MANAMA:
VERGELIJKING DEPRESSIEVE SYMPTOMEN BIJ HUISARTSPATIENTEN VAN TURKSE EN BELGISCHE ORIGINE IN BRUSSEL
HIBO: Dr. Mehtap Köken Promotor: Prof. Dr. Jan Vandevoorde
Diensthoofd: Prof.Dr. Dirk Devroey
1
INHOUDSTABEL 1. DANKWOORD
1
2. ABSTRACT
2
3.INLEIDING
3
3.1 3.2 3.3
Situering van het werk Onderzoeksvragen Literatuurstudie 3.3.1 Prevalentie van depressie en depressieve symptomen bij de algemene Belgische populatie 3.3.2 Prevalentie van depressie en depressieve symptomen bij allochtonen 3.3.3 Samenvatting literatuurstudie
4. METHODOLOGIE 4.1 4.2 4.3 4.4
Onderzoekspopulatie en werkwijze Vragenlijst Beck Depression Inventory I Afname van de vragenlijst Verwerking van de gegevens
5. RESULTATEN 5.1 5.2 5.3
6.2 6.3
5 13 15 16 16 16 18 18 20
Socio-demografische karakteristieken en de prevalentie van de depressieve symptomen van de onderzochte populatie 20 Vragenlijst 34 Logistische regressie analyse 36
6. DISCUSSIE 6.1
3 4 5
Discussie van onderzoeksresultaten en vergelijking met andere studies Sterke punten van het onderzoek Beperkingen van het onderzoek
40 40 45 45
7. BESLUIT
46
8. REFERENTIES
47
9. BIJLAGEN
50
2
1. DANKWOORD Graag wil ik enkele personen bedanken die hebben bijgedragen voor de verwezenlijking van deze thesis. Allereerst gaat mijn oprechte dank uit naar mijn promotor Prof. dr. Jan Vandevoorde voor zijn interesse in mijn thesis, praktische begeleiding, hulp voor de statische verwerking van de gegevens en het kritisch nalezen van dit eindwerk. Mijn dank gaat ook uit naar dr. C. Baeken (psychiater,
AZ-VUB) en de psychologen
mevrouw Serpil Özhan-Perin en mevrouw Nele Vangeit die mij hebben geholpen bij het kiezen van de vragenlijst. Daarnaast bedank ik de huisartsen (dr. V. Gümüs, dr. G. Poyraz, dr. J. Fontaine, dr. A. Kara en dr. Martens) die mij hun praktijk ter beschikking hebben gesteld voor het afnemen van de vragenlijst bij hun patiënten. Uiteraard bedank ik de talrijke patiënten voor hun enthousiaste en spontane deelname. Zonder hen was het immers onmogelijk om deze thesis uit te werken. Tenslotte wil ik mijn echtgenoot en mijn ouders bedanken, in het bijzonder mijn vader en mijn zus voor hun jarenlange steun en geduld tijdens mijn studies en hun aanmoediging die ze me hebben gegeven tijdens de moeilijke momenten.
3
2. ABSTRACT Inleiding Er is weinig geweten over de prevalentie van depressie of depressieve symptomen bij de Belgische allochtonen. In dit onderzoek worden de prevalentie en de risicofactoren van depressieve symptomen bij de huisartspatiënten van Turkse en Belgische origine in Brussel nagegaan.
Methode Hiervoor werden in totaal 320 huisartspatiënten van Turkse en Belgische origine, van minstens 15 jaar oud, geïnterviewd met de Beck Depression Inventory (BDI) vragenlijst. De patiënten raadpleegden spontaan een huisarts in Brussel voor om het even welke reden. De vragenlijst werd, indien nodig, mondeling en in het Turks afgenomen om zo ook het grote aantal analfabeten bij de eerste generatie allochtonen in het onderzoek te kunnen includeren. De interviews gebeurden in de praktijken van een aantal huisartsen in Brussel. De gebruikte BDI vragenlijst is zowel in het Nederlands, het Frans als het Turks gevalideerd. Bivariate en multivariate logistische regressie analyse werd gebruikt om associaties aan te tonen tussen de risicofactoren en de aanwezigheid van depressieve klachten.
Resultaten Er is een heel hoge prevalentie (44%) van depressieve symptomen bij de huisartspatiënten van Turkse origine in Brussel aangetoond. Deze prevalentie was bijna twee maal hoger dan bij de autochtone huisartspatiënten. Met de multivariate analyse bekomen significante risicofactoren om depressieve symptomen te ontwikkelen bij de huisartspatiënten van Turkse origine waren een gebrekkige Franse taalkennis (p=0.021) en niet-werken (p=0.002). Bij de Belgische huisartspatiënten waren de significante risicofactoren het vrouwelijk geslacht (p=0,035) en niet-gehuwd zijn (p=0,008).
Besluit De prevalentie van depressieve symptomen bij de huisartspatiënten van Turkse origine in Brussel is hoog in vergelijking met de autochtone huisartspatiënten. De belangrijkste risicofactoren voor ontwikkeling van depressieve symptomen bij huisartspatiënten van Turkse origine zijn een gebrekkige Franse taalkennis en niet-werken. Voor de autochtone huisartspatiënten zijn het vrouwelijk geslacht en niet-gehuwd zijn significante risicofactoren. Trefwoorden: depressie, Turkse immigranten, allochtone bevolking, huisartsgeneeskunde, Beck depressieschaal,
4
3. INLEIDING 3.1 Situering van het werk: De eerste generatie Turkse migranten kwam uit economische overwegingen naar België rond de jaren 1960-1970. Velen dachten tijdelijk te werken, geld te verdienen en terug te keren naar hun vaderland. Noch de overheden, noch de migranten dachten dat deze mensen hier oud zouden worden en dat hun kinderen en zelfs hun kleinkinderen hier zouden blijven. België werd steeds meer hun nieuwe thuis. Momenteel telt België ongeveer 115 000 personen van Turkse origine, wat ongeveer 1% van de totale Belgische populatie is. De populatie van Turkse origine in Brussel bedraagt ongeveer 2%. [1-2] Aangezien dit percentage nog zal toenemen, wordt het belang, ook naar de gezondheidszorg toe, een onmiskenbaar studie-element. De geestelijke gezondheidsproblemen bij de allochtonen is één van de domeinen waarover weinig is geweten. Psychische gezondheidsproblemen zoals depressie kunnen het welzijn van de bevolking, de kwaliteit van het leven ernstig belasten en is wereldwijd de belangrijkste oorzaak van beperkingen. [3] Uit vele studies blijkt dat depressie of depressieve klachten vooral voorkomen bij vrouwen, werklozen, invaliden, gescheiden personen, weduwen of weduwnaars, mensen met een laag opleidingsniveau of laag inkomen. [4-6, 8-11] Op vlak van depressie bij de allochtone bevolking is in België weinig beschreven. Tijdens het uitvoeren van dit onderzoek werd een recente Belgische studie verricht, waaruit bleek dat meer depressieve symptomen voorkomen bij mensen van Turkse of Marokkaanse afkomst dan bij de autochtone Belgen of mensen uit andere EU-lidstaten. [26] In Nederland werd ook een studie verricht naar de prevalentie van depressieve klachten bij bejaarden van vreemde origine in vergelijking met de autochtone bejaarden. Uit het onderzoek bleek dat bejaarden van Turkse en Marokkaanse origine vaker depressieve symptomen vertoonden, waarvoor een behandeling noodzakelijk was, in vergelijking met de autochtone bejaarden.[12] Omdat er weinig studies te vinden zijn over de prevalentie van depressie of depressieve symptomen bij de Belgische migranten, is het concept van deze thesis ontstaan, namelijk het
5
nagaan in hoeverre Belgische allochtonen en autochtonen in Brussel aan depressieve symptomen lijden, hoe frequent dit voorkomt en wat de risicofactoren zijn. Voor dit onderzoek werd enerzijds een literatuurstudie verricht en anderzijds een gestandaardiseerde vragenlijst gebruikt om de depressieve symptomen en de ernst ervan te meten.
3.2 Onderzoeksvragen: 1) Wat is de prevalentie van depressieve symptomen bij de huisartspatiënten van Turkse en Belgische origine in Brussel en is er een verschil? 2) Welke zijn de risicofactoren voor het vertonen van depressieve symptomen in deze groepen?
6
3.3 Literatuuronderzoek 3.3.1 Prevalentie van depressie en depressieve klachten bij de algemene Belgische populatie De gezondheidsenquête (1997, 2001 en 2004) [4-6] heeft als doel informatie te verkrijgen over de subjectieve gezondheid van de bevolking, vanaf 15 jaar, van de drie Belgische Gewesten. Deze gezondheidsenquête verzamelt gegevens door middel van gestandaardiseerde interviews bij personen geselecteerd aan de hand van een toevalssteekproef uit het Nationaal Register. De studiepopulatie van 1997 bestond uit 13% niet-autochtone Belgen, waarvan o.a. 21% van Marokkaanse, 20% van Italiaanse, 10% van Franse, 6% van Turkse, 6% van Spaanse en 6% van Nederlandse origine. De steekproef van 2001 bestond uit 9% nietautochtone Belgen, waarvan 6% behorend tot de Europese Unie (EU) en 3% niet behorend tot de EU. Deze proportie verschilde echter van Gewest tot Gewest; zo telde het Brussels Gewest 20% allochtonen, waarvan 10% niet behorend tot de EU. In de studiepopulatie van de gezondheidsenquête van 2004 heeft men geen onderscheid gemaakt tussen allochtone en autochtone Belgen. Uit de gezondheidsenquête van 1997, 2001 en 2004 was de prevalentie van zelfgerapporteerde depressie bij de Belgische bevolking ouder dan 15 jaar respectievelijk 6,2%, 5,8% en 5,5%. De zelfgerapporteerde depressie wijst op de aanwezigheid van een ernstige depressie tijdens de laatste 12 maanden, die ten minste twee weken aanhield. Vanaf de gezondheidsenquête in 2001 werd ook de SCL-90-R (Symptom Checklist-90-Revised) gebruikt om onderzoek te verrichten naar specifieke psychiatrische aandoeningen, zoals depressie. (tabel 3.3.1.1) De resultaten van de gezondheidsenquête 1997, 2001 en 2004 toonden ook aan dat vrouwen, personen met een laag opleidingsniveau en laag inkomen significant meer depressief waren. (tabel 3.3.1.2)
7
Tabel 3.1.1: Depressieve symptomen en zelfgerapporteerde depressie volgens Gewest, Gezondheidsenquête 1997-2001-2004 in België. [4-6] 1997 Zelfverklaarde depressie Prevalentie %
Vlaanderen
Wallonië
Brussel
TOTAAL
5,0
7,7
8,0
6,2
2001 Zelfverklaarde depressie Prevalentie %
Vlaanderen
Wallonië
Brussel
TOTAAL
4,6
7,3
8,5
5,8
Prevalentie %
7,4
9,3
9,1
8,2
2004 Zelfverklaarde depressie Prevalentie %
Vlaanderen
Wallonië
Brussel
TOTAAL
4,5
6,8
7,2
5,5
6,5
9,0
8,9
7,5
SCL-90-R
SCL-90-R Prevalentie %
Tabel 3.1.2: Percentage van de bevolking (van 15 jaar en ouder) dat een depressie in de afgelopen 12 maanden heeft gerapporteerd, Gezondheidsenquête 1997-2001-2004 in België. [4-6] Vlaanderen (%)
Wallonië (%)
Brussel (%)
TOTAAL (%)
1997 Man Vrouw
4,0 6,2
5,6 10,8
6,3 10,3
4,7 8,1
2001 Man Vrouw
6,4 9,6
7,9 11,2
5,5 13,3
6,7 10,4
2004 Man Vrouw
3,3 6,2
6,5 8,3
6,6 8,4
4,6 7,1
8
In een ander enquête [7] werd de mentale gezondheid van schoolgaande jongeren (12 tot 18 jaar, n=2209) van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest geëvalueerd aan de hand van een vragenlijst. Deze vragenlijst verzamelde informatie over de gezondheidstoestand, de sociodemografische situatie en de risicogedragingen voor de gezondheid. De symptomatologie van depressie werd geëvalueerd aan de hand van de Center for Epidemiological Studies Depression scale (CES-D scale).
