Hoogseizoen, maar toch werkloos? Onderzoek naar de oorzaken en oplossingsrichtingen van langdurige werkloosheid in de schildersbranche 22 januari 2008
Projectnummer 0709
Ir. Carla van Deursen, BSZ beleidsonderzoek Drs. Ilse Hento, Hento policy support
1
Inhoudsopgave
INHOUDSOPGAVE ................................................................................................................................... 2 1.
ACHTERGROND ONDERZOEK EN ONDERZOEKSVRAGEN....................................... 3
2.
OPZET VAN HET ONDERZOEK ............................................................................................... 5
3.
TYPERING VAN DE WERKLOZE SCHILDERS.................................................................. 9
3.1
ACHTERGRONDKENMERKEN ............................................................................................................. 9
3.2
WERKVERLEDEN ............................................................................................................................... 11
3.3
CONCLUSIE ........................................................................................................................................ 15
4.
BETEKENIS WERKLOOSHEID VOOR DE SCHILDERS.............................................. 16
4.1
ARBEIDSMOTIVATIE ........................................................................................................................ 16
4.2
WERKZOEKINTENTIE....................................................................................................................... 18
4.3
FINANCIEEL BELANG VAN WERK ................................................................................................... 21
4.4
CONCLUSIE ........................................................................................................................................ 24
5.
WERK ZOEKEN EN HULP VAN INSTANTIES ................................................................ 25
5.1
HET ZOEKEN NAAR WERK ............................................................................................................... 25
5.2
BELEMMERINGEN BIJ HET KRIJGEN VAN WERK ......................................................................... 28
5.3
ONTVANGEN EN BENODIGDE HULP .............................................................................................. 30
5.4
CONCLUSIE ........................................................................................................................................ 33
6.
OORZAKEN EN OPLOSSINGSRICHTINGEN .................................................................. 35
7.
SAMENVATTING MET CONCLUSIES EN OPLOSSINGSSENARIO'S................... 39
7.1
ANTWOORDEN OP DE ONDERZOEKSVRAGEN .............................................................................. 39
7.2
BESCHOUWING VAN DE OORZAKEN ............................................................................................. 42
7.3
SCENARIO'S VOOR OPLOSSINGEN................................................................................................ 44
BIJLAGE 1.
VRAGENLIJST............................................................................................................. 46
2
1.
Achtergrond onderzoek en onderzoeksvragen
4seizoenenonderhoud De werkloosheid in de schilderbranche volgt een vast seizoenspatroon, met de grootste piek in januari t/m maart en het dal in september en oktober1. Om de winterwerkloosheid aan te pakken hebben de ondernemersorganisatie FOSAG en de werknemersorganisaties FNV Bouw en CNV Schilders in 2005 een Integraal Plan Winterwerkgelegenheid (IPW) met elkaar afgesproken. De uitvoering vindt plaats bij een projectbureau: het IPW-bureau. Dit bureau voert een campagne om de winterwerkloosheid aan te pakken. Deze campagne heet 4seizoenenonderhoud. Doel hiervan is opdrachtgevers te bewegen hun binnenschilderwerk in de winterperiode aan te besteden, zodat de werkgelegenheid evenredig verspreid wordt over het jaar. Dankzij de gunstige conjunctuur is sinds medio 2005 de werkloosheid bij de schilders over de hele linie aan het dalen. Seizoensschommelingen zijn op dit moment nog wel zichtbaar. Structurele werklozen baren zorg Ondanks het feit dat in de (na)zomerperiode de werkloosheid relatief laag is, is ook in deze periode een substantiële groep schilders werkloos. Zo zaten in september 2006 circa 1.000 schilders in de WW. Begin 2007 heeft UWV een bestandsanalyse uitgevoerd op deze groep. Hieruit blijkt dat het niet om kortdurend werklozen gaat: een groot deel is langdurig werkloos (langer dan een jaar). Verder blijkt dat ongeveer de helft al vaker werkloos is geweest binnen de schildersbranche en er relatief veel ouderen en gedeeltelijk arbeidsongeschikten onder de werklozen zijn. Hoewel de werkloosheid sindsdien afgenomen is (in juli 2007 zitten 'nog maar' 721 schilders in de WW), baart deze groep zorgen. Het gaat immers om een hardnekkige groep, die vanwege het arbeidsverleden, gezondheidsproblemen en leeftijd wellicht minder aantrekkelijk is voor een ondernemer. Om meer zicht te krijgen op de oorzaken van de werkloosheid en de oplossingsrichtingen heeft de stuurgroep IPW BSZ beleidsonderzoek gevraagd om een enquêteonderzoek uit te voeren onder de septemberwerklozen van 2007.
1
Afgeleid van overzicht aantal werklozen per maand tot en met juli 2007, zoals gepubliceerd op www.4seizoenenonderhoud.nl
3
Onderzoeksvragen Het doel van het onderzoek is dus om meer zicht te krijgen op de oorzaken van de werkloosheid en de oplossingsrichtingen. Hiervoor beantwoorden we de volgende deelvragen: 1.
2. 3. 4. 5.
Wat zijn de achtergrondkenmerken van schilders die zelf in september werkloos zijn? (demografische kenmerken, (vak)opleiding, duur werkloosheid, regio, reden ontslag, ervaring in andere sectoren) Hoe ligt de motivatie en financiële noodzaak voor het vinden van werk? Hoe zoeken ze werk, tegen welke belemmeringen lopen ze aan en krijgen ze (voldoende) hulp hierbij? Welke oorzaken en oplossingsrichtingen zien de werklozen zelf? Tot welke mogelijke oplossingsscenario's leiden de uitkomsten?
Indeling van het rapport Hoofdstuk 2 beschrijft de opzet van het onderzoek, waaronder de respons en representativiteit van de deelnemers. In hoofdstuk 3 t/m 6 worden de eerste 4 onderzoeksvragen beantwoord, met aan het einde van het hoofdstuk telkens de conclusie. In hoofdstuk 7 volgen (nogmaals) de conclusies als antwoorden op de onderzoeksvragen en worden enkele oplossingsscenario's geschetst. Dit hoofdstuk dient tevens als samenvatting.
4
2.
Opzet van het onderzoek
Selectie en benadering schilders Het IPW heeft de Raad van Bestuur van UWV om medewerking aan het onderzoek gevraagd, bestaande uit het selecteren en aanschrijven van de septemberwerklozen. Na instemming van de Raad van Bestuur heeft UWV medio oktober een selectie gemaakt van alle 745 personen uit de schildersbranche die in de maand september 2007 een werkloosheidsuitkering ontvingen. UWV heeft hen op 31 oktober een brief gestuurd, met daarbij de enquête en een portvrije antwoordenvelop. De brief is opgesteld door UWV en ondertekend door de directeur van Strategie, Beleid en Kennis (SBK). De antwoordenvelop is geadresseerd aan BSZ Beleidsonderzoek. De vragenlijst is opgesteld door de onderzoekers en bevat een brief namens het IPW, ondertekend door FOSAG, FNV Bouw en CNV Schilders (bijlage 1). Op 13 november heeft UWV een herinneringsbrief gestuurd. Omdat de vragenlijsten geen kenmerk bevatten aan de hand waarvan de deelnemer te herleiden is, is de herinneringsbrief naar iedereen gestuurd. Aangegeven is dat men de brief als niet verzonden kan beschouwen, als men de vragenlijst al heeft teruggestuurd. Om de respons te bevorderen zijn 10 cadeaubonnen verloot onder de deelnemer. Om voor de loting in aanmerking te komen moest men minimaal het telefoonnummer opgeven in de vragenlijst en daarmee de anonimiteit doorbreken. Iets minder dan de helft van de deelnemers wilde aan de loting deelnemen. Respons en andere reacties Telefonische reacties In de brief en op de vragenlijst is een telefoonnummer en emailadres van de onderzoekers vermeld, voor vragen over het onderzoek of hulp bij het invullen. Van het emailadres is geen gebruik gemaakt. Dit geeft naar onze mening aan dat de doelgroep minder dan gemiddeld vertrouwd is met deze vorm van communicatie. We hebben ongeveer 30 telefoontjes ontvangen, het grootste deel kort nadat de vragenlijsten verstuurd waren en kort na de rappel. Het grootste deel daarvan hebben we gesproken, een kleiner deel heeft alleen een bericht op het antwoordapparaat ingesproken. Een aantal respondenten heeft ook schriftelijk gereageerd, gebruikmakend van de antwoordenvelop. De reacties waren zijn in de volgende categorieën te plaatsen: 1. Vragen of het gezien de leeftijd (bijna 65 of bijna prepensioen) nog wel zin heeft om mee te doen. In dat geval gaven we aan dat het onderzoek voor henzelf waarschijnlijk niets meer zal veranderen, maar dat ze daar wel andere werklozen mee helpen. Dat overtuigde hen in de regel om mee te doen. 2. Mededeling dat men niet (meer) tot de schildersbranche behoort en/of niet (meer) werkloos is. Bij doorvragen bleek soms dat men wel degelijk tot de schildersbranche behoorde. Sommigen koppelden hieraan het verzoek uit het werklozenbestand van de schildersbranche verwijderd te worden. 3. Behoefte aan het geven van een mondelinge toelichting op de antwoorden in de vragenlijst. Het betreft vooral personen die uitleggen waarom hun motivatie om werk te
5
4.
zoeken verloren hebben (herhaalde afwijzing vanwege leeftijd). Ook geven enkele personen aan nu als zelfstandige aan de slag te zijn en nog voor slechts enkele uren WW te ontvangen. Uitleg waarom men niet de enquête niet invult. Twee echtgenoten belden dat hun man vanwege de gezondheid niet meer als schilder mag werken en de vragenlijst daarom erg pijnlijk en confronterend is.
Focus op schilders in plaats van schildersbranche In de brief van UWV en op de vragenlijst is het onderzoek gepresenteerd als een onderzoek onder schilders. Feitelijk vormen echter niet alleen de schilders, maar iedereen die vanuit de schildersbranche werkloos is geworden doelgroep voor dit onderzoek. Dit heeft een aantal werklozen op het verkeerde been gezet. Men gaf in de vragenlijst of telefonisch aan dat men geen schilder was, en daarom niet meedeed. In de vragenlijst is wel rekening gehouden met andere functies en de lijst blijkt ook wel degelijk ook door anderen dan schilders ingevuld te zijn. Waarschijnlijk was het aandeel echter groter geweest als de aankondiging ook naar hen verwezen had. Respons Het werklozenbestand van de schildersbranche van de maand september bevat 749 personen. Na koppeling aan de adresgegevens resteerden 745 personen. In totaal zijn 239 van de 745 verstuurde vragenlijsten retour gekomen voor de sluitingsdatum van 24 november. Dit is een respons van 32 procent. Daarvan zijn er 201 bruikbaar voor de analyse (bruikbare respons: 27 procent). De overige 38 vragenlijsten betreft voornamelijk personen die op het moment van de enquête niet meer werkloos zijn (23x) of naar eigen mening niet tot de branche behoren (12x). De overige 3 vragenlijsten kwamen blanco retour. Representativiteit Tabel 2.1 laat zien hoe de verdeling naar leeftijd en geslacht is van de totale aangeschreven groep en van de 201 respondenten die binnen de doelgroep van dit onderzoek vallen. De ouderen blijken oververtegenwoordigd te zijn onder de deelnemers. Van de onderzoekdeelnemers is bijna driekwart ouder dan 55 jaar, terwijl van de totale groep septemberwerklozen maar de helft ouder dan 55 is. Het responspercentage neemt dan ook toe met de leeftijd, van 0 bij de jongste leeftijdsgroep tot 39 bij de ouderen. Slechts 20 deelnemers zijn jonger dan 45 jaar, 34 zijn tussen de 35 en 44 jaar. Dit heeft als consequentie dat het beeld dat dit onderzoek schetst van de situatie van de jongere werklozen in de schildersbranche heel globaal is, en dat de representativiteit voor de totale groep van jongere werklozen twijfelachtig is. Ook in eerdere onderzoeken onder UWV-cliënten bleek overigens dat de deelnamebereidheid onder ouderen groter is dan onder jongeren.
6
Tabel 2.1 Aantallen van totale septembergroep en onderzoeksdeelnemers, naar leeftijd en geslacht* alle septemberwerklozen
deelnemers enquête
aantal
kolom%
aantal
kolom%
respons%
leeftijd jonger dan 25 jaar 25 t/m 34 jaar 35 t/m 44 jaar 45 t/m 54 jaar 55 tot 57½ / 58 jaar** 57½/58 jaar en ouder
22 50 119 180 81 297
3% 7% 16% 24% 11% 40%
0 4 16 34 29 116
0% 2% 8% 17% 15% 58%
0% 8% 13% 19% 36% 39%
geslacht mannen vrouwen
704 45
94% 6%
190 10
5% 95%
27% 22%
totaal
745
100%
201
100%
27%
*De leeftijds- en geslachtspecifieke aantallen zijn inclusief de 4 personen die afvielen na koppeling aan de adressen. **De afbakeningen lopen niet precies gelijk. UWV legt de grens exact bij 57½ jaar. Op basis van de enquête is dit niet mogelijk, omdat alleen het geboortejaar gevraagd is.
Deelnemers relatief lang in WW en relatief vaak een WAO-uitkering Om meer zicht te krijgen op de representativiteit is bij UWV extra informatie opgevraagd over de verdeling van het oorspronkelijk aangeschreven bestand naar werkloosheidsduur en aandeel met een WAO-uitkering, uitgesplitst voor 55-plussers en 55-minners (tabel 2.2). De enquêtedeelnemers blijken relatief vaak langer dan een jaar in de WW te zitten. Dit geldt zowel voor de werklozen jonger dan 55 jaar, als voor de ouderen. Vooral voor de deelnemers jonger dan 55 jaar geldt dat ze vaker dan gemiddeld een WAO-uitkering hebben. We kunnen hieruit concluderen dat de deelnemers ook niet geheel representatief zijn wat werkloosheidsduur en gezondheidsproblemen betreft. Vooral voor de deelnemers jonger dan 55 jaar geldt dat de afstand tot de arbeidsmarkt vanwege hun gezondheidsproblemen en werkloosheidsduur groter is dan bij de niet-deelnemers.
7
Tabel 2.2 Verdeling werkloosheidsduur en WAO-ers onder alle septemberwerklozen en binnen doelgroep* alle septemberwerklozen
deelnemers enquête
< 55 jaar
≥ 55 jaar
totaal
< 55 jaar
≥ 55 jaar
totaal
WW-duur < half jaar half tot 1 jaar 1 tot 2 jaar 2 tot 5 jaar > 5 jaar totaal
36% 26% 20% 16% 2% 100%
11% 8% 16% 53% 11% 100%
23% 17% 18% 35% 7% 100%
17% 31% 31% 17% 4% 100%
6% 3% 20% 56% 15% 100%
9% 11% 23% 45% 12% 100%
WAO/WIA* WAO-uitkering geen WAO-uitkering totaal
27% 73% 100%
27% 73% 100%
27% 73% 100%
44% 56% 100%
31% 69% 100%
35% 65% 100%
*UWV heeft alleen de WAO-uitkeringen, en niet de WIA-uitkeringen geteld. Naar verwachting heeft de grote meerderheid van de arbeidsongeschikten echter ook een WAO- en geen WIA-uitkering.
Data-entry en analyse De antwoorden op de vragenlijsten zijn handmatig ingevoerd in een SPSS-databestand, waarop de statistische analyse met SPSS plaatsvinden. De data-entry is door de onderzoekers zelf uitgevoerd. Omdat de aantallen niet groot zijn, zijn alleen eenvoudige analyses uitgevoerd: frequentie-uitdraaien en kruistabellen of gemiddelden naar achtergrondkenmerken.
