Werkproces 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden
Ondersteunen en begeleiden bij mobiliteit ~ Beroepsopdracht 5~
~Beroepsopdracht 5~
BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2013 Opdracht 5: Ondersteunen en begeleiden bij mobiliteit
Pagina 1 van 13
Inleiding en leerdoelen
Ondersteunen en begeleiden mobiliteit Op de afdeling zul je zorgvragers tegen komen die gedeeltelijk of geheel beperkt zijn in het (voort)bewegen. Als leerling-verpleegkundige leer je hoe je zorgvragers met deze beperking kunt begeleiden en ondersteunen met verplaatsen. Het is belangrijk dat je hierbij veilig tilt en/ of verplaatst; op een veilige manier voor jezelf en voor de zorgvrager. Uit onderzoek blijkt dat ongeveer 40% van werknemers in de gezondheidszorg last heeft van klachten aan het houdings- en bewegingsapparaat (www.beroepsziekten.nl). Reden genoeg dus om hier zorgvuldig mee om te gaan en te zorgen dat je goed op de hoogte bent van tilprotocollen. In onderstaand kader vind je de doelen die je tijdens de uitvoering van deze opdracht moet behalen. Ondersteunen en begeleiden mobiliteit De student: heeft kennis van de anatomie en fysiologie van het bewegingsapparaat benoemt veel voorkomende mobiliteitsproblemen hanteert hulpmiddelen en technieken om zonder én met hulp van een tweede persoon een zorgvrager: o in bed te verplaatsen (naar achteren, op de zij draaien en in een gewenste houding) o te verplaatsen van bed naar (rol)stoel en vice versa o te ondersteunen en begeleiden bij het staan en lopen past motivatietechnieken toe
Competenties E samenwerken en overleggen F ethisch en integer handelen J formuleren en rapporteren K vakdeskundigheid toepassen R op de behoeften en verwachtingen van de ‘klant’ richten
BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2013 Opdracht 5: Ondersteunen en begeleiden bij mobiliteit
Pagina 2 van 13
Opdracht met een beschrijving van de context waarin de opdracht plaatsvindt
Algemene omschrijving: Wanneer je een zorgvrager gaat helpen/ ondersteunen met het verplaatsten en/ of mobiliseren, zul je met verschillende aspecten rondom mobiliseren in aanraking komen. Deze aspecten hebben betrekking op de zorgvrager, maar ook op jou als leerlingverpleegkundige. De zorgvrager zal, met of zonder hulpmiddelen, leren hoe hij met zijn tijdelijke of blijvende beperking om moet gaan om er zo min mogelijk hinder van te ondervinden. Dit kan heel confronterend zijn en iedere zorgvrager zal daar op zijn eigen manier op reageren en mee omgaan. Complexiteit: De complexiteit waarbinnen deze opdracht zal worden uitgevoerd kan als volgt worden beschreven: De student zal de opdracht uitvoeren bij zorgvragers met een lage complexiteit. De student kan de eindverantwoordelijkheid voor de persoonlijke verzorging van de zorgvrager voor zijn rekening nemen. De door de student uitgevoerde interventies vallen binnen grenzen van de fase van de opleiding. Verantwoordelijkheid: De student zal zorgvragers voor de opdracht kiezen waarbij hij zelf de verantwoordelijkheid kan nemen voor de uitvoering van de persoonlijke verzorging. De werkbegeleider zal vanzelfsprekend als back-up fingeren, maar zal in de besluitvorming en uitvoering geen actieve rol innemen. Transfer: De student kan het ondersteunen en begeleiden bij mobiliteit hanteren bij zorgvragers met verschillende levensfasen, achtergronden en opname- indicaties. De opdracht: 1) Tijdens de uitvoering van deze opdracht ga je 2 zorgvragers begeleiden en ondersteunen bij de mobiliteit. Je voert de zorg uit op basis van het bestaande verpleegplan. Je voert bij de zorgvragers tenminste 2 van de onderstaande vaardigheden uit: in bed verplaatsen (naar achteren, op de zij draaien en in een gewenste houding); van bed naar (rol)stoel verplaatsen en vice versa; ondersteunen en begeleiden bij het staan en lopen. Je werkbegeleider zal de uitvoering van deze opdracht beoordelen aan de hand van de gedragscriteria. Deze moeten allen met ‘zichtbaar’ zijn beoordeeld voor het afronden van deze opdracht.
BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2013 Opdracht 5: Ondersteunen en begeleiden bij mobiliteit
Pagina 3 van 13
2) Maak een afspraak met de ergo coach op de afdeling. Het kan zijn dat er door verloop van personeel op dit moment geen ergo coach werkzaam is op jouw afdeling. Maak dan een afspraak met een ergo coach op een andere unit. Het doel van deze afspraak is dat je kennismaakt met de ergo coach en dat je uitleg vraagt en krijgt over het gebruik van de aanwezige hulpmiddelen op jouw afdeling. Tijdens deze afspraak dien je antwoord te krijgen op de volgende vragen. Wat is een ergo coach? Wat zijn de taken van een ergo coach? Welke scholing heeft de ergo coach gevolgd voor deze functie? Wat is de relatie tussen de ergo coach en de afdeling ARBO? Wat kan de ergo coach voor jou persoonlijk op de afdeling betekenen? Wie zijn er vertegenwoordigd in de ergo commissie en welke rol heeft de ergo coach daarin? Welke mobiliteitsproblemen komen er op de afdeling voor? Welke hulpmiddelen zijn er op de afdeling beschikbaar? Welke richtlijnen zijn/ worden gehanteerd in het kader van ergonomie? Welke tiltechnieken worden er op de afdeling gehanteerd? (Oefen deze tiltechnieken samen met de ergo coach) Op welke wijze kun jij de aanwezige hulpmiddelen veilig en ergonomisch gebruiken? (Oefen dit samen met de ergo coach) Na de afspraak zal de ergo coach met jou bespreken in hoeverre je bovenstaande vragen kunt beantwoorden. De ergo coach tekent de opdracht af indien je naar diens oordeel voldoende kennis beheerst om op de afdeling tiltechnieken te gaan toepassen.
BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2013 Opdracht 5: Ondersteunen en begeleiden bij mobiliteit
Pagina 4 van 13
Te behalen resultaat
Theorie/ Resultaat Praktijk T Instructiefilm
Beoordelaar
T
Medestudenten
Ingevulde scorelijsten verplaatsten in bed, verplaatsen uit bed in de (rol)stoel en vice versa, ondersteunen bij het staan en lopen
Behaald
Docent
NB gebruik hiervoor de scorelijsten van www.zorgcontext.nl; zoek via de link theorie: vaardigheden basisverpleegkunde toetsen en gebruik daarbij de scorelijst die voor jouw verplaatsing van toepassing is
P
Gesprek en oefenen met ergo coach
Ergo coach
P
2x ingevulde gedragscriteria ondersteunen en begeleiden bij mobiliteit
Werkbegeleider
BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2013 Opdracht 5: Ondersteunen en begeleiden bij mobiliteit
Pagina 5 van 13
Oriëntatie met daaruit volgend een PAP
(75 min.) Bij elke beroepsopdracht wordt van jou verwacht dat je zelf een plan schrijft hoe je de opdracht in de praktijk wil gaan behalen. In de beroepsopdracht wordt aangegeven wat van jou wordt verwacht om de opdracht af te ronden (de praktijkopdrachten). Ook bieden we opdrachten in de theorie aan die je helpen om de kennis en vaardigheden op te doen om de praktijkopdracht te gaan uitvoeren (ondersteunende opdrachten). Het is nu aan jou om te bepalen hoe je aan de praktijkopdrachten gaat werken zodat je deze kan behalen. Dit doe je door een zogenoemd POP en PAP te schrijven. Dit staat voor Persoonlijk OntwikkelingsPlan en een Persoonlijk Activiteiten Plan. In het onderstaand schema staat aangegeven welke stappen je moet doorlopen om een volledig, concreet en bruikbaar POP en PAP te schrijven. Elk POP en PAP is weer anders. Iedereen