'Ik ben er om je te helpen, om je iets te leren. Je hoeft het niet nú al te kennen en te kunnen.'
een portret van
Joletta Bakker
leraar tekenen
Persoonlijk Personalia Pensioen Zelf tekenen en schilderen
Personalia Ik ben Joletta Bakker, leraar tekenen. Ik geef les in IJmuiden aan het Vellesan College en Lyceum, maar woon al ruim twintig jaar in Amsterdam. Nu nog op een woonboot in de Lijnbaansgracht, aan de rand van de Jordaan. Binnenkort verhuis ik met mijn twee katten naar een nieuwbouwhuis aan het IJ. Pensioen Ik ben van 1946, bijna 62 jaar dus. In augustus 2009, als ik veertig jaar tekenlessen gegeven heb aan allerlei opgroeiende kinderen uit verschillende culturen en met zeer uiteenlopende achtergronden, ben ik van plan te stoppen. Niet omdat ik er geen zin meer in heb. Maar ik vind het dan wel mooi geweest: ik wil weer eens andere dingen gaan doen, tekenen, schilderen en reizen bijvoorbeeld. Zelf tekenen en schilderen Als je tekenles geeft, in een volledige baan, komt er van zelf tekenen niet veel terecht. Af en toe heb ik een kleine tentoonstelling, van tijd tot tijd verkoop ik wel eens wat. Maar veel is het allemaal niet. Ik kom er gewoon niet toe. Als ik thuis kom van school, ga ik meestal een boek lezen. Wat we wél doen, twee jongere collega's op school en ik, is voor school schilderen. Zo hebben we in een van de gebouwen een wandschildering gemaakt en ook wat schilderijen. We hebben met zijn drieën ook een tentoonstelling gehad in de IJmuidense schouwburg. En we zijn op dit moment bezig kleine portretten te schilderen van onze collega's. Het idee is om alle collega's, als ze weggaan, met pensioen of zo, zo'n schilderijtje mee te geven. Dat schilderen doen we in onze lokalen, tijdens de les, als we daar tijd voor hebben. De ezels staan altijd klaar. En ik heb gemerkt dat het de leerlingen goed stimuleert, als wij ook gewoon aan het werk zijn. Zo verenigen wij het nuttige met het aangename, werk met hobby.
1
Opleiding & loopbaan
Overzicht opleiding . MMS . nijverheidsakte NXI
Overzicht opleiding Overzicht loopbaan
Overzicht loopbaan . Vellesan College, IJmuiden
Nijverheidsakte Bijscholing Leraar tekenen Decaan, vertrouwenspersoon
Nijverheidsakte Na mijn middelbare school – eerst een tijdje de HBS, maar later de MMS, de middelbare meisjesschool – heb ik de nijverheidsakte NXI behaald, voor hand- en modetekenen. Ik had ook MO kunnen doen, maar om de een of andere reden liep de inschrijving voor die N-akte vlotter en werd het dat. Achteraf heb ik daar wel een heel klein beetje spijt van. Zo'n MO-opleiding stelt inhoudelijk toch wel wat meer voor: je krijgt er meer technische dingen, meer technieken. En het geeft wat meer status dan zo'n nijverheidsakte. Zo is mijn akte op een gegeven moment eerste graads verklaard, maar toen bleek er een collega te zijn wiens akte van oorsprong eerstegraads is, moest ik mijn eerstegraadsuren weer inleveren. Niet dat ik er vreselijk onder geleden heb, maar als ik het nog eens over moest doen, zou ik het toch MO doen, denk ik. Bijscholing Ik heb in mijn lange loopbaan uiteraard allerlei bijscholing gedaan, onder andere de opleiding voor leerlingbegeleiding bij de bekende Piet Weisfelt. Leraar tekenen Ik ben begonnen op een IJmuidense huishoudschool. Via allerlei fusies is die school in de loop van de tijd opgegaan in een brede scholengemeenschap: vmbo tot en met vwo. Ik geef tekenen in alle afdelingen, maar vooral in het vmbo. Niet omdat ik dat het beste kan of het liefste wil, maar in vergelijking met sommige collega's ben ik er het geschiktste voor, vindt men. Decaan en vertrouwenspersoon Naast dat lesgeven was ik zo'n jaar of tien schooldecaan. Daarna ben ik betrokken geweest bij het opnieuw opzetten van een ivboafdeling. Die afdeling was door alle fusieperikelen een beetje in de verdrukking geraakt. Op dit moment ben ik naast het lesgeven alleen nog vertrouwenspersoon voor de leerlingen.
Leraarschap Waarom leraar? Moeilijk begin Omgang met leerlingen Onderwijs een aanrader Schoolregels naar je eigenhand zetten Waardering voor leraarschap Lerarencompetenties Leraar als opvoeder Waarden en normen Routine Specialiteit Praktisch zijn en doorpakken
Waarom leraar? Het is niet zo dat ik er als meisje al van droomde om leraar te worden. Ik was van de HBS overgestapt naar de MMS, ik had een vier voor scheikunde op de HBS, maar kreeg op de MMS een acht en dus zei de scheikundeleraar dat ik maar chemisch analist moest worden. Dat leek me wel wat. Maar de tekenleraar had een ander idee: hij vond dat ik maar iets met tekenen moest gaan doen. Dat leek me ook wel wat, en dát is het dus geworden. Er waren toen nog geen schooldecanen. Ik ging naar de tekenacademie maar mijn vader vond dat alleen maar goed als ik ook een degelijk diploma zou halen. Niet vrij tekenen of alleen maar kunstenaar zijn. En dus ging ik NXI doen, de nijverheidsakte op de tekenacademie, met een onderwijsbevoegdheid voor tekenen en modetekenen. 2
Goede leraren VMBO-leraren Drie soortenleraren Hoe herinnerd worden?
