Nederlandse banken en mensenrechten: de praktijk Een praktijkonderzoek voor de Eerlijke Bankwijzer
Nederlandse banken en mensenrechten: de praktijk
Een praktijkonderzoek voor de Eerlijke Bankwijzer (Oxfam Novib, Milieudefensie, Amnesty International, FNV Mondiaal en Dierenbescherming)
14 februari 2011
Jan Willem van Gelder Denise Kouwenhoven Roderick Bouwers Anna van Ojik
Profundo Radarweg 60 1043 NT Amsterdam Tel: 020-8208320 E-mail:
[email protected] Website: www.profundo.nl
Inhoudsopgave Samenvatting ........................................................................................................... i Inleiding
.......................................................................................................... 1
Hoofdstuk 1
Onderzoeksopzet en methodologie ............................................... 2
1.1
Onderzoeksdoel ....................................................................................... 2
1.2
Definities ................................................................................................... 3
1.3
Onderzoeksopzet ..................................................................................... 4
1.4
Beoordeling .............................................................................................. 4
1.5
Gebruikte bronnen ................................................................................... 6
Hoofdstuk 2
Barrick Gold Corporation ............................................................... 7
2.1
Inleiding .................................................................................................... 7
2.2
Het Porgera Conflict................................................................................. 7
2.3
De maatschappelijke verantwoordelijkheid van Barrick Gold .............. 9
2.4
De huidige situatie ................................................................................. 11
Hoofdstuk 3
Royal Dutch Shell .......................................................................... 13
3.1
Inleiding .................................................................................................. 13
3.2
Milieu-impact van de olie-industrie in de Niger Delta .......................... 13
3.3
De impact van vervuiling op mensenrechten ....................................... 15
3.4
De verantwoordelijkheid van de Nigeriaanse overheid ....................... 16
3.5
De maatschappelijke verantwoordelijkheid van Shell ......................... 17
3.6
Conclusie ................................................................................................ 18
Hoofdstuk 4
Vedanta Resources ....................................................................... 19
4.1
Inleiding .................................................................................................. 19
4.2
Schendingen van mensenrechten door Vedanta Resources .............. 19
4.3
De verantwoordelijkheid van de Indiase regering ............................... 22
4.4
De maatschappelijke verantwoordelijkheid van Vedanta Resources . 23
Hoofdstuk 5 Investeringsrelaties en engagementactiviteiten van Nederlandse banken ............................................................................................... 24 5.1
Inleiding .................................................................................................. 24
5.2
ABN AMRO Bank .................................................................................... 24
5.3
AEGON Bank .......................................................................................... 27
5.4
ASN Bank ................................................................................................ 29
5.5
Friesland Bank ....................................................................................... 30
5.6
ING Bank ................................................................................................. 31
5.7
Rabobank Groep .................................................................................... 36
5.8
SNS Bank ................................................................................................ 39
5.9
Triodos Bank .......................................................................................... 40
5.10
Van Lanschot Bankiers.......................................................................... 41
5.11
Overzicht scores .................................................................................... 43
Hoofdstuk 6
Aanbevelingen ............................................................................... 44
6.1
Banken en mensenrechten .................................................................... 44
6.2
Human rights due diligence .................................................................. 45
6.3
Engagement ........................................................................................... 49
6.4
Samenvatting.......................................................................................... 51
Bijlage 1
Vragenlijst ...................................................................................... 53
Bijlage 2
Literatuurverwijzingen .................................................................. 56
Samenvatting Bedrijven die olie en minerale grondstoffen winnen kunnen op verschillende manieren omgaan met de lokale gemeenschappen in het gebied waar ze werkzaam zijn. Concreet gaat het daarbij om de manier waarop deze bedrijven informatie verstrekken, overleggen met lokale gemeenschappen, rekening houden met de belangen van lokale gemeenschappen, overeenstemming zoeken en bereiken, eigendommen en bestaansmiddelen respecteren en omgaan met protesten. De activiteiten van grondstofwinnende bedrijven gaan vaak gepaard met ernstige schendingen van de mensenrechten van lokale gemeenschappen. Bijvoorbeeld doordat deze bedrijven het grondgebied waarvan een lokale gemeenschap economisch afhankelijk is, zonder (voldoende) compensatie, zonder vrije, tijdige en geïnformeerde toestemming en/of met gebruik van dwang en geweld in gebruik nemen voor een mijn of verwerkingsinstallatie. Daarbij kan sprake zijn van gedwongen huisuitzettingen of landonteigening. Of doordat zij plaatsen met een grote sociale, religieuze of culturele waarde zomaar in gebruik nemen en beschadigen. Ook kunnen deze bedrijven door het verontreinigen van het lokale milieu (drinkwater, viswater, water voor sanitair en irrigatie, lucht, bodem, etc.) de inkomstenbronnen en de gezondheid van lokale gemeenschappen ernstige schade toebrengen. Dit onderzoek richt zich specifiek op (beleggingsrelaties met) drie grondstofwinnende bedrijven die de laatste jaren systematisch betrokken waren bij dergelijke schendingen van mensenrechten. Deze mensenrechtenschendingen zijn uitvoerig gedocumenteerd in recente rapporten van Amnesty International. Het gaat om de volgende drie bedrijven: Barrick Gold Corporation: betrokken bij schendingen van mensenrechten rond de Porgera goudmijn in Papoea Nieuw Guinea; Royal Dutch Shell: betrokken bij schendingen van mensenrechten in de Niger Delta (Nigeria); Vedanta Resources: betrokken bij schendingen van mensenrechten in Orissa (India). In dit onderzoek zijn negen grote Nederlandse banken (eigenlijk: bankgroepen)1 betrokken. Onderzocht is of deze banken beleggen in aandelen of obligaties van de drie genoemde bedrijven, voor eigen rekening en/of voor de beleggingsfondsen die zij klanten aanbieden. Als er sprake is van dergelijke beleggingen, is onderzocht of en hoe deze banken de bedrijven aanspreken op hun betrokkenheid bij mensenrechtenschendingen („engagement‟). Als niet in deze bedrijven wordt belegd is onderzocht of deze keuze al dan niet is gebaseerd op mensenrechten- of duurzaamheidsoverwegingen. Door middel van een korte vragenlijst is de banken schriftelijk gevraagd om informatie te verstrekken over hun stemgedrag op aandeelhoudersvergaderingen, hun engagement met de drie bedrijven en mogelijke andere contacten. Ook is de banken gevraagd om hun antwoorden te onderbouwen door (eventueel vertrouwelijk) inzage te bieden in relevante documenten. De antwoorden van de banken zijn vergeleken met een vooraf vastgestelde scoretabel:
1
De term 'bankgroep' ziet op de bredere financiële groep waartoe een bank behoort, en waartoe ook (binnenlandse en buitenlandse) dochterondernemingen van de bank behoren. Omwille van de leesbaarheid wordt in dit rapport verder gesproken over 'banken'. De negen banken zijn ABN AMRO, AEGON, ASN Bank, Friesland Bank, ING, Rabobank, SNS, Triodos Bank en Van Lanschot. ASN Bank maakt deel uit van de SNS Reaal groep, maar voert haar eigen beleid en wordt sinds de oprichting van de Eerlijke Bankwijzer als zelfstandige bank gevolgd.
-i-
1. De bank belegt in het bedrijf maar spreekt het bedrijf niet aan op diens betrokkenheid bij of verantwoordelijkheid voor de structurele schendingen van mensenrechten; 2. De bank belegt in het bedrijf en spreekt het bedrijf incidenteel aan op diens betrokkenheid bij of verantwoordelijkheid voor de structurele schendingen van mensenrechten (bijvoorbeeld door mee te stemmen met een afkeurende aandeelhoudersmotie of in een eenmalig gesprek); 3. De bank belegt in het bedrijf en spreekt het bedrijf intensief aan op diens betrokkenheid bij of verantwoordelijkheid voor de structurele schendingen van mensenrechten (bijvoorbeeld tijdens een engagementtraject); 4. De bank belegt in het bedrijf en spreekt het bedrijf intensief aan op diens betrokkenheid bij of verantwoordelijkheid voor de structurele schendingen van mensenrechten (bijvoorbeeld tijdens een engagementtraject). De bank legt daarbij vast dat de investeringsrelatie alleen wordt voortgezet als het bedrijf de schendingen van mensenrechten beëindigt of minimaliseert binnen een realistisch tijdsbestek; 5. De bank heeft middels een succesvol engagementtraject een bijdrage geleverd aan de beëindiging van de structurele schending van mensenrechten OF de bank belegt niet (meer) in het bedrijf op basis van haar mensenrechtenbeleid (of het duurzaamheidsbeleid waarin mensenrechten zijn opgenomen). Als de bank niet (meer) in het bedrijf belegt op basis van financiële of andere redenen (dan mensenrechten- of duurzaamheidsoverwegingen), wordt de score n.a. (niet actief) toegekend. Alle negen banken werkten mee aan het onderzoek. Op basis van de onderzoeksresultaten en de door de banken verstrekte informatie zijn scores toegekend. De scores van de negen banken zijn samengevat in de volgende tabel. Tabel 1
Banken en grondstofwinnende bedrijven: de praktijk Barrick Gold
Shell
Vedanta Resources
ABN AMRO Bank
1
1
1
Aegon Bank
2
2
2
ASN Bank
5
5
5
Friesland Bank
5
5
5
ING Bank
2
2
2
Rabobank*
3
3
n.a.
SNS Bank**
5
3
5
Triodos Bank
5
5
5
Van Lanschot Bankiers
3
3
3
Bank
* Inclusief Robeco Direct ** Inclusief SNS RegioBank Legenda: 1 = slecht; 2 = onvoldoende; 3 = matig; 4 = voldoende; 5 = goed. n.a. = niet actief op dit gebied
-ii-
ABN AMRO Bank, die wel in de drie bedrijven in kwestie belegt, verstrekte geen informatie waaruit blijkt dat zij engagementactiviteiten onderneemt t.a.v. deze bedrijven. De bank kreeg daarom driemaal een 1 (slecht). Aegon Bank en ING Bank geven aan wel engagement te voeren met de betreffende bedrijven, maar hebben verder geen informatie verstrekt over de vorm, de inhoud en de frequentie van dit engagement en tot welke resultaten dit heeft geleid. Zij scoren daarom driemaal een 2 (onvoldoende). Van Lanschot Bankiers heeft een intensief engagementtraject met alle drie de bedrijven, maar heeft niet duidelijk vastgelegd dat de belegging niet wordt voortgezet als het bedrijf de schendingen van mensenrechten niet beëindigt of minimaliseert binnen een realistisch tijdsbestek. Deze bank scoort daarom driemaal een 3 (matig). De Rabobank belegt om financiële redenen niet in Vedanta Resources. Met de andere twee bedrijven, Barrick Gold en Shell voert de Rabobank een intensief engagementtraject, waarbij echter niet duidelijk is vastgelegd dat de belegging wordt beëindigd als het bedrijf de schendingen van mensenrechten niet beëindigt of minimaliseert binnen een realistisch tijdsbestek. De bank scoort daarom tweemaal een 3 (matig). ASN Bank, Friesland Bank en Triodos Bank scoren voor alle drie de bedrijven een 5 (goed), omdat zij op basis van mensenrechtenoverwegingen er bewust voor hebben gekozen niet in deze bedrijven te investeren. Voor SNS Bank geldt dit ook ten aanzien van Barrick Gold en Vedanta Resources, maar ten aanzien van Shell is gekozen voor een engagementtraject. Daarbij is niet duidelijk vastgelegd dat de belegging niet wordt voortgezet als het bedrijf de schendingen van mensenrechten niet beëindigt of minimaliseert binnen een realistisch tijdsbestek. Hier scoort SNS Bank daarom een 3 (matig). Naast de specifieke aanbevelingen voor het engagement met de drie bedrijven die in dit rapport worden behandeld, bevat het rapport tot slot meer algemene aanbevelingen over de wijze waarop financiële instellingen het human rights due diligence proces van John Ruggie kunnen toepassen en hoe zij effectief engagement kunnen voeren met bedrijven die betrokken zijn bij of verantwoordelijk zijn voor schendingen van mensenrechten.
iii-
Inleiding De Eerlijke Bankwijzer anno 2011 vergelijkt elf belangrijke aanbieders van particuliere betaal- en spaarrekeningen op de Nederlandse markt.2 Beoordeeld wordt welk (duurzaam of ethisch) investeringsbeleid deze banken hanteren voor hun investeringen. In januari 2009 werd deze vergelijking voor de eerste maal gepresenteerd. Elk kwartaal volgt een update. Met behulp van de praktijkonderzoeken tracht de Eerlijke Bankwijzer te evalueren of de banken hun investeringsbeleid ook daadwerkelijk in de praktijk brengen. Sinds de lancering in januari 2009 richt de Eerlijke Bankwijzer zich primair op het (duurzaamheids)beleid van Nederlandse banken met betrekking tot gelden die zij in eigen beheer hebben, waaronder spaartegoeden. In 2011 komt echter ook het beleid van deze banken met betrekking tot gelden die zij voor klanten beheren (in de vorm van beleggingsfondsen, private banking en andere vormen van vermogensbeheer) onder de scope van de Eerlijke Bankwijzer te vallen. Vooruitlopend hierop is het vermogensbeheer reeds in deze praktijkstudie betrokken. In dit rapport worden negen grote Nederlandse banken beoordeeld op de implementatie van investeringsbeleid in relatie tot mensenrechten. Hiertoe zijn de beleggingsrelaties en engagementactiviteiten met de bedrijven Barrick Gold Corporation, Royal Dutch Shell en Vedanta Resources onderzocht. Het is daarmee het vierde praktijkonderzoek dat door de Eerlijke Bankwijzer is geïnitieerd. In dit rapport vindt u een overzicht van de onderzoeksbevindingen. Hoofdstuk 1 geeft de onderzoeksopzet en –methodologie weer. De hoofdstukken 2 t/m 4 gaan vervolgens in op de mensenrechtenproblematiek rondom de bedrijfsactiviteiten van Barrick Gold Corporation, Royal Dutch Shell en Vedanta Resources. In Hoofdstuk 5 worden per bedrijf de bankrelaties gepresenteerd, alsmede de bevindingen ten aanzien van hun engagementactiviteiten. Ten slotte zijn in Hoofdstuk 6 aanbevelingen opgenomen voor alle financiële instellingen die investeringen in grondstofwinnende bedrijven hebben of overwegen, ten aanzien van de omgang met (mogelijke) schendingen van mensenrechten door of vanwege deze bedrijven. Daarbij wordt met name beschreven hoe banken bij hun investeringen in grondstofwinnende bedrijven gebruik kunnen maken van het concept van “due diligence” zoals geformuleerd door John Ruggie, de Speciale VN-Vertegenwoordiger op het gebied van Bedrijven en Mensenrechten. Een samenvatting van de resultaten van het onderzoek is te vinden op de eerste pagina‟s van dit rapport.
Disclaimer Meningen op deelonderwerpen, zoals in praktijkstudies, geven niet noodzakelijkerwijs de mening weer van alle in de Eerlijke Bankwijzer deelnemende organisaties.
2
Sinds 27 januari 2011 maken, naast de in voetnoot 1 genoemde banken, ook Delta Lloyd Bank en NIBC deel uit van de banken die worden onderzocht door de Eerlijke Bankwijzer. Omdat het onderhavige praktijkonderzoek al in 2010 in gang is gezet, zijn beide banken buiten dit onderzoek gebleven.
-1-
Hoofdstuk 1 1.1
Onderzoeksopzet en methodologie
Onderzoeksdoel
Voor bedrijven bestaan er een aantal richtlijnen waarin wordt aangegeven dat zij de verantwoordelijkheid hebben om de mensenrechten te respecteren van diegenen die door hun activiteiten worden beïnvloed. Bekende richtlijnen zijn de OECD Guidelines for Multinational Enterprises en de UN Global Compact. Om nu de mogelijke negatieve impact van hun activiteiten op mensenrechten te identificeren, te voorkomen en te reduceren, moeten bedrijven een human rights due diligence proces uitvoeren.3 Voor banken geldt dat zij ook een human rights due diligence proces geïmplementeerd moeten hebben. Dit proces bestaat uit het toetsen of het bedrijf waarin de bank wil investeren haar eigen human rights due diligence proces goed heeft ingericht en of het bedrijf (mogelijk) betrokken is (geweest) bij of verantwoordelijk is (geweest) voor schendingen van mensenrechten. Het kan echter voorkomen dat dergelijke schendingen pas beginnen of aan het licht komen nadat de toets is uitgevoerd en de investering is gedaan. Op dat moment mag van de bank worden verwacht dat zij het bedrijf hierop aanspreekt („engagement‟). Engagement is een veelvoorkomend proces bij banken en ook een belangrijke vorm van het betrachten van due diligence door banken. Om de effectiviteit hiervan te beoordelen, richt het onderzoek zich specifiek op dit engagement. Het doel van dit onderzoek is om na te gaan of: de banken die in de Eerlijke Bankwijzer worden onderzocht, investeren in een drietal bedrijven die betrokken zijn bij of verantwoordelijk zijn voor ernstige schendingen van de mensenrechten van lokale gemeenschappen; zo ja: of en hoe zij deze bedrijven aanspreken op deze schendingen; zo nee: of de keuze om niet in deze bedrijven te investeren al dan niet gebaseerd is op mensenrechten- of duurzaamheidsoverwegingen. Uitgangspunt is dat banken in principe niet investeren in bedrijven die betrokken zijn bij of verantwoordelijk zijn voor ernstige schendingen van de mensenrechten. Als deze mensenrechtenschendingen pas beginnen of aan het licht komen nadat de investering is gedaan, mag van de bank worden verwacht dat de bank het bedrijf aanspreekt op deze schendingen. Dit aanspreken kan incidenteel gebeuren, bijvoorbeeld door het stemmen op een aandeelhoudersvergadering, maar is bij voorkeur intensief van aard, bijvoorbeeld in de vorm van een gericht engagementtraject of gesprekken in het kader van de kredietverlening. Onder een 'engagementtraject' wordt verstaan een reeks van gesprekken tussen een of meerdere aandeelhouders of financiers en het hogere management van het bedrijf. Van belang is dat daarbij duidelijke doelen en een realistische tijdsperiode worden geformuleerd door de bank: als bijvoorbeeld na verloop van de vastgestelde periode de schendingen van mensenrechten niet aantoonbaar zijn beëindigd of geminimaliseerd, zou de bank alsnog van de investering moeten afzien of de bestaande investering moeten verkopen. De scope van dit onderzoek is beperkt, omdat het de banken beoordeelt op hun beleggingsrelatie en hun engagement met slechts drie bedrijven. Echter, omdat deze bedrijven structureel en langdurig betrokken zijn bij of verantwoordelijk zijn voor het schenden van mensenrechten van lokale gemeenschappen, vallen uit deze opzet zeker conclusies te trekken en nuttige lessen voor de toekomst te leren. 3
Uitgebreide informatie over dit proces wordt gegeven in hoofdstuk 6.
-2-
1.2
Definities
1.2.1
Mensenrechten
Mensenrechten zijn grofweg in te delen in Burgerrechten en Politieke Rechten (BuPorechten) en in Economische, Sociale en Culturele Rechten (ESC-rechten). Burgerrechten omvatten de vrijheid van godsdienst en meningsuiting, vrijwaring van marteling en inmenging in de persoonlijke levenssfeer, recht op een eerlijk proces en bescherming van minderheden. Ook het recht op privacy, rechten bij arrestatie en in gevangenschap, het recht op persvrijheid en de bescherming tegen haatspraak en discriminatie behoren tot de burgerrechten. Tot de politieke rechten worden onder meer het kiesrecht, het recht op deelname aan het bestuur en het recht op het vormen van politieke partijen gerekend. Onder Economische, Sociale en Culturele Rechten (ESC-rechten) worden verstaan de minimumvoorwaarden die een menswaardig bestaan garanderen, namelijk het recht op werk, een adequate levensstandaard, het recht op gezondheid en het recht op onderwijs. Het recht op werk houdt in dat mensen zonder discriminatie toegang hebben tot werk tegen een redelijke betaling binnen een veilige werkomgeving en met een redelijke beperking van werkuren. Duidelijke schendingen van het recht op werk zijn dwangarbeid en slavernij. Daarnaast heeft iedereen het recht zich te organiseren in een vakbond en om te staken. Iedereen heeft recht op sociale zekerheid. Onder het recht op een adequate levensstandaard valt het recht op water, voedsel, kleding en huisvesting. Water en voedsel moeten beschikbaar, toegankelijk en van goede kwaliteit zijn. Het recht op water wordt ook als een op zichzelf staand fundamenteel mensenrecht gezien. De meest directe schending van het recht op voedsel is het bewust onthouden van voedsel aan bevolkingsgroepen of aan bijvoorbeeld gevangenen. De meest directe schending van het recht op huisvesting bestaat uit gedwongen huisuitzettingen. Onder het recht op gezondheid valt zowel het recht op een gezonde leefomgeving als het recht op lichamelijke en geestelijke gezondheid. Dit behelst zowel het recht om zelf te beslissen over het eigen lichaam en de eigen gezondheid als het recht op adequate gezondheidszorg. 1.2.2
Bedrijven die betrokken zijn bij mensenrechtenschendingen
Dit onderzoek richt zich op (de beleggingsrelaties met) bedrijven die olie en minerale grondstoffen winnen. Deze bedrijven kunnen op verschillende manieren omgaan met de lokale gemeenschappen in het gebied waar ze grondstoffen winnen. Concreet gaat het daarbij om de manier waarop deze bedrijven informatie verstrekken, lokale gemeenschappen betrekken in consultaties, rekening houden met de belangen van lokale gemeenschappen, overeenstemming bereiken, eigendommen en bestaansmiddelen respecteren en omgaan met protesten. De activiteiten van grondstofwinnende bedrijven gaan vaak gepaard met ernstige schendingen van de mensenrechten van lokale gemeenschappen. Bijvoorbeeld doordat zij het grondgebied, waarvan een lokale gemeenschap economisch afhankelijk is, zonder (voldoende) compensatie, zonder vrije, tijdige en geïnformeerde toestemming en/of met gebruik van dwang en geweld in gebruik nemen voor een mijn of verwerkingsinstallatie. Daarbij kan sprake zijn van gedwongen huisuitzettingen of landonteigening. Of doordat zij plaatsen met een grote sociale, religieuze of culturele waarde in gebruik nemen en beschadigen. Ook kunnen deze bedrijven door het verontreinigen van het lokale milieu (drinkwater, viswater, water voor sanitair en irrigatie, lucht, bodem, etc.) de inkomstenbronnen en de gezondheid van lokale gemeenschappen ernstige schade toebrengen. -3-
Dit onderzoek richt zich specifiek op drie grondstofwinnende bedrijven die de laatste jaren systematisch betrokken waren bij schendingen van mensenrechten. Deze mensenrechtenschendingen zijn uitvoerig gedocumenteerd in recente rapporten van Amnesty International. Het gaat om de volgende drie bedrijven: Barrick Gold Corporation: betrokken bij schendingen van mensenrechten rond de Porgera goudmijn in Papoea Nieuw Guinea; Royal Dutch Shell: betrokken bij schendingen van mensenrechten in de Niger Delta (Nigeria); Vedanta Resources: betrokken bij schendingen van mensenrechten in Orissa (India). 1.2.3
Investeringen in bedrijven die betrokken zijn bij mensenrechtenschendingen
Investeringen in bedrijven die betrokken zijn bij of verantwoordelijk zijn voor mensenrechtenschendingen worden in dit onderzoek als volgt afgebakend: Het beleggen in aandelen en obligaties van deze bedrijven voor eigen rekening; Het beleggen in aandelen en obligaties van deze bedrijven voor klanten via beleggingsfondsen. Voor de omvang van deze beleggingen is eind 2010 gekeken naar de situatie op de laatst beschikbare rapportagedatum.
1.3
Onderzoeksopzet
Eerst is geïnventariseerd of de banken die in de Eerlijke Bankwijzer worden onderzocht, op de meest recente rapportagedatum aandelen of obligaties van deze bedrijven bezaten of beheerden namens klanten. Voor alle gevonden investeringsrelaties zullen relevante details worden vermeld. Voor de banken waarvoor investeringsrelaties met de drie bedrijven zijn gevonden, is vervolgens onderzocht wat de banken publiekelijk rapporteren over hun eventuele interacties met deze bedrijven over schendingen van mensenrechten. Deze interacties kunnen onder meer bestaan uit stemgedrag op jaarvergaderingen en engagement4 met bedrijven. Door middel van een korte vragenlijst (zie Bijlage 1) is de banken vervolgens schriftelijk gevraagd om de gevonden informatie over interacties aan te vullen met informatie over het stemgedrag van de bank, engagement met de drie bedrijven en mogelijke andere contacten.
1.4
Beoordeling
1.4.1
Criteria
De volgende criteria zijn gehanteerd bij de beoordeling van de investeringen en engagementactiviteiten van de banken ten aanzien van de drie betreffende bedrijven:
4
In principe kunnen alle interacties tussen een bank en een bedrijf onder de noemer engagement worden geschaard, maar in de praktijk wordt de term vooral gebruikt voor een min of meer formeel overlegproces tussen één of meerdere financiële instellingen en een bedrijf over sociale-, milieu- en governanceonderwerpen. Sommige financiële instellingen voeren dit engagement zelf uit, maar veel financiële instellingen besteden dit uit aan gespecialiseerde bureaus of vermogensbeheerders die namens meerdere financiële instellingen opereren.
