruik gemaakt van twee verschillende soorten antwoordmogelijkheden namelijk: ‘’helemaal mee oneens, oneens, neutraal, eens en helemaal mee eens’’ en ‘’te veel, veel, voldoende, te weinig, veel te weinig’’. Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede
34
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
Dit onderzoek maakt vijf verschillende variabelen meetbaar, die benoemd worden in het model uit paragraaf 3.5. Deze variabelen bestaan uit twee onafhankelijke variabelen (de waarneming van cameratoezicht en de waarneming van politie op straat) en drie afhankelijke variabelen (de risicobeleving, het veiligheidsgevoel en het preventief gedrag). In de volgende paragrafen worden deze begrippen geoperationaliseerd in meerdere stellingen, die gemeten worden door middel van antwoorden op verschillende stellingen. Dit wordt in een schema weergegeven.
4.4.2 Intensiteit Toezicht De intensiteit van toezicht is de hoeveelheid fysiek en technisch toezicht dat door mensen wordt waargenomen. Dit bestaat uit de waarneming van de intensiteit van cameratoezicht en de waarneming van de intensiteit van politie op straat. Met diverse stellingen over de hoeveelheid toezicht en of het toezicht in het winkelcentrum voldoende is, worden de variabelen meetbaar gemaakt. Dit is weergegeven in het onderstaande overzicht. Construct
Variabel
Stelling
Antwoordmogelijkheden
Waarneming
De hoeveelheid camera’s in
0= veel te weinig, 1= te weinig, 2=
Intensiteit toezicht
cameratoezicht
dit gebied is…
voldoende 3= veel, 4= te veel
Ik denk dat er in dit gebied
0=helemaal oneens,1 =oneens,
Definitie:
Score C
voldoende camera’s hangen.
2=neutraal, 3=eens,4=helemaal eens
De hoeveelheid
Gemiddeld item 1 & 2
fysiek en technisch
Waarneming
De hoeveelheid politie op
0= veel te weinig, 1= te weinig, 2=
toezicht dat door
politie op straat
straat in het weekend in dit
voldoende 3= veel, 4= te veel
mensen wordt
gebied is…
waargenomen.
De hoeveelheid politie op
0= veel te weinig, 1= te weinig, 2=
straat door de weeks in dit
voldoende 3= veel, 4= te veel
gebied is… Ik denk dat de politie in dit
0=helemaal oneens,1 =oneens,
gebied alles goed in de
2=neutraal, 3=eens,4=helemaal eens
gaten houdt.
Score P
Ik vind dat er in dit gebied
0=helemaal oneens,1 =oneens,
voldoende politieagenten op
2=neutraal, 3=eens,4=helemaal eens
straat zijn. Gemiddeld item 3 t/m 6
Totaalscore intensiteit toezicht:
Gemiddeld item 1 t/m 9
Met de Cronbach’s alpha worden in hoofdstuk 5.2.2 berekend welke items er worden gebruikt om het gemiddelde te berekenen van de diverse stellingen. Er wordt dan per variabele een betrouwbare schaal gecreëerd.
4.4.3 Cognitieve component De cognitieve component staat gelijk aan de risicobeleving van de mensen. Om deze variabel meetbaar te maken, worden diverse stellingen over de kans om slachtoffer te worden van criminaliteit gebruikt. Dit wordt weergegeven in het onderstaande overzicht.
Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede
35
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
Construct
Variabel
Stelling
Antwoordmogelijkheden
Risicobeleving
Risicobeleving
In dit gebied is de kans groot
0=helemaal eens, 1= eens,2=neutraal,
Definitie:
om in een gewelddadig
3= oneens,4= helemaal oneens
De vermeende
conflict terecht te komen.
kennis die burgers
In dit gebied is de kans groot
0=helemaal eens, 1= eens,2=neutraal,
hebben van
om bestolen te worden.
3= oneens,4= helemaal oneens
onveilige situaties
In dit gebied is de kans groot
0=helemaal eens, 1= eens,2=neutraal,
en de verwachte
om een zakken- roller tegen
3= oneens,4= helemaal oneens
risico’s die burgers
te komen.
lopen om in zo’n onveilige situatie terecht te komen.
Score VC
Totaalscore cognitieve component:
Gemiddeld item 7 t/m 9 Gemiddeld item 1 t/m 9
4.4.4 Affectieve component Om de variabel ‘veiligheidsgevoel’ meetbaar te maken, worden er diverse stellingen gebruikt over de gevoelens van (on)veiligheid in het winkelcentrum. Ook het gevoel dat je moet oppassen om slachtoffer te worden van criminaliteit wordt meegenomen in het meetbaar maken van veiligheidsgevoel. Dit wordt weergegeven in het onderstaande overzicht. Construct
Variabel
Stelling
Antwoordmogelijkheden
Gevoel
Ik voel mij veilig in het
0=helemaal oneens,1 =oneens,
centrum van Enschede.
2=neutraal, 3=eens,4=helemaal eens
Ik voel mij wel eens onveilig
0=helemaal eens, 1= eens,2=neutraal,
Definitie:
in het centrum van
3= oneens,4= helemaal oneens
Het gevoel van angst
Enschede.
en onrust die burgers
In het centrum van
0=helemaal eens, 1= eens,2=neutraal,
hebben ten aanzien
Enschede heb ik het gevoel
3= oneens,4= helemaal oneens
van de (potentiele)
dat ik zomaar kan worden
dreigingen die zij
beroofd.
ervaren in de ruimte
In het centrum van
0=helemaal eens, 1= eens,2=neutraal,
waarin zij zich
Enschede moet je oppassen
3= oneens,4= helemaal oneens
bewegen
voor zakkenrollers.
Veiligheidsgevoel
Je kunt hier in Enschede met
0=helemaal oneens,1 =oneens
een gerust hart op straat
,2=neutraal, 3=eens,4=helemaal eens
lopen. Score G Totaalscore affectieve component:
Gemiddeld item 1 t/m 5 Gemiddeld item 1 t/m 5
4.4.5 Conatieve component De conatieve component staat gelijk aan het preventief gedrag van mensen. Dit bestaat uit zes categorieën: vermijden, beschermen, verzekeren, communiceren, participeren en informatie zoeken. Deze categorieën worden aan de hand van diverse stellingen apart gemeten. Het overzicht van de zes categorieën en de bijbehorende stellingen wordt hieronder weergegeven. Preventief gedrag wordt meetbaar gemaakt door de zes verschillende categorieën te combineren tot één variabel met behulp van de Cronbach’s alpa. Dit wordt in de paragraaf 5.2.2 toegelicht. Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede
36
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
Construct
Variabel
Stelling
Antwoordmogelijkheden
Vermijden
Er zijn in dit gebied onveilige
0=helemaal oneens,1 =oneens,
plekken die ik vermijd.
2=neutraal, 3=eens,4=helemaal eens
Preventief gedrag
In dit gebied neem ik
0=helemaal oneens,1 =oneens,
Het preventief
Beschermen
maatregelen om mijzelf te
2=neutraal, 3=eens,4=helemaal eens
gedrag van mensen
beschermen tegen
Definitie:
criminaliteit.
als reactie op de risicobeleving en
Verzekeren
Als ik het centrum in ga laat
0=helemaal oneens,1 =oneens,
het veiligheids-
is waardevolle spullen
2=neutraal, 3=eens,4=helemaal eens
gevoel van de
zoveel mogelijk thuis.
mens.
Ik heb mijn mobieltje
0=helemaal oneens,1 =oneens,
verzekerd tegen diefstal.
2=neutraal, 3=eens,4=helemaal eens
Score V
Gemiddeld item 3 & 4
Communiceren
In het centrum van
0=helemaal oneens,1 =oneens,
Enschede praat ik met
2=neutraal, 3=eens,4=helemaal eens
anderen over criminaliteit In dit gebied praat ik met
0=helemaal oneens,1 =oneens,
anderen over mijn emoties
2=neutraal, 3=eens,4=helemaal eens
met betrekking tot criminaliteit. In dit gebied wissel ik
0=helemaal oneens,1 =oneens
informatie uit over
,2=neutraal, 3=eens,4=helemaal eens
criminaliteit met anderen. Score C
Gemiddeld item 5 t/m 7
Participeren
In dit gebied neem ik deel
0=helemaal oneens,1 =oneens,
aan acties tegen
2=neutraal, 3=eens,4=helemaal eens
criminaliteit. In dit gebied ben ik actief
0=helemaal oneens,1 =oneens,
betrokken bij het
2=neutraal, 3=eens,4=helemaal eens
organiseren van acties tegen criminaliteit. Score P
Gemiddeld item 8 & 9
Informatie
In dit gebied heb ik
0=helemaal oneens,1 =oneens,
zoeken
informatie over criminaliteit
2=neutraal, 3=eens,4=helemaal eens
opgezocht. Ik hou nieuwsberichten over
0=helemaal oneens,1 =oneens,
criminaliteit in dit gebied
2=neutraal, 3=eens,4=helemaal eens
goed in de gaten. Score I Totaalscore conatieve component:
Gemiddeld item 10 & 11 Gemiddeld item 1t/m 11
Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede
37
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
5. Resultaten In dit hoofdstuk worden de resultaten beschreven. Paragraaf 5.1 gaat over de intensiteit van toezicht, waar de verschillen van de intensiteit van cameratoezicht en politie op straat in de winkelgebieden in Nijmegen en Enschede worden weergegeven. Paragraaf 5.2 analyseert de data, die uit de interviews naar voren komen. Hier worden de significante verschillen beschreven en een correlatieoverzicht gegeven tussen de verschillende variabelen van de intensiteit van toezicht en veiligheidsbeleving opgedeeld naar beide steden. In de laatste paragraaf worden de hypothesen getoetst met behulp van de geanalyseerde resultaten.
5.1 Intensiteit toezicht 5.1.1 Cameratoezicht Camera in beeld Nijmegen Zoals in de achtergrond informatie over cameratoezicht beschreven is, is de burgemeester verantwoordelijk voor het inzetten van cameratoezicht. In het Coalitieakkoord 2014-2018, Samen voor Nijmegen: sociaal, duurzaam en ondernemend, staat dat repressieve middelen, zoals cameratoezicht, in eerste instantie alleen tijdelijk ingezet worden met een duidelijke omschrijving van de doelstelling en een evaluatie van het effect. Hiermee wordt bedoeld dat de burgemeester cameratoezicht wil inzetten om de criminaliteit te verminderen en, zodra het doel bereikt is, de camera’s weer weghaalt. Op dit moment zijn er in totaal 18 camera’s neergezet om de openbare orde in Nijmegen te handhaven. De camera’s bevinden zich in het Kronenburgerpark, de stationstunnel en de Willemsweg. Deze plaatsen bevinden zich echter niet in het winkelcentrum van Nijmegen, waardoor er gezegd kan worden dat er geen publiek cameratoezicht aanwezig is in het winkelcentrum van Nijmegen. Het cameratoezicht in Nijmegen is voor een groot deel geregeld door de Stichting Regionaal Toezicht Nijmegen (RTR). Camerabewaking in het private domein en cameratoezicht op openbare plaatsen groeien steeds meer naar elkaar toe. ‘’Om wildgroei en desinvesteringen op het gebied van cameratoezicht te voorkomen wil de Stichting Veiligheidszorg en Regionaal Platform Criminaliteitsbeheersing de initiatieven met betrekking tot de invoering van cameratoezicht coördineren. Hiertoe is de Regionale Toezicht Ruimte ontwikkeld: een innovatief beveiligingsconcept dat aanvullend is op de reeds aangeboden dienstverlening’’ (Criminee, 2014). De RTR maakt gebruikt van een Publiek Private samenwerking, zie figuur 5 (Criminee, 2014).
Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede
38
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
Figuur 5: RTR: twee wettelijke regimes onder één dak: Uit Regionaal Toezicht Ruimte: Informatie gestuurde veiligheidszorg door Criminee, 2014.
Voor het live uitkijken van de beelden wordt door de RTR € 2150,- per jaar per camera gevraagd. Het betreft het uitkijken van de camera's van maandag t/m zaterdag van 20.00 tot 05.00 uur. Er wordt dan digitaal gesurveilleerd als onderdeel van een surveillance ronde. Bovendien wordt er direct gereageerd als er een melding komt van de Gemeenschappelijke Meldkamer met het live uitkijken van de camerabeelden. De servicekosten bedragen €39,95 per maand. Deze kosten worden vermeld in het contract van Stichting Regionale Toezicht Ruimte Gelderland-Zuid. Aangezien Nijmegen geen gebruik maakt van publieke camera’s, geeft figuur 6 een overzicht van de locaties met private camera’s. Deze camera’s worden niet gebruikt voor het handhaven van de openbare orde, maar voor de beveiliging van eigendom van particulieren. Zoals u ziet zijn er 24 locaties met in totaal 97 camera’s. Bijlage 2 geeft een gedetailleerd overzicht van de 97 camera’s met hun bijbehorende locaties.
Figuur 6: Overzicht private camera’s in winkelgebied in Nijmegen
Camera in beeld Enschede De veiligheid op straat wordt in Enschede door verschillende maatregelen gewaarborgd, zoals politietoezicht,
PUB-team,
toezichthouders
horecagelegenheden,
horecaverboden
Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede
39
en
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
cameratoezicht.
Cameratoezicht
is
dus
onderdeel
van
een
breder
pakket
van
veiligheidsmaatregelen. Alleen de maatregelen politietoezicht en cameratoezicht hebben invloed op burgers in het winkelcentrum van Enschede. De rest van deze maatregelen is vooral bedoeld voor het bewaren van de veiligheid tijdens uitgaansgelegenheden. Het cameratoezicht in Enschede is geregeld in samenwerking met de gemeente Hengelo. Zo worden de camerabeelden rechtstreeks doorverbonden naar de Regionale Toezicht Ruimte in Hengelo. De camera’s in het winkelcentrum in Enschede zijn altijd zichtbaar en staan altijd aan. Het bewaren van de camerabeelden gaat volgens de wettelijke termijn van vier weken. Indien in die periode geen incidenten hebben plaatsgevonden, is er geen reden om de gemaakte opnames langer te bewaren. Heeft een bewakingscamera een bepaald incident vastgelegd, bijvoorbeeld een winkeldiefstal, dan worden de beelden bewaard tot het geconstateerde incident is afgehandeld. Alleen op donderdag en zaterdagavond worden de beelden van cameratoezicht live uitgekeken, aangezien dat de drukste uitgaansavonden zijn. Deze uitkijkcentrale bevindt zich ook in Hengelo. Cameratoezicht in Enschede is dus in het algemeen meer gericht op reactie in plaats van preventie, behalve tijdens de twee drukste uitgaansavonden. Figuur 7 geeft het aantal publieke camera’s van de gemeente Enschede in het winkelcentrum weer. Deze camera’s bevinden zich meer in het uitgaansgebied dan in het winkelgebied. Zoals u kunt zien, zijn er zeven publieke camera’s geïnstalleerd in Enschede. Dit zijn er dan ook zeven meer dan in Nijmegen.
Figuur 7: Overzicht publieke camera’s in winkelgebied in Enschede. Het aantal private camera’s in het winkelgebied in Enschede is helaas onbekend. De gemeente heeft hier geen overzicht van, waardoor er geen vergelijking gemaakt kan worden met de
Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede
40
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
hoeveelheid private camera’s in Nijmegen. Dit heeft geen gevolg voor het onderzoek, aangezien dit onderzoek zich alleen concentreert op publieke camera’s.
5.1.2 Politie op straat Nijmegen De invoering van de nationale politie heeft tot gevolg dat er een herinrichting naar twee robuuste basisteams in Nijmegen plaatsvond, het basisteam Nijmegen Noord en de basisteam Nijmegen Zuid. Elk basisteam vervult in principe de politietaken in eigen werkgebied. Wijkagenten werken samen met de teams aan de prioriteiten in hun gebied. Zij zijn de ogen en oren in de wijk en een belangrijke schakel in de verbinding met burgers, gemeenten en andere partners. In Nijmegen zijn er op dit moment 21 wijkagenten werkzaam. Dit moet echter verhoogd worden naar minimaal 31 wijkagenten om aan de plannen van de regering te voldoen, namelijk aan de norm dat er één wijkagent op 5000 inwoners moet zijn.
Figuur 8: Bestedingscapaciteit Nijmegen: Uit Beleidsplan Politie Nijmegen 2013 door Politie GelderlandZuid, 2013, Politiebrief. Brief aan Drs. H. Bruls, burgemeester van Nijmegen op 5 maart 2013.
Figuur 8 laat de tijdsbestedingscapaciteit van het basisteam in Nijmegen zien. Dit laat zien dat ongeveer 18% van de tijd de politie bezig is met de handhaving van de rechtsorde. Opvallend is dat toezicht niet is meegenomen in de tijdsbesteding van de basisteams in Nijmegen. Dit kan betekenen dat de basisteams in Nijmegen toezicht niet berekenen tot hun bestedingscapaciteit of dat toezicht onder een andere taak valt, zoals handhaving. In het centrum van Nijmegen is er altijd, 24/7, politie aanwezig. Deze politieagenten worden echter vooral ingezet bij noodhulp en blijven zij voornamelijk in hun auto rondjes rijden. Dit betekent dat er in het centrum van Nijmegen weinig politie op straat staat. Zij zijn er vooral als zij een specifieke opdracht moeten uitvoeren of wanneer zij opgeroepen zijn om naar een bepaald adres te komen. Het echt surveilleren op straat in het centrum in Nijmegen komt weinig voor. Dit kan natuurlijk komen door een tekort aan politieagenten, waardoor niet alle taken uitgevoerd kunnen worden en er keuzes gemaakt moeten worden tussen diverse werkzaamheden.
Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede
41
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
Enschede Ook de politie in Enschede ondervindt een grote verandering met het invoeren van de nationale politie. Zij gaan van vijf teams naar één robuust basisteam met vier teamchefs. Het basisteam bestaat uit 26,5 functies voor wijkagent Senior Wijk en zes functies Wijkagent Operationeel Expert Wijk. Het aantal wijkagenten van de politie eenheid Enschede bestaat ongeveer uit 33 mensen. In het basisteam Enschede zijn in 2015 naar verwachting netto 260.000 uur beschikbaar. Van deze capaciteit wordt 226.000 uur besteed aan de volgende uitvoerende taken. Tabel 5: Bestedingscapaciteit Enschede
Taak
Toelichting
Leiding/coördinatie en sturing op de uitvoering Intake
OVD, HOVJ, werkverdeling, operationele coördinatie (OCP
Capaciteit (uren / jaar) 40.000
& OpCo). Opnemen aangiften, opvang publiek, receptiefunctie
25.000
(bureauopenstelling / bereikbaarheid).
Opsporing
Opsporen van (met name) VVC delicten en afhandelen van
14.000
verdachten t/m het opmaken van dossiers (inclusief VAT).
(Orde) Handhaving.
Toezicht en handhaving, bewaken en beveiligen,
46.000
vergunning verlenen, incidentbehandeling.
Wijkzorg en toezicht
Gebiedsgebonden en probleemgericht (net)werken,
36.000
wijkzorg door wijkagenten en anderen
Afhandelen Meldingen
Afhandelen van meldingen (spoed en overig) van melding
65.000
tot administratie, rooster 7X24 beschikbaarheid. Noot: uit Meer veiligheid en vertrouwen; jaarplan 2015 basisteam BT Enschede door F. Ouald Chaib en J.A. Derksen, 2014.
Zoals u kunt zien besteedt de politie in Enschede veel uren aan toezicht. Zij beginnen in de ochtend om 8.30 met een briefing, waar een taakverdeling wordt gemaakt met alle politieagenten in Enschede die op dat moment aan het werk zijn. Bij een reguliere dienst zijn er rond de twaalf mensen werkzaam om de orde in Enschede te handhaven. Deze twaalf mensen kunnen worden onderverdeeld in verschillende taken. Zo zijn er bij een reguliere dienst elke dag vier tot vijf noodhulpauto’s aanwezig en worden er door de overige politieagenten diverse opdrachten uitgevoerd. Dit team wordt op donderdag/vrijdagavond en zaterdag versterkt met twee tot vier mensen, die alleen worden ingezet om toezicht te houden op straat. Zij surveilleren in het centrum om criminaliteit te voorkomen en om de orde te handhaven. Ook worden er tijdens koopzondagen en dinsdagen tijdens markt twee tot vier extra agenten ingezet om goed te surveilleren in de binnenstad. In het winkelgebied in Enschede komt er veel politie op straat voor. De hoeveelheid politie op straat in Enschede is meer dan in Nijmegen en dit betekent dat er in Enschede meer fysiek toezicht aanwezig is dan in Nijmegen.
Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede
42
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
5.2 Veiligheidsbeleving 5.2.1 Inleiding In dit hoofdstuk worden er eerst diverse schalen meetbaar gemaakt met behulp van de Cronbach’s alpha (paragraaf 5.2.2). Vervolgens wordt er in paragraaf 5.2.3 onderzocht of er een significant verschil aanwezig is tussen de verschillende variabelen van Nijmegen en van Enschede. Het gaat hier om de volgende variabelen: waarneming van politie op straat, waarneming van cameratoezicht, risicobeleving, veiligheidsgevoel en preventief gedrag. Daarna worden er in paragraaf 5.2.4 de correlaties tussen de verschillende variabelen onderzocht. Tot slot worden er in paragraaf 5.3 de hypothesen getoetst aan de hand van de resultaten.
