IJslanders in Ny
Nieuw leven in een oud verhaal PK
DD
e provincie Luxemburg is de meeste Vlamingen niet vreemd. Net binnen de provinciegrenzen liggen kleine centra als Hotton, en een paar kilometer ver-
derop Barvaux, en dat zijn populaire toeristische trekpleisters. Dikke drommen Vlamingen spenderen hier hun vakanties, maar toch zal Ny hen onbekend zijn. Ny is een miniskuul dorpje, halfweg
klonken. Hoewel er ondertussen jaar voorbij zijn gegaan, blijven de zware eiken balken hard als been, en van enige schimmel of rot is geen sprake. De daken zelf werden gedekt met leisteen, alhier beter bekend als schist, en ook dát is een product van de streek.
tussen Hotton en Barvaux. De plaatselijke zielen zijn zo verstandig geweest om op de grootste toegangsweg een bord te plaatsen, met als opschrift ‘route dangereuse’. Er is absoluut niets gevaarlijks aan de brede, rechte asfaltweg, maar het bord houdt wel ongewenste bezoekers op afstand. Wie het dorp binnenkomt, staat oog in oog met de château-ferme de Ny. De kasteelhoeve van Ny. Hier woont, leeft, en werkt Jos Van Reeth (). Vlaming, getrouwd met Bieke, vijf kinderen, en boer in hart en nieren. Boer met een eigen kaasmakerij, hectaren land, runderen, en IJslanders.
Het is moeilijk om in woorden te vatten, wat voor indruk de kasteelhoeve maakt, als je voor de eerste keer door de grote toegangspoort stapt. Natuurlijk, het gebouw zelf kun je genoeg beschrijven. Het is een gigantische vierkante hoeve, gebouwd in 1669, met materialen van de streek. De muren zijn breed, de daken hoog, en het geheel wordt beheerst door een vierkante slottoren, waar de toegangspoort is ingewerkt. Op de toren, uitgehouwen in steen, prijkt het wapen van de hoeve : een dubbele leeuw, met een dubbele jachthoorn. Het bouwwerk is volledig opgetrokken uit massieve blokken graniet. Hoe dergelijke blokken indertijd met pure mankracht werden verhandeld, en verwerkt, gaat ons voorstellingsvermogen te boven. Het graniet komt trouwens uit een steengroeve, die hoorde bij het domein, en die enkele kilometers verder en iets van een meter hogerop tegen de heuvelflank ligt. Het houtwerk is volledig uitgevoerd in eik. Eik die ter plaatse werd gekapt, verzaagd, en verwerkt. Als je op de immense zolders ronddoolt, waar je zicht hebt op het binnenwerk van de daken, krijg je hoe langer hoe meer respect voor de bouwmeesters en timmerlui van toen. In al het hout zit geen nagel verwerkt. De gebinten, balken, en liggers zijn tot op de millimeter precies in elkaar gepast, en door middel van spieën en verstek aan elkaar ge-
30
30
Jos : ‘Hoe langer ik hier woon, hoe beter ik de boerderij leer begrijpen, en hoe beter ik besef dat alles tot in de kleinste details was uitgedacht. De gebouwen vormen een vierkant, en de vier hoeken liggen telkens precies op één van de vier windstreken. De hoeve is zo ingedeeld, dat de morgenzon binnenvalt in de slaapkamers. De echte, felle middagzon komt niet in het woonmei ’97, PK
gedeelte. Wél de namiddagzon, en de avondzon, die valt in de woonkamer. Hogerop onder de berg, ligt een ondergronds meer van twee hectaren. Het water komt rechtstreeks naar hier, zodat bewoners en dieren altijd vers, klaar, en gezond drinkwater hebben. De boerderij is gebouwd in een natuurlijke kom, zodat we beschut zijn, afgeschermd. Toen ik de hoeve kocht sprak ik met een ouwe boer, en die vertelde dat ze in Ny een eigen microklimaat hebben. Daar geloofde ik niets van. Ik dacht wat jij nu denkt, dat het allemaal praat was, maar ondertussen hebben we ondervonden dat het wel degelijk klopt. Hier is het altijd beter weer, dan in de onmiddellijke omgeving. Goed, ik weet het, het klinkt gek, maar het is écht waar. We krijgen hier wél harde wind, maar nooit storm, en wél regen, maar nooit onweer. Als alles ondergesneeuwd is, ligt bij ons het land nog vrij. Deze winter was het hier tot vijf graden warmer dan in Soy, een dorpje dat niet meer dan twee kilometer hier vandaan ligt. Twee kilometer, maar wel honderd meter hoger, en daar zit het verschil. De mensen die indertijd de boerderij hebben gebouwd, wisten heel goed waarmee ze bezig waren.’ Het klinkt allemaal bijzonder mooi, en ongetwijfeld heeft de kasteelhoeve zijn idyllische kantjes, maar voor een nuchtere geest is dit niet meer dan een overjaarse mastodont, een dino-
PK, mei ’97
saurus die is overgebleven uit lang vervlogen tijden. Hoewel de structuur van het gebouw gezond is, zal zelfs de grootste enthousiasteling moeten toegeven dat hier nog bergen restauratiewerk liggen te wachten, en het onderhoud van het domein alleen al zal vele werkuren vragen. Goed, de omgeving is mooi, fantastisch mooi zelfs, met het grasland en de uitgestrekte bossen tegen de heuvel op, maar daar betaal je geen rekeningen mee. Hoe krijg je een Vlaming uit Kontich zo gek, om hier te komen boeren ? ‘Ik heb altijd boer willen zijn. Vier nonkels waren boeren, mijn grootouders waren boeren, en het heeft me altijd aangesproken. Waarom ? Dat kan ik moeilijk zeggen, want het is een zware, zware stiel. Bij mijn nonkel bijvoorbeeld, daar was altijd veel volk, daar werd enorm hard gewerkt, veel gevloekt, maar hard gewerkt. Wat sprak me aan ? Het familieleven misschien, en de natuur, de beesten. Mijn eigen ouders waren geen boeren, en toen ik naar de landbouwschool wilde gaan, gaf dat de nodige problemen. Plus, toen ik op de landbouwschool kwam, heb ik geleerd dat de boerenstand een gesloten milieu is, en
31
dat je daar als niet-boer niet zomaar binnenwandelt. Ik ben begonnen met een klein boerderijtje van een halve hectaar en geiten. Eerst geiten gemolken. Melken heb ik altijd graag gedaan, ook die geiten. Ik weet nog goed, op mijn eigen trouwfeest moest ik als één van de eersten naar huis, om zes uren, om te gaan melken. Na een aantal jaren heb ik een grotere boerderij kunnen overnemen in Bevel, en ben ik overgeschakeld naar koeien. Altijd onder heel moeilijke omstandigheden, want we zijn van niets begonnen. Het kaas maken heeft ons de mogelijkheid gegeven om overeind te blijven, en te groeien. In Bevel werd ik met veel scepsis onthaald. Klein boerke, met de kleinste quota. Maar dankzij hard werken, en behoorlijk wat risico’s te nemen, ben ik toen tot de grootste boer geëvolueerd, met de grootste quota. Dat ging niet vanzelf, en in de boerenwereld moet je echt respect afdwingen. Ik was een jonge snaak, en niet zeker van mijn stuk. In de boerenwereld komt er commentaar op het minste wat je doet, dat weet je op voorhand, en in het begin heb ik lang onder die druk van de buitenwereld geleefd. Je doet iets, om goed te doen, maar toch altijd met de vraag in het achterhoofd wat ‘ze’ nu weer zullen zeggen, zeker als je zo wat uit de band loopt. In Bevel was ik de eerste boer die Holsteiners importeerde. Er kwam een buur bij mij over de vloer, om de koeien te zien natuurlijk, en die zei in mijn gezicht dat mijn beesten schone uiers hadden. Ik wist heel goed dat hij achter mijn rug vertelde dat ze er uitzagen als kapstokken. Ondertussen is de man zelf al lang overgeschakeld op Holsteins ras. Kijk, daar wordt je persoonlijk sterker van. Als achteraf blijkt dat, niettegenstaande alle commentaar en kritiek, je toch de juiste beslissing genomen hebt. En daar krijg je ook respect