FIU-jaaroverzicht 2010 Financial Intelligence Unit-Nederland
FIU-jaaroverzicht 2010 Financial Intelligence Unit-Nederland
2
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
Inhoud Inhoud 3 Voorwoord 5 Managementsamenvatting 7 7
Ongebruikelijke transacties
1
Een organisatie in beweging
1.1
Terugblik beleidsdoelstellingen
11 11
2 Ketensamenwerking
15
2.1 Schakels in de keten 2.2 Melden 2.3 Toezicht 2.4 Opsporen 2.5 Vervolgen 2.6 Ontnemen
15 15 16 18 22 22
3 Praktijkvoorbeelden
26
3.1 3.2 3.3 3.4
Mensenhandel en massagesalons Amsterdamse beroepscrimineel Valse paspoorten Bankmedewerkers betrokken bij fraude
26 26 26 27
4
Producten en diensten
30
4.1 4.2 4.3 4.4
Regionale transactiebeelden Internationale geldstroomrapportages Financieel Expertise Centrum activiteiten Opleiding en training
30 30 30 30
5
Caribisch Nederland
33
5.1 5.2 5.3 5.4
Hervormingen en implicaties Activiteiten van de FIU-Nederland vóór de staatkundige hervorming Activiteiten van de FIU-Nederland na de staatkundige hervorming Van projectfase naar regulier werkproces
33 34 35 37
3
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
6
Over de grenzen
40
Internationale samenwerking 6.1 6.2 Koninkrijkssamenwerking 6.3 Financial Action Task Force 6.4 Egmont Groep 6.5 FIU.NET 6.6 AWF Sustrans
40 41 41 43 43 44
7
47
FIU-Nederland in Kengetallen
7.2 Totaalcijfers 7.2.1 Ongebruikelijke transacties 7.2.2 Ongebruikelijke transacties per politieregio 7.2.3 Verdachte transacties 7.2.4 Verdachte transacties per politieregio 7.2.5 Doormeldreden en doormeldregio’s 7.2.6 Bedragen verdachte transacties Money transfer aanbieders 7.3 7.3.1 Ongebruikelijke money transfers 7.3.2 Verdachte money transfers 7.3.3 Betrokken bedrag verdachte uitgevoerde money transfers 7.3.4 Doormeldreden verdachte money transfers 7.3.5 Geldstromen 7.4 Kengetallen exclusief money transfers 7.4.1 Introductie 7.4.2 Aantallen ongebruikelijk en verdacht 7.4.3 Doormeldreden verdachte transacties (exclusief money transfers) 7.4.4 Traditionele melders 7.4.5 Vrije Beroepsbeoefenaars 7.5 Overheid
49 49 51 52 53 54 56 58 58 58 59 60 60 61 61 61 62 63 70 72
8
77
Investeren in de toekomst
8.1 Terugblik 8.2 Beleidsdoelstellingen 2010 8.3 Vooruitblik
77 77 77
9
81
De organisatie FIU-Nederland
9.1 Profiel FIU-Nederland 9.2 Personeelsbeleid
81 82
Bijlage 1 - Lijst met belangrijke afkortingen Bijlage 2 - Witwasjurisprudentie 2010 Bijlage 3 - Indicatorenlijst Nederland Bijlage 4 - Indicatorenlijst Caribisch Nederland Bijlage 5 - Samenvatting RTB’s FinEC-regio’s
84 86 89 92 101
Colofon
104
4
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
Voorwoord Delen is vermenigvuldigen. Dit credo heeft de FIU-Nederland ook in 2010 ter harte genomen. Het jaaroverzicht 2010 en vooruitblik op 2011 van de FIU-Nederland geeft u overzicht en inzicht in de activiteiten die onze organisatie het afgelopen jaar heeft ondernomen, alsmede de stappen die wij in 2011 willen zetten. Het is een mooi jaar geweest, waarin we ons op innovatieve wijze hebben gericht op de samenwerking met onze ketenpartners, maar ook op onze interne organisatie. Een pakkend voorbeeld van samenwerking binnen de handhavingsketen is het FinEC-project, in 2010 kwamen er weer deelnemende regio’s en het KLPD bij. Echter, ook de resultaten van het Vastgoed Intelligence Center en het relatiebeheer met de melders zijn zaken waar we met genoegen op terug kunnen kijken. Voor wat betreft de interne organisatie heeft de FIU-Nederland veel tijd en energie gestoken in het stroomlijnen en opwaarderen van de interne werkprocessen. Met name de ontwikkeling en implementatie van het nieuwe bedrijfsprocessensysteem goAML heeft het afgelopen jaar veel manuren gevergd. De FIU-Nederland verwacht de komende jaren dankzij het nieuwe systeem op nog intelligentere wijze ongebruikelijke transacties te kunnen onderzoeken en te veredelen. Inspanningen zijn ook verricht in het kader van de staatskundige vernieuwing in 2010: Met de toetreding van de BES-eilanden als bijzondere gemeenten van Nederland is per 10 oktober 2010 de Wet Melding Ongebruikelijke Transacties BES van kracht geworden. De FIU-Nederland heeft in de aanloop naar deze toetreding, onder auspicieën van het Ministerie van Financiën, veel tijd geïnvesteerd in het treffen van voorbereidingen. Deze hebben er voor gezorgd dat de invoering van de meldplicht op Caribisch Nederland soepel is verlopen: het melden vanuit de BES-eilanden aan de FIU-Nederland verloopt naar wens en met behulp van de aldaar gestationeerde FIU-liaison, verricht de FIU-Nederland op de eilanden haar wettelijke taken. Als belangrijke schakel in de handhavingsketen, was ook de FIU-Nederland het afgelopen jaar onderwerp van de FATF-evaluatie. Om goed beslagen ten ijs te komen, is in het najaar van 2009 reeds een werkgroep met de voorbereidingen gestart. Dit heeft zijn vruchten afgeworpen: de FIU-Nederland was goed voorbereid en kon de FATF van alle gewenste informatie voorzien. In de loop van 2011 zal de FIU-Nederland de kritiekpunten ten aanzien van de eigen organisatie die uit de FATF-evaluatie naar voren komen, adresseren. Nu het jaar is afgerond, blikt de FIU-Nederland niet alleen terug, maar ook vooruit. Verschillende zaken staan op de agenda van 2011: de aanpak van de verbeterpunten uit de FATF evaluatie, de aansluiting van de FIU-Nederland op de ontwikkelingen binnen de politie, zoals de uitbreiding van het aantal FinEC-regio’s met onder andere het KLPD en de voorbereiding op de invoering van de Nationale Politie. Daarnaast hebben ook nauwere samenwerking met de grootbanken en andere meldergroepen onze aandacht. De gemene deler daarbij is telkens het versterken van de samenwerking, waardoor onze gemeenschappelijk slagkracht tegen witwassen en terrorismefinanciering groter wordt. Zo draagt de FIU-Nederland bij aan een veiligere samenleving. Ik wens u veel plezier bij het lezen van dit jaaroverzicht. Hennie Verbeek-Kusters EMPM Hoofd FIU-Nederland
Terug naar inhoudsopgave
5
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
Terug naar inhoudsopgave
6
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