5.2.2 Cronbach’s alpha In paragraaf 4.4 is elke variabele geoperationaliseerd in verschillende stellingen die gemeten worden met bepaalde antwoordmogelijkheden. Om de stellingen te kunnen gebruiken voor het meten van de variabelen, wordt er via de Cronbach’s alpha gekeken welke stellingen samen een schaal mogen vormen. De waarde, die voortkomen uit de Cronbach’s alpha, kunnen variëren van 0 tot 1. Als de waarde hoger is dan 0,7, is de betrouwbaarheid van deze combinatie groot genoeg om een schaal van de verschillende stellingen te vormen (Huizingh, 2007). Met dit wetende kan de schaal van de waarneming van cameratoezicht, de waarneming van politie op straat, de risicobeleving, het veiligheidsgevoel en het preventief gedrag gevormd worden. Met een Cronbach’s alpha van 0,75 bestaat de schaal van waarneming van politie op straat uit de volgende stellingen: ‘ik denk dat de politie alles goed in de gaten houdt’ ,’ik vind dat er in het centrum voldoende politieagenten op straat zijn’, ‘de hoeveelheid politieagenten op straat in het weekend in dit gebied is…’ en ‘de hoeveelheid politieagenten op straat door de weeks in dit gebied is….’. Om een schaal te maken van diverse stellingen van de waarneming van cameratoezicht moet er een Cronbach’s alpha van 0,7 of hoger aanwezig zijn. De twee stellingen voor cameratoezicht samen, hebben echter een Cronbach’s alpha van 0,63, waardoor beide stellingen apart worden behandeld. De eerste stelling is ‘ik denk dat er in het centrum voldoende camera’s hangen’ en de tweede stelling is ‘de hoeveelheid camera’s in dit gebied is...’. Risicobeleving bestaat uit de volgende stellingen: ‘in het centrum is de kans groot om in een gewelddadig conflict terecht te komen’, ‘in het centrum is de kans groot om bestolen te worden’ en ‘in het centrum is de kans groot een zakkenroller tegen te komen’. Deze stellingen samen vormen een schaal met een Cronbach’s alpha van 0,72. Met een Cronbach’s alpha van 0,73 bestaat het veiligheidsgevoel uit de volgende stellingen: ‘ik voel mij veilig in het centrum’, ‘in het centrum heb ik het gevoel zomaar beroofd te worden’ en ‘je kunt hier met een gerust hart op straat lopen’. De overige twee stellingen worden niet meegenomen in de gecreëerde schaal, omdat de Cronbach’s alpha dan lager dan 0,7 is, namelijk 0,43. Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede
43
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
Het preventief gedrag bestaat uit vermijden, beschermen, verzekeren, communiceren, participeren en informatie zoeken. Om van deze verschillende categorieën een schaal van preventief gedrag te maken, moeten eerst verscheidene stellingen samengevoegd worden. Het vermijdings- en beschermingsgedrag bestaan beide uit één stelling, namelijk ‘er zijn in dit gebied onveilige plekken die ik vermijd’ en ‘in dit gebied neem ik maatregelen om mijzelf te beschermen tegen criminaliteit’. Het verzekeringsgedrag bestaat uit twee stellingen; ‘als ik het centrum in ga, laat ik waardevolle spullen zoveel mogelijk thuis’ en ‘ik heb mijn mobiel verzekerd tegen diefstal’. Deze twee stellingen kunnen echter niet omgezet worden tot 1 schaal van verzekeringsgedrag, aangezien de Cronbach’s alpha bij deze samenstelling 0,11 is. Het communicatie gedrag bestaat uit drie stellingen die samen een Cronbach’s alpha van 0,75 hebben, namelijk ‘in het centrum praat ik met anderen over criminaliteit’, in het centrum praat ik met anderen over mijn emoties met betrekking tot criminaliteit’ en ‘in het centrum wissel ik informatie uit over criminaliteit met anderen’. Deze drie stellingen vormen samen communicatiegedrag dat meegenomen wordt met het vormen van het preventief gedrag. De vijfde vorm van preventief gedrag is het participatiegedrag en dit bestaat, met een Cronbach’s alpha van 0,86, uit ‘in dit gebied neem ik deel aan acties tegen criminaliteit’ en ‘in dit gebied ben ik actief betrokken bij het organiseren van acties tegen criminaliteit’. Als laatste onderdeel van preventief gedrag is het informatie zoeken. Dat bestaat uit ‘in het centrum heb ik informatie over criminaliteit opgezocht’ en ‘ik houd nieuwsberichten over criminaliteit hier goed in de gaten’. Deze twee stellingen hebben echter samen een Cronbach’s alpha van 0,58, waardoor deze stellingen apart meegenomen worden in dit onderzoek en niet samen tot één schaal van informatie zoeken gevormd worden. Het
preventief
gedrag
bestaat
in
dit
onderzoek
uit
de
gemiddelde
score
van
‘communicatiegedrag’, ‘participatiegedrag’, ‘in het centrum heb ik informatie over criminaliteit opgezocht’ en ‘ik houd nieuwsberichten over criminaliteit hier goed in de gaten’ met een Cronbach’s alpha van 0,75.
5.2.3 Data analyse Toezicht In tabel 6 is te zien dat de schaal van de waarneming van politie op straat een gemiddelde heeft van 1,81 in Nijmegen en 1,66 in Enschede, waar bij 0 heel weinig politie wordt waargenomen en bij 4 heel veel politie wordt waargenomen. Dit betekent dat mensen in Nijmegen meer politie waarnemen dan mensen in Enschede. Om te kijken of er een significant verschil bestaat tussen deze gemiddelden, wordt er gebruik gemaakt van een independent sample t-test. Met deze test wordt er onderzocht of het verschil significant is en dat is als er met 95% zekerheid of meer gezegd kan worden of dit verschil bestaat. Dat is het geval onder een significantie (Sig) met een waarde van 0,05 of lager. Dit verschil in de waarneming van de politie op straat is echter volgens de independent sample t-test, met een sig. van 0,103, niet significant, waardoor er geen verschil bestaat in de perceptie van politie op straat tussen Nijmegen en Enschede.
Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede
44
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
Tabel 6: Waarneming politie op straat in Nijmegen en Enschede Beschrijvende statistieken Nijmegen of Enschede
N
Minimum
Maximum
Mean
Std. Deviation
N
E
Waarneming politie
80
Valid N (listwise)
80
Waarneming politie
80
Valid N (listwise)
80
,25
2,75
1,81
,60
,00
2,75
1,66
,57
Bij de waarneming van cameratoezicht konden beide stellingen samen niet tot één schaal gevormd worden. De stellingen worden dan ook apart behandeld om te onderzoeken of er een significant verschil aanwezig is tussen de waarneming van cameratoezicht in Nijmegen en Enschede. De eerste stelling is ‘ik denk dat er in het centrum voldoende camera’s hangen’ (Pc1). Deze stelling heeft een gemiddelde van 2,33 in Nijmegen en 2,30 in Enschede, waar bij 0 weinig camera’s worden waargenomen en bij 4 veel camera’s worden waargenomen (zie tabel 7). Met een sig. van 0,85, berekent met de independent sample t-test, is er duidelijk geen verschil tussen beide steden in de waarneming van camera’s. Tabel 7: Waarneming van ‘’ik denk dat er voldoende camera’s hangen’’ in Nijmegen en Enschede Beschrijvende statistieken Nijmegen of Enschede
N
Minimum
Maximum
Mean
Std. Deviation
N
E
Pc1
80
Valid N (listwise)
80
Pc1
80
Valid N (listwise)
80
1
4
2,33
,80
0
4
2,30
,80
De tweede stelling is ‘de hoeveelheid camera’s in dit gebied is...’ (Pc2). Deze stelling heeft een gemiddelde van 1,97 in Nijmegen en 1,94 in Enschede, waar bij 0 weinig camera’s worden waargenomen en bij 4 veel camera’s worden waargenomen (zie tabel 8). Ook deze stelling heeft een sig. van 0,76, waardoor er duidelijk geen verschil is tussen de waarneming van cameratoezicht in beide steden. Tabel 8: Waarneming van ‘’de hoeveelheid camera’s in het gebied is..’’ in Nijmegen en Enschede Beschrijvende statistieken Nijmegen of Enschede
N
Minimum
Maximum
Mean
Std. Deviation
N
E
Pc2
73
Valid N (listwise)
73
Pc2
66
Valid N (listwise)
66
0
4
1,97
,66
0
4
1,94
,63
Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede
45
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
Veiligheidsbeleving De gemiddelde risicobeleving in Nijmegen is 2,50 en in Enschede is het gemiddelde 2,27, waar bij 0 mensen verwachten erg veel risico te lopen op slachtofferschap en bij 4 mensen verwachten erg weinig risico te lopen op slachtofferschap (zie tabel 9). Dit betekent dat mensen in Nijmegen verwachten minder risico te lopen om slachtoffer te worden van criminaliteit dan in Enschede. De risicobeleving in Nijmegen is positiever. Om te testen of dit verschil significant is, wordt er gebruikt gemaakt van een independent sample t-test. Hieruit komt naar voren dat dit verschil een sig. heeft van 0,05, waardoor er met 95% zekerheid gezegd kan worden dat er een verschil is in risicobeleving tussen Nijmegen en Enschede. De mensen in Nijmegen verwachten minder risico te lopen om slachtoffer te worden van criminaliteit dan de mensen in Enschede. Tabel 9: Waarneming van Risicobeleving in Nijmegen en Enschede Beschrijvende statistieken Nijmegen of Enschede
N
Minimu
Maximum
Mean
m N
E
Risicobeleving
80
Valid N (listwise)
80
Risicobeleving
80
Valid N (listwise)
80
Std. Deviation
,00
4,00
2,50
,70
,00
4,00
2,27
,7
Het gemiddelde van het veiligheidsgevoel van Nijmegen en dat van Enschede liggen erg dicht bij elkaar. Nijmegen heeft een gemiddelde van 3,02 en Enschede heeft een gemiddelde van 2,96, waarvan 0 heel negatief is en 4 erg positief (zie tabel 10). Uit de independent sample t-test komt naar voren dat het verschil een sig. heeft van 0,60 en dit is hoger dan 0,05. Het gemiddelde van Nijmegen en Enschede hebben geen significant verschil en daarmee is er geen verschil in het veiligheidsgevoel van mensen uit Nijmegen en Enschede. Tabel 10: Waarneming veiligheidsgevoel in Nijmegen en Enschede Beschrijvende statistieken Nijmegen of Enschede
N
Minimum
Maximum
Mean
Std. Deviation
N
E
Veiligheidsgevoel
80
Valid N (listwise)
80
Veiligheidsgevoel
80
Valid N (listwise)
80
1,33
4,00
3,02
,64
,00
4,00
2,96
,66
Het gemiddelde van het preventief gedrag in Nijmegen is 1,33 en in Enschede is 1,14, waar bij 0 geen preventief gedrag voorkomt en bij 4 erg veel preventief gedrag voorkomt (zie tabel 11). Dit betekent dat er in Nijmegen meer mensen preventief gedrag vertonen dan in Enschede. Dit verschil is echter berekent met een independent sample t-test met een sig. van 0,085 niet significant.
Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede
46
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
Tabel 11: Waarneming preventief gedrag in Nijmegen en Enschede Beschrijvende statistieken Nijmegen of Enschede
N
Minimum
Maximum
Mean
Std. Deviation
N
E
Preventief gedrag
80
Valid N (listwise)
80
Preventief gedrag
80
Valid N (listwise)
80
,00
3,00
1,33
,72
,00
3,58
1,14
,62
5.2.4 Correlaties Nadat er diverse schalen zijn ontwikkeld en de resultaten zijn geanalyseerd, kunnen nu de relaties in beeld worden gebracht tussen de verschillende variabelen. Hiervoor wordt de correlatie test gebruikt, die onderzoekt of twee variabelen die gemeten zijn op interval of ratio niveau met elkaar correleren en dus een samenhang hebben (Huizingh, 2007, p.290). De correlatie wordt gebruikt als men wil weten of er twee variabelen met elkaar correleren, zonder dat er sprake is van een causaal verband, waardoor het onduidelijk is of de ene variabele de ander beïnvloedt. De correlatie coëfficiënt kan uiteenlopen van +1 (perfectie positieve correlatie) naar -1 (perfecte negatieve correlatie) waarbij 0 geen sprake is van een correlatie (Huizingh, 2007, p.290-291). In deze paragraaf worden er correlatie testen uitgevoerd tussen de waarneming van cameratoezicht/politie op straat en de veiligheidsbeleving van de mens.