8
3.
Typering van de werkloze schilders
In dit hoofdstuk schetsen we de achtergrond van de respondenten. In de eerste paragaaf gaan we in op achtergrondkenmerken als leeftijd, opleiding, geslacht, functie binnen de schildersbranche en de duur van de WW. In paragraaf 3.2 behandelen we het werkverleden van de respondenten. Hoe lang hebben ze als schilder gewerkt, wat voor dienstverband hadden ze en om welke reden werken ze niet meer als schilder? In de laatste paragraaf trekken we een aantal conclusies op hoofdlijnen.
3.1 Achtergrondkenmerken Leeftijd, opleiding, woonsituatie en geslacht De respondenten bestaan conform verwachting grotendeels uit mannen: 95 procent van de respondenten is man, 5 procent is vrouw. Bijna driekwart van de respondenten is 55 jaar of ouder, meer dan de helft van de respondenten valt zelfs in de hoogste leeftijdscategorie: 59 tot 65 jaar. Het opleidingsniveau is over het algemeen lager (beroeps)onderwijs (77 procent). Bijna een kwart van de respondenten heeft middelbaar (beroeps)onderwijs gevolgd, een enkeling hoger onderwijs. Meer dan de helft van de respondenten woont met een partner in huis, zonder kinderen. Ongeveer 20 procent woont met partner en kinderen in huis, en eenzelfde percentage woont alleen. In tabel 3.1 staan de gegevens opgenomen. Tabel 3.1 geslacht man vrouw leeftijd
Achtergrondkenmerken van de werklozen n=200
opleiding
95% 5% n=199
n=198
lager (beroeps)
77%
middelbaar (beroeps) of hoger
23%
woonsituatie
n=200
25-34 jaar
2%
met partner, zonder kinderen
54%
35-44 jaar
8%
met partner, met kinderen
20%
45-54 jaar
17%
alleen
22%
55-58 jaar
15%
anders
5%
59-65 jaar
58%
55-plussers versus 55-minnners Omdat het aantal deelnemers jonger dan 55 jaar niet zo groot is, is het niet mogelijk deze groep uit te splitsen in analyses. In het vervolg van dit rapport vergelijken we daarom steeds de 55-plussers (de ouderen) met de groep jonger dan 55 jaar (de 'jongeren'). Functie: merendeel schilders Aan de respondenten is gevraagd welke functie zij hadden bij het laatste bedrijf waar ze hebben gewerkt. Van de 201 respondenten die de vragenlijst hebben ingevuld is 78 procent werkzaam geweest als schilder. Sommige respondenten geven aan meerdere type schilders-
9
werkzaamheden te hebben verricht (bijvoorbeeld onderhoudschilder en glaszetter). Iedereen die werkzaam is geweest als onderhoudsschilder, nieuwbouwschilder, constructieschilder, scheepsschilder en/of glaszetter beschouwen we als schilder. Bijna 17 procent heeft als uitvoerder gewerkt of heeft een andere functie vervult zoals bedrijfsleider of projectleider en 6 procent heeft administratief werk verricht. De schilders zijn over het algemeen lager opgeleid dan de uitvoerders of administratief medewerkers. Ook zijn de mannen onder de schilders beter vertegenwoordigd dan in de andere functies. In tabel 3.2 voor elke functie de verdeling naar opleiding en geslacht. Tabel 3.2
Functie binnen schildersbranche, naar opleiding en geslacht (kolom%) schilder
uitvoerder/anders
administratief
totaal
opleiding (n=196) lager
84%
67%
-%
77%
middelbaar of hoger
16%
33%
100%
24%
99%
94%
46%
95%
1%
6%
54%
5%
geslacht (n=198) man vrouw
LTS schilderen belangrijkste vakopleiding Eerder zagen we dat 78 procent van de respondenten als schilder heeft gewerkt in de branche. Aan hen is gevraagd of en zo ja, welke vakopleiding zij hebben gevolgd. Van alle schilders die hebben meegedaan aan dit onderzoek heeft 69 procent een vakopleiding als schilder gevolgd. De meeste van hen hebben deze opleiding ook met een diploma afgerond. 18 procent van de schilders heeft de vakopleiding gevolgd zonder dat een diploma is behaald. De overige respondenten hebben de opleiding met een diploma afgerond (34 procent) of zelfs meer dan één opleiding gehaald (48 procent). De meeste schilders hebben aan de LTS hun vakdiploma behaald. Daarna zijn Savantis niveau 3 en de BeroepsBegeleidende Leerweg de opleidingen waar de meeste schilders hun diploma behalen, waarbij ongeveer 70 procent dit combineert met een diploma van LTS schilderen. De oudere schilders hebben iets vaker een vakopleiding gevolgd dan de jongeren: 63 versus 72 procent. 55-plussers al lang in de WW Meer dan de helft van de deelnemers (57 procent) zit al geruime tijd in de WW: 45 procent zit twee tot vijf jaar in de WW, 12 procent heeft al meer dan vijf jaar een WW-uitkering. Eén op de vijf respondenten zit korter dan één jaar in de WW, de overigen (23 procent) tussen de één en twee jaar. De 55-plussers zitten langer in de WW dan degenen die jonger zijn dan 55 jaar (figuur 3.3). Ruim eenderde van de respondenten (35 procent) heeft naast de WW-uitkering ook een WAO of WIA/WGA-uitkering. Dit is vaker het geval bij de jongeren (44 procent) dan bij de ouderen (31 procent).
10
Figuur 3.3 Duur van de WW-uitkering naar leeftijd (n=198) 60%
56%
50%
40% 32%
32%
30% 20%
20%
10%
17%
17%
6%
4%
15%
4%
0% < half jaar
half tot 1 jaar
1 tot 2 jaar < 55 jaar
2 tot 5 jaar
> 5 jaar
≥ 55 jaar
3.2 Werkverleden Vaak vast contract voor WW-intrede en bij meerdere bedrijven werkzaam geweest Aan de respondenten is gevraagd wat voor soort dienstverband zij hadden voordat zij in de WW kwamen en bij hoeveel verschillende schildersbedrijven ze hebben gewerkt. Bijna tweederde van de respondenten (65 procent) had voorafgaand aan het ontslag een vast contract bij het schildersbedrijf. Precies 30 procent had een flexibel contract, waarvan de meeste contracten een looptijd van een half jaar tot twee jaar hadden. Een kleine 5 procent werkte via het uitzendbureau of een detacheringbureau. Het vaste contract duidt niet op een langdurig arbeidsverleden bij één bedrijf. Van degenen die een vast contract hadden in het verleden heeft 20 procent bij één bedrijf heeft gewerkt, 45 procent bij twee tot vijf bedrijven en 36 procent bij meer dan vijf bedrijven. Bij de groep die geen vast contract had op het moment van ontslag, komt het vaker voor dat men bij vijf of meer verschillende bedrijven gewerkt heeft, namelijk bij 57 procent. Bedrijfsgrootte en regio van laatste werkgever De grootte van de bedrijven waar men als laatste werkte voordat men in de WW kwam varieert. Ruim eenderde (34 procent) werkte bij een klein bedrijf (minder dan 10 werknemers), 46 procent bij een middelgroot bedrijf (11 tot 50 werknemers) en 19 procent bij een groot bedrijf, bestaande uit meer dan 50 werknemers. De bedrijven waar de werklozen uit de schildersbranche hebben gewerkt liggen redelijk gelijk 11
verspreid over het land. De meeste hebben in het westen van het land gewerkt (30 procent), gevolgd door het zuiden (27 procent), het midden (26 procent) en het noorden (17 procent). WW'ers hebben lang arbeidsverleden, ruim de helft is collectief ontslagen De meeste werklozen in de schildersbranche hebben een lang arbeidsverleden in de branche, alvorens zij in de WW terecht zijn gekomen. De grote meerderheid (85 procent) heeft langer dan 10 jaar gewerkt in de branche. De gehanteerde antwoordcategorieën, met meer dan 10 jaar als hoogste, deden niet geheel recht aan de praktijk. Veel respondenten gaven handmatig in de vragenlijst aan dat ze al meer dan 40 jaar als schilder werken. Slechts 15 procent heeft korter dan 10 jaar gewerkt. Deze laatste groep bestaat, zoals te verwachten is, relatief vaker uit personen die jonger zijn dan 55 jaar. We hebben de deelnemers gevraagd of men alleen ontslagen is, of dat er tegelijkertijd ook collega's ontslagen zijn. Dit laatste beschouwen we hier als 'collectief ontslag'2. Opvallend is dat er vaak sprake is van een collectief ontslag bij de ondervraagde werklozen in de schildersbranche: bij meer dan de helft (57 procent) van de respondenten. Voor 43 procent was er sprake van een individueel ontslag. Eén van hen geeft aan gedeeltelijk ontslagen te zijn en daarnaast nog enkele dagen te werken. Er is geen samenhang tussen de aard van het ontslag en de leeftijd van respondenten. Jonge werklozen hebben relatief gezien net zo vaak te maken met een collectief ontslag als de oudere werklozen. Overigens geven nog enkele andere respondenten in open vragen aan dat ze slechts voor een deel van de werkweek in de WW zitten. Met deze situatie is bij de constructie van de vragenlijst geen rekening gehouden, waardoor het niet systematisch in kaart gebracht is. Reden van ontslag Aan de respondenten is gevraagd welke factoren een rol speelden bij hun ontslag. Zij konden daarbij verschillende factoren aankruisen die volgens hen geen, een kleine, of een grote rol hebben gespeeld bij hun ontslag. In tabel 3.4 staan de factoren weergegeven. Tabel 3.4
De mate waarin een aantal specifieke factoren een rol speelt bij het ontslag
factoren voor ontslag
geen rol
kleine rol
grote rol
leeftijd (n=192)
70%
8%
21%
gezondheid (n=191)
71%
6%
24%
geen werk meer (n=193)
57%
6%
37%
het bedrijf is gesloten (n=190)
83%
1%
17%
arbeidscontract liep af (n=192)
83%
2%
16%
werkgever ontevreden over respondent (n=192)
94%
3%
3%
er was sprak van een conflict (n=192)
87%
2%
12%
te weinig ervaring (n=192)
99%
1%
-
niet meer gemotiveerd (n=192)
98%
2%
1%
met de vut/prespensioen gegaan (n=192)
98%
2%
1%
in de WAO/WIA terecht gekomen (n=192)
76%
2%
22%
2
Dit betekent niet dat er ook formeel sprake was van collectief ontslag.
12
Uit de tabel blijkt dat er vooral bedrijfseconomische redenen zijn voor het ontslag. 37 procent van de respondenten geeft aan dat het feit dat de werkgever geen werk meer had een grote rol heeft gespeeld bij hun ontslag, 17 procent geeft aan dat het bedrijf gesloten is. Andere factoren die een belangrijke rol hebben gespeeld zijn meer persoonsgebonden factoren als leeftijd (21 procent) en de gezondheid (24 procent). 42 procent van de respondenten noemt één factor als reden voor hun ontslag, 31 procent noemt twee factoren en 24 procent noemt drie of meer factoren. De top drie van meest voorkomende combinaties van factoren is: 1. leeftijd en werkgever had geen werk meer; 2. gezondheid en in de WAO/WIA terecht gekomen; 3. leeftijd en gezondheid. Bedrijfseconomische redenen vormen vaak de belangrijkste reden voor ontslag Vervolgens is in gevraagd in eigen woorden aan te geven, wat nu de belangrijkste reden is geweest voor hun ontslag. Hieruit ontstaat een soortgelijk beeld. Verreweg de meeste respondenten noemen bedrijfseconomische redenen als de belangrijkste reden voor hun ontslag. Zo geeft 36 procent aan dat er geen werk meer was bij de werkgever en nog eens 18 procent noemt een faillissement of het sluiten van het bedrijf als oorzaak voor hun ontslag. Beide redenen zijn van bedrijfseconomische aard. Daarnaast speelt ook de gezondheid van de respondenten een belangrijke rol bij hun ontslag. 18 procent van de werklozen in de schildersbranche noemt gezondheid als belangrijkste reden voor hun ontslag en nog eens 8 procent noemt een combinatie van WAO/WIA en niet in deeltijd kunnen werken wegens hun gezondheid als reden. De redenen voor ontslag hangen samen met de aard van het ontslag. Werklozen die collectief ontslagen zijn geven vaker als reden op dat er geen werk meer is of het bedrijf failliet is gegaan. Bij werknemers die individueel ontslagen zijn is de gezondheid vaker een reden voor het ontslag. De redenen voor het ontslag van schilders hangen niet samen met het feit of schilders wel of niet een vakopleiding hebben gevolgd. Bij jongeren speelt gezondheid vaker een rol Om een compleet beeld te krijgen van de ontslagfactoren, hebben we de antwoorden op beide vragen gecombineerd. Hieruit blijkt dat al met al bij 61 procent bedrijfseconomische redenen een factor bij ontslag zijn, bij 42 procent de gezondheid, bij 29 procent de leeftijd en bij 13 procent een conflict. Het zijn vooral de 55-plussers waar bedrijfseconomische redenen een rol speelden bij ontslag. Bij de 'jongeren' (de 55-minners) spelen gezondheidsredenen en diverse 'overige redenen' relatief vaak een rol (figuur 3.5).
13
Figuur 3.5 Percentage waarbij economische redenen, gezondheid, leeftijd en conflict een rol speelden bij het ontslag, naar leeftijd
80% 68%
70%
57%
60% 50% 41% 40%
36%
34%
30% 20% 13%
16% 12%
10% 0%
bedrijfseconomisch
gezondheid
leeftijd
<55 jaar
conflict
≥ 55 jaar
Bijna de helft heeft in andere sector gewerkt Aan de werklozen in de schildersbranche is gevraagd of zij in het verleden wel eens in een andere sector of beroep hebben gewerkt. Dit is bij minder dan de helft het geval: 42 procent geeft aan wel eens in een andere sector of ander beroep te hebben gewerkt. Personen die niet als schilder in de schildersbranche werkzaam zijn geweest hebben vaker dan de schilders ervaring met het werken in een andere sector of beroep. Toch heeft ook eenderde van de schilders ervaring met het werken in een andere sector of branche. De sector die het meest wordt genoemd is de bouw. Maar ook sectoren als de horeca, de schoonmaak en het metaalbedrijf worden regelmatig genoemd. Als het gaat om beroepen wordt vaak het beroep van chauffeur genoemd. Van degenen met werkervaring in een andere branche heeft 30 procent langer dan tien jaar in een andere sector of beroep gewerkt. De overigen hebben minder lang in deze sector gewerkt: 14 procent korter dan een jaar, 19 procent een tot twee jaar, 27 procent twee tot vijf jaar en 11 procent vijf tot tien jaar. Krappe arbeidsmarkt meest genoemde reden voor verlaten andere sector De reden van het verlaten van de (andere) sector heeft wederom te maken met de arbeidsmarkt: 39 procent van de werklozen in de schildersbranche geeft aan dat er geen werk meer was of dat het bedrijf is overgenomen of failliet is gegaan. De gezondheid wordt als tweede reden genoemd voor het verlaten van de andere sector (22 procent). Een enkeling geeft als reden voor het verlaten van de andere sector aan dat zij een baan in de schildersbranche aangeboden hebben gekregen.
