Nieuwsbrief 18e jaargang nummer 3
■
september 2005
Kranen over de wal De grote Rotterdamse metaal- en havenstaking van 1970. Daar zou het door de Vakbondshistorische Vereniging op 3 september georganiseerde symposium over gaan. Onder de ongeveer tachtig aanwezigen waren veel oud-actievoerders, die soms wat weemoedig, maar meestal nog immer strijdbaar terugkeken. Praten over de toekomst van de vakbeweging nam in de volle zaal in de kamer van Koophandel aan de Blaak te Rotterdam echter minstens evenveel tijd in beslag. Een impressie van een geslaagde middag, die werd besloten met de presentatie van het door Sjaak van der Velden samengestelde boek over de acties van 35 jaar geleden. De vergelijking met de massale acties van eind 2004 en die in 1970 in Rotterdam dringt zich al snel op, stelde Van der Velden in zijn inleiding. Bij beide gelegenheden waren de vakbonden een beetje ingeslapen en waren het de 'spontane' stakers die de leiding wakker schudden. In Rotterdam legden eerst de arbeiders op de scheepswerven het werk neer en enkele dagen later volgden de havenarbeiders. Over de oorzaken van de onrust is meer te lezen in de recensie van het boek op pagina 2en 3.
Kuiper Voor de toenmalige werkgeversonderhandelaar Foeke Kuiper kwamen de stakingen niet onderwacht, maar wel de felheid van de actievoerders. Temidden van vakbondsvertegenwoordigers achter de tafel, deed
In dit nummer o.a. pag 1-3 Kranen over de wal pag 3 Dwarsligger pag 4-5 Bijna 100 jaar moderne vakbeweging: De zoektocht naar de kwadratuur van de cirkel pag 5 Solidariteit van papier naar digitaal pag 6 Roosendaal witte vlek in vakbondsland? pag 7 Vakbondswerk doe je met z’n allen pag 8-9 Van Blauwe tot Rode Schuur pag 9-10 Literatuursignaleringen pag 11 Burchtberichten pag 12 Museumnacht 2005
de voormalige voorzitter van de Scheepvaart Vereniging Zuid (SVZ) een boekje open over zijn 'anti-stakingsstrategie'. "Bij een staking kijkt men altijd naar de buren, dus ik heb de kranen laten draaien door werkwilligen om de indruk van bedrijvigheid te wekken. Uiteindelijk ging ook mijn pier plat." "Dus toch…." klinkt het mompelend uit de zaal. Verder stelde Kuiper vast dat de acties het einde van de geleide-loonpolitiek inluidden. "De staking van 1970 was mijns inziens een terechte correctie, maar het vervolg was minder. Zowel bonden als werkgevers waren niet bereid te veranderen. Iedereen was alleen maar bezig met overleven. De werkgevers moesten herstructurereren en de vakbond zette de hakken in het zand." Opvallend genoeg kreeg Kuiper weinig kritiek uit de zaal. Boze geluiden waren er
vooral aan het adres van de toenmalige vakbondsleiding, die de stakers aanvankelijk liet zwemmen. "Niemand heeft ons gevraagd of we wel wilden werken bij dat nieuwe bedrijf", zei een van de stakers naar aanleiding van weer een fusie. "We zagen bij Gusto mensen de werf aflopen, toen het net koffiedrinken was in de kantine. Wij stemmen, en de hele kantine was voor. Zo simpel is het gelopen. De vakbond was het er niet mee eens. Pas later, toen het massaal werd, kwamen ze. De PvdA deed niets en de bond deed niets. Net zoals nu."
Internationalisering Door de in de jaren zestig ingezette fusieen concentratiebeweging in de internationale scheepvaart, kan ook de strijd om
vervolg op pagina 2
Herstel: Een foto-onderschrift op pagina 9 in de bijlage over Ger Harmsen in het vorige nummer van deze Nieuwsbrief bevat een fout. De man rechts op de foto is niet David de Leeuw, maar Cees St. Nicolaas, indertijd hoofdbestuurder van de Industriebond. Onze excuses aan de betrokkenen. Redactie. 1
Nieuwsb r i e f � vervolg van pagina 1
18e jaargang nummer 3, september 2005
"Dat is een veel te florissant verhaal", reageerde Kuiper. "Je kunt de internationale arbeidsmarkt niet reguleren. Misschien een beetje in Europa." Dat moest Marges wel "een beetje toegeven", maar een stelsel van minimumeisen aan arbeidsvoorwaarden in Europa is volgens hem wel haalbaar. "Kijk maar naar de koopvaardij, waar het in ITF-verband wel kan."
De koers van de bond
arbeidsvoorwaarden niet langer op nationaal niveau worden gevoerd. Oud ITFsecretaris Kees Marges herhaalde dan ook zijn al vaker uitgedragen stelling dat nationale vakbonden bevoegdheden moeten overdragen aan internationale organisaties. "Vakbondsbestuurders zijn verouderd en onbekwaam geworden", zo gooide hij maar weer eens de knuppel in het hoenderhok, gevolgd door "als vakbondsbestuurders puur Nederlandse oplossingen suggereren, verkopen ze de werknemers knollen voor citroenen."
Met de opmerking uit de zaal dat de leiding van de bond zowel in 1970 als in 2004 tekortschoot, was pannellid Henk van der Kolk, voorzitter van FNV Bondgenoten, het "vanzelfsprekend" niet eens. Hij gaf toe dat het voor de leiding van de vakbeweging moeilijk is om onvrede op het goede moment in actie om te zetten, maar verwees naar de manifestaties van herfst vorig jaar als voorbeeld dat "dat soms nog goed lukt". Kritiek kreeg Van der Kolk ook op een aantal stellingen dat hij poneerde, omdat daarin ogenschijnlijk tegenstrijdige boodschappen waren vervat. "Alleen door CAO's af te sluiten waarin individuele keuzevrijheid vooropstaat, kunnen we leden aan ons binden", maar ook "collectieve actie is de wereld nog niet uit". En op de vraag hoe die uitgangspunten zich verhouden tot een globaliserende wereldeconomie, brandde een soms wat alle kanten opwaaierende discussie los, waarin de stakingen van 1970 nauwelijks meer aan de orde kwamen.
De mededeling van Van der Kolk dat "de vakbeweging als maatschappelijke organisatie duidelijker aanwezig moet zijn", was velen in de zaal te algemeen, zonder overigens de Bondgenotenvoorman veel pregnantere uitspraken te kunnen ontlokken. Verder dan de mededeling dat hij tegen de omsingeling van het Binnenhof is op 24 september, de dag na de algemene beschouwingen, kwam hij niet. "De link met de vakbeweging is bij zo'n actie niet duidelijk genoeg." De milde ironie waarmee dagvoorzitter Huug Klooster trachtte temperamentvol uitgedragen statements uit de zaal te temperen, bleek niet altijd voldoende om de discussie te kanaliseren. Daar moet wel bij worden opgemerkt dat veel 'vragen' uit de zaal meer mededelingen aan de inleiders waren. Sommigen van hen kregen zoveel vragen c.q. opmerkingen op zich afgevuurd, dat de middag uiteindelijk te kort bleek om iedereen aan het woord te laten. Het laatste woord was voor VHV-voorzitter Jaap van der Linden, die het eerste exemplaar presenteerde van de Aksantuitgave Kranen over de wal. Hij overhandigde dit prachtboek aan Henk van der Pols, het oudste VHV-lid in Rotterdam. Eric-Jan Weterings
De bundel
Kranen over de Wal Rotterdam 1970. Het borrelt en het gist in de Maasstad. Kabouters komen in actie voor een beter milieu. De kraakbeweging komt in opstand tegen de woningnood. Tegelijkertijd zijn er spontane coalities van arbeiders, gepensioneerden, huisvrouwen en studenten die opkomen voor meer leefbare buurten. Feyenoord wint de Europacup en in het Kralingse bos vindt het tot dan toe grootste popfestival uit de Nederlandse geschiedenis plaats. Ondertussen wordt met opgestroopte mouwen hard doorgewerkt in de haven, tot 27 augustus…. Nadat op 25 augustus 1970 de metaalbewerkers het werk stil hadden gelegd, draaiden enkele dagen later kraanmachinisten de kranen van de boten af over de wal. Wanneer in de Rotterdamse haven de kranen over de wal staan, ligt het werk stil.