Managementsamenvatting In 2010 heeft de Financial Intelligence Unit Nederland (FIU-Nederland) wederom veel activiteiten ondernomen om haar werkzaamheden nog beter af te stemmen op partners in binnen- en buitenland. Zo zijn de eerste stappen gezet om de organisatie anders in te richten met als doel efficiënter en effectiever te werken aan het voorkomen en bestrijden van witwassen en terrorismefinanciering. Om dit te bereiken is ook veel geïnvesteerd in de ontwikkeling van het nieuwe ICT-systeem GoAML, dat in 2011 in gebruik wordt genomen. Verder is veel tijd geïnvesteerd in de voorbereiding van en deelname aan de FATF-evaluatie. Door de goede voorbereiding is de evaluatie goed verlopen. Duidelijk is inmiddels dat er enkele verbeterpunten op onder andere het gebied van de onafhankelijkheid en de operationele analyses van de FIU-Nederland uit de evaluatie komen, die met een projectgroep zullen worden opgepakt. Operationeel is dit jaar flink geïnvesteerd in onder meer de FinEC-regio’s van het Programma Financieel Economische Criminaliteit. Voor deze regio’s zijn Regionale Transactie Beelden (RTB's) gemaakt, is aanzienlijk meer eigen onderzoek gedaan en is flink geïnvesteerd in het relatiemanagement. Zo heeft de FIU-Nederland met verschillende grootbanken overleg gevoerd over hun meldingen. Daarnaast is er een relatiedag gehouden voor trustkantoren. Ook is deelgenomen aan het Vastgoed Intelligence Center (VIC) en is gewerkt aan de landelijke visie FinEC. Verder is de samenwerking met veel andere partijen, zoals de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD) en de Regionaal Informatie en Expertise Centra (RIEC’s) succesvol voortgezet en zijn verdere stappen gemaakt in de informatie-uitwisseling met toezichthouders. Verder heeft FIU-Nederland haar plan van aanpak uitgevoerd om het meldpunt te worden voor Caribisch Nederland per 10-10-2010. Er is een liaison aangesteld die als aanspreekpunt voor de melders fungeert en er is flink geïnvesteerd in voorlichting. Ook is een accountmanager in Nederland aangesteld die verantwoordelijk is voor de contacten met de opsporing. Het Team Contra Terrorisme & Proliferatie Financiering van de FIU-Nederland heeft een groot aantal (inter)nationale presentaties verzorgd en er zijn diverse onderzoeken uitgevoerd. Zo is een transactieprofiel voor terroristische activiteiten ontwikkeld en gedeeld met melders. Verder is deelgenomen aan de CT-Infobox, is informatie uitgewisseld met strategische partners en zijn actief projecten en informatie-uitwisseling geïnitieerd binnen de Egmont groep. Internationaal is de samenwerking met Zweden en het Verenigd Koninkrijk voortgezet. Er is actief deelgenomen aan plenaire en werkgroep vergaderingen van de Financial Action Task Force (FATF) en de Egmont Groep.
Ongebruikelijke transacties Het afgelopen jaar steeg het aantal meldingen met 12%. Deze stijging wordt met name veroorzaakt door een toename van het aantal money transfer-meldingen en meldingen vanuit de bancaire sector. Ook in de credicardsector is een stijging waarneembaar, al draagt deze in geringe mate bij aan de absolute stijging van het aantal meldingen. Een noemenswaardige ontwikkeling daarbij is wel, dat creditcardinstellingen voor het eerste sinds jaren subjectieve meldingen verrichten. In zijn algemeenheid geldt, dat er de laatste jaren een duidelijke verschuiving zichtbaar is van objectief naar subjectief melden. De FIU-Nederland ziet dit als een positieve ontwikkeling, die duidt op toenemende betrokkenheid en kennis bij de meldende instellingen ten aanzien van het voorkomen en bestrijden van witwassen en terrorismefinanciering. Het aantal meldingen vanuit de handelarensector daalt. De verhoging van de meldgrens in 2008 en het ontbreken van een substantieel aantal subjectieve meldingen van handelaren leidt in dit verband tot het verdwijnen van zicht op (kleinere) witwastransacties.
Verdachte transacties Ondanks de stijging van het aantal meldingen, daalt het aantal verdachte transacties met 7%. De daling betreft de money transfer-meldingen. Het aantal verdachte niet-money transfer-meldingen stijgt in 2010 met 28%.
Terug naar inhoudsopgave
7
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
De daling van het aantal verdachte transacties is met name gerelateerd aan doormeldingen op basis van de zogenoemde Landelijk Officier van Justitie (LOvJ-verzoeken). Het aantal verzoeken dat de FIU-Nederland ontvangt in 2010, daalt met 15% ten opzichte van het jaar daarvoor. Het aantal LOvJdoormeldingen daalt met 43%. Deze onevenredig hoge daling van het aantal doormeldingen zijn het gevolg van ontwikkelingen die binnen, maar ook buiten de invloedssfeer van de FIU-Nederland hebben gelegen.
Contante geldstromen Nigeria was het afgelopen jaar prominent zichtbaar bij de meldingen die de FIU-Nederland ontvangt van de douane. Dit West-Afrikaanse land staat bovenaan in de top-5 van meest voorkomende invoerlanden. Daarbij komt Nigeria in de top-5 van meest voorkomende doorvoerroutes maar liefst vier keer naar voren als herkomstland. In de praktijk is gebleken dat dit type meldingen lastig is om verdacht te verklaren. De oorzaak hiervoor is met name dat subjecten dikwijls afkomstig zijn uit het buitenland, waardoor het de FIU-Nederland vaak ontbreekt aan subjectgerelateerde informatie op basis waarvan transacties verdacht kunnen worden verklaard. In 2011 zal de FIU-Nederland een samenwerking aangaan met een partner uit de Egmont groep, teneinde meer grip te krijgen op deze contante geldstroom vanuit Nigeria.
Terug naar inhoudsopgave
8
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
Terug naar inhoudsopgave
9
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
1
1 Een organisatie in beweging 1.1 Terugblik beleidsdoelstellingen De FIU Nederland voert haar werkzaamheden jaarlijks uit op basis van een jaarplan waarin de beleidsdoelstellingen zijn opgenomen. De beleidsdoelstellingen die zijn opgenomen in het jaarplan zijn gebaseerd op de taken van de FIU-Nederland zoals beschreven in artikel 13 Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (WWFT), de aanbevelingen van de FATF over de taken van FIU’s en het besluit van de Raad van de Europese Unie (EU) inzake samenwerking van financiële inlichtingeneenheden (2000/642/JBZ). Op hoofdlijnen zijn de beleidsdoelstellingen in 2010 dezelfde als in 2009, namelijk: • De FIU-Nederland maakt effectief gebruik van haar gegevens teneinde witwassen en financieren van terrorisme te voorkomen. • De FIU-Nederland bevordert meer en beter gebruik van haar informatie door de opsporing. • De FIU-Nederland gebruikt haar informatie voor onderzoek naar ontwikkelingen op het gebied van witwassen en de financiering van terrorisme. • De FIU-Nederland vervult een actieve rol in internationaal verband. • De FIU-Nederland ontwikkelt zich verder als professionele organisatie. Deze hoofddoelstellingen zijn geoperationaliseerd in concrete activiteiten. In de volgende alinea’s wordt voor de diverse doelstellingen kort ingegaan op enkele belangrijke activiteiten en de daarop bereikte resultaten. Uiteraard komen diverse resultaten ook elders in het jaaroverzicht aan de orde.
De FIU-Nederland maakt effectief gebruik van haar gegevens In 2010 heeft FIU-Nederland onder andere enkele succesvolle voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd. Verder is de samenwerking met de toezichthouders voortgezet en is verder invulling gegeven aan de verruimde mogelijkheden om informatie met de toezichthouders uit te wisselen. Naast informatieuitwisseling met de Belastingdienst Hollands-Midden Unit MOT-Ordening, zijn ook verdere stappen gezet op het gebied van informatie-uitwisseling met De Nederlansche Bank (DNB). Verder is de samenwerking met de RIEC's verder geformaliseerd en is diverse malen informatie uitgewisseld. De deelname aan het VIC is verder geïntensiveerd en voor 2010 wordt gekeken naar de toekomst van het VIC in relatie tot de wens van de ontwikkeling van een CV-Infobox, een van de doelstellingen van het programma Afpakken.