14
3.3 Conclusie WW-ers relatief oud, laag opgeleid en al langere tijd in de WW De onderzochte werklozen uit de schildersbranche zijn vrijwel allemaal man. Met een gemiddelde leeftijd van 56 jaar zijn de werklozen in de schildersbranche relatief oud. Meer dan de helft van de ondervraagden is zelfs 59 jaar of ouder. De werklozen in de schildersbranche zijn over het algemeen lager opgeleid: driekwart heeft lager onderwijs of lager beroepsonderwijs gevolgd. Bijna eenderde van de schilders in dit onderzoek heeft geen vakopleiding gevolgd. Ruim tweederde heeft dat wel gedaan, waarvan zo'n 80 procent deze opleiding ook met een diploma heeft afgerond. Meer dan de helft van de 55-plussers heeft al geruime tijd, dat wil zeggen minimaal twee jaar, maar een deel ook al minimaal vijf jaar, een WW-uitkering. De conclusie is dat we te maken hebben met een groep werklozen die relatief oud en laag opgeleid is en al langere tijd een WW-uitkering heeft. Over het algemeen kenmerken die een eventuele uitstroom uit de WW niet vereenvoudigen. Meeste werklozen hebben langdurig arbeidsverleden Gezien de gemiddelde leeftijd van de werklozen is het niet verrassend dat de overgrote meerderheid van hen reeds lange tijd in de schildersbranche heeft gewerkt. De meeste als schilder, een deel heeft als uitvoerder of administratief medewerker gewerkt. Ook heeft een substantieel van de onderzochte groep wel eens in een andere sector (bouw) of beroep (chauffeur) gewerkt. Het zijn relatief vaak de administratieve krachten, uitvoerders, projectleiders en bedrijfsleiders die elders hebben gewerkt. Ontslag heeft vaak een bedrijfseconomische achtergrond, maar ook gezondheid speelt rol De bedrijfseconomische situatie speelt de werklozen in de schildersbranche parten. Meer dan de helft van de onderzochte werklozen is niet individueel ontslagen, maar samen met collega's. De werkgever heeft geen werk meer of het bedrijf is failliet gegaan. Bij werknemers die individueel zijn ontslagen speelt de gezondheid relatief vaak een rol bij het ontslag. Op basis van de kenmerken van het werkverleden kunnen we stellen dat een deel van de ondervraagden door de tegenvallende economie of een slechte bedrijfsvoering werkloos is geworden. Met name de ouderen lijken daarna niet meer aan de slag te komen. Bij de 'jongeren' speelt relatief vaak de slechte gezondheid of andere redenen van persoonlijke aard een rol.
15
4.
Betekenis werkloosheid voor de schilders
In dit hoofdstuk gaan we in op de betekenis van de werkloosheid voor schilders. Achtereenvolgens komen de arbeidsmotivatie, de intentie om werk te zoeken en het financiële belang van het hebben van betaald werk aan bod. In de slotparagraaf van dit hoofdstuk worden conclusies getrokken over de betekenis van de werkloosheid voor de schilders en de andere werklozen uit de schildersbranche.
4.1 Arbeidsmotivatie Uitkomsten op vragen rond arbeidsmotivatie zeggen waarschijnlijk weinig over werkelijke motivatie De motivatie om weer te gaan werken is gevraagd door vijf stellingen voor te leggen. Deze stellingen zijn afkomstig uit een grootschalig landelijk representatief onderzoek onder werklozen van de Rijksuniversiteit Groningen. De uitkomsten zijn voor een deel beschreven in de kwartaalrapportages van UWV3. De bedoeling was om de scores op de vijf vragen op te tellen en te vergelijken met de uitkomsten van het landelijke onderzoek. Een vrij groot deel van de deelnemers heeft echter één of meer van de motivatievragen niet ingevuld. Uit opmerkingen in de vragenlijst en uit telefonische reacties, blijkt dat sommige langdurige werkloze, oudere schilders moeite hebben met de vragen naar motivatie. Zo schrijft één deelnemer in de kantlijn bij de motivatievragen: "Ik was altijd gemotiveerd om ander werk te krijgen. Maar nu ik al zo lang thuis ben en gezien mijn leeftijd en dat ik niet meer mijn oude beroep uit kan oefenen, ben ik minder gemotiveerd". Waarschijnlijk geldt voor meer werklozen dat men in het begin van de werkloosheidsperiode nog gemotiveerd was. Door de lange duur van de werkloosheid en de afwijzingen bij sollicitaties, verliest men de motivatie. Men vindt het echter moeilijk om gewoon aan te kruisen dat men niet gemotiveerd is: men vult dan niets in, geeft een neutraal antwoord of kruist gewoon aan dat men het eens is met de stelling. Binnen deze groep meten deze vragen daarom niet wat ze beogen te meten en zijn daarom niet goed vergelijkbaar met de landelijke referentie. We geven daarom in tabel 4.1 alleen de antwoorden op de stellingen weer, zonder een vergelijking met landelijke gegevens te maken. Om eerder genoemde redenen moeten de antwoorden 'met een korreltje zout' genomen worden: met name bij de oudere, langdurig werklozen, zal de motivatie op dit moment zal een stuk minder zijn, dan de antwoorden suggereren.
3
UWV Kwartaal Verkenning 2007-II, Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, Amsterdam, juli 2007.
16
Tabel 4.1
Antwoorden op de vijf stellingen rond arbeidsmotivatie oneens 8%
neutraal 29%
eens 63%
ook al zou een uitkering even hoog zijn als een salaris dan nog zou ik liever willen werken (n=177)
14%
40%
46%
werk betekent voor mij meer dan alleen maar geld verdienen (n=173)
10%
34%
56%
-
werken is zeer belangrijk voor mij (n=180)
-
-
-
werk geeft inhoud aan mijn leven (n=179)
6%
26%
69%
-
ik ben zeer gemotiveerd om te gaan werken (n=173)
9%
31%
60%
Jongeren gemotiveerder dan ouderen om te werken Wat wel relevant is, is een vergelijking in antwoorden tussen oudere en jongere schilders. In figuur 4.2 staan daarom de verschillen tussen jongere en oudere werklozen op de stellingen over de arbeidsmotivatie weergegeven. Te zien is dat de jongeren over de hele linie gemotiveerder zijn dan de ouderen. Figuur 4.2 Percentage dat het eens is met de vijf stellingen rond arbeidsmotivatie, naar leeftijd 100% 90%
88% 85%
83%
80% 70%
64%
62%
60% 53% 50%
53%
53% 47%
44%
40% 30% 20% 10% 0% werken is belangrijk voor mij
ook als salaris en uitkering even hoog
werk meer dan geld verdienen < 55 jaar
werk geeft leven inhoud ik ben zeer gemotiveerd om te werken
≥ 55 jaar
Motivatie neemt af naarmate WW langer duurt Ook de duur van de WW uitkering hangt samen met de motivatie om te werken. Van degenen die korter dan een jaar een WW-uitkering heeft, is 80 procent het eens met de stelling ‘ik ben zeer gemotiveerd om te werken’. Van degenen die al langer dan een jaar een uitkering ont17
vangen is 64 procent het eens met deze stelling. Ongeveer de helft van degenen die twee tot vijf jaar of langer dan vijf jaar een WW-uitkering ontvangen is gemotiveerd om te werken. Voor de motivatie is het dus van belang de duur van de uitkeringsperiode zo kort mogelijk te houden.
4.2 Werkzoekintentie Om te bepalen in hoeverre de ondervraagde werklozen de intentie hebben om werk te zoeken en weten hoe ze dit aan moet pakken, zijn hierover vijf stellingen voorgelegd. Ook deze stellingen zijn afkomstig uit het landelijke onderzoek. Respondenten vonden het moeilijk deze stellingen te beantwoorden. Gemiddeld 20 procent van de respondenten heeft geen enkele stelling beantwoord. De antwoorden van degenen die de stellingen wel hebben beantwoord staan in tabel 4.3. Tabel 4.3
Antwoorden op de vijf stellingen over werkzoekintentie
stellingen - ik ben van plan er de komende maand alles aan te doen om werk te vinden (n=161) -
-
-
-
oneens
neutraal
eens
12%
39%
49%
mij staat helder voor ogen waar ik de komende maand ga proberen werk te vinden (n=155)
27%
51%
22%
mij staat helder voor ogen hoe ik de komende maand kan proberen werk te vinden (n=158)
20%
48%
33%
ik ben zeer gemotiveerd om de komende maand werk te zoeken (n=161)
17%
39%
45%
ik ben van plan de komende maand veel tijd te steken in het vinden van een baan (n=161)
7%
40%
43%
Meeste werklozen hebben niet helder waar en hoe ze de komende maand werk gaan zoeken Ongeveer de helft van de werklozen geeft aan er de komende maand alles aan te doen om werk te vinden (49 procent) en 45 procent geeft aan zeer gemotiveerd te zijn om komende maand werk te zoeken. Het is voor de meeste werklozen niet zo duidelijk waar en hoe zij de komende maand werk proberen te vinden. Slechts respectievelijk 22 en 33 procent van de respondenten heeft hier een duidelijk beeld van. Intentie tot werk zoeken het hoogst bij jongeren en kortdurende werkloosheid Ook hier is de leeftijd van belang in hoeverre men aangeeft actief bezig te zijn met het zoeken naar werk. In figuur 4.4 staan de verschillen in werkzoekintentie tussen werklozen jonger en ouder dan 55 jaar weergegeven. Uit de figuur valt te lezen dat werklozen die jonger zijn dan 55 jaar veel vaker van plan zijn dan de 55-plussers om er nog alles aan te doen om werk te vinden. Ook zijn zij vaker gemotiveerd om de komende maand werk te zoeken en bereid er veel tijd in te steken. Omdat de leeftijd samenhangt met de uitkeringsduur (zie hoofdstuk 3) is het niet verwonderlijk dat ook de WW duur samenhangt met in hoeverre men bereid is actief 18
bezig te zijn met het zoeken naar werk. Naarmate de werkloze langer in de WW zit is de bereidheid om actief in te zetten op het zoeken naar werk minder aanwezig. Op alle stellingen zijn de langdurig werklozen (>2 jaar) het minder vaak eens dan de recent(ere) werklozen. Dit duidt op een lage(re) bereidheid actief bezig te zijn met het zoeken naar werk. Zo hebben zij vaker geen duidelijk beeld van waar zij de komende maand werk kunnen vinden of hoe zij werk kunnen vinden. Figuur 4.4 Percentage dat het eens is met de vijf stellingen rond werkzoekintentie, naar leeftijd 90% 80%
77%
70%
68%
65%
60% 49%
50% 40%
37%
35%
35% 30%
30%
25% 17%
20% 10% 0% wil er alles aan doen
heeft helder waar werk te zoeken
heeft helder hoe werk te zoeken < 55 jaar
gemotiveerd te zoeken
gaat veel tijd investeren in baan
≥ 55 jaar
Meeste ouderen beschouwen het zoeken naar een betaalde baan als uitzichtloos Aan de werklozen is gevraagd een inschatting te geven van de nut en noodzaak van het zoeken van een betaalde baan. Zij konden door middel van het omcirkelen van een cijfer van 1 tot en met 5 aangeven in hoeverre zij het voordelig of nadelig vonden, prettig of onprettig, nodig of onnodig, kansrijk of uitzichtloos, nuttig of nutteloos. Op vier van de vijf vragen heeft de helft van de respondenten geen antwoord gegeven4. Rapportage over de uitkomsten is daarom niet zinvol en laten we achterwege. Alleen de beoordeling of de respondenten het zoeken van een betaalde baan kansrijk of uitzichtloos vinden is redelijk beantwoord. Bijna de helft (47 procent) van de 150 respondenten die deze vraag heeft beantwoord, beoordeelt het zoeken naar een betaalde baan als uitzichtloos. Eén op de vijf respondenten acht het zoeken van een 4
We vermoeden dat hier twee factoren een rol spelen. De eerste is dat sommigen de bedoeling van de vraag niet begrepen, vooral ouderen met minder taalvaardigheid. De andere is dat men het vanwege de oudere leeftijd of lange werkloosheidsduur inhoudelijk lastig vond de vragen te beantwoorden. Wij beschouwen het als veelzeggend dat men vooral aangaf het zoeken naar een baan uitzichtloos te vinden. Veel respondenten hebben ook het woord ´uitzichtloos´omcirkeld in plaats van één van de cijfers.
19
betaalde baan voor zichzelf nog wel kansrijk. Onder hen bevinden zich voornamelijk de werklozen die jonger zijn dan 55 jaar en nog geen jaar een WW-uitkering hebben. Niet-werken vinden de werklozen overwegend nadelig In de vragenlijst is gesteld dat niet werken zo zijn voor- en nadelen heeft. Gevraagd is of men, als men nu de voor en nadelen tegen elkaar afweegt, alles bij elkaar genomen de situatie van niet werken overwegend voordelig of nadelig vindt. Weinig respondenten zien vooral voordelen aan het niet werken: slechts 8 procent beoordeelt de situatie van niet-werken als overwegend voordelig. Bijna de helft (49 procent) beoordeelt het als even voordelig als nadelig en 43 procent beoordeelt het niet-werken als overwegend nadelig. Onder de laatste groep bevinden zich relatief veel werklozen die jonger zijn dan 55 jaar. Schilders zien minder vaak nadelen als landelijke werklozen De beoordeling van de werklozen van hun situatie is vergeleken met de groep werklozen uit het onderzoek van de Universiteit Groningen (figuur 4.5). Landelijk gezien beoordelen de werklozen de situatie van niet-werken als nadeliger dan de werklozen uit de schildersbranche (60 tegenover 43 procent). Het kan zijn dat de werklozen in de schilderbranche over het algemeen een gunstige regeling hebben als zij werkloos zijn, of relatief goed verdienen, waardoor ander werk minder aantrekkelijk is. Waarschijnlijk speelt ook de gemiddeld hoge leeftijd en lange werkloosheidsduur van de schilders een rol. In dat geval heeft men vaak al een nieuw evenwicht gevonden in het huidige bestaan, met vervangende activiteiten als hobby's, vrijwilligerswerk of mantelzorg. Figuur 4.5 Voor- en nadelen van niet werken, volgens werklozen schildersbranche en landelijk (%)
werklozen landelijk
8%
werklozen schildersbranche
9%
31%
60%
49%
43%
voordelig
20
neutraal
nadelig
4.3 Financieel belang van werk Om een indruk te stellen over de financiële noodzaak om weer aan het werk te gaan, hebben we hierover een aantal vragen gesteld. Net als bij de vragen naar motivatie, verwachten we niet dat iedereen hierop een eerlijk antwoord heeft gegeven. En sommige deelnemers hebben één of meer vragen over de financiën ook overgeslagen. Wel geeft het een tendens aan, daar waar de antwoorden vergeleken worden met landelijke gegevens, of wanneer ouderen met jongeren worden vergeleken. WW-uitkering vaak niet voldoende om rond te komen De werklozen in de schildersbranche is gevraagd of zij kunnen rondkomen van hun inkomen. Het betreft hier het gehele inkomen van het huishouden, dus inclusief het eventuele inkomen van de partner. De helft van de respondenten zegt dat ze moeilijk of helemaal niet rond kunnen komen. Dat betekent dat zij schulden moeten maken of hun spaargeld moeten aanspreken. De andere helft kan wel rondkomen (40 procent) of zelfs redelijk tot goed rondkomen (10 procent). Deze laatste groep houdt iets tot voldoende over aan hun inkomen. Het feit of men rond kan komen van het inkomen of niet hangt niet samen met de leeftijd: 55-plussers hebben net zo veel moeite rond te komen van hun uitkering als de werklozen die jonger zijn dan 55 jaar. De woonsituatie doet er wel toe: de samenwonenden zonder kinderen, zijn over het algemeen in het voordeel: zij kunnen (goed) rondkomen van het inkomen. Samenwonend mét kinderen en alleenstaanden - met én zonder kinderen - vinden het vaker moeilijk rond te komen van het inkomen. Dertig procent verwacht geen verbetering in financiële situatie na vinden van werk Bijna 70 procent denkt dat hun financiële situatie zal verbeteren als zij een betaalde baan vinden, de overige 30 procent verwacht van niet. Bij de laatste groep hebben we hebben in een open vraag geïnformeerd naar de reden waarom men er niets mee opschiet. Genoemd worden de gezondheid in relatie met weinig uren kunnen werken, alsmede het bijna bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. Maar ook de onzekerheid van een nieuwe baan en het feit dat men een goed salaris had, noemt men als reden voor het niet verbeteren van de inkomenssituatie met het vinden van een betaalde baan. In onderstaand kader staan enkele illustratieve citaten uit de vragenlijsten.