-4-
Belegt de bank (nog) in het bedrijf, voor eigen rekening of namens klanten? Als de bank belegt in het bedrijf, spreekt de bank het bedrijf dan aan op diens betrokkenheid bij of verantwoordelijkheid voor de structurele schendingen van mensenrechten? Als de bank het bedrijf aanspreekt op diens betrokkenheid bij of verantwoordelijkheid voor de structurele schendingen van mensenrechten, hoe intensief5 gebeurt dit dan? Als de bank het bedrijf aanspreekt op diens betrokkenheid bij of verantwoordelijkheid voor de structurele schendingen van mensenrechten, legt de bank daarbij dan vast dat de investeringsrelatie alleen wordt voortgezet als het bedrijf de schendingen van mensenrechten beëindigt of minimaliseert binnen een realistisch tijdsbestek? Als de bank niet (meer) belegt in het bedrijf, is hiertoe dan besloten op basis van het mensenrechtenbeleid (of het duurzaamheidsbeleid waarin mensenrechten zijn opgenomen) van de bank? 1.4.2
Scoretabel
De uitkomsten van het praktijkonderzoek zijn samengevat in een scoretabel. Op basis van de resultaten zijn de beleggingen van de banken en hun engagementactiviteiten per bedrijf afzonderlijk beoordeeld. Dit leidt tot drie afzonderlijke beoordelingen met drie scores. Voor het toekennen van deze drie scores is de volgende tabel gebruikt: 1. De bank belegt in het bedrijf maar spreekt het bedrijf niet aan op diens betrokkenheid bij of verantwoordelijkheid voor de structurele schendingen van mensenrechten; 2. De bank belegt in het bedrijf en spreekt het bedrijf incidenteel aan op diens betrokkenheid bij of verantwoordelijkheid voor de structurele schendingen van mensenrechten (bijvoorbeeld door mee te stemmen met een afkeurende aandeelhoudersmotie of in een eenmalig gesprek); 3. De bank belegt in het bedrijf en spreekt het bedrijf intensief aan op diens betrokkenheid bij of verantwoordelijkheid voor de structurele schendingen van mensenrechten (bijvoorbeeld tijdens een engagementtraject); 4. De bank belegt in het bedrijf en spreekt het bedrijf intensief aan op diens betrokkenheid bij of verantwoordelijkheid voor de structurele schendingen van mensenrechten (bijvoorbeeld tijdens een engagementtraject). De bank legt daarbij vast dat de investeringsrelatie alleen wordt voortgezet als het bedrijf de schendingen van mensenrechten beëindigt of minimaliseert binnen een realistisch tijdsbestek; 5. De bank heeft middels een succesvol engagementtraject een bijdrage geleverd aan de beëindiging van de structurele schending van mensenrechten OF de bank belegt niet (meer) in het bedrijf op basis van haar mensenrechtenbeleid (of het duurzaamheidsbeleid waarin mensenrechten zijn opgenomen). Als de bank niet (meer) in het bedrijf belegt op basis van financiële of andere redenen (dan mensenrechten- of duurzaamheidsoverwegingen), wordt de score n.a. (niet actief) toegekend.
5
De intensiviteit van de gesprekken tussen bank en bedrijf zal in elk geval beoordeeld worden aan de hand van de volgende criteria: de frequentie van de gesprekken (minimaal enkele keren per jaar), de duur van de gesprekken, het niveau waarop gesprekken plaatsvinden, de inhoud van de gesprekken (is het gesprek specifiek gericht op de schendingen van de mensenrechten van lokale individuen en gemeenschappen; wordt van het bedrijf verlangd om het “due diligence” concept van Ruggie te volgen) en afspraken over een tijdspad.
-5-
De drie scores zijn om een aantal redenen – nog los van de rekenkundige – niet samengevoegd tot één totaalscore. Zo verschillen de drie bedrijven onderling veel van elkaar (activiteiten, grootte, etc.). De relatie en het engagementtraject met het ene bedrijf zal daarom anders zijn dan met het andere bedrijf. Wel is per bank op basis van de drie scores een conclusie geformuleerd, die ook op de website van de Eerlijke Bankwijzer is vermeld. Deze conclusie is vooraf voor commentaar aan de banken voorgelegd.
1.5
Gebruikte bronnen
Ten behoeve van de uitvoering van het onderzoek is van de onderzochte banken gevraagd informatie aan te leveren over hun engagement. Deze informatie is beoordeeld op redelijkheid en waar toegestaan door de bank onderbouwd met documentatie. De beleggingen genoemd in Hoofdstuk 5 zijn afkomstig uit jaarverslagen en financiële databases en betreffen alleen beleggingsfondsen. Beleggingen in de drie bedrijven via mandaten of private banking zijn niet openbaar en zijn daarom in dit rapport niet opgenomen. De banken hebben de gelegenheid gehad om op het concept rapport te reageren, maar niet alle banken hebben daar gebruik van gemaakt. Op basis van de reacties zijn sommige bevindingen en formuleringen aangepast.
-6-
Hoofdstuk 2 2.1
Barrick Gold Corporation
Inleiding
De Canadese onderneming Barrick Gold Corporation (Barrick Gold) is een van ‟s werelds grootste bedrijven actief in de exploitatie van goudmijnen. In 2009 produceerde Barrick Gold 7,4 miljoen ounces (ongeveer 207 miljoen gram) goud. Het bedrijf heeft activiteiten over de hele wereld. De omzet over 2009 bedroeg US$ 8,1 miljard (€ 5,9 miljard) en voor het eerst in jaren behaalde Barrick Gold een verlies van US$ 4,3 miljard (€ 3,1 miljard) wegens een eenmalige niet-operationele kostenpost van US$ 5,9 miljard (€ 4,3 miljard). Ultimo 2009 bezat het bedrijf activa ter waarde van US$ 27,1 miljard (€ 18,9 miljard).1 Een van de mijnen die Barrick Gold exploiteert, is de Porgera goudmijn in de Wuangima regio in Papoea Nieuw Guinea. De mijn ligt op een hoogte van 2.200 tot 2.700 meter en er wordt zowel ondergronds als bovengronds geopereerd. De exploitatie van de mijn loopt al sinds 1990 en sinds 2006 valt het gebied onder een zogenaamde Special Mining Lease (SML).2 De mijn is eigendom van de Porgera Joint Venture (PJV), dat voor 95% eigendom is van Barrick Gold. De helft van de resterende 5% is in handen van het provinciale staatsbedrijf Enga en dat laat 2,5% van de aandelen over voor lokale landeigenaren. In 2009 produceerde de Porgera mijn in totaal 627.000 ounces (ongeveer 18 miljoen gram) goud.3 De waarde van de aanwezige en veronderstelde winbare minerale reserves van de mijn werd eind 2009 getaxeerd op 7,7 miljoen ounces (ongeveer 216 miljoen gram) goud.4
2.2
Het Porgera Conflict
2.2.1
Onderzoek door Amnesty International
In de Wuangima regio in de provincie Enga wonen drie clans, de Uape, Lakima en Wangalo, al generaties lang. In het tweede kwartaal van 2009 overvielen politieagenten verschillende dorpen in Wuangima, waarbij mensen gedwongen uit hun huis werden gezet, huizen werden verbrand en bezittingen, tuinen en vee werden vernield.5 Het doel van deze actie was tweeledig: het herstellen van de verslechterende openbare orde in de Porgera omgeving en het aanpakken van de toenemende illegale mijnactiviteiten in de Porgera mijn.6 Op 11 mei 2009 riep Amnesty International in een publieke verklaring op tot onmiddellijke beëindiging van de ontruimingen en tot compensatie voor en preventie van verdere schendingen van mensenrechten. Vervolgens heeft Amnesty tussen 18 augustus en 2 oktober 2009 Porgera bezocht en is een onderzoek gestart naar de huidige mensenrechten situatie van de getroffen bevolking. Dit onderzoek bestond uit het inspecteren van de verbrande overblijfselen van de huizen en het afnemen van interviews met diverse leden van de gemeenschap, waaronder politie- en overheidsambtenaren, politici, religieuze leiders en landeigenaren.7 De bevindingen van Amnesty werden samengevat en gepubliceerd in januari 2010.
-7-
2.2.2
Gewelddadige ontruimingen door de politie
Tussen april en juli 2009 ontruimde de politie de woningen van Wuangima clans langs de Porgera goudmijn in Papoea New Guinea. Families waren gedwongen hun huis te ontvluchten, omdat de politie hun huis verbrandde. In veel gevallen kregen de bewoners geen kans om hun bezittingen mee te nemen voordat hun huizen in brand gestoken werden. Andere dorpen in de regio waaronder Kulapi en Mungalep kregen soortgelijk geweld te verduren.8 Bewoners verklaren dat agenten geweld gebruikten of daarmee dreigden om mensen, inclusief bejaarden en moeders met kinderen uit hun huis te zetten. De politie heeft zelfs op en naast hen geschoten en hun huisdieren en vee gedood. In Wuangima werden drie vrouwen verkracht door agenten. Minstens 130 gebouwen werden tussen april en juli 2009 platgebrand. Leden van de gemeenschap melden dat er nog veel meer zijn vernield. Zij hebben met eigen ogen gezien hoe bewoners voor zwaar bewapende agenten van de mobiele eenheid moesten vluchten toen zij hun huizen in brand staken. Anderen keerden terug van hun werk om te ontdekken dat hun huizen in de as waren gelegd.9 Rond 21 mei 2009 vernielde de politie eveneens huizen in Kulapi, een gevestigd dorp in directe omgeving van de open mijn tegenover Wuangima. Inwoners van dit dorp melden dat de mobiele eenheid zwaar bewapend het dorp binnentrok en hun wapens direct op de bewoners richtte. Andere getuigen en voormalige bewoners geven aan dat de politie tot twee keer toe terugkeerde om de huizen te vernielen, nadat de dorpelingen hadden geprobeerd hun huizen weer op te bouwen. Verder beschuldigen zij de politie ervan in Mungalep een vader en zijn zoon voor de ogen van zijn jongere kinderen op brute wijze te hebben mishandeld.10 De politie werd ondersteund door 23 mensen uit de omgeving van Porgera, van wie gezegd wordt dat ze politieke tegenstanders zijn van de vereniging van landeigenaren in het SMLgebied. Deze vereniging wordt geleid door leden van de Uape clan. Barrick Gold en PJV ontkennen elke betrokkenheid bij de acties en verklaren dat zij deze niet hebben verzocht.11 2.2.3
Legitimiteit van de ontruimingen
Volgens anonieme bronnen binnen de overheid van Papoea New Guinea werd een verzoek van de commandant van de mobiele eenheid om de ontruiming vooraf aan te kondigen, geweigerd. Dit bevestigt de beweringen van bewoners dat er geen waarschuwing was gegeven dat de woningen gesloopt zouden worden. Daarnaast was er geen compensatieplan opgesteld of gecommuniceerd naar de bewoners en hen is geen alternatief onderdak geboden.12 Onder internationaal recht zijn overheden verplicht om een ieder een dak boven het hoofd te garanderen en te voorzien in rechtsbescherming tegen gedwongen ontruimingen, teisteringen en andere bedreigingen.13 Senior politiepersoneel beweert dat de mensen illegaal in de regio verbleven, omdat PJV via het SML eigenaar was van de grond.14 Echter, een algemeen manager binnen PJV weerlegt deze veronderstelling door uit te leggen dat het SML het exclusieve recht verleent om de mijn te opereren, maar dat de acquisitie van land dient te worden onderhandeld met de mensen die er op wonen.15
-8-
Daarnaast beweren zij dat ze huiszoekingsbevelen hadden voor hun huiszoekingen in Wuangima. Daarin stond echter niet dat de eigendommen mochten worden gesloopt. Bovendien was de huiszoeking alleen toegestaan met de medewerking van lokale bevolkingsleiders. Geen enkele leider verklaarde tegen Amnesty International dat zij benaderd werden door de politie om hun medewerking te verlenen. De gedwongen ontruimingen werden zonder toereikende aankondiging uitgevoerd en zijn daarmee een schending van het internationaal recht.16 2.2.4
Aansprakelijkheid van de politie
Ondanks dat Amnesty International de gemelde verkrachtingen niet kon bewijzen, roepen zij de overheid van Papoea Nieuw Guinea op om een diepgaand onderzoek in te stellen op basis van de consistentie in de verklaringen van de bewoners en de geschiedenis van seksueel geweld door de politie.17 Amnesty International heeft de politie geconfronteerd met de beschuldigingen van geweld en mishandeling. De politie antwoordde dat er over de acties in Porgera geen officiële klachten zijn ontvangen, waardoor zij geen reden zien om een onderzoek in te stellen. Er is echter geen adequaat systeem in werking om een klacht tegen de politie in te kunnen dienen, zonder dat men persoonlijk op het bureau moet komen. Daarnaast ligt het dichtstbijzijnde regionale bureau op enige uren reisafstand.18 PJV en het politiepersoneel beweren dat leden van de maatschappij via de telefoon een klacht kunnen indienen. Echter, er was niemand die in staat was om dit telefoonnummer daadwerkelijk te geven. Maar zelfs als burgers een klacht in zouden willen dienen, zou dit bemoeilijkt worden door het feit dat de mobiele eenheid geen identificatie draagt. Daardoor is het lastig om de klacht te concretiseren op individuele agenten.19
2.3
De maatschappelijke verantwoordelijkheid van Barrick Gold
Veel vragen kwamen op over de rol van Barrick Golds dochter PJV, die sinds het begin van wat nu bekend staat als Operatie Ipili nauwe banden heeft met de lokale politiemacht. PJV verklaarde tijdens en kort na de overvallen dat er geen gedwongen ontruimingen plaats hadden gevonden.20 Zeven maanden later - na aanhoudende opvolging door Amnesty International - gaven Barrick Gold en PJV echter toe dat ze vermoedden dat de politie inderdaad mensen uit hun woningen heeft gezet en dat verder onderzoek noodzakelijk was.21 Wel ontkent Barrick Gold dat de politie zich schuldig heeft gemaakt aan het schenden van mensenrechten tijdens de uitvoering van Operatie Ipili.22 2.3.1
De rol van PJV in de gemeenschap
Sinds het begin van Operatie Ipili in maart 2009 heeft PJV een speciale eenheid van de politie van voedsel, brandstof en onderdak voorzien. Die eenheid was samengesteld om een verslechtering van de openbare orde het hoofd te bieden. PJV beweerde aanvankelijk dat het respecteren van alle geldende wetten en regels door deze eenheid een voorwaarde was voor haar steun. PJV blijft stellig beweren dat zij geen aandeel had in het inzetten van de politiemacht en dat zij niets afwisten van de sloop van gebouwen totdat dit al aan de gang was.23 Dit wordt echter ondermijnd door de kleine afstand tussen het SML-gebied en Wuangima en door de foto‟s die aantonen dat de werknemers van PJV wel degelijk van de branden moeten hebben geweten.24 Het verzoek aan de overheid om de verstoring van de openbare orde in de regio aan te pakken werd gedaan tijdens een vergadering van de Porgera District Law and Order Committee. De communicatiemanager van PJV is een actief lid van de adviescommissie van de Law and Order Committee wat erop duidt dat PJV betrokken is geweest bij het verzoek.25 -9-
In een brief van 20 oktober 2008 liet de voorzitter van de Law and Order Committee aan de leden weten dat de adviescommissie een politie-eenheid van twintig man had samengesteld om arrestaties en overvallen te verrichten. PJV beweert dat deze brief betrekking had op een missie in januari 2009 en niet op Operatie Ipili in april 2009. Echter, leden van zowel de Law and Order Committee als van de overheid hebben onafhankelijk van elkaar bevestigd dat overleg binnen de Law and Order Committee heeft geleid tot het inzetten van de eenheid in april 2009.26 Twee senior politieagenten lieten weten dat de politie-eenheid bij meerdere gelegenheden op verzoek van PJV is ingezet, inclusief de acties in april 2009. Achteraf stellen beide ondernemingen dat PJV slechts een van meerdere ondernemingen was die om inzet van de politie hadden gevraagd.27 2.3.2
Verklaring van PJV over de Voluntary Principles
De Voluntary Principles on Security and Human Rights zijn vrijwillige standaarden ontwikkeld door NGOs (waaronder Amnesty International) die bedoeld zijn als een richtlijn voor bedrijven om de veiligheid en zekerheid van hun activiteiten te handhaven binnen een raamwerk dat respect voor mensenrechten en fundamentele vrijheden zeker stelt.28 In november 2010 kondigde Barrick Gold officieel aan dat het de Voluntary Principles heeft aangenomen.29 Daarnaast heeft Barrick Gold sinds haar betrokkenheid bij de Porgera mijn significante bijdragen geleverd aan politietraining in mensenrechten.30 Barrick Gold beweert dat de politieacties geen ontruimingen waren, niet illegaal waren, waren aangekondigd en zonder geweld hebben plaatsgevonden. De gebouwen die ontmanteld werden, waren slechts krakkemikkige schuurtjes die tijdelijk werden bewoond door illegale migranten.31 Er bestaat echter significant bewijs dat op het tegendeel duidt, waaronder persoonlijke verklaringen, foto‟s en fysieke resten van permanente huizen, goed onderhouden tuinen en zelfs de aanwezigheid van een kerk. In een bijeenkomst in Londen op 3 december 2009 erkenden Barrick Gold en PJV dat enkele huizen in Wuangima al enige tijd waren bewoond en dat sommige mensen uit hun huis zijn gezet.32 Barrick Gold verklaart ook dat de veiligheidsmanager van PJV de politieacties op 27 april 2009 om 14.30u. heeft gemeld en dat PJV de dag erna de commandant van de mobiele eenheid om opheldering heeft gevraagd.33 Daarnaast heft PJV sinds 14 augustus 2009 een vooraanstaande Papoea aangesteld om de politie inzet te monitoren. Uit documentatie van het eerste onderzoek van deze toezichthouder blijkt dat er diverse zorgwekkende aandachtspunten zijn, waaronder het wangedrag van de politie en het platbranden van huizen in Wuangima. De monitor is voornemens dit op te nemen met het hoofd van de politie.34 Barrick Gold concludeert daarom dat PJV zich precies aan de voorschriften van de Voluntary Principles heeft gehouden.35
-10-
2.3.3
De visie van Amnesty International
Tussen mei en december 2009 bestond de reactie van Barrick Gold op de geuite zorgen van Amnesty International over de politieacties vooral uit het publiekelijk en herhaaldelijk verdedigen van de politie op basis van hun “grondige onderzoek”. Tijdens de bijeenkomst met Amnesty International op 3 december 2009 verklaarde PJV echter dat het informeren naar de acties bij de politie bestond uit de vraag of de politie kon bevestigen dat de acties legaal waren, maar dat het bedrijf geen bewijs had verkregen om dit te onderbouwen.36 Het is duidelijk dat PJV wist of had moeten weten dat de Wuangima regio een reeds lang bewoond gebied was, en dat op 27 april 2009 het personeel van PJV de politiemacht de Wuangima regio heeft zien binnentrekken en platbranden.37 De politie en Barrick Gold hebben publiekelijk beweerd dat de gebouwen slechts tijdelijke krotten waren die werden bewoond door illegale arbeiders uit andere delen van het land, die zich hebben willen mengen in illegale mijn- en andere praktijken.38 Toen Amnesty International ontdekte dat veel van de gebouwen solide gebouwde, permanente woningen waren, gaven Barrick en PJV toe dat sommige vernielde gebouwen in Wuangima inderdaad als echte woningen konden worden beschouwd.39 De Voluntary Principles on Security and Human Rights benadrukken dat fysiek geweld door mensen met een publieke veiligheidstaak gemeld dient te worden bij het betrokken bedrijf en de relevante overheden. Daarnaast dienen bedrijven elke geloofwaardige beschuldiging van schendingen van mensenrechten te registreren en te melden, en zouden bedrijven moeten aandringen op onderzoek en maatregelen om herhaling te voorkomen.40 In een telefoongesprek op 10 december 2009 en acht dagen later nog eens per brief heeft Amnesty International gevraagd of Barrick Gold of PJV de beschikbare informatie en documentatie over de gedwongen ontruimingen had gemeld bij de relevante overheden. Op 10 december 2009 had nog geen van beide ondernemingen op een onderzoek aangedrongen bij de Papoea Nieuw Guineese overheid.41 Volgens Amnesty International liet de reactie van Barrick Gold en PJV na het ontdekken van de politieactiviteit, zelfs na publieke aanklachten van landeigenaren en NGOs, ernstig te wensen over. Dit is niet in lijn met het gedrag dat mag worden verwacht van bedrijven die de Voluntary Principles hebben aangenomen.42 Amnesty International heeft ontdekt de PJV al in 2007 heeft geprobeerd om het land van de eigenaren te kopen om hun mijnactiviteiten te kunnen uitbreiden. Twee jaar later werden de huizen en bezittingen van de eigenaren verwoest door de politie. Hoewel hierin voor velen aanleiding ligt om te vermoeden dat hiertussen een verband bestaat, is daar geen bewijs voor gevonden. De onderneming beweert dat het ten tijde van de overvallen al geen interesse meer had in het land en dat zij geen aandeel hadden in het inzetten van de politie.43
2.4
De huidige situatie
Internationaal recht verplicht overheden om alle onderdanen te beschermen tegen ontzetting en ontruiming. Papoea Nieuw Guinea heeft geen enkele poging ondernomen om de getroffen bevolking van voedsel, hulp of alternatieve accommodatie te voorzien. Door de sloop van hun woningen en tuinen zeggen bewoners niet meer voor hun eigen eten te kunnen zorgen.44
-11-
Onderzoeken tonen aan dat er in het SML-gebied een gebrek is aan vruchtbare grond om gewassen op te verbouwen, terwijl de bevolking van het gebied groeit. Amnesty International zag met eigen ogen dat er uitgebreide tuinbouw was in Wuangima en dat er in het aangrenzende dorp Yarik, waar velen naartoe zijn gevlucht, een tekort aan vruchtbare grond is. Vrouwen uit de regio vrezen hun kinderen van school te moeten houden en ze aan het werk te zetten om geld te verdienen, zodat ze voedsel kunnen kopen dat ze daarvoor waren gewend om zelf te verbouwen.45 Barrick Gold en PJV beweren dat de getroffenen uit gebieden rondom Porgera kwamen en dat ze daar slechts tijdelijk verbleven.46 Zij betwisten dat er mensen dakloos zijn geworden als gevolg van de ontruimingen, omdat mensen veelal bij familie in de buurt kon intrekken en anders naar hun eigen gebied konden terugkeren.47 Na lange discussies met Amnesty International stelden zij desondanks dat verder onderzoek gewenst is en zegden toe om eerdere verklaringen op de website aan te passen. Op 11 januari 2010 heeft nog niemand gereageerd op de vragen van Amnesty over de voortgang van het onderzoek en was ook de website nog niet aangepast.48 Hoewel de steun van PJV aan de politie op voorwaarde was dat alle geldende wetten en regels zouden worden nageleefd, is er geen bewijs te vinden dat PJV die voorwaarde heeft gehandhaafd nadat de politie huizen heeft verbrand in het SML-gebied. Het Nationale Gerechtshof heeft op 14 september 2009 de politie opgedragen zich vóór 5 oktober 2009 terug te trekken uit het SML-gebied en een verbod opgelegd om gebruik te maken van de steun van PJV. De staat van Papoea Nieuw Guinea heeft deze uitspraak aangevochten.49 In februari 2010 heeft Barrick Gold op de website een verklaring gepubliceerd als reactie op het rapport van Amnesty International. Barrick Gold beschouwt de inzet van de politie als een antwoord op het verzoek van de regering van Papoea Nieuw Guinea om maatregelen te nemen. Het bedrijf beschouwt de resultaten als een succes, omdat de gevechten en het wapengeweld tussen clans significant zijn afgenomen en de veiligheid voor vrouwen is verbeterd. Barrick Gold beweert dat het samenwerkt met lokale partijen om de naleving van wet- en regelgeving te bevorderen, alsook het respecteren van mensenrechten. Het benadrukt dat Amnesty International heeft erkend dat Barrick noch PJV verantwoordelijk was voor het politiegeweld of de gedwongen ontruimingen. Afsluitend trekt het de kwaliteit van het onderzoek van Amnesty International in twijfel.50 Amnesty International‟s strijd tegen Barrick Gold Corporation duurt voort, omdat Barrick Gold en PJV de politiemacht blijven steunen. In een emailcampagne die in oktober 2010 is gestart, roept Amnesty International de bedrijven op om deze steun in te trekken en over te gaan tot een onderzoek naar de gedwongen uitzettingen. Barrick Gold reageerde verrast op deze campagne, omdat het claimt al sinds april 2009 met Amnesty International in overleg te zijn over de mensenrechtensituatie in Papoea New Guinea.51 Een in januari 2011 gepubliceerd rapport van Human Rights Watch geeft aan dat het geweld tegen de bevolking in het SML-gebied aanhoudt. Barrick Gold heeft bijna 450 man veiligheidspersoneel in dienst die worden beschuldigd van groepsverkrachtingen, buitensporige lijfstraffen en het gebruik van traangas.52 Barrick Gold heeft correct gereageerd op de beschuldigingen die door Human Rights Watch naar voren werden gebracht. Het bedrijf is een groot intern onderzoek gestart, heeft een crimineel onderzoek door de politie van Papoea New Guinea gefaciliteerd en beloofde stappen te ondernemen om het toezicht op en de aansprakelijkheid van het veiligheidspersoneel te verbeteren. In een publiek statement noemt Barrick Gold de resultaten van haar interne onderzoek “verontrustend” en wordt het ontslag van meerdere veiligheidsmensen aangekondigd als gevolg van hun betrokkenheid bij incidenten van seksueel geweld of het feit dat zij dit niet hebben gemeld.53
-12-
Hoofdstuk 3 3.1
Royal Dutch Shell
Inleiding
Royal Dutch Shell is een Brits-Nederlandse oliemaatschappij met activiteiten verspreid over negentig landen wereldwijd. Met een omzet van US$ 278 miljard (€ 200 miljard) en een winst van US$ 12,5 miljard (€ 9,0 miljard) was het in het jaar 2009 het grootste bedrijf ter wereld.54 De olie-industrie in de Niger Delta wordt gevormd door zowel de Nigeriaanse overheid als deelnemingen van multinationale ondernemingen als Shell. De winning en productie zijn ondergebracht in joint ventures.55 Shell is the grootste exploitant aan wal; haar activiteiten in de Niger Delta worden uitgevoerd door de Shell Petroleum Development Company of Nigeria, een joint venture van staatsbedrijf Nigerian National Petroleum Corporation (55%), Shell (30%), Elf Petroleum Nigeria Limited – een deelneming van Total (10%) en Agip (5%).56 Amnesty International heeft onderzoek uitgevoerd naar de vervuiling, milieuschade en de impact op primaire sociale en mensenrechten van de mensen in de Niger Delta, veroorzaakt door de olie-industrie.57 Vervolgens heeft het onderzocht wie verantwoordelijk is voor deze situatie daar waar internationale oliemaatschappijen al jaren actief zijn.58 De resultaten van het onderzoek werden gepubliceerd in juni 2009.
