Het huis Christian Deterink
“Ik kan er gewoon nìet bij dat je niet ongelooflijk boos bent!” Het was Dov Laski die dat zei, de norse bouwopzichter die sinds enkele dagen de nieuwe buurman was van Joel Dusek. Joel, die tegenover hem aan zijn eettafel zat, zuchtte en maakte een klein armgebaar, “Ach…” Wat kon hij nog meer zeggen? “Nou, ik had het wel geweten”, zei Dov verontwaardigd, “ik had mezelf verschanst in mijn huis, aan kettingen verankerd in beton, en ze hadden me met diamantboren moeten losmaken en met minstens tien man weg moeten slepen!” “Dat heeft toch allemaal geen zin”, probeerde Joel. “Je hebt toch wel gedemonstreerd neem ik aan?”, vroeg Dov nu op hoge toon. Joel schudde zijn hoofd in ontkenning. Zijn buurman keek hem met verbaasde ogen aan: “Hoe, kan dat nu, iedereen demonstreerde toch, dat heb je toch wel gezien?” Joel zuchtte. Natuurlijk had hij ze gezien, hoe had hij dat kunnen missen? Vanachter het woonkamerraam in zijn huis had hij ze zien passeren, leuzen scanderend en spandoeken ophoudend. Er stonden dingen op als “Sanur is van ons” en “Blijf van onze nederzetting af”. Staand in het halfduister van zijn woonkamer had hij gevoeld hoe grimmig de sfeer was. En hij had voorvoeld dat die sfeer waarschijnlijk verder zou verslechteren als de groep demonstranten eenmaal het plein bij de centrale poort van de nederzetting had bereikt. Hier zouden ze namelijk direct zicht hebben op de soldaten aan de andere kanten van de prikkeldraadhekken. Het leger dat alleen maar wachtte op het definitieve sein de nederzetting in te nemen en te ontruimen. Alhoewel hij er niet geweest was kon Joel zich de surreële situatie maar goed voorstellen: aan de ene kant de joden die menselijke ketens vormden, stenen verzamelden, woeste kreten slaakten en aan de andere kant hun eigen trotse Israelische leger. Dov maakte een bijna onthutst gebaar, “Ongelooflijk zeg, ik praat hier tegen het makste schaap in heel Israël.” “Ik wilde niet tegen mijn eigen soldaten vechten…”, zei Joel. De beelden die hij op alleen op tv had gezien flitsen weer voor zijn ogen. Hoe de soldaten uiteindelijk de poort hadden neergehaald en Sanur waren binnengetrokken en hoe er natuurlijke hevige gevechten waren uitgebroken. Hoe had men het op tv ook al weer genoemd? Schermutselingen? Maar het was eerder een strijd geweest. Een strijd tegen de overdracht zoals die in vrijwel alle nederzettingen was uitgebroken. Alhoewel, strijd? Hoe kon je vechten tegen je eigen mensen? Hoever moest de wereld dan zijn afgegleden? En toch was het gebeurd…
www.christiandeterink.nl
1
Het huis
Christian Deterink
Dov hief zijn handen op in onbegrip. “Maar doet het je dan niks, dat je woonplaats, je woning, je hele leven is vernietigd, platsgewalst door Israelische bulldozers”, riep hij uit, “ wetend dat straks de Arabieren de bodem zullen gaan vervuilen… Ons Erez Israel!” Joel schudde met zijn hoofd, “Nee, zo is het niet. Mijn leven is niet kapot. En wat betreft onze woning… die is niet platgewalst.” Dov keek hem aan alsof hij door een wesp was gebeten, “Wat? Wil je zeggen dat je huis niet is gesloopt?” Joel schudde langzaam zijn hoofd. In de wetenschap dat het veel moeite zou kosten het Dov duidelijk te maken wat hij had gedaan en vooral waaròm, nam hij een flinke teug adem. “Allah zij geprezen, ze zijn echt weg”, bracht Moussa verbeten uit toen ze de heuvelkam hadden bereikt en de nederzetting eindelijk konden overzien. Karim Hassan zag dat hij gelijk had. Van wat eens Sanur was geweest was nu niet veel meer over dan een enorme puinhoop. Hij moest toegeven dat de Joden hadden gedaan wat door hun was beloofd: ze hadden de nederzetting ontmanteld, en hoe! Tot zover het oog reikte zag hij alleen maar de ruïnes van gebouwen, die allemaal grondig gesloopt waren. Om de Joodse bewoning uit te wissen zou je kunnen