Nieuwsbrief van het Forensisch Medisch Genootschap Derde jaargang nummer 1, juni 2001, verschijnt tweemaal per jaar. Inhoud 1. Inleiding. Ina Topman. 2. CCC 2001 in Madurodam: een impressie. Aernhout Tenhaeff. 3. Toespraak door minister Korthals bij opening CCC 2001. 4. Actualiteiten uit de Vakgroep Forensische Geneeskunde. Kees Das. 5. Najaarssymposium 2001. 6. Rectificatie. 7. Agenda. 1: Inleiding, Ina Topman, voorzitter. Op 5 april j.l. heeft het bestuur tijdens de Algemene Ledenvergadering wederom verantwoording afgelegd aan de leden. Wij hebben ook afscheid moeten nemen van vier bestuursleden. Gelukkig heeft het bestuur kans gezien nieuwe kandidaten bereid te vinden de opengevallen plaatsen in te nemen en is de Algemene Ledenvergadering akkoord gegaan met de voordracht. Naast ondergetekende als voorzitter ziet het bestuur van het FMG er nu als volgt uit: Aernout Tenhaeff (vice-voorzitter), Peter Letmaath (secretaris), Rob Visser (tweede secretaris), Laurens Tinsel (penningmeester), Eric Blaauw (bestuurslid Wetenschap en Onderwijs) en Piet Wels (bestuurslid algemeen). We gaan met hernieuwde energie aan de slag. Het voorstel van het bestuur om een betaald secretariaat in te stellen is door de ALV geaccordeerd. Naar alle waarschijnlijkheid zal dat bij het Nederlands Forensisch Instituut worden ondergebracht. Rob Visser kan samen met Peter Letmaath daarmee een schakel vormen en beiden kunnen dan meer tijd besteden aan algemene bestuurszaken. Na de Ledenvergadering vond de Cross Channel Conference plaats. Het was zeer succesvol wat de inhoud en de organisatie betreft, maar de opkomst viel tegen. Gezien de enorme inspanningen die er zijn geleverd is dat teleurstellend. Het adviesbureau van Montfoort bracht in maart j.l. advies uit aan de ministers van Justitie en VWS . In de “Richtlijnen na het overlijden van Minderjarigen” stellen zij voor bij elke minderjarige een forensisch geneeskundige in te schakelen om nader onderzoek te doen naar de doodsoorzaak. Doelstelling is om meer zicht te krijgen op kindermishandeling als doodsoorzaak. Een multidisciplinaire commissie zou daarna in gezamenlijk overleg kunnen besluiten wat de juiste stappen zouden moeten zijn. In eerste instantie lijkt het wat overdreven bij elke overleden minderjarige een forensisch geneeskundige in te schakelen, maar om te voorkomen dat de behandelend arts in een dilemma komt en de mogelijkheid krijgt ondanks twijfel een verklaring van natuurlijk overlijden in te vullen lijkt dit in de visie van het bestuur toch de beste optie. Een low-profile optreden van de f.g. bij een klaarblijkelijk natuurlijk overlijden maakt slechts een geringe inbreuk op de privacy en is niet belastend voor de ouders. Het FMG is om advies gevraagd en dit is inmiddels uitgebracht. In de Algemene Ledenvergadering is hier aandacht aan geschonken. In onze reactie hebben wij tevens aangegeven dat het wel voorwaarde is dat er eisen gesteld worden aan de deskundigheid van de eerstelijns forensisch geneeskundige en dat er nog het een en ander geregeld moet worden op het gebied van opleidingen en scholing. Overigens komt op korte termijn het eerste concept uit van de eindtermen voor de nieuwe (gereviseerde) opleiding voor de eerstelijns forensische geneeskunde; een en ander in samenwerking met de NSPH.