Nijmegen Waarneming cameratoezicht In deze paragraaf wordt de relatie tussen de waarneming van cameratoezicht en de veiligheidsbeleving van mensen onderzocht. De waarneming van cameratoezicht bestaat uit twee verschillende stellingen, namelijk Pc1 (ik denk dat er voldoende camera’s hangen) en Pc2 (de hoeveelheid camera’s in dit gebied is…). Van deze twee items worden apart de correlatie met de drie componenten van veiligheidsbeleving berekend. De correlatie tussen de waarneming van cameratoezicht en de risicobeleving wordt in het correlatieoverzicht in tabel 12 weergegeven. De correlatie bestaat voor Pc1 uit 0,212 met een sig. van 0,059 en voor Pc2 uit 0,312 met een sig. van 0,007. Hieruit blijkt dat de correlatie met Pc1 niet significant is, aangezien 0,059 groter is dan 0,5, waardoor er geen samenhang aanwezig is tussen de stelling ‘ik denk dat er voldoende camera’s hangen’ en de risicobeleving van mensen. Pc2 heeft echter wel een significante correlatie. Met een sig. van 0,007 is er een samenhang aanwezig tussen de stelling ‘de hoeveelheid camera’s in dit gebied is…’ en de risicobeleving van mensen. Deze samenhang van 0,312 ligt dichter bij de 0 dan bij de 1, waardoor er gezegd kan worden dat deze samenhang klein is. Vervolgens wordt de correlatie tussen de waarneming van cameratoezicht in Nijmegen en het veiligheidsgevoel in kaart gebracht. In het overzicht kunt u zien dat Pc1 een correlatie heeft van 0,168 met een sig. van 0,136, wat betekent dat er geen significant correlatie bestaat tussen Pc1 Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede
47
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
Tabel 12: Correlatieoverzicht van Nijmegen NIJMEGEN PC1
PC1
Pearson Correlation
PC2
1
Sig. (2-tailed)
Pearson Correlation
GEDRAG
,467**
,246*
,212
,168
-,027
,028
,059
,136
,813
80
80
80
80
,467**
1
,251*
,312**
,400**
-,194
,032
,007
,000
,100
73
73
73
73
73
73
,246*
,251*
1
,371**
,471**
-,215
,028
,032
,001
,000
,056
80
73
80
80
80
80
Pearson Correlation
,212
,312**
,371**
1
,480**
-,214
Sig. (2-tailed)
,059
,007
,001
,000
,056
WAARNEMING
Pearson Correlation
POLITIE
Sig. (2-tailed) N
N
,000
80
73
80
80
80
80
Pearson Correlation
,168
,400**
,471**
,480**
1
-,386**
Sig. (2-tailed)
,136
,000
,000
,000
N PREVENTIEF GEDRAG
PREVENTIEF
GEVOEL
73
N
VEILIGHEIDSGEVOEL
VEILIGHEIDS
BELEVING
,000
Sig. (2-tailed)
RISICOBELEVING
RISICO-
POLITIE
80
N PC2
WAARNEMING
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N
,000
80
73
80
80
80
80
-,027
-,194
-,215
-,214
-,386**
1
,813
,100
,056
,056
,000
80
73
80
80
80
80
** Correlation is significant at the 0,01 level (2-tailed) * Correlation is significant at the 0,05 level (2-tailed)
en het veiligheidsgevoel in Nijmegen. Pc2 heeft een correlatie van 0,400 met een sig. van 0,000, wat betekent dat er een volledig significante samenhang aanwezig is tussen Pc2 en het veiligheidsgevoel. Net zoals bij de samenhang met risicobeleving ligt deze samenhang van 0,400 dichter bij de 0 dan bij de 1, waardoor deze samenhang als klein beschouwd kan worden. Als laatste wordt de correlatie tussen de waarneming van cameratoezicht en het preventief gedrag van mensen in Nijmegen in kaart gebracht. Het correlatie overzicht laat zien dat Pc1 een correlatie van -0,027 heeft met een sig. van 0,813 en Pc2 een correlatie van -0,194 heeft met een sig. van 0,100. Beide stellingen hebben een sig. hoger dan 0,05, waardoor er geen significante correlatie bestaat tussen de waarneming van cameratoezicht en het preventief gedrag van mensen in Nijmegen. De stelling ‘de hoeveelheid camera’s in dit gebied is…’ heeft een kleine significante samenhang met twee van de drie componenten van veiligheidsbeleving in Nijmegen. Er is geen samenhang aanwezig met de stelling ‘ik denk dat er voldoende camera’s hangen’ en de drie componenten van veiligheidsbeleving.
Waarneming politie op straat Deze paragraaf onderzoekt of de waarneming van politie op straat invloed heeft op de veiligheidsbeleving van de mensen in Nijmegen. Allereerst wordt de correlatie tussen de Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede
48
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
waarneming van politie en de risicobeleving onderzocht. Zoals in de correlatie overzicht te zien is, heeft het een correlatie van 0,371 met een sig. van 0,001, waardoor er gezegd kan worden dat er een significante samenhang aanwezig is tussen de waarneming van politie op straat en de risicobeleving van mensen in Nijmegen. Deze samenhang van 0,371 ligt dichter bij de 0 dan bij de 1, waardoor deze samenhang als klein beschouwd wordt. Vervolgens wordt de correlatie tussen de waarneming van politie op straat en het veiligheidsgevoel van mensen in Nijmegen onderzocht. Dit heeft een correlatie van 0,471 met een sig. van 0,00 en is dus significant. Dit betekent dat er een volledig significante samenhang aanwezig is tussen de waarneming van politie op straat en de veiligheidsgevoel van mensen in Nijmegen. Ook hier geldt dat de aanwezige samenhang klein is. Als laatste wordt de correlatie tussen de waarneming van politie op straat en het preventief gedrag onderzocht. Uit het correlatie overzicht is af te lezen dat deze twee variabelen een correlatie hebben van -0,215 met een sig. van 0,56. Dit betekent dat deze correlatie niet significant is en er dus geen samenhang bestaat tussen de waarneming van toezicht en het preventief gedrag in Nijmegen. De waarneming van politie op straat heeft een kleine significante samenhang met twee van de drie componenten dat onder het begrip veiligheidsbeleving valt.
Enschede Waarneming cameratoezicht In deze paragraaf wordt de relatie tussen de waarneming van cameratoezicht en de veiligheidsbeleving van mensen in Enschede onderzocht. Net zoals in het vorige paragraaf bestaat de waarneming van cameratoezicht uit twee verschillende items, namelijk Pc1 (ik denk dat er voldoende camera’s hangen) en Pc2 (de hoeveelheid camera’s in dit gebied is…) en worden de correlatie berekeningen op dezelfde wijze uitgevoerd. Allereerst wordt de correlatie van de waarneming van cameratoezicht en de risicobeleving beschreven. Zoals in het correlatieoverzicht in tabel 13 te zien is, heeft Pc1 een correlatie van 0,322 met een sig. van 0,004 en heeft Pc2 een correlatie van 0,412 met een sig. van 0,001. Beide correlaties zijn significant en dit betekent dat er een significante samenhang is tussen de waarneming van cameratoezicht en de risicobeleving in Enschede. Vervolgens wordt de correlatie tussen de waarneming van cameratoezicht in Enschede en het veiligheidsgevoel in kaart gebracht. In het overzicht kunt u zien dat Pc1 een correlatie heeft van 0,405 met een sig. van 0,000 en Pc2 een correlatie heeft van 0,369 met een sig. van 0,002. De sig zijn van beide stellingen kleiner dan 0,05 en dat betekent dat beide stellingen een significante samenhang hebben met het veiligheidsgevoel van mensen in Enschede. Als laatste wordt de correlatie tussen de waarneming van cameratoezicht en het preventief gedrag van mensen in Enschede in kaart gebracht. Uit het correlatie overzicht kunt u zien dat Pc1 een correlatie van 0,232 heeft met een sig. van 0,039. Deze correlatie is significant en dit
Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede
49
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
Tabel 13: Correlatieoverzicht van Enschede
ENSCHEDE PC1
PC1
Pearson Correlation
PC2
1
POLITIE
Sig. (2-tailed)
Pearson Correlation
,232*
,000
,039
80
66
80
80
80
80
,490**
1
,324**
,412**
,369**
,166
,008
,001
,002
,183
,000 66
66
66
66
66
66
,358**
,324**
1
,328**
,302**
,038
,001
,008
,003
,007
,737
80
66
80
80
80
80
,322**
,412**
,328**
1
,576**
-,061
,004
,001
,003
,000
,592
80
66
80
80
80
80
,405**
,369**
,302**
,576**
1
-,153**
,000
,002
,007
,000
80
66
80
80
80
80
,232*
,166
,038
-,061
-,153**
1
,039
,183
,737
,592
,176
80
66
80
80
80
Sig. (2-tailed) N PREVENTIEF GEDRAG
GEDRAG ,405**
N Pearson Correlation
GEVOEL
,004
Sig. (2-tailed)
VEILIGHEIDSGEVOEL
BELEVING ,322**
N RISICOBELEVING
POLITIE
,001
N Pearson Correlation
PREVENTIEF
,358**
Sig. (2-tailed)
WAARNEMING
VEILIGHEIDS
,000
N Pearson Correlation
RISICO-
,490**
Sig. (2-tailed)
PC2
WAARNEMING
Pearson Correlation Sig. (2-tailed) N
,176
80
** Correlation is significant at the 0,01 level (2-tailed) * Correlation is significant at the 0,05 level (2-tailed)
betekent dat er een samenhang aanwezig is tussen Pc1 en het preventief gedrag van mensen. Pc2 heeft een correlatie van 0,166 met een sig. van 0,183. Deze correlatie is niet significant, waardoor er geen samenhang bestaat tussen Pc2 en het preventief gedrag van mensen. De waarneming van cameratoezicht in Enschede, bestaande uit twee stellingen, heeft een significante samenhang met twee van de drie componenten van veiligheidsbeleving. Verder is er ook een samenhang aanwezig met Pc1 en het preventief gedrag van mensen. Deze samenhang is erg klein (0,232) en er wordt verder in dit onderzoek geen rekening mee gehouden. De andere aanwezige samenhangen liggen allemaal ook dichter bij de 0 dan bij de 1. Dit betekent dat deze samenhangen allemaal als klein beschouwd kunnen worden.
Waarneming politie op straat Deze paragraaf onderzoekt of de waarneming van politie op straat een samenhang heeft met de veiligheidsbeleving van de mensen in Enschede. Allereerst wordt de correlatie tussen de waarneming van politie en de risicobeleving onderzocht. Deze samenhang heeft een correlatie van 0,328 met een sig. van 0,003, waardoor er gezegd kan worden dat de correlatie significant is. Dit betekent dat er een significante samenhang aanwezig is tussen de waarneming van politie op straat en de risicobeleving van mensen in Enschede. Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede
50
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
Vervolgens wordt de correlatie tussen de waarneming van politie op straat en het veiligheidsgevoel van mensen in Enschede onderzocht, wat bestaat uit 0,302 met een sig. van 0,007. Deze correlatie is significant en dat betekent dat er ook een samenhang aanwezig is tussen de waarneming van de politie op straat en het veiligheidsgevoel van mensen in Enschede. Als laatste wordt de correlatie tussen de waarneming van politie op straat en het preventief gedrag onderzocht. Uit het correlatie overzicht is af te lezen dat deze twee variabelen een correlatie hebben van 0,038 met een sig. van 0,737. Dit betekent dat deze correlatie niet significant is en er dus geen samenhang bestaat tussen de waarneming van toezicht en het preventief gedrag van mensen in Enschede. De waarneming van politie op straat in Enschede heeft net zoals in Nijmegen een significante samenhang met twee van de drie componenten dat onder het begrip veiligheidsbeleving valt. Ook hier liggen alle significante samenhangen dichten bij de 0 dan bij de 1, waardoor deze samenhangen als klein beschouwd worden.