Omdat ik maar voor een bepaald aantal uren in de week kan werken. Omdat ik voor 50% ben afgekeurd. Omdat ik al bijna na twee jaar gepensioneerd ben. Ik had een goed salaris en krijg daar 70% van. Ik krijg niet meer als ik een HW baan krijg. Ik heb goed verdiend en dus een redelijke uitkering, maar moet nu voor minder aan het werk..
21
Voor ouderen financiële noodzaak voor vinden van werk minder groot Om een indruk te krijgen van de urgentie van het vinden van een betaalde baan, hebben we gevraagd hoe belangrijk het financieel gezien is om binnen twee maanden een baan te vinden. Hierop zegt 37 procent dat het niet zo belangrijk is. Onder hen bevinden zich vrijwel uitsluitend werklozen die ouder zijn dan 55 jaar (figuur 4.6). Voor 40 procent is het vinden van een betaalde baan op korte termijn belangrijk en voor 22 procent zeer belangrijk. In de laatste groep bevinden zich juist veel werklozen die nog geen 55 jaar zijn. Het financiële belang vertaalt zich ook in een meer dan gemiddelde zoekintentie. Degenen die het financieel gezien belangrijk vinden binnen twee maanden werk te vinden gaan vaker dan gemiddeld er alles aan doen werk te vinden en zijn zeer gemotiveerd de komende maand werk te zoeken. Ook hebben zij vaker een beter beeld van waar zij de komende maand werk gaan vinden of hoe zij dat gaan doen. Figuur 4.6 Financieel belang om binnen twee maanden werk te vinden, naar leeftijd 60%
50%
48% 45%
43% 39%
40%
30%
20% 13%
12% 10%
0%
niet zo belangrijk
belangrijk < 55 jaar
zeer belangrijk
≥ 55 jaar
Financiële noodzaak afhankelijk van gezinssituatie Niet alleen de leeftijd maakt uit of men het van belang vindt op korte termijn werk te vinden, ook de woonsituatie en de uitkeringsduur hangen hier mee samen. Samenwonenden mét kinderen en alleenstaanden (met én zonder kinderen) vinden het urgenter dan de samenwonenden om, gezien het financiële belang, snel werk te vinden. Daarnaast zijn werklozen die relatief gezien nog niet zo lang een WW-uitkering hebben (korter dan een jaar) er veel meer op gebrand snel werk te vinden gezien hun financiële situatie.
22
Schildersbranche vergeleken met werklozen landelijk De vergelijking met de landelijke groep werklozen levert niet veel verschil op. De groep werklozen uit de schildersbranche vindt het net iets minder belangrijk om, financieel gezien, binnen twee maanden een betaalde baan te vinden (figuur 4.7). Terugkomend op de bevinding dat werklozen in de schildersbranche het niet-werken iets minder nadelig vinden dan de landelijke groep werklozen en net iets minder gebrand zijn op het snel vinden van een betaalde baan lijkt het erop dat de werklozen in de schildersbranche iets minder noodzaak hebben snel en actief werk te zoeken. Hoewel een substantieel deel aangeeft moeilijk rond te kunnen komen van hun inkomen, is men iets minder geneigd snel aan het werk te gaan. De leeftijd speelt hierin een belangrijke rol. Veel van onderzochte werklozen zien het gezien hun leeftijd niet meer zitten om serieus en actief naar een nieuwe baan te zoeken. Zeker als het ouderen betreft met gezondheidsproblemen. Voor hen is nieuw of ander werk niet meer zo belangrijk. Figuur 4.7 Financieel belang om binnen twee maanden werk te vinden, schildersbranche versus landelijk
werklozen landelijk
werklozen schildersbranche
32%
38%
37%
30%
41%
niet zo belangrijk
23
belangrijk
zeer belangrijk
22%
4.4 Conclusie Motivatie en financiële noodzaak voor werk vinden bij jongeren het grootst Werklozen jonger dan 55 jaar geven vaker dan de oudere werklozen aan gemotiveerd te zijn om te werken, dat werken het leven inhoud geeft en dat werken belangrijk is voor hen. De jongere werklozen hebben dus een grotere arbeidsmotivatie. Eenzelfde beeld doet zich voor als het gaat om de intenties om werk te zoeken. De jongere werklozen willen er vaker alles aan doen om werk te vinden en zijn bereid er veel tijd in te steken. Opvallend is dat werklozen over het algemeen geen duidelijk beeld hebben waar zij werk kunnen en hoe dat aan te pakken. Dit geldt in iets mindere mate voor jonge werklozen dan voor ouderen. Vooral oudere werklozen vinden het zoeken naar werk uitzichtloos. Jongere werklozen zijn hier iets optimistischer in. Zij beschouwen ook vaker dan de oudere werklozen het niet-werken als overwegend nadelig. Ook vinden zij het gezien hun financiële situatie veel urgenter om binnen twee maanden werk te vinden. Vergelijking met landelijke gegevens over werklozen Vergeleken met de landelijke situatie lijkt de onderzochte groep werklozen zich iets meer in hun lot te hebben beschikt. Zo beoordelen de werklozen in de schildersbranche de situatie van niet-werken als minder nadelig dan de landelijke groep werklozen. Ook is de financiële noodzaak om binnen twee maanden werk te vinden minder groot. Vermoedelijk heeft alles te maken met de relatief oude groep werklozen die aan dit onderzoek hebben meegedaan. Zij zien het vanwege de leeftijd niet meer zitten om serieus en actief naar een nieuwe baan te zoeken en achten dit financieel gezien ook minder belangrijk.
24
5.
Werk zoeken en hulp van instanties
In dit hoofdstuk belichten we de activiteiten van de werklozen in de schildersbranche om werk te zoeken. Welke activiteiten hebben ze in de afgelopen periode verricht en wat zijn ze van plan om te gaan doen (paragraaf 5.1)? In paragraaf 5.2 gaan we in op de eventuele belemmeringen die werklozen ondervinden om aan werk te komen en paragraaf 5.3 gaat in op de gekregen en nog benodigde hulp. Paragraaf 5.4 vat de conclusies samen.
5.1 Het zoeken naar werk Sinds 2004 ook sollicitatieplicht vanaf 57½ jaar Voor mensen met een WW-uitkering geldt een sollicitatieplicht. Dat houdt in dat men minstens één keer in de week moet solliciteren en men verplicht is mee te werken aan reintegratietrajecten. In 2004 is de wetgeving veranderd. Voor 2004 werd men – onder andere vrijgesteld van de sollicitatieplicht bij het bereiken van de leeftijd van 57½ jaar. Na 2004 zijn de regels ten aanzien van de sollicitatieplicht aangescherpt en moeten ook mensen met een WW-uitkering die 57½ jaar of ouder zijn, voldoen aan de sollicitatieplicht. Hierop zijn uitzonderingen mogelijk. Eén van die uitzonderingen is het verrichten van mantelzorg. Verrichtte werkzoekactiviteiten Aan de respondenten zijn zeven activiteiten voorgelegd, gericht op het vinden van werk. De activiteiten variëren van passief (vacatures kijken in de krant) tot actief (bedrijven benaderen voor werk). Gevraagd is welke van deze activiteiten zij in de afgelopen drie maanden hebben verricht. Door de sollicitatieplicht ontstaat het beeld dat de werklozen in deze branche redelijk actief zijn. De meest voorkomende zoekactiviteit is het kijken naar vacatures in de krant (67 procent). Ook zoekt men bij het CWI (54 procent) en op internet naar vacatures (46 procent). Het in verband met de WW verplichte solliciteren op vacatures wordt door 63 procent verricht. Een actieve activiteit als het bellen of schrijven van bedrijven (open sollicitaties) wordt zelfs door 70 procent van de ondervraagden verricht. We vermoeden dat het binnen de schildersbranche meer dan in andere branches gebruikelijk is om zelf op bedrijven af te stappen, omdat men dit gewend is na een periode van winterwerkloosheid. In mindere mate nemen de ondervraagden nog contact op met hun oude werkgever of praten ze over het zoeken van werk met bekenden. In figuur 5.1 staat het overzicht van de verrichtte activiteiten. De grote meerderheid verricht één of meer activiteiten (54 procent), de overige 13 procent heeft in de drie maanden voorafgaand aan het invullen van de enquête geen enkele zoekactiviteit verricht.
25
Tabel figuur 5.1 Verrichtte zoekactiviteiten in de voorgaande drie maanden
80% 70%
67%
69% 63%
60%
54% 49%
46%
50% 40%
28% 30% 20% 10% 0% vacatures in krant
vacatures op internet
vacatures bij het cw i
solliciteren op bedrijven bellen vacatures of langsgaan
praten met anderen
contact oude w erkgevers
Bijna een derde is momenteel niet actief op zoek naar werk Naast de vraag naar de zoekactiviteiten die in de afgelopen drie maanden verricht zijn, hebben we ook gevraagd of men op dit moment actief op zoek is naar werk. De zoekactiviteiten kunnen immers pro forma zijn, of men kan gewoon uit interesse de vacatures in de krant bekijken. Van de ondervraagden is 31 procent op het moment van ondervraging niet actief op zoek naar werk. De helft van hen heeft dan ook geen enkele zoekactiviteit verricht in de afgelopen vier maanden. De overige helft dat zegt niet actief op zoek te zijn, voert toch een aantal van de verplichte activiteiten uit, zoals het kijken naar en solliciteren op vacatures. Conform verwachting zoeken de 55-plussers minder actief naar werk dan de jongere werklozen. Van de 55-plussers is 37 procent niet actief op zoek naar werk tegenover 15 procent van de mensen die jonger zijn dan 55 jaar. Redenen om niet actief te zoeken: vrijstelling, leeftijd of gezondheid We hebben de werklozen die momenteel niet actief zoeken gevraagd naar de reden hiervoor. En kwart noemt als reden dat men vrijgesteld is van de sollicitatieplicht, of dat men vrijwilligerswerk verricht. Daarbij geven enkelen aan dat ze mantelzorg geven aan hun zieke echtgenote. Het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd vormt voor 35 procent de reden om niet meer actief te zoeken naar werk: “ik heb 42 jaar gewerkt, ik vind het wel goed zo”, en “nog zes maanden en dan AOW”. Voor 24 procent is de gezondheid de belangrijkste reden nu niet actief op zoek te zijn naar werk: “momenteel zit ik met rugklachten thuis”, of “ik ben geopereerd aan mijn rug”. Slechts 1 op de 5 werklozen verwacht binnen een half jaar betaald werk te hebben Aan de respondenten is gevraagd of men verwacht binnen een half jaar betaald werk te heb26
ben. Er ontstaat een pessimistisch beeld van de toekomstverwachtingen. Meer dan de helft van alle ondervraagden (58 procent) verwacht niet binnen een half jaar betaald werk te hebben, of weet zelfs zeker dat dit niet zal lukken. 18 procent denkt wel dat het gaat lukken binnen een half jaar en bijna een kwart van de ondervraagden weet het echt niet of het binnen een half jaar gaat lukken. De ondervraagden die actief op zoek zijn naar werk zijn (iets) positiever over hun toekomstverwachting: van hen denkt 22 procent binnen een half jaar betaald werk te hebben. Toch denkt ook meer dan de helft van hen (52 procent) dan het (zeker) niet lukt binnen een half jaar betaald werk te vinden. In tabel 5.2 staan de verwachtingen weergegeven voor actief en niet-actief werkzoekenden. Figuur 5.2
Verwachting voor het binnen een half jaar vinden van betaald werk, naar wel/niet actief op zoek
80% 72% 70% 60% 52% 50% 40% 30%
26% 22% 19%
20% 10%
9%
0%
verwacht werk te vinden
verwacht geen werk te vinden actief op zoek
weet het niet
niet actief op zoek
De toekomstverwachting hangt zoals men kan verwachten sterk samen met de leeftijd. Werklozen onder de 55 jaar zijn beduidend optimistischer over het binnen een half jaar vinden van betaald werk dan de 55-plussers: 49 procent van de jongere werklozen verwacht binnen een half jaar werk te hebben tegenover 7 procent van de 55-plussers. Zoekt men in schildersbranche of bredere horizon? Aan degenen die actief op zoek zijn naar werk (134 personen) is gevraagd of men alleen in de schildersbranche op zoek is naar werk of dat men ook buiten de eigen branche zoekt naar werk. Een derde van de werkzoekenden is alleen op zoek naar werk binnen de schildersbranche, 45 procent zoekt in de schildersbranche én andere branches naar werk en 20 procent zoekt naar werk buiten de schildersbranche. Gezondheidsklachten zijn de belangrijkste redenen om niet meer binnen de schildersbranche naar werk te zoeken: “ik mag het beroep niet 27
meer uitoefenen”, en “ik mag het niet meer doen, afgekeurd wegens schouderklachten”. Uitzendbureau aanknopingspunt Van alle ondervraagden staat 43 procent ingeschreven bij een uitzend- of detacheringbureau, 57 procent is dat niet. In tabel 5.3 staat aangegeven hoe de inschrijving varieert naar achtergrondkenmerken van de werklozen. Daarbij valt op dat: mensen jonger dan 55 jaar vaker ingeschreven staan dan 55-plussers; mensen met een kortere uitkeringsduur vaker ingeschreven staan; mensen die actief op zoek zijn naar werk vaker ingeschreven staan; mensen vaker dan gemiddeld de verwachting hebben binnen een half jaar betaald werk te hebben. Tabel 5.3
Ingeschreven bij uitzendbureau naar leeftijd, uitkeringsduur, actief op zoek en verwachting betaald werk
ingeschreven bij uitzendbureau
ja
nee
totaal
leeftijd (n=191) < 55 jaar 55 jaar of ouder
39% 61%
19% 81%
27% 73%
duur WW (n=193) korter dan 1 jaar tussen 1 en 2 jaar langer dan 2 jaar
31% 26% 44%
13% 22% 66%
20% 23% 57%
actief op zoek (n=191) ja nee
87% 13%
57% 43%
69% 31%
binnen half jaar betaald werk? (n=189) wel niet weet niet
25% 47% 28%
13% 67% 20%
18% 58% 24%
Twintig procent van de ondervraagden heeft ervaring met het werken via een uitzend- of detacheringbureau. In de meeste gevallen betreft het hier vaak een korte ervaringsperiode. Van deze 42 personen heeft 65 procent (26 personen) in totaal niet langer dan een half jaar gewerkt via het uitzend- of detacheringbureau. Acht personen hebben een half tot een jaar gewerkt via het uitzend- of detacheringbureau en zes personen een jaar of langer. Het is opvallend dat maar zo weinig mensen ervaring hebben om via het uitzendbureau te werken. In hoofdstuk 6 zullen we nog zien dat werklozen zelf aangeven dat werkgevers juist graag gebruik maken van uitzendkrachten.