Aanleiding Het is een mix van factoren die een rol heeft gespeeld bij de door de metaalbewerkers geïnitieerde staking die al snel oversloeg naar de gehele Rotterdamse haven. Er heerst onvrede over lonen, onder meer door het aantrekken van gastarbeiders en pendelaars die het loonpeil drukken. Bovendien blijft de loonontwikkeling in de haven achter bij die in de industrie. 2
Daarnaast is er angst voor banenverlies door fusies in de scheepsbouw en de grootschalige introductie van containers, de zogenoemde containerisatie. Het resultaat van deze mix van onvrede is een spontane staking, die op 25 augustus 1970 begint. Zoals wel vaker hebben de bonden grote moeite om de emoties van de achterban in goede banen te leiden.
vervolg op pagina 3 �
Nieuwsb r i e f
18e jaargang nummer 3, september 2005
Dwarsl i g g e r
PIET VERDORST. BOUWER VAN DE VAKBEWEGING
De oprichting van het NVV honderd jaar geleden maakt ons nieuwsgierig naar de eerste bestuurders. Twee jaar geleden werd mevrouw Wil Rijkenberg-Burgerman gastvrij onthaald bij FNV Bouw te Woerden. De 79-jarige kleindochter van Piet Verdorst had contact gezocht met de bond om nog eenmaal oog in oog te staan met het ter gelegenheid van zijn pensioen in 1923 geschilderde portret van haar grootvader. NVV bestuurder Verdorst had een vakbondsverleden dat als zovelen destijds wortelde in het Nationaal Arbeidssecretariaat, waarvan hij zelfs enige tijd tweede voorzitter was. Verdorst was een van de oprichters van de Algemeene Nederlandsche Timmerliedenbond en als voorzitter van die bond maakte hij zowel de komst in het NAS als het afscheid ervan mee. FNV Bouw telt drie voorlopers bij de vijftien bonden van het NVV op 1 januari 1906. Die van de Timmerlieden, Schilders en Meubelmakers met respectievelijk 1800, 886 en 400 leden. Een paar jaar later uitgebreid met de vakverenigingen van Bouwvakkers en Stucadoors. FNV Bouw telt nu ruim 145.000 leden. Piet Verdorst maakte deel uit van het dagelijks bestuur van het NVV tot 1920. Dat combineerde hij met een bestuursfunctie in de ANTB, aanvankelijk als voorzitter, daarna als penningmeester. Verdorst werd in 1858 geboren in Goes, werd wees met zeven jaar en ging op zijn dertiende aan de slag. Negentien jaar oud verhuisde hij naar de hoofdstad, waar hij meer dan dertig jaar werkte als timmerman. In 1903 kwam hij als propagandist in bezoldigde dienst bij de bond . Er moeten naast bovengenoemde kleindochter nog meer mensen leven die Verdorst hebben gekend. Om te beginnen uit eigen familiekring. Uit zijn huwelijk met Cornelia Quist in 1882 kwamen zeven dochters en vier zoons voort. Bij de pensionering van Piet Verdorst dichtte collega Coen van der Lende: “Zoo ging je, kop gericht, door donk’re dagen, / Met stagen tred en vastgeklemde vuist, / Jij wist den weg, bij intuïtie juist / En wees ons ’t pad, dat zelve wij niet zagen”. Piet Verdorst overleed te Amsterdam in 1944. Harry Peer
� vervolg van pagina 2
Gevolgen De havenstaking van 1970 zou uiteindelijk de geschiedenis ingaan als de grootste na-oorlogse haven- en metaalstaking. De actie was de aanzet tot een massale stakingsbeweging in Nederland, waar uiteindelijk meer dan een miljoen mensen aan meededen. Bovendien leidde de staking tot de grootste loonstijging ineens – 400 gulden – die ooit in ons land is voorgekomen. Het was overigens niet de eerste keer dat de victorie in Rotterdam begon. De grootste staking van de negentiende eeuw, die van 1889, vond ook in de Maasstad plaats. De inzet toen was een looneis van bootwerkers. Nadat de havenbaronnen aanvankelijk weigerden om op de looneis in te gaan kwam de hele haven stil te liggen. Uiteindelijk moesten zij bakzeil halen.
staking verzeild raakte. Daarnaast komen ook de vakbondsmensen Koos Schoonens, Nico Sannes, Arie Slaager en Jan Oosthoek aan het woord. De samensteller van de bundel heeft niet verzuimd om de tegenpartij een ‘weerwoord’ te geven. Dit wordt vertolkt door Foeke Kuiper, manager bij Pakhoed en Jacques Schoufour, voorzitter van de werkgeversvereniging. De staking wordt in een bredere internationale en historische context geplaatst door Ferry de Goey met een bijdrage over de ontwikkeling van de Rotterdamse haven tussen 1945 en 1970 en Lex Heerma van Voss met een bijdrage over de voortrekkersrol van havenarbeiders wanneer het gaat om vakbondsacties. A. Kleinknecht en C. Naastepad laten hun licht schijnen over het verband tussen staken, loonhoogte en economische groei.
Rijke bundel
De VHV in Rotterdam
Kranen over de wal is een rijke bundel waarin allerlei aspecten van de havenstaking van 1970 aan de orde komen. Het verloop van de staking in de haven en scheepsbouw in het Waterweggebied is op de voet te volgen met behulp van een dagelijkse kroniek. Diverse (ervarings-)deskundigen laten hun licht schijnen over de staking. Het is een evenwichtige mix geworden van wetenschappelijke analyse, journalistiek verslag en persoonlijke ervaringen. Sjaak van der Velden schetst het verloop van de staking en plaatst deze in de context van de toenmalige Rotterdamse tijdgeest en de internationale ontwikkelingen. Het beeld wordt verder ingekleurd door de inmiddels overleden toenmalige afdelingsvoorzitter van de Industriebond NVV, Ab Schravemade en Gerard Schrijver, die als stage lopende priesterstudent toevallig in de
De publicatie is een voortvloeisel van de regionale activiteiten die de VHV enkele jaren geleden in de regio Rotterdam is gaan ontplooien. Hopelijk krijgt dit initiatief navolging en kan ook in dit opzicht over enkele jaren worden vastgesteld dat in Rotterdam de victorie begon.
3
Sjaak van der Velden (red.), Kranen over de Wal. De grote Rotterdamse metaalen havenstaking van 1970 (Amsterdam: Aksant 2005) ISBN 90 5260 1917. Winkelprijs 19,95 euro. Voor VHV-leden geldt een speciale prijs: 17 euro. Na aanmelding bij de secretaris van de VHV volgt toezending. Jacques van Gerwen Foto’s van het Rotterdams Dagblad uit het besproken boek.
Nieuwsb r i e f
18e jaargang nummer 3, september 2005
Bijna 100 jaar moderne vakbeweging
De zoektocht naar de kwadratuur van de cirkel Bijna 100 jaar geleden, op 1 januari 1906, ging het Nederlands Verbond van Vakverenigingen van start. In een felle polemiek met de leiding van het Nationaal Arbeids-Secretariaat heeft grondlegger Henri Polak uiteengezet aan welke criteria een moderne vakbeweging zou moeten voldoen. In vorige edities van de Nieuwsbrief van de Vakbondshistorische Vereniging is daaraan volop aandacht besteed. In dit voorlaatste artikel in de reeks wordt het organisatiebeginsel belicht. Is het beroep of de bedrijfstak bepalend voor het vakbondslidmaatschap? Henri Polak is nu even niet aan dominant aan het woord. Het laatste artikel zal gaan over vakbondswerk in de buurt of in het bedrijf. De economie is een dynamisch gebeuren. De loopbaan van menig individuele werknemer eveneens. Hoe die twee gegevens te combineren in de structuur van de vakbeweging? Oud-NKV-voorzitter Jan Mertens omschreef het eens als de zoektocht naar de kwadratuur van de cirkel. De vakbeweging in Nederland komt laat op gang, zo'n 50 tot 100 jaar later, maar volgt dezelfde ontwikkelingsgang. Lokaal sluiten beoefenaren van hetzelfde beroep zich bij elkaar aan. Eerst met een soort van de gilden afgekeken gezelligheidskarakter, later – naarmate de industrialisering steeds sterker de sociale positie gaat aantasten – met een geprononceerder belangenbehartigingstaak. De plaatselijke verenigingen vormen algemene landelijke verenigingen. En die sluiten zich weer aaneen tot vakcentrales. Met de ervaring van de Spoorwegstaking van 1903 in gedachten wordt het helder dat sommige landelijke vakbonden te zwak zijn. Ze sluiten zich aaneen. Zo ontstaat onder de paraplu van het NVV in 1912 de Centrale Bond van Bouwvakarbeiders uit een fusie van de metselaars- en de steenhouwersbond. Acht jaar later vormt deze bond met de timmerliedenbond de Algemene Nederlandse Bouwarbeidersbond. Deze fusiebeweging maakt weliswaar van kleinere eenheden steviger vakbonden, maar ze brengen geen wijziging in het organiserend beginsel: het beroep blijft bepalend voor de keuze van de bond. Dat blijft ook in de structuur van de nieuwe bonden zichtbaar. De vakbondsleden vinden veel van hun oude bonden terug in de vakgroepenstructuur. Echter, hoe minder categoraal de bonden worden, des te groter de kans dat ze elkaar op bepaalde terreinen zullen overlappen. Behoren straatmakers en
gasfitters in gemeentedienst tot het wervingsgebied van de bonden van gemeentewerklieden? Zijn melkbezorgers 'transportarbeiders' of landarbeiders/zuivelbewerkers? Horen tricotagewerksters bij de bond voor textielarbeiders of bij die voor kleermakers? En cacaobereiders, zijn dat bakkersgezellen of fabrieksarbeiders? Het zijn vragen die in een tijd dat een bond ieder lid hard kan gebruiken veel conflicten veroorzaken.