voor. Op een gegeven moment wilde ik uitbreiden, maar de boerderij in Bevel kon ik niet kopen, en zo ben ik elders gaan zien. Mijn droom, als kind al, was om te gaan boeren in Canada of Nieuw-Zeeland. Twee jaar heb ik gezocht, eerst in de Vlaanders, maar dan altijd maar verder en verder, Frankrijk, Canada, Amerika, tot ik tenslotte toch hier ben terecht gekomen. Ik heb boerderijen gezien die in betere conditie waren, en boerderijen die goedkoper waren, maar dit klikte meteen. Voor mijn familie, mijn kinderen, was dit ideaal. Goed, ik zit er niets mee in om in Canada te gaan wonen, met mijn dichtste buurman op 100 kilometer, maar kan ik dat mijn kinderen aandoen ? Hier hebben we het dorp op 150 meter, waar ze kunnen spelen, en ondertussen vrienden hebben gemaakt. De rest van de familie leeft in Antwerpen, en dat lijkt ver, maar ochgot, als we anderhalf uur rijden, dan staan we overal waar we willen zijn. En ik als boer, ik heb hier de vrijheid. Mijn dichtste buur zit op vier of vijf kilometer, wat in België een zeldzaamheid is. Al de grond ligt rond de boerderij, goede grond, 120 hectaren. Wat kan ik nog meer vragen ? ’ Jos wilde graag boeren, en de kasteelhoeve leek precies wat hij zocht. Maar niet iedere boer heeft IJslanders op stal, en een eigen, geïmporteerde IJslandse hengst ter beschikking. Op zijn eentje neemt Jos ongeveer de helft van de IJslandse veulens, geboren in België, voor zijn rekening. Hoe passen de IJslanders in het verhaal ? ‘Ik heb altijd paarden gekend. Bij mijn grootouders waren er zware paarden op de boerderij, en mijn vader was een echte paardenfreak. Paarden waren voor mij een hobby, en dat is pas veranderd met de verhuis. Ik heb altijd veel geluk gehad in mijn leven, en heb daar nooit bij stil gestaan. Zo van, geluk is maar normaal. Maar met de verhuis hebben we een reeks tegenslagen beleefd, zodat ge begint te denken, nondedju, waar ben ik mee bezig. Het is mei ’97, PK
begonnen met Bruxellose. Ik was nochtans zeer voorzichtig geweest. Nooit het gevaar gezocht, nooit van een koopman dieren gekocht, maar altijd van boeren zelf. Op een gegeven moment bleek dat ik toch tien dieren had gekocht met Bruxellose. We hebben lange tijd geprobeerd om te redden wat er te redden viel. Het was een verschrikkelijk moeilijke periode, maar uiteindelijk heb ik al mijn beesten moeten opruimen. Dat waren er meer dan 500, en dat heeft een serieuze slag gegeven. Toen ben ik gaan nadenken. Ten eerste, het risico om alles terug in koeien te steken, wilde ik niet meer nemen. Ik dacht, verdoeme, ik ben altijd zo graag met paarden bezig, waarom niet in paarden investeren ? Ik ben met IJslanders begonnen, voor een stuk omdat ik van jongsaf aan met het ras vertrouwd was. Dat zit zo. Mijn moeder reed graag paard, maar had last van haar rug. Toevallig had ons vader gehoord dat een IJslander kan tölten, en dat die gang heel zacht is om uit te zitten. Hij kocht haar een IJslander, en op die manier wist ik al van mijn twaalf, dertien jaar wat een IJslander was, en wat de kwaliteiten waren van het ras. Toen ik wat serieuzer met paarden aan de slag wou, hoefden dat voor mij niet persé IJslanders te zijn. Ik heb over de uiteindelijke keuze hard nagedacht. Gewone rijpaarden zag ik niet goed zitten. Ik denk dat het heel moeilijk is om daar een fokkerij in te beginnen. Ik heb toen lang getwijfeld tussen ofwel de Quarter, die toen net begon op te komen, ofwel de gangenpaarden. Wat gangenpaarden betreft dacht ik eerst en vooral aan de IJslander, de Tenessee Walker, en de Saddle Bred. De IJslander leek me dan het interessantste, omdat ik die als boer gemakkelijkst kan fokken. In Duitsland zijn er ondertussen 40.000 van, en wat in Duitsland populair is, komt vroeg of laat ook naar hier. Economisch gezien was de IJslander waarschijnlijk de veiligste keuze. Van die Amerikanen heb ik altijd schrik gehad. Ik dacht dat het een soort modegril was, die misschien heel vlug populair kon worden,