Tabel 3.1.3: Prevalentie (in %) van de depressieve symptomen per geslacht, leeftijd en nationaliteit. Studie van de mentale gezondheid bij jongeren, Brussel Hoofdstad, België, 1996. [7] Aantal
% Jongens (n=950)
% Meisjes (n=1259)
Totaal
2209
17.2
27.8
Nationaliteit Belg Dubbele nationaliteit Buitenlander
1257 274 617
18.0 18.5 14.3
23.5 29.9 35.7
Uit deze studie bleek dat meer dan 22% van de jongeren depressieve symptomatologie vertoonden. Deze symptomen kwamen meer voor bij meisjes en nam toe met de leeftijd. Het verschil tussen de twee geslachten werd groter in de loop van de adolescentie. De aanwezigheid van de depressieve symptomatologie bij meisjes varieerde ook in functie van de nationaliteit. In deze studie vertoonden de meisjes van vreemde origine veel vaker depressieve symptomen. Dit verschil werd niet teruggevonden bij de mannelijke populatie.
9
De DEPRES-studie (Depression Research in European Society) [8], een internationale studie waaraan België meewerkte, screende volwassenen vanaf 18 jaar op depressie via de MiniInternational Neuropsychiatric Interview (MINI). De studie toont aan dat 17% van de Europese populatie lijdt aan depressie, waarvan 7% aan een majeure depressie en 10% aan een mineure depressie. Resultaten uit België toonden aan dat de prevalentie van depressie (major, minor en depressieve symptomen) in de loop van de zes maanden voorafgaand aan de enquête 12,2% bedroeg, waarvan 9,5% bij mannen en 14,9% bij vrouwen. Men vond hierbij 5,0% lijdend aan een ernstige depressie, 1,5% een geringe depressie en 5,7% vertoonde depressieve symptomen. Tabel 3.1.4: Prevalentie over zes maanden (%) van depressieve stoornissen en symptomen in verschillende Europese landen. (Leptine et al., 1997) (8) N België Frankrijk Duitsland Nederland Spanje Verenigd Koninkrijk Totaal
8 076 9 076 10 076 11 076 12 076 13 076 14 076
Major Minor Depressieve Totaal (%) Depressive Depressive Symptomen Disorder (%) Disorder (%) (%) 5,0 1,5 5,7 12,2 9,1 1,7 11,6 22,4 3,8 1,9 5,6 11,3 6,9 3,0 6,5 16,4 6,2 1,5 8,2 15,9 9,9 1,7 10,4 22,0 6,9 1,8 8,3 17,0
Een andere studie (Bracke et al, 1998) vestigde de aandacht op de verschillen tussen de geslachten in het verloop van de depressie en meer in het bijzonder de hardnekkigheid van de symptomen. Vrouwen hadden meer depressieve symptomen en dit gedurende een langere periode dan mannen: vrouwen 8,0% en mannen 3,8%; p<0,001. Hiervoor maakte de studie gebruik van de PSBH-data (Panel Study Belgian Households) van het jaar 1992, 1993 en 1994. Het betreft hier om een longitudinale database met jaarlijkse onderzoeken die 6111 (3204 vrouwen en 2907 mannen) respondenten volgt. De longitudinale steekproef is representatief voor de Belgische bevolking. Depressie werd gemeten aan de hand van een aangepaste versie van Health Daily Living (HDL), een globale depressieschaal gebaseerd op de DMS-III criteria. [9]
10
Tabel 3.1.5: Frequentie (%) van hardnekkige depressies. ( Bracke et al, 1998) [9] Geslacht Mannen Vrouwen Leeftijd (jaren) 16-24 25-34 35-44 45-54 55-64 65-74 75 + Opleiding (jaren) <6 6-12 >12 Burgerlijke staat Getrouwd Weduw(e)(naar) Gescheiden Vrijgezel Professionele status Beloond Niet beloond
Frequentie (%)
N
Significatie
3,8 8,0
2907 3204
p<0,001
5,7 5,2 6,4 6,5 5,5 6,2 8,3
835 1549 1225 844 818 641 289
p=N.S.
8,3 6,1 4,0
1078,0 3042,0 1558,0
p<0,001
5,3 8,0 11,6 5,3
4061,0 474,0 483,0 1093,0
p<0,001
4,2 7,9
318,0 2923,0
p<0,001
De verzamelde gegevens van PSBH verschaften ook interessante informatie wat betreft de factoren gerelateerd aan de hardnekkigheid van depressiesymptomen. Personen met een lager opleidingsniveau, weduwen, gescheiden personen en werklozen kenden een hoger persistentieniveau van depressie dan anderen. In 2005 (Brack et al, 2005) nam men ook een lichte stijgende trend van depressie waar.[25]
11
De European Study on Epidemiology of Mental Disorders (ESEMeD) had als doel de prevalentie van mentale stoornissen in zes Europese landen in kaart te brengen. Hiervoor werden 21 425 respondenten vanaf 18 jaar uit België, Nederland, Frankrijk, Duitsland, Italië en Spanje geïnterviewd. De diagnosen werden gesteld door middel van het Composite International Diagnostic Interview (CIDI) dat voor deze studie werd geoptimaliseerd door de Wereld Gezondheidsorganisatie. In België werd een representatieve steekproef van 2 419 volwassenen verricht. Uit deze studie bleek dat depressie vaker voorkwam bij jonge mensen, vrouwen, werklozen, invaliden en gescheiden personen. [10] Tabel 3.1.6: Percentage van personen van ouder dan 18 jaar met depressie, gediagnosticeerd via Composite International Diagnostic Interview (CIDI), in zes Europese landen. (Alonso et al, 2004) [10] Land België Nederland Frankrijk Spanje Italië Duitsland
Percentage 6,2 6,9 8,5 4,9 3,8 3,6
Een multicentrische studie [11] (samenwerking van 11 Europese landen waaronder België), trachtte bij 21 724 personen ouder dan 65 jaar het effect van leeftijd, geslacht en burgerlijke staat op depressieve symptomen te beschrijven en te vergelijken. In België werden 1130 Antwerpenaren geinterviewd. De Belgische gegevens wezen uit dat de gemiddelde depressiescore, volgens de EURO-D schaal, continu steeg naarmate de leeftijd steeg. Bij vrouwen was de score alweer hoger dan bij mannen. Gescheiden personen en weduwen scoorden hoger dan gehuwden of vrijgezellen. De studie toont ook aan dat depressie bij bejaarden soms wordt overgediagnosticeerd wegens gebrek aan motivatie (verlies van interesse, weinig concentratie, passiviteit…) en cognitieve achteruitgang, twee factoren die toenemen naarmate de leeftijd stijgt.
12
De GADIS-study is gericht op het bepalen van de prevalentie van gegeneraliseerde angststoornis (GAD) en depressie (MD) in de eerste lijnsgezondheidszorg en hun invloed op het
functioneren
van
de
patiënt
in
België
en
Luxemburg.
Een
grootschalige
screeningsprogramma werd uitgevoerd op de raadpleging van de huisartsen om patiënten met GAD en MD volgens DSM-IV te detecteren. Er werd aan 300 huisartsen gevraagd om 50 opeenvolgende patiënten te screenen. Van de 13677 geanalyseerde patiënten werd 6,3% met depressie en 4,2% met gegeneraliseerde angststoornis gediagnosticeerd. De prevalentie in Wallonië, Vlaanderen, Brussel en Luxemburg bedroegen respectievelijk 13,1%, 7,9%, 13,6% en 11,0%. GAD en/of MD werd geassocieerd met stoornissen in het sociale, familiale en professionele werking/functionering. Men nam ook waar dat de prevalentie van depressie en GAD in de eerstelijnszorg vergelijkbaar was met de andere landen. [28] Het doel van GADIS II studie was het repliceren van de eerdere bevindingen van GADIS I (cfr. supra) en het evalueren van de rol van socio-economische factoren in de diagnose van depressie en generaliseerde angststoornis. Een grootschalige cross-sectionele enquête werd uitgevoerd bij een steekproef van 377 huisartsen in België en Luxemburg. Elke huisarts werd gevraagd om 40 opeenvolgende patiënten te screenen op depressie en gegeneraliseerde angststoornis met behulp van MINI (Mini International Neuropsychiatric Interview) en de Sheehan Disability Scale. In een steekproef van 13699 patiënten zag men een prevalentie van 11,0% voor depressie en 13,4% voor gegeneraliseerde angststoornis. Beide stoornissen kwamen significant vaker voor bij vrouwen dan bij mannen. Er werden ook duidelijke regionale verschillen waargenomen in prevalentie voor depressie en/of gegeneraliseerde angststoornis van 12,9% in Vlaanderen, 24,2% in Brussel, 22,7% in Wallonië en 13,6% in Luxemburg. Verschillende socio-economische factoren werden significant geassocieerd met depressie of GAD, nl alleen wonen, een laag onderwijsniveau en werkloosheid. [29] Intego is een databank waarin gegevens worden verzameld over ziekten zoals deze zich voordoen in de huisartspraktijk. Hiervoor worden bij huisartsen die werken met het elektronisch dossier Medicoc, alle diagnosen, laboresultaten, medicatievoorschriften en geanonimiseerde patiëntgegevens via elektronische weg opgehaald en ingevoerd in een databank in Microsoft SQL Server 2000 TM. Daarin kunnen dan verschillende types bevragingen gebeuren. Bedoeling is om epidemiologische gegevens te bekomen over ziekten zoals incidentie, prevalentie, comorbiditeit, seizoensvariatie e.d., samen met diagnostische informatie (voorlopig enkel laboresultaten) en medicatievoorschriften. Momenteel bevat de
13
databank gegevens van de periode 1994 - 2004 (ongeveer 1.000.000 patiëntjaren). In de periode 1994-2003 werden per duizend patiëntenjaren 11,6 (95% BI 11,3-12,0) nieuwe gevallen van depressie gediagnosticeerd. De diagnose werd tweemaal vaker gesteld bij vrouwen dan mannen. De incidentie was het hoogst in de leeftijdsgroep van 25 tot 64 jarigen. Verder bleek er een grote interartsvariatie te zijn in het diagnosticeren van deze aandoening. [30]
14
3.3.2 Prevalentie van depressie of depressieve symptomen bij allochtonen In de literatuur is er over de prevalentie van depressie bij allochtonen in Europa niet veel te vinden. Tot nu toe heeft slechts in Nederland een onderzoek plaatsgevonden over depressie bij Nederlandse allochtonen. [12] Het onderzoek bestudeerde de prevalentie van depressieve symptomen bij de allochtonen van Turkse en Marokkaanse afkomst en vergeleek hen met de autochtone Nederlanders. In totaal 933 personen, waarvan 330 Turkse allochtonen, 299 Marokkaanse allochtonen en 304 autochtone Nederlanders, behorend tot de leeftijdscategorie 55-74 jaar, werden geïnterviewd door middel van Center for Epidemiologic Depression Scale (CES-D) vragenlijst. De populatie die voor dit onderzoek werd gerekruteerd, maakte deel uit van een ‘cross sectional’ gezondheidsonderzoek onder de Amsterdamse populatie. Uit het onderzoek bleek dat de bejaarden van Turkse en Marokkaanse origine (65-75 jaar) vaker depressief waren dan de autochtone bejaarden in Nederland, met een odds ratio van 9,42 (95% BI 6,36-13,95) voor de Turkse allochtonen en 3,56 (95% BI 2,39-5,30) voor de Marokkaanse allochtonen. Het verschil tussen Turkse en Marokkaanse allochtonen was aanzienlijk, ouderen van Turkse origine waren meer depressief dan die van Marokkaanse origine, hier vond men een odds ratio van 2,64 (95% CI 1,90-3,66). Maar liefst 33,6% van de ouderen van Marokkaanse afkomst en 61,5% van de ouderen van Turkse afkomst bleken te kampen met depressieve verschijnselen, waarvoor wellicht een behandeling noodzakelijk was. Bij oudere autochtone Nederlanders lag dit percentage op 14,5%. Het opleidingsniveau en inkomen was lager bij Turkse en Marokkaanse migranten dan bij Nederlanders (p<0,001). Het vrouwelijk geslacht, chronische lichamelijke ziekten en lichamelijke beperkingen werden ook geassocieerd met depressieve symptomen. Er werd recent een Belgisch onderzoek verricht om eventuele verschillen aan te tonen bij het voorkomen van depressie tussen de allochtone en de autochtone bevolking. Deze studie is gebaseerd op gegevens van de Belgische Health Interview Survey 2001 en is gericht op de volwassen bevolking in de leeftijdsklasse 18-65j (N = 7224). Depressie werd beoordeeld door gebruik te maken van de Symptom Checklist 90-subscales. Uit deze studie bleek dat mensen van Turkse en Marokkaanse afkomst meer depressieve symptomen vertoonden dan de autochtone populatie of mensen uit andere EU-lidstaten. [26] (zie tabel 3.3.2.1)
15
Tabel 3.3.2.1: Prevalentie van depressieve symptomen volgens de studie Levecque et al., 2007 [26]
Belgen SCL-90 (cutt-off 90%) Prevalentie %
9,43
Turken en Marokkanen
Grieken, Italianen en Spanjaarden
andere lidstaten van de EU
20,90
5,85
6,35
16
3.3.3 Samenvatting van de literatuurstudie Uit verschillende onderzoeken blijkt dat de prevalentie van depressieve symptomen bij de algemene Belgische populatie varieert van 5% tot 8%. Op Europees niveau varieert dit cijfer van 5.5% tot 11.6%. [4-6, 8] Bij Belgische huisartspatiënten ligt de prevalentie van depressie tussen 6 % tot 11%. [28, 29] Vrouwen, werklozen, invaliden, gescheiden personen, weduwes/weduwnaars, mensen met een laag opleidingsniveau of laag inkomen hebben meer risico om een depressie te ontwikkelen. [4-6, 8-11] In de literatuur is er slechts 1 studie gebeurt naar de prevalentie van depressie of depressieve symptomen bij allochtonen in België. [26]
17
4. METHODOLOGIE 4.1 Onderzoekspopulatie en werkwijze Omwille van de zeer diverse populatie van allochtonen in België is de onderzoekspopulatie beperkt tot allochtonen van Turkse afkomst, ouder dan 15 jaar en woonachtig te Brussel. Uit praktische overwegingen werd het onderzoek verricht bij huisartsen in Brussel die een groot aantal patiënten van Turkse herkomst hadden. Als controlegroep werden patiënten van Belgische origine geïnterviewd. Er werden drie huisartspraktijken (twee solopraktijken en een groepspraktijk) in Brussel gecontacteerd, gekend voor hun hoog aantal patiënten van Turkse origine en een huisartspraktijk met een hoog aantal autochtone patiënten. Van de deelnemende huisartsen waren er vier van Turkse origine, één van autochtone Franstalige en één van autochtone Nederlandstalige origine. Het doel en de werkwijze van het onderzoek werden uitgelegd aan de huisartsen, de schriftelijke uitleg werd overhandigd samen met de vragenlijst tijdens de uitleg. Totale anonimiteit van hun patiënten werd verzekerd bij het verzamelen en verwerken van de gegevens. Afname van de vragenlijst bij patiënten van Turkse origine gebeurde tijdens de eerste twee weken van december 2005 en de laatste twee weken van januari 2006. Tijdens de eerste drie weken van januari 2007 werden zowel patiënten van Turkse als Belgische origine geïnterviewd. Elk patiënt(e) die tijdens deze periode zijn/haar huisarts kwam consulteren en die aan bovengenoemde inclusiecriteria beantwoordde, werd verzocht deel te nemen aan de studie.