Veiligheidsbeleving Risicobeleving en veiligheidsgevoel Nu de correlaties tussen de waarneming van toezicht en de veiligheidsbeleving in de winkelgebieden van Nijmegen en Enschede zijn weergegeven, is het ook belangrijk aandacht te geven aan de correlatie tussen de risicobeleving en het veiligheidsgevoel. Volgens het conceptmodel wordt het veiligheidsgevoel beïnvloed door de risicobeleving van de mens. Deze bewering wordt ondersteund door de resultaten uit de correlatieoverzicht met een perfecte significante samenhang tussen de risicobeleving en het veiligheidsgevoel. Nijmegen heeft een correlatie van 0,480 met een sig. van 0,00 en Enschede heeft een correlatie van 0,576 met een sig van 0,00. Deze correlaties zijn de sterkste correlaties die aanwezig zijn in het correlatieoverzicht en ondersteunen daarmee de bewering dat wanneer de risicobeleving wordt vergroot, het veiligheidsgevoel verbetert.
Preventief gedrag Volgens het model uit paragraaf 3.5 heeft het preventief gedrag geen directe samenhang met de waarneming van cameratoezicht en politie op straat. Dit is te zien in het correlatieoverzicht van beide steden. Nu heeft dit onderzoek gekeken of de risicobeleving en het veiligheidsgevoel samen een correlatie heeft met het preventief gedrag. Om te onderzoeken of twee variabelen samen invloed hebben op een derde variabele wordt de lineair regressie analyse uitgevoerd. Met deze analyse wordt er gekeken of er een positief/negatief causale relatie bestaat tussen twee of meer onafhankelijke (risicobeleving en veiligheidsgevoel) en één afhankelijke variabele (preventief gedrag).
Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede
51
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
Tabel 14: Uitkomst regressie analyse met risicobeleving en veiligheidsgevoel als onafhankelijke variabelen en preventief gedrag als afhankelijk variabele
Coëfficiëntena Model
1
Ongestandaardiseerde
Gestandaardiseerde
coëfficiënten
coëfficiënten
t
Sig.
B
Std. Error
Beta
(Constant)
2,050
,250
8,208
,000
Veiligheidsgevoel
-,301
,095
-,288
-3,175
,002
Risicobeleving
,035
,082
,038
,424
,672
a. Afhankelijke variabele: Preventief Gedrag
Model samenvatting Model
R
R Square
Adjusted R
Std. Error
Square
of the Estmiate
1
,269a
,073
,061
,65682
a. Voorspellers: (Constant), Risicobeleving, Veiligheidsgevoel
Anova Model
Sum of
Df
Mean
Square 1
Regression
F.
Sig.
Square
5,302
2
2,651
Residual
67,732
157
,431
Total
73,034
159
6,145
,003b
a. Afhankelijke variabele: Preventief gedrag b. Voorspellers: (Constant), Risicobeleving, Veiligheidsgevoel
Uit de resultaten van de regressie analyse van tabel 14 is hierboven af te lezen, dat er een kleine correlatie aanwezig is van 0,269 tussen risicobeleving en veiligheidsgevoel als onafhankelijke variabelen en het preventief gedrag als afhankelijke variabele. Met een sig. van 0,003 is deze samenhang significant. Het preventief gedrag wordt voor 7.3% beïnvloed door de risicobeleving en het veiligheidsgevoel. Dit betekent dat wanneer de risicobeleving verbetert en de mensen zich veiliger voelen, zij minder preventief gedrag vertonen.
5.3 Toetsing hypothesen In deze paragraaf worden de drie hypothesen getoetst met behulp van de resultaten uit de interviews. De eerste hypothese ‘’gezien het feitelijk verschil in toezicht, wordt er een hogere veiligheidsbeleving in Enschede dan in Nijmegen verwacht’’ verwacht dat mensen in Enschede zich veiliger voelen dan de mensen in Nijmegen, omdat er in Enschede meer feitelijk toezicht aanwezig is. Uit de resultaten komt echter naar voren dat er geen verschil is in de veiligheidsbeleving van de mensen tussen Enschede en Nijmegen, waardoor deze hypothese
Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede
52
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
onjuist is en niet wordt aangenomen. Ondanks het feitelijk verschil in toezicht is er geen verschil in de veiligheid beleving tussen beide steden. De tweede hypothese ‘’als mensen cameratoezicht waarnemen, heeft dat een positief effect op hun veiligheidsbeleving’’ verwacht dat mensen, die cameratoezicht waarnemen, zullen denken dat het gebied waarin de camera’s hangen veiliger is. Dit heeft een gevolg dat mensen verwachten dat hun risico op slachtofferschap afneemt. Met deze verwachte verbetering van de risicobeleving neem het veiligheidsgevoel toe. Ook zullen zij, als zij zich veiliger voelen en verwachten minder risico op slachtofferschap te ervaren, minder preventief gedrag vertonen. Net zoals bij hypothese twee wordt er verwacht dat mensen bij de derde hypothese “als mensen politie op straat waarnemen, heeft dat een positief effect op hun veiligheidsbeleving’’, die politie op straat waarnemen, zullen denken dat het gebied veiliger is. Dit heeft een gevolg dat mensen verwachten hun risico op slachtofferschap afneemt. Ook hier zal deze verwachte verbetering een positief effect hebben op het veiligheidsgevoel en daarmee de angst voor criminaliteit verminderen. Wanneer mensen minder risico op slachtofferschap ervaren en zich veiliger voelen, zullen mensen minder preventief gedrag vertonen. Het correlatieoverzicht van beide steden geeft het resultaat weer dat er een significante samenhang aanwezig is met de waarneming van cameratoezicht/politie op straat en de risicobeleving en het veiligheidsgevoel van de mens. Ook toont dit overzicht aan dat er een perfecte significante samenhang aanwezig is tussen de risicobeleving en het veiligheidsgevoel. Er is echter geen samenhang aanwezig met het waarnemen van camera’s/politie op straat en het preventief gedrag. Het preventief gedrag heeft ondanks het correlatieoverzicht van beide steden volgens de regressie analyse wel een kleine significante samenhang met de risicobeleving en het veiligheidsgevoel. De significante correlaties ondersteunen de beweringen van dit onderzoek, waardoor de tweede en derde hypothese aangenomen kunnen worden. Dit betekent dat wanneer mensen cameratoezicht/ politie op straat waarnemen, hun risicobeleving verbetert en daarmee hun veiligheidsgevoel vergroot met het gevolg dat het preventief gedrag vermindert. Wanneer mensen toezicht waarnemen, vergroot dit hun veiligheidsbeleving.
Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede
53
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
6. Conclusie 6.1 Inleiding In de voorgaande hoofdstukken is eerst ingegaan op de conceptualisering van het begrip ‘veiligheidsbeleving’ en aan de hand van diverse theorieën verder geoperationaliseerd. Nadat het begrip meetbaar is gemaakt, werden er 160 interviews gehouden. Vervolgens is er ingegaan op het beschrijven van de intensiteit van technisch en fysiek toezicht in de winkelgebieden van Nijmegen en Enschede. De resultaten van de interviews zijn in hoofdstuk 5 besproken en geanalyseerd. In dit hoofdstuk wordt de hoofdvraag beantwoord aan de hand van drie deelvragen. Daarna wordt er een korte discussie geïntroduceerd met verschillende aanbevelingen.
6.2 Beantwoording hoofdvraag In deze paragraaf wordt de hoofdvraag ‘’Welke invloed hebben technisch en fysiek toezicht in de winkelgebieden van Nijmegen en Enschede op de veiligheidsbeleving van mensen?’’ beantwoord. Het antwoord bestaat uit de beantwoording van de drie deelvragen.
6.2.1 Deelvraag 1 Hoe is het technisch en fysiek toezicht in de winkelgebieden van Nijmegen en Enschede georganiseerd? In het juridisch kader kwam aan de orde dat de burgemeester verantwoordelijk is voor het inzetten van cameratoezicht. Er zijn verschillen in cameratoezicht in beide steden door het verschil in beleid van de burgemeester. Cameratoezicht wordt in Nijmegen alleen tijdelijk ingezet met een duidelijke omschrijving van de doelstelling. Cameratoezicht wordt daar ingezet om de criminaliteit te verminderen en zodra het doel bereikt is, worden de camera’s weer weggehaald. Het cameratoezicht in Nijmegen is voor een groot deel geregeld door de Stichting Regionaal Toezicht Nijmegen, dat gebruik maakt van een Publiek Private samenwerking. Er zijn in Nijmegen op dit moment 18 camera’s neergezet om de openbare orde in Nijmegen te handhaven. Geen van deze camera’s bevinden zich echter in het onderzoeksgebied, waardoor er kan gezegd worden dat het winkelcentrum van Nijmegen geen technisch toezicht heeft. Enschede daarentegen heeft zeven publieke camera’s geïnstalleerd om de orde in Enschede (vooral tijdens uitgaansavonden) te handhaven. Het cameratoezicht in Enschede is geregeld in samenwerking met Hengelo, waar de camerabeelden rechtstreeks naar worden doorverbonden. De camera’s is het winkelcentrum in Enschede zijn zichtbaar en staan altijd aan. Cameratoezicht in Enschede is in het algemeen meer gericht op reactie in plaats van preventie, behalve tijdens de twee drukste uitgaansavonden. Het aantal private camera’s in het winkelgebied in Enschede is onbekend. De gemeente heeft hier geen overzicht van, waardoor er geen vergelijking gemaakt kan worden met de hoeveelheid private camera’s in Nijmegen. Wel kan er geconcludeerd worden Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede
54
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
dat het winkelgebied van Enschede meer technisch toezicht heeft dan het winkelgebied in Nijmegen. Ook de politie op straat is in beide steden anders geregeld. Door de invoering van de nationale politie hebben beide steden hetzelfde structuur. Zo heeft Nijmegen twee basisteams en zijn er dat op dit moment 21 wijkagenten werkzaam. Dit moet verhoogd worden naar minimaal 31 wijkagenten om aan de plannen van de regering te voldoen, dat bestaat uit de norm dat er éém wijkagent op 5000 inwoners moet zijn. Enschede daarentegen heeft één basisteam met 33 wijkagenten in dienst wat in overeenstemming is met de norm. Een opvallend verschil dat naar voren komt tussen beide steden is de indeling van de bestedingscapaciteit. Hieruit is af te leiden dat de politie in Enschede veel meer nadruk legt op het daadwerkelijk toezicht houden dan de politie in Nijmegen. Het echt surveilleren op straat in het centrum in Nijmegen komt weinig voor. Dit kan komen door een tekort aan politieagenten. In Enschede wordt er echter wel veel gesurveilleerd en worden er op bepaalde dagen extra mensen ingezet om alleen toezicht te houden op straat. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de intensiteit van de politie op straat in Enschede groter is dan in Nijmegen.