5.2 Belemmeringen bij het krijgen van werk Leeftijd en gezondheid belangrijkste belemmeringen bij vinden van werk In de voorgaande paragraaf is beschreven of, hoe en waar men naar werk zoekt. Voor zover men niet actief op zoek is (31 procent), weten we dat de hoge leeftijd, gezondheid en onthef28
fing van sollicitatieplicht hier meestal de reden voor is. Daarnaast hebben we ook gevraagd in welke mate een tiental specifieke belemmeringen een rol speelt bij het krijgen van werk. Men kon daarbij meerdere antwoorden aankruisen. De antwoorden staan in tabel 5.4. Tabel 5.4
Mate waarin een tiental specifieke belemmeringen een rol speelt bij het vinden van werk
belemmeringen lichamelijke gezondheidsproblemen (n=195) psychische gezondheidsproblemen (n=190) het feit dat men in de WW zit (n=195) weinig of geen banen in de buurt (n=195) financiële problemen (n=195) zorg voor kinderen of familie (n=194) verkeerde opleiding (n=195) te weinig of niet juiste werkervaring (n=195) problemen met Nederlandse taal of afkomst (n=194) leeftijd (n=194)
geen rol 43% 79% 49% 63% 81% 91% 83% 84% 98% 21%
kleine rol 18% 11% 30% 16% 12% 4% 12% 9% 1% 7%
grote rol 39% 11% 21% 21% 7% 4% 5% 7% 1% 73%
De top 5 van meest genoemde belemmeringen ziet er als volgt uit: 1. leeftijd (79 procent); 2. lichamelijke gezondheidsproblemen (57 procent); 3. het feit dat men in de WW zit (51 procent); 4. het gebrek aan banen in de in de buurt van de werkloze (37 procent); 5. psychische gezondheidsproblemen (21 procent). Leeftijd meest genoemd als belangrijkste belemmering Belemmeringen als financiële problemen, de verkeerde opleiding, of te weinig of niet de juiste werkervaring spelen voor 16 tot 19 procent van de ondervraagden een rol. Weinig tot geen van de ondervraagden wordt gehinderd door de zorg voor kinderen of familieleden of heeft problemen met de Nederlandse taal. Vervolgens is in een open vraag gevraagd naar wat nu de belangrijkste belemmering is volgens de respondent om werk te vinden. Hier komt een vrij duidelijk beeld uit naar voren, dat in grote lijnen overeenkomt met de bovengenoemde belemmeringen. De leeftijd blijkt het vaakst de belangrijkste factor te zijn (47 procent), gevolgd door de gezondheid (21 procent), een combinatie van factoren (anders, 17 procent) of de specifieke combinatie van gezondheid en leeftijd (16 procent). De categorie ‘anders’ bestaat uit personen die andere reden noemen dan leeftijd en/of gezondheid. Het gaat hier om (bedrijfs)economische redenen als “er zijn geen banen beschikbaar”, en “goedkope buitenlandse schilders” die een belemmering vormen om werk te krijgen. Maar ook reden als vervoer “heb geen rijbewijs en eigen vervoer wordt veel gevraagd” en te weinig ervaring en/of opleiding worden genoemd in deze categorie. Mensen jonger dan 55 jaar: vaak gezondheid als belemmering In figuur 5.5 is het type belemmering voor het vinden van werk naar leeftijd weergegeven. Hierbij zijn de antwoorden uit tabel 5.4 gecombineerd met de antwoorden op de open vraag naar de belangrijkste belemmering. In lijn met de bevinding dat jongeren vaker een WAOuitkering hebben en de gezondheid een rol speelde bij het ontslag, geven de 55 minners ook 29
vaker aan dat de gezondheid een belemmering vormt voor het vinden van werk. Leeftijd wordt door de 'jongeren' wat minder vaak, maar nog altijd door tweederde, genoemd. Bij jongeren speelt ook vaker dan bij ouderen een rol dat men niet de juiste opleiding en/of werkervaring heeft: 35 versus 17 procent (niet in figuur). Figuur 5.5
Belemmeringen die een (kleine of grote) rol spelen bij het vinden van werk, naar leeftijd
100% 89%
90% 80% 70%
67%
65%
60% 50% 40%
43%
41%
39% 35%
35%
35%
30% 17%
20% 10% 0% gezondheid
leeftijd
leeftijd + gezondheid
< 55 jaar
geen banen in de buurt
opleiding/ervaring
≥ 55 jaar
Bij economische belemmeringen schat men kans op vinden werk het gunstigst in De mensen die economische belemmeringen zien of praktische belemmeringen als het niet hebben van een rijbewijs zijn het meest optimistisch over de verwachting binnen een half jaar betaald werk te hebben. Dit is tevens de meest interessante en kansrijke groep als het gaat om bemiddeling naar werk. Daarnaast vergt ook de groep die gezondheidsproblemen ervaart een specifieke aanpak. Ook zij hebben nog verwachtingen om binnen een half jaar aan het werk te komen.
5.3 Ontvangen en benodigde hulp Mensen met een WW-uitkering kunnen bij het zoeken naar werk hulp krijgen van het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) of het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). Zij kunnen met een adviseur van het CWI of UWV afspraken maken over hoe ze werk kunnen zoeken en hoe vaak ze gaan solliciteren. Ook kan men ondersteund worden bij het solliciteren. Daarnaast zijn er verschillende instrumenten waar gebruik van gemaakt kan worden, zoals scholing, een reïntegratietraject of een proefplaatsing. Om de kansen op werk te vergroten kan scholing worden ingezet. Als de kans klein is dat werklozen werk zullen vinden kun30
nen zij een reïntegratietraject volgen of kan men op proef gaan werken in een bedrijf (proefplaatsing). Tweederde heeft hulp ontvangen Aan de respondenten is gevraagd of en zo ja, welke vormen van hulp zij het afgelopen jaar hebben gehad bij het vinden van werk. Tweederde van de werklozen uit de schildersbranche heeft het afgelopen jaar hulp gehad, eenderde niet. De meest voorkomende vorm van hulp is begeleiding door een reïntegratiecoach van het UWV: 44 procent heeft deze vorm van hulp gehad. Nog eens 28 procent van de ondervraagden doorloopt een traject bij een reïntegratiebedrijf of heeft dit traject in het afgelopen jaar gevolgd. En specifiek traject via een individuele reïntegratieovereenkomst (IRO), bedoeld voor mensen die zelf een re-integratietraject voor ogen hebben waarmee ze denken eerder aan de slag te kunnen, is door 7 procent gevolgd. Ook is 25 procent begeleid door het CWI, maar deze personen hebben deze vorm van hulp vrijwel allemaal ontvangen naast hun re-integratiecoach, re-integratietraject of hun IRO. Jongere, kortdurende werklozen hebben het vaakst hulp ontvangen In figuur 5.6 staat het type hulp weergegeven naar leeftijd. Mensen die hulp in het afgelopen jaar hebben ontvangen zijn vaker jonger dan 55 jaar en hebben korter een WW-uitkering (nog geen 2 jaar). De belemmering waardoor zij geen werk kunnen vinden hangt niet samen met het feit of men wel of niet hulp heeft ontvangen. Wel hangt het samen met het type hulp. Werklozen waarbij de leeftijd de grootste belemmering is om werk te vinden, hebben verhoudingsgewijs minder vaak een reïntegratietraject gevolgd dan mensen met gezondheids- of andere belemmeringen. Figuur 5.6 In voorgaande 12 maanden ontvangen hulp van instanties, naar leeftijd 60%
56%
50%
45% 40%
40%
40%
27%
30%
23%
21% 20%
17% 11%
10%
5%
0%
re-integratiecoach
traject bij reintegratiebedrijf
traject via IRO
<55 jaar
31
begeleiding door CWI
≥ 55 jaar
geen hulp
Actieve opstelling en goed contact belangrijkste redenen voor tevredenheid met hulp Aan degenen die het afgelopen jaar hulp hebben ontvangen is gevraagd of zij daar tevreden over zijn. 62 procent van de mensen die het afgelopen jaar hulp heeft ontvangen is tevreden over de hulp, en 38 procent dus niet. De tevredenheid of ontevredenheid heeft vooral te maken met het persoonlijke en menselijke contact van de begeleidende instantie. Van de mensen die tevreden zijn noemt 44 procent de actieve opstelling van de begeleider, het prettige contact en gerichte hulp als reden voor hun tevredenheid. 46 procent van de mensen die niet tevreden zijn over de hulp noemt de passieve opstelling en het slechte contact als reden voor hun ontevredenheid. Ook wordt genoemd dat de consulent echt zijn best heeft gedaan, maar dat men gewoon geen kans meer maakt (door 25 procent genoemd). Het tegenovergestelde effect doet zich ook voor: mensen die slecht begeleid zijn en zonder resultaat zijn ontevreden over de hulp die zij hebben gekregen (door 18 procent genoemd). Andere redenen om ontevreden te zijn is de zinloosheid van de hulp en dat alleen een sollicitatiecursus niet voldoende is om aan het werk te komen. In onderstaand kader staan enkele citaten van tevreden en ontevreden werklozen.
Tevreden over re-integratiehulp: Krijg op dit moment goede begeleiding, maar door mijn slechte rug en leeftijd is het zeer moeilijk werk te vinden.
Met iedereen had ik een goed gesprek. Ik heb goed naar hun geluisterd, maar zij ook naar mij. Ze hebben voor mij goed gezocht en geprobeerd weer aan het werk te komen. Niet gelukt. Ontevreden over re-integratiehulp: Als je langer dan een maand in een traject zit, wordt je als niet plaatsbaar bestempeld.
Veel te weinig contact met begeleiders. Ik zou een opleiding beveiliging doen en mijn reïntegratiecoach heeft mij laten zitten en is zijn afspraken niet nagekomen, dus hopeloos.
Meerderheid heeft geen behoefte aan hulp, vooral omdat ze zich hiervoor al te oud vinden Aan alle respondenten is gevraagd of zij op dit moment behoefte hebben aan hulp bij het vinden van werk. Een meerderheid van de ondervraagden - 63 procent - geeft aan op dit moment geen behoefte aan hulp te hebben bij het vinden van werk. Onder hen bevinden zich vooral de oudere werklozen (55-plussers). Gevraagd naar de reden waarom er geen behoefte is aan hulp is leeftijd dan ook het meest genoemde argument (door 44 procent genoemd). Maar ook andere redenen als “slechte ervaringen in het verleden”, “het heeft toch geen zin” of “ik kan of doe alles zelf” worden vaak genoemd. De slechte gezondheid, al dan niet in combinatie met leeftijd wordt door 18 procent genoemd. Jongere werklozen wel behoefte aan hulp De 37 procent van de werklozen die wel behoefte hebben aan hulp zijn als volgt verdeeld: 32
-
29 procent wil hulp en krijgt ook voldoende hulp; 30 procent krijgt hulp maar vindt die niet voldoende; 41 procent heeft behoefte aan hulp, maar krijgt deze niet.
Zoals te verwachten vinden we de behoefte aan hulp vooral terug onder de werklozen die jonger zijn dan 55 jaar: 65 procent van hen heeft behoefte aan hulp tegenover 37 procent gemiddeld. Ook vinden de jongere werklozen vaker dan de oudere werklozen dat zij onvoldoende hulp krijgen (42 procent tegenover 30 procent gemiddeld). Werklozen wensen persoonlijke en gerichte begeleiding of goede bemiddeling Aan degenen die hulp nodig hebben is gevraagd aan welke hulp zij dan behoefte hebben. De meeste hebben behoefte aan een goede persoonlijke begeleiding of een goede bemiddeling naar een baan: “iemand die me helpt bij het vinden van een passende baan”, of “goede bemiddelaar die bereid is om wat inzet te tonen en waar ik niet steeds met alle initiatieven moet komen”. Een aantal zegt specifiek hulp nodig te hebben om te starten als zelfstandige: “zelf een zaak starten, in de horeca bijvoorbeeld” of “heb graag informatie over te beginnen als zelfstandige”. Maar ook de behoefte aan werk op zich wordt genoemd: “iemand die me werk aanbiedt” of “tips over werkgevers die werknemers zoeken”. Tot slot zegt een aantal het echt niet te weten: “zou het niet meer weten, heb alles al geprobeerd” of is alle hulp welkom: “aan alle soorten hulp, uitgebreide begeleiding en nazorg”.
5.4 Conclusie Eenderde zegt zelf niet meer actief op zoek naar werk te zijn Mede als gevolg van de sollicitatieplicht heeft een aanzienlijk deel van de onderzochte werklozen in de drie maanden voorafgaand aan het invullen van de vragenlijst, activiteiten verricht om werk te zoeken. Tweederde is ook serieus op zoek naar werk, bijna een derde geeft zelf aan niet actief op zoek te zijn. Slechts 1 op de 5 werklozen verwacht binnen een half jaar aan het werk te zijn Over het algemeen is men niet optimistisch over de kans om binnen een half jaar werk te vinden: slechts 18 procent verwacht binnen een half jaar werk gevonden te hebben, de rest verwacht van niet of weet het niet. De actief zoekenden verwachten iets vaker dan de niet-actief zoekenden binnen nu en een half jaar werk te vinden. Het betreft hier vaker de jongere werklozen. Ook staan jongere werklozen wat vaker dan de ouderen ingeschreven bij het uitzendbureau. Maar weinigen hebben in het verleden ervaring opgedaan met werken via een uitzendbureau. Leeftijd en gezondheid belangrijkste belemmeringen voor het vinden van werk Terwijl bedrijfseconomische redenen de belangrijkste oorzaak waren voor het verliezen van de baan, blijkt de leeftijd de belangrijkste belemmering te zijn voor het vinden van een nieuwe baan. Dit laatste geldt het sterkst voor de 55-plussers, maar ook voor een groot deel van de
33
'jongeren'. Ze zijn kennelijk niet meer aantrekkelijk voor een werkgever. Voor de jongere werklozen is de gezondheid de belangrijkste belemmering om werk te krijgen. De groep werklozen die vooral economische of praktische belemmeringen (geen rijbewijs) ziet om werk te krijgen lijkt een kansrijke groep voor bemiddeling naar werk. Zij zijn het meest optimistisch over de verwachting binnen een half jaar werk te hebben. Een derde heeft behoefte aan (meer) hulp, zoals bemiddeling of traject Tweederde van de werklozen heeft hulp gehad bij het zoeken naar werk. Onder hen bevinden zich vooral jongere werklozen en degenen die pas relatief kort een WW-uitkering hebben. Meer dan de helft van de werklozen is tevreden over de hulp die zij hebben gehad. Dit heeft dan vooral te maken met het feit dat men op een prettige en persoonlijke wijze is begeleid. Ruim één op de drie werklozen heeft ook momenteel nog behoefte aan hulp. Het zijn vooral de jongere werklozen die hier behoefte aan hebben. Zij willen vooral persoonlijk en goed begeleid en bemiddeld worden. Omdat jonge werklozen relatief vaak belemmeringen ondervinden van hun gezondheid is maatwerk hier vereist.
34
6.