De KNMG is ook om advies gevraagd; dat luidde in principe negatief op de voorstellen van adviesbureau Montfoort. Wel was de KNMG van mening dat forensische geneeskunde in de basis opleiding tot arts zou moeten worden onderwezen. Modus Eind mei heeft de stichting RUIT het contract met Elsevier opgezegd. De kans dat Modus in de huidige vorm doorgaat is dan ook te verwaarlozen. Het plan is om met een nieuw blad te komen voor de algemene recherche. Het FMG zal waarschijnlijk wel een redactielid kunnen blijven leveren. Zoals in de vorige Nieuwsbrief al aangegeven twijfelt het bestuur er echter aan of zo’n blad voor onze leden wel interessant genoeg is. Binnenkort starten besprekingen tussen het bestuur van het FMG en het Landelijk Kontakt om te bezien of er mogelijkheden zijn om samen te werken aan een aanvulling in wat voor een vorm dan ook. Een heuglijk feit is dat in de Redactieraad bleek, dat ook het Nederlands Forensisch Instituut deel zou willen nemen aan een dergelijke meer verdiepende en inhoudelijke aanvulling. Overlijden Elso Free Tot ons leedwezen kwam het bericht dat Elso Free op 3 januari 2001 na een kort ziekbed is overleden op 72 –jarige leeftijd. Graag wil ik hier even bij stilstaan. Elso was bestuurslid van het eerste uur en erelid van het Forensisch Medisch Genootschap. Hij was vast beëdigd forensisch odontoloog. Jarenlang heeft hij het FMG vertegenwoordigd in IOFOS en was hij een markante verschijning in de ALV. Hij had een groot aandeel in de identificatie van de slachtoffers van de luchtvaartramp in Tenerife. Ook nadat hij zijn tandartsenpraktijk had neergelegd was hij nog vaak nauw betrokken bij de identificatie van stoffelijke resten. Persoonlijk heb ik Elso leren kennen als een wijze raadgever. Ik denk dat ik namens u allen spreek als ik zeg dat wij zijn bescheiden, humorvolle en erudiete kennis en inbreng zullen missen. Onze gedachten gaan uit naar zijn vrouw en dochters en wij wensen hen veel sterkte toe met de grote leegte die met het verlies van Elso is ontstaan. (Deze tekst is uitgesproken op 5 april 2001 tijdens de vijfentwintigste Algemene Ledenvergadering van het Forensisch Medisch Genootschap door Ina Topman, voorzitter).
2: CCC 2001 in Madurodam: een impressie. Na ruim een jaar van voorbereiding ging het Internationale Cross Channel Conference van start. Dit wordt bij tourbeurt door een van de zusterverenigingen georganiseerd. Voorafgegaan door een ALV met forse bestuurswisselingen (alleen Ina Topman en Aernout Tenhaeff bleven in funktie), maar met steun van de leden in de rug werd ’s middags de opening verricht. Minister Korthals van Justitie deed de aftrap; dit na enige inleidende woorden van prof Donald Uges. De minister schetste de huidige ontwikkelingen en beleidsintenties waar het FMG zich al jaren voor inzet. Elders in dit nummer is zijn toespraak opgenomen. Na de opening volgde het verdere congres georganiseerd in verschillende thema’s in parallelsessies gedurende de donderdagmiddag, vrijdag en zaterdagochtend. Veel werk was verricht door Rolf Toorenbeek, maar ook door Ina Topman en Eric Ruiter om sprekers te vragen en af te stemmen op elkaar. De deelnemers waren volgens degenen die ik heb gesproken, ook na afloop, tevreden en meer dan dat. Dat betrof niet alleen de trouwe FMG-leden, maar ook artsen die sinds kort het vak uitoefenen. Enkele rechercheurs en andere politiefunctionarissen vonden de combinatie van het ‘technische’ en het ‘medische’ zeer de moeite waard. Behalve de inhoud, werden met en door het programma diverse contacten uitgediept.