3.2
Milieu-impact van de olie-industrie in de Niger Delta
Nigeria is de grootste producent van benzine op het Afrikaanse continent, met offshore productie en productie op land in de provincies Delta, Bayelsa en Rivers. De olie- en gassector vormt 97% van de buitenlandse opbrengsten in Nigeria en bestaat uit 79,5% van de overheidsopbrengsten.59 Olie heeft sinds jaren 60 ongeveer US$ 600 miljard (€ 459 miljard) opgeleverd. Desondanks omschrijft het VN Ontwikkelingsprogramma (UNDP) de regio als lijdend aan “bestuurlijke verwaarlozing, vervallende sociale dienstverlening, hoge werkloosheid, sociale ontbering, omvangrijke armoede, vervuiling en lokale conflicten.” De armoede in contrast met de welvaart afkomstig van de olie-industrie is een van ‟s werelds meest confronterende en zorgwekkende voorbeelden van de „grondstoffenvloek‟.60 De Niger Delta is een van de tien meest belangrijke watergebieden en maritieme ecosystemen ter wereld en herbergt ongeveer 31 miljoen mensen.61 Toch is de olie-industrie al meer dan een halve eeuw een aanzienlijk vervuiler van de Niger Delta.62 De gevolgen hiervan voor mensenrechten zijn alarmerend, maar worden onvoldoende gemeld en geadresseerd, ondanks aandringen door lokale en internationale NGOs, de Afrikaanse Commissie voor de Rechten van Mensen en Volkeren en de VN Mensenrechten Commissie.63 Olielekken, het dumpen van afval en het affakkelen van gas (gas wordt gescheiden van olie en – in Nigeria – verbrand als afval) zijn aan de orde van de dag in de Niger Delta. Deze vervuiling beïnvloedt de regio al tientallen jaren en heeft schade toegebracht aan de bodem-, water- en luchtkwaliteit. De gevolgen hiervan zijn voor de honderden duizenden mensen aldaar, met name de armsten en diegenen die afhankelijk zijn van traditionele methoden van levensonderhoud zoals vissen en landbouw.64
-13-
3.2.1
Olielekken
Regelmatige olielekken zijn een serieus probleem in de Niger Delta. Omdat regelgevende instanties en de oliemaatschappijen zelf dergelijke lekken niet snel genoeg aanpakken en deze niet voldoende worden opgeruimd, hebben zij een enorme impact op mensenrechten en het milieu.65 Olielekken aan land vernietigen de oogst en beschadigen de kwaliteit en productiviteit van de grond die lokale gemeenschappen gebruiken voor landbouw. Olie in het water beschadigt de visserij en vervuilt het water dat door mensen wordt gebruikt als drinkwater en andere doeleinden.66 Volgens het UNDP werden tussen 1976 en 2001 meer dan 6.800 olielekken geregistreerd met een verlies van ongeveer drie miljoen vaten olie.67 Een groep onafhankelijke milieu- en olie-experts bezocht de Niger Delta in 2006 en kwam op een totaal aan gelekte olie van negen tot dertien miljoen vaten in de laatste vijftig jaar.68 Olielekken worden veroorzaakt door versleten oliepijpen, slecht onderhoud van de infrastructuur, lekkages tijdens het verwerken in de raffinaderij, menselijke fouten en opzettelijk vandalisme of diefstal van olie.69 De aanwezigheid van sabotage, vandalisme van de olie-infrastructuur en diefstal van olie zijn serieuze problemen in de Niger Delta, hoewel de omvang van het probleem onduidelijk is. Vandaag de dag beweren bedrijven steeds meer dat de meerderheid van olielekken wordt veroorzaakt door sabotage en niet door slecht onderhoud of operationele problemen.70 Er zijn diverse motieven voor sabotage bekend, waaronder pogingen om compensatie of schoonmaakcontracten van lokale ondernemingen af te dwingen.71 Desondanks hebben zowel overheden als bedrijven gedurende de laatste vijftig jaar geen effectieve maatregelen genomen om het lekken van olie te voorkomen of om de gevolgen van olielekken adequaat aan te pakken.72 3.2.2
Het dumpen van afval en het affakkelen van gas
Het winnen en produceren van benzine leidt in iedere fase van het productieproces tot verschillende vormen van chemisch afval. Het weggooien van dit afval in de Niger Delta heeft land, lucht en water vervuild, schade toegebracht aan de visserij, luchtkwaliteit en landbouw, en heeft het recht op een adequate levensstandaard ondermijnd.73 Afvalwater is een van de grootste bronnen van afval. Als olie uit de grond wordt gepompt, komt een mix van olie, gas en water boven. Honderden tonnen olie en andere giftige stoffen komen als afvalwater vrij in de Niger Delta, maar er is weinig blijk dat de oliemaatschappijen of de overheid de impact hiervan op de waterkwaliteit, visserij of de publieke gezondheid in de gaten houdt.74 Een tweede oorzaak van afval is het boren zelf, waarbij omvangrijke hoeveelheden modder en gruis worden geproduceerd. Boorafval wordt regelmatig op willekeurige plaatsen gedumpt, vaak in ontwateringkanalen en waterwegen, waardoor de waterkwaliteit wordt aangetast, of op landbouwgrond.75 Als olie uit de grond wordt gepompt, wordt het daarbij geproduceerde gas gescheiden en – in Nigeria – meestal verbrand als afval in enorme vlammen.76 Een proces dat al lange tijd wordt erkend als extreem vervuilend en schadelijk voor het milieu, maar ondanks regulering om deze activiteit uit te bannen, gebeurt het al vijf decennia lang.77
-14-
3.2.3
Overige impact op het milieu
Activiteiten die verband houden met het ontdekken en winnen van olie, inclusief het leggen van pijpen, het bouwen van infrastructuur en het toegankelijk maken van het gebied via de weg en het water, hebben aanzienlijke schade toegebracht aan het milieu van de Niger Delta.78 De aanleg van toegangswegen hebben geresulteerd in ontbossing en vaak ook het kappen van de Niger Delta‟s mangrove bossen, die een belangrijke broedplaats zijn voor vissen.79 Veel mensen in de Niger Delta zijn van vis afhankelijk als hun eerste bron van proteïne. In meerdere gevallen is de weg zodanig aangelegd dat het de natuurlijke irrigatie aantast, waardoor enerzijds verstikking en anderzijds uitdroging van het bos plaatsvindt.80 Oliemaatschappijen baggeren ook rivieren uit om ze bevaarbaar te maken en om zand voor constructie te verkrijgen. Dit baggeren veroorzaakt ernstige milieuschade met directe gevolgen voor mensenrechten omdat het de visserij aantast en de waterkwaliteit significant naar beneden kan brengen.81 De aanleg van kanalen door waterwegen en moerassen is op zichzelf al schadelijk, maar heeft in sommige gevallen tot gevolg gehad dat zoutwater in zoetwatersystemen terecht is gekomen. Zoutwater in zoetwater is erg schadelijk voor de visserij en als zoutwater eenmaal in zoetwater zit, is het niet langer bruikbaar als drinkwater of andere huishoudelijke doeleinden.82
3.3
De impact van vervuiling op mensenrechten
Het is belangrijk om de impact van de olie-industrie op het ecosysteem van de Niger Delta in zijn context te plaatsen: daar waar het levensonderhoud, de gezondheid en de toegang tot voedsel en schoon water van duizenden mensen nauw verbonden zijn met het land en de kwaliteit van het milieu.83 Op 28 augustus 2008 resulteerde een gebrek in de Trans-Niger pijpleiding in een gigantische olielekkage in Bodo Creek in Ogoniland. De olie stroomde wekenlang in het moeras en de beek, waardoor deze met een dikke laag olie werd bedekt en de vissen waarvan mensen afhankelijk zijn voor hun levensonderhoud werden gedood. Een lokale NGO, the Center for Environment, Human Rights and Development (CEHRD) onderzocht het voorval en kwam tot de bevinding dat het olielek meerdere vissoorten heeft gedood of aangetast.84 De gescheurde pijpleiding valt onder de verantwoordelijkheid van de Shell Petroleum Development Company of Nigeria (SPDC). De gemeenschap beweert dat het lek ontstond op 28 augustus 2008. SPDC heeft herhaaldelijk beweerd dat de lekkage pas op 5 oktober aan hen werd gerapporteerd. Het Ministerie van Milieu van de provincie Rivers werd een week later over het lek en de destructieve gevolgen geïnformeerd. Toch werd het lek pas op 7 november gedicht.85 Het is niet duidelijk waarom SPDC er niet in slaagde de lekkage snel onder controle te krijgen, zoals vereist door de Nigeriaanse regels voor de olie-industrie. Het is ook niet duidelijk waarom de federale regering geen actie ondernam. In mei 2009 was de plek van de lekkage nog steeds niet opgeruimd. Daarnaast werd op 2 februari 2009 een tweede lek gerapporteerd in hetzelfde gebied waarmee het milieu nog meer schade werd toegebracht.86
-15-
De Afrikaanse Commissie voor de Rechten van Mensen en Volkeren en de VN Mensenrechten Commissie verklaarden in 2002 in een opzienbarende beslissing dat de Nigeriaanse regering het recht op voedsel had geschonden door het vernietigen van de voedselbronnen van Ogoniland te faciliteren.87 De mensen in de Niger Delta moeten drinken van, koken met en zich wassen in vervuild water; ze eten vis vergiftigd door olie en andere stoffen – als ze al het geluk hebben überhaupt vis te kunnen vinden; de grond die ze gebruiken voor landbouw wordt vernietigd door gebrek aan respect voor het ecosysteem dat voor hen noodzakelijk is om te overleven; na olielekken ruikt de lucht die zij inademen naar olie, gas en andere vervuilende stoffen; zij klagen over ademhalingsproblemen, huidaandoeningen en andere gezondheidsproblemen, maar hun zorgen worden niet serieus genomen en zij hebben nauwelijks informatie over de gevolgen van de vervuiling. 88 3.3.1
Mensenrechten en schendingen
De belangrijkste mensenrechten die door de vervuiling van de olie-industrie in de Niger Delta worden geraakt, zijn:89 Schendingen van het recht op een adequate levensstandaard, inclusief het recht op voedsel als gevolg van de door de olie veroorzaakte vervuiling en schade aan landbouw en visserij, wat de belangrijkste voedselbronnen zijn voor veel mensen in de Niger Delta. Schendingen van het recht op het verwerven van een inkomen door werk, ook als gevolg van zware schade aan boerderijen, landbouw en visserij, omdat dit ook de belangrijkste bronnen van inkomen zijn voor veel mensen in de Niger Delta. Schendingen van het recht op water die plaatsvinden als olielekken en afval het water vervuilen dat wordt gebruikt als drinkwater en andere huishoudelijke doeleinden. Schendingen van het recht op gezondheid die plaatsvinden als de factoren die een goede gezondheid bepalen – waaronder een gezond milieu – niet veilig worden gesteld, en als wetten die het milieu beschermen en vervuiling voorkomen niet worden opgelegd. De afwezigheid van adequaat toezicht op de gevolgen voor mensenrechten van de door de olie veroorzaakte vervuiling ondanks het feit dat de olie-industrie in de Niger Delta opereert in een relatief dichtbevolkte omgeving dat wordt gekenmerkt door hoge armoede en kwetsbaarheid. Het nalaten om de geraakte gemeenschappen te voorzien van adequate informatie of om hen te consulteren over de gevolgen van de olieactiviteiten op hun mensenrechten. Het nalaten om toegang tot effectieve compensatie te verzekeren voor de mensen wiens mensenrechten geschonden zijn.
3.4
De verantwoordelijkheid van de Nigeriaanse overheid
De Nigeriaanse overheid slaagt er niet in om de olie-industrie onafhankelijk te reguleren, monitoren en beheersen, wat resulteert in een ernstige belangenverstrengeling. Volgens internationaal recht heeft de Nigeraanse overheid een verplichting om mensenrechten te respecteren, beschermen en hiernaar te handelen. De plicht om rechten te respecteren betekent dat overheden zich moeten onthouden van enig handelen dat het genieten van deze rechten voorkomt of ondermijnt. De plicht om te beschermen vereist maatregelen van overheden om zeker te stellen dat andere actoren (zoals bedrijven) mensenrechten niet ondermijnen of schenden.90
-16-
Door actief deel te nemen in de olieactiviteiten die de Niger Delta exploiteren ondermijnt de overheid het genot op mensenrechten. De overheid heeft duidelijk gefaald in het beschermen van de natuurlijke basis van grondstoffen in de Niger Delta waarvan mensen afhankelijk zijn voor hun voedsel, en heeft niet voldaan haar verplichting om de beschikbaarheid van voedsel zeker te stellen.91 Duizenden olielekken en andere milieuschades aan visserij, landbouwgronden en oogsten vinden al decennialang plaats. Het gebrek aan voldoende schoonmaak en herstel van het land, evenals het nalaten om de mogelijke lange termijn effecten op landbouwgrond, productiviteit en voedselveiligheid in te schatten en aan te pakken, hebben voedselzekerheid nog onzekerder gemaakt.92 De overheid laat het aan de bedrijven over om calamiteiten op te lossen. Het niet ondersteunen van lokale gemeenschappen in de onderhandelingen met bedrijven die hen de schade hebben toegebracht, ondermijnt een effectieve compensatie.93 De afhankelijkheid van oliemaatschappijen door de Nigeriaanse overheid wordt duidelijk door het feit dat bedrijven met de benodigde olieverwerkende licenties infrastructuur mogen aanleggen en inspecties mogen uitvoeren over de gehele Delta. Ook in gebieden die worden gebruikt voor landbouw en visserij, terwijl de gemeenschappen geen middelen hebben om tegen deze activiteiten te protesteren of om ze te voorkomen, ongeacht de schade die kan worden gebracht aan hun levens en voedselbronnen.94
3.5
De maatschappelijke verantwoordelijkheid van Shell
Shell Petroleum Development Company of Nigeria (SPDC) opereert al tientallen jaren in de Niger Delta en is zich bewust van de schade die de olie-industrie aan de omgeving hebben toegebracht. SPDC heeft nagelaten om haar activiteiten uit te voeren met respect voor mensenrechten.95 SPDC en haar moederbedrijf Shell weigeren de meeste problemen die verbonden zijn aan hun activiteiten in de Niger Delta, te erkennen .96 De buitengerechtelijke systemen voor onderzoek en compensatie vertonen veel mankementen en zorgen niet voor het rechtmatige proces waar de inwoners van getroffen gebieden recht op hebben. Terwijl het systeem gemeenschappen nadelig beïnvloed, is het daarnaast ook verantwoordelijk voor een slechte verstandhouding tussen gemeenschappen en de oliemaatschappijen, en een bron van spanning en conflict in de Niger Delta.97 In een publicatie uit 1995 stelde SPDC dat haar milieuprogramma het doel heeft om emissies van afvalmaterialen met een negatieve impact op het milieu progressief terug te dringen.98 Het bedrijf laat echter na om aan lokale gemeenschappen fundamentele informatie over de impact van de olie-industrie op hun levensonderhoud kenbaar te maken. Een mensenrechteneffecten rapportage wordt niet gemaakt, ondanks dat de onderneming zich ervan bewust is dat olievervuiling en de activiteiten van de olie-industrie een negatief effect kunnen hebben op mensenrechten.99 Sommige elementen van de activiteiten van Shell, zoals ontwikkelingsprogramma‟s of het creëren van werkgelegenheid, zijn voordelig voor Nigeria. Bedrijven hebben ook getracht om milieuvriendelijker te opereren, maar het daadwerkelijk vaststellen of dit is gelukt is niet mogelijk door een gebrek aan transparantie en onafhankelijk geverifieerde gegevens. De olie-industrie refereert vaak aan haar positieve bijdrage aan Nigeria wanneer haar activiteiten worden bekritiseerd. Maar positieve acties enerzijds ontslaan bedrijven – of de overheid – niet van de verantwoordelijkheid voor de negatieve impact van hun activiteiten op mensenrechten. Bedrijven moeten al het mogelijke doen om schendingen van mensenrechten te identificeren en te voorkomen.100
-17-
Niet alleen Amnesty International stelt dat Royal Dutch Shell haar verantwoordelijkheid zou moeten nemen voor hetgeen haar deelnemingen doen in Nigeria. De Nederlandse NGO Milieudefensie begon in december 2009 een rechtszaak tegen Shell samen met slachtoffers van de vervuiling. Dit was de eerste keer in de geschiedenis dat een Nederlands bedrijf aansprakelijk wordt gesteld door een Nederlandse rechter voor schade die is toegebracht buiten Nederland. De zaak loopt nog steeds en een uitspraak wordt in 2011 verwacht.101
3.6
Conclusie
Er is weinig aandacht voor de zich al een halve eeuw lang opstapelende gevolgen van meerdere bronnen van olievervuiling voor de Niger Delta. Er is echter een significant verschil tussen een eenmalig incident en voortdurende of zich herhalende incidenten van vervuiling of milieuschade in hetzelfde gebied. De mensen van de Niger Delta leven daar met aanhoudende vervuiling en milieuschade.102 Dit resulteert in een structurele schending van hun recht op voedsel, schoon water, gezondheid, werk en een adequate levensstandaard.103 De bevolking heeft haar mensenrechten ondermijnd zien worden door oliemaatschappijen die de overheid niet ter verantwoording kan of wil roepen. Hen is systematisch toegang ontzegd tot informatie over hoe olie-exploitatie en -productie op hen van invloed kan zijn, en toegang tot rechtsgang is hen herhaaldelijk geweigerd. De Niger Delta is een duidelijke praktijkcase van een overheid die geen verantwoordelijkheid neemt richting haar bevolking, en van internationale bedrijven die totaal geen verantwoordelijkheid nemen voor de impact van hun activiteiten op mensenrechten.104 De situatie in de Niger Delta is complex. Hoewel de wanprestaties van de overheid en de bedrijven helder zijn, zijn zij niet de enige partijen die het milieu schade toebrengen. Lokale gemeenschappen maken zich schuldig aan vandalisme en sabotage. Militante groepen vormen een grote bedreiging voor de veiligheid van het personeel van oliemaatschappijen en gemeenschappen staan erom bekend zich tegenover het personeel agressief te gedragen en hen de toegang tot gebieden waar olie is gelekt te verhinderen. Oliemaatschappijen en de overheid zouden de acties van gewapende groepen en gemeenschappen niet moeten gebruiken om de aandacht van hun eigen nalatigheid en praktijken af te leiden.105 Rekening houdend met de complexiteit waar oliemaatschappijen mee te maken krijgen tijdens hun werkzaamheden in de Niger Delta, onderschrijft het rapport van Amnesty International dat veel van de vervuiling en schade die bijdragen aan serieuze schendingen van mensenrechten, voorzien en vermeden kan worden. Daar waar problemen zich toch voordoen, kunnen tijdige en effectieve acties de consequenties hiervan verminderen. De complexiteit van de Niger Delta is te vaak gebruik als excuus om de juiste acties te nemen in overeenstemming met internationaal goed gebruik en standaarden die vervuiling en milieuschade adresseren en voorkomen, en die de mensenrechten van de gemeenschappen die door de olie-industrie worden geraakt, beschermen.106
-18-
Hoofdstuk 4 4.1
Vedanta Resources
Inleiding
Vedanta Resources (Vedanta) is een metaal- en mijnbouwgroep met het hoofdkantoor in Londen, Groot-Brittannië. Het bedrijf werd in december 2003 voor het eerst op de beurs in Londen genoteerd. De groep heeft haar primaire activiteiten in India en daarnaast mijn- en productiefaciliteiten in Australië en Zambia.107 De omzet van Vedanta over het jaar eindigend op 31 maart 2010 bedroeg US$ 7,9 miljard (€ 5,6 miljard) en het bedrijf behaalde een winst van US$ 1,5 miljard (€ 1,1 miljard). De totale waarde van de bezittingen op dat moment was US$ 24,1 miljard (€ 17,9 miljard).108 Het zuidwesten van Orissa (Oost-India) is van groot belang voor de Indiase mijnindustrie: 28% van de ijzerertsreserves en 50% van de bauxietreserves van het land liggen hier opgeslagen. Het laatste decennium heeft de overheid in Orissa getracht om de exploitatie van deze mineralen flink te vergroten door bedrijven mijnrechten en andere concessies aan te bieden. Tussen 2002 en 2008 heeft de overheid 54 overeenkomsten gesloten met nationale en internationale mijnbouwbedrijven, waaronder Vedanta Resources.109 Vedanta voert haar activiteiten in Orissa uit via dochterondernemingen Sterlite Industries India Ltd (Sterlite India) en Vedanta Aluminium Ltd (Vedanta Aluminium). Sterlite India, voor 56,88% eigendom van Vedanta, heeft het hoofdkantoor in Mumbai en is sinds 1988 aan de Indiase beurs genoteerd. Vedanta Aluminium, voor 87.28% eigendom van Vedanta, heeft het hoofdkantoor in Lanjigarh, Orissa.110 Daarnaast is in 2009 een nieuwe joint venture opgericht, waarvan Sterlite India 74% gaat houden en het lokale staatsbedrijf Orissa Mining Corporation, 26%. Met deze nieuwe joint venture genaamd South-West Orissa Bauxite Mining Corporation, zijn recentelijk licenties verkregen om de komende 25 jaar bauxiet in de regio te mogen delven.111 Na grondige onderzoeken, waarbij het gebied in 2008 en 2009 drie keer is bezocht, vreest Amnesty International dat de mijnactiviteiten in Orissa vergaande gevolgen hebben voor de mensenrechten van de lokale bevolking. Het gaat daarbij om het recht op water, voedsel, gezondheid, werk en een toereikende levensstandaard. Amnesty International heeft in februari 2010 een rapport gepubliceerd over de activiteiten van Vedanta Resources in Orissa.