4.2 Vragenlijst De gebruikte vragenlijst bestaat uit twee delen. (zie bijlage) In het eerste deel worden de algemene socio-demografische gegevens nagegaan (geslacht, leeftijd, generatie (alleen bij de allochtonen), burgerlijke staat, opleidingsniveau, beroep en kennis van de Nederlandse, Franse of Turkse taal). Het tweede deel omvat een vertaalde en gevalideerde vragenlijst in het Nederlands, Frans of Turks, namelijk de Beck Depression Inventory I (BDI-I) die de aanwezigheid en ernst van eventuele depressieve symptomen meet. [13-18] De vragenlijst kan gehanteerd worden vanaf de leeftijd van 13 jaar en is dus bruikbaar voor deze onderzoekspopulatie.
18
Deze Beck depressieschaal bestaat uit eenentwintig items. Ieder item wordt gewaardeerd aan de hand van een vierpuntenschaal (van nul tot drie), in toenemende ernst. De totale score is de som van de waarde van elk van de eenentwintig items. De score is dus minstens nul en hoogstens drieënzestig. Tabel 4.2.1: Score en interpretatie van ernst van depressie. Score 0-14 15-22 23-25 26-36 37-63
Interpretatie ernst van depressie niet depressief mild depressief matig depressief ernstig depressief zeer ernstig depressief
In ons onderzoek beschouwt men patiënten met een score tussen 0-14 als niet depressief en patiënten met een score tussen 15-63 als depressief. De 21 depressieve symptomen en gedachten die Beck et al. gekozen hebben zijn (1) Stemming, (2) Pessimisme, (3) Mislukkeling, (4) Ontevredenheid met zichzelf, (5) Schuldgevoelens, (6) Straf, (7) Afkeer van zichzelf, (8) Zelfbeschuldiging, (9) Suïcidale gedachte,
(10)
Huilen,
(11)
Prikkelbaarheid,
(12)
Sociaal
teruggetrokken,
(13)
Besluiteloosheid, (14) Verandering van lichaamsbeeld, (15) Problemen met werk, (16) Slapeloosheid, (17) Vermoeidheid, (18) Verlies van eetlust, (19) Gewichtverlies, (20) Somatische preoccupatie en (21) Verlies van libido. Deze depressieve symptomen zijn in overeenkomst met de criteria voor het diagnosticeren van depressieve stoornissen, zoals vermeldt in de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders III (DSM-III). Deze depressieschaal wordt dus zowel gebruikt voor screenen naar depressie als voor het inschatten van de ernst van depressieve symptomen. Zij wordt niet gehanteerd voor de diagnose van depressie. Recent is er ook een Beck Depression Inventory II (BDI-II) [19-20] ontwikkeld waarvan de items overeenkomen met de DSM-IV depressiecriteria. Omdat er van BDI-II geen
19
gestandaardiseerde en gevalideerde vragenlijst in het Turks is gevonden, maken we gebruik van de BDI-I.
4.3 Afname van de vragenlijst Omwille van het groot aantal analfabeten bij de eerste generatie allochtonen werd de vragenlijst indien nodig mondeling afgenomen door de onderzoeker zelf. De patiënten die wel konden lezen en schrijven hebben de vragenlijst zelf ingevuld. De onderzoeker was aanwezig bij het invullen van de vragenlijst, om eventuele uitleg te verlenen. De patiënten mochten kiezen uit een Nederlandstalige, Franstalige of Turkstalige vragenlijst. Bijna 90% van de patiënten van Turkse afkomst hebben voor de vragenlijst in het Turks gekozen. Bij de mondelinge afname werden de items en de alternatieven voorgelezen, waarop de patiënt(e) koos voor de best passende bewering bij de stemming gedurende de laatste week. Na keuze van de bewering werd de uitspraak nog eens gelezen om de keuze te bevestigen. Indien er meerdere antwoorden per item werden gekozen, werd het antwoord met de hoogste score behouden. Het afnemen van de vragenlijst nam meestal 10 à 15 minuten in beslag.
4.4 Verwerking van de gegevens De socio-demografische karakteristieken van de steekproef worden weergeven en de verschillen tussen de twee onderzoekspopulaties. De prevalentie van depressieve symptomen van de totale Turkse en Belgische populatie en van de subpopulaties, onderverdeeld volgens de socio-demografische gegevens, wordt berekend. Een logistische regressie analyse met bivariate en multivariate analyses wordt uitgevoerd met de aanwezigheid van depressie als afhankelijke variabele en de socio-demografische factoren als onafhankelijke variabelen. Hiertoe werden de onafhankelijke variabelen, met name de socio-demografische gegevens gedichotomiseerd. De leeftijd werd onderverdeeld in een groep jonger en ouder dan 65 jaar. De generatie wordt onderverdeeld in een groep met eerste generatie en een groep met tweede en derde generatie allochtonen. Burgerlijke staat wordt onderverdeeld in een groep met gehuwde personen en een groep met niet gehuwde personen (ongehuwd, gescheiden of weduwes/weduwnaars). Beroep wordt verdeeld in een groep met
20
werkende mensen (arbeiders, bedienden en zelfstandigen) en een groep met niet-werkende mensen (werklozen, huisvrouwen, invaliden, gepensioneerden en studenten). De Odds ratio, het 95% betrouwbaarheidsinterval (95% BI) en de p-waarde worden voor elke onafhankelijke factor berekend. Voor de statistische analyse werd gebruik gemaakt van SPSS versie 16 (Chicago, IL).
21
5. RESULTATEN 5.1 Socio-demografische karakteristieken van de onderzochte populatie en de prevalentie van depressieve symptomen. In totaal vroeg men aan 340 patiënten om de enquête in te vullen, waarvan 139 autochtone patiënten en 201 patiënten van Turkse origine. Twintig patiënten (13 vrouwen en 7 mannen) hebben geweigerd om aan deze studie mee te doen. De reden van weigering was voornamelijk een gebrek aan tijd of interesse. Deze laatste groep omvatte, volgens de huisartsen, voornamelijk patiënten met gekende psychologische problemen of depressie. In totaal hebben aan deze studie 320 patiënten actief meegewerkt, waarvan 135 autochtone patiënten en 185 patiënten van Turkse afkomst. Van de 185 patiënten van Turkse origine en 135 autochtone patiënten vertoonden respectievelijke 82 (44%) en 33 (25%) depressieve symptomen. Dit verschil is significant met een p-waarde van p<0,001. (tabel 5.1.2) Tussen de 2 groepen ziet men een significant leeftijdsverschil (p<0,001), de gemiddelde leeftijd voor de Belgische en de Turkse populatie was respectievelijk 54 jaar en 38 jaar. (tabel 5.1.2) In beide groepen werden meer vrouwen ondervraagd dan mannen (tabel 5.1.1 en figuur 5.1.2). Voornamelijk eerste generatie allochtonen werden ondervraagd, derde generatie migranten maakten slechts 3% uit van de totale Turkse onderzoekspopulatie. Men neemt ook een significant verschil waar qua opleidingsniveau tussen de 2 onderzoekspopulaties (p<0,001). Het opleidingsniveau van de onderzoekspopulatie van Turkse origine was eerder aan de lagere kant dan de autochtone onderzoekspopulatie (tabel 5.1.2). Het al dan niet gehuwd zijn was ook significant verschillend in beide onderzoekspopulaties (p<0,001). De allochtone onderzoekspopulatie omvatte meer gehuwden. (tabel 5.1.2) Uit tabel 5.1.1 blijkt dat vrouwen meer depressieve symptomen vertoonden. Dit verschil is echter heel miniem bij patiënten van Turkse origine, in tegenstelling tot bij de autochtone populatie. Men ziet ook een toenemende tendens van depressieve symptomen bij Turkse onderzoekpopulatie boven de 65 jaar. Het voorkomen van depressieve symptomen bij de verschillende generaties is ook weergegeven op tabel 5.1.1.
22
Het opleidingsniveau, de burgerlijke staat, het beroep en de taalkennis van de respondenten met depressieve symptomen kan men eveneens terug vinden in tabel 5.1.1.