heeft immers andere kennis en ervaring opgedaan in het leven, dus het leerproces is bij iedereen anders. Het leren opstellen van een POP en PAP maakt onderdeel uit van het leren plannen van het leerproces en het gestructureerd vormgeven van het leerproces. Ook dit zijn vaardigheden die jij je tijdens de opleiding eigen gaat maken! Bij elke beroepsopdracht dien je de opgestelde POP en PAP bij de coach in te leveren. Pas wanneer het POP en PAP door de coach is goedgekeurd, mag je in de praktijk aan de opdracht gaan werken. Oriëntatie Beschrijf wat nu je praktische ervaring al is met het onderwerp van de beroepsopdracht. Beschrijf wat nu je kennis is aangaande het onderwerp van de beroepsopdracht Te behalen resultaat Welk resultaat wil je bereiken met deze beroepsopdracht Uit welk specifiek gedrag blijkt je bekwaamheid bij de uitvoering van je werk op deze afdeling (competenties, SWOT) Welke producten kan je laten zien (zie beroepsopdracht) POP Waarin wil je jezelf nog ontwikkelen om deze beroepsopdracht te behalen (leervragen) Welke kennis Welke praktijkvaardigheden Welke persoonlijke leerdoelen PAP Stel acties op bij de leervragen die je in je POP hebt geformuleerd B.v. Ik ga ………….. B.v. Ik wil………….. B.v. Ik doe…………. B.v. Ik maak……….. Gebruik werkwoorden die een actie weergeven Wat heb ik hiervoor nodig B.v. -begeleiding van de werkbegeleider, mijn coach, mentor. B.v -tijd B.v. -stukjes B.v. -internet/ boeken/films Kortom Je werkbegeleider moet direct kunnen zien uit je PAP en POP: WAT je al WEET over dit onderwerp WAT je WILT WETEN over dit onderwerp WAT je gaat DOEN aangaande dit onderwerp WAT je hiervoor nodig hebt tijd, stukjes, begeleiding, internet, boeken BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2013 Opdracht 5: Ondersteunen en begeleiden bij mobiliteit
Pagina 6 van 13
Gedragscriteria Gedragscriteria 'Ondersteunen en begeleiden bij mobiliteit' Voorbereiding
1 zb
1 nzb
2 zb
2 nzb
Kiest, in overleg met de begeleider, 2 zorgvragers waarbij hij ondersteuning of begeleiding gaat bieden met betrekking tot mobiliteit. Verzamelt vanuit het verpleegkundig dossier relevante gegevens m.b.t. houding en beweging. Stemt met de zorgvrager af hoe een goede houding en beweging tijdens de opname gerealiseerd kan worden, binnen de mogelijkheden van de zorgvrager en de ergo voorschriften van de afdeling. Benoemt welke risico’s en lichamelijke, sociale en mentale gevolgen immobiliteit geeft Verzamelt de benodigde materialen Wast de handen, indien van toepassing Bereidt zich theoretisch en praktisch voor op de uitvoering van deze opdracht. Uitvoering Vraagt toestemming voor de handeling in het kader van de WGBO Informeert over het belang van een goede houding en beweging tijdens de ziekenhuisopname Ondersteunt of biedt begeleiding mbt mobiliteit conform de mogelijkheden van de zorgvrager en volgens protocollen en voorschriften van de afdeling Geeft de zorgvrager de ruimte om eigen gewoontes te hanteren bij houding en beweging, daarbij de door (para)medisch specialisten opgestelde leefregels in acht nemend Toont respect voor de gevoelens van de zorgvrager Motiveert de gekozen hulpmiddelen Gebruikt op de juiste wijze hulpmiddelen bij de ondersteuning en gebruikt hierbij de juiste techniek Is alert op complicaties van een niet goede houding en te weinig