De FIU-Nederland bevordert meer en beter gebruik van haar informatie door de opsporing Aan het bevorderen van het gebruik van de informatie door de opsporing is vormgegeven door met meerdere partners de samenwerking te zoeken of te intensiveren. Zo is met name verder geïnvesteerd in de samenwerking met de FinEC-regio’s, waaronder de nieuwe regio het Korps landelijke politiediensten (KLPD) en de twee opsporingsteams witwassen van de FIOD. In dit kader is de FIU-Nederland deelnemer geworden in het Flexibele Intelligence en Expertise Team Financieel (FIET-Financieel), dat de projectvoorbereiding doet voor de FinEC-teams van het KLPD en de FIOD. Verder zijn ook op het gebied van de financiering van terrorisme meerdere interessante zaken met de opsporing gedeeld. Tenslotte is aandacht besteed aan opleiding, training en voorlichting voor de opsporing.
De FIU-Nederland gebruikt haar informatie voor onderzoek naar ontwikkelingen Aan deze doelstelling is voldaan door het genereren van diverse analyseproducten, waaronder regionale transactiemonitors voor met name de FinEC-teams en internationale geldstroomrapportages voor politie liaisons in het buitenland aangevuld met enkele verdiepingsrapportages. Ook is een kennisdocument opgesteld met betrekking tot Somalië in relatie tot terrorismefinanciering, dat in 2011 voor diverse partijen beschikbaar komt. Verder is door FIU Nederland deelgenomen aan Financieel Expertise Centrum (FEC) projecten.
Terug naar inhoudsopgave
11
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
De FIU-Nederland vervult een actieve rol in internationaal verband In 2010 heeft FIU Nederland een actieve rol in internationaal verband gespeeld door de samenwerkingsprojecten met de FIU Zweden en met Serious Organised Crime Agency (SOCA) in het Verenigd Koninkrijk voort te zetten. Daarnaast is veel tijd gestoken in de voorbereiding en uitvoering van de FATF evaluatie en is net als voorgaande jaren actief deelgenomen aan de FATF-vergaderingen. Ook is in 2010 deelgenomen aan alle Egmont vergaderingen en heeft het hoofd haar rol voortgezet als voorzitter van de IT werkgroep en lid van het Egmont Comité. Daarnaast zijn diverse beleidsnotities opgesteld, waaronder een bijdrage aan de National Threat Assesment. Op het gebied van de staatrechtelijke hervormingen van de Koninkrijksdelen heeft de FIU Nederland het afgelopen jaar het plan van aanpak uit 2009 uitgevoerd, waardoor sinds 10-10-2010 de BES-eilanden (Bonaire, St. Eustatius en Saba) meldingen doen bij FIU-Nederland.
De FIU-Nederland ontwikkelt zich verder als professionele organisatie In 2010 zijn de plannen uitgevoerd die in 2009 zijn bedacht voor een nieuwe organisatie inrichting die de FIU-Nederland in staat stelt de organisatie verder te professionaliseren. Daarmee is de historische indeling waarin de vroegere organisaties nog als aparte onderdelen in de organisatie waren te herkennen, verlaten. Ook zijn de werkprocessen aangepast. Daarnaast is in 2010 veel tijd besteed aan de implementatie en inrichting van een verbeterd ICTsysteem, waarvan de daadwerkelijke ingebruikname door diverse tegenslagen uiteindelijk begin 2011 heeft plaatsgevonden.
Terug naar inhoudsopgave
12
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
Terug naar inhoudsopgave
13
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
2
2 Ketensamenwerking 2.1 Schakels in de keten Ketens bieden de mogelijkheid om verschillende activiteiten te verbinden in een samenhangend proces waardoor efficiency en prestatievoordelen worden gerealiseerd. Organisaties in een keten zijn beter in staat doelen te bereiken, doordat zij gericht zijn op een overstijgend, maatschappelijk ketendoel. ‘Het voorkomen en bestrijden van witwassen en de financiering van terrorisme’ is een doel dat geen van de actoren afzonderlijk kan bereiken. Het is duidelijk dat krachtenbundeling – van toezicht tot en met opsporing, vervolging en ontneming – noodzakelijk is om effectief op te treden. Hier is dus sprake van een ketendoel. Diverse opeenvolgende activiteiten en inspanningen (melden, toezicht, opsporen, vervolgen, veroordelen, ontnemen) dragen bij aan het bereiken van dit ketendoel. Dit wordt ook wel de handhavingsketen genoemd. Verschillende instanties dragen bij aan deze handhaving: meldende instellingen, toezichthouders, (bijzondere) opsporingsinstanties, het Openbaar Ministerie (OM) de rechtsprekende macht en de FIU-Nederland. In de executiefase (niet alleen strafoplegging, maar ook het ontnemen van crimineel vermogen) spelen het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie (BOOM) en het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) een belangrijke rol.
Handhavingsketen Witwassen en terrorismefinanciering Ministerie van Financiën Verantwoordelijk Ministerie
Toezicht Toezichthouders Procesgang
Melden meldende instelling
Ministerie van Justitie
Ministerie van Binnenlandse Zaken
Ministerie van Binnenlandse Zaken, Justitie en Financiën
Ministerie van Justitie
Ministerie van Justitie
Ministerie van Justitie
KLPD; Dienst IPOL
OM (LOvJ) burgemeester
Openbaar Ministerie
Raad voor de Rechtspraak
Openbaar Ministerie
Opsporen Politie, Bovenregionale en Nationale recherche en Bijzondere Opsporingsdiensten
Vervolgen LOvJ
Veroordelen zittende magistratuur
Ontnemen BOOM, CJIB
FIU-Nederland
2.2 Melden Diverse instellingen 1/ zijn bij wet verplicht om een ongebruikelijke transactie die (mogelijk) te maken heeft met witwassen en/of de financiering van terrorisme te melden bij de FIU-Nederland. Een transactie is ongebruikelijk wanneer deze voldoet aan één of meerdere meldindicatoren. De indicatoren zijn voor melders een hulpmiddel om te bepalen of een transactie verband houdt met witwassen of het financieren van terrorisme. Een overzicht van de indicatoren is opgenomen in bijlage 3.
/
1
In navolging van Artikel 1 van Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme wordt gesproken over meldende ‘instelling’.
Terug naar inhoudsopgave
De ongebruikelijke transacties moeten onverwijld worden gemeld, maar in ieder geval binnen veertien dagen nadat het ongebruikelijke karakter van de transactie is vastgesteld. Melding is verplicht wanneer sprake is van een voorgenomen of een uitgevoerde transactie bij het verlenen van een dienst in de zin van de WWFT. Alle meldingen van ongebruikelijke transacties worden opgenomen in een streng beveiligde database, ook wel ‘de buffer’ genoemd. De meldingen worden zeer confidentieel behandeld. Alleen geautoriseerde medewerkers van de FIU-Nederland hebben toegang tot deze afgeschermde database. Het vertrouwelijk
15
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
omgaan met ongebruikelijke transactie-informatie is een voorwaarde om samen te werken met melders en buitenlandse FIU’s.