4.2
Schendingen van mensenrechten door Vedanta Resources
Vedanta Aluminium heeft een aluminiumsmelterij in Orissa, gelegen in een relatief afgezonderd plattelandsgebied. De rivier Vamsadhara, waarvan de oorsprong ligt in de nabijgelegen Niyamgiri heuvels, stroomt op een steenworp afstand van de fabriek. Rondom de fabriek liggen twaalf dorpjes met een bewonersaantal van tussen de 4.500 en 5.000 mensen, voornamelijk Majhi Kondh Adivasi en Dalit gemeenschappen. Net als de lokale bevolking leven ongeveer 2.000 werknemers in informele nederzettingen die grenzen aan de fabriek.112 De meerderheid van de lokale bevolking is afhankelijk van landbouw en producten uit het bos om te kunnen voorzien in hun levensonderhoud. De Vamsadhara en de andere stromen uit de Niyamgiri voorzien de bevolking in de dorpjes van water dat gebruikt wordt om te drinken, voor irrigatie, persoonlijke verzorging en voor het vee.113 In oktober 2007 vroeg Vedanta een milieuvergunning aan om de capaciteit van de smelterij te verzesvoudigen. Vedanta is echter in afwachting van de vergunning alvast begonnen met de constructie van de voorgenomen uitbreiding.114
-19-
Het project voor winning van bauxiet, dat zal worden uitgevoerd door de nieuwe joint venture South-west Orissa Bauxite Mining Corporation, zal 700 hectares land beslaan in het noordwesten van de Niyamgiri heuvels. Dit betekent dat een groot deel van de heuvels zal moeten worden afgegraven tot een diepte van ongeveer dertig meter. De heuvels vormen een thuis voor de Dongria Kondh, een Adivasi (inheems) volk dat bestaat uit 8.000 mensen, verspreid over zo‟n negentig dorpen die in en rondom de Niyamgiri Hills liggen.115 De plannen voor de bauxietmijn hebben op veel lokaal en internationaal verzet gestuit. Tegenstanders van het project stellen dat deze het bestaan van de lokale Adivasi gemeenschappen en hun eeuwenoude unieke relatie met hun land bedreigt.116 Na publicatie van het Amnesty rapport heeft de Indiase overheid de aanvragen voor zowel het nieuwe project als de uitbreiding van de bestaande operaties niet gehonoreerd. Het Indiase Ministerie van Milieu heeft in oktober 2010 de aanvraag op grond van milieubezwaren geweigerd en de staat opgedragen om Vedanta juridisch te vervolgen voor de illegaal begonnen constructie van de voorgenomen uitbreiding.117 Twee maanden eerder al weigerde het ministerie de aanvraag voor het nieuwe project, nadat bleek dat het huidige mijnproject bos- en milieuwetten heeft geschonden en een bedreiging vormt voor de Dongria Kondh Adivasi en andere gemeenschappen in de heuvels. Amnesty International ontving het bericht als een historische overwinning voor inheemse rechten.118 Vedanta Aluminium is bereid om boetes te betalen, maar weigert het project voortijdig te beëindigen. Het bedrijf heeft er nog steeds vertrouwen in dat de Indiase regering na overhandiging van de juiste documenten alsnog toestemming zal verlenen.119 Zowel de bestaande aluminiumsmelterij van Vedanta als de uitbreidingsplannen en het nieuwe project vormen een serieuze bedreiging voor de mensenrechten van de bevolking in de nabijgelegen gebieden. 4.2.1
De religieuze en traditionele betekenis van de Niyamgiri Hills
De voorgestelde mijnplannen dreigen de religieuze overtuigingen en traditionele landrechten van de Dongria Kondh te ondermijnen. De harmonieuze band van de Dongria Kondh met de Niyamgiri Hills vormt de basis van hun cultuur, spiritualiteit, integriteit en economische veerkracht.120 De heuvels zijn heilig voor het volk.121 Zo aanbidden zij bijvoorbeeld de Niyam Raja Penu, een geest in de vorm van een zwaard, die volgens de overlevering in de heuveltoppen leeft.122 4.2.2
Water, voedsel en levensonderhoud
De voorgestelde mijnplannen vormen eveneens een serieuze bedreiging voor het recht op water, voedsel, werk en een toereikende levensstandaard,123 omdat de Niyamgiri een voedselrijke en biodiverse leefomgeving vormen die de Dongria Kondh voorziet van voedsel, brandhout en andere bosproducten.124 Ze verbouwen gewassen op de heuvels en putten hun water uit de beken en riviertjes die in de heuvels zijn ontstaan. Dat is hun enige bron van water voor zowel de gemeenschappen in de heuveltoppen, als voor hen die verder stroomafwaarts in de dalen leven.125 De exploitatie van een mijn in dat gebied zal de aanvoer van water in de rivier negatief beïnvloeden, omdat de bauxietlaag in de top van de heuvels cruciaal is voor een continue stroom buiten het regenseizoen. De natuur is er namelijk erg poreus en bauxiet heeft de eigenschap dat het water goed vast kan houden.126 Als de mijn in bedrijf is, zal dit hoogstwaarschijnlijk ook negatieve gevolgen hebben voor de biodiversiteit, omdat het onder andere de stroming van de rivieren Vamsadhara en Nagaveli zal verminderen en verleggen. De activiteiten zullen ook resulteren in erosie en vervuiling van de watersystemen, met schade aan de kwaliteit van zowel het water als de rivierbedding als gevolg.127
-20-
Het mijnproject vormt tevens een serieuze bedreiging voor de natuurlijke omgeving in de regio, waarvan de gemeenschappen afhankelijk zijn voor hun voedsel en levensonderhoud. De grootste risico´s bestaan uit het kappen van bossen ten behoeve van de mijn en de daarvoor noodzakelijke infrastructuur, geluidsoverlast, explosies en afvalmanagement als gevolg van de mijnoperaties.128 De smelterij van Vedanta vervuilt daarnaast het water, doordat de afvalverwerking dichtbij de nabij gelegen rivieren is geplaatst. Regenwater spoelt vanaf de smelterij in de rivier. Adequaat afvalmanagement is daarmee cruciaal om vervuiling van de omgeving, schade aan de gezondheid van mens en dier, en afnemende waterbronnen te voorkomen.129 Echter, Vedanta Aluminium heeft herhaaldelijk niet voldaan aan de eisen van de overheid in Orissa. Slecht afvalmanagement blijkt te hebben geresulteerd in terugkerende gevallen van luchtvervuiling en tot gevallen waarin afvalwater met hoge concentraties alkaline in de Vamsadhara rivier is gelekt.130 Er zijn meldingen geweest van mensen die lijden aan huidaandoeningen of plotselinge ziektes na het baden in de rivier. Leden van de lokale gemeenschap zijn bezorgd dat dit de gevolgen zijn van agressieve zuren in het water, waarvan zij vermoeden dat ze uit de smelterij afkomstig zijn.131 De voornaamste bron van luchtvervuiling door de smelterij is het stof die opwaait van de bauxiet-, kool- en leemwerkplaatsen, de as uit de kolenbrander, fijn stof en andere uitstoot van stoffen uit de voorraad van de smeltstoffen en de boiler.132 Het stof heeft vergaande gevolgen. Dagelijkse blootstelling aan stof, dat wordt ingeademd of via voedsel en drinkwater het lichaam binnenkomt, veroorzaakt extreme ongemakken voor de mensen rondom de smelterij. Dorpelingen rondom Lanjigarh verklaarden aan Amnesty International dat zij daarnaast ook last hebben van het lawaai en de luchtvervuiling die wordt veroorzaakt door het grote aantal trucks dat af- en aanrijdt met kolen en bauxiet.133 De stijging van de voedselprijzen op de lokale markt als gevolg van de aanwezigheid van een multinational is een andere serieuze zorg voor de lokale bevolking. Lokale arbeiders zonder eigen land zien hun levensstandaard bedreigd; enerzijds doordat hen de toegang tot natuurlijke levensbronnen wordt ontnomen en anderzijds door een stijgende voedselprijs.134 4.2.3
Informatievoorziening
Internationale verdragen en standaarden over de rechten van inheemse volken, die India eveneens heeft ondertekend, eisen dat de overheid vrij, voorafgaande en geïnformeerde toestemming vraagt van inheemse volken, alvorens toestemming te verlenen voor projecten die voor hen op welke manier dan ook relevant zullen zijn. Vrije, voorafgaande en geïnformeerde toestemming is een kernprincipe van de Verklaring over de Rechten van Inheemse Volken uit 2007.135 De Indiase overheid, noch de lokale overheid van Orissa, noch Vedanta Resources heeft echter een serieuze poging ondernomen om de Dongria Kondh van informatie te voorzien of om met hen te overleggen, laat staan om hun instemming te krijgen voor het project.136 Het niet opstarten van een degelijk consultatieproces en het niet informeren van de Dongria Kondh zijn duidelijke omissies in deze context.137 4.2.4
Acquisitie van land en verplaatsing
Van het land dat voor de smelterij werd aangekocht bestaat 59 hectare uit gemeentegrond en bossen. Het verlies van gezamenlijke bronnen heeft het levensonderhoud en traditionele gemeenschapsgebruiken verstoord. Dit is in het bijzonder nadelig geweest voor de arbeiders die geen grond bezitten en voor hun werk volledig afhankelijk zijn van andermans land, en dit land ook gebruiken om hun vee op te laten grazen.138
-21-
Er bestaat in India nog geen nationale wet waarin compensatie en rehabilitatie wordt voorgeschreven voor lokale gemeenschappen die worden verplaatst en benadeeld door grote irrigatie- en industriële projecten. In plaats daarvan wordt op lokaal overheidsniveau een aantal regelingen toegepast.139 Terwijl in 2006 een nieuw beleid werd aangekondigd, verklaarden de dorpelingen aan Amnesty International dat dit beleid geenszins aan hen is uitgelegd en dat hen werd beloofd dat iedereen die zijn land zou verliezen een baan kon krijgen in de smelterij. Zowel Vedanta als de overheid hebben veel beloften gemaakt omtrent herhuisvesting en compensatie van de bevolking. Echter, slechts enkele beloften zijn waargemaakt en de overduidelijke meerderheid van de landarbeiders moest het gebied verlaten, nadat het land door Vedanta was aangekocht.140
4.3
De verantwoordelijkheid van de Indiase regering
Als ondertekenaar van het Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten (ICESCR) is India verplicht om te voorzien in de beschikbaarheid van voldoende en veilig water voor persoonlijk en huiselijk gebruik.141 De verplichting om te beschermen houdt in dat staten dienen te voorkomen dat derden, waaronder bedrijven, burgers hun recht op water ontnemen.142 De ICESCR garandeert tevens dat iedereen het recht heeft om de hoogst haalbare staat van fysieke en mentale gezondheid te behalen, met inbegrip van het scheppen van de voorwaarden die toegang tot medische hulp en medische aandacht in geval van ziekte verzekeren.143 Door niet alle benodigde maatregelen te nemen om burgers binnen hun jurisdictie te beschermen tegen factoren die hun gezondheid in gevaar brengen, voldoet de overheid niet aan haar verplichtingen.144 Daarnaast is het verzamelen, analyseren en publiceren van informatie in vele opzichten cruciaal voor het beschermen van mensenrechten. De VN Commissie voor Economische, Sociale en Culturele Rechten erkend het belang van informatie rondom de rechten op water en gezondheid. De Commissie heeft bevestigd dat toegang tot scholing op het gebied van gezondheid een belangrijke component is en een impliciete voorwaarde is voor het recht op gezondheid zelf. De VN Verklaring over de Rechten van Inheemse Volken bevestigt het recht van inheemse volken op het land en de daarop aanwezige bronnen, die zij traditioneel bezitten, bezetten of anderszins gebruiken of hebben verkregen. Tevens schrijft zij voor dat overheden deze gebieden en natuurlijke bronnen wettelijk dienen te erkennen en beschermen.145 Echter, zowel op nationaal als op provinciaal niveau heeft de overheid herhaaldelijk gefaald in het bieden van adequate bescherming tegen schendingen van mensenrechten door multinationals.146 Ondanks dat Vedanta Aluminium keer op keer niet in staat is gebleken te voldoen aan de voorwaarden die emissies monitoren en reguleren, hebben de autoriteiten hun eigen regels nooit opgelegd door het project te stoppen totdat de onderneming zich aan deze regels houdt. De verplichting van de overheid om het recht op gezondheid te beschermen vereist het opleggen van wetgeving omtrent vervuiling en vergt onderzoek van en toezicht op de mogelijke impact van vervuiling op de gezondheid. Ondanks breed gedeelde zorgen onder de gemeenschappen over de negatieve gevolgen van de vervuiling op hun gezondheid, blijven zij blootgesteld aan hoge gezondheidsrisico‟s doordat er geen goed toezichtmechanisme in werking is.147 Voor zowel de mijn als de smelterij geldt dat de centrale en de lokale overheid hebben nagelaten de gemeenschappen van adequate informatie te voorzien, de mogelijke gevolgen van de projecten op mensenrechten niet hebben onderzocht en geen consultatieproces hebben opgezet.148 Onder Indiaas milieurecht zijn lokale milieudiensten verplicht om lokale gemeenschappen te betrekken bij de besluitvorming rondom projecten die hun leefgebied aangaan.149
-22-
4.4
De maatschappelijke verantwoordelijkheid van Vedanta Resources
De verplichting om mensenrechten te respecteren en te beschermen is niet slechts voorbehouden aan overheden: ook bedrijven dienen een actieve rol te spelen in het inschatten en beschermen van de gevolgen van hun activiteiten voor mensenrechten. De Sustainable Development Principles of the International Council on Mining and Metals (ICMM) is een van de toezeggingen die ‟s werelds grootste mijnbedrijven hebben gedaan om de risico‟s voor mensenrechten proactief in te schatten en te voorkomen.150 Uit het voorgaande is duidelijk gebleken dat Vedanta en haar dochterondernemingen de mensenrechten van de inheemse volken van Lanjigarh en in de Niyamgiri Hills herhaaldelijk heeft geschonden.151 Vervuiling door Vedanta Aluminiums smelterij vormt een serieuze bedreiging voor de mensenrechten, waaronder het recht op gezondheid en een gezonde omgeving en het recht op water. Vedanta Aluminium heeft niet de noodzakelijke stappen genomen om de negatieve gevolgen van haar activiteiten op mensenrechten te verkennen, voorkomen of terug te draaien.152 Vedanta Aluminium heeft herhaaldelijk ontkend dat vervuiling plaats vindt of dat haar activiteiten nadelige gevolgen hebben voor de lokale bevolking. De onderneming dient dringend maatregelen te nemen tegen deze situatie.153
-23-
Hoofdstuk 5
5.1
Investeringsrelaties en engagementactiviteiten van Nederlandse banken
Inleiding
In de volgende paragrafen wordt per bank een overzicht gegeven van de beleggingen die zij - voor eigen rekening of voor klanten - in de drie verschillende bedrijven heeft, gevolgd door een korte omschrijving van de engagementactiviteiten. Op basis van de onderzoeksresultaten en de door de banken al dan niet verstrekte informatie worden per bank drie scores toegekend, één score per bedrijf gebaseerd op de volgende tabel: 1. De bank belegt in het bedrijf maar spreekt het bedrijf niet aan op diens betrokkenheid bij of verantwoordelijkheid voor de structurele schendingen van mensenrechten; 2. De bank belegt in het bedrijf en spreekt het bedrijf incidenteel aan op diens betrokkenheid bij of verantwoordelijkheid voor de structurele schendingen van mensenrechten (bijvoorbeeld door mee te stemmen met een afkeurende aandeelhoudersmotie of in een eenmalig gesprek); 3. De bank belegt in het bedrijf en spreekt het bedrijf intensief aan op diens betrokkenheid bij of verantwoordelijkheid voor de structurele schendingen van mensenrechten (bijvoorbeeld tijdens een engagementtraject); 4. De bank belegt in het bedrijf en spreekt het bedrijf intensief aan op diens betrokkenheid bij of verantwoordelijkheid voor de structurele schendingen van mensenrechten (bijvoorbeeld tijdens een engagementtraject). De bank legt daarbij vast dat de investeringsrelatie alleen wordt voortgezet als het bedrijf de schendingen van mensenrechten beëindigt of minimaliseert binnen een realistisch tijdsbestek; 5. De bank heeft middels een succesvol engagementtraject een bijdrage geleverd aan de beëindiging van de structurele schending van mensenrechten OF de bank belegt niet (meer) in het bedrijf op basis van haar mensenrechtenbeleid (of het duurzaamheidsbeleid waarin mensenrechten zijn opgenomen). Als de bank niet (meer) in het bedrijf belegt op basis van financiële of andere redenen (dan mensenrechten- of duurzaamheidsoverwegingen), wordt de score n.a. (niet actief) toegekend.
5.2
ABN AMRO Bank
5.2.1
Barrick Gold Corporation
Een dochtermaatschappij van ABN AMRO Bank beheert voor klanten verschillende beleggingsfondsen die aandelen van Barrick Gold bezitten, zoals weergegeven in Tabel 2. Tabel 2
Aandelen Barrick Gold beheerd door ABN AMRO Bank Waarde (€ miljoen)
Aantal aandelen
Percentage
Rapportage datum
1,42
53.675
0,01
29-Okt-2010
Neuflize Ambition
11,83
?
0,04
29-Okt-2010
Neuflize Optimum
21,25
?
0,07
29-Okt-2010
Vermogensbeheerder / fonds Neuflize Private Assets Neuflize Columbia Securities
-24-
Vermogensbeheerder / fonds Neuflize USA Opportunities Neuflize Global Totaal
Waarde (€ miljoen)
Aantal aandelen
Percentage
Rapportage datum
16,02
?
0,05
29-Okt-2010
4,80
?
0,02
29-Okt-2010
55,32
> 53.675
0,19
Bronnen: Thomson One Database, “Share Ownership”, Bezocht in November 2010; Reporting mensuel, Neuflize Ambition, 29 oktober 2010; Reporting mensuel, Neuflize Global, 29 oktober 2010; Reporting mensuel, Neuflize Optimum, 29 oktober 2010; Reporting mensuel, Neuflize USA Opportunities, 29 oktober 2010; Reporting mensuel, Neuflize Columbia Securities, 29 oktober 2010.
ABN AMRO geeft aan dat zij een engagementbeleid voert. Ten aanzien van de beleggingsactiviteiten van bovengenoemde dochters van ABN AMRO geldt momenteel dat er engagement wordt gevoerd bij bedrijven waarbij er sprake is van een positie van ABN AMRO die van invloed kan zijn op het ondernemingsbeleid van dat bedrijf. Gezien het relatief kleine belang van ABN AMRO in Barrick Gold acht zij engagement met dit bedrijf niet zinvol. De engagementactiviteiten zullen in de toekomst worden uitgebreid. Score ABN AMRO Bank belegt in Barrick Gold maar spreekt het bedrijf niet aan op diens betrokkenheid bij of verantwoordelijkheid voor de structurele schendingen van mensenrechten: score 1. 5.2.2
Royal Dutch Shell
Twee dochtermaatschappijen van ABN AMRO Bank beheren voor klanten verschillende beleggingsfondsen die aandelen van Shell bezitten, zoals weergegeven in Tabel 3. Tabel 3
Aandelen Royal Dutch Shell beheerd door ABN AMRO Bank Waarde (€ miljoen)
Aantal aandelen
0,19
10.000
0,00 30-Jun-2009
ABN AMRO Multi Manager Fund of Mandates European Equities
6,66
292.554
0,00 31-Dec-2009
Neuflize Europe Opportunités
0,48
?
0,00 29-Okt-2010
Totaal
7,33 > 302.554
Vermogensbeheerder / fonds
Percentage
Rapportage datum
Delbrück Bethmann Maffei Delbrück Bethmann Maffei Neuflize OBC Investissements
0,00
Bronnen: Thomson One Database, “Share Ownership”, Bezocht in November 2010; Shell, “Jaarverslag 2009”, Royal Dutch Shell, 22 april 2010; Reporting mensuel, Neuflize Europe Opportunités, 29 oktober 2010.
ABN AMRO geeft aan dat zij een engagementbeleid voert. Ten aanzien van de beleggingsactiviteiten van bovengenoemde dochters van ABN AMRO geldt momenteel dat er engagement wordt gevoerd bij bedrijven waarbij er sprake is van een positie van ABN AMRO die van invloed kan zijn op het ondernemingsbeleid van dat bedrijf. Gezien het relatief kleine belang van ABN AMRO in Shell acht zij engagement met dit bedrijf niet zinvol. De engagementactiviteiten zullen in de toekomst worden uitgebreid.
-25-
Score ABN AMRO Bank belegt in Royal Dutch Shell maar spreekt het bedrijf niet aan op diens betrokkenheid bij of verantwoordelijkheid voor de structurele schendingen van mensenrechten: score 1. 5.2.3
Vedanta Resources
Twee dochtermaatschappijen van ABN AMRO Bank beheren voor klanten verschillende beleggingsfondsen die aandelen van Vedanta Resources bezitten, zoals weergegeven in Tabel 4. Tabel 4
Aandelen Vedanta Resources beheerd door ABN AMRO Bank
Vermogensbeheerder / fonds
Waarde Aantal (€ miljoen) aandelen
Percentage
Rapportage datum
ABN AMRO (Schweiz) ABN AMRO (Schweiz)
1,52
57.000
0,02 01-Nov-2010
ABN AMRO Multi Manager Fund of Mandates European Equities
1,64
52.073
0,02 31-Dec-2009
Totaal
3,16
109.073
Neuflize OBC Investissements
0,04
Bron: Thomson One Database, “Share Ownership”, Bezocht in November 2010.
ABN AMRO geeft aan dat zij een engagementbeleid voert. Ten aanzien van de beleggingsactiviteiten van bovengenoemde dochters van ABN AMRO geldt momenteel dat er engagement wordt gevoerd bij bedrijven waarbij er sprake is van een positie van ABN AMRO die van invloed kan zijn op het ondernemingsbeleid van dat bedrijf. Gezien het relatief kleine belang van ABN AMRO in Vedanta acht zij engagement met dit bedrijf niet zinvol. De engagementactiviteiten zullen in de toekomst worden uitgebreid. Score ABN AMRO Bank belegt in Vedanta Resources maar spreekt het bedrijf niet aan op diens betrokkenheid bij of verantwoordelijkheid voor de structurele schendingen van mensenrechten: score 1. 5.2.4
Reactie ABN AMRO Bank
“Mensenrechten is een belangrijk en veel omvattend onderwerp. Binnen een financiële instelling komen mensenrechten aan de orde in verschillende verhoudingen, waaronder in (1) de relatie met onze medewerkers en (2) leveranciers, maar ook in (3) (de ketens van) onze klantrelaties en (4) (de ketens van) de bedrijven waarin wij beleggen voor eigen rekening of voor derden. Ons mensenrechtenstatement geeft aan dat ABN AMRO grote waarde hecht aan het respecteren van deze rechten. Om deze goed te duiden en daadwerkelijk toe te passen werken we aan de implementatie van een omvangrijk actieplan. Dit doen we in overleg met verschillende stakeholders. Onderliggend onderzoek richt zich slechts op de beleggingen namens derden in drie specifieke bedrijven. De scope is dan ook zeer beperkt; daar waar de titel anders doet lijken. Hiermee wordt er helaas geen recht gedaan aan het belang van het onderwerp.”
-26-
5.3
AEGON Bank
5.3.1
Barrick Gold Corporation
Een dochtermaatschappij van AEGON - het moederconcern van AEGON Bank - beheert voor klanten verschillende beleggingsfondsen die aandelen van Barrick Gold bezitten, zoals weergegeven in Tabel 5. Tabel 5
Aandelen Barrick Gold beheerd door AEGON
Vermogensbeheerder / fonds
Waarde Aantal (€ miljoen) aandelen
Percentage
Rapportage datum
AEGON Capital Management AEGON Canadian Balanced GIF
0,43
17.129
0,00
30-Jun-2009
AEGON Canadian Equity GIF
0,44
17.394
0,00
30-Jun-2009
AEGON Capital Canadian Equity Fund
0,12
4.665
0,00
30-Jun-2009
AEGON Capital Canadian Equity Income & Dividend Fund
0,03
1.110
0,00
30-Jun-2009
Educators Balanced Fund
0,53
17.807
0,00
31-Dec-2009
Educators Diversified Fund
0,70
23.794
0,00
31-Dec-2009
IMAXX Canadian Balanced Fund
0,04
1.084
0,00
31-Aug-2010
IMAXX Canadian Dividend Fund
0,24
6.900
0,00
31-Aug-2010
IMAXX Canadian Equity Growth Fund
0,70
19.834
0,00
31-Aug-2010
IMAXX Canadian Fixed Pay Fund
3,40
97.046
0,01
31-Aug-2010
IMS Asset Allocation Fund
0,33
9.280
0,00
31-Aug-2010
IMS Canadian Growth Fund
0,09
2.527
0,00
31-Aug-2010
IMS Canadian Resources Fund
0,08
2.412
0,00
31-Aug-2010
IMS Equity Fund
0,35
11.947
0,00
31-Dec-2009
Transamerica Agents Plan
0,03
1.121
0,00
31-Dec-2009
Transamerica Balanced Investment Growth Fund
0,09
2.460
0,00
31-Aug-2010
Transamerica GROWSafe Canadian Balanced Fund
0,50
14.340
0,00
31-Aug-2010
Transamerica Segregated Fund 1
0,01
321
0,00
31-Dec-2009
Totaal
7,89
251.171
0,03
Bronnen: Thomson One Database, “Share Ownership”, Bezocht in November 2010.
AEGON geeft aan dat een extern bureau namens haar engagementactiviteiten met Barrick Gold heeft ondernomen.154 De bank heeft echter geen informatie verstrekt over de vorm, het onderwerp en de frequentie van het engagement en tot welke resultaten dit heeft geleid. Score AEGON - het moederconcern van AEGON Bank - belegt in Barrick Gold en spreekt het bedrijf incidenteel aan op diens betrokkenheid bij of verantwoordelijkheid voor de structurele schendingen van mensenrechten: score 2.
-27-
5.3.2
Royal Dutch Shell
Twee dochtermaatschappijen van AEGON - het moederconcern van AEGON Bank beheren voor klanten verschillende beleggingsfondsen die aandelen van Shell bezitten, zoals weergegeven in Tabel 6. Tabel 6
Aandelen Royal Dutch Shell beheerd door AEGON
Vermogensbeheerder / fonds
Waarde (€ miljoen)
Aantal aandelen Percentage
Rapportage datum
AEGON Asset Management UK AEGON Asset Management UK
438,72
17.811.236
0,26
1-Nov-2010
AEGON ICVC Ethical Equity Fund
8,17
400.416
0,01 31-Jan-2010
AEGON ICVC UK Equity Fund
8,17
400.416
0,01 31-Jan-2010
AEGON ICVC UK Opportunities Fund
1,95
92.926
0,00 31-Jan-2010
AEGON ICVC - UK Equity Income Fund
1,20
59.750
0,00 31-Jan-2010
0,22
9.914
0,00 30-Sep-2010
458,44
18.774.658
AEGON Capital Management IMS Dividend Fund Totaal
0,27
Bron: Thomson One Database, “Share Ownership”, Bezocht in November 2010; Shell, “Jaarverslag 2009”, Royal Dutch Shell, 22 april 2010.