23
Tabel 5.1.1: Socio-demografische gegevens van de onderzochte populatie (N=320) en het voorkomen van depressieve symptomen. Belgische onderzoekspopulatie
Totaal n(%)
Depressieve Symptomen (%)
Turkse onderzoekspopulatie
Totaal n(%)
Depressieve Symptomen (%)
135 (100)
33(24)
185 (100)
82 (44)
54
49
38
40
Man Vrouw
58 (38) 77 (62)
8 (14) 25 (32)
69 (38) 116 (62)
30 (43) 52 (45)
LEEFTIJDSGROEPEN 15-24 25-34 35-44 45-54 55-64 65-74 75 +
11 (8) 14 (10) 18 (13) 21 (16) 28 (21) 24 (18) 19 (14)
3 (27) 4 (28) 8 (44) 4 (19) 7 (25) 5 (21) 2 (11)
39 (21) 49 (26) 39 (22) 22 (12) 23 (12) 10 (5) 3 (2)
15 (38) 24 (50) 14 (36) 8 (36) 12 (52) 7 (70) 2 (67)
130 (71) 49 (26) 6 (3)
62 (48) 18 (39) 2 (33)
TOTAAL GEMIDDELDE LEEFTIJD IN JAREN GESLACHT
GENERATIE 1ste 2de 3de OPLEIDINGSNIVEAU Zonder diploma Basisonderwijs Lager secundair onderwijs Hoger secundaire onderwijs Hoger of universitair onderwijs
1 (1) 20 (15) 26 (19) 59 (44) 29 (21)
0 5 (25) 7 (27) 17 (29) 4 (14)
27 (15) 58 (31) 40 (21) 41 (23) 19 (10)
13 (48) 33 (57) 16 (40) 16 (39) 4 (23)
BURGERLIJKE STAAT Ongehuwd Gehuwd Gescheiden Weduwe(naar) woont alleen Weduwe(naar) woont bij kinderen
27 (20) 55 (41) 32 (24) 19 (14) 2 (1)
7 (26) 6 (11) 14 (44) 5 (26) 1 (50)
30 (16) 137 (75) 4 (2) 4 (2) 10 (5)
12 (41) 56 (42) 3 (75) 3 (75) 8 (78)
WERKOMSTANDIGHEDEN Arbeid(er)(ster) Bediende Zelfstandige Werkloos Huisvrouw/man Invalide Pensioen Student(e)
16 (12) 38 (28) 8 (6) 10 (7) 6 (4) 8 (6) 43 (32) 6 (5)
7 (44) 7 (18) 2 (25) 3 (30) 3 (50) 5 (63) 6 (14) 0
50 (28) 8 (4) 15 (8) 41 (22) 31 (17) 13 (7) 14 (8) 13 (6)
21 (41) 1 (14) 0 19 (45) 17 (57) 10 (77) 9 (64) 5 (46)
24
TAALKENNIS Turks Zeer goed Goed Matig Slecht Zeer slecht Frans Zeer goed Goed Matig Slecht Zeer slecht Nederlands Zeer goed Goed Matig Slecht Zeer slecht
105 (56) 74 (41) 6 (3) 0 0
37 (37) 41 (55) 2 (40) 0 0
86 (64) 38 (28) 10 (7) 1 (1) 0
26 (30) 5 (13) 3 (30) 0 0
52 (26) 29 (16) 52 (28) 26 (15) 26 (15)
17 (33) 10 (36) 24 (46) 15 (58) 16 (62)
59 (44) 46 (34) 16 (12) 5 (4) 9 (6)
10 (17) 11 (24) 7 (44) 1 (20) 4 (44)
4 (2) 9 (4) 24 (13) 24 (13) 124 (68)
1 (25) 3 (37) 8 (35) 8 (35) 62 (50)
25
Tabel 5.1.2: Socio-demografische gegevens en prevalentie van depressieve symptomen bij de twee onderzoekspopulaties
Leeftijd in jaren , gem (SD) Geslacht (%) Vrouw Man Opleidingsniveau (%) meer dan lager onderwijs diploma geen diploma of lager onderwijs diploma Burgerlijke staat (%) gehuwd niet gehuwd Werkomstandigheden (%) werkend niet-werkend Taalkennis Nederlands goed tot zeer goed Nederlands matig tot slecht Frans goed tot zeer goed Frans matig tot zeer slecht Patiënten met depressieve symptomen (%)
Belgische origine
Turkse origine
p-waarde
53,9 (18,2)
38,3 (15,2)
<0,001
57 43
63 37
ns ns
84,4 16,6
45,9 54,1
<0,001 <0,001
40,7 59,3
74,1 25,9
<0,001
45,9 54,1
39,5 60,5
ns ns
77,8 22,2 91,9 8,1
7 93 43,8 56,2
<0,001 <0,001 <0,001 <0,001
33 (24,6)
82 (44,3)
<0,001
26
Figuur 5.1.1: Aantal die aan het onderzoek hebben meegedaan en aantal die geweigerd hebben.
160
142
aantal patieënten
140 120 100
95 ingevuld
80
geweigerd 51
60 32
40 20
10
3
4
3
0 Groepspraktijk
Solo Turkse arts
Solo Belgische arts (Fr)
Solo Belgische arts (Nl)
Figuur 5.1.2: Aantal mannen en vrouwen van het onderzoek.
Percentage van de respondenten
70%
Turkse origine Belgische origine
63% 57%
60% 50% 40%
43% 37%
30% 20% 10% 0% Man
Vrouw
27
Figuur 5.1.3: Leeftijdscategorieën van de onderzoekspopulatie.
Turkse origine
Percentage van de respondenten
30%
Belgische origine
26% 25% 21%
21%
21%
20%
18% 16%
15% 10%
13%
12%
14%
13%
10%
8%
5%
5%
2%
0% 15-24
25-34
35-44 45-54 55-64 Leeftijdscategorieën (jaren)
65-74
75+
Percentage van de respondenten
Figuur 5.1.4: Generatie van de Turkse respondenten.
80% 70%
Turkse origine
70%
60% 50% 40% 27%
30% 20% 10%
3%
0% 1ste generatie
2de generatie
3de generatie
Generaties
28
Percentage van de respondenten
Figuur 5.1.5: Opleidingsniveau van de respondenten.
50% 45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0%
Turkse origine Belgische origine
44%
31% 22% 19% 15%
22%
21%
15% 10%
1% Geen diploma
Lager onderwijs
Lager secundair
Hoger secundair
Opleidingsniveau
Hoger of Universitair onderwijs
Turkse origine Belgische origine
74%
41% 24%
20% 16%
14% 6%
1%
Weduw(e)(naar) woont bij kinderen
Burgerlijke staat
2%
Weduw(e)(naar) woont alleen
Gescheiden
2%
Gehuwd
80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
Ongehuwd
Percentage van de respondenten
Figuur 5.1.6: Burgerlijke staat van de respondenten.
29
Percentage van de respondenten Ar be id (e r)( st er )
Figuur 5.1.7: Werkomstandigheden van de respondenten.
Turkse origine Belgische origine
35% 30%
27%
25%
22% 17%
20% 15%
32%
28%
12% 8%
10%
4%
5%
6%
7%
4%
8%
7% 6%
7%
5%
Pe ns io en St ud en t(e )
In va lid e
kl oo Hu s isv ro uw /m an
er W
Ze lfs ta nd ig e
Be di en de
0%
Werkomstandigheden
Figuur 5.1.8: Taalkennis van de Turkse respondenten.
Nederlands Frans Turks
Turkse origine Percentage van de respondenten
80%
67%
70% 57%
60% 50% 40% 30%
40% 28% 16%
20% 10%
28%
2%
5%
13%14%
13% 3%
0% Zeer goed
Goed
Matig
0% Slecht
14% 0% Zeer slecht
Taalkennis
30
Figuur 5.1.9: Taalkennis van de Belgische respondenten.
Nederlands
Belgische origine
Percentage van de respondenten
70%
Frans
64%
60% 50%
44%
40%
34% 28%
30% 20%
12%
10%
7%
4%
1%
6% 0%
0% Zeer goed
Goed
Matig
Slecht
Zeer slecht
Taalkennis
Percentage van de aantal respondenten
Figuur 5.1.10: Voorkomen van depressieve symptomen bij huisartspatiënten van Turkse en Belgische origine
80%
Geen depressieve symptomen Depressieve symptomen
75%
70% 56%
60% 50%
44%
40% 30%
25%
20% 10% 0% Belgische origine
Turkse origine
31
Respondenten met depresieve symptomen (%)
Figuur 5.1.11: Voorkomen van depressieve symptomen i.f.v. het geslacht.
50%
45%
43%
45%
Turkse origine Belgische origine
40% 35%
32%
30% 25% 20% 14%
15% 10% 5% 0%
Mannen
Vrouwen
Figuur 5.1.12: Voorkomen van depressieve symptomen i.f.v. leeftijd.
Turkse origine Belgische origine
Respondenten met depressieve symptomen(%)
80%
70%
70% 60%
40% 30%
52%
49%
50%
44%
38%
36% 27%
67%
36%
28%
25% 19%
20%
21% 11%
10% 0% 15-24
25-34
35-44
45-54
55-64
65-74
75+
Leeftijdscategorieën (jaren)
32
Respondenten met depressieve symptomen (%)
Figuur 5.1.13: Voorkomen van depressieve symptomen i.f.v. generatie.
60% 48%
50%
39%
40%
33% 30% 20% 10% 0% 1ste generatie
2de generatie
3de generatie
Respondenten met depressieve symptomen (%)
Figuur 5.1.14: Voorkomen van depressieve symptomen i.f.v. opleidingsniveau.
60% 50%
Turkse origine Belgische origine
57% 48% 40%
40% 30%
25%
39% 29%
27%
21%
20%
14%
10% 0%
0 Geen diploma
Lager onderwijs
Lager secundair
Hoger secundair
Hoger of Universitair onderwijs
Opleidingsniveau
33
Turkse origine Belgische origine
75%
80%
75%
50%
44%
41%
40% 26%
26%
Weduw(e)(naar) woont bij kinderen
Gescheiden Burgerlijkse staat
Weduw(e)(naar) woont alleen
11%
Gehuwd
90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
Ongehuwd
Respondenten met depressieve symptomen (%)
Figuur 5.1.15: Voorkomen van depressieve symptomen i.f.v. burgerlijke staat.
Turkse origine Belgische origine
77%
46%
42%44% 25%
63% 64% 38%
30% 14%
0%
0%
Pe ns io en St ud en t(e )
18% 13%
55% 50%
In va lid e
90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
Ar be id (e r)( st er ) Be di en de Ze lfs ta nd ig e W er kl oo Hu s isv ro uw /m an
Respondenten met depressieve symptomen (%)
Figuur 5.1.16: Voorkomen van depressieve symptomen i.f.v. werkomstandigheden.
Werkonstandigheden
34
Figuur 5.1.17: Voorkomen van depressieve symptomen i.f.v. Franse taalkennis.
Respondenten met depressieve symptomen (%)
70%
Turkse origine Belgische origine
46%
50% 40%
62%
58%
60%
33%
30%
30%
34%
20%
30%
13%
10% 0%
0% Zeer goed
Goed
Matig
Slecht
0% Zeer slecht
Franse taalkennis
Figuur 5.1.18: Voorkomen van depressieve symptomen i.f.v. Nederlandse taalkennis.
Respondenten met depressieve symptomen (%)
60%
Turkse origine Belgische origine
50%
44%
40% 30% 20%
50%
33% 25%
33%
44% 35%
24%
20%
17%
10% 0% Zeer goed
Goed
Matig
Slecht
Zeer slecht
Nederlandse taalkennis
35
5.2 Vragenlijst Tabel 5.2.1: In deze tabel wordt aangegeven hoeveel % van de patiënten van Belgische en Turkse origine op iedere vraag heeft geantwoord. Belgische origine Vragen (21) 1. Stemming 2. Pessimisme 3. Mislukkeling 4. Ontevredenheid met zichzelf 5. Schuldgevoelens 6. Straf 7. Afkeer van zichzelf 8. Zelfbeschuldiging 9. Suïcidale gedachten 10. Huilen 11. Prikkelbaarheid 12. Sociaal teruggetrokken 13. Besluiteloosheid 14. Verandering van lichaamsbeeld 15. Problemen met werk 16. Slapeloosheid 17. Vermoeidheid 18. Verlies van eetlust 19. Gewichtsverlies 20. Somatische preoccupatie 21. Verlies van libido
0 (%) 71 76 76 58 78 81 81 68 87 70 41 69 59 72 46 38 28 70 79 53 39
1 (%) 19 12 17 31 15 7 17 22 11 16 49 24 24 13 41 38 59 17 8 38 30
2 (%) 8 6 3 4 5 4 1 7 1 4 4 4 13 10 11 12 10 9 8 6 15
Turkse origine 3 (%) 2 6 4 7 2 8 1 3 1 10 6 3 4 5 2 12 3 4 5 3 16
0 (%) 1 (%) 2 (%) 50 26 12 68 17 5 69 13 13 40 45 5 44 43 5 69 18 3 72 20 4 41 36 12 87 10 1 52 18 11 32 33 14 61 22 9 44 17 28 69 23 4 51 24 18 29 35 22 33 40 17 72 18 6 81 9 7 52 22 16 50 24 9
3 (%) 12 10 5 10 8 10 4 11 2 19 21 8 11 4 7 14 10 4 3 10 17
0,1,2,3 = score op Beck Depression Inventory (zie bijlage)
Alle patiënten die aan de studie hebben deelgenomen, hebben alle vragen van de vragenlijst beantwoord. Bij het invullen van de vragenlijst moet er speciaal aandacht besteed worden aan de items (2) Pessimisme en (9) Suïcidale gedachten, daar patiënten die hun suïcidale gedachten of pessimisme toegeven, en een score 2 of 3 aangeven, een verhoogd risico vertonen op suïcide. In dit onderzoek vertonen 3% en 15% van de patiënten van Turkse afkomst en 2% en 12% van de Belgische afkomst respectievelijk suïcidale gedachten en pessimistische gedachten, waar extra aandacht aan gegeven moet worden! Verder gaven de patiënten van Turkse origine vooral een hogere score (2 of 3) aan de items (10) Huilen, (11) Prikkelbaarheid, (13) Besluiteloosheid, (15) Problemen met werk, (16) Slapeloosheid, (17) Vermoeidheid, (20) Somatische preoccupatie en (21) Verlies van libido. 36
De Belgische patiënten gaven vooral een hoger score (2 of 3) aan de items (13) Besluiteloosheid, (16) Slapeloosheid en (21) Verlies van libido.