Of het tekenen in de genen zat? Een beetje wel misschien. Mijn grootvader en mijn moeder konden goed tekenen. Maar het onderwijs zat in ieder geval niet in de genen. Daar ben ik toevallig in gerold. Of toevallig? Liever gezegd: bij gebrek aan alternatieven. Wat moest je anders met zo'n nijverheidsopleiding en zo'n diploma? Natuurlijk heb ik op allerlei plekken gesolliciteerd. Maar ben in het onderwijs beland. Ik was daar nauwelijks op voorbereid tijdens de opleiding. We hadden wel een klein beetje didactiek gehad. Maar van stages was geen sprake, die bestonden niet. Ik herinner me dat wij dat echt belachelijk vonden en dat we zelf op een gegeven moment een stage op een school geregeld hebben. Een stage van één dag. Moeilijk begin In mijn veertig jaar voor de klas ben ik een echte onderwijsvrouw geworden. Zo zien anderen mij en zo voel ik het zelf ook: ik vind dat ik een fantastisch mooi beroep heb, ik geniet elke dag van mijn werk. Maar het begin was moeilijk. Ik vond het onderwijs in het begin helemaal niet leuk. De eerste drie jaar had ik het zwaar. Het was een echte ouderwetse huishoudschool en ik was er, zoals gezegd, totaal niet op voorbereid. Er werkten voornamelijk oudere dames: van die klassieke huishoudschooltypes. Lange broeken waren taboe, bijna alles wat modern of in de mode was, was verboden. En als het niet verboden was, dan was het in ieder geval not-done. Dat lieten ze je duidelijk merken: IJmuidenaars zijn namelijk nogal recht voor z’n raap. Het was, kortom, een harde tijd. Het was wennen. Ook orde houden vond ik in die periode erg moeilijk. Je kreeg absoluut geen steun, van niemand. Je moest alles zelf regelen en uitzoeken. Met collega's had je weinig te maken en de onderlinge communicatie – als die er al was – verliep met snibbige briefjes. Zo had ik mijn tekenlokaal naast een theorielokaal. Dat was natuurlijk niet ideaal: bij tekenen hoeft het niet muisstil te zijn, bij zo'n theorievak wel. En dan werd er een briefje binnengebracht van mijn veel oudere buurvrouw met alleen maar de tekst: 'De kraan loopt.' Daar had ze last van: van de kraan, van het gespetter, van het geluid van de afvoer. Maar bij tekenen en schilderen heb je nu eenmaal water nodig om kwasten schoon te maken en zo. En dus liet ik een van mijn leerlingen een briefje terugbrengen met: 'Weet ik.' Dat was een manier van communiceren. Het was een school met veel lastige leerlingen en niet zo'n beste naam in IJmuiden. Vandaar de dramatische terugloop van het aantal leerlingen: op een gegeven moment waren er nog maar negenendertig. Ik werd dan ook tijdelijk uitgeleend aan de lagere zeevaartschool. Dat was een ervaring op zich. Het tij is gekeerd toen de fusiegolf losbarstte. Nu telt onze school, het Vellesan College, zo'n duizend leerlingen. Omgang met leerlingen Voor mij is de kern van het beroep van leraar: een goede, professionele omgang met je leerlingen. Dat betekent vooral dat je belangstelling voor ze hebt en dat je dat laat mérken. Door met ze te praten, door ze vragen te stellen. Door leerlingen altijd te zien als individuen en ze ook als zodanig te benaderen. Met zo'n persoonlijke, menselijke belangstelling bereik je meer dan met 3
een afstandelijke, min of meer autoritaire opstelling. Zo heb ik in een grote klas een enorme branieschopper. Hij stottert, is kind van verslaafde ouders en zelf verslaafd geboren. Hij is moeilijk en omringt zich altijd met een grote groep meelopende vriendjes. Maar er valt wel met hem te praten, en dat moet je dan ook doen, vind ik. Over hoe het met hem gaat, over wat hij meemaakt thuis. Natuurlijk weet ik die dingen allemaal wel zo'n beetje, maar ik vraag hem er tóch naar. En dat vindt hij prettig. Dan zie je dat hij trots is op zijn zelfstandigheid, bijvoorbeeld. Dan vertelt hij dat hij binnenkort begeleid op kamers gaat wonen. Dan zie je hem denken: 'Hé, ik mag wat zeggen. Ik word serieus genomen.' Hij verkondigt geregeld met veel bravoure dat hij van me houdt, maar hij doet z’n best en is door de belangstelling die hij krijgt, een prettige leerling geworden. En die meelopende vriendjes van hem, die gaan dan ook wel mee. Ik doe dit soort dingen bewust. Dat is mijn manier van doen. Belangstelling tonen, gewoon je afvragen: 'Wie zijn die kinderen nou, waarom doen ze zoals ze doen?' Als je belangstelling hebt, en belangstelling tóónt, kun je leerlingen ook makkelijker op hun gedrag aanspreken en hen corrigeren als dat nodig is. Neem nou zo'n meisje van vijftien bij mij in de klas: een vreselijk eigenwijs type, een potentaat. Als je belangstelling toont voor dat kind, elke les even met haar praat en vraagt hoe het met haar is, dan schep je een verstandhouding en dan kun je méér met zo iemand bereiken. Zo was ze laatst een andere leerling vreselijk op haar nummer aan het zetten. Het had grootscheeps uit de hand kunnen lopen. Maar toen ik erbij kwam en alleen maar zei: 'Hallo, wat jíj doet, dat is míjn taak', toen was het meteen over. Onderwijs een aanrader Of het beroep van leraar zo mooi en uitdagend is dat ik jonge mensen aan zou raden het onderwijs in te gaan? Ik denk van wel, als ze daar tenminste geschikt voor zijn en als ze een vak kiezen dat bij hen past. Ik zei al dat ik min of meer toevallig het onderwijs in gerold ben: ik had een leuk vak gekozen – tekenen – maar het onderwijs zat bij mij niet in de genen, er zat geen onderwijzersbloed in de familie. En toch is het in de loop van de tijd mijn grote passie geworden. Waarom zou dat niet kunnen bij jonge mensen? Die jonge mensen kunnen van mij aannemen dat het een schitterend beroep is, zeer de moeite waard. Maar het is geen makkelijk beroep. Het komt je niet zo maar aanwaaien. Het vraagt heel wat kennis en kunde, geduld, uithoudingsvermogen en creativiteit. Schoolregels naar je eigen hand zetten Zo moet je als leraar ook de tijd nemen om je allerlei schoolregels eigen te maken en de creativiteit hebben om die vervolgens naar je eigen hand te zetten. Dat heb ik ook altijd gedaan. Soms levert dat wat wrijving op met collega's of met de schoolleiding, maar uiteindelijk bevalt het uitstekend. Het gaat bij regels, vind ik, nooit om die regels zelf, maar om achterliggende normen als sociaal doen of niet al te druk doen. Zo mogen leerlingen bij ons op school bijvoorbeeld in de klas geen 4