beweging en treft maatregelen ter voorkoming van complicaties Werkt veilig en ergonomisch voor zichzelf en de zorgvrager Heeft gedurende een dienst regelmatig contact met de zorgvrager m.b.t. houding en beweging Treft maatregelen bij belemmeringen Registreert de houding en beweging op de voor de afdeling gebruikelijke wijze Geeft afwijkende observaties door aan de juiste persoon Rapporteert mondeling en schriftelijk over de observaties en effecten Evalueert met de zorgvrager Terugkijken Evalueert, met de begeleider, op de uitvoering van deze opdracht. Heeft hierbij extra aandacht voor: gehanteerde gesprektechnieken; beroepshouding; Paraaf begeleider
BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2013 Opdracht 5: Ondersteunen en begeleiden bij mobiliteit
Pagina 7 van 13
Ondersteunende opdrachten/ lesactiviteiten
A. (20 minuten) Bestudeer als voorbereiding op les E de reader ‘Ondersteunen en begeleiden bij mobiliteit’. Bestudeer alle hoofdstukken behalve hoofdstuk 5 en hoofdstuk 11. Bestudeer ook uit ‘Basisverpleegkunde’ (2002), van Drs. J.A.M. Kerstens/Drs. J.H.J de Jong/E.M. Sesink paragraaf 4.7 ‘Gegevens verzamelen over houding en beweging’(blz. 122) en paragraaf 4.7.1 ‘De normale lichaamshouding’ (blz.123). B. (45 minuten) Ga, in verschillende bronnen, op zoek naar de antwoorden op onderstaande vragen; (zie bijvoorbeeld ‘Basiszorg voor verpleegkundigen 1 – 302. Traject V&V van C.M. Broeshart/R.J. Everaars/M.B.J. Linssen, hoofdstuk 5 deel B, blz. 184). Deze vragen dienen als voorbereiding op les E Beschrijf minimaal 2 hulpmiddelen die je kunt gebruiken bij het tillen; Welke hulpmiddelen kunnen een zorgvrager ondersteunen bij het lopen? Welke aandachtspunten zijn van belang wanneer je een zorgvrager in een rolstoel helpt en verplaatst? Welke disciplines zijn deskundig op het gebied van mobiliteit en verplaatsen? Welke transfers ben je al tegengekomen op de afdeling? Welke verschillende oorzaken van mobiliteitsproblemen ben je al tegengekomen op de afdeling? Neem de uitwerking mee naar les E. C. (60 minuten) Observeer je werkbegeleider(s) tijdens de zorg voor houding en beweging aan zorgvragers op de onderstaande punten en maak zo nodig aantekeningen. Hoe wordt de zorgvrager in zijn houding en beweging ondersteund? Wanneer wordt er gebruik gemaakt van tiltechnieken en wanneer niet? Hoe wordt er gelet op eigen veiligheid/ lichamelijke belasting? Hoe verloopt het contact tussen werkbegeleider en zorgvrager tijdens het tillen/ verplaatsen? Waar besteedt de werkbegeleider speciale aandacht aan bij deze zorgvrager? Bespreek je bevindingen tijdens les E. Geef hierbij aan wat je goed en wat minder goed vond. Motiveer hierbij je antwoord! D. (30 minuten) Maak de kennisvragen in bijlage 1. Je kunt zelf controleren of je de vragen goed hebt beantwoord. Bij een fout antwoord, bestudeer het onderwerp van de vraag opnieuw. Eventuele vragen kun je stellen aan de fysiotherapeut tijdens les E. E. (2 uur) Volg de masterclass van de fysiotherapeut over de anatomie en fysiologie van het bewegingsapparaat en tiltechnieken. Oefen vervolgens onder leiding van de fysiotherapeut in het praktijklokaal verschillende transfers: verplaatsen in bed; verplaatsen van bed naar (rol)stoel en terug; verplaatsen van bed naar staan en terug; ondersteunen bij het staan en lopen.
BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2013 Opdracht 5: Ondersteunen en begeleiden bij mobiliteit
Pagina 8 van 13
F. (2 uur) Volg de masterclass en oefen, onder begeleiding van een verpleegkundige/ergocoach, de vaardigheden die tijdens de les van opdracht E zijn behandeld. Beoordeel elkaar met behulp van de scorelijsten van zorgcontext. Ga hiervoor naar www.zorgcontext.nl; zoek via de link theorie: vaardigheden basisverpleegkunde toetsen en gebruik daarbij de scorelijst die voor jouw verplaatsing van toepassing is G. (45 minuten) Maak een overzicht van mobiliteitsproblemen die zorgvragers op jouw eigen afdeling kunnen hebben in relatie tot het ziektebeeld wat zij hebben. Maak hierbij gebruik van het boek ‘Basisverpleegkunde’ (hoofdstuk 5). Beschrijf de complicaties die op kunnen treden door de beschreven mobiliteitsproblemen. Ga op zoek naar informatie over: o hoe deze complicaties mogelijk te voorkomen zijn; o welke interventies je moet plegen indien er sprake is van complicaties. Neem de uitwerking hiervan mee naar de les H. H. (2 uur) Volg de les van de verpleegkunde docent waarin complicaties ten gevolge van mobiliteitsproblemen worden besproken. Tevens zullen de onderwerpen en de uitwerking van opdracht G ter sprake komen. I. (90 minuten) Er worden 4 subgroepen gevormd; Je maakt met je subgroep een instructiefilm (max. 10 min.) over 1 van de onderstaande onderwerpen: verplaatsingen in bed met behulp van een glijzeil; verplaatsen uit bed met behulp van een tillift; Verplaatsingen met behulp van krukken Verplaatsingen met behulp van rollator of looprek In opdracht J wordt deze instructiefilm onder begeleiding van de docent door de groep bekeken en nabesproken. J. (2 uur) Onder begeleiding van de verpleegkunde docent worden de instructiefilms van opdracht I besproken. K. (45 minuten) Beschrijf vanuit je eigen ervaring met zorgvragers welke emotionele reacties je gezien hebt bij zorgvragers die beperkt worden in hun mobiliteit. De volgende vragen kunnen je hier bij helpen: welke emoties roept het op bij zorgvragers wat zou de oorzaak van de emoties en/ of uitingen kunnen zijn welk gedrag kan iemand vertonen wanneer hij beperkt wordt in zijn mobiliteit wat betekent dat voor jou als leerling-verpleegkundige De antwoorden op bovenstaande vragen zullen worden meegenomen in les L Zoek vervolgens op internet informatie over de behoeftehiërarchie van Maslow en beantwoord de volgende vragen: Wat houdt de theorie van Maslow in grote lijnen in; Op welke wijze is deze theorie van invloed op de motivatie van zorgvragers om te mobiliseren. L. (2 uur) Volg de TSV-les waarin je zult leren hoe je zorgvragers kunt stimuleren en kunt motiveren. Ook zul je leren hoe je omgaat met de angst die zorgvragers kunnen hebben om te mobiliseren. BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2013 Opdracht 5: Ondersteunen en begeleiden bij mobiliteit
Pagina 9 van 13
Bijlage 1 - Kennisvragen Omcirkel of onderstaande uitspraken juist/ onjuist zijn. Onderaan de pagina staan de antwoorden.
Het bewegingsapparaat 1. Een gewricht wordt beschermd door een kraakbeenlaagje.
Juist/ Onjuist
2. Alle botten zijn met elkaar verbonden door gewrichten.
Juist/ Onjuist
3. Bij een rolgewricht draait het ene boteinde om het andere heen.
Juist/ Onjuist
4. Bij een kogelgewricht is beweging in slechts 1 vlak mogelijk.
Juist/ Onjuist
5. Het is mogelijk de hand te draaien, doordat het spaakbeen om de ellepijp kan draaien.
Juist/ Onjuist
Tillen en verplaatsen 6. Het zwaartepunt van de mens ligt onder in de rug bij het heiligbeen.
Juist/ Onjuist
7. Als je gebruik maakt van de hefboomwerking, dan plaats je bij het op de linkerzij draaien de rechtervoet onder de linkerknie.
Juist/ Onjuist
8. De draaischijf gebruik je als mensen slecht kunnen staan.
Juist/ Onjuist
9. Als een lichaamsdeel van een zorgvrager minder goed functioneert, dan geef je bij het lopen steun aan de aangedane zijde.