37
5.3 Logistische regressie analyse Om de significantie van bepaalde factoren op depressieve symptomen na te gaan, werd gebruik gemaakt van een logistische regressie analyse. In de bivariate analyse wordt voor elke onafhankelijke variabele afzonderlijk nagegaan of er een verband bestaat met de afhankelijke variabele, hier de depressieve klacht. Bij de multivariate analyse worden meerdere onafhankelijke variabelen tegelijk onderzocht om na te gaan welke factoren een onafhankelijke invloed hebben op het voorkomen van depressieve klachten. De resultaten van de bivariate analyse worden getoond in tabel 5.2.1. Tabel 5.2.1: Resultaten van de bivariate logistische regressie analyse voor beide onderzoeksgroepen Belgische origine
Geslacht Man Vrouw Leeftijd <65 jaar >65 jaar Generaties 2de en 3de generatie 1ste generatie Opleidingsniveau meer dan lager onderwijs diploma geen of lager onderwijs diploma Burgerlijke staat gehuwd niet gehuwd Werkomstandigheden werkend niet-werkend Taalkennis Nederlands goed tot zeer goed Nederlands matig tot slecht Frans goed tot zeer goed Frans matig tot zeer slecht
Afkortingen:
Turkse origine
Odds ratio
95% BI
p-waarde
Odds ratio
95% BI
p-waarde
referentie 3,01
[1,24-7,29]
0,015*
referentie 1,06
[0,58-1,92]
ns
referentie 0,49
[0,19-1,25]
ns
referentie 3,05
[0,90-10,29]
0,072
referentie 1,60
[0,83-3,05]
ns
referentie 0,96
[0,32-2,86]
ns
referentie 2,10
[1,16-3,79]
0,014*
referentie 4,16
[1,58-10,93]
0,004*
referentie 1,71
[0,88-3,31]
ns
[0,40-1,92]
ns
referentie 2,68
[1,44-4,99]
0,002*
[1,11-6,38]
0,028*
0,55-6,30]
ns
[0,14-3,25]
ns
[1,23-4,10]
0,008*
referentie 0,87 referentie 2,67 referentie 0,67
referentie 1,87 referentie 2,25
BI = Betrouwbaarheidsinterval NS = Niet significant
38
Bespreking resultaten van bivariate analyse bij Turkse onderzoeksgroep In de bivariate analyse wordt aangetoond dat een laag opleidingsniveau, werkloosheid en slechte kennis van de Franse taal significante risicofactoren zijn bij patiënten van Turkse origine om depressieve symptomen te ontwikkelen. Patiënten zonder diploma of enkel met een lager onderwijsdiploma zijn een risicogroep bij het ontwikkelen van depressieve klachten ten opzichte van patiënten met een secundaire, hoger of universitair diploma (Odds ratio=2,10; 95% BI=[1,16-3,79]; p<0.05). Er werd ook een verschil gevonden tussen werkende en niet-werkende populatie. Patiënten die niet werken hebben bijna drie maal meer kans op depressieve symptomen dan werkende patiënten (Odds ratio=2,68; 95% BI=[1,44-4,99]; p<0.005). Men heeft ook een significant verschil gevonden bij de variabele taalkennis. Respondenten waarvan de Franse taalkennis matig tot zeer slecht is, vertonen meer depressieve klachten ten aanzien van allochtonen die de taal wel goed beheersen (Odds ratio=2.25; 95% BI=[1,234,10]; p<0.01). Voor het beheersen van de Nederlandse taal werd geen significant verschil aangetoond. Er dient te worden opgemerkt dat slechts een klein aantal respondenten Nederlands sprak. Bespreking resultaten van bivariate analyse bij Belgische onderzoeksgroep De autochtone Belgische onderzoekspopulatie kent andere significante risicofactoren voor het ontwikkelen van depressieve symptomen dan de onderzoekspopulatie met Turkse origine. Vrouwen, niet-gehuwden en diegene die het Nederlands slecht beheersen vertonen meer depressieve symptomen. Er dient wel te worden opgemerkt dat de taal in beide groepen een ander betekenis heeft. Bij de allochtone onderzoekspopulatie is het een middel voor communicatie, sociaal contact, het zich kunnen uitdrukken in de maatschappij enz. Bij de Belgische populatie is het hun moedertaal. We zien dat de vrouwen drie maal meer depressieve klachten vertonen dan mannen (Odds ratio=3,01; 95% BI=[1,24-7,29]; p<0.05). Niet-gehuwden vertonen vier maal meer depressieve symptomen dan gehuwden (Odds ratio=4,16; 95% BI=[1,58-10,93]; p<0.005).
39
De resultaten van de multivariate analyse worden getoond in tabel 5.2.2. Tabel 5.2.2: Resultaten van de multivariate logistische analyse Belgische origine
Geslacht Man Vrouw Leeftijd <65 jaar >65 jaar Generaties 2de en 3de generatie 1ste generatie Opleidingsniveau meer dan lager onderwijs diploma geen of lager onderwijs diploma Burgerlijke staat gehuwd niet gehuwd Werkomstandigheden werkend niet-werkend Taalkennis Nederlands goed tot zeer goed Nederlands matig tot slecht Frans goed tot zeer goed Frans matig tot zeer slecht
Afkortingen:
Turkse origine
Odds ratio
95% BI
p-waarde
Odds raio
95% BI
p-waarde
referentie 2,71
[1,07-6,84]
0,035*
referentie 1,40
[0,17-2,74]
ns
referentie 0,69
[0,22-2,15]
ns
referentie 1,40
[0,37-5,37]
ns
referentie 1,5
[0,51-4,13]
ns
referentie 0,9
[0,25-3,28]
ns
referentie 1,56
[0,69-3,50]
ns
referentie 3,74
[1,40-9,97]
0,008*
referentie 1,77
[0,88-3,62]
ns
referentie 0,55 referentie 2,49 referentie 0,75
[0,26-1,41]
ns
[0,96-6,28]
0,054
[0,14-4,07]
ns
referentie 2,68 [1,44-4,99] referentie 1,64 0,42-6,24] referentie 2,06 [1,11-3,82]
0,002*
ns 0,021*
BI = Betrouwbaarheidsinterval NS = Niet significant
Bespreking resultaten van mulivariate analyse bij Turkse onderzoeksgroep Hieruit blijkt dat een gebrekkige Franse taalkennis en niet-werken onafhankelijke risicofactoren zijn om depressieve symptomen te ontwikkelen. Met andere woorden mensen die niet werken hebben meer depressieve klachten dan mensen die werken (Odds ratio 2,68 95% BI [1,44-4,99]; p<0,005). De mensen die de Franse taalkennis matig tot zeer slecht beheersen hebben meer last van depressieve symptomen dan mensen die de taal goed beheersen (Odds 2,06 BI 95% [1,11-3,82]; p<0,05).
40
Bespreking resultaten van mulivariate analyse bij de Belgische onderzoeksgroep Bij de Belgische populatie zijn het vrouwelijk geslacht en het niet-gehuwd zijn onafhankelijke risicofactoren om depressieve klachten te ontwikkelen. Vrouwen hebben bijna drie maal meer depressieve symptomen dan mannen (Odds 2,71 BI 95% [1,07-6,84]; p<0,05). Niet-gehuwden hebben bijna vier maal meer depressieve symptomen dan gehuwden (Odds 3,74 BI 95% [1,40-9,97]; p<0,01).