Het congres liep qua organisatie (dank aan SCEM) goed, alhoewel we denken door de treinstaking wel wat geplaagd te zijn: een aantal deelnemers zijn niet op komen dagen en een spreker moest verstek laten gaan. En hoewel menigeen naar aanleiding van de aankondiging zijn wenkbrauwen fronste bij de plaats: Madurodam, bleek dit een goede congresruimte te zijn op een makkelijk bereikbare locatie. Zoals het programma afwisselend was, was het weer: buien, wind en zon. Een goede impressie van Nederland derhalve voor degenen die het partnerprogramma volgden temidden van de bloeiende narcissen. Donderdagmiddag werd Den Haag gedaan met een rondwandeling, het Mauritshuis, en koffie met koek als afsluiting. Vrijdag werd met de partner van Ina, Kees Faase, Delft bezocht: De Porceleyne Fles, de Oude en Nieuwe Kerk bezichtigd en natuurlijk geluncht bij de Prinsenhof. (Bekend van de niet natuurlijke overlijdens van Prins Willem van Oranje aldaar en van de dader op de Markt.) Het organiserend comité heeft het er nog niet opzitten, want de afrekening moet nog komen. Echter terugkijkend is het tevreden en het bestuur heeft met haar presentatie naar buiten toe een goede vervolgstap gezet. De contacten die zijn gelegd en uitgediept (NFI, ministeries en anderen) kunnen nu uitgebouwd worden. Daar bestaat nu ook weer wat tijd voor. Velen die zich schijnbaar onzichtbaar hebben ingezet worden bedankt voor hun inzet en we zien elkaar weer, zo werd op het gala diner aangekondigd, in België in 2004. Aernout Tenhaeff. 3: Toespraak door minister Korthals bij opening CCC 2001. Ladies and gentlemen, The truth, the whole truth, and nothing but the truth. This is a formula taken from criminal proceedings words that will undoubtedly have a familiar ring to you as forensic specialists. Perhaps from your practice as expert witness or from just watching American law court dramas or TV series. Truth is the theme that binds all of you attending this congress. And ascertaining the truth is the object of criminal proceedings and truth is the pursuit of science. Which does not necessarily lead to the same truth. We might be “born to search out the truth” as Montaigne once said. But which truth is the qualifier I would like to add. Because legal truth is not by definition a scientific truth. After all, law is normative while the forensic disciplines work according to empirical principles. To put it more bluntly, lawyers like theologians, are dogmatists. They follow a deductive line in examining provisions and their application. Their concern is with justice. Criminologists are technicians and physicists who take an empirical approach to their work. They pursue quantifiable, verifiable results. Now, the relationship between criminal law and physical sciences is not entirely equal. It is the relationship of commissioner and commissionnee. Forensic sciences are always referred to as facilitative sciences: science dedicated to the interests of criminal law. Does this make criminal law superior? I hesitate to make such a pronouncement. You can even debate whether or not law is a science.
Take me as an example. Why did I complete my studies at the faculty of jurisprudence at the University of Leiden, rather than the faculty of the science of law? And there is another complicating factor. You are all specialists. But the forensic umbrella envelops an entire range of disciplines. As we can see from the list of participants. Your company mainly comprises representatives from exact and technical disciplines such as physics, biology, chemistry, toxicology, medicine, dentistry, electronics and so on. But other professionals are also adorned with the forensic title - psychologists, psychiatrists, and accountants. Which only increases the likelihood of confusion. It is the lawyer - a layman in the fields of technique and the physical sciences - who has to