iPod aan. Prima regel, maar ik leg hem in de tekenles bewust naast me neer: mijn leerlingen kunnen prima werken met zo'n ding op hun hoofd. Waarom zou ik dat dan verbieden? Regels zijn hulpmiddelen maar bij mij weten de leerlingen precies wat ze wel en wat ze niet moeten doen, ook zonder dat ik het de hele tijd over die regels heb. Op de zeevaartschool, waar ik een tijdje gewerkt heb, gold de strenge regel: leerlingen mogen niet door de klas lopen. Die regel was er niet voor niks: er waren in het verleden ernstige ongelukken gebeurd doordat leerlingen ongecoördineerd door de klas sjouwden. Niettemin kon en wilde ik die regel in mijn tekenlessen niet handhaven: de consequentie daarvan zou zijn dan ík dan alle potjes verf, alle bakjes water enzovoort naar de op hun plaats zittende leerlingen had moeten brengen. En dat ging me wat al te ver. Voor mij werkte die regel niet en dus heb ik hem bewust genegeerd. Waardering voor het leraarschap Ik voel me wel gewaardeerd als leraar. Ik zit bijvoorbeeld weleens op Hyves en kom daar leerlingen en oud-leerlingen tegen. Die worden dan je 'vriendje'. Zo gaat dat. Dan blijkt dat ze je, vaak na lange jaren, nog herinneren. En góede herinneringen aan je hebben. Dat geeft wel een mooi gevoel. In een café of op een verjaardagsfeestje ligt dat anders. Als je dan meldt dat je leraar bent, krijg je wel bewondering. Maar niet zozeer in de sfeer van 'Wat een fantastische baan is dat.' Ze hebben dan eerder bewondering voor je durf en je uithoudingsvermogen: 'Dat je dat volhoudt, met die moeilijke pubers, dag in dag uit.' Ik voel me in ieder geval zo prettig in mijn vak dat ik niet zit af te tellen tot mijn pensioen. Ik ken collega's die dat wél doen, maar ik niet. Natuurlijk, ik heb me voorgenomen om er over zo'n dik jaar mee te stoppen. Dan kan ik eindelijk andere dingen gaan doen, die ik óók leuk vind. Maar intussen werk ik, met veel plezier en veel passie, gewoon door, en zet ik écht niet elke dag een streepje: wéér een dag dichter bij dat fantastische pensioen. Lerarencompetenties Van de zeven lerarencompetenties vind ik de pedagogische het belangrijkste. Als je geen goed contact met je leerlingen hebt, kun je niks met ze. Ze moeten zich lekkeren zich veilig voelen bij je in de klas. Dat geldt voor elk vak, maar het geldt zeker bij tekenen, vind ik. Dat veilige basisgevoel bij leerlingen krijg je als leraar voor mekaar door respect te tonen, door belangstelling te hebben voor wie ze zijn. En bijvoorbeeld ook door ze gerust te stellen: 'Ik ben er om je te helpen, ik ben er om je iets te leren. Je hoeft het niet nu al te kennen en te kunnen.' Je hoeft zoiets natuurlijk niet telkens met deze woorden te zeggen, maar je moet het als leraar wel uitstralen. Leraar als opvoeder Een leraar is natuurlijk ook opvoeder. Ik vind dat zelfs de leuke kant van het beroep en daarom heb ik ook een opleiding leerlingbegeleiding gedaan en ben ik decaan en vertrouwenspersoon geworden. 5
Ik vind dat opvoedende leuk, omdat ik nieuwsgierig ben. Nieuwsgierig naar mijn leerlingen, naar hun achtergronden, naar het waarom van hun gedrag. Opvoeden is voor mij dan ook: praten met de leerlingen. Praten om uiteindelijk een bepaalde gedragsverandering tot stand te brengen, als dat nodig is. Dat werkt wel, is mijn ervaring. Ik heb in mijn klas eigenlijk maar één regel: gedraag je sociaal. Kinderen die moeite hebben met die regel, daar praat ik dus mee. En dan gaat het niet alleen om de branieschoppers, de agressieve kinderen met hun irritante gedrag. Dan heb ik het ook over die hele zoete, rustige kinderen. Daar had ik er dit jaar twee van in de klas. Van die brave kinderen. Maar in een goed gesprek met ze bleek op een gegeven moment dat ze niet zozeer zoet en braaf waren. Ze waren vooral bang. Ze werden nogal gepest. Pesten is een zware overtreding van mijn regel om je sociaal te gedragen. Het is trouwens ook algemeen schoolbeleid: iedere leerling tekent een pestcontract en iedereen weet dus dat pesten niet getolereerd wordt. Ik ben naar aanleiding van dat gesprek met die twee zoetjes achter de pesters aangegaan en heb ik ze aangepakt. Dat helpt. In ieder geval bij mij in de klas. Ook buiten mijn klas, want ik ben niet te beroerd om de pesters ook elders hinderlijk te volgen, tot bij ze thuis aan toe. Ik zeg dan ook duidelijk: 'Probeer niet achter mijn rug om door te gaan met dat pesten, want ik kom erachter en ik pak je.' Waarden en normen Opvoeden houdt in: de kinderen waarden en normen bijbrengen. Dat sociale, dat vind ik het belangrijkste. Maar ook dat ze fatsoenlijk omgaan met andermans spullen en spullen van de school. Ik leg ze dat soort uitgangspunten duidelijk uit en handhaaf ze strikt en consequent. Daar ga ik ver in. Ik ben zelfs in staat om ze een ten onrechte verkreukeld tekenpapier te laten stríjken. Ze hebben namelijk de neiging om een tekening die niet meteen lukt, weg te gooien. En daar ben ik vanzelfsprekend niet vóór. Met dit soort acties bereik ik in ieder geval dat ze leren dat ík de baas ben in de klas, dat ze zuinig moeten omgaan met het materiaal én dat ze moeten volhouden, doorzetten, niet te gauw de moed opgeven. Routine Als je zo'n veertig jaar voor de klas staat, kost het lesgeven en het omgaan met (moeilijke) leerlingen je niet zoveel moeite meer. Het loopt allemaal wel, je komt niet zoveel dingen meer tegen die totaal nieuw en onverwacht voor je zijn. Je hebt routine gekregen: je ziet de dingen aankomen, je weet wanneer het fout kan gaan en wat je moet doen om dat te voorkomen. Je bent als het ware meer tot rust gekomen als leraar. Het is de vraag hoe dat komt en wanneer dat moment van 'tot rust komen' aanbreekt. Is het alleen een kwestie van ouder worden, van tijd dus? Dat vraag ik me af. Tijd speelt mee, inzoverre er tijd nodig is om allerlei ervaringen op te doen. Maar het gaat om die ervaringen en misschien zijn er wel mogelijkheden om die ervaringen efficiënter, in kortere tijd op te 6