Terugkoppeling Voor de FIU-Nederland is een goede samenwerking met de meldende instellingen bijzonder belangrijk. Alleen met kwalitatief goede meldingen is snel en effectief onderzoek mogelijk naar eventuele betrokkenheid van personen bij witwassen of het financieren van terrorisme. Regelmatig vindt dan ook overleg plaats met vertegenwoordigers van de meldende instellingen om de kwaliteit van de meldingen te verhogen. In dit kader informeert de FIU-Nederland instellingen over kenmerken die tot herkenning van risicovolle transacties kunnen leiden.
Strafrechtelijke vrijwaring Op basis van de WWFT verkrijgen melders een wettelijke vrijwaring als zij een ongebruikelijke transactie melden. Op deze wijze kunnen ongebruikelijke transacties worden gemeld zonder dat melders daar strafrechtelijk op kunnen worden aangesproken. De vrijwaring heeft alleen rechtskracht wanneer de melding te goeder trouw en rechtmatig heeft plaatsgevonden. De wetgever heeft bewust gekozen tot het opnemen van deze vrijwaringsclausule om melders te beschermen als zij melding doen van ongebruikelijke transacties die op verzoek van cliënten worden verricht.
Civielrechtelijke aansprakelijkheid Diegene die beroeps- of bedrijfsmatig een dienst verleent, en een verrichte of voorgenomen transactie heeft gemeld aan de FIU-Nederland zou door een cliënt civielrechtelijk kunnen worden aangesproken uit wanprestatie of onrechtmatige daad. Echter, op basis van de WWFT is een melder niet aansprakelijk voor eventuele schade die voortvloeit uit een melding. In de WWFT is de civielrechtelijke aansprakelijkheid aangegeven in artikel 20. Er is wel een voorbehoud ingebouwd: Indien aannemelijk gemaakt wordt, dat gelet op de feiten en omstandigheden van het geval, in redelijkheid, niet tot een melding had mogen worden overgegaan, dan vervalt de vrijwaring.
Van ongebruikelijk naar verdacht Het hoofd van de FIU-Nederland kan ongebruikelijke transacties verdacht verklaren. Een verdachtverklaring vindt plaats naar aanleiding van: 1 een match met een politiegegevensbestand (bijvoorbeeld de VROS-match); 2 eigen onderzoek van de FIU-Nederland; 3 een LOvJ-verzoek dat wordt ingediend 2/; 4 een bevraging van een buitenlandse FIU.
Bewaartermijnen Meldingen van ongebruikelijke transacties worden gedurende een periode van vijf jaar in de afgeschermde database bewaard. Daarna wordt de transactie uit de database verwijderd en vernietigd. Verdachte transacties worden bewaard voor een periode van tien jaar.
2.3 Toezicht
Zie voor nadere toelichting LOvJ-verzoek paragraaf 2.5.
Zoals in paragraaf 2.2 al is aangegeven, zijn diverse instellingen bij wet verplicht om ongebruikelijke transacties te melden bij de FIU-Nederland. Deze instellingen zijn onder te verdelen in verschillende groepen, zoals de vrije beroepsbeoefenaren, financiële instellingen en handelaren in zaken van grote waarde. Het toezicht op het juiste naleven van de meldplicht wordt uitgeoefend door toezichthouders. Hiermee voert de FIU-Nederland regelmatig overleg. In samenwerking met de toezichthouders geeft de FIU-Nederland ook voorlichting voor diverse groepen melders. Omdat in de WWFT mogelijkheden voor informatie-uitwisseling zijn opgenomen, is in het afgelopen jaar net als vorig jaar regelmatig informatie met toezichthouders uitgewisseld.
Terug naar inhoudsopgave
16
/
2
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
Vrije beroepsbeoefenaren De FIU-Nederland voert regelmatig overleg met de toezichthouder van de vrije beroepsgroepen, het Bureau Financieel Toezicht (BFT). Tijdens deze overleggen komen zaken als meldgedrag en kwaliteit van de ontvangen meldingen aan de orde. Het BFT heeft het afgelopen jaar een aantal maal een analyseverzoek gedaan met betrekking tot de onder hun toezicht gestelde instellingen. Naast de toezichthouder heeft de FIU-Nederland ook regelmatig contact met de verschillende brancheverenigingen. Tijdens deze gesprekken komen zaken aan de orde die op dat moment leven bij hun leden. Eén van de groepen vrije beroepsbeoefenaars die een meldplicht hebben zijn de makelaars. Deze instelling valt onder het toezicht van de Belastingdienst Holland-Midden, unit MOT ordening. De FIU-Nederland had naast deze toezichthouder ook overleg met de volgende brancheverenigingen: de Nederlandse Vereniging voor Makelaars (NVM), Vastgoed Pro, VBO Makelaar en de Nederlandse Vereniging van Rentmeesters (NVR). Tijdens deze periodieke overleggen zijn de mogelijkheden besproken om de meldplicht meer onder de aandacht te brengen bij de makelaars.
Financiële instellingen Toezichthouder voor de financiële instellingen is DNB. De FIU-Nederland heeft een structureel overleg met DNB, dat drie maal per jaar plaatsvindt. Standaard worden de belangrijkste taken van het toezicht en de FIU-Nederland besproken, zoals de wijze van toezichthouden en het maken van specifieke afspraken over toezichtsbezoeken. Omdat in de WWFT de mogelijkheden voor informatie-uitwisseling zijn toegenomen, is diverse malen informatie uitgewisseld, onder meer over het meldgedrag. Ook is onderzocht hoe de organisaties elkaar kunnen aanvullen met het inzetten van bevoegdheden. Centraal in de besprekingen stond dit jaar het toezicht met betrekking tot het product money transfer alsmede de invoering van de Europese richtlijn op het gebied van betalingsdiensten, de Payment Service Directive (PSD). Samen met de toezichthouder van de trustkantoren – dat is eveneens een taak van DNB - en de brancheverenigingen Vereniging International Management Services (VIMS) en Dienstverlening Financiële Administratie (DFA) is er dit jaar een relatiedag voor de trustkantoren georganiseerd. Tijdens deze relatiedag is er ook door het Ministerie van Financiën en het Openbaar Ministerie een presentatie verzorgd. Een belangrijk doel van deze dag was om het aantal en de kwaliteit van de meldingen van trustkantoren te verhogen. Ook is in 2010 net als in 2009 voor geldtransactiekantoren een succesvolle relatiedag gehouden.
Handelaren in zaken van grote waarde In 2010 is één keer per kwartaal overleg geweest met de toezichthouder Belastingdienst Holland Midden Unit MOT-Ordening met betrekking tot het toezicht op de handelaren in zaken van grote waarde. De toezichthouder en de FIU-Nederland bekijken tijdens deze overleggen het meldgedrag van de handelaren door informatie van melders te vergelijken. Voorts vindt er ad hoc overleg plaats over individuele zaken. Op 16 maart 2010 is er gezamenlijk met de Belastingdienst Holland Midden Unit MOT-ordening een voorlichtingsavond geweest voor autohandelaars die lid zijn van de BOVAG Brabant (georganiseerd door de Brabantse leden naar aanleiding van toezichtbezoeken). Verder is er eind 2010 in overleg met de unit MOT-ordening een onderzoek gedaan naar de meest gemelde automerken. De reden was dat de toezichthouder voor 2011 dan bezoeken kon plannen bij bedrijven die deze automerken verkopen of juist bezoeken plannen bij merken die helemaal niet melden. De toezichthouder wil graag zo gericht mogelijk melders bezoeken (grotere kans op "succes") en doet dit mede op basis van informatie van de FIU-Nederland.