analyse, interpret and value your products. Your products must be usable in the criminal procedure. This is only so if a number of criteria are met. Firstly, Iawyers must be familiar with the options. This knowledge is not always present. Which means that you may sometimes be overestimated. You receive requests that are simply impossible to meet. Or you receive undirected questions that can only be answered at disproportionate cost. On the other hand, lawyers often have no understanding of what is and is not possible, as an official of the Netherlands Forensic Institute recently remarked. He was referring specifically to electronic technology. This generates media analysis techniques that can open doors hitherto firmly shut. Hard disks, payment cheques, chips in telephone and credit cards have become rich sources of information that can have vital bearing in criminal cases. Secondly, it is essential that your efforts retain their value in a legal setting. In the criminal process they should be accurately translated so that the Iawyer has confidence in your product. He must be able to depend on the fact that your services have been conducted faithfully and objectively. That confidence sometimes needs to he earned and once must be kept. In other words, your clients need to be convinced of the quality of your services. This is the Case in the Netherlands. The quality of forensic expertise is high here and is also reflected in the confidence of the courts in it. But quality is not automatic. Quality demands assurances. For which an examination protocol, for example, is essential. This is also a criterion of course from a scientific perspective. But here it has an additional advantage. Protocol - that reeks of procedures and regulations. Which is the stuff of life for lawyers. Furthermore, study and training are the ways to guarantee quality. In The Netherlands, in future coroners will always be doctors who have successfully completed a special course. The working relationships with research institutes and universities are also an extra impetus to further research and to developing forensic expertise. Then we have the publications in media and professional journals. There are professional associations. And, finally, we have seminars and congresses in which you exchange (and thereby enrich) knowledge, experience and expertise with your peers. That is perhaps the most pleasant way to work towards quality. By which I mean the quality of the forensic sector and the quality of the criminal proceedings that are in search of the truth, the whole truth, and nothing but the truth. I wish you all a fruitful and enjoyable congress. 4: Actualiteiten uit de Vakgroep Forensische Geneeskunde. Het rapport met richtlijnen over de procedure bij overlijden van minderjarigen heeft veel aandacht gekregen. Dit rapport is naar tientallen organisaties gestuurd. Mede op basis van deze reacties zullen
de ministeries van VWS en Justitie de definitieve richtlijnen opstellen. In het rapport is een belangrijke rol voor de eerstelijns forensisch geneeskundige en voor de GGD weggelegd. Bij elk sterfgeval van een minderjarige moet de lijkschouwer ingeschakeld worden en hij moet ter plekke een lijkschouw verrichten. Als er enige twijfel bestaat over de doodsoorzaak dient binnen drie dagen een commissie onder leiding van een forensisch arts bijeen te komen. Naderhand worden alle gevallen nog besproken in regionale commissies en in een landelijk databank opgeslagen. Dit is in grote lijnen de opzet van de nieuwe procedure. Men heeft klaarblijkelijk voor dit model gekozen om de kans dat een misdrijf onopgemerkt blijft tot een minimum te beperken. Op de voorgrond staat kennelijk het opsporen van verdachte sterfgevallen en niet zozeer de belangen van de nabestaanden. Een onderzoek toonde aan dat in een aantal gevallen, waarin de behandelend arts mishandeling