zeggen. Of, bedacht Karim, om de Palestijnen absoluut niets bruikbaar over te laten. Hoe heette dat? Tactiek van de verschroeide aarde? “Het eerste begin van de totale vernietiging van de Joodse staat! Moge Allah alle ongelovige honden verzengen en al hun nageslacht onvruchtbaar maken!” Het was Marwan die dat zei, met een strijdbare grijns op zijn gezicht. “Kom, we gaan kijken”, zei Karim die deed alsof hij dat niet gehoord had. Ze liepen de heuvel af de nederzetting in. Hij had een onwerkelijk gevoel toen ze de rand van het dorp bereikten, al was het maar omdat ze de eerste Palestijnen waren die de nederzetting betraden sinds de terugtrekking. Wat wil je ook, daarom waren ze midden in de nacht stiekem de blokkades van de Palestijnse Autoriteit geglipt. Het was echt waar, de joden hadden zich echt teruggetrokken, bedacht Karim zich en hij vond het ongelooflijk. In de bijna dertig jaar dat hij nu leefde, had hij nog nooit meegemaakt dat de joden zich uit zichzelf hadden teruggetrokken. En hij had ook niet verwacht dat het ooit zou gebeuren. Tot vandaag… Hij liep met Moussa en Marwan langs enkele ruïnes. Wat een verspilling, dacht hij, dat hier ooit moderne luxueuze huizen moesten hebben gestaan. Zoveel anders dan die overbevolkte bouwvallen waarin hij was opgegroeid… “Hé”, riep Moussa uit, “Kijk daar eens!” Karim volgde zijn wijzende armen begreep meteen wat hij bedoelde. Een huis! Totaal ongerept! Ze hadden het niet eerder gezien omdat het zicht erop was ontnomen door enkele bomen, maar het stond er echt. “De Joodse honden hebben er één vergeten”, lachte Marwan vals. “Dat lijkt me sterk”, zei Karim, “laten we gaan kijken.” Met ferme tred liepen ze naar het huis toe, dat ongeschonden temidden van de ruïnes stond als een volledig ongerepte boom temidden van een geheel door een bosbrand verzengd bos. Dit was
www.christiandeterink.nl
2
Het huis
Christian Deterink
heel bijzonder, besefte Karim. Hij ging zonder het te beseffen steeds sneller lopen en liet zijn vrienden achter zich. Maar Karim merkte het nauwelijks, want zijn blik was gericht op het huis. Het was een stevig stenen bouwwerk met een mooie rustige vormgeving vond hij. Alsof het was gebouwd… voor de eeuwigheid. Hij vond het meteen mooi. Karim merkte dat zijn vrienen achter hem waren gestopt en met elkaar overlegden. “Pas op Karim, misschien is het wel een val!” Hij hield in en keek om. “Wat bedoel je?”, vroeg hij. “Misschien hebben de Joodse honden wel een bom in dat huis verstopt”, riep Marwan, “die afgaat zogauw jij de deur open doet.” Karim was nog niet eens op dat idee gekomen, maar hij wimpelde het meteen weer af. “Natuurlijk niet! Blijf maar daar, ik zal wel kijken!” “Kijk uit”, riep Moussa nog bezorgd terwijl Karim zich alweer omdraaide en de laatste twintig meter naar de voordeur aflegde. Nu pas zag hij dat er een briefje aan de deur bevestigd was. Verbaasd rukte hij het van de deur en vouwde het open. Op het papier stond een boodschap in drie talen: Hebreeuws, Arabisch en Engels. Langzaam begon Karim te lezen. “Ja het huis staat er nog. Ik heb contacten bij de Likud en heb die gebruikt om ervoor te zorgen dat niemand aan het huis zou komen”, zei Joel. “Maar waarom heb je dat gedaan?”, vroeg Dov. Toen kreeg hij blijkbaar een idee en hij boog zich met zijn forse, veel te dikke lichaam over de tafel om hem dieper in de ogen te kijken, “Je hebt toch geen booby-trap aangelegd he?” Joel wuifde die suggestie nijdig weg, “Natuurlijk niet!” “Maar wat dan wel?”, vroeg Dov duidelijk teleurgesteld. Joel zuchtte. Waar moest hij beginnen? Hij kon vertellen dat hij al bijna dertig jaar, zolang hij leefde, in het huis woonde en het niet zou kunnen aanzien dat het huis zomaar werd gesloopt. Hij kon vertellen over zijn vader die het huis met zijn eigen handen had gebouwd in het begin van de zeventiger jaren. Hij