AEGON geeft aan dat zij gesprekken heeft gevoerd met Shell over diens activiteiten in Nigeria.155 De bank heeft echter geen informatie verstrekt over de vorm, het onderwerp en de frequentie van het engagement en tot welke resultaten dit heeft geleid. Score AEGON - het moederconcern van AEGON Bank - belegt in Royal Dutch Shell en spreekt het bedrijf incidenteel aan op diens betrokkenheid bij of verantwoordelijkheid voor de structurele schendingen van mensenrechten: score 2. 5.3.3
Vedanta Resources
Een dochtermaatschappij van AEGON - het moederconcern van AEGON Bank - beheert voor klanten beleggingsfondsen die aandelen van Vedanta bezitten, zoals weergegeven in Tabel 7. Tabel 7
Aandelen Vedanta Resources beheerd door AEGON
Vermogensbeheerder / fonds
Waarde Aantal (€ miljoen) aandelen
Percentage
Rapportage datum 26-Aug-2010
AEGON Investment Management
1,23
56.548
0,02
Totaal
1,23
56.548
0,02
Bron: Thomson One Database, “Share Ownership”, Bezocht in November 2010.
AEGON geeft aan dat engagementactiviteiten met Vedanta Resources zijn ondernomen.156 De bank heeft echter geen informatie verstrekt over de vorm, het onderwerp en de frequentie van het engagement en tot welke resultaten dit heeft geleid.
-28-
Score AEGON - het moederconcern van AEGON Bank - belegt in Vedanta Resources en spreekt het bedrijf incidenteel aan op diens betrokkenheid bij of verantwoordelijkheid voor de structurele schendingen van mensenrechten: score 2. 5.3.4
Reactie AEGON Bank
“Voor klanten van AEGON Bank met een spaarproduct geldt dat er niet in de drie ondernemingen wordt belegd. Klanten van AEGON Bank met een beleggingsproduct kunnen kiezen uit een aantal index- en huisfondsen. De drie genoemde ondernemingen maken deel uit van de belangrijkste aandelenindices in de wereld. Er wordt dan ook door enkele van deze index- en huisfondsen in deze bedrijven belegd. Geen van de drie ondernemingen worden thans door ons uitgesloten. We zijn ons bewust van de problematiek rondom deze ondernemingen en zullen de ontwikkelingen op de voet blijven volgen. We zullen de (collectieve) dialoog met hen voortzetten en mogelijk intensiveren. Geen of onvoldoende vooruitgang kan uiteindelijk tot uitsluiting leiden, zoals verwoord in ons beleid: http://www.aegon.nl/particulier/fondsen2/verantwoordbeleggen Wij zien uitsluiting als een laatste middel. Zolang we aandeelhouder zijn kunnen we onze invloed aanwenden om verbeteringen in het gedrag te bewerkstelligen, bijvoorbeeld door middel van ons stemgedrag.”
5.4
ASN Bank
5.4.1
Barrick Gold Corporation
ASN Bank heeft geen beleggingen in Barrick Gold, omdat het bedrijf niet voldoet aan de criteria voor milieu en mensenrechten die ASN Bank hanteert.157 Score ASN Bank belegt niet in Barrick Gold op basis van haar mensenrechtenbeleid: score 5. 5.4.2
Royal Dutch Shell
ASN Bank heeft geen beleggingen in Shell, omdat het bedrijf niet voldoet aan de criteria voor milieu en mensenrechten die ASN Bank hanteert.158 Score ASN Bank belegt niet in Royal Dutch Shell op basis van haar mensenrechtenbeleid: score 5. 5.4.3
Vedanta Resources
ASN Bank heeft geen beleggingen in Vedanta Resources, omdat het bedrijf niet voldoet aan de criteria voor milieu en mensenrechten die ASN Bank hanteert.159 Score ASN Bank belegt niet in Vedanta Resources op basis van haar mensenrechtenbeleid: score 5.
-29-
5.4.4
Reactie ASN Bank
“ASN Bank onderschrijft de vaststelling van de Eerlijke Bankwijzer dat de genoemde ondernemingen ernstige problemen hebben op het gebied van mensenrechten. De keuze wat je dan als bank het beste kunt doen is een keuze tussen enerzijds de dialoog aangaan met die onderneming of anderzijds niet investeren in die onderneming. ASN Bank kiest daarbij voor het laatste omdat haar klanten niet willen dat hun spaargeld of hun belegging betrokken raakt bij schending van de mensenrechten. Dat sluit overigens niet uit dat ASN Bank zich nog steeds actief en openbaar mengt in discussies over mensenrechtenschendingen ook bij bedrijven waarin zij niet investeert.”
5.5
Friesland Bank
5.5.1
Barrick Gold Corporation
De twee beleggingsfondsen van Friesland Bank beleggen niet in Barrick Gold.160 Dit bedrijf is uitgesloten van beleggingen vanwege de negatieve gevolgen voor mens en milieu van het mijnbouwproject in Papoea New Guinea.161 Score Friesland Bank belegt niet in Barrick Gold op basis van haar mensenrechtenbeleid: score 5. 5.5.2
Royal Dutch Shell
De twee beleggingsfondsen van Friesland Bank beleggen niet in Shell.162 Daartoe is besloten vanwege de negatieve gevolgen voor mens en milieu van de activiteiten in Nigeria.163 Score Friesland Bank belegt niet in Shell op basis van haar mensenrechtenbeleid: score 5. 5.5.3
Vedanta Resources
De twee beleggingsfondsen van Friesland Bank beleggen niet in Vedanta Resources.164 Dit bedrijf is uitgesloten van beleggingen vanwege de negatieve gevolgen voor mens en milieu van de mijnbouwactiviteiten in India.165 Score Friesland Bank belegt niet in Vedanta Resources op basis van haar mensenrechtenbeleid: score 5. 5.5.4
Reactie Friesland Bank
“Friesland Bank onderhoudt met geen van genoemde bedrijven een bancaire relatie, omdat deze niet binnen het doelgroepbeleid van Friesland Bank vallen. Waar het gaat om beleggingen laat Friesland Bank, via haar partner voor vermogensbeheer Optimix, ondernemingen waarin belegd kan worden eerst screenen door Sustainalytics, een gespecialiseerd researchbureau op het gebied van duurzaam ondernemen. Barrick Gold Corporation en Vedanta Resources staan bij Sustainalytics op de „non-compliance list‟ en Royal Dutch Shell op de „watchlist‟. Daarom zijn in deze bedrijven geen middelen belegd.”
-30-
5.6
ING Bank
5.6.1
Barrick Gold Corporation
ING Bank en ING Group - het moederconcern van ING Bank - hebben zowel beleggingen in aandelen als in obligaties van Barrick Gold. In Tabel 8 is weergegeven hoeveel aandelen van Barrick Gold in bezit zijn van beleggingsfondsen die door dochtermaatschappijen van ING Group worden beheerd. Het betreft hier beleggingen voor rekening van klanten. Tabel 8
Aandelen Barrick Gold beheerd door ING Group
Vermogensbeheerder / fonds
Waarde (€ miljoen)
ING International Value Portfolio
Aantal Percentage aandelen
Rapportage datum
22,21
657.305
0,07
30-Sep-2010
ING Risk Managed Natural Resources Fund
7,48
225.700
0,02
30-Jun-2010
ING (L) Invest Global Opportunities
3,76
125.395
0,01
31-Jul-2010
ING Materials Basis Fonds
3,71
123.679
0,01
31-Jul-2010
ING L Invest Materials
3,58
119.413
0,01
31-Jul-2010
ING Growth Opportunities Fund
2,61
77.349
0,01
30-Sep-2010
ING Core Equity Research Fund
2,51
75.700
0,01
30-Jun-2010
ING Foreign Fund
1,78
56.117
0,01
30-Apr-2010
ING Global Growth Basis Fonds
1,49
49.741
0,01
31-Jul-2010
ING Dynamic Mix Fund IV
0,62
20.646
0,00
31-Jul-2010
ING Dynamic Mix Fund III
0,41
13.532
0,00
31-Jul-2010
ING Dynamic Mix Fund V
0,22
7.234
0,00
31-Jul-2010
ING Dynamic Mix Fund II
0,10
3.324
0,00
31-Jul-2010
ING Global Natural Resources Fund
0,04
1.200
0,00
16-Nov-2009
ING Dynamic Mix Fund I
0,01
336
0,00
31-Jul-2010
50,53
1.556.671
0,17
Totaal
Bron: Thomson One Database, “Share Ownership”, Bezocht in November 2010.
In Tabel 9 zijn de obligaties in Barrick Gold weergegeven. Het betreft hier beleggingen door een beleggingsfonds dat door ING voor klanten beheerd wordt en beleggingen door de verzekeringstak van de ING Group, dus niet door ING Bank. Tabel 9
Obligaties van Barrick Gold beheerd door ING Group
Fonds of vermogensbeheerder
Waarde Percentage (€ miljoen)
ING Life Ins & Annuity Co
Rapportage datum
36,63
0,86 1-Jun-2010
ING USA Annuity and Life Ins
9,12
0,21 1-Jun-2010
ING Leh Bros AGG Bd Indx
2,04
0,05 1-Jun-2010
Totaal
47,79
1,12
Bron: Bloomberg Database, “Bondholders”, Bezocht in november 2010.
-31-
ING Bank geeft aan dat zij engagementactiviteiten met Barrick Gold onderneemt.166 De bank heeft echter geen informatie verstrekt over de vorm, het onderwerp en de frequentie van het engagement en tot welke resultaten dit heeft geleid. Score ING Group - het moederconcern van ING Bank - belegt in Barrick Gold en spreekt het bedrijf incidenteel aan op diens betrokkenheid bij of verantwoordelijkheid voor de structurele schendingen van mensenrechten: score 2. 5.6.2
Royal Dutch Shell
ING Group - het moederconcern van ING Bank - heeft zowel beleggingen in aandelen als obligaties van Royal Dutch Shell. In Tabel 10 is weergegeven hoeveel aandelen van Shell in bezit zijn van beleggingsfondsen die door dochtermaatschappijen van ING Group beheerd worden. Het betreft hier beleggingen voor rekening van klanten. Tabel 10 Aandelen Royal Dutch Shell beheerd door ING Group Vermogensbeheerder / fonds
Waarde (€ miljoen)
Aantal Percentage aandelen
Rapportage datum
ING Investment Management (Netherlands) ING (L) Dynamic World Blue Chips Fix
0,01
497
ING (L) Invest Europe Opportunities
1,46
70.822
0,00
31-Jul-2010
ING (L) Patrimonial Euro
0,56
27.060
0,00
31-Jul-2010
ING AEX Basis Fonds
1,57
69.064
0,00 31-Dec-2009
ING AEX Shadow
1,60
77.588
0,00
31-Jul-2010
ING Dynamic Mix Fund I
0,01
501
0,00
31-Jul-2010
ING Dynamic Mix Fund II
0,12
5.644
0,00
31-Jul-2010
ING Dynamic Mix Fund III
0,44
21.356
0,00
31-Jul-2010
ING Dynamic Mix Fund IV
0,67
32.605
0,00
31-Jul-2010
ING Dynamic Mix Fund V
0,27
13.106
0,00
31-Jul-2010
ING Energy Basis Fonds
0,93
45.030
0,00
31-Jul-2010
ING Europa Fonds
32,42
1.425.301
ING Foreign Fund
2,88
122.743
0,00
30-Apr-2010
ING Global Equity Dividend Fund
1,46
70.834
0,00
31-Jul-2010
ING Global Equity Dividend and Premium Opportunity Fund
10,87
569.517
0,01
30-Jun-2010
ING Hoog Dividend Aandelen Fonds
17,14
753.649
0,01 31-Dec-2009
ING Index Plus International Equity Fund
1,87
92.883
0,00
31-Jul-2010
ING Index Plus International Equity Portfolio
3,04
161.574
0,00
30-Jun-2009
ING L Invest Dutch Equity
3,39
164.721
0,00
31-Jul-2010
ING L Invest Energy
0,61
29.741
0,00
31-Jul-2010
32,28
1.566.672
0,02
31-Jul-2010
2,27
110.200
0,00
31-Jul-2010
10,57
513.080
0,01
31-Jul-2010
ING L Invest Euro High Dividend ING L Invest European Sector Allocation ING L Invest Global High Dividend
-32-
0,00 31-Dec-2009
0,02 31-Dec-2009
Vermogensbeheerder / fonds ING Nederland Basis Fonds
Waarde (€ miljoen)
Aantal Percentage aandelen
Rapportage datum
208,07
10.905.472
0,16
30-Jun-2010
ING Balanced Portfolio
2,35
128.500
0,00
30-Jun-2010
ING Core Equity Research Fund
2,99
132.400
0,00 30-Sep-2010
ING Equity Dividend Fund
0,63
28.000
0,00 30-Sep-2010
39,39
1.763.547
0,03 30-Sep-2010
ING Foreign Stock Mother Fund
0,48
21.600
0,00 16-Nov-2009
ING Global Advantage and Premium Opportunity Fund
1,38
73.813
0,00
ING Global Natural Resources Fund
1,57
69.546
0,00 30-Sep-2010
13,22
585.084
0,01 30-Sep-2010
ING International High Dividend Equity Income Fund
0,74
40.669
ING International Index Portfolio
4,64
207.664
0,00 30-Sep-2010
ING International Value Portfolio
7,99
418.800
0,01
30-Jun-2010
ING Risk Managed Natural Resources Fund
1,13
60.254
0,00
30-Jun-2010
0,01
278
0,00
30-Jun-2010
ING Global Equity Fund
0,52
27.070
0,00
30-Jun-2010
ING Securities Investment & Trust
0,14
6.386
0,00
ING Global Balanced Fund
0,05
2.373
0,00 31-Dec-2009
ING Global Equity Fund (Taiwan)
0,09
4.013
0,00 31-Dec-2009
411,71
20.413.271
ING Investment Management Co.
ING FTSE 100 Index Portfolio
ING Global Resources Portfolio
0,00
30-Jun-2010
30-Jun-2010
ING Investment Management Korea ING Euro Dividend Equity Class A ING Mutual Fund Management
Totaal ING
0,30
Bronnen: Thomson One Database, “Share Ownership”, Bezocht in November 2010; Shell, “Jaarverslag 2009”, Royal Dutch Shell, 22 april 2010.
In Tabel 11 is weergegeven hoeveel obligaties van Shell in bezit zijn van beleggingsfondsen die door dochtermaatschappijen van ING Group beheerd worden. Het betreft hier beleggingen door beleggingsfondsen beheerd voor klanten en beleggingen door de verzekeringstak van de ING Group, dus niet door ING Bank. Tabel 11 Obligaties van Royal Dutch Shell beheerd door ING Group Fonds of vermogensbeheerder
Waarde Rapportage Percentage (€ miljoen) Datum
ING (L) Renta Fund Dollar
0,99
0,00 1-Sep-2010
ING (L) Renta Fund-Eurocredit
0,60
0,00 1-Sep-2010
ING (L) Renta Fund-World
0,22
0,00 1-Sep-2010
ING Balans Mix I
0,08
0,00 1-Aug-2010
ING Balans Mix III
0,10
0,00 1-Aug-2010
ING Dynamic Mix Fund III
0,05
0,00 1-Aug-2010
-33-
Fonds of vermogensbeheerder
Waarde Rapportage Percentage (€ miljoen) Datum
ING Eurocredit Fund
0,04
0,00 1-Aug-2010
ING First Class Obligatie Fund
0,31
0,00 1-Aug-2010
ING Gespreide Beleggingsfonds
0,04
0,00 1-Aug-2010
ING Life Insurance & Annuity Co
45,69
0,19
1-Jun-2010
ING Limited Maturity Bond Portfolio
1,66
0,01
1-Jun-2010
ING Lion Fund
0,12
0,00 1-Aug-2010
ING Obligatie Fonds
0,97
0,01 1-Aug-2010
ING Obligatie Fonds
0,06
0,00 1-Aug-2010
ING Pimco Core Bond Portfolio
1,39
0,01
1-Jun-2010
ING Pimco Total Return Portfolio
0,36
0,00
1-Jun-2010
ING Star Fund
1,15
0,00 1-Sep-2010
ING USA Annuity and Life Ins Co
43,80
0,18
1-Jun-2010
NN Europarente Fonds
0,07
0,00 1-Aug-2010
NN Interrente Fonds
0,58
0,00 1-Aug-2010
NN Mix Fonds
0,30
0,00 1-Aug-2010
NN Rente Fonds
0,17
0,00 1-Aug-2010
Postbank Euro Obligatiefonds
0,38
0,00 1-Aug-2010
Totaal
99,13
0,40
Bron: Bloomberg Database, “Bondholders”, Bezocht in november 2010.
ING Bank geeft aan dat zij engagementactiviteiten met Shell onderneemt.167 De bank heeft echter geen informatie verstrekt over de vorm, het onderwerp en de frequentie van het engagement en tot welke resultaten dit heeft geleid. Score ING Group - het moederconcern van ING Bank - belegt in Royal Dutch Shell en spreekt het bedrijf incidenteel aan op diens betrokkenheid bij of verantwoordelijkheid voor de structurele schendingen van mensenrechten: score 2. 5.6.3
Vedanta Resources
ING Group - het moederconcern van ING Bank - heeft zowel beleggingen in aandelen als obligaties van Vedanta Resources. In Tabel 12 is weergegeven hoeveel aandelen van Vedanta Resources door dochtermaatschappijen van ING Group beheerd worden. Het betreft hier beleggingen voor rekening van klanten. Tabel 12 Aandelen van Vedanta Resources beheerd door ING Group Vermogensbeheerder / fonds
Waarde Aantal Percentage (€ miljoen) aandelen
Rapportage datum
ING Investment Management (Netherlands) ING Dynamic Mix Fund I
0,00
-34-
124
0,00
31-Jul-2010
Vermogensbeheerder / fonds
Waarde Aantal Percentage (€ miljoen) aandelen
Rapportage datum
ING Dynamic Mix Fund II
0,03
1.198
0,00
31-Jul-2010
ING Dynamic Mix Fund III
0,14
5.022
0,00
31-Jul-2010
ING Dynamic Mix Fund IV
0,22
7.580
0,00
31-Jul-2010
ING Dynamic Mix Fund V
0,07
2.603
0,00
31-Jul-2010
ING Emerging Countries Fund
1,03
36.004
0,01
31-Jul-2010
ING Emerging Markets Equity Basis Fonds
9,61
304.175
0,11
31-Dec-2009
ING Index Plus International Equity Fund
0,14
4.710
0,00
31-Jul-2010
ING L Invest Emerging Markets
3,09
107.801
0,04
31-Jul-2010
ING L Invest European Materials
0,64
22.192
0,01
31-Jul-2010
ING L Invest Materials
1,50
52.179
0,02
31-Jul-2010
ING Materials Basis Fonds
1,54
53.883
0,02
31-Jul-2010
ING FTSE 100 Index Portfolio
0,95
37.302
0,01
30-Sep-2010
ING International Index Portfolio
0,09
3.510
0,00
30-Sep-2010
ING Investment Management Ltd.
1,03
47.453
0,02
26-Aug-2010
Totaal beheerd door ING Group
20,09
685.736
0,24
ING Investment Management Co.
ING Investment Management Ltd.
Bron: Thomson One Database, “Share Ownership”, Bezocht in November 2010.
In Tabel 13 is weergegeven hoeveel obligaties van Vedanta Resources in bezit zijn van beleggingsfondsen die door dochtermaatschappijen van ING Group beheerd worden. Tabel 13 Obligaties van Vedanta Resources beheerd door ING Group Vermogensbeheerder / fonds
Waarde Percentage (€ miljoen)
Rapportage datum
ING Oppenheimer Strategic Income
1,12
0,04 1-Jun-2010
Totaal
1,12
0,04
Bron: Bloomberg Database, “Bondholders”, Bezocht in november 2010.
ING Bank geeft aan dat zij engagementactiviteiten met Vedanta Resources onderneemt.168 De bank heeft echter geen informatie verstrekt over de vorm, het onderwerp en de frequentie van het engagement en tot welke resultaten dit heeft geleid. Score ING Bank belegt in Vedanta Resources en spreekt het bedrijf incidenteel aan op diens betrokkenheid bij of verantwoordelijkheid voor de structurele schendingen van mensenrechten: score 2. 5.6.4
Reactie ING Bank
ING Bank heeft geen formele reactie op het rapport gegeven.
-35-
5.7
Rabobank Groep
5.7.1
Barrick Gold Corporation
In Tabel 14 is weergegeven hoeveel aandelen van Barrick Gold in bezit zijn van beleggingsfondsen die door dochtermaatschappijen van Rabobank Groep - het moederconcern van Rabobank en Robeco Direct - beheerd worden. Tabel 14 Aandelen Barrick Gold beheerd door de Rabobank Groep Waarde (€ miljoen)
Aantal aandelen
2,83
96.000
0,01 31-Dec-2009
12,01
352.847
0,04 30-Jun-2010
Sarasin Sarapro Inst Equities Global Thematic
9,54
272.200
0,03 31-Aug-2010
Sarasin Investmentfonds Sicav - Sarasin Equisar Global
7,76
251.800
0,03
Sarasin CI Equisar Sterling Global Thematic
4,68
158.500
0,02 31-Dec-2009
Sarasin Equisar IIID
3,57
105.000
0,01 30-Jun-2010
Sarasin Investmentfonds Globalsar - IIID (CHF)
3,53
114.600
0,01
Sarasin GlobalSar IIID Fund
3,24
109.900
0,01 31-Dec-2009
Sarasin Investmentfonds SICAV Sarasin EquiSar - IIID (EUR)
3,08
88.000
0,01 31-Aug-2010
Sarasin EquiSar Global Thematic Fund (Sterling Hedge)
2,86
84.000
0,01 30-Jun-2010
Sarasin CI Equisar Dollar Global Thematic Fund
2,77
94.000
0,01 31-Dec-2009
Sarasin Inves SICAV Sarasin Globalsar Optima
0,96
27.400
0,00 31-Aug-2010
The Dynamic Conservative Growth Fund
0,83
28.100
0,00 31-Dec-2009
Sarasin Investmentfonds Globalsar - IIID (EUR)
0,82
26.500
0,00
Sarasin CI GlobalSar Dollar Balanced Fund
0,77
21.900
0,00 31-Aug-2010
0,15
5.000
0,00 31-Dec-2009
61,51
1.955.747
Vermogensbeheerder / fonds
Percentage
Rapportage datum
Robeco Institutional Asset Management Robeco Natural Resources Equities Sarasin & Partners Sarasin Equisar Global Thematic Fund
31-Jul-2010
31-Jul-2010
31-Jul-2010
Bank Sarasin & Cie AG Sarasin Inv Fonds Global Village Opportunistic Totaal
0,20
Bronnen: Thomson One Database, “Share Ownership”, Bezocht in November 2010.
Robeco onderneemt momenteel een engagementtraject richting Barrick Gold met een duur van drie jaar, waarbinnen intensief wordt gecommuniceerd over de betrokkenheid van het bedrijf bij mensenrechtenschendingen van het bedrijf. Door de Responsible Investment afdeling van Robeco is een set van transparante, meetbare doelen gesteld die binnen het engagementtraject gerealiseerd moeten worden.169 Score De Rabobank Groep belegt in Barrick Gold en spreekt het bedrijf intensief aan op diens betrokkenheid bij of verantwoordelijkheid voor de structurele schendingen van mensenrechten: score 3.
-36-
5.7.2
Royal Dutch Shell
Rabobank Groep - het moederconcern van Rabobank en Robeco Direct - heeft zowel beleggingen in aandelen als obligaties van Royal Dutch Shell. In Tabel 15 is weergegeven hoeveel aandelen van Shell in bezit zijn van beleggingsfondsen die door dochtermaatschappijen van Rabobank Groep beheerd worden. Tabel 15 Aandelen Royal Dutch Shell beheerd door de Rabobank Groep Waarde (€ miljoen)
Aantal aandelen
Percentage
Rapportage datum
0,09
4.000
0,00
31-Dec-2009
Robeco Fund N.V.
93,84
4.124.942
0,06
31-Dec-2009
Robeco Hollands Bezit
60,06
2.640.389
0,04
31-Dec-2009
Robeco Natural Resources Equities
15,92
700.000
0,01
31-Dec-2009
Robeco European Equities
8,31
371.104
0,01
31-Dec-2009
Robeco Global Equities
1,29
56.500
0,00
31-Dec-2009
Robeco European Conservative Equity
0,98
43.163
0,00
31-Dec-2009
Robeco Duurzaam Aandelen Fund
0,96
42.419
0,00
31-Dec-2009
Robeco 130/30 European Equities
0,16
7.411
0,00
30-Jun-2009
0,54
23.779
0,00
31-Dec-2009
27,23
1.011.047
0,01
30-Jul-2010
Alpha Common Investment Fund For Endowment
7,44
395.000
0,01
30-Jun-2009
Sarasin International Equity Income Fund
3,57
179.000
0,00
31-Aug-2010
Sarasin Global Equity Income Fund (Sterling Hedge)
1,68
88.200
0,00
30-Jun-2010
Sarasin EquiSar UK Thematic
0,83
45.600
0,00
30-Jun-2010
Sarasin CI Income Portfolio
0,50
23.000
0,00
31-Dec-2009
Alpha Common Investment Fund For Income & Reserves
0,16
8.750
0,00
30-Jun-2009
223,59
9.764.304
0,14
Vermogensbeheerder / fonds Robeco Gestions Robeco European Dividend Extension Robeco Institutional Asset Management
Robeco Investment Management Robeco Global Value Equities Sarasin & Partners Onbekend
Totaal
Bronnen: Thomson One Database, “Share Ownership”, Bezocht in November 2010; Shell, “Jaarverslag 2009”, Royal Dutch Shell, 22 april 2010.
In Tabel 16 is weergegeven hoeveel obligaties van Shell in bezit zijn van beleggingsfondsen die door dochtermaatschappijen van Rabobank Groep beheerd worden.