41
6. DISCUSSIE 6.1 Discussie onderzoeksresultaten en vergelijking met andere studies Eén van de belangrijkste bevindingen van deze studie is dat een hoog percentage (44%) van Turkse allochtone huisartspatiënten lijdt aan depressieve symptomen, terwijl dit bij de Belgische autochtone huisartspatiënten 25% is. Dus bijna één op twee van de huisartspatiënten van Turkse origine vertonen depressieve symptomen. Als men de bekomen prevalentie van depressieve symptomen van de onderzoekspopulatie vergelijkt met de algemene populatie in België (5% tot 8% [4-6, 8]) bekomen uit de literatuur, merkt men dat onze onderzoekspopulatie van Turkse en Belgische origine respectievelijk zes tot negen en drie tot vijf maal meer depressieve klachten vertonen. Dit verschil met de literatuur zou mogelijks te verklaren zijn door het gebruik van een andere depressie meetinstrument [21] of door een verschil in de onderzoekspopulatie. De onderzoekspopulatie in onze studie bestaat enkel uit patiënten die naar de huisarts zijn gekomen. Deze personen hebben sowieso al lichamelijke klachten, waardoor ze op de vraag naar somatische klachten ook een hogere score zullen aangeven. Anderzijds is ook aangetoond dat Turkse patiënten hun depressieve symptomen vaker uiten als lichamelijke klachten. [22] Nochtans in de GADIS studie, waar de onderzoekpopulatie ook eerste lijnpatiënten waren, ziet men een verschil in prevalentie met onze Turkse onderzoekspopulatie. In de GADIS I en II studie vertoonden de Brusselse huisartspatiënten een prevalentie van 13,6% tot 24, 2% voor gegeneraliseerde angststoornis en/of majeur depressie tesamen. Men ziet wel dat de prevalentie in de GADIS studie bijna overeenkomt met onze Belgische onderzoekspopulatie. Het verschil in prevalentie van depressieve symptomen bekomen in onze studie kan waarschijnlijk verklaard worden door, verschillen in de onderzoekspopulatie. Turkse en Belgische onderzoekspopulatie zijn, qua leeftijd, opleidingsniveau, burgerlijke staat, beroep en taalkennis significant verschillend van elkaar. Men zou dit hoge percentage en verschil tussen allochtonen en autochtonen ook kunnen verklaren door de hogere werkloosheid bij allochtonen, daar werkloosheid een belangrijke significante risicofactor is om depressie te ontwikkelen [9, 10]. Het percentage van werklozen
42
bij de Turkse populatie in dit onderzoek is 22% en bij de Belgische populatie 7%. Volgens de gegevens van het Nationaal Instituut voor de Statistiek in 2002 ziet men bij de totale populatie tussen 18 en 64 jaar in het Brussels Gewest dat, ongeveer 27% van personen van Turkse origine werkloos is, tegenover 11% van de Belgen. [23-24] Het percentage van niet-werkende personen (werklozen, huisvrouwen en invaliden, gepensioneerden niet inbegrepen) in ons onderzoek is bij de Turkse groep 46% en bij de Belgische groep 17%. Het verschil in laag opleidingsniveau tussen de beide onderzoeksgroepen is ook een verklaring voor de hogere prevalentie bij de huisartspatiënten van Turkse origine. Vijftien percent van de patiënten van Turkse afkomst hebben geen diploma terwijl dit bij de Belgische patiënten 1% is. Bij vergelijking van het opleidingsniveau van de Belgische en Brusselse populatie van de gezondheidsenquête met die van onze Turkse onderzoekspopulatie merkt men ook een groot verschil in opleidingsniveau. In onze Turkse onderzoekspopulatie heeft 46% nooit school gelopen of enkel genoten van een lager onderwijsopleiding (zie tabel 6.1). [6]
Tabel 6.1: Opleidingsniveau van de respondenten van het huidig onderzoek en opleidingsniveau van de Belgische en Brusselse populatie (Gezondheidsenquête 2004, België)
OPLEIDINGSNIVEAU Lager of geen diploma Lager secundair Hoger secundair Hoger onderwijs
Turkse huisartspatiënten in Brussel 46% 21% 23% 10%
Belgische huisartspatiënten in Brussel 16% 19% 44% 21%
Gezondheidsenquête in Brussel 2004
Gezondheidsenquête in België 2004
16% 18% 24% 42%
17% 19% 29% 35%
43
Men ziet dat de risicofactoren voor het ontwikkelen van depressieve symptomen verschillend zijn bij de huisartspatiënten van Turkse en Belgische origine. Bij de huisartspatiënten van Turkse afkomst ziet men met de bivariate analyse dat laag opleiding, niet-werken en slechte franse taalkennis significante risicofactoren zijn voor ontwikkelen van depressieve symptomen. Bij de Belgische patiënten ziet men dat de vrouwen, niet-gehuwden en degene die de Nederlandse taalkennis slecht beheersen significante risicofactoren zijn. In de multivariate analyse zijn de significante factoren beperkte Franse taalkennis en niet-werken in de Turkse populatien, en niet-gehuwd zijn en vrouwelijk geslacht in de autochtone populatie
De Franse taalkennis van de Turkse populatie in deze studie is vrij laag. Bijna 60% van de Turkse studiepopulatie beheerst onvoldoende de Franse taal. Er is een significante associatie aangetoond tussen een gebrekkige Franse taalkennis en het vertonen van depressieve symptomen bij de Turkse onderzoekspopulatie. Bij de Belgische onderzoekspopulatie ziet men dat degene die slecht Nederlands spreken significant meer depressieve symptomen vertonen. Er dient wel opgemerkt te worden dat de taal tussen de 2 onderzoekspopulatie een ander betekenis heeft. Bij Turkse populatie hier is het een middel van communicatie, sociaal contact, .... Bij de Belgische populatie is dit anders, ze spreken reeds één van de talen óf Nederlands óf Frans. Wij hebben niet echt een verklaring waarom de slechte Nederlandse taalkennis een significante risicofactor is. Tot op heden is er geen studie verricht waar men een verschil maakt tussen de Nederlandstalige en Franstalige Brusselaars. Verdere studies hieromtrent zijn zeker aangeraden. In dit onderzoek is er geen significant verschil tussen mannen en vrouwen aangetoond bij de Turkse populatie. Bij de Belgische populatie was er integendeel wel een significant verschil tussen beide geslachten. Deze laatste bevinding werd reeds in verschillende andere studies aangetoond [4-6, 8-11,30]. In deze studie was de correlatie tussen bejaarden (>65 jaar) en het vertonen van depressieve klachten bij de Turkse populatie net niet significant (p=0.072). Bij gescheiden personen of weduwes/weduwnaars ziet men meer depressieve klachten dan gehuwden of ongehuwden, maar een significante correlatie kon bij de Turkse allochtonen niet aangetoond worden. Bij de autochtonen ziet men wel een significant verschil, nl. de nietgehuwden hebben 3 maal meer depressieve klachten dan de gehuwden. In de PANEL studie 44
werd ook een significant verband tussen gescheiden personen of weduwes/ weduwnaars en depressieve symptomen aangetoond [9]. Men ziet ook dat de eerste generatie Turkse huisartspatiënten meer depressieve symptomen vertonen dan de tweede en derde generatie, maar deze associatie is niet significant. Dit kan te wijten zijn aan het kleine aantal respondenten van de tweede en derde generatie. De resultaten bekomen in dit onderzoek kunnen deels vergeleken worden met de resultaten van het Nederlandse gezondheidsonderzoek, dat ook de depressieve symptomen van de allochtonen heeft gemeten, maar wel met een ander meetinstrument (CES-D). Hierin vindt men ook een hoog percentage depressieve symptomen bij de bejaarde allochtonen (65-75 jaar) en vooral bij de bejaarden van Turkse origine (61%). [12] In ons onderzoek is de prevalentie van depressieve symptomen bij de Turkse en Belgische onderzoekspopulatie 65 jaar en ouder respectievelijk 69% en 16%. De resultaten in onze studie worden bevestigd door een andere recente Belgische studie. [26] In deze studie vertoonden de groep van Turkse en Marokkaanse allochtonen tezamen meer depressieve klachten dan de autochtone groep. Er vielen echter ook een aantal verschillen op tussen beide studies. In onze groep van allochtonen zijn enkel de Turkse allochtonen geïncludeerd. Dit is niet onbelangrijk want in de Nederlandse studie werd aangetoond dat de Marokkaanse allochtonen in Nederland (33%) significant minder depressieve symptomen vertoonden dan de Turkse allochtonen (61%). [12] In tegenstelling tot de studie van Levecque et al, werden in onze studie ook de 2de en 3de generaties van Turkse afkomst evenals de analfabeten en degenen die geen Nederlands of Frans spreken geïncludeerd. Vermits net deze laatste groepen een hoge prevalentie van depressieve symptomen hebben, is het mogelijk dat de prevalentie van depressieve symptomen in de studie van Levecque et al. onderschat kan zijn. Tijdens de afname van onze enquête waren er een twintig- tot dertigtal personen van Turkse origine, voornamelijk ouderen, die begonnen te wenen omdat ze ontroerd waren bij het voorlezen van de vragen. Bij elke vraag vertelden ze spontaan hun problemen. De meeste hadden problemen met hun kinderen. Ze vertelden dat ze het gevoel hadden dat ze tekort hebben geschoten bij de opvoeding van hun kinderen. Ze voelden zich ongelukkig omdat hun kinderen problemen hadden zoals werkloosheid, gezinsproblemen, enz… Bij de meeste ouderen was er ook het gemis van hun vaderland, wat misschien hun hoge prevalentie van 45
depressieve symptomen kan verklaren. Hun droom is en blijft om ooit terug te keren naar hun geboorteland. De meeste onder hen gaan wel voor een zestal maanden per jaar naar Turkije en vertellen dat wanneer ze in Turkije verblijven ze zich heel gelukkig voelen en geen gezondheidsproblemen meer hebben. Aan de andere kant is er dan het gemis van hun kinderen en kleinkinderen. Ze zijn zo gebonden aan de beide landen dat ze geen keuze kunnen maken. Er zouden in de toekomst verdere studies moeten gebeuren op grotere schaal om meer inzicht te verkrijgen over de prevalentie en oorzaken van depressieve symptomen bij de allochtonen in België.
46
6.2 Sterke punten van het onderzoek Eén van de sterke punten van dit onderzoek is dat we een gevalideerde vragenlijst hebben gebruikt in het Turks, Frans en Nederlands en dat de onderzoekspopulatie ondervraagd is geweest door één en dezelfde ondervrager. Door de mondelinge afname van de vragenlijst, konden we ook de analfabeten in het onderzoek includeren. In onze studie zijn ook alle generaties van de Turkse populatie inbegrepen. Er waren heel weinig personen die geweigerd hebben om deel te nemen aan het onderzoek. Deze mensen waren ook gekend met psychologische problemen of depressie volgens hun huisarts. Uit eerdere studies [25] blijkt ook dat mensen die weigeren om deel te nemen aan een onderzoek vaker psychische stoornissen hebben en dit kan leiden tot een onderschatting van het werkelijk aantal. In onze studie was dit percentage zeer laag (0.6%).
6.3 Beperkingen van het onderzoek Eén van de beperkingen van dit onderzoek is dat de resultaten niet het beeld geven van de algemene populatie van Turkse origine in België. De resultaten en conclusies van dit onderzoek betreffen dus enkel de huisartsenpatiënten van Turkse en Belgische origine in Brussel. Een andere beperking van het onderzoek is dat de onafhankelijke factoren werden gedichotomiseerd, wat aanleiding geeft tot een verlies van informatie. Dit was echter noodzakelijk, omdat anders de analyse op te kleine subgroepen moest worden uitgevoerd
47
7. BESLUIT Dit onderzoek toont aan dat de prevalentie van depressieve symptomen bij de huisartspatiënten van Turkse origine in Brussel hoog is ten opzichte van de Belgische autochtone huisartspatiënten. Significante risicofactoren om depressieve klachten te ontwikkelen bij mensen van Turkse origine, aangetoond in deze studie, zijn: beperkte Franse taalkennis en niet-werken. Bij de Belgische huisartspatiënten zijn het niet-gehuwd zijn en het vrouwelijk geslacht significante risicofactoren.
48
REFERENTIELIJST 1. NIS (2003), Bevolking en huishoudens: Totale en Belgische bevolking op 1.1.2002, Nationaal Instituut voor de Statistiek, Brussel. http://statbel.fgov.be, Geraadpleegd op 15.01.2007. 2. Centrum voor gelijkheid van kansen en voor http://www.antiracisme.be, Geraadpleegd op 15.01.2007.
racismebestrijding.
3. Üstün B, MD, PD, Global burden of depressive disorders: the issue of duration. The British Journal of Psychiatry 2002;181:181-183. 4. Gezondheidsenquête 1997 d.m.v. interview in België, Wetenschappelijke Instituut Volksgezondheid. http://www.iph.fgov.be/epidemio/epinl/index4.htm, Geraadpleegd op 24.04.2008. 5. Gezondheidsenquête 2001 d.m.v. interview in België, Wetenschappelijke Instituut Volksgezondheid. http://www.iph.fgov.be/epidemio/epinl/index4.htm, Geraadpleegd op 24.04.2008. 6. Gezondheidsenquête 2004 d.m.v. interview in België, Wetenschappelijke Instituut Volksgezondheid. http://www.iph.fgov.be/epidemio/epinl/index4.htm, Geraadpleegd op 24.04.2008. 7. De Clercq M, Vranckx A, Navarro F, et al. Enquête santé mentale des jeunes de l’enseignement secondaire en Région de Bruxelles-Capitale. 1996;1-25. ULB, Ecole de Santé Publique, Unité Promotion Education Santé (PROMES). http://homepages.ulb.ac.be/~ndacosta/promes/sano3.html, Geraadpleegd op 10.2.2008. 8. Leptine JP, Gastpar M, Mendlewicz J, et al. Depression in the community: the first pan-European study DEPRES (Depression Research in European Society). Int Clin Psychopharmaco 1997;12(1):19-29. 9. Bracke P, Sex differences in the course of depression : evidence from a longitudinal study of a representative sample of the Belgian population. Soc Psychiatric Epidemiol 1998;33:420-429. 10. Alonso J, Angermeyer MC, Bernert S, et al. Prevalence of mental disorders in Europe: results from the European Study of the Epidemiology of Mental Disorders (ESEMeD) project. Acta Psychiatr Scand Suppl 2004;420:21-7. 11. Prince MJ, Reischies F, Beekman ATF, et al. Development of the EURO-D scale , a European Union initiative to compare symptoms of depression in 14 European centres. British journal of psychiatry 1999;174:330-338. 12. Van der Wurff FB, Beekman ATF, Dijkshoorn H, et al. Prevalence and risk-factors for depresion in elderly Turkish and Moroccan migrants in the Netherlands. Journal of Affective Disorders 2004;83(1):33-41.