PK, mei ’97
maar even vlug weer verdijnen. De IJslander op zich is niet schoon genoeg om een modegril te worden. Mensen die een IJslander kopen, kopen hem als gebruikspaard.’ Voor een warmbloedman is de doorsnee IJslander, met zijn stokmaat van om en bij de ., een onooglijk beestje, dat meer weg heeft van een pony, dan van een paard. Grote prestaties worden er op het eerste zicht niet van verwacht. ‘Dat weet ik, en het is ook mijn frustratie. Ik heb er geen last van als ik alleen met een IJslander in een bos rij, en pas dan komen zijn eigenschappen ook goed tot uiting. De mensen spreken altijd over de gangen van een IJslander, maar dat is zeker niet het enige. Het is ook de energie, het temperament, de power van zo’n paard. Als de veearts hier komt, of de smid, dan staan die altijd verbaasd over het karakter van de IJslanders. IJslanders zijn onafhankelijke paarden, met een eigen persoonlijkheid. Als je met een IJslander rijdt, dan ben je veel minder chauffeur dan bij een ander ras. Een goed opgeleerde IJslander, doet wat zijn ruiter denkt. Wat een IJslander bereid is voor zijn ruiter te presteren, grenst aan het ongelofelijke. Maar dan wel uit eigen vrije wil,
en niet omdat hij gedwongen wordt. In IJsland zelf is dat nog veel sterker het geval, omdat de paarden ginderachter nog de vrijheid hebben. Het is triestig om hier een IJslander in een manège te zien staan, in zo’n kleine box, want dat is iets waar het dier absoluut niet voor geschikt is. IJslanders hebben open ruimtes nodig, en een grote mate van vrijheid. De paarden die hier traditioneel gefokt worden, zijn min of meer machines geworden. Wat ik bedoel ? Ge neemt een paard, gooit er een zadel op, en ge vraagt absolute controle, van de eerste tot de laatste pas. Wij willen bij een IJslander ook controle hebben, tot op een zekere hoogte. Ik wil er niet afvallen, maar ik wil ook niet constant zitten werken om mijn paard toch maar vooruit te krijgen. Een IJslander moet voorwaarts denken. Bij de traditionele rassen, en bij onze traditonele manier van rijden, wordt het eigen initiatief van het paard zoveel mogelijk afgebot. Bij de IJslander wordt het eigen initiatief van het paard hoog gewaardeerd. Dat is het verschil. Ik wil de IJslanders niet ophemelen, en ik zal zeker geen andere rassen afbreken. Ik wil niet vervallen in de fout die veel mensen maken. Ze houden zich bezig met één enkel ras, dat is het schoonste van de weireld, en de rest willen ze niet zien. Oogkleppen. Zo ben ik bewust niet. Ik zie kwaliteit in alle paarden, en ik kan met veel plezier staan kijken naar een Brabander. Ik geloof wél, dat bepaalde rassen beter geschikt zijn voor bepaalde doeleinden. Ik ga met een IJslander geen jumping rijden. Ik denk er zelfs niet aan. Een IJslander is geen jumpingpaard. Ik ga met een IJslander geen dressuur rijden. Goed, enkele IJslanders lopen wel dressuur, maar dat zijn uitzonderingen. Een IJslander is geen dressuurpaard. Maar als het morgen oorlog is, het land in rep en roer, het transport om zeep, en alles in chaos, en ik moet van hier tot bij jou in de Vlaanders ko-
Jos gebruikt voor zijn fokkerij van IJslanders de eigen hengst Gimsteinn frá Bergstodüm. De negenjarige Gimmi, zoals hij in de omgang wordt genoemd, is een 1.38 metende Dagur x Gladur.