-37-
Tabel 16 Obligaties Royal Dutch Shell beheerd door de Rabobank Groep Fonds of vermogensbeheerder
Waarde Percentage (€ miljoen)
Rapportage datum
Robeco Investor Services Robeco Investment Grade Corporate
11,64
0,05
1-Aug-2010
Robeco Capital Growth – Euro Bond
7,21
0,03
1-Aug-2010
4,36
0,02
1-Aug-2010
23,21
0,10
Robeco Fund Management Robeco Euro Obligaties Dividend Totaal
Bron: Bloomberg Database, “Bondholders”, Bezocht in november 2010.
Robeco onderneemt momenteel een engagementtraject richting Shell met een duur van drie jaar, waarbinnen intensief wordt gecommuniceerd over de betrokkenheid van het bedrijf bij mensenrechtenschendingen van het bedrijf. Door de Responsible Investment afdeling van Robeco is een set van transparante, meetbare doelen gesteld die binnen het engagementtraject gerealiseerd moeten worden.170 Score De Rabobank Groep belegt in Shell en spreekt het bedrijf intensief aan op diens betrokkenheid bij of verantwoordelijkheid voor de structurele schendingen van mensenrechten: score 3. 5.7.3
Vedanta Resources
De Rabobank Groep belegt momenteel niet meer in Vedanta Resources. Die beslissing is voornamelijk om financiële redenen genomen.171 Score De Rabobank Groep belegt niet in Vedanta Resources om financiële redenen: score n.a. 5.7.4
Reactie Rabobank Groep en weerwoord Eerlijke Bankwijzer
“De Rabobank Groep heeft de volgende kritiekpunten op het onderzoek: Het is onterecht dat banken en vermogensbeheerders met elkaar vergeleken worden, omdat zij verschillende activiteiten en verantwoordelijkheden hebben. Rabobank wordt gezamenlijk met haar dochterbedrijven Sarasin Bank en Robeco beoordeeld, hoewel die een eigen beleid voeren. Dat is meten met twee maten, aangezien ASN Bank vanwege het voeren van een eigen beleid wel los van de SNS Reaal Groep wordt beoordeeld. Het aantal onderzochte bedrijven is te klein om geloofwaardige conclusies aan te verbinden. Er zouden minimaal tien bedrijven onderzocht moeten worden. Het is onduidelijk welke criteria - bijvoorbeeld ILO-standaarden of criteria uit het Ruggieraamwerk - zijn gebruikt om te bepalen of de bedrijven mensenrechten schenden. Desinvesteren of niet meer investeren in een bedrijf verdient niet de hoogste score, want het werkt averechts op het bevorderen van duurzaam ondernemen. Een engagement gericht op voortdurend verbeteringen aanbrengen aan de bedrijfsvoering van deze bedrijven levert uiteindelijk de meeste toegevoegde duurzame waarde op. Als investeerders niet beleggen in een bedrijf, hebben ze helemaal geen invloed (meer).
-38-
Er wordt te weinig onderscheid gemaakt tussen de verschillende vormen van engagement - zoals stemmen op jaarvergaderingen en gesprekken met bedrijven - waardoor geen conclusies getrokken kunnen worden over de effectiviteit van bepaalde vormen van engagement voor het bereiken van veranderingen.” Puntsgewijs reagerend op de kritiekpunten van Rabobank: Het klopt dat de financiële instellingen die in het onderzoek vergeleken worden, verschillen qua activiteiten. Maar ze hebben gemeenschappelijk dat ze er zelf voor gekozen hebben om betaal- en spaarrekeningen aan Nederlandse consumenten aan te bieden. Daarmee vragen zij zelf aan consumenten om hen met elkaar te vergelijken, op punten als spaarrentes en klantvriendelijkheid. De Eerlijke Bankijzer doet niet meer dan consumenten helpen om nog een ander aspect in de vergelijking te betrekken: hoe verantwoord deze financiële instellingen in de praktijk investeren. ASN Bank neemt een heel eigen positie in op de Nederlandse bankenmarkt, met een afwijkend aanbod voor consumenten. Om die reden wordt de bank apart beoordeeld. Het lijkt erop dat Rabobank niet geassocieerd wil worden met zijn eigen dochterbedrijven: kennelijk is de bank niet in staat deze dochterbedrijven te binden aan dezelfde normen als de bank zelf hanteert. De drie onderzochte bedrijven zijn al vele jaren in het nieuws vanwege hun betrokkenheid bij mensenrechtenschendingen. Investeerders hebben dus ook al jaren de tijd gehad om hun positie te bepalen. Dat maakt een vergelijking van posities goed mogelijk en relevant, zonder op een onverantwoorde wijze te generaliseren. In het geding zijn met name fundamentele rechten zoals opgenomen in het VN Verdrag voor Economische, Sociale en Culture Rechten (1966). In de hoofdstukken 2 tot en met 4 van dit rapport, en in de studies van Amnesty International die daaraan ten grondslag liggen, wordt uitvoerig besproken waarom Amnesty International van mening is dat deze bedrijven betrokken zijn bij mensenrechtenschendingen. Een engagement gericht op voortdurend verbeteringen aanbrengen in de bedrijfsvoering kan, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan, de hoogste score opleveren. Dat kan ook het geval zijn wanneer een bank om overtuigende redenen besloten heeft dat in het voorkomende geval engagement geen mensenrechtenimpact (meer) zou opleveren en derhalve besloten heeft de belegging te beëindigen dan wel überhaupt niet in het bedrijf te beleggen. Verschillende vormen van engagement zijn in het onderzoek betrokken. Voor al deze vormen geldt echter dat ze niet eindeloos of zonder aanpassing voortgezet zouden moeten worden als er geen verbetering wordt bereikt, omdat ze dan hun effectiviteit verliezen.
5.8
SNS Bank
5.8.1
Barrick Gold Corporation
SNS Reaal - het moederconcern van SNS Bank en SNS Regio Bank - heeft geen beleggingen meer in Barrick Gold, omdat het bedrijf betrokken is bij zaken die in strijd zijn met de fundamentele uitgangspunten van SNS Reaal op het gebied van mensenrechten en milieu.172 Als gevolg hiervan staat Barrick Gold op de uitsluitingslijst.173 Score SNS Reaal - het moederconcern van SNS Bank en SNS Regio Bank - belegt niet in Barrick Gold op basis van haar mensenrechtenbeleid: score 5.
-39-
5.8.2
Royal Dutch Shell
In Tabel 17 is weergegeven hoeveel aandelen van Shell in bezit zijn van beleggingsfondsen die door dochtermaatschappijen van SNS Reaal - het moederconcern van SNS Bank en SNS Regio Bank - beheerd worden. Tabel 17 Aandelen Royal Dutch Shell beheerd door SNS Reaal Waarde (€ miljoen)
Aantal aandelen
Percentage
Rapportage datum
SNS Aandelenpool Nederland Fund
61,21
2.950.000
0,04
3-Dec-2010
SNS Euro Aandelenpool
18,87
896.079
0,01
3-Dec-2010
SNS Duurzaam Aandelenpool Europa
3,88
183.824
0,00
3-Dec-2010
SNS Hoogdividend Aandelenpool
0,74
35.000
0,00
3-Dec-2010
84,70
4.064.903
0,05
Vermogensbeheerder / fonds SNS Asset Management
Totaal
Bron: Thomson One Database, “Share Ownership”, Bezocht in November 2010; Shell, “Jaarverslag 2009”, Royal Dutch Shell, 22 april 2010; Informatie overlegd door SNS Reaal dd. 3 december 2010.
SNS Reaal geeft aan de afgelopen jaren diverse malen persoonlijk overleg te hebben gevoerd met Shell over duurzaamheidskwesties - waaronder de situatie in Nigeria. Daarnaast heeft SNS diverse initiatieven ondernomen richting Shell, onder meer via brieven en via het indienen en steunen van aandeelhoudersresoluties.174 Verder heeft SNS besloten om Shell uit te sluiten voor de SNS Duurzaam Aandelenpool Europa. Momenteel worden deze posities daarom afgebouwd. Dit geldt echter niet voor de andere SNS fondsen.175 Score SNS Reaal belegt in Royal Dutch Shell en spreekt het bedrijf intensief aan op diens betrokkenheid bij of verantwoordelijkheid voor de structurele schendingen van mensenrechten: score 3. 5.8.3
Vedanta Resources
SNS Reaal - het moederconcern van SNS Bank en SNS Regio Bank - heeft geen beleggingen in Vedanta Resources meer, omdat het bedrijf betrokken is bij zaken die in strijd zijn met de fundamentele uitgangspunten van SNS op het gebied van mensenrechten en milieu.176 Als gevolg hiervan staat Vedanta Resources op de uitsluitingslijst.177 Score SNS Reaal - het moederconcern van SNS Bank en SNS Regio Bank - belegt niet in Vedanta Resources op basis van haar mensenrechtenbeleid: score 5. 5.8.4
Reactie SNS Bank
SNS Bank heeft geen formele reactie op het rapport gegeven.
5.9
Triodos Bank
5.9.1
Barrick Gold
Triodos Bank heeft geen beleggingen in Barrick Gold, omdat het bedrijf niet voldoet aan de duurzame investeringscriteria die Triodos Bank hanteert. -40-
Score Triodos Bank belegt niet in Barrick Gold op basis van haar mensenrechtenbeleid: score 5. 5.9.2
Royal Dutch Shell
Triodos Bank heeft geen beleggingen in Shell, omdat het bedrijf niet voldoet aan de duurzame investeringscriteria die Triodos Bank hanteert. Score Triodos Bank belegt niet in Royal Dutch Shell op basis van haar mensenrechtenbeleid: score 5. 5.9.3
Vedanta Resources
Triodos Bank heeft geen beleggingen in Vedanta Resources, omdat het bedrijf niet voldoet aan de duurzame investeringscriteria die Triodos Bank hanteert. Score Triodos Bank belegt niet in Vedanta Resources op basis van haar mensenrechtenbeleid: score 5. 5.9.4
Reactie Triodos Bank
Triodos Bank heeft geen formele reactie op het rapport gegeven.
5.10
Van Lanschot Bankiers
5.10.1
Barrick Gold Corporation
Van Lanschot Bankiers beheert voor klanten beleggingen in aandelen van Barrick Gold. De omvang van deze beleggingen is zeer beperkt. Barrick Gold staat niet op de advieslijst van Van Lanschot Bankiers en wordt dus niet actief aan klanten geadviseerd.178 Kempen & Co., een dochtermaatschappij van Van Lanschot Bankiers, belegt niet zelf in Barrick Gold. Wel wordt voor klanten belegd in fondsen van externe vermogensbeheerders die aandelen Barrick Gold bezitten. 179 Kempen & Co. onderneemt engagement met het gespecialiseerde bureau GES richting genoemde externe vermogensbeheerders. Dezen worden regelmatig aangespoord om de problematiek rond de Porgera mijn in Papoea Nieuw Guinea met Barrick Gold te bespreken. Dat heeft ertoe geleid dat deze externe vermogensbeheerders nu regelmatig met Barrick Gold over dit onderwerp spreken. 180 Score Van Lanschot Bankiers belegt in Barrick Gold en spreekt het bedrijf intensief aan op diens betrokkenheid bij of verantwoordelijkheid voor de structurele schendingen van mensenrechten: score 3. 5.10.2
Royal Dutch Shell
In Tabel 18 is weergegeven hoeveel aandelen van Shell in bezit zijn van beleggingsfondsen die door Kempen Capital Management, een dochtermaatschappij van Van Lanschot Bankiers, worden beheerd.
-41-
Tabel 18 Aandelen Royal Dutch Shell beheerd door Van Lanschot Bankiers Waarde Rapportage (€ miljoen) Datum
Vermogensbeheerder / fonds Kempen Capital Management Kempen European Dividend Fund
0,743
31-3-2010
Kempen European High Dividend Fund
2,702
31-3-2010
Kempen Global High Dividend Fund
2,590
30-6-2010
Totaal
6,035
Bronnen: Halfjaarverslag per 31 maart 2010, Kempen European Dividend Fund, Juni 2010; Halfjaarverslag per 31 maart 2010, Kempen European High Dividend Fund, Juni 2010; Halfjaarverslag per 30 juni 2010, Kempen Global High Dividend Fund, Augustus 2010.
Daarnaast beheert Van Lanschot Bankiers voor klanten beleggingen in aandelen van Shell. Kempen & Co. onderneemt samen met het gespecialiseerde bureau GES langdurig en regelmatig engagement richting Shell over de problemen in Nigeria. 181 Score Van Lanschot Bankiers belegt in Royal Dutch Shell en spreekt het bedrijf intensief aan op diens betrokkenheid bij of verantwoordelijkheid voor de structurele schendingen van mensenrechten: score 3. 5.10.3
Vedanta Resources
Van Lanschot Bankiers beheert voor klanten geen beleggingen in aandelen van Vedanta Resources. Kempen & Co., een dochtermaatschappij van Van Lanschot Bankiers, belegt niet zelf in Vedanta Resources. Wel wordt voor klanten belegd in fondsen van externe vermogensbeheerders die aandelen Vedanta Resources bezitten. 182 Kempen & Co. onderneemt engagement met het gespecialiseerde bureau GES richting genoemde externe vermogensbeheerders. Dezen worden regelmatig aangespoord om de problematiek in Orissa met Vedanta Resources te bespreken. Dat heeft ertoe geleid dat deze externe vermogensbeheerders nu regelmatig met Vedanta Resources over dit onderwerp spreken. 183 Score Van Lanschot Bankiers belegt in Vedanta Resources en spreekt het bedrijf intensief aan op diens betrokkenheid bij of verantwoordelijkheid voor de structurele schendingen van mensenrechten: score 3. 5.10.4
Reactie Van Lanschot Bankiers
“Van Lanschot heeft kennis genomen van de resultaten en herkent zich in de uitkomsten.”
-42-
5.11
Overzicht scores Tabel 19 Overzicht scores alle banken Beleggingen Barrick Gold
Shell
Vedanta Resources
ABN AMRO Bank
1
1
1
Aegon Bank
2
2
2
ASN Bank
5
5
5
Friesland Bank
5
5
5
ING Bank
2
2
2
Rabobank*
3
3
n.a.
SNS Bank**
5
3
5
Triodos Bank
5
5
5
Van Lanschot Bankiers
3
3
3
Bank
* Inclusief Robeco Direct ** Inclusief RegioBank Legenda: 1 = slecht; 2 = onvoldoende; 3 = matig; 4 = voldoende; 5 = goed. n.a. = niet actief op dit gebied
-43-
Hoofdstuk 6
Aanbevelingen
6.1
Banken en mensenrechten
6.1.1
Het Ruggie-raamwerk
Naast de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, die als belangrijkste internationale standaard van de mensenrechten wordt gezien, en internationale verdragen als het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten en het Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culture Rechten, alsmede de verscheidene andere, al dan niet regionale mensenrechtenverdragen die de afgelopen ruim zestig jaar zijn geratificeerd,6 bestaan er inmiddels ook een aantal richtlijnen specifiek voor bedrijven, waarin wordt aangegeven dat zij de verantwoordelijkheid hebben om de mensenrechten te respecteren van diegenen die door hun activiteiten worden beïnvloed. Bekende richtlijnen zijn de OECD Guidelines for Multinational Enterprises en de UN Global Compact. Binnen de Verenigde Naties is jarenlang geprobeerd om de verplichtingen van bedrijven met betrekking tot mensenrechten duidelijker te omschrijven, wat in augustus 2003 resulteerde in de UN Human Rights Norms for Business. Door de grote weerstand uit het bedrijfsleven tegen de normen werden deze niet aangenomen, maar besloten de Verenigde Naties om een verdere, bredere discussie te voeren.184 Hiertoe werd in juli 2005 de Amerikaanse hoogleraar John Ruggie benoemd tot Speciaal Vertegenwoordiger van de SecretarisGeneraal van de VN inzake mensenrechten en transnationale ondernemingen. Ruggie kreeg de opdracht om te komen tot aanbevelingen die ook op de steun van het bedrijfsleven zouden kunnen rekenen.185 In juni 2008 presenteerde Ruggie een beleidsraamwerk om de relatie tussen bedrijven en mensenrechten te verbeteren: Protect, Respect and Remedy. Het raamwerk bestaat uit drie pijlers, die elkaar wederzijds versterken:186 Protect: de plicht van de overheid om mensenrechten te beschermen door middel van passend beleid, effectieve regelgeving en toegang tot de rechtspraak in situaties waarin bedrijven mogelijk bijdragen aan schendingen; Respect: de verantwoordelijkheid van bedrijven om mensenrechten te respecteren; Remedy: de verbetering door overheid en bedrijven van de mogelijkheden voor slachtoffers om genoegdoening te krijgen en op andere manieren herhaling van schendingen te voorkomen.
6
Zie de uitgebreide lijst van de UN Office of the High Commissioner for Human Rights (http://www2.ohchr.org/english/law/index.htm).
-44-
Het mandaat van Ruggie is vervolgens verlengd met de opdracht zijn raamwerk verder te operationaliseren en te promoten. Dit heeft geleid tot de publicatie van Draft Guiding Principles for the Implementation of the United Nations „Protect, Respect and Remedy‟ Framework7 in november 2010. Hierin stelt Ruggie dat bedrijven – om de mogelijke negatieve impact van hun activiteiten op mensenrechten te identificeren, te voorkomen en te reduceren – een human rights due diligence proces moeten uitvoeren. Dit is volgens Ruggie een constant proces waarbij bedrijven zich bewust worden van de (mogelijke) negatieve effecten van hun activiteiten op de mensenrechten en deze proberen te voorkomen of in elk geval te verminderen. 6.1.2
Betekenis van Ruggie voor financiële instellingen
Alhoewel Ruggie niet specifiek ingaat op de rol van financiële instellingen, geeft hij aan dat “de verantwoordelijkheid om mensenrechten te respecteren van toepassing is op alle bedrijven”.187 Er kan daarom vanuit worden gegaan dat Ruggie‟s raamwerk ook voor deze groep bedrijven geldt. Bovendien hebben financiële instellingen een speciale verantwoordelijkheid met betrekking tot mensenrechten omdat zij invloed kunnen uitoefenen op de bedrijven waarin zij investeren en zo een negatieve of positieve bijdrage kunnen leveren aan het gedrag van bedrijven met betrekking tot mensenrechten.188 In dit hoofdstuk worden aanbevelingen gegeven over hoe financiële instellingen (en specifiek banken) hun verantwoordelijkheid om mensenrechten te respecteren, de tweede pijler in Ruggie‟s raamwerk, kunnen nemen ten aanzien van hun investeringen in grondstofwinnende bedrijven. We gaan daarbij allereerst in op het human rights due diligence proces (paragraaf 6.2) en vervolgens op de mogelijkheden van engagement (paragraaf 6.3). Het uitgangspunt blijft dat financiële instellingen in principe niet moeten investeren in bedrijven die betrokken zijn bij of verantwoordelijk zijn voor ernstige schendingen van de mensenrechten. Het kan echter voorkomen dat deze schendingen pas beginnen of aan het licht komen nadat de investering is gedaan. Op dat moment mag van de instelling worden verwacht dat zij het bedrijf hierop aanspreekt en ook voorwaarden verbindt aan deze gesprekken. Als een engagementtraject dan niet tot het gewenste effect leidt, mag van de instelling verwacht worden dat zij de investeringsrelatie beëindigt.
6.2
Human rights due diligence
Het human rights due diligence proces dat Ruggie bedrijven aanraadt, bestaat uit vier elementen:189 Het opstellen van een beleidsverklaring waarin het bedrijf zich committeert aan het respecteren van mensenrechten; Een periodieke beoordeling van de huidige en mogelijke impact van de activiteiten en relaties van het bedrijf op mensenrechten; Integratie van het beleid en de periodieke beoordelingen in een intern controleen toezichtsysteem; Het volgen van en rapporteren over wat er op dit gebied is bereikt.
7
Amnesty International heeft zich op verschillende punten kritisch uitgelaten over de tekst van de Draft Guiding Principles, vooral aangaande de uitwerking van de „duty to protect‟ voor staten. Amnesty is echter positief over het raamwerk als zodanig, met name de aandacht van Ruggie voor de verantwoordelijkheid van bedrijven om mensenrechten te respecteren, inclusief het human rights due diligence proces. Amnesty International verwelkomt ook de voostellen,tot verbetering van de mogelijkheden voor slachtoffers om genoegdoening te krijgen.
-45-
Deze aanbeveling geldt voor alle bedrijven, ook voor financiële instellingen. Door de aard van diens activiteiten zal de impact van een financiële instelling op mensenrechten echter veelal indirect zijn. Het geld dat middels kredieten, beleggingen of anderszins aan bedrijven wordt verstrekt, wordt door die bedrijven immers gebruikt voor uiteenlopende activiteiten. In de onderstaande paragrafen worden de aanbevelingen van Ruggie voor banken uitgewerkt. 6.2.1
Opstellen beleidsverklaring
De eerste stap in het human rights due diligence proces is het opstellen van een mensenrechtenbeleid. Hiermee laat de instelling zien dat zij zich committeert aan het respecteren van mensenrechten en – belangrijker nog – kunnen de werknemers binnen de organisatie altijd ergens op terug vallen. Met officieel beleid is duidelijk waar de financiële instelling voor staat en wat zij wil bereiken. De inhoud van een mensenrechtenbeleid bevat ten eerste een verwijzing naar alle internationale standaarden en mensenrechtenverdragen, en de acht verdragen van de International Labor Organization (ILO). Indien relevant kunnen nog aanvullende verdragen of VN-verklaringen worden opgenomen, afhankelijk van de landen of sectoren waarin de financiële instelling actief is.190 Ten tweede moet het mensenrechtenbeleid uiteenzetten wat op hoofdlijnen de procedure is om mogelijke impact van de financiële instelling op mensenrechtenschendingen vast te stellen, te reduceren of geheel weg te nemen, en in de toekomst te voorkomen. Deze algemene procedure wordt vervolgens voor iedere afdeling uitgewerkt. Hier wordt in de volgende paragrafen verder op ingegaan. Het mensenrechtenbeleid moet ten slotte aandacht besteden aan de manier waarop compensatie wordt verleend aan de mensen die slachtoffer zijn van mensenrechtenschendingen door de bedrijven waarin zij investeren. Financiële instellingen moeten daarom vaststellen dat deze bedrijven een onafhankelijke klachtenprocedure hebben ingesteld voor de lokale gemeenschappen en andere belanghebbenden die negatieve effecten ondervinden van activiteiten waarin wordt geïnvesteerd en voor maatschappelijke organisaties die bredere sociale en milieubelangen verdedigen. Zij kunnen dan een klacht indienen bij het bedrijf. Financiële instellingen zouden zelf ook een vergelijkbare klachtenprocedure moeten hebben, zodat ook bij hen een klacht ingediend kan worden door de bredere groep van belanghebbenden indien deze van mening zijn dat een investering niet voldoet aan het beleid van de instelling. De meeste multilaterale ontwikkelingsbanken beschikken over zo‟n klachtenprocedure. Voorbeelden hiervan zijn het World Bank Inspection Panel,191 de IFC en MIGA Compliance Advisor Ombudsman192 en het ERBD Project Complaint Mechanism.193 Kenmerkend voor de procedure is dat de klacht kan worden ingediend bij een instituut dat onafhankelijk van de bank opereert. 6.2.2
Periodieke beoordeling van de impact
De tweede stap in het human rights due diligence proces is een periodieke beoordeling van de huidige en mogelijke impact van de activiteiten en relaties van het bedrijf op mensenrechten. Voor iedere bedrijfsactiviteit zou een zogenaamde human rights impacts assessment (HRIA) gemaakt moeten worden. Omdat financiële instellingen primair de activiteiten van andere bedrijven financieren, zou zij zich dus moeten afvragen hoe zij een HRIA kan maken van de activiteiten van die bedrijven.