Grensgeschillen Die grensgeschillen zijn niet zo verwonderlijk. Mensen zijn zelden hun hele leven in dezelfde functie bij hetzelfde bedrijf werkzaam. Ze wisselen met enige regelmaat binnen hetzelfde bedrijf van functie. Een arbeider in een zuivelfabriek kan de kans krijgen melkrijder te worden. De noodzaak van een overstap naar de transportarbeidersbond wordt niet gezien. Maar ook ontwikkelingen binnen het bedrijfsleven kunnen aanleiding geven voor grensgeschillen. Bestaande bedrijven investeren in nieuwe ontwikkelingen. Nieuwe werkmethodes worden geïntroduceerd, met andere bedrijven worden fusies aangegaan. Welke bond mag de werknemers die daarbij betrokken raken, organiseren? De na de Eerste Wereldoorlog opkomende kunstzijdefabrieken kunnen als voorbeeld gelden. De bonden van textielarbeiders leggen de nadruk op het te vervaardigen product. De collega's van de fabrieksarbeiders vinden echter dat het chemisch proces waarlangs de kunstzijde wordt vervaardigd, de doorslag zou moeten geven. De toenemende grensgeschillen roepen de vraag op of er niet eens fundamenteel naar het probleem moet worden gekeken. 4
De Nederlandse Bond van Christelijke Fabrieken- en Transportarbeiders bindt in 1919 als eerste de kat de bel aan en dwingt de vakcentrale CNV een commissie aan het werk te zetten. Twee jaar later echter komt men binnen het CNV tot de volgende conclusie. 'De algemene vergadering, instemmend met de hoofdgedachte in het rapport ontwikkeld, dat in de eerste plaats het bedrijf grondslag moet wezen voor de organisatievorm der vakbonden, meent echter – hoewel de nadere uitwerking van deze gedachten in theorie de juiste lijnen aangeeft – dat de studie van dat vraagstuk in zijn onderdelen nog niet een volledig inzicht in de detailpunten heeft gegeven, zodat een beslissing, ook met het oog op de wisselende bedrijfsverhoudingen, niet in alle onderdelen bindend kan zijn.' Het resultaat blijft vervolgens beperkt tot de instelling van een grensregelingscommissie.
Economische ordening Een nieuwe impuls voor de discussie over het organisatievraagstuk vloeit voort uit het streven binnen de vakbeweging naar alternatieven voor het kapitalisme. De vakcentrales zijn het onderling niet eens. De verbinding met de sociaalpolitieke zuil waartoe men behoort, staat overeenstemming in de weg. Ondanks al die verschillen rijst uit de ontworpen alternatieven een gelijke structuur van het bedrijfsleven op. De individuele bedrijven worden gegroepeerd in bedrijfstakken en boven die bedrijfstakken wordt een overkoepelende sociaal-economische raad gedacht. Met de uitwerking van de opvatting over de ordening van de economie wordt tussen de twee wereldoorlogen een bescheiden begin gemaakt. Na 15 jaar van geschipper en geschuif komt in 1933 de Bedrijfsradenwet tot stand. De wet voorzag slechts in de mogelijkheid dat werkgevers en werknemers op bedrijfstakniveau raden zouden vormen voor georganiseerd overleg over een vrij brede reeks van sociaal-economische onderwerpen. Voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog worden er ruim 20 opgericht. Geen kan echter een succes worden genoemd. Windmuller en De Galan constateren echter wel met terugwerkende kracht dat hun grootste betekenis is dat zij 'een precedent en een basis schiepen voor hernieuwde pogingen om na de oorlog een doeltreffende bedrijfsorganisatie te � bereiken'.
Nieuwsb r i e f
18e jaargang nummer 3, september 2005
'Solidariteit' van papier naar digitaal Op de hete zaterdag 18 juni werd op een koel plekje aan het water in Amsterdam het boek Om de vereniging van de arbeid gepresenteerd. Daarmee werd na 23 jaar Solidariteit, 'blad voor een strijdbare vakbeweging' uitgeluid. Solidariteit is dus vakbondsgeschiedenis geworden, maar laat via een website nog wel haar strijdbare geluid horen. De resolutie voor de vergadering waar het besluit tot de oprichting van het NVV wordt genomen en de daarbij gebruikte voorzittershamer van de ANDB. Foto FNV. De Bedrijfsradenwet drukt de vakbeweging eens te meer op de onvolkomenheden in haar opbouw. Door de instelling van een bedrijfsraad kan de vakbeweging met de werkgevers overleggen over arbeidsverhoudingen, vakopleiding, werkverruiming, fondsvorming en de uitvoering van de nog prille sociale wetgeving. Maar welke bonden mogen aanschuiven? Voor de meeste handarbeidersbonden is het niet zo moeilijk. Hun werkterrein beperkt zich meestentijds tot een beperkt aantal bedrijfstakken. Anders ligt het met de hoofdarbeiders. Hen kom je in bijna elke bedrijfstak tegen. De minister van Sociale Zaken en de werkgevers sluiten hun bonden echter uit van het overleg.
Ziektewet Een andere impuls voor de aanpak van het organisatievraagstuk vloeit voort uit de ontwikkeling van de sociale zekerheid. Dat is tot aan de Eerste Wereldoorlog bijna een pure vakbondsaangelegenheid. Tijdens die oorlog neemt de overheid een deel van de verantwoordelijkheid over. Enkele jaren later dienen liberalen en socialisten een gezamenlijk voorstel voor de ziektewet in. Hoewel beiden de opvatting huldigen dat sociale zekerheid een staatszorg is, willen zij de uitvoering opgedragen zien aan zogenoemde bedrijfsverenigingen. Hoewel dit voorstel de eindstreep niet haalt, groeit er een consensus met de confessionele partijen en vakcentrales over de toekomst van de sociale zekerheid. En tegelijkertijd wordt eens te meer duidelijk dat de organisatie van de vakbeweging zich daarbij moet aansluiten. Direct na de bezettingstijd wordt met enige voortvarendheid de wederopbouw van de vakbeweging opgepakt. De vakcentrales ver-
enigen zich in de Raad van Vakcentrales, waarbinnen een topcommissie het organisatievraagstuk gaat bekijken. Binnen een jaar presenteert de commissie in 1986 haar bevindingen in het zogenoemde Blauwzwarte boekje. Daarin adviseert ze 'over te gaan tot de bedrijfstakgewijze organisatie der werknemersvakbeweging in elk der drie Vakcentralen. Derhalve behoren in elk dezer Vakcentrales alle werknemers in één en hetzelfde bedrijf georganiseerd te worden in één en dezelfde bedrijfsbond, ongeacht hun beroep. Op dit beginsel dient geen uitzondering gemaakt te worden, ook niet voor het administratieve en commerciële personeel, noch ook voor het hogere technische en opzichthoudende personeel.' De taal is dwingend, zoals in dat tijdsgewricht gebruikelijk. De uitwerking van de conclusies heeft echter nogal wat voeten in de aarde. NVV, KAB/NKV en CNV voeren de aanbevelingen door. Dat is nog steeds te zien in de structuur van FNV en CNV. Maar het rapport geeft ook de aanzet tot de ontwikkeling van wat nu de Unie MHP is. Hun voorgangers, de katholieke bonden van werkmeesters, kantoorpersoneel en winkelbedienden, hebben zich nimmer bij de conclusies van het Rapport over de bedrijfstakgewijze organisatie der werknemersvakbeweging kunnen neerleggen.
In Om de vereniging van de arbeid staan zeventien bijdragen, waarin de auteurs proberen 'de dode hoeken in het blikveld van de vakbonden te verklaren'. Doordat de vakbeweging aan een 'meedenksyndroom' lijdt, mist zij de aansluiting met tal van marginale groepen, zoals 'flexmensen, langdurig werklozen en al of niet illegale, informele arbeiders', zo vat de redactie van het boek de kern van haar betogen samen. Op de afscheidsbijeenkomst van Solidariteit werd door de ongeveer vijftig aanwezigen druk gediscussieerd. Klassieke 'oude vormen en gedachten' als 'alle productiekrachten naar de mensen', werden beantwoord met de constatering dat een meer radicale vakbeweging in de huidige politieke conjunctuur niet mogelijk is. De discussie gaat on-line dus voort.