49
13. Beck AT, Ward CH, Mendelson M, et al. An inventory for measuring depression.. Arch Gen Psychiatry 1961;4:561-71. 14. Hisli H, Savasir, Beck depresyon envanterinin geçerliği üzerine bir çalışma (A study on the validity of the Beck Depression Inventory). Türk Psikoloji Dergisi 1989;22:118-26. 15. Bouman TK, Luteijn F, Albersnagel FA et al. Enige ervaringen met de Beck Depression Inventory, Gedrag Tijdschrift voor Psychologie 1985;13:13-24. 16. Schotte CWK, De Donker D, Maes M et al. Begripsvaliditeit van de Beck Depression Inventory, Tijdschrift voor Geestelijke gezondheidszorg.1997;4:161-175. 17. Bourque P, Beaudette D, Etude psychométrique du questionnaire de dépression de Beck auprès d'un échantillon d'étudiants universitaires francophones. Revue canadienne des sciences du comportement. 1982;14:211-218. 18. Baron P, Laplante LS, L'inventoire de depression de Beck: Son utilisation aupres d'un echantillon d'adolescents francophones, The Beck Depression Inventory: Its use with francophone adolescents, Revue de Modification du Comportement, 1984;14:161-166. 19. Beck AT, Steer RA, Ball R, et al. Comparison of the Beck Depression Inventories-IA and -II in psychiatric outpatients. Journal of Personality Assessment, 1996a;67:588797. 20. Beck AT, Steer RA, Brown GK, (1996b). Manual for Beck Depression Inventory-II. The Psychological Corporation, San Antonio, TX. 21. Eugene S Paykel, Traolach Brugha, Tom Fryers, Size and burden of depressive disorders in Europe. European Neuropsychopharmacology 2005;15:411-423. 22. Ulusahin A, Basoglu M, Paykel ES, A cross-cultural comparative study of depressive symptoms in British and Turkish clinical samples, Soc Psychiatry Psychatr Epidemiol 1994;29:31-39. 23. NIS (2002), Werkgelegenheid en werkloosheid, enquête naar de arbeidskrachten, Nationaal Instituut voor de Statistiek, Brussel. http://statbel.fgov.be, Geraadpleegd op 19.02.2007. 24. APS, Administratie Planning en Statistieken. http://aps.vlaanderen.be, Geraadpleegd op 19.02.2007. 25. Demyttenaere K, Bruffaerts R, Posada-Villa J, et al. Prevalence, severity, and unmet need for treatment of mental disorders in the World Health Organization World Mental Health Surveys. JAMA 2002;291(21):2581-90. 26. Levecque K., Lodewyckx I., Vranken J., Depression and generalised anxiety in the general population in Belgium: A comparison between native and immigrant groups. Journal of Affective Disorders, 2007; 97:229-239.
50
27. Bracke P., Wauterickx N., Unipolar depression in the Belgian population: trends and sex differences in an aight-wave sample. Soc Psychiatr Epidemiol, 2005; 40:691-699. 28. Ansseau M., Fischler B., Dierick M, et al. Prevalence and impact of generalized anxiety disorder and major depression in primary care in Belgium and Luxemburg: the GADIS study. European Psychiatry, 2005; 20:229-235. 29. Ansseau M., Fischler B., Dierick M, et al. Socioeconomic correlates of generalized anxiety disorder and major depression in primary care: The GADIS II study (Generalized Anxiety and Depression Impact Survey II). Depress anxiety, 2007 juni 26. 30. Truyers C., Aertgeerts B., Buntinx F. Intego in de praktijk: Incidentie van depressie, Huisarts Nu, december 2005; 34(10). 31. http://med.kuleuven.be/education/gids/HA/intego_nl.html, 26/02/2008, laatst geraadpleegd op 24/05/2008.
laatst
gewijzigd
op
51
9. BIJLAGEN 9.1 Nederlandstalige vragenlijst A/ Socio-demografische gegevens 1. Geslacht:
Man
Vrouw
2. Leeftijd: ____ 3. Bent u van: - 1ste generatie 4. Burgerlijke staat:
- 2de generatie
ongehuwd gehuwd weduw(e)(naar)
- 3de generatie
woont alleen woont bij kinderen
gescheiden 5. Studies:
Lager onderwijs Secundair onderwijs Hoger onderwijs/Universiteit Geen van allen
6. Beroep:
arbeider bediende zelfstandige werkloos huisvrouw/man gepensioneerd student(e) andere
7. Taalkennis: Turks:
zeer goed goed matig slecht zeer slecht
Nederlands:
zeer goed goed matig slecht zeer slecht
Frans:
zeer goed goed matig slecht zeer slecht
52
B/ Beck Depression Inventory I Deze vragenlijst bestaat uit een aantal uitspraken die in groepen bij elkaar staan (1 t/m 21). Lees ieder groep aandachtig door. Kies dan bij elk groep de uitspraak die het beste weergeeft hoe u zich de afgelopen week, met vandaag erbij gevoeld heeft. Let er op dat u alle uitspraken van een bepaalde groep leest, voordat u uw keuze maakt. 1.
0. Ik voel me niet verdrietig. 1. Ik voel me verdrietig. 2. Ik ben voortdurend verdrietig en ik kan het niet van me afzetten. 3. Ik ben zo verdrietig of ongelukkig dat ik het niet meer verdragen kan.
2.
0. Ik ben niet bijzonder moedeloos over de toekomst. 1. Ik ben moedeloos over de toekomst. 2. Ik heb het gevoel dat ik niets heb om naar uit te zien. 3. Ik heb het gevoel dat de toekomst hopeloos is en dat er geen kans is op verbetering.
3.
0. Ik voel me geen mislukkeling. 1. Ik heb het gevoel dat ik vaker iets verkeerd gedaan heb dan een gemiddeld iemand. 2. Als ik op mijn leven terugkijk zie ik alleen maar een hoop mislukkingen. 3. Ik heb het gevoel dat ik als mens een volledige mislukkeling ben.
4.
0. Ik beleef overal net zoveel plezier aan als vroeger. 1. Ik geniet niet meer zoals vroeger. 2. Ik vind nergens nog echte bevrediging in. 3. Ik heb nergens meer voldoening van; ik vind alles vervelend.
5.
0. Ik voel me niet bijzonder schuldig. 1. Ik voel me vaak schuldig. 2. Ik voel me meestal schuldig. 3. Ik voel me voortdurend schuldig.
6.
0. Ik heb niet het gevoel dat ik ergens voor gestraft word. 1. Ik heb het gevoel dat ik nog wel eens gestraft zal worden. 2. Ik verwacht dat ik gestraft zal worden. 3. Ik heb het gevoel dat ik nu gestraft word.
7.
0. Ik voel me niet teleurgesteld in mezelf. 1. Ik ben teleurgesteld in mijzelf. 2. Ik walg van mezelf. 3. Ik haat mezelf.
8.
0. Ik heb niet het gevoel dat ik slechter ben dan iemand anders. 1. Ik heb kritiek op mezelf vanwege mijn zwakheden en fouten. 2. Ik geef mezelf steeds de schuld van mijn gebreken. 3. Ik geef mezelf de schuld van al het slechte dat er gebeurt.
9.
0. Ik overweeg absoluut niet om een eind aan mijn leven te maken. 1. Ik overweeg wel eens om een eind aan mijn leven te maken, maar ik zou dat nooit doen. 2. Ik zou een eind aan mijn leven willen maken. 3. Ik zou een eind aan mijn leven willen maken als ik de kans kreeg.
10.
0. Ik huil niet meer dan normaal. 1. Ik huil nu meer dan vroeger. 2. Ik huil nu voortdurend. 3. Ik kon vroeger wel huilen, maar nu kan ik het niet meer, ook al wil ik het.
53
11.
0. Ik erger me niet meer dan anders. 1. Ik raak sneller geërgerd of geprikkeld dan vroeger. 2. Ik erger me tegenwoordig voortdurend. 3. Ik erger me helemaal niet meer aan dingen waaraan ik mij vroeger ergerde.
12.
0. Ik heb mijn belangstelling voor andere mensen niet verloren. 1. Ik heb nu minder belangstelling voor andere mensen dan vroeger. 2. Ik heb mijn belangstelling voor andere mensen grotendeels verloren. 3. Ik heb mijn belangstelling voor andere mensen helemaal verloren.
13.
0. Ik neem nu nog net zo gemakkelijk beslissingen als vroeger. 1. Ik stel het nemen van beslissingen meer uit dan vroeger. 2. Ik heb meer moeite met het nemen van beslissingen. 3. Ik kan helemaal geen beslissingen meer nemen.
14.
0. Ik heb niet het gevoel dat ik er minder goed uitzie dan vroeger. 1. Ik maak me zorgen dat ik er oud en onaantrekkelijk uitzie. 2. Ik heb het gevoel dat mijn uiterlijk blijvend veranderd is, waardoor ik er onaantrekkelijk uitzie. 3. Ik geloof dat ik er lelijk uitzie.
15.
0. Ik kan mijn werk ongeveer even goed doen als vroeger. 1. Het kost me extra inspanning om ergens aan te beginnen. 2. Ik moet mezelf er echt toe dwingen om iets te doen. 3. Ik ben tot helemaal niets meer in staat.
16.
0. Ik slaap even goed als anders. 1. Ik slaap niet zo goed als vroeger. 2. Ik word 's morgens één tot twee uur eerder wakker dan gewoonlijk en kan moeilijk weer in slaap komen. 3. Ik word uren eerder wakker dan vroeger en kan dan niet meer in slaap komen.
17.
0. Ik word niet sneller moe dan anders. 1. Ik word eerder moe dan vroeger. 2. Ik word moe van bijna alles wat ik doe. 3. Ik ben te moe om ook maar iets te doen.
18.
0. Ik heb niet minder eetlust dan anders. 1. Ik heb minder eetlust dan vroeger. 2. Ik heb veel minder eetlust dan vroeger. 3. Ik heb helemaal geen eetlust meer.
19.
0. Ik ben zo goed als niets afgevallen de laatste tijd. 1. Ik ben meer dan 2 kilo afgevallen. 2. Ik ben meer dan 4 kilo afgevallen. 3. Ik ben meer dan 7 kilo afgevallen.
20.
0. Ik maak me niet meer zorgen over mijn gezondheid dan anders. 1. Ik maak me zorgen over lichamelijke problemen, bv. als ik ergens pijn voel, als mijn maag van streek is, of als ik last heb van verstopping. 2. Ik maak me veel zorgen over mijn lichamelijke problemen en het valt niet mee om aan iets anders te denken. 3. Ik maak me zoveel zorgen over mijn lichamelijke problemen, dat ik aan niets anders meer kan denken.
21.
0. Ik ben me niet bewust dat er de laatste tijd iets veranderd is aan mijn belangstelling voor seks. 1. Ik heb minder belangstelling voor seks dan vroeger. 2. Ik heb tegenwoordig veel minder belangstelling voor seks. 3. Ik heb mijn belangstelling voor seks helemaal verloren.
54
9.2 Franstalige vragenlijst A/ Socio-demografische gegevens 1. Sexe:
Homme
Femme
2. Age: _____ 3. Etes vous de la : 4. Etat civil:
- 1ière génération
marié(e) célibataire veu(f)(ve)
- 2ième génération
- 3ième génération
habite seul avec enfants
divorcé(e) 5. Etudes :
6. Situation:
Primaires Secondaires Supérieures / Universitaires Aucune de situations précédentes ouvrier employé indépendant sans travail / chômeur homme au foyer gepensioneerd student(e) autre
7. Maîtrise des langues: Turc: très bien bien médiocre mauvais très mauvais
Néerlandais:
très bien bien médiocre mauvais très mauvais
Français:
très bien bien médiocre mauvais très mauvais
55
B/ Beck Depression Inventory I Ce questionnaire comprend 21 question. Chaque question comprend 4 affirmation dont une affirmation reflète le mieux votre état d’esprit de la semaine écoulée, y compris aujourd’hui. Le but est de lire chaque question entièrement et attentivement avant de faire votre choix. 1.
0. Je ne me sens pas triste. 1. Je me sens cafardeux(se) ou triste. 2. Je me sens tout le temps cafardeux(se) ou triste et je n'arrive pas à m'en sortir. 3. Je suis si triste ou si malheureux(se) que je ne peux plus le supporter.
2.
0. Je ne me sens pas particulièrement découragé(e) en pensant à l'avenir. 1. J’ai un sentiment de découragement au sujet de l’avenir. 2. Pour mon avenir je n’ai aucun motif d’espérer. 3. Je sens qu’il n’y a aucun espoir pour mon avenir et que la situation ne peut pas s’améliorer.
3.
0. Je n’ai aucun sentiment d’échec de ma vie. 1. J’ai l’impression que j’ai échoué dans ma vie plus que la plupart des gens. 2. Quand je regarde ma vie passée, tout ce que j’y découvre n’est qu’échecs. 3. J’ai un sentiment d’échec complet dans toute ma vie personnelle (dans mes relations avec mes parents, mon mari, ma femme, mes enfants).
4.