Juist/ Onjuist
Diverse lichaamshoudingen 10. De vlakke rugligging voorkomt contracturen.
Juist/ Onjuist
11. De houding volgens Trendelenburg is geschikt voor mensen met ademhalingsproblemen.
Juist/ Onjuist
BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2013 Opdracht 5: Ondersteunen en begeleiden bij mobiliteit
Pagina 10 van 13
Evaluatie Beroepsopdracht: ______________ Groep: ______________ Onderstaande vragen/ opmerkingen gaan over de ondersteunende opdrachten en lessen 1.
Bij de lessen en opdrachten begrijp ik wat er van me wordt verwacht: □ volledig mee oneens □ mee oneens □ mee eens □ volledig mee eens
2. De lessen en opdrachten geven me verdieping in het onderwerp: □ volledig mee oneens □ mee oneens □ mee eens □ volledig mee eens 3. De voorbereidende opdrachten (bijv. als voorbereiding op een les) zijn zinvol: □ volledig mee oneens □ mee oneens □ mee eens □ volledig mee eens 4. De studiebelastingsuren van de opdracht komen overeen met de werkelijkheid: □ volledig mee oneens □ mee oneens □ mee eens □ volledig mee eens Wanneer je ergens ‘volledig mee oneens’ óf ‘mee oneens’ hebt aangekruist, geef dan aan welk opdrachtnummer het betreft en wat er volgens jou veranderd kan worden:
5. Hoe heb je de studiebelasting ervaren? □ weinig
□ goed te doen □ te veel 6. De opdrachten in de bijlagen (bijv. kennistest of vragen maken) zijn zinvol: □ volledig mee oneens □ mee oneens □ mee eens □ volledig mee eens 7. In de verpleegkunde-lessen heb ik kennis opgedaan die ik goed in de praktijk kan gebruiken: □ mee oneens □ mee eens 8. Bij de skills-lessen is er voldoende tijd om de vaardigheden te oefenen: □ mee oneens □ mee eens 9. Bij de TSV-lessen is er voldoende tijd om de vaardigheden te oefenen: □ mee oneens □ mee eens 10. In de masterclasses heb ik kennis opgedaan die ik goed in de praktijk kan gebruiken: □ mee oneens □ mee eens
BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2013 Opdracht 5: Ondersteunen en begeleiden bij mobiliteit
Pagina 11 van 13
11. Deze opdracht vond ik het meest leerzaam_________________omdat ______________________________ ___________________________________________________________________________________________ 12. Deze opdracht vond ik het minst leerzaam_________________omdat ______________________________ ___________________________________________________________________________________________ 13. Deze les vond ik het meest leerzaam_________________omdat ___________________________________ ___________________________________________________________________________________________ 14. Deze les vond ik het minst leerzaam _________________omdat ___________________________________ ___________________________________________________________________________________________ Onderstaande vragen gaan over de opdracht(en) die je in de praktijk moest doen 15. Bij de opdracht(en) in de praktijk begrijp ik wat er van me gevraagd wordt: □ volledig mee oneens
17. De opdracht(en) is/ zijn op de afdeling goed te behalen: □ volledig mee oneens
□ mee oneens □ mee eens □ volledig mee eens
□ mee oneens □ mee eens □ volledig mee eens
16. De opdracht(en) in de praktijk sluiten aan bij de situatie op de afdeling: □ volledig mee oneens □ mee oneens □ mee eens
18. De studiebelastingsuren van de praktijkopdracht(en) komen overeen met de werkelijkheid: □ volledig mee oneens □ mee oneens □ mee eens □ volledig mee eens
□ volledig mee eens
Omcirkel een cijfer wat je geeft voor de hele beroepsopdracht: 1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2013 Opdracht 5: Ondersteunen en begeleiden bij mobiliteit
Pagina 12 van 13
Welke opmerkingen heb je nog:
Wat moet er hierbij volgens jou gebeuren:
Hartelijk dank voor het invullen en lever dit formulier in bij je mentor op school.
BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2013 Opdracht 5: Ondersteunen en begeleiden bij mobiliteit
Pagina 13 van 13