Jeroen Sprenger Hugo Klooster, Jeroen Sprenger, Vincent Vrooland, Het Blauwzwarte Boekje, van beroepsorganisatie naar bedrijfsorganisatie, uitgave VHV Amsterdam, januari 1986 J.P. Windmuller, C. de Galan, Arbeidsverhoudingen in Nederland, Utrecht/Antwerpen 1970
Om de vereniging van de arbeid, Hans Boot (red.). 20 euro. Uitgever Stichting Solidariteit, Van Swindendwarsstraat 99 1093 XC Amsterdam, tel. 020-6946586. E-mail:
[email protected] Website http://www.solidariteit.nl. EJW
5
Nieuwsb r i e f
18e jaargang nummer 3, september 2005
Roosendaal witte vlek in vakbondsland? Bij Roosendaal denk je niet meteen aan vakbonden. Toch gebeurde er genoeg, zo bleek Sjoerd van der Veen. Nadat hij het verzoek kreeg een brochure te maken over de geschiedenis van de Roosendaalse afdeling van FNV Bouw, volgde een lange speurtocht door archieven. Die speurtocht begon in het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) in Amsterdam, met een briefje uit 1898. Dat briefje is gericht aan voorzitter Heldt van het ANWV: 'Door deze hebben wij de eer U meede te deelen dat de afd. Roosendaal der Nederlandsche Vereeniging van Spoorweg ambtenaren tracht alhier een bibliotheek op te richten. In hoofdzaak zullen de boeken hiervan circuleeren onder het spoorwegpersoneel van lageren rang.' De Roosendaalse krant De Grondwet noemt in 1903 deze NV-bibliotheek 'een dreigend gevaar', dat vooral jongelieden 'ten verderve' voert. In datzelfde jaar vergaderen in Roosendaal 250 spoormannen over de staking. Genoeg redenen om de geschiedschrijving ter hand te nemen. In het kader van de vakbondsschool had ik al eens een brochure gemaakt over "Rerum Novarum en de Roosendaalse vakbeweging". Die brochure leverde me al heel wat informatie. Zo interviewde ik Geert Vos, spin in het web van de Katholieke Arbeiders Beweging na de oorlog. Hij gaf me niet alleen een aantal jaarverslagen van de KAB van rond 1950 en één van de KABO, maar ook een kopie van een geschiedenis die hij zelf met oud NKVvoorzitter Jan Mertens had geschreven. De dag na het interview bracht Geert me "Van klei en zand, Geschiedenis van de K.A.B. in het Bisdom Breda". Ik weet niet of Geert dat deed vanuit zijn enthousiasme voor de Pauselijke Encycliek uit 1891 of omdat hij twijfelde aan mijn capaciteiten als geschiedschrijver.
Negentig jaar! De oprichtingsdatum van de afdeling vaststellen, lijkt heel nuttig. Tel er precies negentig jaar bij op en je weet wanneer je verhaal af moet zijn. Al gauw bleek mij uit oude jaarverslagen dat rond juni 1956 het 40-jarig bestaan wordt gevierd van zowel de R.K. Bouwvakarbeidersbond als die van de houtbewerkers. Ook in 1966 is er een lustrum van de bouwvakarbeiders, 50 jaar op 5 november. We lezen in dit jaarverslag
zelfs, dat drie mede-oprichters van de afdeling, Kuistermans, Van Dorst en Basilies (?) hun 50-jarig jubileuminsigne krijgen. Geen probleem dus, maar later wordt heel soepeltjes uitgegaan van 1917 als juiste datum! Kortom, werk aan de winkel. Aan het eind van een bijeenkomst met mensen van de FNV Bouw kreeg ik een dik schrift met kartonnen kaft mee naar huis: de handgeschreven notulen van de R.K. Bouwvakarbeidersbond, van 1953 tot 1971. Het lag op het kantoor van FNV Bouw ergens in een kast! Ik heb toen voorgesteld om ze in ieder geval professioneel op te bergen: bij het Gemeente Archief van Roosendaal, bij de FNV Bouw in Woerden, bij het KDC of bij het IISG. Thijs Joore, van de Roosendaalse Bondgenoten, kwam op dezelfde bijeenkomst met een doos vol papieren. Zo'n doos is niet de ideale manier om je archief te beheren.
Van Gildenbond (1913) tot NKV (1981) Het gemeentearchief van Roosendaal heeft ruim 200 stukken van de (R.K.) 'Roosendaalse arbeidersvereniging', inclusief de Sinterklaasvieringen. Het is monnikkenwerk om daar het nodige uit over te nemen. Er ligt hier een schat aan gegevens, hoewel ze volgens archivaris C.J.Heeren 'hoogst onvolledig' zijn. Ik hoor mensen al mopperen: zijn er dan alleen maar Roomse arbeiders in Roosendaal. Nee, vandaar dat ik, om ook anderen hun verhaal aan het papier toe te laten vertrouwen, een aantal bezoeken op het programma heb staan aan de afdeling Documentatie van de FNV Bouw in Woerden. Of ik nog aan verdere bezoeken aan het IISG toekom? Ik weet dat het nodig is, maar het is moeilijk om alles alleen te doen. Misschien komt er ooit een werkgroep in Roosendaal die zich met de historie gaat bezighouden. Wellicht als de verjaardagsbrochure eenmaal verschenen is? 6
Het zal duidelijk zijn, dat als je materiaal verzamelt voor een brochure die 32 pagina's moet omvatten, er zeer veel tekst overblijft. Bladzijden vol notulen overtikken in Word, die uiteindelijk een paar regels voor de brochure opleveren, is wel erg onrendabel werk. Mede omdat de mensen van Kiem en Bondgenoten met al die historische notulenboeken kwamen, heb ik besloten, zo veel mogelijk teksten op mijn webplekske te zetten: http://home.wanadoo.nl/deesveen. Deze hoeveelheid uit te tikken tekst is uiteraard afhankelijk van mijn vrije tijd en van mijn, helaas nogal lage, tiksnelheid. Het zijn dan ook, om puur praktische redenen, geen volledige notulen. Ik laat 'oninteressante' stukken weg, hoe jammer ik dat ook vind. Zo beginnen alle notulen met de mededeling dat de voorzitter de vergadering opent, eventueel zelfs openD, met de Christelijke groet. Soms wordt dat gevolgd door "Geloofd zij Jezus Christus", de tekst van die groet. Op mijn webplekske (klik midden op dat blauwe scherm op 'werkpagina') kom je door een klik op FNV Bouw op die werkpagina in een keuzemenu. De rest wijst zich vanzelf. Het lijkt er op dat een witte vlek in de vakbondshistorie langzaam wordt ingevuld. Veel moet nog onderzocht en gerangschikt worden, maar het begin is er. Wat ik mezelf nu ten doel stel is tijdig, vóór die negentigste verjaardag, een aantal wetenswaardigheden te ordenen en van commentaar te voorzien, zodat de afdeling Roosendaal van de FNV Bouw het product aan haar leden kan aanbieden. Als dat lukt is mijn taak vervuld. Sjoerd van der Veen
Nieuwsb r i e f
18e jaargang nummer 3, september 2005
Vakbondswerk doe je met z’n allen Lezing van de biografie over Reinder Hoekzema maakt je al snel duidelijk dat je met een bevlogen vakbondsman hebt te maken. Hoekzema kwam per 1 december 1979 in dienst bij de Vervoersbond NVV. Hij had toen al een interessant arbeidsleven in de vervoerssector en als kaderlid achter de rug. Bij Hoekzema’s afscheid begin 2001 namen zijn collega’s Gerda Bosma en Ed van Eijbergen het initiatief om door een aantal gesprekken met hem zijn geschiedenis in de vervoerssector vast te leggen. Hoekzema’s gedrevenheid heeft hij niet van een vreemde. De eerste zinnen van het boek duiden daar al op: “Ik kom uit een vuurrood nest; van mijn moederskant zelfs een actienest. Bij de landarbeidersstaking van 1929 heeft mijn oma, op een kar staande, vrouwen van stakers toegesproken. Staande op een kar met opgeheven, gebalde vuist, sprak zij aan het eind van een fel betoog, de onsterfelijke woorden: “Vrauwlu loat je nait verneuk’n”.