doen, bijvoorbeeld door ook te leren van de ervaringen van anderen, zoals in dit project 'Duizend jaar voor de klas'. Ik heb bijvoorbeeld zelf veel gehad aan de truc 'boos worden voordat je het bent': grijp in en spéél dat je boos wordt voordat de situatie zo uit de hand loopt dat je er écht boos van wordt. Ik heb deze aanpak zelf ontdekt, door schade en schande, na verloop van jaren. Maar iemand anders, een ervaren collega, had mij die truc ook eerder aan de hand kunnen doen. Dan was ik eerder een geroutineerdere, rustiger leraar geworden. Trucjes, handvatten waar je iets mee kunt? Die je zelf ontdekt, die je overneemt, al dan niet in gewijzigde vorm, van anderen? Of is het toch eerder zelfvertrouwen? Het zelfvertrouwen dat groeit naarmate je succeservaringen opdoet, naarmate je 'geluksmomenten' meemaakt waarmee je iets kunt. Ik heb in mijn begintijd eens een leerling de klas uitgezet die daar absoluut niet gediend van was. Ik gaf haar min of meer per ongeluk een klein zetje: 'Kom op, eruit, jij.' De vloer was pas gedweild, spekglad. Ze ging dus pontificaal tegen de vlakte met als gevolg dat haar verzet gebroken was en ik voortaan bij álle leerlingen de reputatie had beresterk te zijn. Zulke 'geluksmomenten' zijn niet te organiseren, ze zijn ook niet te ontlenen aan de ervaringen van anderen. Ze komen gewoon op je pad en de kans dat ze komen, neemt toe naarmate de tijd verstrijkt. Word je dus toch voornamelijk een geroutineerde, rustige leraar door gewoon ouder te worden? Ik heb nog een andere sleutelervaring, in ieder geval een gebeurtenis die mijn zelfvertrouwen sterk vergrootte en maakte dat ik zekerder en rustiger werd in mijn omgang met leerlingen (en hun ouders). Ik had een meisje in de middagpauze nagehouden, om de een of andere reden. Na de pauze kwam haar vader woedend de klas binnen. Wat ik wel niet dacht? Zijn dochter in de middagpauze nahouden, zodat zij te laat thuiskwam voor het eten? Daar had hij écht geen zin in: hij werkte al in ploegendienst en wou niet ook nog in ploegen aan tafel zitten. Ik stuurde de man de klas uit: hij moest maar even op de gang wachten, vond ik. Na een tijdje maakte ik aanstalten naar hem toe te gaan. Ik vond het best wel spannend – ik stond nog niet zo lang voor de klas! – maar de spanningen verkeerden in een vlaag van groot zelfvertrouwen toen de leerlingen mij samenzweerderig toevoegden: 'Laat de deur maar een stukje open, juf, en als er iets gebeurt, dan komen wij u meteen helpen.' Specialiteit Of het mijn specialiteit is, weet ik niet. Maar ik sta er wel om bekend dat ik om weet te gaan met lastige leerlingen en moeilijke ouders. Om een voorbeeld van dat laatste te geven: een ouderavond. Ik zit met een vader die álles wil weten. Hij heet Dorus. (Zijn zoon heet Theo, zijn vrouw Theodora en zijn dochter Dorien. Je kunt niet zeggen dat ze daar niet over nagedacht hebben. Een mooie familie.) Dorus wil dus álles weten, maar hij ratelt maar door, aan één stuk. Ik kom er niet tussen. Op een gegeven moment barst ik uit: 'Als je echt alles wil weten, Dorus, dan moet je nu even je mond houden.' Net op dat moment komt de rector langs. Hij zet grote ogen op en vraagt na afloop (want hij moest ontzettend lachen en wilde zich er niet mee bemoeien): 7
‘Dat was doeltreffend, maar hoe durf je?' Ik vind het geen kwestie van durven, ik vind het gewoon de enige manier om nog iets van een gesprek te hebben. Dat was dan ook mijn antwoord aan de rector. Dorus was een moeilijke man, maar niet gevaarlijk. Met gevaarlijke mannen weet ik trouwens ook wel raad. We hadden eens zo'n man, de vader van een van mijn leerlingen. Gescheiden, hij mocht zijn kind niet meer zien. Maar hij stond erop met de mentor te spreken. Met mij dus. Ik wist dat hij met een pistool rondliep en dat al mijn collega's nogal bang voor hem waren. Niet helemaal zonder reden, want de rector was al eens door hem aangevallen. Dus ik liet hem weten dat ik alleen maar een gesprek wilde, als hij zijn nieuwe vrouw ook zou meenemen. Die vrouw was wél enigszins voor rede vatbaar, wist ik. En ik zorgde er ook voor dat de rector en andere stevige collega's ergens in de buurt waren en dat de deur open bleef. Ik ben niet zo bang, maar ik kijk wel goed uit. Praktisch zijn en doorpakken Een ander voorbeeld van niet bang zijn en gewoon doorpakken: er was een lastig meisje op school, met wie niks te beginnen viel. De school vond dat ze maar weg moest. Daarbij speelde ook mee dat er niet bepaald een goede relatie bestond tussen school en de ouders van het meisje. Het probleem was dat andere scholen in de buurt het kind niet wilden. Dus heb ik haar op een gegeven moment in mijn auto gezet, en ben ik met haar alle scholen afgegaan. Ik heb net zolang gesoebat en gezeurd totdat ik haar ergens ondergebracht had. Als openbare school kon je in die tijd een leerling alleen maar verwijderen als je een nieuwe plek voor hem of haar gevonden had. De moeder van het meisje stond de volgende dag overigens wel met een dikke bos paling op mij te wachten. De meeste collega's waren met een grote boog om het mens heengelopen, hoorde ik later. Een ander voorbeeld. Over onbehoorlijke taal van leerlingen, ook tegen leraren. Dat komt nogal eens voor op zo'n IJmuidense school als de onze. Als een leerling mij uitscheldt, pik ik dat niet. Maar ik weet uit ervaring dat dat vaak niet persoonlijk bedoeld is. Ik ga dan niet moralistisch tekeer, ik kijk dan simpelweg om me heen: 'Staat er iemand achter me? Heb je het tegen iemand anders?' Dat werkt meestal prima. Vaak moet de uitschelder er zelfs om lachen. En dat zit er ook wel een beetje in: zo iemand is niet kwaad op jóu, hij of zij is kwaad op de situatie. En da's niet hetzelfde. Goede leraren Ik ben een goede leraar. Dat kan ik wel zeggen. Dat vinden leerlingen en collega's ook. In de ogen van sommige collega's ben ik misschien wat soft. Daarmee bedoelen ze dan dat ik vaak – op vergaderingen, in de lerarenkamer - partij kies voor leerlingen, dat ik begrip voor ze heb. Ze zijn dan verbaasd als ze mij ook hard zien of horen optreden in de klas: 'Goh, ik dacht dat jij soft was, maar dat valt toch wel mee.' Ik vind mezelf dus een goede leraar. En ik vind, eerlijk gezegd, dat er niet zo veel goede leraren zijn. Omdat ik vertrouwenspersoon ben van de leerlingen, hoor ik veel over de gang van zaken in andere lessen, bij andere leraren. Daar word ik 8