vermoedde, toch een verklaring van natuurlijk overlijden was afgegeven. Aanvankelijk was men van plan alleen voor onduidelijke en verdachte gevallen de verplichting op te leggen de lijkschouwer in te schakelen. Uiteindelijk hebben de opstellers van het rapport ervoor gekozen alle sterfgevallen door de forensisch arts te laten onderzoeken om de behandelend arts te vrijwaren voor de moeilijke afweging al of niet de forensisch arts en daarmee vaak ook politie en justitie in te schakelen. Op het rapport is van diverse zijden kritiek uitgeoefend. Terecht werd door de voorzitter van de Landelijke Werkgroep Wiegendood (die vorig jaar op één van de vergaderingen van de vakgroep een voordracht hield waarin hij nauwere samenwerking tussen kinderarts en forensisch arts bij wiegendood bepleitte) opgemerkt, dat in de voorstellen de kinderarts een te beperkte rol krijgt toebedeeld. Het postmortale onderzoek direct na het overlijden door kinderarts en klinisch patholoog-anatoom kan bij gevallen van wiegendood bezwaarlijk worden gemist. Kern van de zaak is dat gevallen van kindermishandeling met dodelijke afloop niet afgedaan worden als wiegendood. De meeste kinderen die levenloos in hun wieg worden aangetroffen, worden nog gereanimeerd en naar een ziekenhuis gebracht, alwaar uiteindelijk de dood vastgesteld en de schouw verricht wordt. De diagnose wiegendood kan pas na een grondig onderzoek en enkele dagen na het overlijden gesteld worden. De reanimatie heeft overigens slechts zelden resultaat. Het gaat bij wiegendood om plotseling en onverwacht overlijden. In deze gevallen moet ook in het huidige systeem al de gemeentelijk lijkschouwer worden ingeschakeld, omdat er per definitie twijfel is aan een natuurlijke doodsoorzaak: het is immers niet normaal en natuurlijk dat een jong kind plotseling overlijdt en de doodsoorzaak staat nog niet vast. In de huidige praktijk wordt, als er geen duidelijke aanwijzingen zijn voor mishandeling of andere verdachte zaken, de gemeentelijk lijkschouwer zelden ingeschakeld. Het lijkt mij wenselijk er vooral naar te streven, dat alle kinderen waarbij vermoedelijk sprake is van wiegendood, door kinderarts en forensisch arts gezamenlijk worden onderzocht, waarbij ieder zijn eigen deskundigheid inbrengt. Als het verhaal plausibel is en er overigens ook geen aanwijzingen zijn voor een niet-natuurlijke dood, kan de gemeentelijk lijkschouwer een A-verklaring afgeven en een klinisch sectie plaatsvinden. In de overige gevallen dient een politieonderzoek en eventueel een gerechtelijke sectie plaats te vinden. Waarom de regeling voor alle minderjarigen (kinderen tot 18 jaar) geldt is voor mij niet duidelijk. Plotseling en onverklaard overlijden bij kinderen boven 6 jaar is zeer zeldzaam en ook nu al per definitie een reden de gemeentelijk lijkschouwer in te schakelen. Bij de meeste sterfgevallen van oudere kinderen is de doodsoorzaak echter al voor het overlijden bekend en mag op goede gronden een Averklaring door de behandelend arts worden afgegeven of er is sprake van een ongeval, waarbij ook nu al de lijkschouwer wordt betrokken. Het overlijden van een kind is altijd een aangrijpende gebeurtenis, die veel emoties oproept. Zeker in deze gevallen is niemand gebaat bij overbodig onderzoek. Het is zaak te schiften tussen zaken die nader onderzocht moeten worden door lijkschouwer en eventueel politie en justitie en zaken waarbij hun tussenkomst niet gewenst is. Hoe de definitieve richtlijnen eruit zullen gaan zien is nog onduidelijk. Het eerste voorstel zou op een aantal punten nog verbeterd kunnen worden. Het lijkt mij zinnig de aandacht vooral te richten op plotseling en onverklaard overlijden van jonge kinderen. Juist in die gevallen moet de behandelend arts de forensisch arts inschakelen, waarbij ik ervan uitga dat deze precies weet wat hij moet doen en wat hij niet moet doen (of zeggen).