Stakingen bij de Groninger Taxi Centrale Hoekzema’s relaas is zeer informatief over wat zich de laatste dertig jaar in de vervoerssector in Nederland heeft afgespeeld. Het is een verhaal van iemand die er midden tussenin heeft gestaan. Het blijkt uit de vele inkijkjes in het werk van allerlei soorten chauffeurs, de voorbeelden van honds gedrag van werkgevers, het belang wat hij hecht aan het bedrijfsledenwerk, aan machtsvorming aan de basis en een geschiedschrijving waar veel meer namen vallen van kaderleden dan van bezoldigden. Eveneens krijgen we een helder beeld van de gevolgen van een verblinde ideologische overheidspolitiek ten aanzien van de vervoerssector. De arbeidspositie, de arbeidsomstandigheden van chauffeurs, zijn er sterk door aangetast en de dienstverlening aan passagiers heeft er onder geleden. Het stemt de lezer af en toe somber. En het moet chauffeurs die van tevoren wel wisten hoe bepaalde maatregelen zouden uitwerken in bijvoorbeeld streek- en taxivervoer helemaal kwaad hebben gemaakt. Hoekzema verhaalt over de Groninger Taxi Centrale waar hij in 1973 als centralist ging werken en hoe hoog de gemoederen opliepen in zowel de tiendaagse staking in 1974 als de tienweekse staking in 1977. Het is aardig om nog eens te lezen over de stevige inbreng van communistische arbeiders in het vak-
bondswerk en de eigenaardige rol van het OVB, het Onafhankelijk Verbond van Bedrijfsorganisaties, bij genoemde arbeidsconflicten. Ludieke acties konden destijds, al neemt Hoekzema afstand van een enkele. Zo werd de witte villa van directeur Hafkamp in één nacht helemaal rood geschilderd, “wordt ie eigenlijk een rooie”, was de gedachte. Bij de tienweekse staking liepen de spanningen hoog op. Er waren niet alleen meningsverschillen tussen werkgevers aan de ene kant en personeel en bonden aan de andere kant, maar soms ook tussen het hoofdbestuur en leden. De poging van het hoofdbestuur om de staking in de achtste week te doen eindigen blijft je bij. Het liep bijna uit op een vechtpartij tussen de bondsvoorzitter en de verzamelde taxichauffeurs. De overgang van centralist in een telefooncentrale in Groningen naar vakbondsbestuurder in Amsterdam moet groot zijn geweest. Reinder Hoekzema werd in het diepe gegooid: “Het officiële takenpakket bestond uit de sectoren tour, taxi, ambulance en Van Gend en Loos in NoordHolland, Zuid-Holland en Utrecht. Ik had een groot werkgebied, waarin nogal wat files voorkwamen. Niemand leerde of vertelde me iets. Het was pompen of verzuipen. Ik had een beetje ervaring in de taxi. Maar van sociale wetgeving, arbeidsrecht, 7
rij- en rusttijden en dergelijke wist ik niets”. Het noorden bleef kennelijk trekken, want na 1 1/2 jaar volgde Hoekzema zijn collega De Jong op in Groningen. We besparen de lezer de ellende van de fusieperikelen van de Vervoersbonden NVV en NKV. Het is iets waar onze hoofdpersoon met weinig plezier aan terug denkt. Aan een vakbondsbestuurder met zo’n eigenzinnig karakter zullen de werkgevers een moeilijke hebben gehad. De lezer raakt geboeid door Hoekzema’s ervaringen met bijvoorbeeld de naleving van de CAO (de ondernemers lapten de CAO dus aan hun laars) in het goederenvervoer bij bedrijven als Spijker uit Veendam en Abbas uit Finsterwolde, de ingewikkelde normering van overuren, wachturen en booturen van chauffeurs bij Lommerts, onkostenvergoedingen bij Nijdam, enz. Diverse kwesties van belangenbehartiging (die herhaaldelijk eindigden bij de rechter) werden met spectaculaire acties van chauffeurs begeleid om de aandacht te trekken van de media. Hoekzema staat uitgebreid stil bij de stakingen in het goederenvervoer in zowel 1985 als 1989. Beide keren moest er worden opgetreden tegen ingrijpende verslechteringsvoorstellen van de werkgevers voor een nieuwe CAO. Wegblokkades worden een effectief actiemiddel waarmee je in de vroege ochtend de radio en ’s-avonds het journaal bereikt. Het kon soms hard tegen hard gaan. Hoekzema: “De werkgevers ronselden hulptroepen om de staking te breken. Een aantal chauffeurs daarvan kende ik nog uit mijn taxitijd. Ze waren behoorlijk ruig en in voor een matpartijtje”. Reinder Hoekzema werd zich steeds meer bewust van de waarde van scholing van leden. Die moet vooral gericht zijn op praktische problemen. Op een gegeven moment kom je verder: “Ger Harmsen heb ik erbij gehaald. Ze hingen aan zijn lippen en gaandeweg ontstond het besef dat je veel kunt leren van de geschiedenis”. Afrondend. Eigenlijk zou iedere vakbondsbestuurder aan het einde van zijn of haar loopbaan uitgeleide moeten worden gedaan met een publicatie zoals die over Reinder Hoekzema. Een dergelijke reflectie is een waardevolle aanvulling op de bestaande vaak wat meer academische geschiedschrijving over de vakbeweging. Harry Peer
Nieuwsb r i e f
18e jaargang nummer 3, september 2005
Van Blauwe tot Rode Schuur Het Volksgebouw in Vlaardingen haalde dit jaar net zijn eeuwfeest. Bestuurslid en voormalig penningmeester van de Stichting Volksgebouw Herman van der Lee dook in de geschiedenis van wat in de volksmond al snel 'de rode schuur' heette. Wie iets over de geschiedenis van het Volksgebouw in Vlaardingen wil weten, moet terug naar het begin van de vorige eeuw. Volgens goed Nederlands gebruik werd toen een 'Commissie van onderzoek voor het stichten van een Volksgebouw' gevormd. Op de eerste vergadering van 22 mei 1903 kwamen enkele vakbonden en kiesverenigingen bijeen. Zij gingen 'Volkshuizen'in de omgeving van Vlaardingen bekijken en vroegen advies aan F.M.Wibaut van het Bureau voor Sociale Adviezen in Amsterdam. Een geestverwante architect maakte een schetstekening, toverde een grote vergaderzaal van 600 tot 700 personen, een kleine zaal, een koffiekamer, een toneel met kleedkamers en een conciërgewoning tevoorschijn. Het dolle enthousiasme over zoveel moois werd enigszins getemperd, toen iemand zich afvroeg waar de benodigde 22.000 gulden vandaan moest komen. De vertegenwoordiger van de kiesvereniging Volksbelang, de links-liberale A.de Witte, zat daar niet echt mee. Na onderzoek in Rotterdam en Delft kwam hij met een eenvoudige oplossing: we richten een coöperatieve bakkerij op en uit de netto winst reserveren we 35% voor een te stichten Volksgebouw. Na vele vergaderingen kreeg die Het Volksgebouw aan de Schiedamseweg 12 in Vlaardingen. Collectie H. vd Lee.
gedachte in het conservatieve Vlaardingen toch nog voldoende weerklank en zodoende rolde op 26 april 1905 het eerste brood uit de oven. Dit gebeurde tot schrik van de particuliere bakkers, die niet schroomden deze door vakbonden en kiesverenigingen gesteunde concurrent verdacht te maken. De bakkerij draaide naar wens, maar mede daardoor raakte het ideaal van het Volksgebouw wat naar de achtergrond. Een lid stelde voor jaarlijks 100 gulden subsidie te verstrekken aan het Bureau voor Arbeidsrecht. Een enthousiaste toelichting leverde niet voldoende stemmen op. De leden volgden in meerderheid de voorzitter die stelde "zodra het Fonds Volksgebouw de steun kan missen, dan gaan we andere doeleinden bekijken". Het duurde maar kort toen het eigen belang nog sterker naar voren kwam. Het bestuur stelde voor het jaarlijkse winstaandeel aan het Fonds Volksgebouw te verlagen van 35 naar 15%. Aanleiding was dat de particuliere bakkers de coöperatie overtroefden met winstuitkeringen, die hoger lagen dan het dividend. Dat voorstel kwam er door. De stichting van een pand komt nog verder in gevaar door actievoerders die van mening zijn dat een gedeelte van de winst ten goede moet komen aan de Vlaardingse Bestuurdersbond. Want propaganda kost geld en dat moet dan maar uit de winst van de coöperatie komen. Voorzitter De Witte is sterk in zijn tegenargumenten: De bestuurdersbond telt 173 leden en 11 kopen er bij de coöperatie. Van elke 100 broden komen er maar 5 bij vakbondsleden terecht. Na verwerping van het voorstel blijft het een paar jaartjes rustig in de rode hoek. Tot er opnieuw een voorstel tot statutenwijziging komt. Nu wordt ook de SDAP erbij betrokken. Noch de SDAP, noch de Vlaardingse Bestuurdersbond vallen na een vooral rumoerige discussie in de gratie voor subsidie. We zijn aangeland in 1912, inmiddels zit er fl. 5.000.- in het Fonds Volksgebouw. Hoewel de stichting van het eigen gebouw op een laag pitje blijft, gaat de reservering uit de winst gestadig door, zodat er in 1919 al fl.16.000.- beschikbaar is. Het bestuur doet weinig. De leden pikken het niet langer. In 1919 vindt er een stevige bestuurswisseling plaats, zodat de voorstanders de overhand krijgen. Op een tweetal vergaderingen zijn respectievelijk 170 en 332 leden aanwezig. Hierdoor komt alles in een stroomversnelling. Er moet weliswaar een slimme constructie bedacht worden om het gewenste pand via een stroman in handen te krijgen, maar op de ledenvergadering van 11 juni 1921 is de aankoop van Schiedamseweg 12 een feit. Secretaris Arie Pleijsier(onderwijzer, journalist,schrijver) schrijft aan het eind van dat agendapunt: "Het bestuur is met de aankoop zeer tevreden. Ons Volksgebouw is geen partijzaak, het is bestemd voor het volk in al zijn geledingen". Om aan dit laatste te voldoen wordt er in 1923 op het achterliggende terrein een Muziekzaal gebouwd. Die wordt direct in gebruik genomen voor repetities van De Stem des Volks en de muziekvereniging Voorwaarts. Tal van plaatselijke orkesten, turnverenigingen en zelfs Jehova's Getuigen zullen er regelmatig gebruik van maken. Toch is in de volksmond het gebouw altijd als 'Rode Schuur' aangeduid. 1930 zou een gedenkwaardig jaar worden. Het Volksgebouw moest als tegenhanger van alle drankellende alcoholvrij zijn en blijven. Vanaf het begin heeft het al-of niet verkopen van bier een rol � 8
Nieuwsb r i e f
18e jaargang nummer 3, september 2005
gespeeld. Nu lijken de geesten rijp gemaakt te zijn om het blauwe karakter te laten varen. De argumenten van de tegenstanders klinken niet al te fraai. Een SDAP-er die bier drinkt is een 2e hands burger. Toestaan van biergebruik staat ongeveer gelijk aan prostitutie, het Volksgebouw moet geen kroeg worden. De voorstanders hebben meer gedegen argumenten: De idealen van de coöperatie liggen niet op het geheelonthoudersterrein, bierverkoop is een ijselijke noodzakelijkheid, in Vlaardingen wordt geen liter bier meer gedronken als het ook in het Volksgebouw geschonken wordt. Binnen de coöperatie, nog steeds eigenaar van het gebouw, is de strijd gestreden. Daarbuiten gaat de aktie tegen het bier door. Er wordt zelfs een politieke partij: 'Naar Eerlijke Politiek' opgericht. Deelname aan de gemeenteraadsverkiezingen van 1931 levert 146 stemmen op. Op 1 januari 1934 trekt de coöperatie zich uit de exploitatie terug. Deze komt in handen van de Vereniging Volksgebouw, die het pand voor fl. 1.350.– per jaar huurt. Het Volksgebouw heeft vele vaste huurders gekend: De Arbeiderspers, de Apostolische Gemeente, de Esperantisten, Maatschappelijk Hulpbetoon en de Ambachtsschool. Gedurende de tweede wereldoorlog komt het gebouw in handen van een NSB-er. Na de oorlog sluiten de Vereniging Volksgebouw en het Nederlands Beheersinstituut een huurovereenkomst, eindigend op 31 december 1949. Op 12 november 1949 volgt de oprichting van de Stichting Volksgebouw, die op 15 november 1949 Schiedamseweg 12 in bezit krijgt. De eerste jaren wordt er intensief verhuurd, maar langzamerhand neemt het gebruik af. In 1956 valt het gebouw binnen de stadssanering. Meerdere locaties in de stad komen ter vervanging aan de orde. Uiteindelijk wordt op 6 april 1974 een voormalig winkelpand betrokken, dat schuin tegenover het voormalige Volksgebouw ligt. Het is 22 november 1979 als de slopershamer dat neerhaalt, door velen met treurige ogen bekeken vanuit het nieuw betrokken pand aan de Schiedamseweg 31. In 1981 verhuist het Volksgebouw naar Valeriusstraat 53, waar het op maandag 2 juli 2005 zijn deuren voorgoed zal sluiten. Net iets meer dan 100 jaar geleden na het besluit om geld apart te leggen voor de stichting van een Volksgebouw. Wat nog rest is de Stichting zelf. Die heeft zich als doel gesteld uit de rente van haar kapitaal subsidies voor bijzondere doeleinden te verlenen aan aangesloten organisaties.