6.2.2 Deelvraag 2 Wat zijn de verschillen in de veiligheidsbeleving van mensen in de winkelgebieden van Nijmegen en Enschede? In deelvraag één worden de verschillen in de aanwezigheid van feitelijk toezicht in de winkelcentrums van Nijmegen en Enschede beschreven. Deze deelvraag geeft de verschillen in de veiligheidsbeleving van de mensen in de winkelgebieden van Nijmegen en Enschede weer. Dit wordt gedaan door het begrip ‘veiligheidsbeleving’ op te splitsen in de risicobeleving, het veiligheidsgevoel en het preventief gedrag en van elk begrip de significante verschillen te beschrijven. Voordat de verschillen in veiligheidsbeleving worden weergegeven, laten de resultaten van dit onderzoek zien dat er, ondanks het verschil in feitelijk toezicht, geen significant verschil aanwezig is tussen de waarneming van cameratoezicht en de waarneming van politie op straat in Nijmegen en Enschede. Dit betekent dat mensen in beide steden evenveel toezicht waarnemen. De resultaten van dit onderzoeken tonen aan dat er een significant verschil aanwezig is bij de eerste component van veiligheidsbeleving, de risicobeleving. Dit verschil in risicobeleving houdt in dat mensen in Nijmegen verwachten minder risico te lopen om slachtoffer te worden van criminaliteit dan in Enschede. De risicobeleving in Nijmegen is dus positiever dan in Enschede. De resultaten van het onderzoek van Grunder (2014) tonen aan dat er meer straatroof is in Nijmegen dan in Enschede. Dit creëerde een verwachting dat mensen in Nijmegen meer criminaliteit zouden waarnemen dan in Enschede en dat in Nijmegen de risicobeleving lager zou zijn dan in Enschede. Het significante verschil in risicobeleving gaat tegen de verwachting in. Bij de tweede en derde component van veiligheidsbeleving is geen significant verschil aanwezig. Dit betekent dat er geen verschil aanwezig is in het veiligheidsgevoel van mensen in Nijmegen en Enschede. Ook betekent dit dat er geen verschil aanwezig is bij het preventief gedrag van mensen in Nijmegen en Enschede. Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede
55
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
Op basis van dit onderzoek kan er geconcludeerd worden dat er alleen een significant verschil aanwezig is bij één van de drie componenten van veiligheidsbeleving, namelijk de risicobeleving. Het veiligheidsgevoel en het preventief gedrag van mensen in de winkelgebieden van Nijmegen en Enschede zijn gelijk, ondanks het verschil in de aanwezigheid van het feitelijk toezicht.
6.2.3 Deelvraag 3 In hoeverre wordt de veiligheidsbeleving van mensen in de winkelgebieden van Nijmegen en Enschede beïnvloed door technisch en fysiek toezicht? Ondanks het feit dat er in Enschede meer toezicht is dan in Nijmegen, is er geen significant verschil aanwezig tussen de waarneming van toezicht in de winkelgebieden in Nijmegen en Enschede. Dit betekent dat het feitelijk toezicht geen directe invloed heeft op de veiligheidsbeleving van de mens. Mensen moeten eerst toezicht waarnemen, voordat het invloed heeft op hun veiligheidsbeleving. Ondanks het feit, dat er een klein significant verschil aanwezig is in de risicobeleving tussen beide steden, heeft dit geen gevolg voor de samenhang tussen de waarneming van toezicht en de risicobeleving van de mens. Het correlatieoverzicht weergeven in hoofdstuk 5.2 toont aan dat er een kleine significante samenhang aanwezig is tussen de waarneming van toezicht (cameratoezicht en politie op straat) en de risicobeleving van de mens. Dit ondersteunt de bewering dat technisch toezicht invloed heeft op de risicobeleving van de mens, want door de vermeende kennis van de aanwezigheid van cameratoezicht, krijgen burgers meer inzicht in de (on)veilige gebieden, waardoor zij met dit inzicht een betere inschatting kunnen maken en hun risicobeleving verbetert. Ook ondersteunt deze significante samenhang de bewering dat fysiek toezicht zorgt voor een verbetering van de risicobeleving. Met politie op straat verwachten mensen dat er minder misdrijven plaatsvinden, waardoor mensen verwachten minder risico te lopen om slachtoffer te worden van criminaliteit. Er wordt ook, in het correlatieoverzicht, een kleine significante samenhang tussen de waarneming van toezicht (cameratoezicht en politie op straat) en het veiligheidsgevoel van de mens weergegeven. Tevens is er een sterke significante samenhang aanwezig tussen de risicobeleving en het veiligheidsgevoel van mensen in Nijmegen en Enschede. Dit ondersteunt de bewering dat de verbeterde risicobeleving gevolgen heeft voor het veiligheidsgevoel van de mens. Met de verwachte vermindering van de risico op slachtofferschap, zullen mensen denken dat het veiliger is, waardoor de angst voor criminaliteit afneemt. Het gaat namelijk over het gevoel dat mensen hebben ten aanzien van (potentiële) dreigingen. Deze dreigingen nemen af bij zowel technisch als fysiek toezicht, waardoor de angst voor criminaliteit vermindert. Ook het vertrouwen in de politie is belangrijk. Met de invoering van ‘community policing’ neemt het vertrouwen van de burgers toe, waardoor de zichtbaarheid van de politie zorgt voor een afname van de angst voor criminaliteit en daarmee het veiligheidsgevoel verbetert. De resultaten van dit onderzoek tonen aan dat zowel de waarneming van cameratoezicht als de waarneming van politie op straat een kleine samenhang hebben met twee van de drie componenten van veiligheidsbeleving. De waarneming van toezicht (cameratoezicht en politie op Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede
56
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
straat) heeft echter geen samenhang met het preventief gedrag van mensen. Ondanks het feit, dat er geen samenhang aanwezig is tussen toezicht en preventief gedrag, heeft het preventief gedrag wel een kleine significante correlatie met de risicobeleving en het veiligheidsgevoel. Dit betekent dat als de risicobeleving verbetert en mensen zich veiliger gaan voelen, zij minder preventief gedrag vertonen. Zij zullen dan minder voorzorgsmaatregelen nemen, zoals het vermijden van bepaalde gebieden en het beveiligen van zichzelf. Hieruit kan worden afgeleid dat wanneer de waarneming van cameratoezicht en de waarneming van politie op straat in Nijmegen en Enschede de risicobeleving en het veiligheidsgevoel beïnvloeden, het ook een indirect invloed heeft op het preventief gedrag van mensen. Dit onderzoek toont aan dat er dus een relatie aanwezig is tussen technisch en fysiek toezicht en de veiligheidsbeleving van mensen. Deze relatie is zwak, echter betekent het wel dat als mensen toezicht waarnemen, het een (klein) positief effect heeft op hun veiligheidsbeleving. Dit houdt in dat mensen verwachten minder risico op slachtofferschap te lopen en zich veiliger gaan voelen, met het gevolg dat preventief gedrag van mensen afneemt.
6.3 Discussie en aanbeveling Uit de resultaten van dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat wanneer mensen technisch of fysiek toezicht waarnemen hun veiligheidsbeleving verbetert. Dit betekent dat als toezicht fysiek aanwezig is en wanneer mensen dat zien, hun risicobeleving en veiligheidsgevoel verbeteren en het preventief gedrag afneemt. De achtergrond informatie van dit onderzoek beschrijft dat er een onenigheid is over de effecten van cameratoezicht op de veiligheidsbeleving van de mens. De onderzoeken van Dekkers & Homburg (2006), SCP (2008) en Flight & Hulshof (2010) concludeerden dat cameratoezicht geen effect heeft op de veiligheidsbeleving van de mens. Dit onderzoek heeft echter bewezen dat cameratoezicht wel een effect heeft op de veiligheidsbeleving van de mens, mits mensen de aanwezigheid van camera’s waarnemen. De resultaten van dit onderzoek ondersteunen de onderzoeken van Leiden (2002) en Ditton (2000) en creëren meer draagvlak voor positieve effecten van cameratoezicht. Er is met het invoeren van de nationale politie flink gekort op het aantal politiebureaus in Nederland. Van de 400 politiebureaus blijven er 167 over (Opstelten, 2014). Dit kan als gevolg hebben dat mensen minder politie waarnemen, waardoor de veiligheidsbeleving van de mensen vermindert. Om deze vermindering tegen te gaan, kunnen er diverse maatregelen genomen worden. Als eerste heeft dit onderzoek geconcludeerd dat feitelijk cameratoezicht geen effect heeft op de veiligheidsbeleving van de mens. Ook zou cameratoezicht volgens enkele onderzoekers geen effect hebben op feitelijk criminaliteit (Homburg et al.,2012). Dit heeft mij doen afvragen of cameratoezicht dan wel echt nodig is in onze maatschappij. Natuurlijk heeft cameratoezicht ook voordelen, zoals bij het live uitkijken van de beelden de politie sneller kan reageren bij een delict en het leveren van bewijsmateriaal. Maar om de veiligheidsbeleving te stimuleren, moeten de mensen cameratoezicht écht waarnemen. Opvallend is dat in Nijmegen en in Enschede evenveel camera’s worden waargenomen, terwijl er feitelijk een groot verschil aanwezig is. In dit onderzoek wordt er een duidelijk verschil gemaakt tussen camerabewaking en cameratoezicht. Het kan echter zijn dat burgers bij cameratoezicht dachten dat het camerabewaking betrof, waardoor de waarneming van cameratoezicht van burgers ook kan Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede
57
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
bestaan uit camerabewaking door private instellingen en niet alleen uit cameratoezicht vanuit de publieke instellingen. Mijn advies is om diverse acties uit te voeren met het doel om mensen bewuster te maken van de aanwezigheid van cameratoezicht. Niet alleen ergens in een hoek een bord ophangen met de tekst ‘’cameratoezicht’’, omdat dit wettelijk verplicht is, maar meer opvallende borden maken. Of meer aandacht aan dit onderwerp besteden door dit onderwerp te introduceren bij de media, zodat mensen er niet onderuit komen en het wel moeten waarnemen. Deze acties kunnen de vermindering van de veiligheidsbeleving tegengaan. Een voorbeeld van zo’n actie is het plaatsen van een groot scherm met live beelden in het uitgaancentrum van Hilversum, met het uitgangspunt dat meer bekendheid van cameratoezicht het veiligheidsgevoel van mensen verbetert. Ten tweede is het van belang dat er voldoende politie op straat aanwezig is om de zichtbaarheid van fysiek toezicht te generaliseren. De resultaten van dit onderzoek tonen aan dat politie op straat zorgt voor een toename van veiligheidsbeleving van mensen, mits zij vertrouwen hebben in de politie. Naast dat er genoeg politie op straat staan, moeten mensen wel vertrouwen in de politie hebben. Om dit te realiseren heeft de Minister van Veiligheid en Justitie ‘dienstverlening’ tot één van de centrale thema’s benoemd. ‘’Voor het vertrouwen van de burgers en bedrijven in de politie is bereikbaarheid, benaderbaarheid en een dienstverlenende houding van de politie van wezenlijk belang’’ (Opstelten, 2014). Nu er al regelingen zijn getroffen om het vertrouwen van de burger te realiseren, kan ik het advies meegeven dat er ook aandacht aan de hoeveelheid politie op straat gegeven moet worden om de veiligheidsbeleving van de mensen te stimuleren. Op basis van dit onderzoek, adviseer ik dat de zichtbaarheid van de politie op straat gestimuleerd moet worden om de veiligheidsbeleving te stimuleren. Naar mijn mening is het noodzakelijk dat het aantal politieagenten op straat wel in verhouding blijft met de overval/lastcijfers. Als dat niet het geval is, kan meer politie op straat bij bijvoorbeeld lage overval/lastcijfers eventueel voor een averechts effect zorgen met gevolg dat er een afname van de veiligheidsbeleving uit voortvloeit. Uit de resultaten is gebleken dat toezicht een positief effect heeft op de veiligheidsbeleving van de mens maar dat deze samenhang klein is. Toezicht van de politie is niet de enige variabele die de veiligheidsbeleving van mensen kan beïnvloeden. Zo zijn er nog vele anderen variabelen, zoals slachtofferschap, ervaren kwetsbaarheid, de perceptie van sociale (wan) orde, fysieke eigenschappen van de omgeving, toegenomen risico-aversie in de samenleving, (verandering van) het medialandschap, optreden van de overheid en dieper liggende onbehagen in de samenleving. Dit onderzoek is een nulmeting en vanaf dit startpunt kunnen er nog veel vervolg onderzoeken komen naar bijvoorbeeld de combinatie van de hierboven genoemde variabelen van veiligheidsbeleving met toezicht om een duidelijker beeld te schetsen hoe veiligheidsbeleving precies beïnvloed wordt. Of een onderzoek naar hoe mensen meer bewust worden van toezicht om precies te weten hoe toezicht ingezet kan worden om de veiligheidsbeleving te stimuleren. Aangenomen mag worden dat een verbetering van veiligheidsbeleving positieve effecten zal hebben op de samenleving. Dit komt tot uiting in het maatschappelijk verkeer en het gedrag naar andere individuen, waarbij ook openbare ruimte meer collectief benut worden omdat mensen eerder naar buiten gaan. Verbetering van veiligheidsbeleving heeft ook economische meerwaarde. In ieder geval wil ik als persoon een hoge veiligheidsbeleving hebben als ik buiten op straat ben.
Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede
58
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
Literatuur Allen, I. E., & Seaman, C. A. (2007). Likert scales and data analyses. Quality Progress, 40(7), 64-65. Baas, N. & Cozijn, C. (1996). Toezicht met camera’s; toepassing, effectiviteit en juridische aspecten, WODC/Den Haag. Babbie, E. R. (2012). The practice of social research: Wadsworth Publishing Company. Bilsky, W., & Wetzels, P. (1994). Wellbeing, Feelings of Personal Safety, and Fear of Crime: Towards a Conceptual Integration. Kriminolog. Forschungsinst. Niedersachsen eV. Braga, A. A. (2001). The effects of hot spots policing on crime. The ANNALS of the American Academy of Political and Social Science, 578(1), 104-125. CCV (2014). Beinvloedbare factoren. Op 6 september 2014 ontleend aan http://www.ccvveiligheidsbeleving. nl/oorzaken Centraal Bureau voor de Statistiek. (2013a). Veiligheidsmonitor. Denhaag/Heerlen Centraal Bureau voor de Statistiek (2013b). Demografische kencijfers per gemeente. Den Haag/Heerlen, 2013. Centraal Bureau voor de Statistiek (2013c). Geregistreerde criminaliteit in 2012 gedaald. Op 16 oktober 2014 ontleend aan http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/veiligheidrecht/publicaties/artikelen/archief/2013/2013-3861-wm.htm Centrum voor criminaliteitspreventie veiligheid (2014) op 15 september 2014 ontleend aan http://www.hetccv.nl/ Criminee (2014). Regionaal Toezicht Ruimte: informatie gestuurde veiligheidszorg. Op 10 november 2014 ontleend aan http://www.hix.nl/media/opening/Inlay_RTR.pdf Dekkers, S. & G. Homburg (2006). Evaluatie cameratoezicht op openbare plaatsen: nul -meting. Amsterdam: Regioplan Beleidsonderzoek (in opdracht van het ministerie van BZK). Ditton, J. (2000). ‘Crime and the City: Public attitudes to CCTV in Glasgow’, British Journal of Criminology, 40, 692-709 Eijk, A. van, G. Kanning, A. Molenaar, M. Strijbos & W. Bernasco (2006). ʻCameratoezicht in de openbare ruimte. Weten mensen wel dat er camera’s zijn, en voelen zij zich er veiliger door?’ In: Tijdschrift voor Veiligheid 5-3, 38-49.
Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede
59
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
Everaert, H., & van Peet, A. (2006). Kwalitatief en kwantitatief onderzoek. Kenniskring Gedragsproblemen in de Onderwijspraktijk Publicatie, 11, 2-50. Farrington, D. P., Gottfredson, D. C., Sherman, L. W., & Welsh, B. C. (2002). The Maryland scientific methods scale. Evidence-based crime prevention, 13-21. Ferraro, K. F., & Grange, R. L. (1987). The measurement of fear of crime*.Sociological inquiry, 57(1), 70-97. Fischhoff, B., P. Slovic, S. Lichtenstein, S. Read, en B. Combs (1978). ‘How safe is safe enough? A psychometric study of attitudes towards technological risks and benefits’, Policy Sciences, 9, 127-152. Fiselier, J.P.S. (1978) Slachtoffers van delicten, een onderzoek naar verborgen criminaliteit. Utrecht: Ars Aequi Libri. Flight, S.(2013). Cameratoezicht in Nederland; Een schets van het Nederlandse cameralandschap. WODC, Ministerie van Veiligheid en Justitie. Amsterdam, 20 december. Flight, S. & van Egmond, P. (2011), Hits en hints; de mogelijke meerwaarde van ANPR voor de opsporing, DSP-groep, Amsterdam Flight, S., Hulshof, P. & Van Soomeren, P. (2006). Cameralessen uit Groot-Brittannië. DSPgroep Amsterdam, 4 mei. Flight & Hulshof (2010). Cameratoezicht bekeken; evaluatie cameratoezicht Amsterdamse Wallen en Nieuwendijk (2008-2010). 14 oktober te Amsterdam. Frijda, N.H. (1986). The emotions, Cambridge: Cambridge University Press. Gabriel, U., & Garofalo, J. (1981). The fear of crime: Causes and consequences. Journal of Criminal Law and Criminology, 839-857. Geelhoed, F. (2005). ‘Verbeelde veiligheid: over effecten van cameratoezicht in het publieke domein’. In: Tijdschrift voor Veiligheid en Veiligheidszorg 4-2, 3-27. Gill, M. & Springs, A. (2005). Assessing the impact of CCTV, Home Office Research Study 292, op 10 oktober 2014 ontleend aan http://www.homeoffice.gov.uk/rds/pdfs05/hors292.pdf Grunder, M (2014) Omdat voorkomen beter is: een onderzoek naar de mogelijkheden voor dadergerichte criminaliteitspreventie van straatroven in de Politie Eenheid OostNederland. Gutwirth, S., & De Hert, P. (2004). " Veiligheid en grondrechten. Het belang van een evenwichtige privacypolitiek. Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede
60
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
Homburg, G., Van Schijndel, A., Schreijenberg, A. & Dekkers, S. (2012). Daders over cameratoezicht. Politie en wetenschap, Apeldoorn/Reed Business Amsterdam. Huizingh, E. (2007). Applied Statistics with SPSS. Sage. Karsten, L., Reijndorp, A. & Van der Zwaard, J. (2006), Smaak voor de stad. Een studie naar de stedelijke woonvoorkeur van gezinnen. Den Haag: Ministerie van VROM. Lammers, J. B. (2004). Oordelen over de politie: Een analyse van de invloed van contacten op het oordeel van burgers over het functioneren van de politie. IPIT. Leiden, I. & Ferwerda, H. (2002) Cameratoezicht: Goed bekeken?. Advies en onderzoeksgroep Beke te Arnhem. Politiekunde 2. Mehaco (1975), Informatie over politiewagens, Utrecht. Op 10 november 2014 ontleend aan www.politievoertuigen.nl). Meijer, B. (2000). Cameratoezicht in het publieke domein in EU-landen. Ministerie van Justitie. Wetenschappelijk Onderzoek-en Documentatiecentrum. Mortelé, J., Vermeersch, H., De Pauw, E., Hardyns, W., & Deprins, F. (2013).Cameratoezicht in de openbare ruimte. Ook wie weg is, is gezien?. Maklu. Muller, E. R., Kummeling, H. R. B. M., & Bron, R. P. (2007). Veiligheid en privacy. The Hague: Boom Legal. Opstelten, I.,W.(2014). Brief aan de Tweede Kamer over de dienstverlening van de politie en de consequenties daarvan voor de huisvesting. Ouald Chaibm F. & Derksen, J.A. (2014) Meer veiligheid en vertrouwen; jaarplan 2015 basissteam BT Enschede. Perkins, D. D., & Taylor, R. B. (2002). Ecological assessments of community disorder: Their relationship to fear of crime and theoretical implications. In Ecological Research to Promote Social Change (pp. 127-170). Springer US. Pidgeon, N., C. Hood, D. Jones, B. Turner en R. Gibson (1992) ‘Risk perception’, in The Royal Society, Risk: analysis, perception and management, London: The Royal Society: 89134. Politie (2013a). Cameratoezicht art 151c Gemeentewet via Centrale Camera Toezicht Ruimte. NIEUWSBRIEF DRI Kenniscentrum, Eenheid Amsterdam, Jaargang 20, nr 1, juni 2013 Politie (2013b). Jaarverslag Eenheid Oost-Nederland.
Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede
61
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
Politie (2013c). 1 jaar nationale politie. Politie Gelderland-Zuid. (2013). Beleidsplan Politie Nijmegen 2013 / Politiebrief. Brief aan Drs. H. Bruls, de burgemeester van Nijmegen op 5 maart 2013. Riffert, A. (2011). Impact of prior affect on risk perception. Universiteit Twente, Rijksoverheid. (2014). Wijziging van de Gemeentewet in verband met de introductie van flexibele cameratoezicht. Wetsvoorstel 10-07-2014. Op 10 november 2014 ontleend van http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/wetsvoorstellen/2013/02/05/ wijziging-van-de-gemeentewet-in-verband-met-de-introductie-van-flexibelcameratoezicht Roh, S., & Oliver, W. M. (2005). Effects of community policing upon fear of crime: Understanding the causal linkage. Policing: An International Journal of Police Strategies & Management, 28(4), 670-683. Rubin, H. J., & Rubin, I. S. (2012). Qualitative interviewing: The art of hearing data. Sage Publications. Sarno, C., Hough, M. and Bulos, M. (1999): Developing a Picture of CCTV in Southwark Town Centres: Final Report, Crime Policy Research Unit, South Bank University. Scheider, M. C., Rowell, T., & Bezdikian, V. (2003). The impact of citizen perceptions of community policing on fear of crime: Findings from twelve cities.Police Quarterly, 6(4), 363-386. Schouwstra, F. (2007). Beter in beeld. De ins en outs van cameratoezicht. Den Haag: Else vier Overheid. Schreijenberg, A., J. Koffijberg & S. Dekkers (2009). Evaluatie cameratoezicht op openbare plaatsen: driemeting. Amsterdam: Regioplan Beleidsonderzoek (in opdracht van het ministerie van BZK). Schreijenberg, A. & Homburg, G, H, H. (2010a). Evaluatie cameratoezicht op openbare plaatsen; viermeting, Regioplan, Amsterdam. Schreijenberg, A. & Homburg, G, H, H. (2010b), Steeds meer beeld; Evaluatie vijf jaar cameratoezicht op openbare plaatsen, Regioplan, Amsterdam. SEC (2003): Den Haag wint Roethofprijs. Tijdschrift over samenleving en criminaliteitspreventie, oktober 2013, 17e jaargang, nummer 5 Trojanowicz, R., & Bucqueroux, B. (1990). Community policing. A contemporary perspectiva (Cincinnati, Anderson Publishing Co., 1998).
Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede
62
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
Tyler, T. (2001). Public trust and confidence in legal authorities: What do majority and minority groups members want from the law and legal institutions? Behavioral Sciences and the Law 19, 215-235. Van der Veen, G.N.G.(2002). Beleving van veiligheid in de buurt, relatie tussen persoon, buurt en samenleving. Tijdschrift voor Veiligheid & Veiligheidszorg, 1–1. De Vries, M.S. (2004) De beleving van veiligheid, onderzoek naar de aard en context van de veiligheidsbeleving van burgers. IPIT/Universiteit Twente. De Vries, S. I., Van Overbeek, K., Jongert, M. W. A., Simons, M., Chorus, I. A., & Bakker, I. I. (2007). Evaluatie scoren voor gezondheid. TNO Report KvL/B&G. Woudenberg, F., & Gezondheidszorg, S. A. (2003). Communicatie bij incidenten: ramp of zegen?. Tijdschrift voor veiligheid & veiligheidszorg, 2, 3-15. Zani, B., Cicognani, E., & Albanesi, C. (2001). Adolescents' sense of community and feeling of unsafety in the urban environment. Journal of community & applied social psychology, 11(6), 475-489.
Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede
63
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
Bijlage 1: Begrippenlijst Begrip:
Definitie:
Camerabewaking
Camera’s ter bewaking en beveiliging van personen, goederen, gebouwen en gebieden
Cameratoezicht
Toezicht van camera’s ter voorkomen van incidenten in de maatschappij
Fysiek toezicht
Politie op straat
Intensiteit toezicht
De hoeveelheid fysiek en technisch toezicht dat door mensen wordt waargenomen
Politie op straat
Uitvoerend gezag van de ministerie van justitie om de veiligheid en openbare orde te handhaven
en
te
waarborgen
in
de
Nederlandse samenleving. Preventief gedrag
Het preventief gedrag van mensen als reactie op de risicobeleving en het veiligheidsgevoel van de mens.
Risicobeleving
De vermeende kennis die burgers hebben van onveilige situaties en de verwachte risico’s die burgers lopen om in zo’n onveilige situatie terecht te komen
Technisch toezicht
Cameratoezicht
Veiligheidsbeleving
Is de manier waarop mensen veiligheid ervaren en bestaat uit de risicobeleving, het veiligheidsgevoel en het preventief gedrag.
Veiligheidsgevoel
Het gevoel van angst en onrust dat burgers hebben ten aanzien van de (potentiële) dreigingen die zij ervaren in de ruimte waarin zij zich bewegen’
Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede
64
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
Bijlage 2: Private camera’s in het winkelgebied Nijmegen Nijmegen, Augustijnenstraat. •
Subway Augustijnenstraat >>> , Augustijnenstraat 6 Beeldopname: Ja
•
Fendy Juwelier >>> , Augustijnenstraat 9 Beeldopname: Ja
•
De Kock Brilshop >>> , Augustijnenstraat 36 Beeldopname: Ja
•
Paradigit >>> , Augustijnenstraat 39 Beeldopname: Ja
•
My Com >>> , Augustijnenstraat 43 Beeldopname: Ja
Nijmegen, Broerstraat. •
ICI Paris XL >>> , Broerstraat 32 Beeldopname: Nee
Nijmegen, Broerstraat. •
KPN winkel >>> , Broerstraat 5 Beeldopname: Ja
•
Mc. Donalds >>> , Broerstraat 7 Beeldopname: Ja
•
Jamin >>> , Broerstraat 13 Beeldopname: Nee
•
Esprit >>> , Broerstraat 14 Beeldopname: Ja
•
H&M Man >>> , Broerstraat 16 Beeldopname: Ja
•
Footlocker >>> , Broerstraat 21 Beeldopname: Ja
•
Coolcat >>> , Broerstraat 25 Beeldopname: Ja
•
Men at Work >>> , Broerstraat 52 Beeldopname: Nee
•
Juwelier Van Baal >>> , Broerstraat 53 Beeldopname: Ja
•
Superstar >>> , Broerstraat 60 Beeldopname: Ja
•
Watch >>> , Broerstraat 66 Beeldopname: Ja
•
Bakkerij Bart >>> , Broerstraat 70 Beeldopname: Ja
•
Kruidvat >>> , Broerstraat 70 Beeldopname: Ja
•
ZARA ( dameskleding ) >>> , Broerstraat 78/80 Beeldopname: Ja
Nijmegen, Burchtstraat. •
Juwelier Paul van Zeeland >>> , Burchtstraat 5 Beeldopname: Ja
Nijmegen, Burchtstraat. •
Van Haren Schoenen >>> , Burchtstraat 35 Beeldopname: Ja
•
Dixons >>> , Burchtstraat 40 Beeldopname: Ja
•
Kledingzaak Marco O'Polo >>> , Burchtstraat 51 Beeldopname: Nee
•
Janssen Juweliers >>> , Burchtstraat 59 Beeldopname: Nee
•
C&A >>> , Burchtstraat 67 Beeldopname: Nee
•
Flying Tiger >>> , Burchtstraat 69 Beeldopname: Nee
•
Chica Bebo >>> , Burchtstraat 75 Beeldopname: Ja
•
Bleep Kledingzaak >>> , Burchtstraat 106 Beeldopname: Ja
Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede
65
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
•
Intertoys >>> , Burchtstraat 108 Beeldopname: Nee
•
Het Goed >>> , Burchtstraat 110 Beeldopname: Nee
Nijmegen, Burchtstraat. •
H&M >>> , Burchtstraat 1 Beeldopname: Ja
•
Telfort >>> , Burchtstraat 3 Beeldopname: Ja
•
Primera Noviomagum >>> , Burchtstraat 12 Beeldopname: Ja
•
BelCompany >>> , Burchtstraat 29 Beeldopname: Nee
•
Kruidvat >>> , Burchtstraat 53 Beeldopname: Ja
Nijmegen, Burchtstraat. •
ABNAMRO pinautomaat >>> , Burchtstraat 69 Beeldopname: Ja
Nijmegen, Grote Markt. •
RABO bank pinautomaat >>> , Grote Markt 17 Beeldopname: Ja
Nijmegen, Houthof. •
AFAC >>> , Houthof 43 Beeldopname: Ja
Nijmegen, Houtstraat. •
Jack's Casino Houtstraat >>> , Houtstraat 10 Beeldopname: Ja
•
Streetshop >>> , Houtstraat 14 Beeldopname: Nee
•
Cappello/ hoeden en tassen >>> , Houtstraat 28 Beeldopname: Nee
•
Christianne Lingerie >>> , Houtstraat 44 Beeldopname: Ja
•
CIGO Logger/ sigarettenzaak >>> , Houtstraat 67 Beeldopname: Ja
•
Zus en zo/ keukengerei >>> , Houtstraat 49-51 Beeldopname: Nee
Nijmegen, Koningstraat. •
4Lady >>> , Koningstraat 26 Beeldopname: Ja
•
Friterie en zo >>> , Koningstraat 7A Beeldopname: Ja
Nijmegen, Korte Nieuwstraat. •
Foto Grijpink b.v. >>> , Korte Nieuwstraat 5 Beeldopname: Ja
•
Gemeentehuis Nijmegen >>> , Korte Nieuwstraat 6 Beeldopname: Ja
Nijmegen, Marienburg •
Bibliothee Lindenberg >>> , Marienburg 29 Beeldopname: Ja
•
Gem. Nijmegen Marienburg >>> , Marienburg 30 Beeldopname: Ja
Nijmegen, Marikenstraat. •
Lady Sting >>> , Marikenstraat 5 Beeldopname: Ja
•
Oil & Vinegar >>> , Marikenstraat 26 Beeldopname: Ja
•
Scapino >>> , Marikenstraat 41 Beeldopname: Ja
•
7 Camicie Roma >>> , Marikenstraat 52 Beeldopname: Ja
•
Budget >>> , Marikenstraat 53 Beeldopname: Ja
•
Sandwich damesmode >>> , Marikenstraat 54 Beeldopname: Ja
Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede
66
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
•
Hugo Boss >>> , Marikenstraat 57 Beeldopname: Ja
•
Domino X >>> , Marikenstraat 61 Beeldopname: Nee
•
David Mulder >>> , Marikenstraat 73 Beeldopname: Ja
•
Papillon ( restaurant) >>> , Marikenstraat 42/44 Beeldopname: Nee
•
Houtbrox/Purdey damesmode >>> , Marikenstraat 56/62 Beeldopname: Ja
Nijmegen, Marikenstraat. •
Etos >>> , Marikenstraat 10 Beeldopname: Ja
•
Dedicated >>> , Marikenstraat 20 Beeldopname: Ja
•
Game Mania >>> , Marikenstraat 21 Beeldopname: Ja
•
State of art >>> , Marikenstraat 23 Beeldopname: Ja
•
Douglas >>> , Marikenstraat 24 Beeldopname: Ja
•
Subway Marikenstraat >>> , Marikenstraat 30 Beeldopname: Ja
•
Kruidvat >>> , Marikenstraat 71 Beeldopname: Ja
Nijmegen, Molenstraat. •
Bleep Kledingzaak >>> , Molenstraat 30 Beeldopname: Ja
•
Mc Donalds >>> , Molenstraat 101 Beeldopname: Ja
•
H&M >>> , Molenstraat 5-7 Beeldopname: Ja
•
The Sting >>> , Molenstraat 48/52 Beeldopname: Ja
•
Xando >>> , Molenstraat 94-96 Beeldopname: Ja
Nijmegen, Nieuwstraat. •
Less is More Cityspa >>> , Nieuwstraat 20 Beeldopname: Ja
Nijmegen, Nieuwstraat. •
Grootaerts >>> , Nieuwstraat 14 Beeldopname: Ja
Nijmegen, Pauwelstraat. •
Rituals >>> , Pauwelstraat 11 Beeldopname: Ja
Nijmegen, Plein 1944. •
BackWerk >>> , Plein 1944 101 Beeldopname: Ja
•
Primark >>> , Plein 1944 136 Beeldopname: Ja
Nijmegen, Plein 1944. •
De Tempel clothing >>> , Plein 1944 2 Beeldopname: Ja
•
Schreeven Muziek >>> , Plein 1944 4 Beeldopname: Ja
•
Edelsmid Paul vd Hout >>> , Plein 1944 4 Beeldopname: Ja
•
Juwelier Uijen >>> , Plein 1944 5 Beeldopname: Ja
•
Carolus bioscoop >>> , Plein 1944 28 Beeldopname: Ja
•
Gouden Tulip ( Juwelier) >>> , Plein 1944 29 Beeldopname: Ja
•
Only kleding >>> , Plein 1944 136 Beeldopname: Ja
•
Juwelier Kamerbeek >>> , Plein 1944 137 Beeldopname: Ja
•
Verweij Nijmegen ( fotografie) >>> , Plein 1944 145 Beeldopname: Ja
•
Albers Parfurmerie >>> , Plein 1944 146 Beeldopname: Ja
Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede
67
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
•
Intersport >>> , Plein 1944 90A Beeldopname: Ja
Nijmegen, Plein 1944. •
Gemeente Nijmegen/fietsenstalling >>> , Plein 1944 Beeldopname: Ja
Nijmegen, Stikke Hezelstraat. •
GSM & TABLETS >>> , Stikke Hezelstraat 10 Beeldopname: Ja
•
Kersten Wielersport >>> , Stikke Hezelstraat 19 Beeldopname: Ja
•
Jewels and more >>> , Stikke Hezelstraat 51 Beeldopname: Ja
•
Arte d'Oro Sieraden >>> , Stikke Hezelstraat 52 Beeldopname: Ja
Nijmegen, Ziekerstraat. •
Maters Groente en fruit >>> , Ziekerstraat 1 Beeldopname: Ja
•
Du Commerce >>> , Ziekerstraat 9 Beeldopname: Ja
Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede
68
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
Bijlage 3: Vragenlijst
Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede
69
ONDERZOEKS- EN ADVIESGROEP POLITIE
Veiligheidsbeleving in het winkelcentrum van Nijmegen en Enschede
70