vaak niet vrolijk van. Daar heb ik wel kritiek op en daar maak ik, op vergaderingen en ook in persoonlijke gesprekken met collega's, wel een punt van. Vandaar misschien ook die reactie: 'Ze is te soft, ze komt altijd voor de leerlingen op.' Vmbo-leraar Ik heb al gemeld dat ik vooral in het vmbo werk, dat anderen mij daar het geschiktst voor vinden en dat ik het daarmee wel eens ben. Ik bedoel: ik kan prima op de havo of in het vwo uit de voeten, ik heb daar geen moeite mee. Maar ik kan het óók in het vmbo en omdat veel leraren dat niet of niet zo goed kunnen, heb ik het etiket opgepakt gekregen: 'Geschiktst voor vmbo'. De leerlingen van het vmbo zijn toch wat anders dan havo- of vwo-leerlingen. Het orde houden is er moeilijker. De interesses van de kinderen liggen niet bij school. Ze zijn vaak ongenuanceerd: ze worden kwaad op de situatie en reageren dat dan op jou af. En daar kan niet iedereen mee omgaan. Ik kan me, eerlijk gezegd, wél in die kinderen verplaatsen, in ieder geval méér dan veel collega's. Ik kan me beter inleven. Ik had bijvoorbeeld zo'n collega: een goede, prettige en zelfs leuke leraar. Hij moest wat wiskundelessen geven in vmboklassen. Hij deed vreselijk zijn best, maar kon écht niet met die groepen omgaan. Ik was mentor van de klassen waar hij wiskunde gaf. Op een gegeven moment werd ik uit mijn les geroepen: 'Er wordt iemand vermoord bij wiskunde.' Die goede, prettige en zelfs leuke collega stond op het punt een leerling letterlijk de klas uit te trappen, zo het stenen trapje af. Het incident is gelukkig goed afgelopen, maar de collega hield het na korte tijd wel voor gezien in het vmbo. Drie soorten leraren In mijn ogen zijn er drie soorten leraren: goede, middelmatige en slechte. De grootste groep is die van de middelmatige leraren. Middelmatige leraren geven op zich wel goed les. Het loopt wel bij ze, de zaak draait, ze hebben wel verstand van het vak dat ze geven. Ze kunnen orde houden, er zijn geen ernstige klachten over hun gedrag. Maar als de overgrote meerderheid van hun leerlingen een onvoldoende halen, dan doet hun dat niks. Dan geven ze die leerlingen de schuld: 'Hadden ze maar harder moeten werken. Ze snappen er tegenwoordig ook niks van.' In plaats van dat ze schuld ook bij zichzelf leggen. In plaats van dat ze zichzelf verantwoordelijk achten: 'Ik ben de leraar, ík moet ervoor zorgen dat mijn leerlingen goede resultaten behalen.' Natuurlijk bestaan er ook klassen, die gewoon niet willen. Om minder middelmatige en méér goede leraren te krijgen zou de lerarenopleiding beter moeten worden en zou er meer aandacht moeten zijn voor goed lerarengedrag in plaats van alleen maar het aanleren van allerlei kennis en vaardigheden. Ook zou de school hogere eisen moeten stellen aan leraren. De school zou moeten voorkomen dat leraren zich opsluiten in hun klaslokaal en daar ongestoord, onbespied, ongecontroleerd hun gang gaan. Als meer leraren – net zoals bij onze tekenlokalen - de deur van hun klas open zouden laten staan, als anderen zouden kunnen zien en horen wat er zich in die klas afspeelt, dan zouden veel leraren ander gedrag gaan vertonen. Dat is mijn stellige overtuiging. 9
Ik hoor van mijn leerlingen regelmatig schrijnende verhalen over volstrekt onterechte woede-uitbarstingen van leraren. Vaak worden leraren al kwaad voordat ze precies weten wat er aan de hand is. De deur open zou dan al wat kunnen schelen, denk ik. Maar open deuren zijn alleen maar een symbool. Waar het écht om gaat, is natuurlijk de openheid van leraren naar leerlingen toe, het contact, de professionele omgang van leraar met leerling. Laatst hadden mijn leerlingen nog een voorbeeld van zo'n rare woede-uitbarsting van een leraar. Hij – het was een hij, maar het had natuurlijk net zo goed een zij kunnen zijn – had een opdracht uitgelegd, maar die uitleg kwam niet zo goed over volgens de leerlingen. Ze snapten echt niet wat ze moesten doen. En toen had één van de leerlingen het gewaagd te vragen of hij het nóg eens, op een andere manier, wou uitleggen. Het was een opvallende, moeilijke leerling die die vraag stelde, dat wél. Maar het was een terechte vraag, vond iedereen. En de leraar wás toen uitgevaren tegen die leerling, niet normaal meer, zoals ze zeiden. Die leerling verstoorde met opzet zijn les, had hij gezegd en dat was nog de vriendelijkste kwalificatie. Hoe herinnerd worden Ik zou door mijn leerlingen herinnerd willen worden als iemand die op een prettige manier lesgaf, die op een prettige manier met leerlingen omging, die respect had voor haar leerlingen. Maar ook als een leraar van wie ze iets geleerd hebben. Heel veel leerlingen vinden het vak tekenen moeilijk. Ook omdat wij in de sectie het vak bloedserieus nemen. Wij doen erg ons best er iets van te maken. Maar wij verwachten dan ook iets van de leerlingen. Ik hoor vaak van leerlingen: 'Ik kan niet tekenen. Mijn moeder kon het ook niet. Het wordt nooit niks.' Dan is mijn reactie: 'Daarom ben ík er. Om het jou te léren.'
De praktijk in de klas Tekenen op het vmbo Opdrachten Zelfstandig werken Proefwerken en cijfers Tekenen op zolder Grote, volle lokalen Straffen Alles is eerst getekend Ander vak Collegiale waardering Een prettige plek op school
Tekenen op het vmbo Ik geef tekenen. Bij ons op school hebben ze tot en met de derde klas verplicht tekenen. Ik heb ook wel havo en vwo, maar voornamelijk vmbo. Opdrachten Wat de leerlingen tijdens mijn tekenlessen doen, is in feite een serie vastgestelde opdrachten afwerken. Ze leggen daarmee een tekenmap aan, een portfolio zou je kunnen zeggen. Zo is de eerste opdracht waarmee iedereen in de eerste les begint, een zelfportret aan de hand van een foto. Ze krijgen daar wat theorie over en instructie bij en daarna gaat iedereen aan de slag. Gemiddeld is een leerling zo'n drie uur bezig met die eerste opdracht, maar bij de een vordert het natuurlijk wel wat sneller dan bij de ander. Dat is overigens in ons systeem geen probleem. Na de eerste opdracht maken de leerlingen een masker, ze stellen een gezicht samen op basis van tijdschriftfoto's. Kortom, een serie gevarieerde opdrachten met verschillende materialen en technieken, opklimmend in moeilijkheidsgraad. Zelfstandig werken Vóór de eerste opdracht is er uiteraard een gedegen klassikale instructie, waarbij naast die eerste opdracht ook de algemene spelregels bij tekenen aan de orde komen. Maar daarna is er weinig klassikale instructie meer. Dat kan ook niet omdat de 10