Nieuwsbrief Vakbondshistorische Vereniging
Literatuursignaleringen Arno Bornebroek, Een heer in een volkspartij. Theodoor Heemskerk (1852-1932), minister-president en minister van Justitie (Amsterdam 2005), ISBN 90 5260 197 6, 272 pagina’s, € 30,00 Ruim 40 jaar diende Th.Heemskerk het openbaar belang. Afkomstig uit een gegoed Amsterdams milieu bekeerde hij zich verrassend tot de gereformeerde orthodoxie en sloot zich aan bij de ARP van Abraham Kuyper. Hij maakte midden jaren ‘80 van de 19e eeuw zijn opwachting zowel in de Amsterdamse politiek, waar hij wethouder werd, als in de Tweede Kamer. Een persoonlijk conflict met Kuyper markeerde het begin van het kabinet-Heemskerk (1908-1913) en het einde van Kuypers carrière. Kuyper heeft Heemskerk dit nooit vergeven. Heemskerk wist zijn kabinet door woelige tijden te loodsen en enkele belangrijke wetten in te voeren, zoals de Armenwet, zedelijkheidswetten en het begin van een stelsel van sociale wetgeving. Als minister van Justitie (1918-1925) verbaasde hij vriend en vijand met zijn kundigheid. Hij was een alom gerespecteerde persoonlijkheid die ook bij zijn tegenstanders in hoog aanzien stond. H. Colijn maakte een einde aan Heemskerks lange politieke loopbaan door hem in 1929 het voorzitterschap van de ARP-Tweede Kamerfractie te ontnemen. Het is opvallend en tragisch dat de verzoenende Heemskerk zijn politieke carrière begon en eindigde met een conflict met de partijleiding
Corrie van Eijl, Al te goed is buurmans gek. Het Nederlandse vreemdelingenbeleid, 1840-1940 (Amsterdam 2005), ISBN 90 5260 194 1, 304 pagina’s, € 29,90. Het beleid ten aanzien van nieuwkomers in de Nederlandse samenleving veranderde ingrijpend tussen 1840 en 1940. Konden vreemdelingen in de negentiende eeuw ongehinderd de grens passeren, aan het eind van de jaren dertig was het land vrijwel gesloten voor zowel vluchtelingen als arbeidsmigranten. Historische studies zoeken de verklaring van deze veranderingen vooral in de toenemende macht van de staat. Door deze fixatie op het land van bestemming, is er nauwelijks oog voor de invloed van ‘wederkerigheid’ met de omringende landen. In dit boek wordt het vreemdelingenbeleid vanuit dit interactieve perspectief bestudeerd. Van grote betekenis is dat de meeste vreemdelingen in die periode Belgisch of Duits onderdaan waren, terwijl veel Nederlanders voor korte of langere tijd als arbeidsmigranten naar deze buurlanden trokken. Om de (toekomstige) werkgelegenheid in het buitenland veilig te stellen, maakte Nederland bilaterale afspraken over een gunstige behandeling van wederzijdse onderdanen. Migranten uit buurlanden hadden daarom betrekkelijk weinig last van het steeds restrictievere Nederlandse vreemdelingenbeleid. Een uitzondering zijn de joodse vluchtelingen. Aangezien zij niet de bescherming kregen van hun eigen regering kon Nederland ook tegen Duitse joden streng optreden zonder dat dat repercussies had voor Nederlanders in Duitsland.
Marian van der Klein, Ziek, zwak of zwanger. Vrouwen en arbeidsongeschiktheid in Nederlandse sociale verzekeringen 1890-1940 (Amsterdam 2005) ISBN 90 5260 174 7, 474 pagina’s, prijs € 30,00. In dit promotieonderzoek van Marian van der Klein wordt een gedetailleerd beeld geschetst van de effecten van de Ongevallenwet (1901) en de Ziektewet op het dagelijkse bestaan van vrouwen. Zij onderzocht onder meer de wijze waarop de overheid vrouwen via de sociale verzekeringen aansprak: als kostwinster, als moeders of als burgers. Speciale aandacht krijgen de opvattingen van vrouwenorganisaties en vrouwelijke politici over en acties voor de zorg voor het fysieke moederschap. Door de Nederlandse strijd om sociale zekerheid voor en door vrouwen te vergelijken met die in West-Europa en de VS, levert Van der Klein een bijdrage aan de internationale discussie over maternalisme, economisch burgerschap, geld en macht van vrouwen.
vervolg op pagina 10
Herman van der Lee 9
Nieuwsb r i e f
18e jaargang nummer 3, september 2005
� vervolg van pagina 9 Kristoffel Lieten, Child labour. Burning questions, (Amsterdam 2005) ISBN 90 5260 185 2, 37 pagina’s, € 9,90 ‘Kinderarbeid is van alle tijden’, wordt er vaak gezegd. Echter, met het begin van de industriële revolutie in de negentiende eeuw, werden kinderen onder ellendige omstandigheden uitgebuit in fabrieken. Hiermee kwam de beweging tegen kinderarbeid op gang. Regeringen en internationale organisaties zijn tot de overtuiging gekomen dat kinderonderwijs spoedig in de plaats moet komen van kinderarbeid. De doelen lijken makkelijk en prijzenswaardig, maar de onderwerpen waar het over gaat zijn complex. Wat is eigenlijk kinderarbeid? Wat is ‘kinderschap’? Hoeveel kindarbeiders zijn er in de wereld? Komt kinderarbeid alleen voor in ontwikkelingslanden of wordt het verschijnsel vaak gebruikt om niet-Westerse landen te stigmatiseren? Moet de oplossing gezocht worden op het terrein van arbeidsomstandigheden of is volledige afschaffing noodzakelijk? Hoe staat het met de maatschappelijke verantwoordelijkheid van bedrijven? Deze vragen komen aan bod in de rede die Kristoffel Lieten heeft uitgesproken bij de aanvaarding van het bijzonder hoogleraarschap in de Kinderarbeid. Hij pleit voor verder onderzoek en speciale aandacht voor de kijk op de wereld van kinderen en hun eigen ideeën over werk, arbeid en onderwijs.