kon proberen uit te leggen over hoe zijn ouders hem altijd hadden ingeprent dat het belangrijk was om fatsoenlijk met elkaar om te gaan en geen haat te dragen tegen andere mensen, ook niet als ze tot een ander volk behoorden. Hij zou zelfs kunnen proberen uit te leggen hoe hij, als kleine jongen, met zijn ouders vaak genoeg op bezoek waren gegaan bij Palestijnse kennissen in Gaza-stad en dat hij, ondanks dat het al weer bijna twintig jaar geleden was dat de eerste intifada was begonnen, nog steeds probeerde zijn gevoelens ten opzichte van de Palestijnen niet te laten verwringen door haat en verbittering. Maar Joel voelde dat Dov hem niet zou begrijpen. “Ik… vond het zonde het huis af te laten breken”, zuchtte Joel tenslotte machteloos. “Je vond het zonde?”, riep Dov uit. “Ja, ik heb het overgenomen van mijn ouders, toen die tien jaar geleden overleden. Het is … familie-eigendom…”
www.christiandeterink.nl
3
Het huis
Christian Deterink
“Oh, nou, dan is dit inderdaad een briljante vondst”, riep Dov smalend, “want straks is het nog steeds familie-eigendom, maar dan van de familie Ali, of van welke geitenneuker dan ook…” Dov was rood aangelopen van ergernis. Joel maakte een machteloos gebaar. Hij overwoog te zeggen dat hij ermee zou kunnen leven als een Palestijns gezin zijn intrek zou nemen in het huis. Vroeger hadden er toch ook Palestijnse vrienden gelogeerd? En had zijn vader immers niet altijd gezegd dat hij wilde dat zijn huis een veilige haven was voor wie er maar beschutting zocht? Wat was er mis mee dat nu iemand anders het huis zou gaan gebruiken? “Ik vond het gewoon niet juist, om alles maar te slopen voor de voeten van de Palestijnen. Waarom slopen we huizen die in uitstekende staat verkeren?” “Omdat we ons hebben moeten terug trekken uit Gaza, dankzij die huichelachtige Sharon”, riep Dov uit, “we kunnen toch niet toestaan dat de Arabieren zich ook nog onze bezittingen toeëigenen?” “Ik zie niet in waarom…”, hield Joel vol. Dov kreunde getergd en zeeg ineen op de tafel. Er viel een geladen stilte. “Ik heb een boodschap bij het huis achtergelaten”, flapte Joel er tenslotte uit voor hij er erg aan had. Dov keek op; “Je hebt … wat?” “Een boodschap”, zei Joel en hij besefte dat hij niet meer terug kon, “wacht, ik heb het hier!” Hij pakte een papier uit zijn borstzak en las hardop voor: “Dit huis werd voor het eerste bewoond door de Tjechische immigrant en vluchteling Tomas Dusek en zijn vrouw Leia Goldberg. Mogen ook andere vluchtelingen, wie dan ook, een veilig toevluchtsoord vinden in dit huis.” De Palestijnse commandant keek Karim verbluft aan. “Dat stond op dat briefje dat je bij dat huis hebt gevonden?” Karim knikte. “Ik begrijp het niet. Wat bedoelen ze?” “Het huis is een gift van de joodse bewoner aan de Palestijnen.” De commandant bromde, “Ja, ja, die … Dusek inderdaad. Maar waarom?” Karim haalde zijn schouders op. Hij snapte het zelf ook nog niet helemaal, maar het leek als een positief gebaar. Een geste, een geschenk van iemand die nog niet verbitterd was door de eeuwige tegenstellingen in het zogenaamde “Beloofde Land”. Ergens begreep Karim die Dusek wel. De oorlog moest toch ooit stoppen? Hoe moeilijk ook, want ook Karim had genoeg meegemaakt: Israelische bombardementen op woonwijken, Palestijnse huizen die worden gesloopt door Israelische bulldozers, kinderen die door Israelische sluipschutters worden gedood. Maar ondanks al dat èn ondanks de abominabele omstandigheden waarin hij moest leven, wist Karim dat er alleen uitzicht was op betere tijden als er stappen vóóruit konden worden gezet. Als er doorbraken kwamen, als mensen eindelijk in staat waren over dingen heen te stappen. “I-ik wil toestemming vragen om er met mijn gezin te gaan wonen”, bracht Karim snel uit. De commandant keek verrast op; “Gaan wonen? In een joods huis?”