leerlingen in hun eigen tempo door de opdrachten gaan. De lessen beginnen als de leerlingen binnenkomen, hun spullen pakken en verder gaan bij waar ze gebleven waren. Ik loop rond, ik kijk, ik praat, ik geef individuele instructies en adviezen. Af en toe, als ik zie dat veel leerlingen dezelfde fouten maken of dezelfde moeilijkheden ondervinden, leg ik de les even stil om iets aan iedereen uit te leggen. Er is in mijn tekenles dus sprake van een grote zelfstandigheid. En dat gaat prima. Het komt voor dat ik elders even iets aan het doen ben als een klas binnenkomt. Ze beginnen dan gewoon, zonder probleem. Als ik dan arriveer, is iedereen al lang en breed aan het werk. Of iedereen? Soms zijn er natuurlijk wel een paar leerlingen die mijn aanwezigheid hard nodig hebben. Proefwerken en cijfers Leerlingen die tekenen in hun pakket hebben, die ervoor gekozen hebben, krijgen wat meer theorie en dus ook (open boek)proefwerken. In de verplichte tekenlessen voor alle leerlingen zijn er geen proefwerken. Maar ik geef wel cijfers voor alle opdrachten die er gemaakt worden. Tekenen op de zolder De tekenafdeling van onze school is op de zolderverdieping: twee grote lokalen, met daartussen het magazijn en de natte hoek. De situatie is vaak zo..In het ene lokaal zit ik en in het andere mijn jonge collega, die vroeger een leerling op onze school was en tijdens haar opleiding stage bij mij heeft gelopen. De lokalen hebben dus min of meer een open verbinding met elkaar en dat betekent dat mijn jongere collega en ik nauw samenwerken. Ik ben dan de ouwe rot in het vak en mijn collega degene die nog een hoop wil leren en van mijn ervaring gebruik maakt. Ik vind dat niet vervelend. Zo is het nu eenmaal. Leerlingen die bij haar lastig zijn, zetten we soms bij mij in de klas. Deed ik vroeger ook bij mijn toenmalige collega. Ik kan makkelijker improviseren. En ik ben ook aardig creatief in het bedenken van straffen, als dat nodig is. Geen strafregels of andere nutteloze dingen. Maar allerlei schoonmaak- of afwasklusjes en dergelijke. Ze moeten in ieder geval altijd dingen doen die nuttig zijn voor mij, voor ons. Dat zeg ik er ook altijd bij. Grote, volle lokalen We hebben dus twee enorm grote tekenlokalen hebben op de zolder van de school. Waar dus altijd een prettige sfeer hangt. Dat trekt ook leerlingen aan die op dat moment geen tekenen hebben, maar keuzewerktijd of studiehuisuren of gewoon huiswerk. Ik vind dat geen probleem: als er plaats genoeg is en als ze serieus bezig zijn met hun eigen werk, zijn ze wat mij betreft van harte welkom. Straffen Als het nodig is, geef ik de leerlingen straf. Geen strafregels of zo. Dat vind ik onzin. Ik geef ze altijd straf waar ík op een of andere manier voordeel aan heb: het vuilnis naar beneden brengen – wij zitten op de zolder en het is dus een heel eind sjouwen met al het afval! - de tafels schrobben, afwassen. Af en toe stuur ik ook wel leerlingen de klas uit. Maar alleen als het écht niet anders kan, als ze mij het lesgeven volledig 11
onmogelijk maken met hun gedrag, of als ze andere leerlingen op een of andere manier dwars zitten. Dat zijn voor mij de grenzen. Die wil ik duidelijk gemarkeerd houden. Als ze de klas uit moeten, dan gaan ze – dat is schoolbeleid – naar een straflokaal: daar houdt een van de conciërges toezicht op en ze komen erheen met een duidelijke opdracht van de leraar die hen de klas uitgestuurd heeft. Dan hoeft de conciërge geen werk voor ze te verzinnen. In ons geval tekenen ze de eerste keer een locomotief en elke volgende keer een wagon achter die locomotief. Dat is de standaardopdracht. Ze moeten het hele uur tekenen, het moet een prima locomotief of wagon worden. Maar ik druk ze daarbij ook telkens op het hart: 'Zorg ervoor dat die trein niet al te lang wordt, want de leerling met de langste trein 'mag' de laatste week voor de zomervakantie, op de dagen dat er geen les meer gegeven wordt, ons helpen de tekenzolder grondig op te ruimen.' Alles is eerst getekend Ik vind tekenen een leuk vak, maar ook belangrijk voor leerlingen. Tekenen leert je zíen, leert je kíjken. Het is ondersteunend voor een aantal andere vakken. Wiskunde en biologie vind ik duidelijke voorbeelden. Het geeft je meer inzicht, het helpt je bij andere vakken. 'Alles is eerst getekend,' zeg ik wel eens. Als een architect een gebouw bedenkt en ontwerpt, begint hij met het te tekenen. Als de politie inzicht wil krijgen in de achtergronden en oorzaken van een verkeersongeluk, wordt er als eerste stap een precieze tekening gemaakt van de situatie. Tekenen betekent: inzicht krijgen in je omgeving. In sommige kringen wordt tekenen altijd meteen geassocieerd met emoties: de tekenaar als artiest die emotionele dingen een goede, mooie vorm geeft. Ik heb daar niks tegen, ik gebruik die vorm van tekenen en schilderen – om zo te zeggen – ook wel in mijn lessen. Maar het zwaarste accent ligt in onze tekenlessen toch op het probleemoplossend werken: bewust zien hoe de wereld in elkaar steekt, inzicht krijgen in je omgeving, snappen waar de horizon zit, bijvoorbeeld. Leerlingen vinden tekenen niet altijd makkelijk, maar de meesten gaan het op den duur steeds leuker vinden en bereiken dan ook betere resultaten. Tekenen is dus zeker een serieus vak. Tegenwoordig misschien zelfs wel serieuzer dan vroeger. Wij behandelen ook theorie met de leerlingen. Er wordt in ieder geval planmatig gewerkt, niet zo maar wat voor de lol. Tekenen kan je leren, dat is ons uitgangspunt. Ander vak Of ik mezelf kan voorstellen als leraar in een ander vak? Dat weet ik niet, daar heb ik, eerlijk gezegd, nooit zoveel over nagedacht. Tekenen hoort nu eenmaal bij mij. Tekenen was er eerst, daarna kwam pas het leraarschap. Bovendien kan ik niet zo goed stilzitten: ik zou in ieder geval een doevak moeten hebben. Nederlands zou ik misschien wel leuk vinden, maar dan zou ik daar wel veel meer een doevak van maken. Conclusie? Na al die jaren onderwijservaring is het vak misschien wel min of meer inwisselbaar geworden. Met een streep onder min of meer. Voor mijn leraarschap is het vak niet meer het centrum van alles. Dat niet, maar anderzijds: frontaal, klassikaal lesgeven 12
de hele tijd, dat zou ik niet willen. Dat zou me gaan vervelen. Alles bij mekaar vind ik het leraar zijn en het vak tekenen dus even belangrijk. Laat ik het daar maar op houden. Collegiale waardering Ook bij mijn collega's op school ervaar ik grote waardering voor het vak. Als Plasterk het zou verzinnen tekenen op school af te schaffen om daarmee betere lerarensalarissen te betalen, dan zouden de collega's zeker meedoen met de acties tegen zo'n plan. Niet omdat die collega's zo actievoerderig zijn, maar omdat ze goed inzien dat ze voordeel hebben van het vak tekenen. Mijn vak werkt prima samen met andere vakken. Samenwerking met Nederlands en andere talen ligt voor de hand, maar ook met andere vakken is er inhoudelijke samenwerking. Een prettige plek op school En ook de school als geheel is blij met onze afdeling. Op de tekenzolder heerst een prettige sfeer, het is gezellig, de muziek staat vaak aan. Onze afdeling is zeker een selling point, goede reclame voor de school. En een aantrekkelijk toevluchtsoord voor de leerlingen: ze komen er hun werk afmaken, huiswerk maken, hun opdrachten doen voor het studiehuis. Wij stellen daar wel voorwaarden aan: men komt alleen om (zelfstandig) te werken en men stoort op geen enkele manier de vele andere leerlingen die er werken.