Oorzaken en oplossingsrichtingen volgens schilders zelf
Oorzaken volgens werklozen zelf Aan het einde van de enquête is de deelnemers de vraag gesteld wat naar de eigen indruk de belangrijkste oorzaak is van werkloosheid onder schilders in het hoogseizoen. Ruim een kwart heeft op deze vraag geen antwoord gegeven, anderen gaven aan dat ze hier geen idee van hebben. Ongeveer tweederde van de deelnemers heeft echter suggesties gedaan. Deze suggesties zijn in vier categorieën onder te brengen: de vraag, het aanbod, de schilders zelf en de werkgevers (tabel 6.1). Sommige factoren zijn veel vaker genoemd dan andere. Zoals wellicht te verwachten wordt vaak gerefereerd aan de concurrentie van buitenlanders (vooral de Polen) en aan de slechte spreiding van het binnenwerk. Tabel 6.2 bevat enkele illustratieve citaten overgenomen uit de vragenlijsten. Tabel 6.1
Oorzaken van werkloosheid in het hoogseizoen zoals werknemers in de branche die zelf aandragen
1.
(afname van) de vraag naar schilderwerk uitbesteden is te duur – mensen gaan meer zelf doen nieuwbouw in bepaalde regio's is weinig werk
2.
aanbod van (bepaalde typen) schilders neemt toe goedkope krachten buitenlanders uitzendkrachten jongeren en schilders zonder vakopleiding zzp-ers
3.
schilders zelf ziek, gehandicapt te oud, te duur niet gemotiveerd (refererend aan de 'jongeren') niet vakkundig
4.
werkgevers risico mijden (geen ouderen en geen gedeeltelijk WAO'ers aannemen/in dienst houden) grote productiedruk (waardoor schilders ziek worden) slechte spreiding van werkzaamheden over zomer en winter voorkeur voor goedkope krachten slechte bedrijfsvoering (waardoor onvoldoende werk en faillissement)
35
Tabel 6.2
Enkele citaten van onderzoeksdeelnemers over oorzaken van werkloosheid in het hoogseizoen
Het is een geweldig vak, maar erg onzeker. Dezelfde mensen zijn vaak de dupe om in de WW te komen. Vaak zijn het schilders die bijvoorbeeld in november in de WW zijn gekomen en te oud zijn om in het nieuwe seizoen weer aan de slag te komen. Weinig motivatie, geen scholing, geen werklust. Goede schilders hebben in het hoogseizoen wel werk. Ik snap niet dat er in het hoogseizoen een werkloosheid onder schilders is. Er is echt genoeg werk. Maar alles via uitzendbureaus voor 3-4 weken. Dat motiveert niet. De constante productiedruk. Prestatiedrang die onmogelijk gehaald kan worden. De racemachines blijven over (zolang het duurt). Werkgevers hebben liever twee jongens die de hele dag staan te bellen, dan een goede schilder die een goed salaris verdient.
Oplossingen aangedragen door werklozen zelf Bijna de helft van de deelnemers heeft de vraag naar suggesties voor de oplossing van de werkloosheid onder de schilders niet ingevuld. Een aantal geeft expliciet aan dat ze het niet weten. Ongeveer een derde doet echter wel suggesties. Deze kunnen ondergebracht worden in zeven categorieën (tabel 6.3). Ook bij oplossingen geldt dat het vaakst verwezen wordt naar de werkverdeling over zomer en winter en naar de buitenlanders en uitzendkrachten. Tabel 6.4 bevat enkele letterlijke antwoorden van deelnemers op de vraag naar suggesties voor oplossingen.
36
Tabel 6.3
Oorzaken van werkloosheid in het hoogseizoen zoals werknemers in de branche die zelf aandragen
1.
de vraag naar schilderwerk bevorderen of spreiden betere werkverdeling: binnenwerk voor de winter bewaren cq aanbesteden (voorbeeldrol overheid, woningbouwverenigingen) schilderwerk voor particulieren goedkoper maken (bv. geen BTW heffen) vaste onderhoudscontracten stimuleren, aanbestedingen beperken.
2.
regelgeving vakdiploma voor schilders verplichten vaste dienstverbanden bevorderen, boven werken met uitzendkrachten korten op de WW-uitkering (werkloosheid als gevolg van luiheid) concurrentiekracht buitenlanders verminderen ('onder de prijs werken' bemoeilijken) fiscale voordelen voor werkgevers die ouderen aannemen / in dienst hebben boeteregeling van 10 procent bij ontslag binnen half jaar afschaffen (deze belemmert het aangaan van korte dienstverbanden met 'gewone' werknemers) regeling prepensioen laagdrempeliger en aantrekkelijker maken aangepaste werkzaamheden en werktijden voor oudere werklozen creëren, subsidie voor in dienst nemen van ouderen
3.
schilders zelf vakopleiding volgen inzet, wilskracht en motivatie tonen zorgen niet opgebrand te raken zzp-er worden overstappen naar een sector zonder seizoensinvloeden
4.
werkgevers oog voor sociale aspecten, minder handelen vanuit winst, werknemers motiveren kiezen voor vaste mensen, in plaats van uitzendkrachten en zzp-ers goede werkplanning, binnenwerk alleen in de winter verrichten kiezen voor goedkope krachten slechte bedrijfsvoering (waardoor onvoldoende werk en faillissement)
5.
techniek dak op steigers, zodat bij regen doorgewerkt kan worden
6.
preventief gezondheid van schilders bewaken (periodiek onderzoek) aangepast werkzaamheden of werktijden voor ouderen en gedeeltelijk arbeidsongeschikten jonge schilders motiveren om vakbekwaam te worden (betaling naar presteren, leermeester)
7.
bemiddeling bemiddeling van werklozen door instantie die de branche goed kent (zoals vroegere arbeidsbureau)
37
Tabel 6.4
Enkele citaten van onderzoeksdeelnemers betreffende oplossingen voor de werkloosheid in het hoogseizoen
De lonen van Nederlandse en buitenlanders schilders (Polen) belastingtechnisch hetzelfde te maken. Wij hebben diploma's: buitenlanders niet! Winterwerk sparen voor de winter en niet opsnoepen in de zomer. Ik heb me teruggetrokken uit de schildersbranche. Ik doe nu ander werk, ik verdien minder maar heb niet meer die stress van vroeger wanneer ik er weer uit moet (ik zat 's winters altijd in de WW) Beter vroegpensioenregeling voor ouderen zodat jongeren beter kunnen instromen en eerder vakbekwaam kunnen worden. Niet meer op tijdelijke contracten, gewoon zoals 20 jaar geleden vast contract. Laat iemand die wil, maar in de WAO zit, kosteloos en uit vrije wil meelopen om zich te bewijzen. Via UWV meer naar werkgevers zoeken.
38
7.
Samenvatting met conclusies en oplossingsscenario's
De doelstelling van dit onderzoek is meer zicht te krijgen op de oorzaken van de werkloosheid en de oplossingsrichtingen. Hiervoor zijn in hoofdstuk 1 vijf onderzoeksvragen geformuleerd. In de eerste paragraaf van dit slothoofdstuk worden de eerste vier onderzoeksvragen teruggehaald en beantwoord (paragraaf 7.1). In paragraaf 7.2 beschrijven we in hoeverre de doelstelling van het onderzoek, namelijk het verkrijgen van zicht op de oorzaken van de werkloosheid gerealiseerd is. In paragraaf 7.3 schetsen we beknopt een aantal scenario's voor de aanpak, waarmee invulling wordt gegeven aan de vijfde onderzoeksvraag. Dit slothoofdstuk dient tevens als samenvatting van het onderzoek.
7.1 Antwoorden op de onderzoeksvragen Vraag 1.
Wat zijn de achtergrondkenmerken van schilders die zelf in september werkloos zijn?
Respons en representativiteit goed bij 55-plussers, minder goed bij 55-minners. Voor deelname aan het onderzoek zijn alle 745 werknemers afkomstig uit de schilderbranche aangeschreven die in de maand september volgens de registratie van UWV een WWuitkering ontvingen. De bruto respons was 32 procent; 201 van de 239 vragenlijsten waren ook bruikbaar voor analyse (27 procent). Onder de deelnemers zijn de 55-plussers oververtegenwoordigd. De deelnemende 55-plussers zijn representatief wat werkloosheidsduur en samenloop met WAO betreft voor de oorspronkelijk aangeschreven 55-plussers. De deelnemende 55-minners hebben in vergelijking met de niet-deelnemers in deze leeftijdsgroep vaker naast hun WW ook een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Ook zijn ze relatief vaak langer dan een jaar werkloos. WW-ers relatief oud, laag opgeleid en al langere tijd in de WW De onderzochte werklozen uit de schildersbranche zijn vrijwel allemaal man. Met een gemiddelde leeftijd van 56 jaar zijn de werklozen in de schildersbranche relatief oud. Meer dan de helft van de deelnemers is 59 jaar of ouder. De werklozen in de schildersbranche zijn over het algemeen lager opgeleid: driekwart heeft ten hoogste lager beroepsonderwijs gevolgd. Van de deelnemers werkt 78 procent als schilder, de overigen als administratief medewerker, bedrijfsleider, uitvoerder of projectleider. Bijna eenderde van de schilders in dit onderzoek heeft geen vakopleiding gevolgd. Ruim tweederde heeft dat wel gedaan, waarvan zo'n 80 procent deze opleiding ook met een diploma heeft afgerond. Meer dan de helft van de 55-plussers heeft al geruime tijd, dat wil zeggen minimaal twee jaar, maar een deel ook al minimaal vijf jaar, een WW-uitkering. De conclusie is dat we te maken hebben met een groep werklozen die relatief oud en laag opgeleid is en al langere tijd een WW-uitkering heeft. Dit worden over het algemeen beschouwd als kenmerken die een eventuele uitstroom uit de WW niet vereenvoudigen.
39
Meeste werklozen hebben langdurig arbeidsverleden Gezien de gemiddelde leeftijd van de werklozen is het niet verrassend dat de overgrote meerderheid van hen lange tijd in de schildersbranche heeft gewerkt. De meeste als schilder, een deel heeft als uitvoerder of administratief medewerker gewerkt. Ook heeft een substantieel van de onderzochte groep wel eens in een andere sector (bouw) of beroep (chauffeur) gewerkt. Het zijn relatief vaak de administratieve krachten, uitvoerders, projectleiders en bedrijfsleiders die elders hebben gewerkt. Ontslag heeft vaak een bedrijfseconomische achtergrond, maar ook gezondheid speelt rol De bedrijfseconomische situatie speelt de werklozen in de schildersbranche parten. Meer dan de helft van de onderzochte werklozen is niet individueel ontslagen, maar samen met collega's. Reden is dan dat de werkgever (al dan niet tijdelijk) geen werk meer heeft of dat het bedrijf failliet is gegaan, bijvoorbeeld door slechte bedrijfsvoering. Bij werknemers die individueel zijn ontslagen is de gezondheid relatief vaak een reden voor ontslag. Vooral bij de groep die jonger dan 55 jaar is, spelen een slechte gezondheid of andere redenen van persoonlijke aard relatief vaak een rol bij het ontslag. Vraag 2.
Hoe ligt de motivatie en financiële noodzaak voor het vinden van werk?
Motivatie en financiële noodzaak voor werk vinden bij jongeren het grootst Werklozen jonger dan 55 jaar geven vaker dan de oudere werklozen aan dat ze gemotiveerd zijn om te werken, dat werken het leven inhoud geeft en dat werken belangrijk is voor hen. De jongere werklozen hebben dus een grotere arbeidsmotivatie. Eenzelfde beeld doet zich voor als het gaat om de intenties om werk te zoeken. De jongere werklozen willen vaker er alles aan doen om werk te vinden en zijn bereid er veel tijd in te steken. Opvallend is dat werklozen over het algemeen geen duidelijk beeld hebben waar zij werk kunnen en hoe dat aan te pakken. Dit geldt in iets mindere mate voor jonge werklozen dan voor ouderen. Vooral oudere werklozen vinden het zoeken naar werk uitzichtloos. Jongere werklozen zijn hier iets optimistischer in. Zij beschouwen ook vaker dan de oudere werklozen het niet-werken als 'overwegend nadelig'. Ook vinden zij het gezien hun financiële situatie veel urgenter om binnen twee maanden werk te vinden. Vergelijking met landelijke gegevens over werklozen Vergeleken met de landelijke situatie lijkt de onderzochte groep werklozen zich iets meer in hun lot te hebben beschikt. Zo beoordelen de werklozen in de schildersbranche de situatie van niet-werken als minder nadelig dan de landelijke groep werklozen. Ook is de financiële noodzaak om binnen twee maanden werk te vinden minder groot. Vermoedelijk heeft alles te maken met de relatief oude groep werklozen die aan dit onderzoek hebben meegedaan. Zij zien het wat betreft leeftijd niet meer zitten om serieus en actief naar een nieuwe baan te zoeken en achten dit financieel gezien ook minder belangrijk.
40
Vraag 3.
Hoe zoeken ze werk, tegen welke belemmeringen lopen ze en krijgen ze (voldoende) hulp hierbij?
Eenderde zegt zelf niet meer actief op zoek naar werk te zijn Mede als gevolg van de sollicitatieplicht heeft een aanzienlijk deel van de onderzochte werklozen in de drie maanden voorafgaand aan het invullen van de vragenlijst, activiteiten verricht om werk te zoeken. Tweederde is ook serieus op zoek naar werk, bijna een derde geeft zelf aan niet actief op zoek te zijn. Slechts 1 op de 5 werklozen verwacht binnen een half jaar aan het werk te zijn Over het algemeen is men niet optimistisch over de kans om binnen een half jaar werk te vinden: slechts 18 procent verwacht binnen een half jaar werk gevonden te hebben, de rest verwacht van niet of weet het niet. De actief zoekenden verwachten iets vaker dan de niet-actief zoekenden binnen nu en een half jaar werk te vinden. Het betreft hier vaker de jongere werklozen. Ook staan jongere werklozen wat vaker dan de ouderen ingeschreven bij het uitzendbureau. Maar weinigen hebben in het verleden ervaring opgedaan met werken via een uitzendbureau. Leeftijd en gezondheid belangrijkste belemmeringen voor het vinden van werk Terwijl bedrijfseconomische redenen de belangrijkste oorzaak waren voor het verliezen van de baan, blijkt de leeftijd de belangrijkste belemmering te zijn voor het vinden van een nieuwe baan. Dit laatste geldt het sterkst voor de 55-plussers, maar ook voor een groot deel van de 'jongeren'. Ze zijn kennelijk niet meer aantrekkelijk voor een werkgever. Voor de jongere werklozen is de gezondheid de belangrijkste belemmering om werk te krijgen. De groep werklozen die vooral economische of praktische belemmeringen (geen rijbewijs) ziet om werk te krijgen lijkt een kansrijke groep voor bemiddeling naar werk. Zij zijn het meest optimistisch over de verwachting binnen een half jaar werk te hebben. Een derde heeft behoefte aan (meer) hulp, zoals bemiddeling of traject Tweederde van de werklozen heeft hulp gehad bij het zoeken naar werk. Onder hen bevinden zich vooral jongere werklozen en degenen die pas relatief kort een WW-uitkering hebben. Meer dan de helft van de werklozen is tevreden over de hulp die zij hebben gehad. Dit heeft dan vooral te maken met het feit dat men op een prettige en persoonlijke wijze is begeleid. Ruim een op de drie werklozen heeft ook momenteel nog behoefte aan hulp. Het zijn vooral de jongere werklozen die hier behoefte aan hebben. Zij willen vooral persoonlijk en goed begeleid en bemiddeld worden. Omdat jonge werklozen relatief vaak belemmeringen ondervinden van hun gezondheid lijkt maatwerk hier een oplossing te kunnen bieden. Vraag 4.