-46-
Het uitvoeren van een volledige HRIA hoeft geen standaardprocedure te zijn bij iedere investering. Financiële instellingen zullen bij het aangaan van een relatie eerst moeten beoordelen of een HRIA daadwerkelijk nodig is. Een eerste onderzoek zou moeten uitwijzen om wat voor activiteiten het gaat en of het project of bedrijf waarin wordt geïnvesteerd een mogelijke impact op mensenrechten zal hebben en of de relatie met het project of bedrijf voldoende direct is om verantwoordelijkheid of impact te kunnen duiden. Dit is afhankelijk van de dienst die wordt aangeboden, gecombineerd met de aard van de activiteiten van het bedrijf. Bij bijvoorbeeld projectfinanciering of private equity investeringen is de directe betrokkenheid bij het project of de onderneming veel groter dan bij het kopen van een aandeel of obligatie. Een human rights impacts assessment is dan gemakkelijker te realiseren. Tegelijkertijd geldt dat de mate van impact – en dus de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid – van een financiële instelling ook groter zal zijn. Het is daarom van belang zich steeds af te vragen of het geld dat zij investeren mensenrechtenschendingen mogelijk maakt.194 Banken kunnen verschillende typen diensten bijvoorbeeld als volgt indelen:195 1. De impact op mensenrechten is evident en er is een grote kans dat de bank het respecteren van mensenrechten kan beïnvloeden (projectfinanciering, adviesdiensten, kredietfaciliteiten, bedrijfsleningen). 2. De impact op mensenrechten is beperkt, evenals de kans dat de bank het respecteren van mensenrechten kan beïnvloeden (beleggingen). 3. Er is geen impact op mensenrechten (private banking). Bedrijfsactiviteiten kunnen risico‟s op mensenrechtenschendingen met zich meebrengen, zoals de aanwezigheid in bepaalde landen of industrieën, grote milieu-impact, intensief gebruik van natuurlijk hulpbronnen, plannen voor het verplaatsen en elders vestigen van lokale bevolking of extreem geweld tegen werknemers en lokale bevolking door zogenaamde security contractors.196 De combinatie van het type dienst met een verhoogd risico op mensenrechtenschendingen vanwege de bedrijfsactiviteiten geven vervolgens al dan niet aanleiding voor het verlangen van een HRIA door het bedrijf waarin geïnvesteerd wordt. Bij vermogensbeheerders zal dit minder vaak voorkomen dan bij banken. Als de bank niet zelf de HRIA heeft uitgevoerd, zou zij in elk geval wel dienen te beoordelen of deze naar behoren is gedaan. Deze toets zou minimaal de volgende werkzaamheden moeten bevatten: Het vaststellen dat de HRIA aantoonbaar objectief is uitgevoerd, geloofwaardig is, transparant in de beschrijving van de methodologie en toetsbaar. Het beoordelen of de partij die de HRIA heeft uitgevoerd voldoende deskundig is om dit te doen. Het beoordelen of de HRIA volledig en deskundig is uitgevoerd aan de hand van gesprekken met de uitvoerder en de documentatie die hieraan ten grondslag ligt. Het verkrijgen van inzicht in de mogelijke mensenrechtenproblemen die rond het betreffende bedrijf en/of project spelen op basis van gesprekken met mensenrechtenexperts, maatschappelijke organisaties en andere stakeholders. Het beoordelen of de mensenrechtenproblemen die uit eigen onderzoek blijken ook in de HRIA terugkomen en naar tevredenheid zijn geadresseerd. Het vaststellen of er een actieplan aanwezig is waarin maatregelen zijn opgenomen om de risico‟s op mensenrechtenschendingen te verkleinen of geheel weg te nemen.
-47-
Inmiddels bestaan er voor bedrijven een aantal tools om een HRIA gestructureerd en volledig uit te voeren. Voorbeelden hiervan zijn:197 De Guide for Conflict Sensitive Business Practice; specifiek bedoeld voor grondstofwinnende bedrijven die opereren in conflictgebieden; De Human Rights Impact Assessment and Management Table; een management tool ontwikkeld door International Business Leaders Forum, International Finance Corporation en UN Global Compact.198 De Human Rights Compliance Assessment; ontwikkeld door het Danish Institute for Human Rights. De volledige versie hiervan omvat een database met meer dan 350 vragen en ruim 1.000 indicatoren inzake mensenrechten.199 Daarnaast bestaat er ook een verkorte versie (de Quick Check) alleen gericht op arbeidsomstandigheden, invloed op de lokale gemeenschap en ketenbeheer.200 The Eight Step Approach; ontwikkeld door de Nederlandse organisatie Aim for Human Rights.201 De bank kan deze tools gebruiken om na te gaan of het bedrijf de HRIA volledig heeft uitgevoerd en hierin alle mensenrechten heeft betrokken. Als uit bovenstaande werkzaamheden blijkt dat de HRIA onvoldoende is of essentiële punten mist, dan zou de bank ofwel moeten beslissen niet tot investering over te gaan ofwel een nieuwe HRIA door een andere partij moeten eisen. 6.2.3
Integratie in intern controle- en toezichtsysteem
Om te waarborgen dat bij iedere nieuwe investering wordt beoordeeld of een HRIA noodzakelijk is, moet deze beoordeling geïntegreerd worden in de interne processen van de financiële instelling. Iedere bank beschikt reeds over procedures voor het controleren van nieuwe en bestaande cliënten, bekend onder de naam Know Your Customer (KYC). De Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme vereist van financiële instellingen dat zij een cliëntenonderzoek verrichten als zij in of vanuit Nederland een zakelijke relatie met een nieuwe cliënt aangaan en bij grote transacties met bestaande cliënten.202 Dit cliëntenonderzoek resulteert vervolgens in een bepaald risicoprofiel dat aan de cliënt wordt gekoppeld. Ondanks dat het onderzoek erop gericht is om witwassen en terrorismefinanciering te voorkomen, kan de procedure rondom dit onderzoek ook worden gebruikt om andere risicofactoren – zoals mogelijke betrokkenheid bij of verantwoordelijkheid voor schendingen van mensenrechten – te beoordelen. Vragen die dan gesteld kunnen worden, zijn: Is het bedrijf werkzaam in een sector waar mensenrechtenschendingen geregeld voorkomen? Ontplooit het bedrijf activiteiten in conflictgebieden, dictaturen of in landen waar mensenrechtenschendingen geregeld voorkomen? Is het bedrijf in het verleden betrokken geweest bij of verantwoordelijk gehouden voor schendingen van mensenrechten?
-48-
Indien wordt vastgesteld dat betrokkenheid bij mensenrechtenschendingen een risicofactor vormt bij een bedrijf zal eerst de noodzaak tot een HRIA moeten worden beoordeeld voordat de bank tot investering overgaat dan wel de investeringsrelatie voortzet. In de praktijk zal deze beoordeling veelal worden uitgevoerd door een andere afdeling binnen de bank dan de betrokken accountmanager. Logischerwijs wordt dit uitgevoerd door een (onderdeel van) de MVO afdeling of een onderzoeksafdeling. Deze afdeling voert vervolgens de stappen uit zoals beschreven in paragraaf 6.2.2 en brengt een advies uit. Op basis van dit advies wordt uiteindelijk de beslissing genomen om het bedrijf al dan niet te financieren en/of een engagementtraject te starten (zie paragraaf 6.3). Ook vermogensbeheerders zullen de beoordeling of bedrijven waarin zij willen investeren mogelijk betrokken zijn bij schendingen van mensenrechten moeten integreren in hun interne processen. Dat betekent dat bij de afbakening van het beleggingsuniversum van een specifiek fonds of mandaat een analyse gemaakt moeten worden of er sectoren en gebieden/landen worden in het universum worden opgenomen waar geregeld mensenrechtenschendingen voorkomen. Is dat het geval, dan moet het stockpicking-proces van de fondsbeheerder zo worden ingericht dat een daadwerkelijke belegging alleen plaats kan vinden nadat een grondig bronnenonderzoek heeft plaatsgevonden. Te gebruiken bronnen zijn onder meer rapporten van ethical rating agencies, onderzoeksinstituten en maatschappelijke organisaties. Ook voor bedrijven buiten de risicosectoren en -gebieden moet deze informatie bij het beleggingsproces betrokken worden. Op basis van dit onderzoek wordt uiteindelijk de beslissing genomen om al dan niet in het bedrijf te investeren en/of een engagementtraject te starten (zie paragraaf 6.3). 6.2.4
Monitoring
Bedrijven waarbij mensenrechten een risicofactor vormen, een HRIA is uitgevoerd en getoetst en/of een engagementtraject loopt, zijn met name de bedrijven wiens activiteiten nauwgezet moeten worden gemonitord. Degenen die het engagement voeren, moeten hierover periodiek verslag uitbrengen bij zowel de bankier als de afdeling die het advies heeft uitgebracht. Deze verslagen kunnen vervolgens in een overleg worden besproken, waarna – indien van toepassing – weer een beslismoment volgt om de investering al dan niet te continueren. Bedrijven waarbij mensenrechten ofwel geen risicofactor zijn of van zodanige aard dat geen HRIA is vereist, moeten echter ook worden gevolgd. De situatie waarin bedrijven zich ten tijde van het cliëntenonderzoek bevonden, kan snel veranderen. Het cliëntenonderzoek zou daarom jaarlijks telkens opnieuw moeten worden uitgevoerd. Daarnaast is het raadzaam om regelmatig informatie op te vragen bij bijvoorbeeld mensenrechtenorganisaties over ontwikkelingen bij bepaalde bedrijven, hun campagnes, etc. Deze informatie kan een aanleiding zijn om de conclusies van het eerder uitgevoerde onderzoek te herzien en toch over te gaan tot het beoordelen of een HRIA nodig is.
6.3
Engagement
6.3.1
Algemeen
Als een bedrijf waarin wordt geïnvesteerd betrokken is bij of verantwoordelijk is voor het schenden van mensenrechten, mag van de financiële instelling worden verwacht dat zij het bedrijf hierop aanspreekt. Dit aanspreken kan incidenteel gebeuren, bijvoorbeeld door het stemmen op een aandeelhoudersvergadering, maar is bij voorkeur intensief van aard, zoals in de vorm van een gericht engagementtraject.
-49-
Een manier van actief stembeleid die in de Verenigde Staten al langer wordt toegepast, maar ook in Europa steeds meer navolging vindt, is het indienen van aandeelhoudersresoluties die betrekking hebben op mensenrechten en milieu. Op aandeelhoudersvergaderingen kunnen banken deze resoluties ondersteunen, maar zij kunnen gezamenlijk – al dan niet in samenwerking met maatschappelijke organisaties – ook zelf resoluties ontwikkelen en indienen. Onder een engagementtraject wordt verstaan een reeks van gesprekken tussen een of meerdere aandeelhouders of financiers en het hogere management van het bedrijf. De uitvoering van het engagementtraject kan de bank zelf doen, maar ook uitbesteden. Als voor uitbesteding is gekozen, betekent dit niet dat de bank zich kan ontslaan van de eigen verantwoordelijkheid. Uiteindelijk blijft de bank eindverantwoordelijk in de beslissing om de investering al dan niet aan te houden. De partij aan wie het engagement is uitbesteed, moet ten eerste goed en helder worden geïnstrueerd over de onderwerpen die de bank wil aankaarten, de frequentie van de engagementgesprekken, de doelen die bereikt moeten worden en de wijze van rapporteren aan de bank. Vervolgens zal de bank moeten monitoren dat het engagement wordt uitgevoerd zoals is afgesproken. Dit kan aan de hand van de verstrekte rapportages, maar de bank zal regelmatig ook zelf onderzoek moeten doen naar ontwikkelingen in specifieke bedrijven of cases met betrekking tot mensenrechtenproblematiek. De volgende paragrafen bevatten aanbevelingen specifiek voor het engagement met de drie bedrijven die in dit rapport worden behandeld. 6.3.2
Barrick Gold
In relatie tot de Barrick Gold, Porgera Joint Venture (PJV) en de Porgera mijn, kunnen banken in hun engagementtraject aandringen op het volgende:203 Gezien het bewijs van mensenrechtenschendingen door de politie en juridische bevelen om de politie buiten het Porgera mijngebied te vestigen, zou PJV haar ondersteuning aan de Mobiele Eenheid moeten beëindigen. Voor het personeel van Barrick Gold en PJV moeten trainingen worden georganiseerd waarin de consequenties van gedwongen huisuitzetting voor mensenrechten worden behandeld. Ook moet hierin duidelijk worden gemaakt dat dit onder internationaal recht verboden is. De door Barrick Gold aangenomen Voluntary Principles on Security and Human Rights moeten ook geïmplementeerd worden door: Alle informatie die Barrick Gold en PJV reeds hebben verzameld over de gedwongen huisuitzettingen en ander geweld door de politie, vast te leggen en te rapporteren aan de overheid; Te vragen om een volledig onderzoek naar de gedwongen huisuitzettingen en het geweld, terechtstelling van de verantwoordelijken hiervoor, en compensatie voor de mensen wiens rechten door de gebeurtenissen geschonden zijn; Het actief monitoren van de voortgang van dit onderzoek en herhaaldelijk te pleiten voor een juiste oplossing. Barrick Gold en PJV moeten ervoor zorgen dat als in de toekomst hun personeel het vermoeden heeft dat de politie zich schuldig maakt aan mensenrechtenschendingen, dit direct wordt vastgelegd en gerapporteerd aan de overheid. Indien inwoners van het mijngebied nieuwe huisvesting nodig hebben, dan moet dit direct worden geboden.
-50-
6.3.3
Royal Dutch Shell
In het engagementtraject met Shell kunnen banken een aantal punten bespreken. Deze zaken zijn ook van toepassing op andere oliewinnende bedrijven actief in Nigeria:204 Het beschikbaar maken van meer informatie over de impact van de oliewinning op het milieu en de mensenrechten, zoals: Alle olielekken inclusief hoeveelheden en locaties; Afvalverwerking, met name waar het afval blijft (land, lucht of water). Reeds uitgevoerde onderzoeken naar de impact van oliewinning; Betaalde bedragen voor de aankoop of huur van land. Betaalde bedragen ter compensatie van de lokale bevolking, gespecificeerd naar hetgeen dat is vergoed. Lobbypraktijken in relatie tot Nigeriaanse wet- en regelgeving met een mogelijk impact hebben op het milieu en op mensenrechten. Het publiekelijk ondersteunen van onafhankelijk toezicht op de olie-industrie in de Niger Delta, inclusief de bevestiging dat het bedrijf er niet tegen zal lobbyen. Het toestaan van een onafhankelijke beoordeling van het milieumanagement van bedrijven, inclusief inspectie ter plaatse. De resultaten moeten vervolgens publiek beschikbaar worden gemaakt. Het uitvoeren van een human rights impact assessment voor alle olie en gasprojecten, waarna de juiste acties worden genomen. Het schoonmaken van door olie vervuilde gebieden in overleg met de lokale bevolking. Voorafgaand aan de start van een project moet het bedrijf er zeker van zijn dat de lokale bevolking volledig op de hoogte is van het project en in staat is om deel te nemen aan een human rights impact assessment. 6.3.4
Vedanta Resources
Banken die betrokken zijn bij de financiering van Vedanta Resources moeten er in hun engagementactiviteiten op aandringen dat Vedanta Resources:205 De negatieve effecten op mens en milieu van haar activiteiten in India erkent en hier actie op onderneemt; Proactief alle informatie over de bestaande raffinaderij, de geplande uitbreiding hiervan en het voorgestelde mijnbouwproject beschikbaar stelt aan de lokale bevolking; Meewerkt aan een onafhankelijk onderzoek naar de effecten op mens en milieu van haar activiteiten; Een publiek statement naar buiten brengt waarin wordt toegezegd de raffinaderij niet uit te breiden totdat de bestaande problemen zijn aangepakt en er een effectief plan is ontwikkeld dat het respect voor mensenrechten garandeert; Vrije, tijdige en geïnformeerde toestemming van de Dongria Kondh verkrijgt voordat plannen worden uitgevoerd en het respecteert als zij hier niet mee akkoord gaan.
6.4
Samenvatting
Het human rights due diligence proces dat Ruggie bedrijven aanraadt, bestaat uit vier elementen en kan als volgt door financiële instellingen worden toegepast:
-51-
Het opstellen van een beleidsverklaring waarin de instelling zich committeert aan het respecteren van mensenrechten. Hierin is opgenomen een verwijzing naar alle internationale standaarden over mensenrechten en de acht verdragen van de International Labor Organization (ILO), de procedure om mogelijke impact van de financiële instelling op mensenrechtenschendingen vast te stellen, te reduceren of geheel weg te nemen, en in de toekomst te voorkomen, en de manier waarop de instelling toegang tot compensatie beschikbaar maakt voor de mensen die slachtoffer zijn van mensenrechtenschendingen door de bedrijven waarin zij investeren. Een periodieke beoordeling van de huidige en mogelijke impact van de activiteiten en relaties van het bedrijf op mensenrechten. Voor financiële instellingen betekent dit dat zij bij het aangaan van een relatie eerst moeten beoordelen of een human rights impact assessment daadwerkelijk nodig is door vast te stellen of het project of bedrijf waarin wordt geïnvesteerd een mogelijke impact op mensenrechten zal hebben en of de relatie met het project of bedrijf voldoende direct is om verantwoordelijkheid of impact te kunnen duiden. Dit is afhankelijk van de dienst die wordt aangeboden, gecombineerd met de aard van de activiteiten van het bedrijf. Mocht een human rights impact assessment worden verlangd, dan is het niet de instelling zelf die deze moet uitvoeren maar moet beoordelen of deze naar behoren is gedaan. Is dit niet het geval, dan zou de instelling ofwel moeten beslissen niet tot investering over te gaan ofwel een nieuwe human rights impact assessment door een andere partij moeten eisen. Integratie van het beleid en de periodieke beoordelingen in een intern controle- en toezichtsysteem. Iedere bank beschikt reeds over procedures voor het controleren van nieuwe en bestaande cliënten, bekend onder de naam Know Your Customer (KYC). Ondanks dat dit onderzoek erop gericht is om witwassen en terrorismefinanciering te voorkomen, kan de procedure ook worden gebruikt om andere risicofactoren te beoordelen. Voor vermogensbeheerders geldt dat bij de afbakening van het beleggingsuniversum van een specifiek fonds of mandaat een analyse gemaakt moeten worden of er sectoren en gebieden/landen worden in het universum worden opgenomen waar geregeld mensenrechtenschendingen voorkomen. Het volgen van en rapporteren over wat er op dit gebied is bereikt. Indien met bedrijven een engagementtraject wordt gevoerd, moet hierover periodiek verslag worden uitgebracht. Deze verslagen kunnen vervolgens in een overleg worden besproken, waarna – indien van toepassing – weer een beslismoment volgt om de investering al dan niet te continueren.
-52-
Bijlage 1 Vragenlijst
1
Vragen tav Barrick Gold
Toelichting
Belegt de bank met eigen geld en/of geld van derden in Barrick Gold?
Zie definities in onderzoeksopzet.
Zo nee: graag vraag 2 beantwoorden. Zo ja: graag vraag 3 t/m 6 beantwoorden 2
Om welke reden(en) belegt de bank Graag reden(en) niet in Barrick Gold? vermelden.
3
Hoe heeft de bank in de afgelopen Graag inhoud motie(s), drie jaar op de datum en stemgedrag aandeelhoudersvergaderingen van vermelden. Barrick Gold gestemd op moties die een relatie hebben met mensenrechten?
4
Heeft de bank in de afgelopen drie Graag vragen en data jaar op vermelden. aandeelhoudersvergaderingen van Barrick Gold vragen gesteld over de omgang van Barrick Gold met mensenrechten?
5
Voert de bank als aandeelhouder gesprekken met Barrick Gold (in de vorm van “engagement” of anderszins) ten aanzien van mensenrechten of laat de bank die gesprekken door een derde partij uitvoeren?
6
Heeft de bank voor zijn gesprekken Graag doelen, met Barrick Gold over tussendoelen en tijdpad mensenrechten doelen, vermelden. tussendoelen en een tijdpad geformuleerd?
Graag frequentie en onderwerp van gesprekken vermelden en door wie gesprekken gevoerd worden.
-53-
Antwoord
1
Vragen tav Shell
Toelichting
Belegt de bank met eigen geld en/of geld van derden in Shell?
Zie definities in onderzoeksopzet.
Zo nee: graag vraag 2 beantwoorden. Zo ja: graag vraag 3 t/m 6 beantwoorden 2
Om welke reden(en) belegt de bank Graag reden(en) niet in Shell? vermelden.
3
Hoe heeft de bank in de afgelopen drie jaar op de aandeelhoudersvergaderingen van Shell gestemd op moties die een relatie hebben met mensenrechten?
Graag inhoud motie(s), datum en stemgedrag vermelden.
4
Heeft de bank in de afgelopen drie jaar op aandeelhoudersvergaderingen van Shell vragen gesteld over de omgang van Shell met mensenrechten?
Graag vragen en data vermelden.
5
Voert de bank als aandeelhouder gesprekken met Shell (in de vorm van “engagement” of anderszins) ten aanzien van mensenrechten of laat de bank die gesprekken door een derde partij uitvoeren?
Graag frequentie en onderwerp van gesprekken vermelden en door wie gesprekken gevoerd worden.
6
Heeft de bank voor zijn gesprekken Graag doelen, met Shell over mensenrechten tussendoelen en tijdpad doelen, tussendoelen en een vermelden. tijdpad geformuleerd?
-54-
Antwoord
1
Vragen tav Vedanta Resources
Toelichting
Belegt de bank met eigen geld en/of geld van derden in Vedanta Resources?
Zie definities in onderzoeksopzet.
Zo nee: graag vraag 2 beantwoorden. Zo ja: graag vraag 3 t/m 6 beantwoorden 2
Om welke reden(en) belegt de bank Graag reden(en) niet in Vedanta Resources? vermelden.
3
Hoe heeft de bank in de afgelopen drie jaar op de aandeelhoudersvergaderingen van Vedanta gestemd op moties die een relatie hebben met mensenrechten?
Graag inhoud motie(s), datum en stemgedrag vermelden.
4
Heeft de bank in de afgelopen drie jaar op aandeelhoudersvergaderingen van Vedanta vragen gesteld over de omgang van Vedanta met mensenrechten?
Graag vragen en data vermelden.
5
Voert de bank als aandeelhouder gesprekken met Vedanta (in de vorm van “engagement” of anderszins) ten aanzien van mensenrechten of laat de bank die gesprekken door een derde partij uitvoeren?
Graag frequentie en onderwerp van gesprekken vermelden en door wie gesprekken gevoerd worden.
6
Heeft de bank voor zijn gesprekken Graag doelen, met Vedanta over mensenrechten tussendoelen en tijdpad doelen, tussendoelen en een vermelden. tijdpad geformuleerd?
-55-
Antwoord
Bijlage 2 Literatuurverwijzingen 1
Barrick Gold, “Annual Report 2009”, Barrick Gold, Maart 2010.
2
Infomine, “Porgera Minesite”, Website Infomine, Bezocht in december 2010 (http://www.infomine.com/minesite/minesite.asp?site=porgera).
3
Amnesty International, “Undermining Rights: Forced Evictions and Police Brutality around the Porgera Mine, Papua New Guinea”, Amnesty International, Januari 2010, p.3.
4
Infomine, “Porgera Minesite”, Website Infomine, Bezocht in december 2010 (http://www.infomine.com/minesite/minesite.asp?site=porgera).
5
Amnesty International, “Undermining Rights: Forced Evictions and Police Brutality around the Porgera Mine, Papua New Guinea”, Amnesty International, Januari 2010, p.3.
6
Amnesty International, “Undermining Rights: Forced Evictions and Police Brutality around the Porgera Mine, Papua New Guinea”, Amnesty International, Januari 2010, p.5.
7
Amnesty International, “Undermining Rights: Forced Evictions and Police Brutality around the Porgera Mine, Papua New Guinea”, Amnesty International, Januari 2010, p.3.
8
Amnesty International, “Undermining Rights: Forced Evictions and Police Brutality around the Porgera Mine, Papua New Guinea”, Amnesty International, Januari 2010, p.4.
9
Amnesty International, “Undermining Rights: Forced Evictions and Police Brutality around the Porgera Mine, Papua New Guinea”, Amnesty International, Januari 2010, p.4.
10
Amnesty International, “Undermining Rights: Forced Evictions and Police Brutality around the Porgera Mine, Papua New Guinea”, Amnesty International, Januari 2010, p.4.
11
Amnesty International, “Undermining Rights: Forced Evictions and Police Brutality around the Porgera Mine, Papua New Guinea”, Amnesty International, Januari 2010, p.14.
12
Amnesty International, “Undermining Rights: Forced Evictions and Police Brutality around the Porgera Mine, Papua New Guinea”, Amnesty International, Januari 2010, p.7.
13
Amnesty International, “Undermining Rights: Forced Evictions and Police Brutality around the Porgera Mine, Papua New Guinea”, Amnesty International, Januari 2010, p.8.
14
Amnesty International, “Undermining Rights: Forced Evictions and Police Brutality around the Porgera Mine, Papua New Guinea”, Amnesty International, Januari 2010, p.7.
15
Amnesty International, “Undermining Rights: Forced Evictions and Police Brutality around the Porgera Mine, Papua New Guinea”, Amnesty International, Januari 2010, p.8.
16
Amnesty International, “Undermining Rights: Forced Evictions and Police Brutality around the Porgera Mine, Papua New Guinea”, Amnesty International, Januari 2010, p.7.
17
Amnesty International, “Undermining Rights: Forced Evictions and Police Brutality around the Porgera Mine, Papua New Guinea”, Amnesty International, Januari 2010, p.4.
18
Amnesty International, “Undermining Rights: Forced Evictions and Police Brutality around the Porgera Mine, Papua New Guinea”, Amnesty International, Januari 2010, p.4.
19
Amnesty International, “Undermining Rights: Forced Evictions and Police Brutality around the Porgera Mine, Papua New Guinea”, Amnesty International, Januari 2010, p.4 en 5.
20
Amnesty International, “Undermining Rights: Forced Evictions and Police Brutality around the Porgera Mine, Papua New Guinea”, Amnesty International, Januari 2010, p.11.
-56-
21
Amnesty International, “Undermining Rights: Forced Evictions and Police Brutality around the Porgera Mine, Papua New Guinea”, Amnesty International, Januari 2010, p.17.
22
Amnesty International, “Undermining Rights: Forced Evictions and Police Brutality around the Porgera Mine, Papua New Guinea”, Amnesty International, Januari 2010, p.11.
23
Amnesty International, “Undermining Rights: Forced Evictions and Police Brutality around the Porgera Mine, Papua New Guinea”, Amnesty International, Januari 2010, p.11.
24
Amnesty International, “Undermining Rights: Forced Evictions and Police Brutality around the Porgera Mine, Papua New Guinea”, Amnesty International, Januari 2010, p.15.
25
Amnesty International, “Undermining Rights: Forced Evictions and Police Brutality around the Porgera Mine, Papua New Guinea”, Amnesty International, Januari 2010, p.13.
26
Amnesty International, “Undermining Rights: Forced Evictions and Police Brutality around the Porgera Mine, Papua New Guinea”, Amnesty International, Januari 2010, p.13.