Toezichthoudersoverleg Naast overleg met de individuele toezichthouders neemt de FIU-Nederland deel aan het periodieke gezamenlijke toezichthoudersoverleg. Hier worden zaken die van gemeenschappelijk belang zijn, besproken. Zo geeft de toezichthouder aan de melders nadere uitleg over het juist en volledig naleven van de meldplicht. Daarbij gaat het ook om de kwaliteit van de meldingen van ongebruikelijke transacties en dus om de kwaliteit van de input van de FIU-Nederland. Verder is in 2010 het toezichthoudersoverleg een van de plaatsen geweest waar de FIU-Nederland voorlichting heeft gegeven over het nieuwe ICT-systeem.
Terug naar inhoudsopgave
17
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
2.4 Opsporen De door de FIU-Nederland verdacht verklaarde transacties worden via de database Intranet Verdachte Transacties (IVT) 3/, ter beschikking gesteld aan de opsporingsautoriteiten. De politiegegevens uit het IVT kunnen worden gebruikt voor de uitvoering van de politietaak en daaraan verwante taken die in de Wet Politiegegevens (WPG) staan vermeld. De bewaartermijn voor verdachte transacties is gesteld op 10 jaar en alleen geautoriseerden hebben toegang tot het IVT. In deze paragraaf wordt eerst ingegaan op de IVT bevragingen waarna aandacht besteed wordt aan de samenwerking met diverse partners.
IVT-bevragingen Het totale aantal bevragingen in 2010 is gedaald ten opzichte van 2009. Opvallende stijgers zijn het KLPD, de Koninklijke Marechaussee (KMar) en de politieregio’s Noord- en Oost-Gelderland en Gelderland-Midden; deze deden samen ruim 10.000 maal vaker een bevraging dan in 2009. Opvallende dalers zijn de politieregio’s Kennemerland, Rotterdam-Rijnmond, Midden- en West-Brabant, Gelderland-Zuid en het BOOM; deze deden zo’n 15.000 minder bevragingen in 2010. Met name Kennemerland valt daarbij op, gezien haar status van FinEC-regio. Tabel A toont het aantal IVT-bevraging van 2009-2010.
Finec-Regio's Kennemerland Flevoland Gelderland-Midden Hollands Midden Ijsselland
/
3
Een in het IVT opgenomen verdachte transactie heeft de status van een ‘politiegegeven’ conform de Wet en Besluit Politiegegevens per 1 januari 2008. De verdacht verklaarde transactie hoeft nog niet verdacht te zijn in de zin van artikel 27 Wetboek van Strafvordering.
Terug naar inhoudsopgave
Overige Regio's Klpd Rotterdam-Rijnmond Kmar Amsterdam-Amstelland Utrecht Haaglanden Boom Brabant-Noord Noord- En Oost-Gelderland Midden- En West-Brabant Fiod Groningen Limburg-Zuid Zeeland Twente Noord-Holland-Noord Zaanstreek-Waterland Zuid-Holland-Zuid Brabant-Zuid-Oost Friesland Siod Drenthe Limburg-Noord Gelderland-Zuid Gooi En Vechtstreek Nr-Midden Nederland Eindtotaal
18
Jaar 2010 Details 2.649 1.817 1.322 1.142 817
Pv Rapport Totaal 2010 53 227 2.929 5 182 2.004 78 428 1.828 36 175 1.353 14 190 1.021
21.544 179 17.080 250 9.302 306 4.851 147 3.684 101 3.075 107 2.841 9 2.279 25 1.635 26 1.754 37 1.374 0 1.176 13 964 31 734 17 705 16 794 38 776 61 727 4 706 52 469 8 384 0 370 8 246 6 224 4 131 1 3 2 85.575 1.634
633 277 420 254 214 206 44 52 397 43 4 35 24 268 207 55 47 67 38 319 213 38 81 71 90 0 5.299
Jaar 2009 Details 11.872 2.042 717 1.181 1.038
22.356 17.607 10.028 5.252 3.999 3.388 2.894 2.356 2.058 1.834 1.378 1.224 1.019 1.019 928 887 884 798 796 796 597 416 333 299 222 5 92.508
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
Pv Rapport Totaal 2009 100 184 12.156 25 159 2.226 40 255 1.012 66 85 1.332 105 158 1.301
15.407 259 18.879 551 8.258 188 4.902 116 3.991 70 3.265 134 3.581 8 2.847 18 1.014 32 3.266 10 1.634 0 857 13 730 41 803 5 910 13 1.258 73 416 21 947 19 765 8 300 5 830 16 527 8 676 10 782 8 182 4 0 0 93.877 1.966
661 344 304 126 214 157 68 112 183 113 0 49 22 210 244 49 27 51 81 150 322 57 78 324 95 0 4.882
16.327 19.774 8.750 5.144 4.275 3.556 3.657 2.977 1.229 3.389 1.634 919 793 1.018 1.167 1.380 464 1.017 854 455 1.168 592 764 1.114 281 0 100.725
FinEC FinEC staat voor financieel-economische criminaliteit. De FinEC-regio’s zijn politieregio’s die samen met de FIU-Nederland proberen financieel-economische criminaliteit beter te herkennen en op te sporen, ondersteund door het landelijke programma FinEC. In 2010 waren er vijf FinEC-regio’s: Flevoland, Gelderland-Midden, Hollands-Midden, IJsselland en Kennemerland. Eind 2010 is hieraan nog het KLPD toegevoegd. De aanpak van de FIU-Nederland met de FinEC-regio’s is positief beoordeeld door de evaluatiecommissie voor de bestrijding van georganiseerde misdaad van de Europese Unie. Daarbij wordt de hybride structuur van de FIU-Nederland, met de combinatie van administratie enerzijds en opsporing/handhaving anderzijds, geprezen en aanbevolen aan de overige EU-lidstaten. De FIU-Nederland geeft prioriteit aan de samenwerking met de FinEC-regio’s en onderneemt veel activiteiten om de FinEC-regio’s te ondersteunen. Eén van deze activiteiten is het regelmatig aanleveren van een RTB. De regio krijgt zo inzicht in en antwoord op vragen zoals: hoeveel transacties vinden er plaats in de regio, wat voor soort transacties zijn dit, hoeveel geld is ermee gemoeid, welke internationale geldstromen zijn zichtbaar naar en vanuit de regio, waar in de regio vinden de meeste transacties plaats en wat is het algemene profiel van de subjecten die de transacties verrichten? Er is door FIU-Nederland samen met de regio’s gewerkt aan het verder verbeteren van de RTB’s, zodat het ook als belangrijke bron kan worden gebruikt voor de criminaliteitsbeeldanalyses (CBA’s) van de regio’s. Een samenvatting van de RTB’s voor de FinEC-regio’s in 2010 is weergegeven in bijlage 5. Ten tweede is aanzienlijk meer tijd besteed aan eigen onderzoek door FIU-Nederland voor de FinEC-regio’s. Dit heeft in 2010 geresulteerd in 59% meer doormeldingen voor de FinEC-regio’s ten opzichte van 2009. Ten derde is ook veel inzet gepleegd op het relatiebeheer voor de regio’s. De accountmanagers van FIU-Nederland hebben het afgelopen jaar veel capaciteit geïnvesteerd in de FinEC-regio’s. Verder is met de FinEC-regio Kennemerland in samenwerking met het VIC een project gestart, waarin de FIU-Nederland ook deelnemer is. Tevens is veel geïnvesteerd in het geven van presentaties en het geven van opleidingen en trainingen aan financieel rechercheurs. De opleidingen vonden plaats op verzoek van de Politieacademie, vaak in samenwerking met een financieel deskundige van een regiokorps. Daarbij werd kennis overgedragen en aandacht besteed aan de kansen die financieel rechercheren biedt door een slimmere aanpak binnen de opsporing. Binnen alle vijf FinEC-regio’s zijn door de FIU-Nederland bovendien trainingen gegeven aan leidinggevenden, waarbij het accent lag op het verzamelen en inzetten van financiële informatie voor het tactische opsporingsproces, danwel voor het ontnemen en afpakken. Tenslotte is in 2010 gestart met de ontwikkeling van de landelijke visie FinEC. Van dit project is FIUNederland trekker. De visie zal in 2011 verder worden ontwikkeld en worden vastgesteld. Tegelijkertijd is er nog veel voor verbetering vatbaar. Ondanks dat door middel van eigen onderzoek van FIU-Nederland dit jaar 59% meer verdachte transacties aan de FinEC-regio’s zijn aangeleverd, wordt nog niet binnen al deze regio’s optimaal gebruik gemaakt van de informatie van de FIU-Nederland. Zo werden bij 80% van de FinEC-regio’s dit jaar minder LOvJ-verzoeken ingediend dan in 2009, terwijl dit een belangrijk middel is voor het gebruik van FIU-informatie in onderzoeken. Ook lijkt het erop dat in sommige regio’s nog onvoldoende ervaring is met hoe de informatie vertaald kan worden naar opsporing. Het gebruik blijft teveel steken bij het creëren van bewustzijn over financiële criminaliteit. De volgende stap is daarom om de informatie van de FIU-Nederland nog meer in te zetten en de opsporing te focussen op transacties, instellingen en subjecten die in de analyses naar voren komen.