0. Je ne me sens pas particulièrement insatisfait(e). 1. Je ne sais pas profiter agréablement des circonstances. 2. Je ne tire plus aucune satisfaction de quoi que se soit. 3. Je suis mécontent(e).
5.
0. Je ne me sens pas coupable. 1. Je me sens mauvais(e) ou indigne une bonne partie du temps. 2. Je me sens coupable. 3. Je me juge très mauvais(e) ou indigne une bonne partie du temps.
6.
0. Je n’ai pas le sentiment que je suis puni(e) pour quelque chose. 1. J’ai l’impression que je vais être puni(e). 2. Je m’attends à être puni(e) un jour. 3. J’ai l’impression que je suis puni(e) maintenant.
7.
0. Je ne suis pas déçu(e) par moe-même. 1. Je suis déçu(e) par moi-même. 2. Je me dégoûte moi-même. 3. Je me hais.
8.
0. Je n’ai pas l’impression d’être pire que n’importe qui. 1. J’ai un vif sens critique à propos de mes faiblesses ou de mes erreurs. 2. Je me blâme pour tout ce qui ne va pas. 3. J’ai le sentiment d’avoir commis beaucoup de fautes graves.
9.
0. Je ne pense pas à me faire du mal. 1. Je pense que la mort me libérerait. 2. J’ai des plans précis pour me suicider. 3. Si je le pouvais, je me tuerais.
10. 0. Je ne pleure pas plus que d’habitude. 1. Je pleure plus souvent qu’auparavant. 2. Maintenant je pleure plus souvent, et je ne peux m’arrêter. 3. Il m’arrivait parfois de pleurer, mais maintenant, bien que je le désire, je ne peux plus pleurer. 11. 0. Je ne suis pas plus irritable qu’autrefois. 1. Je suis irrité(e) plus vite que d’autrefois. 2. Actuellement je suis toujours irrité(e) 3. Je ne m’irrite plus aux choses qui m’irritaient avant.
56
12. 0. Je n’ai pas perdu l’intérêt pour les autres gens. 1. Maintenant je m’intéresse moins aux autres gens qu’autrefois. 2. J’ai perdu tout l’intérêt que je portais aux gens, et j’ai peu de sentiment pour eux. 3. J’ai perdu tout intérêt pour les autres gens et ils m’indifférent totalement. 13. 0. Je suis capable de me décider aussi facilement que de coutume. 1. J’essaie de ne pas avoir à prendre de décision. 2. J’ai de grandes difficultés à prendre des décisions. 3. Je ne suis plus capable de prendre la moindre décision. 14. 0. Je n’ai pas le sentiment d’être plus laid(e) qu’avant. 1. J’ai peur de paraître vieux (vieille) ou disgracieux(se). 2. J’ai l’impression qu’il y a un changement permanent dans mon apparence physique qui me fait paraître disgracieux(se). 3. J’ai l’impression d’être laid(e) et repoussant(e). 15. 0. Je travaille aussi facilement qu’auparavant. 1. Il me faut faire un effort supplémentaire pour commencer à faire quelque chose. 2. Il faut que je fasse un très grand effort pour faire quoi que de soit. 3. Je suis incapable de faire le moindre travail. 16. 0. Je dors aussi bien que de coutume. 1. Le matin je me réveille plus fatigué(e) qu’autrefois. 2.Je me réveille 2 heures plus tôt que de coutume et il m’est difficile de retrouver le sommeil. 3. Je me réveille très tôt chaque jour, et je ne peux pas dormir plus de cinq heures. 17. 0. Je ne me fatigue pas plus que d’habitude. 1. Je suis fatigué(e) plus facilement que d’habitude. 2. Faire quoi que ce soit me fatigue. 3. Je suis trop fatigué(e) pour faire quoi que ce soit. 18. 0. Mon appétit est toujours aussi bon. 1. Mon appétit n’est pas aussi bon que d’habitude. 2. Mon appétit est beaucoup moins bon maintenant. 3. Je n’ai plus du tout d’appétit. 19. 0. Je n’ai pas perdu du poids ou si j’en ai perdu c’est tout récent. 1. J’ai perdu plus de 2 kilos. 2. J’ai perdu plus de 4 kilos. 3. J’ai perdu plus de 7 kilos. 20. 0. Ma santé ne me préoccupe pas plus que d’habitude. 1. Je suis préoccupé(e) par des douleurs, des maux de ventre, de la constipation, ou parce que je ressens des sensations physiques désagréables. 2. Je m’inquiète tellement de ce que je ressens qu’il m’est difficile de penser à autre chose. 3. Je suis totalement absorbé(e) par ce que je ressens physiquement. 21. 0. Je n’ai noté aucune modification récente de mon appétit sexuel. 1. Je suis moins intéressé(e) que d’habitude par les choses sexuelles. 2. Je suis maintenant beaucoup moins intéressé(e) par les choses sexuelles. 3. J’ai perdu tout intérêt pour les choses sexuelles.
57
9.3 Turkstalige Beck Depression Inventory A/ Socio-demografische gegevens 1. Cinsiyetiniz:
Bay
Bayan
2. Yasınız:____ 3. Hangi nesilsiniz: 4. Medeni hali:
-1ci nesil
bekar evli dul
-2ci nesil
-3cu nesil
yalniz yaşiyorsunuz çocuklarinin yanında yaşiyorsunuz
ayrildi 5. Tahsil:
ilk okul orta okul / lise yüksek eğitim hiç biri
6. Mesleğiniz :
işci memur serbest meslek işsiz ev kadini/ev erkeği emekli ögrenci baska
7. Dil bilgisi : Türkce :
çok iyi iyi orta kötü çok kötü
Hollandaca :
çok iyi iyi orta kötü çok kötü
Fransizca :
çok iyi iyi orta kötü çok kötü
58
B/ Beck Depression Inventory I Aşağıda kişilerin ruh durumlarini ifade ederken kullandıklari bazı cümleler verilmiştir. Her madde bir çeşit ruh durumunu anlatmaktadır. Her maddede o ruh durumunun derecesini belirleyen 4 seçenek vardir. Lütfen bu seçenekleri dikkatle okuyunuz. Son bir hafta içindeki (şu an dahil) kendi ruh durumunuzu göz önünde bulundurarak, size en uygun olan ifadeyi bulunuz. 1.
0. Kendimi üzgün hissetmiyorum. 1. Kendimi üzgün hissediyorum. 2. Her zaman için üzgünüm kendimi bu duygudan kurtaramıyorum. 3. Öylesine üzgün ve mutsuzum ki dayanamıyorum.
2.
0. Gelecekten umutsuz değilim. 1. Geleceğe biraz umutsuz bakıyorum. 2. Gelecekten beklediğim hiçbir şey yok 3. Benim için bir gelecek yok ve bu durum düzelmeyecek.
3.
0. Kendimi başarısız görmüyorum. 1. Çevremdeki bir çok kişiden fazla başarısızlıklarım oldu sayılır. 2. Geriye dönüp baktığımda, çok fazla başarısızlığımın olduğunu görüyorum. 3. Kendimi tümüyle başarısız bir insan olarak görüyorum.
4.
0. Her şeyden eskisi kadar zevk alabiliyorum. 1. Her şeyden eskisi kadar zevk almıyorum. 2. Artık hiçbir şeyden gerçek bir zevk alamıyorum. 3. Bana zevk veren hiçbir şey yok.
5.
0. Kendimi suçlu hissetmiyorum. 1. Arada bir kendimi suçlu hissettiğim oluyor. 2. Kendimi çoğunlukla suçlu hissediyorum. 3. Kendimi her an için suçlu hissediyorum.
6.
0. Cezalandırıldığımı düşünmüyorum. 1. Bazı şeyler için cezalandırılabileceğimi hissediyorum. 2. Cezalandırılmayı bekliyorum. 3. Cezalandırıldığımı hissediyorum.
7.
0. Kendimden hoşnudum. 1. Kendimden pek hoşnut değilim. 2. Kendimden hiç hoşlanmıyorum. 3. Kendimden nefret ediyorum.
8.
0. Kendimi diğer insanlardan daha kötü görmüyorum. 1. Kendimi zayıflıklarım ve hatalarım için eleştiriyorum. 2. Kendimi hatalarım için çoğu zaman suçluyorum. 3. Her kötü olayda kendimi suçluyorum.
9.
0. Kendimi öldürmek gibi düşüncelerim yok. 1. Bazen kendimi öldürmeyi düşünüyorum, fakat bunu yapamıyorum. 2. Kendimi öldürebilmeyi isterdim. 3. Bir fırsatını bulsam kendimi öldürürdüm.
10.
0. Her zamankinden daha fazla ağladığımı sanmıyorum. 1. Eskisine göre şu sıralarda daha fazla ağlıyorum. 2. Şu sıralarda her an ağlıyorum. 3. Eskiden ağlayabilirdim,ama şu sırlarda istesem de ağlayamıyorum.
59
11.
0. Her zamankinden daha sinirli değilim. 1. Her zamankinden daha kolayca sinirleniyor ve kızıyorum. 2. Çoğu zaman sinirliyim. 3. Eskiden sinirlendiğim şeylere bile artık sinirlenemiyorum.
12.
0. Diğer insanlara karşı ilgimi kaybetmedim 1. Eskisine göre insanlarla daha az ilgiliyim. 2. Diğer insanlara karşı ilgimin çoğunu kaybettim. 3. Diğer insanlara karşı hiç ilgim kalmadı.
13.
0. Kararlarımı eskisi kadar kolay ve rahat verebiliyorum. 1. Şu sıralarda kararlarımı vermeyi erteliyorum. 2. Kararlarımı vermekte oldukça güçlük çekiyorum. 3. Artık hiç karar veremiyorum.
14.
0. Dış görünüşümün eskisinden daha kötü olduğunu sanmıyorum. 1. Yaşlandığımı ve çekiciliğimi kaybettiğimi düşünüyor ve üzülüyorum. 2. Dış görünüşümde artık değiştirilmesi mümkün olmayan olumsuz değişiklikler olduğunu düşünüyorum. 3. Çok çirkin olduðumu düşünüyorum.
15.
0. Eskisi kadar iyi çalıþabiliyorum. 1. Bir işe başlayabilmek için eskisine göre kendimi daha fazla zorlamam gerekiyor. 2. Hangi iş olursa olsun yapabilmek için kendimi çok fazla zorluyorum. 3. Hiçbir iş yapamıyorum.
16.
0. Eskisi kadar rahat uyuyabiliyorum. 1. Şu sıralarda eskisi kadar rahat uyuyamıyorum. 2. Eskisine göre 1 veya 2 saat erken uyanıyor ve tekrar uyumakta zorluk çekiyorum. 3. Eskisine göre çok erken uyanıyor ve uyuyamıyorum
17.
0. Eskisine kıyasla daha çabuk yorulduğumu sanmıyorum. 1. Eskisinden daha çabuk yoruluyorum. 2. Şu sıralarda neredeyse her şey beni yoruyor. 3. Öyle yorgunum ki hiçbir şey yapamıyorum.
18.
0. İştahım eskisinden pek farklı değil 1. İştahım eskisi kadar iyi değil. 2. Şu sıralarda iştahım epey kötü. 3. Artık hiç iştahım yok.
19.
0. Son zamanlarda pek fazla kilo kaybettiğim söylenemez. 1. Son zamanlarda istemediğim halde 2 kilodan fazla kaybettim. 2. Son zamanlarda istemediğim halde 4 kilodan fazla kaybettim. 3. Son zamanlarda istemediğim halde 7 kilodan fazla kaybettim.
20.
0. Sağlığım beni pek endişelendirmiyor. 1. Son zamanlarda ağrı, sızı, mide bozukluğu,kabızlık gibi sorunlarım var. 2. Ağrı, sızı, gibi bu sıkıntılarım beni epey endişelendirdiği için başka şeyleri düşünmek zor geliyor. 3. Bu tür sıkıntılar beni öyle endişelendiriyor ki, artık başka hiçbir şey düşünemiyorum.
21.
0. Son zamanlarda cinsel yaşantımda dikkatimi çeken bir şey yok. 1. Eskisine oranla cinsel konularla daha az ilgileniyorum. 2. Şu sıralarda cinsellikle pek ilgili değilim. 3. Artık, cinsellikle bir ilgim kalmadı.
60