Kees Das, Hoofd Afdeling Forensische Geneeskunde GG&GD Amsterdam. Voorzitter Vakgroep Forensische Geneeskunde GGD-Nederland. 5: Najaarssymposium 2001. Op 23 november 2001 wordt het najaarssymposium georganiseerd met als thema de ontwikkelingen rond DNA. De bedoeling is dat niet alleen de theorie aan de orde komt, maar ook de toepassing (b.v. de nieuwe zedenkit) en de ethische kant. De commissie W&O is onder leiding van hun nieuwe voorzitter Eric Blaauw, samen met John Soedirman, hard bezig aan het programma uitwerking te geven. De definitieve plaats is nog niet bekend. Reserveer 23 november alvast in je agenda! Vooraankondiging themadag: “Verborgen Wonden”. Datum: 6 oktober 2001 Tijd: 10.30 uur Plaats : LUMC Leiden. De discussie zal gaan over wat is ‘good medical practice’ bij medische rapportage van vluchtelingen. Het doel is om te komen tot een verbetering van de kwaliteit en de toegankelijkheid van de forensische geneeskunde voor vluchtelingen. De gedachte om dit thema te kiezen wordt ingegeven door de observatie dat in de opvang en procedure van asielzoekers te weinig aandacht wordt geschonken aan ernstig getraumatiseerde (zowel lichamelijk als psychisch) vluchtelingen. Nadere informatie zal volgen. Het belooft een zeer interessante dag te worden! Reserveer 6 oktober alvast in je agenda. Namens de themadagcommissie: Bert Hanekamp ( Johannes Wierstichting) Toelichting: Op zaterdag 6 oktober zal de Johannes Wier Stichting in samenwerking met de medische onderzoeksgroep (MOG) van Amnesty International, Stichting Pharos en het Forensisch Medisch Genootschap een themadag organiseren. De contacten zijn hierover ontstaan op het CCC 2001 en dateren volgens zeggen over dit onderwerp uit 1995. De relevantie van dit onderwerp werd afgelopen vakgroepvergadering GGD Nederland (14 juni) nog eens onderstreept door vragen over het afgeven van verklaringen voor het ‘op straat zetten’ van vluchtelingen, voor ‘fit to travel’ en het kunnen beoordelen van letsel daarbij. Vanuit het kwaliteitsoogpunt dienen artsen die een dergelijke beoordeling gevraagd worden te weten in welke context zij hun onderzoek uitvoeren en wat voor kennis en vaardigheden daarvoor nodig zijn. Ondertussen zijn er voorbereidingen om een symposium te organiseren over niet-natuurlijk overlijden. De actualiteit daarvan is evident en de reactie van het FMG op het advies van het adviesbureau van Montfoort geeft aanleiding om bij te dragen aan scholing (ook van behandelend artsen) op dit gebied. Aernout Tenhaeff Vz symposiumcommissie
[email protected]
6: Rectificatie. In het eerste nummer van 2000 is ten onrechte vermeld dat de Rijksuniversiteit Groningen de eerste universiteit was waar forensische geneeskunde in het basiscurriculum werd gedoceerd. Aan de Universiteit van Leiden werd de leeropdracht van professor dr. F.A. Wolff reeds in 1995 nader gepreciseerd met klinische en forensische toxicologie. Ook bestaat de forensisch geneeskundige expertise bij de groep fysische antropologie van Dr. G. Maat en het forensisch DNA-lab van Dr. P. de Knijff. Sinds het eind van de jaren 70 wordt daar al aandacht aan de forensische geneeskunde besteed. 7: Agenda. 6 oktober Themadag “Verborgen Wonden”. Plaats: LUMC aanvang 10.30 uur nadere informatie volgt. (informatie ook bij de vz. Symposiumcommissie) Vrijdag 23 november symposium over DNA. Plaats van handelen wordt nader bekend gemaakt.
Colofon: De FMG- nieuwsbrief is de nieuwsbrief van het Forensisch Medisch Genootschap en wordt uitgegeven onder verantwoordelijkheid van het bestuur van het FMG. De eindredactie van dit nummer werd gevoerd door Piet Wels. Artikelen, brieven e.d. bedoeld voor publicatie kunt u sturen aan de secretaris van het FMG. Het secretariaat van het FMG, tevens secretariaat van de FMG-nieuwsbrief wordt gevoerd door S.P.H. Letmaath 1e secretaris FMG p.a. GGD Zuid-Oost Drenthe, Postbus 1072, 7801 BB Emmen, bezoekadres Minister Kanstraat 33, te Emmen. Telefoon: 0591-656587 Fax: 0591-640711 Girorekening: 43.20.962 Bankrekening: 53.41.25.921 ABN-Amro Driebergen-Rijsenburg Bij overmakingen op giro of bank gaarne vermelden: t.n.v. Forensisch Medisch Genoodschap. Verenigingsregister; KvK.Rotterdam nr.40343291