www.christiandeterink.nl
4
Het huis
Christian Deterink
“Ja”, zei Karim beslist. De commandant stond op vanachter het bureautje en liep op Karim toe. “Is het hele huis geen één grote booby-trap?”, vroeg hij, terwijl hij Karim in de borst prikte. “U bent al de zoveelste die dat vraagt, maar nee. Ik heb alles doorzocht.” De commandant bromde nadenkend, “Ziektes, misschien hebben ze, hoe noem je dat…” “Ziektekiemen”, opperde Karim. “Juist. Misschien hebben ze ziektekiemen in het huis verspreid.” “Ik heb niets gemerkt.” De commandant hief vertwijfeld zijn armen op, “Maar er moet toch iets zijn, de Joden laten toch niet zomaar onbeheerd een huis achter?” “Dat staat toch in dat briefje, zal ik het nog eens voorlezen?”, zei Karim, proberend zijn frustratie niet te laten blijken. De commandant maakte een geïrriteerde beweging met zijn arm, “Dat briefje, dat zal wel ja. Het verandert er niets aan dat ik het niet vertrouw. Dit is typisch zo’n sluwe jodentruc…” “Mag ik er gaan wonen? Of als niet ik, dan toch iemand anders?”, vroeg Karim nog eens. De commandant keek Karim aan, met een nijdig gezicht, “Nee, natuurlijk niet! De Autoriteit gaat alles hier opruimen en ontmantelen. Controleren of de joden niets geks hebben achtergelaten. Maar hier wonen?” -De commandant keek Karim aan of hij gek was geworden“Hier zullen nooit meer huizen staan!” “Maar…” “Ga terug naar je eigen huis, meneer Hassan!” De commandant knikte naar de soldaten die bij de ingang van de tent stonden, als teken dat het gesprek was afgelopen. Dov Laski was woedend van zijn stoel gesprongen en naar de deur gelopen. Zijn ene hand lag al op de klink, de andere wees naar Joel. “Een goed huis! Ongelooflijk! Je bent gestoord, Dusek, naar mijn idee. Wat een schande! Laat ik je dit zeggen, en dit is een waarschuwing, vertel dit verhaal niet door in de buurt. Het zou wel eens heel slecht kunnen vallen…” “Maar…”, begon Joel verontwaardigd. “Ik zal niets verder vertellen, my lips are sealed”, ging Dov door, “maar ik wil er nooit meer iets over horen. Begrepen?” Joel deed zijn mond open om iets te zeggen, maar kon niets uitbrengen. Een moment later sloeg de deur met een klap dicht en was Dov Laski verdwenen. Joel zakte ineen op zijn stoel en begon zijn slapen te masseren. De wereld was gek geworden, of hij. Of misschien wel allebei, besloot hij. Karim dacht dat de tranen in zijn ogen werden veroorzaakt door het vele stof dat opwoei, maar zeker wist hij het niet. Hij keek toe hoe het huis van die raadselachtige Dusek door enkele Palestijnse bulldozers werd gesloopt. Na nog geen tien minuten waren de trotse muren neergehaald. “Het is beter zo”, zei Moussa naast hem zacht.
www.christiandeterink.nl
5
Het huis
Christian Deterink
Marwan sloeg een arm om zijn schouder, “Je had toch ook niet echt willen wonen in een jodenhuis, Karim?”, zei hij met de bedoeling hem te troosten, “Je was door iedereen met de nek aangekeken. En terecht ook!” Karim zuchtte en zei zacht “Ja, waarschijnlijk is het ook beter zo”. Maar zonder het uit te spreken dacht hij: hoe gek moet de wereld zijn dat dit kan gebeuren?
www.christiandeterink.nl
6