27
Amnesty International, “Undermining Rights: Forced Evictions and Police Brutality around the Porgera Mine, Papua New Guinea”, Amnesty International, Januari 2010, p.14.
28
Amnesty International, “Undermining Rights: Forced Evictions and Police Brutality around the Porgera Mine, Papua New Guinea”, Amnesty International, Januari 2010, p.12.
29
Barrick Gold, “Barrick joins voluntary principles and announces new corporate social responsibility initiatives - Company to engage independent experts in CSR advisory capacity”, Persbericht Barrick Gold, 19 november 2010.
30
Amnesty International, “Undermining Rights: Forced Evictions and Police Brutality around the Porgera Mine, Papua New Guinea”, Amnesty International, Januari 2010, p.17.
31
Amnesty International, “Undermining Rights: Forced Evictions and Police Brutality around the Porgera Mine, Papua New Guinea”, Amnesty International, Januari 2010, p.17.
32
Amnesty International, “Undermining Rights: Forced Evictions and Police Brutality around the Porgera Mine, Papua New Guinea”, Amnesty International, Januari 2010, p.14.
33
Amnesty International, “Undermining Rights: Forced Evictions and Police Brutality around the Porgera Mine, Papua New Guinea”, Amnesty International, Januari 2010, p.15 en 16.
34
Amnesty International, “Undermining Rights: Forced Evictions and Police Brutality around the Porgera Mine, Papua New Guinea”, Amnesty International, Januari 2010, p.16.
35
Amnesty International, “Undermining Rights: Forced Evictions and Police Brutality around the Porgera Mine, Papua New Guinea”, Amnesty International, Januari 2010, p.17.
36
Amnesty International, “Undermining Rights: Forced Evictions and Police Brutality around the Porgera Mine, Papua New Guinea”, Amnesty International, Januari 2010, p.17.
37
Amnesty International, “Undermining Rights: Forced Evictions and Police Brutality around the Porgera Mine, Papua New Guinea”, Amnesty International, Januari 2010, p.17.
38
Amnesty International, “Undermining Rights: Forced Evictions and Police Brutality around the Porgera Mine, Papua New Guinea”, Amnesty International, Januari 2010, p.5.
39
Amnesty International, “Undermining Rights: Forced Evictions and Police Brutality around the Porgera Mine, Papua New Guinea”, Amnesty International, Januari 2010, p.7.
40
Amnesty International, “Undermining Rights: Forced Evictions and Police Brutality around the Porgera Mine, Papua New Guinea”, Amnesty International, Januari 2010, p.15.
-57-
41
Amnesty International, “Undermining Rights: Forced Evictions and Police Brutality around the Porgera Mine, Papua New Guinea”, Amnesty International, Januari 2010, p.17.
42
Amnesty International, “Undermining Rights: Forced Evictions and Police Brutality around the Porgera Mine, Papua New Guinea”, Amnesty International, Januari 2010, p.17.
43
Amnesty International, “Undermining Rights: Forced Evictions and Police Brutality around the Porgera Mine, Papua New Guinea”, Amnesty International, Januari 2010, p.15.
44
Amnesty International, “Undermining Rights: Forced Evictions and Police Brutality around the Porgera Mine, Papua New Guinea”, Amnesty International, Januari 2010, p.9.
45
Amnesty International, “Undermining Rights: Forced Evictions and Police Brutality around the Porgera Mine, Papua New Guinea”, Amnesty International, Januari 2010, p.8.
46
Amnesty International, “Undermining Rights: Forced Evictions and Police Brutality around the Porgera Mine, Papua New Guinea”, Amnesty International, Januari 2010, p.8.
47
Amnesty International, “Undermining Rights: Forced Evictions and Police Brutality around the Porgera Mine, Papua New Guinea”, Amnesty International, Januari 2010, p.9.
48
Amnesty International, “Undermining Rights: Forced Evictions and Police Brutality around the Porgera Mine, Papua New Guinea”, Amnesty International, Januari 2010, p.11.
49
Amnesty International, “Undermining Rights: Forced Evictions and Police Brutality around the Porgera Mine, Papua New Guinea”, Amnesty International, Januari 2010, p.16.
50
Barrick Gold, “Barrick and Porgera joint venture statement on Amnesty International report”, Barrick Gold, 2 februari 2010 (http://www.barrick.com/CorporateResponsibility/KeyTopics/PorgeraJV/Amnesty/default.aspx).
51
Barrick Gold, “Barrick and Porgera joint venture statement on Amnesty International report”, Barrick Gold, 2 februari 2010 (http://www.barrick.com/CorporateResponsibility/KeyTopics/PorgeraJV/Amnesty/default.aspx).
52
Human Rights Watch, “Gold‟s Costly Dividend: Human Rights Impacts of Papua New Guinea‟s Porgera Gold Mine”, Human Rights Watch, Januari 2011.
53
Human Rights Watch, “Papua New Guinea: Serious Abuses at Barrick Gold Mine”, Persbericht Human Rights Watch, 1 februari 2011.
54
Royal Dutch Shell, “Annual Report 2009”, Royal Dutch Shell, April 2010.
55
Amnesty International, “Nigeria: Petroleum, Pollution and Poverty in the Niger Delta”, Amnesty International, Juni 2009, p.11.
56
Shell Nigeria, “Business structure in Nigeria”, Website Shell Nigeria, Bezocht in december 2010.
57 58 59
Amnesty International, “Nigeria: Petroleum, Pollution and Poverty in the Niger Delta”, Amnesty International, Juni 2009, p.11.
60
Amnesty International, “Nigeria: Petroleum, Pollution and Poverty in the Niger Delta”, Amnesty International, Juni 2009, p.9.
61
Amnesty International, “Nigeria: Petroleum, Pollution and Poverty in the Niger Delta”, Amnesty International, Juni 2009, p.9.
-58-
62
Amnesty International, “Nigeria: Petroleum, Pollution and Poverty in the Niger Delta”, Amnesty International, Juni 2009, p.8.
63
Amnesty International, “Nigeria: Petroleum, Pollution and Poverty in the Niger Delta”, Amnesty International, Juni 2009, p.10.
64
Amnesty International, “Nigeria: Petroleum, Pollution and Poverty in the Niger Delta”, Amnesty International, Juni 2009, p.9.
65
Amnesty International, “Nigeria: Petroleum, Pollution and Poverty in the Niger Delta”, Amnesty International, Juni 2009, p.8.
66
Amnesty International, “Nigeria: Petroleum, Pollution and Poverty in the Niger Delta”, Amnesty International, Juni 2009, p.14.
67
Amnesty International, “Nigeria: Petroleum, Pollution and Poverty in the Niger Delta”, Amnesty International, Juni 2009, p.14.
68
Amnesty International, “Nigeria: Petroleum, Pollution and Poverty in the Niger Delta”, Amnesty International, Juni 2009, p.15.
69
Amnesty International, “Nigeria: Petroleum, Pollution and Poverty in the Niger Delta”, Amnesty International, Juni 2009, p.14.
70
Amnesty International, “Nigeria: Petroleum, Pollution and Poverty in the Niger Delta”, Amnesty International, Juni 2009, p.15.
71
Amnesty International, “Nigeria: Petroleum, Pollution and Poverty in the Niger Delta”, Amnesty International, Juni 2009, p.15.
72
Amnesty International, “Nigeria: Petroleum, Pollution and Poverty in the Niger Delta”, Amnesty International, Juni 2009, p.16.
73
Amnesty International, “Nigeria: Petroleum, Pollution and Poverty in the Niger Delta”, Amnesty International, Juni 2009, p.17.
74
Amnesty International, “Nigeria: Petroleum, Pollution and Poverty in the Niger Delta”, Amnesty International, Juni 2009, p.17-18.
75
Amnesty International, “Nigeria: Petroleum, Pollution and Poverty in the Niger Delta”, Amnesty International, Juni 2009, p.18.
76
Amnesty International, “Nigeria: Petroleum, Pollution and Poverty in the Niger Delta”, Amnesty International, Juni 2009, p.18.
77
Amnesty International, “Nigeria: Petroleum, Pollution and Poverty in the Niger Delta”, Amnesty International, Juni 2009, p.18.
78
Amnesty International, “Nigeria: Petroleum, Pollution and Poverty in the Niger Delta”, Amnesty International, Juni 2009, p.15.
79
Amnesty International, “Nigeria: Petroleum, Pollution and Poverty in the Niger Delta”, Amnesty International, Juni 2009, p.19.
80
Amnesty International, “Nigeria: Petroleum, Pollution and Poverty in the Niger Delta”, Amnesty International, Juni 2009, p.19.
81
Amnesty International, “Nigeria: Petroleum, Pollution and Poverty in the Niger Delta”, Amnesty International, Juni 2009, p.19.
-59-
82
Amnesty International, “Nigeria: Petroleum, Pollution and Poverty in the Niger Delta”, Amnesty International, Juni 2009, p.19.
83
Amnesty International, “Nigeria: Petroleum, Pollution and Poverty in the Niger Delta”, Amnesty International, Juni 2009, p.21.
84
Amnesty International, “Nigeria: Petroleum, Pollution and Poverty in the Niger Delta”, Amnesty International, Juni 2009, p.7.
85
Amnesty International, “Nigeria: Petroleum, Pollution and Poverty in the Niger Delta”, Amnesty International, Juni 2009, p.7.
86
Amnesty International, “Nigeria: Petroleum, Pollution and Poverty in the Niger Delta”, Amnesty International, Juni 2009, p.8.
87
Amnesty International, “Nigeria: Petroleum, Pollution and Poverty in the Niger Delta”, Amnesty International, Juni 2009, p.23.
88
Amnesty International, “Nigeria: Petroleum, Pollution and Poverty in the Niger Delta”, Amnesty International, Juni 2009, p.21.
89
Amnesty International, “Nigeria: Petroleum, Pollution and Poverty in the Niger Delta”, Amnesty International, Juni 2009, p.10.
90
Amnesty International, “Nigeria: Petroleum, Pollution and Poverty in the Niger Delta”, Amnesty International, Juni 2009, p.39.
91
Amnesty International, “Nigeria: Petroleum, Pollution and Poverty in the Niger Delta”, Amnesty International, Juni 2009, p.33.
92
Amnesty International, “Nigeria: Petroleum, Pollution and Poverty in the Niger Delta”, Amnesty International, Juni 2009, p.33.
93
Amnesty International, “Nigeria: Petroleum, Pollution and Poverty in the Niger Delta”, Amnesty International, Juni 2009, p.80.
94
Amnesty International, “Nigeria: Petroleum, Pollution and Poverty in the Niger Delta”, Amnesty International, Juni 2009, p.18.
95
Amnesty International, “Nigeria: Petroleum, Pollution and Poverty in the Niger Delta”, Amnesty International, Juni 2009, p.80.
96
Amnesty International, “Nigeria: Petroleum, Pollution and Poverty in the Niger Delta”, Amnesty International, Juni 2009, p.80.
97
Amnesty International, “Nigeria: Petroleum, Pollution and Poverty in the Niger Delta”, Amnesty International, Juni 2009, p.80.
98
Amnesty International, “Nigeria: Petroleum, Pollution and Poverty in the Niger Delta”, Amnesty International, Juni 2009, p.18.
99
Amnesty International, “Nigeria: Petroleum, Pollution and Poverty in the Niger Delta”, Amnesty International, Juni 2009, p.81.
100 Amnesty International, “Nigeria: Petroleum, Pollution and Poverty in the Niger Delta”, Amnesty International, Juni 2009, p.81. 101 Milieudefensie, “Factsheet - The people of Nigeria versus Shell: de rechtszaak stap voor stap”, Milieudefensie, Februari 2010.
-60-
102 Amnesty International, “Nigeria: Petroleum, Pollution and Poverty in the Niger Delta”, Amnesty International, Juni 2009, p.20. 103 Amnesty International, “Nigeria: Petroleum, Pollution and Poverty in the Niger Delta”, Amnesty International, Juni 2009, p.10. 104 Amnesty International, “Nigeria: Petroleum, Pollution and Poverty in the Niger Delta”, Amnesty International, Juni 2009, p.10. 105 Amnesty International, “Nigeria: Petroleum, Pollution and Poverty in the Niger Delta”, Amnesty International, Juni 2009, p.81. 106 Amnesty International, “Nigeria: Petroleum, Pollution and Poverty in the Niger Delta”, Amnesty International, Juni 2009, p.10. 107 Amnesty International, “Don‟t Mine Us Out Of Existence: Bauxite Mine and Refinery Devastate Lives in India”, Amnesty International, Februari 2010, p.6. 108 Vedanta Resources, “Annual report 2010”, Vedanta Resources, Juni 2010. 109 Amnesty International, “Don‟t Mine Us Out Of Existence: Bauxite Mine and Refinery Devastate Lives in India”, Amnesty International, Februari 2010, p.5. 110 Vedanta Resources, “Annual report 2010”, Vedanta Resources, Juni 2010. 111 Amnesty International, “Don‟t Mine Us Out Of Existence: Bauxite Mine and Refinery Devastate Lives in India”, Amnesty International, Februari 2010, p.6. 112 Amnesty International, “Don‟t Mine Us Out Of Existence: Bauxite Mine and Refinery Devastate Lives in India”, Amnesty International, Februari 2010, p.45. 113 Amnesty International, “Don‟t Mine Us Out Of Existence: Bauxite Mine and Refinery Devastate Lives in India”, Amnesty International, Februari 2010, p.46. 114 Amnesty International, “Don‟t Mine Us Out Of Existence: Bauxite Mine and Refinery Devastate Lives in India”, Amnesty International, Februari 2010, p.15. 115 Amnesty International, “Don‟t Mine Us Out Of Existence: Bauxite Mine and Refinery Devastate Lives in India”, Amnesty International, Februari 2010, p.17. 116 Amnesty International, “Don‟t Mine Us Out Of Existence: Bauxite Mine and Refinery Devastate Lives in India”, Amnesty International, Februari 2010, p.4. 117 The Hindu, “Vedanta‟s refinery expansion plan rejected; faces legal action”, The Hindu, 22 oktober 2010. 118 Amnesty International, “Indian government rejection of Vedanta bauxite mine a “landmark victory” for indigenous rights”, Press release Amnesty International, 24 augustus 2010. 119 The Economic Times, “Vedanta says hopeful can expand aluminium refinery later”, The Economic Times, 22 oktober 2010. 120 Amnesty International, “Don‟t Mine Us Out Of Existence: Bauxite Mine and Refinery Devastate Lives in India”, Amnesty International, Februari 2010, p.20. 121 Amnesty International, “Don‟t Mine Us Out Of Existence: Bauxite Mine and Refinery Devastate Lives in India”, Amnesty International, Februari 2010, p.19. 122 Amnesty International, “Don‟t Mine Us Out Of Existence: Bauxite Mine and Refinery Devastate Lives in India”, Amnesty International, Februari 2010, p.20.
-61-
123 Amnesty International, “Don‟t Mine Us Out Of Existence: Bauxite Mine and Refinery Devastate Lives in India”, Amnesty International, Februari 2010, p.21. 124 Amnesty International, “Don‟t Mine Us Out Of Existence: Bauxite Mine and Refinery Devastate Lives in India”, Amnesty International, Februari 2010, p.20. 125 Amnesty International, “Don‟t Mine Us Out Of Existence: Bauxite Mine and Refinery Devastate Lives in India”, Amnesty International, Februari 2010, p.21. 126 Amnesty International, “Don‟t Mine Us Out Of Existence: Bauxite Mine and Refinery Devastate Lives in India”, Amnesty International, Februari 2010, p.22. 127 Amnesty International, “Don‟t Mine Us Out Of Existence: Bauxite Mine and Refinery Devastate Lives in India”, Amnesty International, Februari 2010, p.23. 128 Amnesty International, “Don‟t Mine Us Out Of Existence: Bauxite Mine and Refinery Devastate Lives in India”, Amnesty International, Februari 2010, p.23. 129 Amnesty International, “Don‟t Mine Us Out Of Existence: Bauxite Mine and Refinery Devastate Lives in India”, Amnesty International, Februari 2010, p.46. 130 Amnesty International, “Don‟t Mine Us Out Of Existence: Bauxite Mine and Refinery Devastate Lives in India”, Amnesty International, Februari 2010, p.47. 131 Amnesty International, “Don‟t Mine Us Out Of Existence: Bauxite Mine and Refinery Devastate Lives in India”, Amnesty International, Februari 2010, p.60. 132 Amnesty International, “Don‟t Mine Us Out Of Existence: Bauxite Mine and Refinery Devastate Lives in India”, Amnesty International, Februari 2010, p.64. 133 Amnesty International, “Don‟t Mine Us Out Of Existence: Bauxite Mine and Refinery Devastate Lives in India”, Amnesty International, Februari 2010, p.68 and 69. 134 Amnesty International, “Don‟t Mine Us Out Of Existence: Bauxite Mine and Refinery Devastate Lives in India”, Amnesty International, Februari 2010, p.44. 135 Amnesty International, “Don‟t Mine Us Out Of Existence: Bauxite Mine and Refinery Devastate Lives in India”, Amnesty International, Februari 2010, p.28. 136 Amnesty International, “Don‟t Mine Us Out Of Existence: Bauxite Mine and Refinery Devastate Lives in India”, Amnesty International, Februari 2010, p.29. 137 Amnesty International, “Don‟t Mine Us Out Of Existence: Bauxite Mine and Refinery Devastate Lives in India”, Amnesty International, Februari 2010, p.31. 138 Amnesty International, “Don‟t Mine Us Out Of Existence: Bauxite Mine and Refinery Devastate Lives in India”, Amnesty International, Februari 2010, p.42. 139 Amnesty International, “Don‟t Mine Us Out Of Existence: Bauxite Mine and Refinery Devastate Lives in India”, Amnesty International, Februari 2010, p.40. 140 Amnesty International, “Don‟t Mine Us Out Of Existence: Bauxite Mine and Refinery Devastate Lives in India”, Amnesty International, Februari 2010, p.41. 141 Amnesty International, “Don‟t Mine Us Out Of Existence: Bauxite Mine and Refinery Devastate Lives in India”, Amnesty International, Februari 2010, p.76. 142 Amnesty International, “Don‟t Mine Us Out Of Existence: Bauxite Mine and Refinery Devastate Lives in India”, Amnesty International, Februari 2010, p.77.
-62-
143 Amnesty International, “Don‟t Mine Us Out Of Existence: Bauxite Mine and Refinery Devastate Lives in India”, Amnesty International, Februari 2010, p.78. 144 Amnesty International, “Don‟t Mine Us Out Of Existence: Bauxite Mine and Refinery Devastate Lives in India”, Amnesty International, Februari 2010, p.79. 145 Amnesty International, “Don‟t Mine Us Out Of Existence: Bauxite Mine and Refinery Devastate Lives in India”, Amnesty International, Februari 2010, p.79. 146 Amnesty International, “Don‟t Mine Us Out Of Existence: Bauxite Mine and Refinery Devastate Lives in India”, Amnesty International, Februari 2010, p.9. 147 Amnesty International, “Don‟t Mine Us Out Of Existence: Bauxite Mine and Refinery Devastate Lives in India”, Amnesty International, Februari 2010, p.70. 148 Amnesty International, “Don‟t Mine Us Out Of Existence: Bauxite Mine and Refinery Devastate Lives in India”, Amnesty International, Februari 2010, p.81. 149 Amnesty International, “Don‟t Mine Us Out Of Existence: Bauxite Mine and Refinery Devastate Lives in India”, Amnesty International, Februari 2010, p.25. 150 Amnesty International, “Don‟t Mine Us Out Of Existence: Bauxite Mine and Refinery Devastate Lives in India”, Amnesty International, Februari 2010, p.82. 151 Amnesty International, “Don‟t Mine Us Out Of Existence: Bauxite Mine and Refinery Devastate Lives in India”, Amnesty International, Februari 2010, p.82. 152 Amnesty International, “Don‟t Mine Us Out Of Existence: Bauxite Mine and Refinery Devastate Lives in India”, Amnesty International, Februari 2010, p.83. 153 Amnesty International, “Don‟t Mine Us Out Of Existence: Bauxite Mine and Refinery Devastate Lives in India”, Amnesty International, Februari 2010, p.74. 154 Afkomstig uit ingevulde vragenlijst Aegon Bank, November 2010. 155 Afkomstig uit ingevulde vragenlijst Aegon Bank, November 2010. 156 Afkomstig uit ingevulde vragenlijst Aegon Bank, November 2010. 157 Afkomstig uit ingevulde vragenlijst ASN Bank, November 2010. 158 Afkomstig uit ingevulde vragenlijst ASN Bank, November 2010. 159 Afkomstig uit ingevulde vragenlijst ASN Bank, November 2010. 160 Friesland Bank, “Friesland Bank Fondsen Jaarverslag 2009”, Friesland Bank, 9 april 2010. 161 Afkomstig uit documentatie overlegd door Friesland Bank, December 2010. 162 Friesland Bank, “Friesland Bank Fondsen Jaarverslag 2009”, Friesland Bank, 9 april 2010. 163 Afkomstig uit documentatie overlegd door Friesland Bank, December 2010. 164 Friesland Bank, “Friesland Bank Fondsen Jaarverslag 2009”, Friesland Bank, 9 april 2010. 165 Afkomstig uit documentatie overlegd door Friesland Bank, December 2010. 166 Email ING Bank, 19 November 2010. 167 Email ING Bank, 19 November 2010.
-63-
168 Email ING Bank, 19 November 2010. 169 Ingevulde vragenlijst Robeco, 21 januari 2010. 170 Ingevulde vragenlijst Robeco, 21 januari 2010. 171 Ingevulde vragenlijst Robeco, 21 januari 2010. 172 Afkomstig uit ingevulde vragenlijst SNS Bank, November 2010. 173 SNS Asset Management, “Verantwoord beleggen”, Website SNS Asset Management, Bezocht in november 2010. 174 Afkomstig uit ingevulde vragenlijst SNS Bank inclusief aanvullende documenten, November 2010. 175 Email van SNS Reaal, 3 december 2010. 176 Afkomstig uit ingevulde vragenlijst SNS Bank, November 2010. 177 SNS Asset Management, “Verantwoord beleggen”, Website SNS Asset Management, Bezocht in november 2010. 178 Mondelinge informatie Van Lanschot Bankiers, 21 januari 2011. 179 Mondelinge informatie Van Lanschot Bankiers, 21 januari 2011. 180 Mondelinge informatie Van Lanschot Bankiers, 21 januari 2011. 181 Mondelinge informatie Van Lanschot Bankiers, 21 januari 2011. 182 Mondelinge informatie Van Lanschot Bankiers, 21 januari 2011. 183 Mondelinge informatie Van Lanschot Bankiers, 21 januari 2011. 184 United Nations, “The UN "Protect, Respect and Remedy" Framework for Business and Human Rights: Background”, United Nations, September 2010. 185 Harvard‟s Kennedy School of Government, “John Ruggie”, Website Harvard‟s Kennedy School of Government, Bezocht in mei 2010. 186 Ruggie, J., “Promotion and Protection of all Human Rights, Civil, Political, Economic, Social and Cultural Rights, including the Right to Development, Artikel 107”, UN Human Rights Council, 7 april 2008. 187 Ruggie, J., “Draft Guiding Principles for the Implementation of the United Nations „Protect, Respect and Remedy‟ Framework, Artikel 12c”, UN Human Rights Council, 22 november 2010. 188 Sullivan, R, “Integrating human rights into investment practice: A Sisyphean task?”, Ethical Corporation, 20 april 2010. 189 Ruggie, J., “Promotion and Protection of all Human Rights, Civil, Political, Economic, Social and Cultural Rights, including the Right to Development”, UN Human Rights Council, 7 april 2008. 190 Ruggie, J., “Draft Guiding Principles for the Implementation of the United Nations „Protect, Respect and Remedy‟ Framework, Artikel 12”, UN Human Rights Council, 22 november 2010. 191 Zie www.worldbank.org/inspectionpanel. 192 Zie www.cao-ombudsman.org. 193 Zie www.ebrd.com/pages/about/principles/integrity/pcm.shtml.
-64-
194 Roca, R. en F. Manta, “Values Added: The Challenge of Integrating Human Rights into the Financial Sector”, Danish Institute for Human Rights, 2010. 195 Bridgeman, N., “Human Rights responsibilities of private sector banks”, BankTrack, Juli 2010 196 International Finance Corporation, UN Global Compact en International Business Leaders Forum, “Guide to Human Rights Impact Assessment and Management”, Website Guide to HRIAM, Viewed in December 2010. 197 Lenzen, O. en M. d‟Engelbronner, “Human Rights in Business”, Aim for Human Rights, Januari 2009. 198 Zie www.guidetohriam.org. 199 Zie www.humanrightsbusiness.dk. 200 Danish Institute for Human Rights, “Human Rights Compliance Assessment Quick Check”, Danish Institute for Human Rights, 2006. 201 Zie www.humanrightsimpact.org. 202 Artikel 3, Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, 15 juli 2008. 203 Amnesty International, “Undermining Rights: Forced Evictions and Police Brutality around the Porgera Mine, Papua New Guinea”, Amnesty International, Januari 2010, p.20. 204 Amnesty International, “Nigeria: Petroleum, Pollution and Poverty in the Niger Delta”, Amnesty International, Juni 2009, p.84-86. 205 Amnesty International, “Don‟t Mine Us Out Of Existence: Bauxite Mine and Refinery Devastate Lives in India”, Amnesty International, Februari 2010, p.86.
-65-