men, dan kan ik mezelf geen beter paard dromen. Een paard dat moedig is, overal doorgaat, en blijft gaan, niet na vijftig, maar ook na honderdvijftig kilometer. Een paard dat zichzelf, en zijn ruiter, kan redden als het nodig is. Zo’n paard is de IJslander. Van oorsprong zijn IJslanders boerepaarden. Je hebt in IJsland alleen boeren, met schapen of koeien, én paarden. Tot voor kort waren er ginderachter nauwelijks verharde wegen, en alle transport gebeurde te paard. Paarden waren, en zijn er dan ook nog altijd heel belangrijk. Iedere boer probeert hét ultieme paard te fokken. Dat gebeurt zeer systematisch, en zeer vakkundig. De IJslanders zijn trouwens één van de eersten die de BLUP hebben ingevoerd in hun fokkerij. Er zijn, dacht ik, zo’n 70.000 paarden, maar de fokkers zijn allemaal boeren, en dus beroepsmatig gebruikers van hun eigen fokproducten. Hier op het conAls vleeskoe wordt de Salers ingezet, een ras afkomstig uit het Franse Centraal Massief, tinent heb je, in de fokkerij van rijpaarden bijvoordat zeer vruchtbaar is, en vrijwel zonder problemen kalvert. De Salers worden gekruist beeld, wat hengstenhouders, een beperkt aantal promet witte, Italiaanse Marchigiana-stieren, en dat levert een roestkleurig kalf op, dat fessionele fokkers, en daar rond een enorme groep voorspoedig opgroeit.
34
34
mei ’97, PK
voor kinderen is. Een soort opgeschoten Shetlander. Dat is hobby-fokkers. Ik heb veel respect voor die mensen, maar een niet zo. Een IJslander is gefokt als gebruikspaard voor volwasfokkerij als hobby, dat werkt niet. Er sluipt veel te veel emotie senen. Kinderen kunnen er mee rijden, daar niet van, maar je binnen. In IJsland wordt er uren gediscussieerd over paarden, moet ze niet als een soort speelgoed gaan gebruiken. Daarvoor maar dan wel op een heel open manier. Als ik hier iets probeer hebben ze teveel karakter. te zeggen over iemands paard, dat minder goed is, dan moet ik De gangen, dat is een verhaal apart. Naast de stap, draf, en altijd via een grote omweg de zaak zien duidelijk te maken. Angalop, beschikken de IJslanders over tölt, en dikwijls ook over ders krijg ik het deksel op de neus. In IJsland gebeurt dat ditelgang. Tölt is een soort vier-tact gang, en je moet het eigenlijk rect, open, en het is eigenlijk een verademing om zo over paargereden en aangevoeld hebben, om te weten wat het is. Als je den te kunnen klappen. De juryleden ginder zijn trouwens één keer dat snelle rikkerikkerikketik van een tölter hebt geambtenaren, die betaald worden door de staat. Die mannen hoord, kun je het nooit meer vergeten. In de Middeleeuwen zien tweeduuzend, drieduuzend paarden op een jaar, en het is waren tölt en telgang heel gewoon, meer zelfs, tölters werden maar door veel te jureren dat je overzicht krijgt, en dat je echt veel hoger gewaardeerd dan gewone dravers. Dat komt omdat goed leert jureren. Dat is een groot probleem in België, niet altölt een zeer comfortabele gang is, en de ruiter kon grote afleen bij de IJslanders, maar ook bij andere rassen. Teveel menstanden afleggen, zonder al te veel ongemak, en aan behoorlijsen kunnen te weinig ervaring opdoen, en op die manier kun ke snelheden. Pas met de opkomst van de verharde wegen, je nooit een goed jurylid worden.’ waarop dan koetsen werden gebruikt, raakten de tölters in onIJslanders zijn taaie, sobere paarden. Dat heeft grotendeels te genade. In Europa werd de tölt nagenoeg volledig weggefokt, maken met de strenge klimatologische omstandigheden waaronder ze leven. De natuurlijke selectie is altijd hard geweest, en alleen de sterksten hebben kunnen overleven. Door de mens worden ze daarnaast zowel op gangen, als op karakter geselecteerd. ‘Tot nog toe heb ik maar één enkele IJslander gekend die durfde slaan, en dat was eigenlijk een grote uitzondering. In principe slaan of bijten ze nooit. IJslanders zijn brave paarden, maar dan niet in de betekenis die wij er doorgaans aan geven. Dat is een probleem. IJslanders zijn eerlijk, maar veel mensen willen hier een pony hebben die ze kunnen vertroetelen. Dikwijls Gimmi is een vierganger, wat betekent dat de hengst naast stap, draf, en galop, ook is dat een veulen dat nagenoeg alleen opgroeit, en nog de tölt beheerst. Tijdens een FEIF-keuring, kreeg Gimmi op tölt een score van absoluut verwend wordt. Verschrikkelijk. Dat soort 9/10. paarden heeft geen respect meer voor mensen. Die lopen je zo maar ondertussen waren al paarden met aanleg voor tölt in omver, en je kunt er niets mee aanvangen. Wij willen een Amerika terecht gekomen, en dat zijn de verre voorouders van paard hebben dat naar je toekomt, dat interesse toont, maar rassen als de Tenessee Walker en de Saddle Bred. IJsland is dat afstand houdt. De mens blijft baas, en met een IJslander is een heel ander verhaal. De paarden zijn er ingevoerd door de dat nodig. Omwille van hun geringe stokmaat, en omwille van Vikings, en rond 1200 werd het eiland, wat paarden betreft, hun uitzicht, denken veel mensen dat een IJslander een paard volledig afgesloten van de buitenwereld. Een paard dat één
PK, mei ’97
35
35
dan kun je hem eerlijk beoordelen. Het is een beetje zoals met auto’s. Als ik hier een goeie, ouwe jeep heb staan, die overal doorheen rijdt, dan moet ik die ook niet in Brussel stad komen demonstreren. Daar komen de kwaliteiten van die wagen niet tot zijn recht. Zo’n jeep moet je in het terrein laten zien. Hetzelfde is waar voor een IJslander, en inderdaad, die kun je misschien nog het best vergelijken met een terreinwagen, die overal doorheen walst. Hoe meer je naar het noorden gaat –Scandinavië, Oostenrijk, Duitsland, en het stopt zo’n beetje bij Holland– hoe meer de IJslanders geapprecieerd worden. Volgens mij is de taalgrens in België de absolute scheiding. Het heeft te maken met de geaardheid van de mensen. Een Duitser zit er niets mee in om op zo’n kleine IJslander te stappen. Zo’n Duitser wil eerst en vooral een goed gebruikspaard, en een IJslander ís een goed gebruikspaard. Maar hoe meer je naar het zuiden gaat, hoe meer je ziet dat de mensen een paard willen dat mooi is, en ook exterieurmatig opvalt. IJslanders zijn in landen als Spanje en Italië onbestaande. Daar krijgen ze geen voet aan de grond. De vergelijking met de auto’s kun je wat dat betreft doortrekken. Een Volvo wordt gevoorkomt. Zo’n dertig procent maakt en gekocht, puur omwille van de geïmporteerde IJslanders van zijn gebruikseigenschappen. reageert allergisch op de steken Maar in Italië zul je weinig Volvo’s van die vlieg, en krijgt een vorm zien. Daar rijden ze dan misvan zomereczeem. IJslanders die schien met een Alfa Romeo, een in België geboren zijn, hebben auto met een mooi design, een meer weerstand opgebouwd. Het mooi model. blijkt wél dat ook bij andere, inDe IJslanders die ik zelf fok, heemse paarderassen, zomerecworden hier aangereden, met de zeem hand over hand toeneemt. hulp van stagiairs, en doorgaans Dat zou in verband staan met luchtverontreiniging en zo, maar De familie Van Reeth, met op de foto hierboven van links naar verkocht naar het buitenland. Af er zijn eigenlijk nog niet genoeg rechts : Bieke met Rikke op de arm, Anke, Jos met Olil op de en toe verkoop ik er eentje in Belarm, Frauke, en Seppe. gië, maar dat is uitzonderlijk. Dat studies verricht, om dat met zehoop ik te kunnen doorbreken kerheid te kunnen zeggen.’ De populariteit van IJslanders is in België voorlopig nog heel met de Tenessee Walker, want daar begin ik net mee te fokken. beperkt.Het aantal gebruikers is klein, en het ziet er niet naar uit Zo’n Tenessee Walker is op exterieur wél een mooi paard, en dat daar eerstdaags verandering in komt. beschikt ook over een soort tölt. Ik denk dat de mensen hier ‘Dat weet ik nog niet. Ik denk dat er hoe langer hoe meer eerder zullen geneigd zijn om zich een Tenessee Walker aan te mensen zijn, die in hun vrije tijd, graag een lange buitenrit wilschaffen, en één keer ze van die tölt hebben geproefd, zullen len maken. Liefst in de open, ongerepte natuur, zoals we die ze daar meer en beter willen van zien. Dan komt de IJslander hier in Wallonië nog hebben. Daar kan competitie bij zijn, automatisch in beeld.’ maar dat hoeft niet. De mensen hebben in hun dagelijkse leven Het klinkt mooi genoeg, en ongetwijfeld heeft Jos alles goed al genoeg met competitie en met stress te maken. In die conoverdacht, maar buitenstaanders zullen hun bedenkingen hebtext past de IJslander perfect. Alleen, het is niet altijd gemakkeben. Geef toe, op een oude kasteelhoeve in de Ardennen gaan lijk om de mensen van de kwaliteit van een IJslander te overtuiwonen om IJslanders te fokken, het is op zijn minst ongebruikegen. Een IJslander moet je bekijken in zijn eigen milieu, en pas lijk. De opmerking dat hij een alternatieve zwever is, die met keer uit IJsland vertrokken is, mag nooit meer terugkomen. Op die manier bleef het ras natuurlijk volledig fokzuiver, en werden de bijzondere gangen bewaard. Ik moet wel eerlijk zeggen, met IJslanders is er één probleem dat we regelmatig tegenkomen. Omwille van het klimaat ginder, is er een bepaalde vlieg die hier wél, en in IJsland niét
36
36
mei ’97, PK
zijn voeten niet op de grond staat, heeft Jos vroeger ook al eens gehoord. ‘Klopt. Ik heb dezelfde opmerking gehoord, toen ik voor het eerst met kaas naar de markt ging. Toen had je inderdaad een aantal van die, hoe noem je die, die geitewollensokken-mannen, die ook iets dergelijks deden, maar nooit zoals het hoort. Ik vond het toen al heel lastig om met die mannen in hetzelfde vakje gestopt te worden. Voor mij moet de zaak leefbaar en financieel rendabel zijn, en dat is ook zo. Ik ben eerst en vooral boer, en de hele paardefokkerij is voor het ogenblik een uit de hand gelopen hobby. Het is de bedoeling dat het meer wordt, maar dat moet groeien. Kijk, zie je die doos melk hier staan ? Als ik hier nu een fles cola neffen zet, dan kost die cola méer dan de melk. Voor mij, als boer, is dat een vloek. Tenslotte, die cola, dat is het grootste vergif dat er bestaat. Dat is gewoon wat chemische brol, met water bij. Terwijl de boer voor iedere druppel uit die liter melk heeft gewerkt. En hard gewerkt. Maar komt zijn product ook op de markt ? Veel melk wordt in poeder gedraaid, of in veevoeder verwerkt. Het besef dat je als boer dikwijls bezig bent met een zinloze productie, dat was voor mij, toen we nog in Bevel woonden, verschrikkelijk frustrerend. Het is één van de redens waarom ik naar hier ben gekomen. Had ik veel geld willen verdienen, dan was ik beter in Bevel gebleven. De boerderij stond op punt, en het enige wat ik nog moest doen, was produceren. Maar ik ben geen boer geworden omwille van het geld. Ik ben boer geworden om de vrijheid die het me geeft, om bezig te zijn met het land en de beesten, en om mijn kinderen te zien opgroeien in de open natuur. Ik geloof dat de boer zich meer moet gaan bezig houden met zaken, die in het verlengde liggen van de boerestiel. De hele onderneming hier, de hoeve, steunt op een aantal verschillende activiteiten. Er is de kaasmakerij, en die is heel belangrijk. Daarbij ga ik, als producent, met