Welke oorzaken en oplossingsrichtingen zien de werklozen zelf?
De deelnemers aan het onderzoek noemen – voor zover zij hier zicht op menen te hebben – vier typen oorzaken van septemberwerkloosheid in de schildersbranche, namelijk:
41
1. 2. 3. 4.
verminderde vraag naar schilderwerk; toegenomen concurrentie (van buitenlanders, uitzendkrachten en zzp-ers); gebreken bij schilders zelf (gebrek aan motivatie of vakmanschap, ziekte of handicap); werkgevers (gebrek aan sociale instelling/risicomijding, slechte bedrijfsvoering, productiedruk, voorkeur voor jonge en goedkope werknemers). Het vaakst noemt men de concurrentie uit het buitenland en de slechte werkspreiding over zomer en winter als oorzaak. Oplossingen die de schilders noemen voor werkloosheid in het hoogseizoen, liggen op verschillende fronten: betere werkspreiding over zomer en winter, regelgeving aanpassen ten gunste van WW-ers, verbetering van motivatie en vakmanschap bij schilders zelf of zzp-er worden, socialere opstelling en betere werkplanning door werkgevers, technische oplossingen waardoor vaker buiten gewerkt kan worden, preventie van ziekte en handicap door gezonde arbeidsomstandigheden en ten slotte goede bemiddeling na werkverlies, ook voor ouderen en werklozen die maar gedeeltelijk aan het werk kunnen.
7.2 Beschouwing van de oorzaken Doel van dit onderzoek is zicht te krijgen op de oorzaken en de oplossingsrichtingen van de werkloosheid in het hoogseizoen. In hoeverre heeft het onderzoek ook zicht op de oorzaken geleverd? Om deze te beantwoorden maken we een tweedeling in de onderzochte werklozen, namelijk de werklozen van 55 jaar en ouder en de jongere werklozen. In paragraaf 7.3 gaan we in op oplossingen. De oudere werklozen (55-plussers) Dit onderzoek heeft goed zicht gegeven op de oorzaken en de werkloosheid van de oudere werklozen. De respons onder de ouderen is goed te noemen, en voor zover we kunnen nagaan zijn de deelnemers ook voldoende representatief voor de totale groep oudere werklozen. De oorzaak van het ontslag van de 55-plussers is vaak gelegen in bedrijfseconomische factoren, die soms wel en soms niet met het seizoen samenhangen. Ook gezondheid en leeftijd spelen in een deel van de ontslaggevallen (mede) een rol. De belangrijkste reden dat een oudere WW-er vervolgens geen nieuw werk meer vindt, zelfs niet in drukke perioden, is dat de werkgever hen te oud en/of te duur vindt. Zelfs goede begeleiding van CWI of een reintegratiebedrijf maakt hen niet aantrekkelijk genoeg voor een werkgever. Waar de oudere werkloze in het begin waarschijnlijk nog gemotiveerd is om werk te vinden, verdwijnt deze motivatie na herhaalde afwijzingen op sollicitaties. Men past zich aan het werkloze leven en het lagere inkomen aan. In plaats van werk komen andere bezigheden, zoals mantelzorg en vrijwilligerswerk. In de wetenschap dat de pensioen- of vervroegde uittredingsdatum in zicht komt en men een lang arbeidsverleden heeft om op terug te kijken, raakt de behoefte en noodzaak om werk te vinden op de achtergrond. De grote meerderheid van de oudere werklozen verwacht niet meer aan het werk te komen. En zelfs als ze een baanaanbod zouden krijgen, zouden de meeste hier niet (meer) blij mee zijn.
42
De jongere werklozen (55-minners) Op de jongere werklozen heeft dit onderzoek maar voor een deel zicht gegeven. De helft van de septemberwerklozen is jonger dan 55 jaar, maar slechts een klein deel van hen heeft de vragenlijst ingevuld. Vaker dan onder de totale aangeschreven groep, is onder de deelnemers sprake van arbeidsongeschiktheid en een relatief lange werkloosheidsduur. De deelnemende 55-minners zijn dus niet representatief voor de totale groep 'jongere' septemberwerklozen. Waarschijnlijk zal een deel van niet deelnemers zonder veel problemen weer aan het werk komen, vooral als de werkloosheidduur kort is (36 procent is korter dan een half jaar werkloos). Een ander punt is de representativiteit wat motivatie en vakmanschap betreft. Niet onwaarschijnlijk is dat een deel van de jongere werklozen 'slecht presterende of ongedisciplineerde werknemers' zijn. Ze gaan van werkgever naar werkgever en worden overal ontslagen. Dit type werknemer komt in alle branches voor. Werknemersvragenlijsten zoals in dit onderzoek gehanteerd bieden hier geen zicht op: de betreffende werknemers vullen de vragenlijst waarschijnlijk niet in. Bovendien is het dergelijk gedrag niet met 'meetbaar' met een schriftelijke vragenlijst onder de personen zelf. Bij de deelnemende 55-minners spelen relatief vaak gezondheidsproblemen een rol bij het ontslag. Deze zelfde gezondheidproblemen vormen een belemmering bij het vinden van een nieuwe baan. Schilders die een gedeeltelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering hebben, kunnen vaak niet alle type werkzaamheden verrichten (bijvoorbeeld niet op een ladder staan), of niet hele dagen werken. Dit laatste is een probleem voor werkgevers, omdat men vaak groepsgewijs met een busje naar de opdracht vervoerd wordt en pas op het einde van de dag terugkeert. Vooral in kleine bedrijven is het moeilijk vervangende werkzaamheden te creëren. Uiteraard speelt ook bij 55-minners al dat werkgevers hen te oud vinden. Verschil met de 55plussers is dat de jongeren vaker nog de voordelen en de financiële noodzaak van werken voelen. Ze zijn ook optimistischer over het vinden van een baan, hoewel nog altijd de helft niet verwacht binnen een half jaar werk te vinden. Ruim een derde heeft het afgelopen jaar reintegratiehulp gehad. Tweederde geeft aan behoefte aan (meer of andere) hulp bij het vinden van werk te hebben. Wat men vooral wenst is bemiddeling naar een baan, een compleet traject of hulp bij het oplossen van praktische barrières bij het zoeken naar een baan. Concreet kan men bijvoorbeeld denken aan het halen van een rijbewijs, waardoor men meer werkgevers kan bereiken. Het probleem van de oudere werkloze in het algemeen De hier geschetste problematiek is niet specifiek voor de schildersbranche. Bekend is dat ouderen over het algemeen weinig kans maken op het vinden van een baan als ze werkloos zijn geworden. Volgens de OECD ligt de kans op het vinden van een nieuwe baan in Nederland ver onder het Europese gemiddelde. Daar staat tegenover dat ouderen over het algemeen niet snel werkloos worden: als ze een baan hebben, verliezen ze die minder snel dan jongeren. Omdat het werk in de schildersbranche echter seizoensgebonden is, is in deze branche de kans om (als oudere) werkloos te worden groter dan gemiddeld. Periodes van werkloos-
43
heid in de winter zijn 'normaal'. Oudere werknemers in de schildersbranche worden daarom vaker dan gemiddeld geconfronteerd met werkloosheid. Een goede spreiding van binnen- en buitenwerk zal de seizoenswerkloosheid verminderen, wat dan ook de oudere werknemers ten goede komt. Dit betekent echter nog niet dat de bereidheid van werkgevers om een werkloze oudere schilder in dienst te nemen ook groter zal worden. Met het afkalven van regelingen voor vervroegde uittreding, verscherping van de WW-eisen en verkorting van de WWduur, wordt het voor een schilder steeds belangrijker om aan het werk te blijven of snel een nieuwe baan te vinden na ontslag. Om de oudere werkloze aan de slag te krijgen, is een omslag in cultuur en beeldvorming nodig. Dit laatste zowel bij de ouderen zelf als bij de werkgevers. Mogelijk maatregelen en aspecten die bij kunnen dragen aan de beeldvorming (genoemd door OECD en/of het expertisecentrum leeftijd zijn): positieve aspecten van oudere werknemers benadrukken om de beeldvorming in het algemeen te verbeteren (taxatievermogen en relativeringsvermogen, onder meer bruikbaar in coaching van jongeren); specifieke voorlichting aan werkgevers over de positieve aspecten van oudere werknemers, door bemiddelaars van CWI, geen ontziebeleid voor ouderen, zoals extra verlofdagen; verbod op leeftijdsdiscriminatie; premievrijstelling voor ouderen5,6.
7.3 Scenario's voor oplossingen De uitkomsten van het onderzoek in combinatie met andere informatiebronnen over de problematiek van de (oudere) werklozen, maken duidelijk dat er geen eenvoudige oplossingen voorhanden zijn. Er zijn belemmeringen op drie fronten, namelijk op 'het kunnen', 'het willen' en het 'gewild zijn'. 'Het kunnen' vormt een belemmering bij werknemers die gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn, maar verwijst ook naar gebrek aan vakmanschap, lagere productiviteit, sollicitatievaardigheden, mogelijkheden en vaardigheden om een beroepsswitch te maken of praktische belemmeringen (vervoer, zorgtaken). 'Het willen' raakt vooral belemmerd door de langdurige werkloosheid en de confrontatie met afwijzingen. Het 'gewild zijn' heeft betrekking op de werkgever, die niet bereid zijn oudere werknemers of werknemers met gezondheidsproblemen in dienst te nemen. Hieronder schetsen we een aantal scenario's voor de – wat mogelijk aanpak betreft - verschillende groepen die we binnen de onderzoeksdeelnemers aantroffen. Het is aan de branche om hierin keuzes te maken en te bepalen welke investeringen men wil doen. Bij de keuzen zullen ook de te verwachten krapte op de arbeidsmarkt een rol spelen en het imago dat de branche wil uitstralen richting huidige en toekomstige werknemers.
5
UWV Kwartaalverkenning (januari 2008) UKV 2007 IV, Kenniscentrum UWV. 'Ontziebeleid voor ouderen moet op de schop" Interview in staatscourant, interview met directeur Expertisecentrum Leeftijd, Staatscourant 14-1-2008, download via www.leeftijd.nl. 6
44
De 55-plusser Het oplossen van de werkloosheid van 55-plussers vergt zeer grote inspanningen, omdat op elk van de drie aspecten belemmeringen bestaan: ze kunnen niet meer goed, ze willen zelf niet meer en ze zijn niet gewild bij werkgevers. Praktisch gezien moeten de huidige oudere werklozen daarom als een 'verloren generatie' beschouwd worden. Inspanningen kunnen zich beter richten op het behoud van toekomstige generaties ouderen. Daarbij dient de branche in te spelen op elk van de drie aspecten: kunnen: vaardigheden en gezondheid op peil houden, door gezonde werkomstandigheden en opleiding; willen: zorgen dat het werk ook op latere leeftijd goed vol te houden is (om te voorkomen dat men de WW als een uitweg beschouwt, wanneer het werk fysiek of psychisch te zwaar wordt) en dat eventuele werkloosheid zo kort mogelijk duurt; gewild zijn: beeldvorming van oudere werknemers bij werkgevers verbeteren door voorlichting, ze inzetten op de sterke punten en zorgen dat de loonkosten meer in verhouding staan tot de productiviteit (goedkoper maken). De gezonde 55-minner Al vanaf de leeftijd van 40 jaar kan de leeftijd en daarmee samenhangend het 'niet gewild zijn' een rol spelen. Uit het onderzoek blijkt dat bij de gezonde 55-minners 'het willen' niet het probleem vormt: ze willen wel weer aan het werk. Wat wel een belemmerende factor is, is 'het kunnen'. Gesteld kan worden dat hier bij veel jongere, gezonde septemberwerklozen iets aan ontbreekt, anders was men in een periode van hoogconjunctuur niet werkloos geweest. Om 'het kunnen' te versterken is kwalitatief goede re-integratiebegeleiding nodig die inspeelt op de specifieke behoeften van de werkloze: maatwerk dus. De re-integratie kan, afhankelijk van de motivatie van de werkloze, gericht zijn op werkhervatting binnen de branche of omscholing naar een nieuw beroep. Een optie kan zijn om speciale uitzendbureaus op te richten, die bemiddelen bij het inzetten van werkloze schilders richting schildersbedrijven in de regio. De 55-minner met gezondheidsproblemen Voor de 55-minners met gezondheidsproblemen en/of arbeidshandicap geldt hetzelfde als voor de gezonde 55-minners, met dat verschil dat werkhervatting als fulltime schilder geen optie is. De enige oplossing is switchen naar een ander beroep in een andere branche, of een aangepaste functie binnen de schildersbranche. Voor een inhoudelijk aangepaste functie hebben alleen de grotere schildersbedrijven mogelijkheden, maar zij zullen deze willen voorbehouden aan eigen mensen. Aanpassingen in werktijden in de vorm van kortere werkdagen ervaren schildersbedrijven als problematisch, vanwege het vervoersprobleem. Wellicht kunnen in herinrichting van werkprocessen gespecialiseerde bureaus hier creatieve oplossingen voor bedenken. Verder zijn experimenten bekend met uitzendbureaus die een werkplek op maat regelen voor werknemers met urenbeperkingen.
45
Bijlage 1.
Vragenlijst
46
Vragenlijst voor het onderzoek Schilders in de WW: oorzaken en oplossingen
oktober 2007
Wilt u de ingevulde vragenlijst binnen twee weken terug sturen in de bijgevoegde antwoordenvelop? Een postzegel plakken is niet nodig. Als u de antwoordenvelop kwijt bent, kunt u de vragenlijst in een gewone envelop zonder postzegel opsturen naar: BSZ Beleidsonderzoek, Antwoordnummer 10071, 2300 VB LEIDEN
?
Hebt u vragen over dit onderzoek of hulp nodig bij het invullen van de vragenlijst, neem dan contact op met de onderzoekers: Carla van Deursen of Ilse Hento. U kunt ons bellen of mailen.
Wij zijn telefonisch bereikbaar op werkdagen van 9.00 tot 17.00 uur, op nummer 0715157379 of 033-4790871. Buiten deze uren of als wij in verband met andere werkzaamheden er niet zijn, kunt u een bericht inspreken op ons antwoordapparaat. Wij bellen u dan terug.
@
Ons e-mail adres is:
[email protected]
Geachte heer/mevrouw,
Winterwerkloosheid onder schilders In 2005 hebben de ondernemersorganisatie FOSAG en de werknemersorganisaties FNV Bouw en CNV Schilders met elkaar afgesproken de winterwerkloosheid onder schilders aan te pakken. Het doel is om in 2009 de winterwerkloosheid te hebben opgelost, door werkspreiding binnen de bedrijven en opdrachtspreiding bij opdrachtgevers. Onderzoek door onafhankelijk bureau De maand met de laagste werkloosheid is september. Maar ook in deze maand zijn er schilders die geen werk hebben. We zouden graag meer willen weten over deze groep. Daarom laten wij deze enquête uitvoeren. Doel is te achterhalen wat de oorzaken van de werkloosheid zijn en hoe die het beste opgelost kunnen worden. Het onderzoek wordt gedaan door een onafhankelijk bureau: BSZ Beleidsonderzoek uit Leiden. De vragenlijst treft u hierbij aan. Deze vragenlijst is aan alle mensen gestuurd die in september 2007 een WW-uitkering ontvingen. Volgens de gegevens van UWV bent u één van hen. Uw medewerking is belangrijk! Wij zouden het dus zeer op prijs stellen als u wilt meewerken aan dit onderzoek. Als iedereen meewerkt krijgen we een goed beeld van de oorzaken van de werkloosheid, en wat we er aan kunnen doen. We zullen er alles aan doen de uitkomsten van dit onderzoek te vertalen naar maatregelen, zodat we zoveel mogelijk mensen aan werk kunnen helpen. En dat is natuurlijk ook in uw belang! Uw antwoorden zijn vertrouwelijk Uw antwoorden komen alleen onder ogen van de onderzoekers, ze gaan niet naar UWV of naar ons. In het onderzoeksrapport zult u gegarandeerd niet herkenbaar zijn. Verloting cadeaubonnen Bij deelname aan het onderzoek maakt u kans op het winnen van een cadeaubon van 25 euro. Het onderzoekbureau verloot 10 bonnen onder de deelnemers. Aan het eind van de vragenlijst kunt u aangeven of u mee wilt doen aan deze verloting en kunt u uw naam en adres invullen bij deelname. Ook deze gegevens komen alleen terecht bij de onderzoekers. Succes met het invullen van de vragenlijst!