Op en rond de school Vertrouwenspersoon Veiligheid op school Medeverantwoordelijkheid Nieuwe collega's inwerken Het Nederlandse onderwijs Onderwijsvernieuwingen Schoolleiding Buitenschoolse activiteiten
Vertrouwenspersoon Ik ben naast leraar tekenen ook vertrouwenspersoon. Daar krijg ik zo'n veertig taakuren per jaar voor. Vroeger had je alleen maar vertrouwenspersonen op onze school. Het waren de algemene 'aanspreekpunten' voor leerlingen: ze konden met álle problemen bij je terecht. Nu zijn er behalve vertrouwenspersonen ook leerlingbegeleiders en is er een taakverdeling gekomen: de leerlingbegeleiders zijn er om problemen met school, met de lessen, met het leren te bespreken en de vertrouwenspersonen zijn er voor de persoonlijke problemen. In de praktijk zijn die probleemgebieden niet altijd precies te onderscheiden en daarom kloppen er ook wel leerlingen bij mij aan die eigenlijk bij een leerlingbegeleider zouden moeten zijn. Ik vind dat overigens niet zo'n punt. De persoonlijke problemen waarmee je als vertrouwenspersoon geconfronteerd wordt, liggen op een school als de onze vaak op het gebied van de seksualiteit: een meisje dat uit huis wil, of al weggelopen is, omdat haar vader aan haar zit, de seksueel-getinte opmerkingen van leraren of van leerlingen onderling. Maar je krijgt ook te maken met zelfmutulatie, met allerlei gevolgen van echtscheidingen en andere moeilijkheden binnen gezinnen. Op onze school zijn drie vertrouwenspersonen. De leerlingen kiezen zelf wie ze willen spreken. We houden geen dossier bij en we maken ook niet bekend welke leerling bij wie komt. Wel hebben we af en toe onderling overleg en geven we elkaar feedback. Als je een goede vertrouwenspersoon wil zijn voor leerlingen, moet je daarvoor een goede opleiding doen én je moet je sociale kaart op orde hebben. Een goede opleiding heb ik gehad, ik heb er 13
erg veel geleerd: allerlei trainingsmogelijkheden voor individuele probleemgevallen en dergelijke. Maar de sociale kaart is ook van groot belang: je moet echt de hele hulpverlening, alle hulpverleners in de buurt goed en persoonlijk kennen. Je moet precies en snel weten waar je naartoe kunt, als er problemen zijn. Daarnaast moet je je natuurlijk goed kunnen inleven in de belevingswereld van de leerling. Veiligheid op school Op zo'n school als de onze zijn er natuurlijk ook orde- of veiligheidsproblemen. Niet van die hele opzienbare overigens, dat valt wel mee. Veel voor in de krant of voor op het journaal is er op onze school gelukkig nog niet gebeurd. Er zijn ook geen veiligheidspoortjes en dat soort dingen nodig, hoewel er de laatste jaren wel wat camera's zijn gekomen in de aula en in de fietsenstalling. Ik heb het een paar keer meegemaakt dat er iets was met messen. Zo meldde een stagiaire een keer dat een Turkse jongen een mes had. Het was vond men geen lekkere jongen, beetje bravouretype. Ik ben dus naar hem toe gegaan: 'Ik hoor dat je een mes hebt. Laat 's zien.' Dat deed hij. Ik zei dat ik een vriendje had bij de politie en dat ik die even zou vragen of z'n mes mocht. Dat heb ik in de pauze gedaan. Het politiebureau is tegenover de school. En de jongen deed er niet moeilijk over dat ik het mes meenam. De politie deed evenmin moeilijk: het mes was niet groot en gevaarlijk genoeg, ze konden er niks mee. Ik heb het toen aan de jongen teruggegeven, maar ik heb wel gezegd dat ik het nooit meer wilde zien op school. De laatste jaren is er een formeel wapen- en messenverbod op school. Ik heb ook één keer een vrij dreigende confrontatie meegemaakt tussen Nederlandse en Turkse en Marokkaanse jongeren, leerlingen en oud-leerlingen. Een vrij grote groep en een grote oploop van anderen natuurlijk. Ik ben erbij gaan staan, tussen de twee partijen(dames) in. Ik heb gezegd dat ik niet weg zou gaan, voordat zij weg waren. Ik ben er dus lang gebleven. Uiteindelijk zijn ze afgedropen zonder dat het tot een gevecht kwam. Ik was niet bang, ik kende meeste jongens en meisjes, ik heb ook wel een zekere autoriteit. Ik heb de hele tijd op ze ingepraat. Maar wat me wel erg tegenviel, was dat collega's zich er niet mee bemoeiden. Ze liepen langs, van het ene gebouw naar het andere, maar ik bleef de enige leraar tussen alle ruziezoekers. Geen enkele leraar heeft toen bijvoorbeeld de politie gebeld. Niks. Dat viel me erg tegen en dat heb ik hun later ook wel laten weten. Medeverantwoordelijkheid Ik heb het veel gehad over mijn vak tekenen, over mijn leerlingen, mijn afdeling. Maar ik voel me ook wel degelijk verantwoordelijk voor de gang van zaken in de héle school. Een leraar is ook leraar buiten zijn klas en buiten zijn vak. En dan heb ik het over samenwerking, over actief meedoen aan vergaderingen en dergelijke. En over kleine, praktische dingen. Als ik door de school loop en ik zie dat een leerling rommel laat vallen, dan laat ik het hem opruimen. Ik spreek leerlingen op dingen aan, ook als het niet mijn eigen leerlingen zijn. Als ik een vechtpartij zie, spring ik ertussen. 14
Nieuwe collega's inwerken Als ik collega's inwerk in mijn eigen vak, dan adviseer ik ze in ieder geval om rustig te blijven, niet in paniek te raken. Er gebeurt van alles in die eerste tijd op school, allerlei dingen die je niet kent en ook niet verwacht. Maar blijf dan rustig en gun jezelf de tijd. Ook vind ik het van belang om boos te worden voordat je boos bént. Als leerlingen je grenzen opzoeken, op een confrontatie uit zijn of wat dan ook: word dan niet emotioneel, spéél dat je boos bent, voordat je echt boos bent. Zorg dus dat je op tijd ingrijpt. Maar het allerbelangrijkste heb ik al eerder gezegd: luister naar de kinderen, praat met ze. Dat voorkomt ook vaak misverstanden. Ik zie jonge leraren heel vaak leerlingen op hun donder geven voordat ze heel precies weten wat er eigenlijk aan de hand is. Moet je niet doen. Verzamel eerst je informatie, praat met de leerlingen. Ga