BIBOB De FIU-Nederland is betrokken bij onderzoeken door het Bureau Bevordering Integriteit Beoordelingen Openbaar Bestuur (BIBOB) van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. In het jaar 2010 heeft de FIU-Nederland 268 screeningsverzoeken uitgevoerd inzake de Wet BIBOB. In 2009 waren dit er 263. Normaal gesproken kan verdachte transactie-informatie alleen voor strafrechtelijke doeleinden worden gebruikt. In het belang van de preventie van bestuurlijke betrokkenheid bij criminaliteit is in het kader van de wet BIBOB een uitzondering gemaakt. Daarbij wordt steeds de zorgvuldige afweging gemaakt of het verstrekken van informatie de opsporing niet schaadt. Terug naar inhoudsopgave
19
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
FIOD De zeer goede samenwerking tussen de FIOD en de FIU-Nederland is in 2010 voortgezet. Enerzijds is de FIOD behulpzaam bij analyses van transacties door inbreng van zowel fiscale informatie als fiscale/ strafrechtelijke kennis. De resultaten vertalen zich in de doormelding van transacties waaronder ook aan andere opsporingsdiensten dan de FIOD. Anderzijds is de FIOD afnemer van transacties – verkregen op basis van ingediende LOvJ-verzoeken of door verdachtverklaring door de FIU-Nederland – voor voeging bij dan wel de start van strafrechtelijke onderzoeken. Voor dit laatste zijn een paar specifieke werkterreinen van de FIOD te benoemen die het afgelopen jaar meer en meer in de belangstelling zijn komen te staan, zoals de fraude op het terrein van toeslagen - met name de kinderopvangtoeslag - en de zogenaamde BTW-carrousels. Getracht wordt fraude op deze terreinen te bestrijden door data gezamenlijk te analyseren. Incidenteel is er naar aanleiding van de ontdekking van een crimineel fenomeen samengewerkt om bewijs over de betrokken subjecten aan de opsporing te verstrekken. Deze vruchtbare samenwerking leidt tot resultaat, maar hier gaat soms jaren overheen. Een mooi voorbeeld is een strafrechtelijk onderzoek gestart in 2004 op basis van verdachte transacties. De zaak is pas in 2010 afgesloten met een schikking waarbij onder andere 14,3 miljoen euro aan de Belastingdienst is betaald. Er werden in totaal 3.992 verdachte transacties aan de FIOD doorgemeld. Het grootste deel (47%) is doorgemeld op basis van de match met het VROS-bestand. In 2010 is voor 1.992 subjecten fiscale informatie verstrekt aan de FIU-Nederland door de FIOD om de ongebruikelijke transacties van deze subjecten goed te kunnen analyseren. De fiscale informatie betrof niet alleen het subject zelf, maar ook aan het subject te relateren natuurlijke en rechtspersonen.
Vastgoed Intelligence Center (VIC) Vastgoed biedt veel aanknopingspunten voor criminele activiteiten zowel in gebruik (seksindustrie, wietteelt, bewoning door illegalen) als winstpotentie (fiscale fraude, identiteits- en hypotheekfraude, oplichting). Daarnaast blijkt vastgoed regelmatig gebruikt te worden als opslagplaats van crimineel vermogen. Tevens worden waardesprongen bij onroerende goed-transacties gebruikt als witwasmethode. Om beter zicht te krijgen op met name deze witwasbewegingen en de relatie met de georganiseerde misdaad, hebben het OM en de Belastingdienst het initiatief genomen tot het vormen van het Vastgoed Intelligence Centre (VIC), het landelijk opererend samenwerkingsplatform waarin wordt samen gewerkt door de FIOD, de FIU-Nederland en politie Nederland. Vanuit het VIC is er ook nauw contact met de RIEC’s van de politie en de gemeenten, die opgericht zijn om de bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit te versterken. De FIU-Nederland levert informatie aan over transacties die kunnen leiden tot de ontdekking van witwassen met vastgoed. Gaandeweg zijn waardevolle stappen gezet. De informatie van FIU-Nederland blijkt van groot belang voor de oplevering van waardevolle eindproducten door het VIC. Organisatorisch en programmatisch is daarnaast kennis en expertise overgedragen. Zowel in strafrechtelijke als in fiscale- en bestuurlijke context zijn innovatieve successen geboekt in het zichtbaar maken van zaken die de overheid (in brede zin) in het verleden liet liggen. Daarnaast heeft de FIU-Nederland dit jaar deelgenomen aan het project Vastgoed Kennemerland. Dit is een vervolg op het project FinEC & Vastgoed Kennemerland. Hiervoor is een convenant gesloten met de Politieregio Kennemerland en het VIC. Elk van de drie partijen verstrekt binnen de kaders van het convenant de haar ter beschikking staande informatie. Deze informatie wordt in onderlinge samenhang geanalyseerd. Deze analyses leiden tot tactische en operationele signalen die duiden op ongebruikelijk bezit, hennep en facilitators in relatie tot vastgoed in de regio Kennemerland. Uiteindelijk doel is om deze veredelde informatie te gebruiken als input voor operationele opsporingsactiviteiten. Er zijn reeds verschillende analyses verricht. Bij het ter perse gaan van dit jaaroverzicht heeft dit echter nog niet geleid tot een concrete zaak.
Terug naar inhoudsopgave
20
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
Het VIC is een projectorganisatie die eind 2011 ophoudt te bestaan. Momenteel vindt een evaluatie van dit project plaats. Gedurende 2011 zal tevens worden onderzocht of, en zo ja, op welke wijze het VIC wordt voortgezet. Opname in de Crimineel Vermogen-infobox (CV-Infobox) ligt hierbij voor de hand.