Keimpe Schilstra & Evert Smit, Voeten op de vloer. Strategische keuzes in de belangenbehartiging van werknemers (Amsterdam 2005) ISBN 90 5260 146 1, 120 pagina’s, € 14,90 Tot voor kort had het ‘poldermodel’ een glanzende reputatie. Aan het begin van de 21e eeuw wordt daar heel anders tegenaan gekeken en staat het (weer) ter discussie. Is het najaarsakkoord van 2003 een laatste oprisping geweest van een model dat volledig is uitgehold? Is er nog wel voldoende draagvlak voor de CAO’s? Is de ondernemingsraad wel echt ‘volwassen’? Wat betekent de toenemende rol van verzekeringsmaatschappijen in de individuele belangenbehartiging? De auteurs onderscheiden in deze studie vijf vormen van belangenbehartiging van werknemers: wetgeving, nationaal tripartiet overleg, CAO’s, individuele belangenbehartiging en personeelsvertegenwoordiging door de ondernemingsraad. Van elk van deze vormen worden de ontwikkelingen van de laatste tien jaar beschreven. Interviews met dertig sleutelpersonen op het terrein van de arbeidsverhoudingen vormen de basis voor het in kaart brengen van de toekomstverwachtingen en strategische keuzes.
hard werken. De werktijd bedroeg in die tijd vaak 14 uur per dag en dat zes dagen in de week. De meeste bazen wilden helemaal niet praten met vakbondsmensen; ze ontsloegen ze liever. De verandering naar de huidige situatie is niet zonder slag of stoot gegaan. Soms gaan weer stemmen op dat de samenleving beter af zou zijn zonder vakbonden. Voor de meeste werknemers is dat uiteraard helemaal niet het geval, want zonder vakbeweging hebben zij niets om ze te beschermen tegen de aanvallen die regeringen en internationale ondernemingen richten op de verworven rechten. Besef van het eigen verleden kan niet altijd fouten in de hedendaagse vakbondspraktijk voorkomen. Toch kan het geen kwaad als mensen in een organisatie zich bewust zijn van de ontstaansgeschiedenis. Al was het slechts als een eerbetoon aan de honderden mensen die meer dan een eeuw geleden onder zware omstandigheden de kiem hebben gelegd voor het machtige instituut dat FNV heet.
Brigitte Widdershoven, Het dilemma van solidariteit, De organisatie en het functioneren van de Nederlandse onderlinge ziekenfondsen, 1890-1941 (Amsterdam 2005) , ISBN 90 5260 195 x, 352 pagina’s, € 29,90. Door de huidige ingrijpende veranderingen in het zorgverzekeringsstelsel groeit de belangstelling voor de historische achtergrond van het ziekenfondsbestel. In Het dilemma van solidariteit staan de Nederlandse onderlinge ziekenfondsen centraal in de periode 1890-1941. Deze veelvuldig aan het einde van de negentiende eeuw opgerichte fondsen stelden zich de verbetering van de gezondheidstoestand van de arbeiders en de kleine middenstand ten doel. Tot 1941 opereerden de ziekenfondsen, vanwege het uitblijven van een ziekenfondswet, autonoom als sociale verzekeraars in een relatief vrije markt met veel concurrentie. De kern van de onderlinge ziekenfondsen berustte vanwege deze omstandigheden op wederzijdse afhankelijkheid en solidariteit, en daarmee een spanningsveld tussen de goede en de slechte risico’s. Met behulp van een vergelijkende aanpak schetst de auteur een beeld van de dilemma’s waarmee de bestuurders geconfronteerd werden. Keer op keer verkeerden zij in een tweestrijd waarbij de overleving van het fonds alleen mogelijk was door het bewaken van het gesloten verzekeringssysteem, oftewel het uitsluiten van slechte risico’s en risicogroepen. Dit gebeurde terwijl uit de aan het fonds ten grondslag liggende onderlinge verbondenheid, juist de neiging tot het behoeden van uitsluiting of achteruitgang van individuele verzekerden voortkwam. Jacques van Gerwen
Sjaak van der Velden, Werknemers georganiseerd. Een geschiedenis van de vakbeweging bij het honderdjarig jubileum van de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV), (Amsterdam 2005) ISBN 90 5260 192 5, 176 pagina’s, € 15,00. Op 1 januari 2006 is het precies honderd jaar geleden dat de belangrijkste voorganger van de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV) werd opgericht. Vakbondsbestuurders behoren tegenwoordig tot de elite van de maatschappij. Ze overleggen met grote ondernemers en ministers en zijn vrijwel dagelijks op de televisie te zien. Dat is wel eens anders geweest. De mensen die de eerste vakbonden oprichtten, deden dit in hun vrije tijd na een dag
10
Nieuwsb r i e f
18e jaargang nummer 3, september 2005
Nieuwsbrief Vakbondshistorische Vereniging
Programma
Schoonheid na het Werk 2005 Lezingen - KnipKaartZingen - Muziek - Stadswandelingen De Burcht - Henri Polaklaan 9 - 1018 CP Amsterdam Reserveringen en inlichtingen tel: 020-6241166 E-mail:
[email protected] - www.deburcht-vakbondsmuseum.nl
Lezingen Alle lezingen beginnen op zondagmiddag om 14.00 uur. De entreeprijs voor elke lezing is € 5,–. Voor alle lezingen geldt: reserveren gewenst. 30 oktober Adriaan Morriën in de schoot van de Plantage Publicist Rob Molin spreekt over schrijver Adriaan Morriën en de belangrijke rol die de Plantagebuurt in zijn werk speelt. Molin promoveerde in 1995 op de studie Het heelal in de huiskamer. De poëticale opvattingen van Adriaan Morriën. Zijn biografie van Morriën verschijnt in september of oktober 2005 in de reeks Open Domein onder de titel Een lieve rebel. Adriaan Morriën (1912 – 2002) debuteerde als dichter met Hartslag (1939) waarin al de belangrijkste thema’s uit zijn werk aan de orde komen: erotiek, de vrouw en de dood. Na de oorlog schreef hij vooral literaire beschouwingen, recensies (o.a. voor Het Parool en Litterair Paspoort) en vertalingen. Ook werkte hij als redacteur van enkele literaire bladen en als adviseur van o.a. De Bezige Bij: zo geldt hij als de ‘ontdekker’ van schrijvers als Mulisch, Reve, Hanlo, Lodeizen en W.F. Hermans, met wie hij na een jarenlange vriendschap gebrouilleerd raakte. Tussen de bedrijven door slaagde hij erin een klein maar bijzonder literair oeuvre op te bouwen. Vooral in zijn latere jaren wist hij de aandacht op zich te vestigen, met boeken als Plantage Muidergracht (1988) en Ik heb nu weer de tijd (1996), twee delen in de reeks Privé-domein, vol prachtig verwoorde en fijnzinnige observaties over de dingen die hem na stonden en waarin ook de buurt waarin hij woonde en waarmee hij zich verbonden voelde een prominente plaats heeft. 6 november Don Samuel Palache en de geschiedenis van joden in Marokko 400 jaar geleden, in 1605, legden vertegenwoordigers van de Republiek der Verenigde Provinciën en Marokko de eerste contacten die later (1610) hebben geleid tot officiële betrekkingen tussen beide landen. Het was Don Samuel Palache (zoon van een rabbijn uit Fez) die optrad als eerste ambassadeur van de Sultan in Nederland. Hij is in 1616 begraven op de Portugees-Israëlitische begraafplaats in Ouderkerk aan de Amstel. Historicus Daniël Metz spreekt over Don Samuel Palache en de bewogen geschiedenis van joden in Marokko.
13 november ‘De ondraaglijke stoutheid der wegloopers’ Historicus Frank Dragtenstein spreekt over zijn boek ‘De ondraaglijke stoutheid der wegloopers’: Marronage en koloniaal beleid in Suriname 1667-1768. Dragtenstein, werkzaam bij het NiNsee (Nationaal instituut Nederlands slavernijverleden en erfenis), beschrijft de intrigerende geschiedenis van de Marronsamenlevingen. Marrons, gevluchte plantageslaven en hun nakomelingen, vestigden zich vanaf eind 17e eeuw in de uitgestrekte binnenlanden van Suriname en bouwden eigen unieke samenlevingen op, op veilige afstand van de plantages. Dragtenstein beschrijft het slavenverzet, marronage en overheidsmaatregelen tegen de ‘weglopers’ over de periode 1667 (toen Suriname Nederlands werd) tot 1768. Uiteindelijk vormden zich 5 groepen marrons in het binnenland, die tot op de dag van vandaag herkenbaar zijn als aparte groep of volk: de Saramaka, de Matawai, de Ndjuka, de Boni’s en de Kwinti. De koloniale autoriteiten probeerden in diverse militaire campagnes de marrons te vernietigen, maar waren uiteindelijk gedwongen vrede te sluiten met de verschillende groepen marrons: het sluitstuk was het vredesverdrag van 1768. 27 november Een wereldtaal. De geschiedenis van het Esperanto Taalkundige Marc van Oostendorp, verbonden aan het Meertens Instituut, spreekt over zijn boek Een wereldtaal. De geschiedenis van het Esperanto. De kunsttaal Esperanto werd eind 19e eeuw ontwikkeld in Wenen door de joodse oogarts Lejzer Zamenhof. Binnen korte tijd kreeg de taal een grote aanhang met name ook in Nederland. De gedachte was dat als mensen ongehinderd met elkaar konden communiceren in een door iedereen begrepen taal er in de toekomst ook geen conflicten en oorlogen zouden zijn. Het idealisme uit de begintijd lijkt goeddeels verdwenen en vandaag de dag wordt het Esperanto wereldwijd nog maar door enkele tienduizenden mensen beoefend. Van Oostendorp gaat vooral in op de ‘sociale geschiedenis’ achter het Esperanto: waarom sprak het Esperanto zoveel idealisten en mensen uit de linkse hoek aan?