niet meteen de strijd aan. Een goede voorbereiding is ook van belang. Dat spreekt vanzelf. Zorg in ieder geval dat je iets in reserve hebt, iets op de plank hebt liggen. Er kan altijd iets mis gaan, zeker in ons vak. Zorg dan dat je niet 100% afhankelijk bent van wat je voorbereid hebt, maar heb wat uitwijkmogelijkheden. Zorg er ook voor, éis zelfs dat je blokuren hebt. Tekenen, en zeker schilderen, in een lesje van vijfenveertig minuten, da's niks. Je hebt in ons vak nu eenmaal tijd nodig voor de organisatie en voor het opruimen. Da's heel belangrijk om elke volgende les weer goed te kunnen starten. Maar als je – zoals wij een aantal jaren maar vijfenveertig minuten hebt, blijft er naast die organisatie en dat opruimen te weinig tijd over. Ik heb altijd stagiaires gehad en ik heb dat altijd leuk gevonden. Ik heb ook een tijdlang didactiek gegeven op de hogeschool. De opleiding en begeleiding van nieuwe generaties leraren gaat me wel ter harte. Het Nederlandse onderwijs Ik heb het idee dat het onderwijs van tegenwoordig minder degelijk is dan het vroegere onderwijs. Natuurlijk, de kinderen moeten tegenwoordig van alles en nog wat doen: grote werkstukken, kleine werkstukken, werkstukken voor dit, werkstukken voor dat. Presentaties, spreekbeurten. Maar intussen léren ze mínder, volgens mij. Doen ze in ieder geval minder kennis op. Ik ben er niet zo positief over. En ik zie ook niet dat die werkstukkencultuur van nu zoveel beter is dan het vroegere onderwijs. Projectonderwijs vind ik prima. Op een samenhangende, geïntegreerde manier dingen aanpakken is uitstekend. Maar het moet dan wel verdieping, meer kennis en inzicht opleveren. Al te vaak vind ik projecten een beetje makkelijk, wat goedkoop, wat oppervlakkig. De presentatie is me vaak een gruwel. Presenteer kwalitatief of niet. En dat accent op zelfstandig leren van tegenwoordig? Op zich niks mis mee: uiteindelijk gaat het daarom, dat ze zelfstandig leren, zelfstandig verder leren. Maar dan moet hun wel geleerd worden 15
hoe ze dat moeten doen, hoe ze dat moeten aanpakken. Bij ons op school, bij Vellesan, hebben we het zogenaamde Vellesanleren: voor elk vak wordt precies uitgestippeld, in een mooi schema, wat de leerlingen wanneer moeten doen. Maar léér ze dan eerst, zou ik willen zeggen, hoe ze dat moeten aanpakken, hoe ze met zo'n schema moeten omgaan. Leer ze dat goed, help ze daarbij. Trek daar tijd, heel veel tijd, voor uit. Daar ontbreekt het volgens mij vaak aan. Onderwijsvernieuwingen Van veel veranderingen en vernieuwingen in het onderwijs vind ik dat er niet lang genoeg over nagedacht is. Ze zijn te snel ingevoerd. Met alle ongewenste gevolgen. Zo vind ik bijvoorbeeld dat de oude lbo-examens ten onrechte afgeschaft zijn. Men is in het vmbo veel te ver doorgeschoten is in de richting van de praktijkvakken. Alles moest praktisch en beroepsgericht. Maar dat ging ten koste van de algemeen-vormende vakken, toch ook belangrijk, vind ik, voor ons soort leerlingen. Ik weet zeker dat op het moment van dit interview sommige van mijn leerlingen, van de zorgafdeling, bezig zijn de kamer van de rector te zuigen, te poetsen, in het kader van hun onderwijsprogramma. Ik ben niet tegen beroepsgericht onderwijs, maar ik vraag me wel af of het niet te veel terug naar áf is. In mijn beginjaren leidde de huishoudschool op voor assistenten in de huishouding, hun onderricht was bijna alleen maar praktisch. Ik heb niet zo heel veel te maken met het studiehuis, de zogenaamde tweede fase. Maar ik spreek wel leerlingen van de bovenbouw havo en vwo. Die komen in mijn lokaal erbij zitten als ze studiekeuze-uren hebben of werkstukken moeten maken. Ik heb op die manier wel te maken met dat studiehuis. Ik zet er zo mijn vraagtekens bij. Ik heb het idee dat de zelfstandigheid van die leerlingen, het vermogen zelfstandig te leren, een mooi ideaal is. In de praktijk verzuimt men al te vaak die leerlingen te léren om zelfstandig te leren. Zo zie ik ook maar al te vaak dat leraren uit de bovenbouw zogenaamde contacturen ingeroosterd hebben gekregen. Ze zitten dan in de lerarenkamer koffie te drinken en te wachten totdat leerlingen contact opnemen. Wat dus vaak níet gebeurt… Schoolleiding Ik heb in al die jaren als leraar een aantal schoolleiders meegemaakt. Daar waren hele slechte bij, die het dan ook maar een paar jaar volhielden voordat wij ze – via de MR – weg konden werken. Bijna altijd was het probleem dat die mensen absoluut niet konden luisteren, niet naar leerlingen, niet naar het personeel. Ze gingen dan rücksichtslos hun eigen eigenwijze weg. Met alle gevolgen vandien. Zo heb ik eens een schoolleider meegemaakt die vreselijk tegen me tekeer ging omdat ik een aantal leerlingen weg had laten gaan voordat de eindbel ging. Ik had daar een prima reden voor, vond ik, maar daar wou hij absoluut niet naar luisteren. Wildwoest was hij, in het bijzijn van de andere leerlingen. Regels zijn regels, bellen zijn bellen, was zijn zwakke standpunt. Later heeft hij overigens zijn excuses moeten aanbieden. Schoolleiders hebben in mijn ervaring weinig of geen invloed op mijn lessen, op de gang van zaken in mijn klas. Maar ze bepalen 16
wél de stemming op de school als geheel: of het er prettig is voor leerlingen en leraren, of juist niet. In die zin zijn schoolleiders dus wél én niet van belang. Buitenschoolse activiteiten Leraren tekenen en dat soort vakken zijn vaak betrokken bij buitenschoolse activiteiten, feesten en zo. Ik ook. Ik laat leerlingen het zoveel mogelijk wel zelf organiseren, maar ik ben natuurlijk op de achtergrond wel de 'moeder' van dat soort dingen. Een aantal jaren geleden hebben we zo een grootscheeps Idols georganiseerd, met honderdvijftig deelnemers, met audities, jury en al. In de IJmuidense schouwburg en het Thaliatheater. En volgend jaar doen we voor de derde keer mee met Dance4life, een wereldwijde actie tegen aids.
17