Financiering van terrorisme In 2010 is er vanuit het Team Conta Terrorisme & Proliferatie Financiering van de FIU-Nederland (FIU-NL Team CT & PF) een groot aantal presentaties verzorgd op nationale en internationale fora. Tijdens deze presentaties is met name ingezoomd op aspecten van profiling met betrekking tot de financiering van terrorisme. Een van de presentaties werd gehouden voor het Bewindslieden Overleg Terrorisme (BOT), voorgezeten door de Minister van Binnenlandse Zaken. Bij de bestrijding van terrorismefinanciering speelt het voorkomen van delicten een extra grote rol vanwege de ontwrichtende consequenties van een terroristische aanslag. In 2010 is daarom een groot onderzoek verricht naar kenmerken van transacties die wijzen op de financiering van activiteiten met een terroristisch oogmerk. Kenmerken van terroristen en terroristische organisaties zijn verzameld uit eigen onderzoek, strafzaken, (internationale) rapporten en onderzoek van deskundigen op het gebied van terrorisme. Deze kenmerken zijn vertaald naar hypothesen over de financiële handel en wandel van terroristen. Dit transactieprofiel van financiële handelingen is voorgelegd aan melders als risicoprofiel. Op basis hiervan hebben melders transacties die aan het profiel voldeden, gemeld aan de FIU-Nederland, die deze informatie verder heeft geanalyseerd en indien mogelijk doorgemeld. Optimale informatiedeling bij de bestrijding van terrorisme en de financiering hiervan is cruciaal. Daarom is binnen het KLPD sprake van samenwerking en informatie-uitwisseling met de Nationale Recherche en de dienst IPOL Unit Openbare Orde en Veiligheid op het gebied van contraterrorisme en activisme. FIU-Nederland Team CT & PF vervult ook een expertise advies rol op het gebied van de financiering van terrorisme naar de Nationaal Coördinator Terrorisme en Veiligheid en participeert als entiteit binnen de CT-Infobox. Daarnaast investeert FIU-Nederland voortdurend in het scannen van de EU-lijst van terroristische individuen en groeperingen en EU-sanctielijsten. Transacties van personen die op deze lijsten voorkomen worden in onderzoek genomen en de resultaten worden gedeeld met het Openbaar Ministerie en opsporings- en inlichtingendiensten. Uit eigen onderzoek van FIU-Nederland Team CT & PF komen dossiers naar voren die een mogelijke relatie hebben met terrorisme of de financiering hiervan. Deze informatie wordt vastgelegd in signaaldocumenten die worden gedeeld met het OM en de opsporings- en inlichtingendiensten. Zo werd in 2010 een aantal voormannen van de Sri Lankaanse terroristische organisatie LTTE, beter bekend onder de naam de Tamil Tigers, aangehouden en voor de rechter gebracht in verband met lidmaatschap en faciliterings- en financierings-activiteiten voor de LTTE. In dit dossier is door FIU-Nederland verdachte transactie informatie ingebracht. FIU-Nederland tracht verder meer zicht te krijgen op geldstomen die te relateren zijn aan geografische instabiele gebieden en/of conflict gebieden, zoals het grensgebied Afghanistan met Pakistan, de Kaukasus en de Hoorn van Afrika. Centraal in het laatste gebied staat Somalië. Uit mediaberichten en internationale studies komen steeds meer signalen naar buiten dat de Somalische strijdgroep Al-Shabaab inkomsten zou verwerven uit giften vanuit de diaspora, qat-handel en de piraterij. Om die reden is in 2010 een start gemaakt met een strategische studie om te onderzoeken of deze fenomen zouden kunnen spelen binnen de financiële geldstromen vanuit Nederland naar de Hoorn van Afrika. De strategische rapportage zal in 2011 worden afgerond. Binnen de Egmont groep tenslotte, heeft FIU-Nederland samen met het Canadese meldpunt FINTRAC het voortouw genomen bij het initiëren van projecten op het gebied van de financiering van terrorisme en het beter internationaal delen van informatie op dit gebied.
Terug naar inhoudsopgave
21
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
2.5 Vervolgen Er bestaat een speciale band tussen de FIU-Nederland en de LOvJ die belast is met de bestrijding van witwassen en de financiering van terrorisme. De LOvJ is werkzaam bij het Functioneel Parket en vertegenwoordigt binnen de FIU-Nederland het bevoegd gezag. Samen met de overige leden van het managementteam van de FIU-Nederland is de LOvJ verantwoordelijk voor een efficiënt gebruik van ongebruikelijke en verdachte transacties. Efficiënt gebruik betekent onder andere het juist, rechtmatig en in zoveel mogelijk strafrechtelijke onderzoeken benutten van transactie-informatie. Om het gebruik van transactie-informatie te stimuleren voorziet de FIU-Nederland (bijzondere) opsporingsdiensten van kwalitatief hoogwaardige producten, zowel op aanvraag als op eigen initiatief.
LOvJ-verzoek De LOvJ kan een verzoek indienen bij het hoofd van de FIU-Nederland om na te gaan of subjecten die als verdachte voorkomen in de een onderzoek, tevens voorkomen in de database van ongebruikelijke transacties. De LOvJ plaats dit verzoek op basis van een verzoek van de politie. Als dergelijke transacties inderdaad voorkomen in de database van de FIU-Nederland, kunnen deze door het hoofd van de FIU-Nederland ‘verdacht’ worden verklaard. De verdachte transacties kunnen vervolgens als zodanig worden doorgemeld aan de verzoekende opsporingsautoriteit. In hoofdstuk zes wordt een overzicht gegeven van het aantal ingediende LOvJ-verzoeken en het aantal transacties dat op grond van deze verzoeken is doorgemeld.
2.6 Ontnemen Omdat de drijfveer voor criminaliteit dikwijls financieel gewin is, vormt de ontneming van dit financiële gewin een belangrijk aandachtspunt. Ook de FIU-Nederland vindt ontneming van groot belang en levert hier een bijdrage aan door de samenwerking met het CJIB en het BOOM, die zich richten op het ontnemen van wederrechtelijk verkregen voordeel van criminelen onder het motto ‘Misdaad mag niet lonen’.
Het Centraal Justitieel Incasso Bureau Sinds het CJIB de taak heeft gekregen van het daadwerkelijk innen van de onherroepelijk opgelegde ontnemingsmaatregel, zijn het CJIB en de FIU-Nederland ketenpartners. Deze samenwerking is in de loop van de jaren versterkt. Sinds 2008 zijn bij het CJIB buitengewoon opsporingsambtenaren aangewezen, wat het mogelijk heeft gemaakt om IVT-toegang aan het CJIB te verlenen. Daarnaast worden meerdere keren per jaar grote bestanden van het CJIB gematched met de data van de FIUNederland, waardoor ontneming wordt ondersteund. Wegens problemen met de aanlevering van bestanden is in 2010 slecht één bestand aangeleverd en gematched, maar de verwachting is dat dit probleem in 2011 wordt opgelost, zodat er weer matches kunnen worden uitgevoerd.
Het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie Het BOOM heeft als drie voornaamste taken: het ontnemen van wederrechtelijk verkregen vermogen van criminelen, het verspreiden van kennis en expertise over het ontnemen binnen het OM en onder de justitiële ketenpartners en het beheren van het nationaal en internationaal conservatoir beslag. Het BOOM richt zich vooral op complexe ontnemingszaken waarbij de verwachting bestaat een substantieel bedrag aan crimineel vermogen te kunnen ontnemen. Daarbij wordt een drempel gehanteerd van minimaal 100.000 euro aan crimineel voordeel. Om de omvang vast te stellen van het crimineel vermogen en (beter) te achterhalen waar dat vermogen is ondergebracht, is er een samenwerkingsconvenant tussen het BOOM en de FIU-Nederland, waarin de volgende doelstellingen zijn opgenomen:
Terug naar inhoudsopgave
22
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
- Het binnen de wettelijke kaders analyseren, veredelen en verdacht verklaren van ongebruikelijke transacties door de FIU-Nederland op basis van (onder meer) door het BOOM ter beschikking gestelde gegevens. - Het uitwisselen van gegevens, binnen de wettelijke kaders, betreffende verdachte transacties voor ontnemingsmaatregelen voor het OM; in het bijzonder voor het detecteren van vermogen en/of vermogensbestanddelen in lopende onderzoeken, een opgelegde, of nog op te leggen ontnemingsmaatregel. De samenwerkingsovereenkomst biedt goede mogelijkheden om het ontnemen van wederrechtelijk verkregen vermogen te vergemakkelijken. Het doel is in 2011 tot uitvoering van de overeenkomst te komen. De FIU-Nederland zal door het BOOM aangeleverde informatie matchen met haar gegevens.