Stadswandelingen De wandelingen beginnen steeds om 14.00 uur en starten bij de Burcht, tenzij anders aangegeven. Prijs stadswandeling € 8,– : gaarne vooraf reserveren! 15
23 oktober Het nieuwe waterfront – de Oostelijke Handelskade Het Amsterdamse havenfront veranderde aan het eind van de 19e eeuw ingrijpend: het nieuw aangelegde Centraal Station sloot de oude haven en het hart van de stad goeddeels af en door de aanleg van het Noordzeekanaal werd ook het IJ afgesloten van de Zuiderzee. Er werd een nieuwe haven aangelegd met goede aansluitingen op het spoorwegnet: dit maakte de enorme economische opleving van die tijd mogelijk. Vanaf de jaren 80 verdwenen de meeste havenactiviteiten uit het Oostelijk havengebied en kwam er ruimte om de IJoevers opnieuw te ontwikkelen. De Oostelijke handelskade, als onderdeel van de ontwikkelingen van de IJ-oevers en het oostelijk havengebied, wordt nu opnieuw ontworpen als een nieuwe havenwijk, waarin een mix van wonen en werken, oud en nieuw en overgoten met een saus van cultuur en toerisme het beeld vormt van een nieuw ‘waterfront’, een waterfront dat de stad verloren was met de afsluiting van het oude havenfront. De wandeling voert over de lengte van de Oostelijke Handelskade van het nieuwe Muziekcentrum tot aan winkelcentrum Brazilië, langs de nieuw ontworpen woon- en werk- gebouwen en afgewisseld met de hergebruikte oudere gebouwen als pakhuis Amsterdam, pakhuis Wilhelmina, Panama en het Lloyd Hotel. Startpunt: Piet Heinbrug (tussen de Ruyterkade en Piet Heinkade)
KnipKaartZingen in de Burcht Data: 18 oktober - 15 november - 20 december Het koor begint om ca 19.45 uur en eindigt om 22.15 uur, met een korte koffie- en theepauze, borrel in het museumcafé na afloop. Een ‘one night sing’ is € 9,– met KnipKaart (€ 32,– voor 4 keer ) ben je € 8,– per keer kwijt. Ook in de tweede helft van 2005 gaat dirigente Pauline van Antwerpen weer een ‘inloopkoor’ leiden in de Burcht, elke derde dinsdag van de maand. Daarbij zorgt zij ook voor de nodige theatrale accenten. Zo is het altijd mogelijk dat zij om ‘onduidelijke redenen’ niet op komt dagen en een vervangster heeft moeten regelen. Gelukkig weet zij altijd een markant iemand te vinden die het thema van de avond geheel in stijl in goede banen weet te leiden. KnipKaartZingen is bedoeld voor mensen die graag in groepsverband zingen, maar geen vaste relatie willen aangaan met een koor. KnipKaartZingen is namelijk geen verplicht nummer; je bepaalt zelf wanneer en hoe vaak je meedoet. Maar, ook als je lid bent van drie koren en er geen genoeg van krijgt ben je welkom. Als je denkt meer dan twee keer mee te gaan doen, kun je een KnipKaart kopen die korting verschaft. Iedere maand is er nieuw repertoire, uitgekozen met het oog op een gemengd niveau. Dus iedereen kan meedoen, van beginner tot gevorderde. Elk nieuw lied wordt stap voor stap ingestudeerd, en zo vaak als nodig voorgezongen, of voorgespeeld op de piano. Grote KnipKaarthits kunnen af en toe in de herhaling…
Nieuwsb r i e f
18e jaargang nummer 3, december 2005
Programma
Museumnacht 2005 De Burcht Onder de titel ‘Schoonheid na het werk’ organiseert de Burcht in 2005 een nieuwe reeks literair-culturele bijeenkomsten op de ‘zachte uren’ van de zondag. Deze uitdrukking heeft zijn oorsprong in de rijke historie van de arbeidersontwikkeling. De strijders voor de achturige werkdag hadden duidelijke ideeën over een regelmatige indeling van de dag: naast acht ‘sterke uren’ van arbeid, waren er acht ‘diepe uren’ van de rust en tenslotte acht ‘zachte uren’ voor ontspanning en ontwikkeling. De Burcht biedt een interessante invulling van die ‘zachte uren’.
De Burcht
Tentoonstelling:
Henri Polaklaan 9 1018 CP Amsterdam tel: 020-6241166 fax: 020-6237331 E-mail:
[email protected] www.deburcht-vakbondsmuseum.nl
In de Burcht is de vaste tentoonstelling ‘Het Betere Werk’ te zien: een tentoonstelling die een beeld geeft van het ontstaan en de groei van de Nederlandse vakbeweging met speciale aandacht voor de rol die de ANDB, in 1894 opgericht door Henri Polak, als eerste moderne vakbond heeft gespeeld in de ontwikkeling van vakorganisaties.
Colofon
Evenementen:
De Nieuwsbrief is een uitgave van de Stichting FNV-pers te Amsterdam in opdracht van de VHV en verschijnt vier keer per jaar.
Badzout in de Burcht
18e jaargang, nr. 3, september 2005 Redactie:
Jacques van Gerwen Harry Peer Jeroen Sprenger Piet de Vreede Eric-Jan Weterings (eindredactie, tel. 020-6648296) Wim de Vrind (redactiesecretaris, tel. 020 - 640 41 07)
Redactieadres: Palestrinastraat 13HS 1071 LC Amsterdam tel. 020 - 664 82 96
[email protected] Secretariaatsadres VHV: Henri Polaklaan 9 1018 CP Amsterdam tel. 020 - 624 11 66 Internet
www.vakbondshistorie.nl
Vormgeving:
ACI Ontwerpstudio Amsterdam
Druk:
ACI Offsetdrukkerij Amsterdam
ISSN 1384-7457
Het politieke (SP) debatcafé Badzout is op de Museumnacht (zaterdag 5 november) te gast in de Burcht. Badzout stelt een b ruisend programma voor met interviews, debat en commentaar afgewisseld met live-muziek. Vaste onderdelen in Badzout zijn de column ‘Geluiden uit Europa’ van SP europarlementariër Jasper van Dijk en het satirisch commentaar op de Nederlandse
samenleving van Jon Rosenfeld van Boom Chicago. Vanaf ongeveer 20 uur is er een debat over het behoud van het cultureel erfgoed en mogelijke bedreigingen daarvan, zoals bijvoorbeeld de plundering van het Nationaal Museum in Irak na de Tweede Golfoorlog. Rond 21 uur gaat Jan Marijnissen met anderen in discussie over de zin of onzin van een Nationaal Huis voor de Geschiedenis. Om 22 uur komt filmhistoricus Bert Hogenkamp aan bod: hij zal iets vertellen en laten zien van de recentelijk herontdekte film ‘Betonarbeid’ van Joris Ivens. Na 23 uur is er gelegenheid voor filosoof Cees Maris om de bezoekers iets te vertellen over het eeuwige thema ‘de liefde’. Verder zijn er oude films te zien en spelen er ensembles van het Conservatorium van Amsterdam tussen de bedrijven door livemuziek. De presentatie is in handen van Jurryt van de Vooren en Tessa Marsman.
Toegang tot ‘Badzout in de Burcht’ is ALLEEN mogelijk met de Museumnacht Passepartout. (prijs € 13,50 in de voorverkoop, € 17,50 op de nacht zelf )
VHV-bestuurder hoogleraar VHV-bestuurslid Jan Jacob van Dijk is benoemd tot hoogleraar Christelijk sociaal denken over economie en maatschappij aan de Vrije Universiteit (VU) te Amsterdam. Hij is op deze leerstoel, gesponsord door het CNV en het Slotemaker De Bruine Instituut, de opvolger van Jan Peter Balkenende. Jan Jacob van Dijk (1964) werkte tussen 1989 en 2002 bij het CNV, waar hij zich bezighield met Europese vraagstukken. Sinds 2002 is hij lid van de Tweede Kamer voor het CDA. In zijn vrije tijd heeft Van Dijk zich bezig gehouden met de geschiedenis van de christelijke vakbeweging. Hij was de initiator van het jaarlijks verschijnende boek Cahier over de 12
geschiedenis van de christelijk sociale beweging. Na enkele publicaties over de geschiedenis van de vakcentrale te hebben geschreven, promoveerde hij in 2000 aan de VU op een proefschrift over de geschiedenis van de HoutBouwbond CNV: Als de Heere het huis niet bouwt… Van Dijk gaat zich in zijn nieuwe functie bezighouden met onderwijs geven en met onderzoek naar de actualisatie van het christelijk sociaal denken over hedendaagse vraagstukken en naar de manier waarop in andere landen en culturen is omgegaan met het christelijk sociaal denken.
Bron: Dienst Communicatie VU