Met vriendelijke groet, namens het Integraal Plan Winterwerkgelegenheid (IPW),
FOSAG J. van Walsum
FNV Bouw M.B. van Veldhuizen
CNV Schilders L.P. Raadgever
A
Laatste werkgever
1.
Dit onderzoek is bedoeld voor mensen die vanuit de schildersbranche in de WW terecht zijn gekomen. Zit u op dit moment nog in de WW? ja nee, maar heb daar in 2007 wel in gezeten ga verder naar blok F, vraag 49 nee, ik heb daar in 2007 ook niet in gezeten
2.
Was uw laatste werkgever, voordat u in de WW terecht kwam, afkomstig uit de schildersbranche? ja nee, ik werkte niet in de schildersbranche → ga verder naar blok F, vraag 49
3.
Hoe lang zit u nu in de WW? korter dan 3 maanden 3-6 maanden ½ - 1 jaar 1 – 2 jaar 2 - 5 jaar langer dan 5 jaar
4.
Heeft u behalve de WW, ook nog een arbeidsongeschiktheidsuitkering? ja, ik heb ook een WAO of WGA/WIA -uitkering nee
5.
Welke functie had u bij dit schildersbedrijf?
onderhoudsschilder nieuwbouwschilder constructieschilder scheepsschilder
glaszetter uitvoerder administratief anders
6.
Heeft u een vakopleiding als schilder gevolgd? ja nee → verder met vraag 8
7.
Zet een kruisje bij de vakopleiding die u hebt gevolgd. Wilt u ook een kruisje zetten als u uw diploma heeft behaald? gezel schilder, BBL (beroepsbegeleidende leerweg) Savantis (vroeger SVS) niveau 1 (assistent schilder) niveau 2 (schilder) niveau 3 (gezel) niveau 4 (restauratieschilder etc.) Stichting PraktijkOpleiding Schilders (SPOS) Schildersschool LTS schilderen anders, namelijk:
1
gevolgd
diploma
B
Persoonsgegevens
8.
Wat is uw geboortejaar? 19………
9.
Bent u man of vrouw?
10.
Welke woonsituatie is op u van toepassing?
11.
C
Uw werkverleden
vast dienstverband (contract voor onbepaalde tijd) contract korter dan ½ jaar contract van ½ tot 2 jaar contract voor 2 jaar of langer (nog) geen dienstverband, ik was nog in opleiding het was bij een uitzendbureau / detacheringbureau → ga verder met vraag 17 anders, namelijk .............................................................................................................
Hoeveel mensen werkten er bij dit schildersbedrijf?
14.
lager onderwijs voorbereidend beroepsonderwijs, lager beroepsonderwijs (lbo, lts, leao, vmbo-p) voortgezet middelbaar onderwijs (mavo, ulo, mulo, vmbo-t) middelbaar beroepsonderwijs (mbo, mts, meao) hogere opleiding (havo, vwo, universiteit)
Wat voor soort dienstverband (arbeidscontract) had u bij het schildersbedrijf waar u werkte voordat u in de WW kwam?
13.
ik woon met partner, zonder kinderen ik woon met partner en kinderen ik woon alleen ik woon zonder partner, met kinderen ik ben inwonend (bijvoorbeeld bij ouders) anders
Zet een kruisje bij alle opleidingen die u heeft gevolgd.
12.
man vrouw
1-5 personen 6-10 personen 11-20 personen 21-50 personen 51-100 personen Meer dan 100 personen
Bent u alleen ontslagen of zijn er tegelijkertijd ook collega’s ontslagen?
ik alleen (individueel ontslag) er zijn ook collega’s tegelijkertijd ontslagen (collectief ontslag)
2
15.
Bij een ontslag kunnen meerdere factoren een rol spelen. Kunt u aangeven welke factoren bij uw ontslag een rol speelden? - mijn leeftijd - mijn gezondheid (ik viel regelmatig uit) - mijn werkgever had geen werk meer - het bedrijf is gesloten - mijn arbeidscontract liep af - mijn baas was niet (meer) tevreden over mij - er was sprake van een conflict - ik had te weinig ervaring - ik was niet meer gemotiveerd - ik ben met de vut/prepensioen gegaan - ik ben in de WAO/WIA terecht gekomen
16.
geen rol
kleine rol
grote rol
Wat was naar uw eigen indruk de belangrijkste reden voor uw ontslag? ................................................................................................................................................... ...................................................................................................................................................
17.
In welke regio was uw laatste werkgever gevestigd?
18.
Hoeveel jaar heeft u in totaal betaald werk gehad in de schildersbranche? Tel perioden van werkloosheid niet mee.
19.
het noorden (Friesland, Groningen, Drenthe) het midden (Flevoland, Utrecht, Overijssel, Gelderland) het westen (Noord-Holland, Zuid-Holland, Zeeland) het zuiden (Brabant, Limburg)
korter dan 1 jaar 1 – 2 jaar 2 - 5 jaar 5 – 10 jaar langer dan 10 jaar
Bij hoeveel verschillende schildersbedrijven heeft u in totaal gewerkt in uw leven? Tel ook de bedrijven waar u via een uitzendbureau/detacheringbureau werkte mee. …….. verschillende bedrijven
20.
Heeft u ook wel eens in een andere sector of beroep gewerkt?
21.
ja nee → ga verder met vraag 24
In welke sector heeft u eerder gewerkt en in welk beroep? Als het er meerdere zijn, ga dan uit van de laatste. ...................................................................................................................................................
3
22.
Wat is de reden dat u deze sector heeft verlaten? U kunt hier meer dan één antwoord aankruisen.
er was geen werk meer wegens gezondheidsredenen ik vond het werk niet meer leuk geen leuke collega’s slechte arbeidsomstandigheden (zoals zwaar of vuil werk) slechte arbeidsvoorwaarden (zoals salaris, ongunstige werktijden) anders, namelijk ............................................................................................................. .........................................................................................................................................
23.
Hoe lang heeft u in deze sector/branche gewerkt?
D 24.
-
korter dan 1 jaar 1 – 2 jaar 2 – 5 jaar 5 – 10 jaar langer dan 10 jaar
Uw mening over werken en werkloosheid
Hieronder staan 5 uitspraken over werken en 5 over werk zoeken. Kruis bij elke uitspraak aan of u het daar mee eens bent. werken is zeer belangrijk voor mij ook al zou een uitkering even hoog zijn als een salaris dan nog zou ik liever willen werken werk betekent voor mij meer dan alleen maar geld verdienen werk geeft inhoud aan het leven ik ben zeer gemotiveerd om te werken ik ben van plan de komende maand er alles aan te doen om werk te vinden mij staat helder voor ogen waar ik de komende maand ga proberen werk te vinden mij staat helder voor ogen hoe ik de komende maand kan proberen werk te vinden ik ben zeer gemotiveerd om de komende maand werk te zoeken ik ben van plan de komende maand veel tijd te steken in het vinden van een baan
4
(zeer) mee
oneens
niet eens, niet oneens
(zeer) mee eens
25.
26.
Omcirkel het cijfer dat het beste uw mening over het zoeken van een betaalde baan weergeeft. Het zoeken van een betaalde baan vind ik voor mijzelf: 3
4
5
voordelig
onprettig
1
2
3
4
5
prettig
onnodig
1
2
3
4
5
nodig
uitzichtloos
1
2
3
4
5
kansrijk
nutteloos
1
2
3
4
5
nuttig
overwegend voordelig ongeveer even voordelig als nadelig overwegend nadelig
kan helemaal niet rondkomen (bijvoorbeeld: moet schulden maken) kan moeilijk rondkomen (bijvoorbeeld: moet spaargeld aanspreken) kan rondkomen kan redelijk goed rondkomen (bijvoorbeeld: houd iets over) kan goed rondkomen (bijvoorbeeld: houd voldoende over)
Denkt u dat uw financiële situatie zal verbeteren wanneer u een betaalde baan zou vinden?
29.
2
Kunt u rondkomen van uw inkomen? Denkt u hierbij aan het inkomen van het gehele huishouden, dus eventueel ook het inkomen van uw partner.
28.
1
Niet-werken heeft zo zijn voor- en nadelen. Als u nu de voor- en nadelen van niet-werken tegen elkaar afweegt, vindt u dan alles bij elkaar genomen de situatie van niet-werken overwegend voordelig of overwegend nadelig?
27.
nadelig
zal verslechteren blijft ongeveer hetzelfde zal verbeteren → ga door naar vraag 30
Waarom schiet u er financieel weinig mee als u een betaalde baan heeft? .................................................................................................................................................. ..................................................................................................................................................
30.
Hoe belangrijk is het voor u, financieel gezien, om binnen twee maanden een betaalde baan te vinden? niet zo belangrijk belangrijk zeer belangrijk
5
E 31.
Hulp bij het vinden van werk
Welke van de volgende activiteiten heeft u in de afgelopen drie maanden verricht? - vacatures kijken in de krant - vacatures kijken op internet - vacatures kijken bij CWI (arbeidsbureau) - solliciteren op vacatures - bedrijven bellen, schrijven of langsgaan (open sollicitaties) - over (ander) werk zoeken praten met bekenden - contact opnemen met vroegere werkgevers
32.
ik weet zeker van wel ik denk van wel ik denk van niet ik weet zeker van niet ik weet het echt niet
Bent u op dit moment actief op zoek naar werk?
34.
nee
Verwacht u binnen een half jaar betaald werk te hebben?
33.
ja
ja → door naar vraag 35 nee
Waarom bent u op dit moment niet op zoek naar werk? .................................................................................................................................................. ga door naar vraag 37
35.
Zoekt u in de schildersbranche of ook in andere branches?
36.
alleen schildersbranche → door naar vraag 37 alleen in andere branches in schildersbranche en andere branches → door naar vraag 37
Waarom zoekt u geen werk meer in de schildersbranche? ..................................................................................................................................................
37.
Staat u op dit moment ingeschreven bij een uitzend- of detacheringbureau?
38.
Heeft in de afgelopen vijf jaar via een uitzend- of detacheringbureau gewerkt?
39.
ja nee
ja nee → ga door naar vraag 40
Hoeveel lang was dit in totaal? …….. maanden
6
40.
Kunt u aangeven in welke mate onderstaande belemmeringen een rol spelen bij het krijgen van werk?
-
-
lichamelijke gezondheidsproblemen (ziekte, handicap) psychische gezondheidsproblemen (bijv. depressie, overspannenheid) het feit dat u in de WW zit er zijn weinig of geen banen in de buurt waar ik woon financiële problemen zorg voor kinderen of familieleden verkeerde opleiding te weinig of niet de juiste werkervaring problemen met de Nederlandse taal of afkomst leeftijd
41.
Wat is voor u de belangrijkste belemmering is om werk te vinden?
-
geen rol
kleine rol
grote rol
...........................................................................................................................................................................................................................
42.
Welke hulp heeft u het afgelopen jaar gehad bij het vinden van werk? Kruis alles aan wat van toepassing is.
43.
Bent u tevreden over de hulp die u heeft gekregen?
44.
begeleiding door reïntegratiecoach van UWV een traject bij een reïntegratiebedrijf een traject via een individuele re-integratieovereenkomst (IRO) begeleiding door het CWI ander soort begeleiding, namelijk .............................................................................. … geen hulp van instanties → naar vraag 45
ja nee
Kunt u in uw eigen woorden aangeven waarom u wel of niet tevreden bent? ...........................................................................................................................................................................................................................
...........................................................................................................................................................................................................................
...........................................................................................................................................................................................................................
45.
Heeft u op dit moment behoefte aan hulp bij het vinden van werk? Bijvoorbeeld omscholing, cursus, bemiddeling, reintegratietraject.
ja, en ik krijg ook voldoende hulp → ga verder met vraag 49 ja, ik krijg wel hulp, maar die is niet voldoende ja nee → ga verder met vraag 48
7
46.
Aan welk soort hulp heeft u behoefte? U kunt hier meerdere antwoorden aankruisen. omscholing naar een ander beroep hulp bij het starten als zelfstandige het volgen van een schildersvakopleiding iemand die bemiddelt bij het vinden van een baan uitgebreide begeleiding om erachter te komen wat ik nog kan en hierbij te helpen leren hoe ik het beste kan solliciteren anders, namelijk ............................................................................................................. .........................................................................................................................................
47.
Aan welk soort hulp om aan werk te komen, heeft u het meeste behoefte? ........................................................................................................................................................................................................................... ........................................................................................................................................................................................................................... ...........................................................................................................................................................................................................................
ga verder met vraag 49 48.
Wat is de reden dat u geen behoefte heeft aan hulp op dit moment? ........................................................................................................................................................................................................................... ........................................................................................................................................................................................................................... ...........................................................................................................................................................................................................................
F 49.
Afsluiting
Wat is naar uw eigen indruk in het algemeen de belangrijkste oorzaak van werkloosheid onder schilders in het hoogseizoen? ...........................................................................................................................................................................................................................
...........................................................................................................................................................................................................................
...........................................................................................................................................................................................................................
50.
Heeft u ook suggesties voor de oplossing van de werkloosheid onder schilders in het hoogseizoen? ...........................................................................................................................................................................................................................
...........................................................................................................................................................................................................................
...........................................................................................................................................................................................................................
51.
Wij verloten onder de deelnemers 10 cadeaubonnen. Als u aan deze verloting mee wilt doen, hebben we uw adres of telefoonnummer nodig, zodat wij de bon kunnen opsturen als u wint. Wilt u meedoen met de verloting?
ja → vul dan bij vraag 53 uw adres of telefoonnummer in. nee 8
52.
Wij willen met 25 deelnemers over enkele maanden nog een kort telefonisch interview houden. Als u hieraan mee wilt werken, hebben we uw naam en telefoonnummer nodig. Wilt u eventueel meedoen aan dit interview?
53.
ja → vul dan bij vraag 53 uw naam en telefoonnummer in nee
Vul hier de gegevens voor verzending cadeaubon (verloting) en/of interview in. Als u liever niet alles wilt invullen, geef dan alleen het telefoonnummer op. Als u gewonnen heeft, bellen wij u om het adres te vragen. naam:
.................................................................................................................................................
straat:
.................................................................................................................................................
postcode:
.................................................................................................................................................
woonplaats: ................................................................................................................................................. telefoonnummer: ...........................................................................................................................................
Hartelijk bedankt voor het invullen van de vragenlijst!!! Stuur de vragenlijst terug met de gratis antwoordenvelop. Als u de antwoordenvelop kwijt bent, kunt u de vragenlijst in een gewone envelop zonder postzegel opsturen naar: BSZ Beleidsonderzoek Antwoordnummer 10071 2300 VB LEIDEN
9