mijn product naar de markten, dus rechtstreeks naar de verbruiker. Ik mag het zelf niet zeggen, maar ik weet dat we heel goede kaas maken. Alleen, we leven in een tijd, dat het niet meer genoeg is om hard te werken en een goed product te maken. Je moet de mensen zelf gaan wijzen op de kwaliteit van je product. Met andere woorden, je moet publiciteit voeren. Daar heb je een uitstalraam voor nodig, en voor mij is dit, de kasteelhoeve van Ny, het ideale uitstalraam. Naast de kaasmakerij, heb ik de runderen. Niet langer melkkoeien, wel vleeskoeien. Ik ben afspraken aan het maken met een aantal beenhouwers, zodat ik opnieuw met mijn product rechtstreeks naar de verbruiker kan gaan. Dan is er de gîte, een gastenverblijf dat ik aan het inrichten ben in één van de vleugels van de hoeve. Nee, het is niet de bedoeling dat ik er een hotel van maak, of een restaurant. Abso-
PK, mei ’97
luut niet. Ik wil dat deze hoeve zijn eigen karakter blijft houden. Het is wel de bedoeling dat er een gastenverblijf komt, en stalling voorhanden is, voor grote of kleine groepen. Stel, je wil er met de rijvereniging voor een week op uit. Prima. Dan krijg je hier slaap- en woongelegenheid, het nodige comfort, stalling voor de paarden, en de mooiste omgeving om trektochten te maken die je kunt dromen. Maar nog eens, ik wil er geen hotel van maken. Ik ken in Holland een paar manèges waar hele schone slaapzaaltjes gemaakt zijn, waar je de paarden in heel schone boxen kunt zetten, en waar je heel schone tochten kunt maken, in zandwegen en zo, maar het is hetzelfde niet. Het heeft geen eigen karakter meer. Het bindmiddel van dat alles is voor mij de paarden. Zonder paarden kan ik mij deze hoeve niet voorstellen. Kort na de oorlog was dit nog een bloeiend bedrijf. Toen stonden hier veertig zware paarden. Er waren twintig man in dienst om met de paarden te werken, en ze te verzorgen. Kun je je dat voorstellen ? Wat een sfeer moet er hier geweest zijn, ’s avonds, toen de mensen en de paarden op de grote binnenplaats kwamen na het werk. Ik ben nu plannen aan het maken om paarden te melken. Zware paarden. Je kunt ook wel IJslanders melken, en er zijn een paar stoeterijen die het wel degelijk doen, maar zware paarden hebben een grotere lactatie. Voor mij zou het de kroon zijn op het werk. Begonnen als keuterboer die geiten melkt, dan koeien, en tenslotte paarden.’ Wat opvalt, wat zelfs de meest nuchtere bezoeker moet vaststellen, dat is dat de kasteelhoeve van Ny een familieaangelegenheid is. Iedereen, van groot tot klein, is op de één of andere manier bij het bedrijf betrokken. ‘Ja, dat is zo, en daar staan veel mensen verbaasd over. Maar een hoeve is pas leefbaar, als er een gezin in woont. Iedereen trekt hier zijn streng. Wat Seppe, onze oudste, allemaal verzet aan werk, dat is ongelofelijk. Ik heb mijn klein mannen nog nooit moeten zeggen, doe dit, of doe dat. Ze doen het zelf wel, en zonder zagen of jammeren. Ons familie hangt heel hecht aan elkaar, iedereen wil nog iets doen voor een ander, en daar kan ik alleen maar dankbaar voor zijn. Er zijn soms mensen die me zeggen, Jos, ge hebt geluk. Misschien is dat zo. Maar ik geloof dat ge in het leven moet durven kiezen voor het geluk, en als ge er voor gekozen hebt, dan moet ge bereid zijn er voor te werken, en dan lukt het wel.’ Het is moeilijk om in woorden te vatten, wat voor indruk de kasteelhoeve maakt, als je voor de eerste keer door de grote toegangspoort stapt. Dit gebouw is oud, heel oud, en iedere steen, iedere balk heeft zijn verhaal. Maar als je Jos Van Reeth aan het werk ziet, met zijn gezin, dan krijg je ontegensprekelijk het gevoel, dat een oud verhaal nieuw leven is ingeblazen.
37
37