Ontnemingen in de FinEC-regio’s De ontnemingen zijn de laatste stap in het financiële traject en vaak ook in een strafzaak. Een ontneming heeft tot doel om criminaliteit niet lonend te laten zijn door de winsten die een crimineel heeft geboekt, af te pakken. Getracht is om na te gaan in hoeverre de informatie van de FIU-Nederland heeft bijgedragen aan ontnemingen binnen de FinEC-regio’s. Dit blijkt op dit moment niet voor alle FinEC-regio’s goed mogelijk. In Flevoland is op basis van de gegevens van de FIU-Nederland en met ondersteuning van de accountmanager van de FIU-Nederland in 2010 zo’n 3,5 miljoen euro aan ontnemingen gevorderd. Daarnaast is er beslag gelegd op rekeningen, auto’s en andere goederen. In de regio IJsselland zijn er in 2010 geen ontnemingsvorderingen gedaan, die zijn gebaseerd op informatie van de FIU-Nederland. Voor wat betreft Kennemerland is onbekend welk aandeel van de 11,2 miljoen euro aan ontnemingsvorderingen ondersteund is door gegevens van de FIU-Nederland. Voor de politieregio Hollands-Midden geldt dat van de in totaal 2,8 miljoen euro aan vorderingen ook niet aangegeven kan worden waar de informatie van de FIU-Nederland behulpzaam is geweest. De FIU-Nederland concludeert uit de zeer wisselende resultaten, dat ontnemingsvorderingen die mede gebaseerd zijn op haar gegevens zeer succesvol kunnen zijn en dat de inzet van de opsporingsdiensten op ontneming terug te zien is. Voor de komende jaren is het een uitdaging om de resultaten in alle FinEC-regio’s te kunnen koppelen aan de ingebrachte FIU-informatie.
Terug naar inhoudsopgave
23
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
Terug naar inhoudsopgave
24
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
3
3 Praktijkvoorbeelden 3.1 Mensenhandel en massagesalons In Groningen zijn twee Chinese massagesalons gevestigd waarbinnen Chinese illegale vreemdelingen worden tewerkgesteld. Deze massagesalons worden gedreven voor rekening van een persoon verdacht van mensenhandel. De arbeid die de illegale vreemdelingen verrichten, bestaat onder andere uit kapperswerkzaamheden en het geven van massages. De illegale vreemdelingen moeten met (gedwongen) arbeid, de bij de verdachte gemaakte schulden afbetalen. De illegale vreemdelingen zijn voor huisvesting, arbeid, inkomen en primaire levensbehoeften afhankelijk van de verdachte. De verdachte maakt vermoedelijk deel uit van een criminele organisatie die zich bezighoudt met mensenhandel en mensensmokkel. Het vermoeden bestaat dat het verdiende geld in de massagesalons wordt witgewassen. Naar aanleiding van een verzoek aan de LOvJ ter bevraging van de FIU-Nederland blijkt dat er bij FIU-Nederland verschillende dossiers bekend zijn. Zichtbaar wordt hoe onverklaarbare hoeveelheden geld wegstromen via het bedrijf. In eerste instantie bedragen de transacties meer dan 600.000 euro, maar nader onderzoek suggereert dat er een veelvoud hiervan wordt weggesluisd.
3.2 Amsterdamse beroepscrimineel In 2007 is er na het negeren van een stopteken een wilde achtervolging ontstaan op de A7. Uiteindelijk kon de politie de auto klemrijden. Verdachte bleek een baby te vervoeren; in zijn kinderstoeltje zat hij op een geladen vuurwapen en in zijn luier werden verdovende middelen aangetroffen. De verdachte was een bekende: hij was onderzoekssubject in een witwasonderzoek. Hij had bovendien een groot aantal antecedenten, onder andere van de Opiumwet, Wet Wapens en Munitie en voor witwassen. De verdachte had al meerdere jaren een bijstandsuitkering, maar reed in personenauto’s uit het duurdere segment. Hij beschikte via stromannen over kostbare auto’s zonder dat dit gelet op zijn inkomen was te verklaren. De auto’s waren allemaal met contante gelden aangekocht. Op twee personenauto’s was conservatoir beslag gelegd. Het witwasonderzoek kreeg vorm door de manier waarop verdachte omging met het terugkrijgen van de inbeslag genomen auto’s. Dit werd gedaan door een advocaat in het bijzijn van de verdachte middels een contante storting op de derdenrekening. Dit bedrag wordt vanaf de derdenrekening onmiddellijk telefonisch overgeboekt naar de rekening van het BOOM ter zekerstelling van de twee inbeslaggenomen auto’s. Verder kon de FIU-Nederland aangeven dat de storting van 23.000 euro uit onder andere 13 biljetten van 500 euro bestond, maar dat hierover geen melding was gemaakt door de advocaat. De advocaat werd ten laste gelegd dat hij het witwassen van de verdachte faciliteerde. Na onderzoek bleek de transactie niet legaal verklaarbaar waardoor een onderzoek op basis van artikel 420 bis Wetboek van Strafrecht met succes kon worden gestart. De verdachte is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 16 maanden, een rijontzegging van 8 maanden en tot het terug betalen aan de staat van een wederechtelijk verkregen vermogen van EUR 100.000. De strafzaak tegen de advocaat is geseponeerd.
3.3 Valse paspoorten In 2010 en de daaraan voorafgaande jaren is er door de FIU-Nederland onderzoek gedaan naar geldstromen die te relateren bleken te zijn aan een vorm van paspoortfraude. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat personen die deel uit maakten van criminele en terroristische netwerken, met grote regelmaat middels money transfers geldbedragen verstuurden naar ontvangers in Thailand. Door de FIU-Nederland werden meerdere verdachte transactiedossiers gegenereerd in relatie tot personen
Terug naar inhoudsopgave
26
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
betrokken bij paspoortfraude. Het onderzoek sloot bovendien aan bij het beeld van Thailand als een bronland voor valse en vervalste documenten waarvan veelvuldig gebruik wordt gemaakt door mensensmokkelorganisaties en andere criminele samenwerkingsverbanden. De door de FIUNederland gemaakte dossiers werden gedeeld met de opsporings- en inlichtingendiensten. In 2008 en 2009 werden op basis van deze informatie meerdere drukkerijen door de Thaise politie opgerold, waarbij soms meer dan 25.000 valse paspoorten, identiteitsbewijzen en visastickers van meer dan 35 verschillende landen, waaronder Nederland, werden aangetroffen. De politie in Spanje en Thailand heeft in 2010 tien personen gearresteerd verdacht van het opereren in een netwerk dat valse Europese paspoorten verstrekte aan terroristische groeperingen gelinkt aan Al-Qaida. De intentie was om hun toegang tot Westerse landen gemakkelijker te maken. Zeven personen – zes Pakistanen en een Nigeriaan – werden in Barcelona gearresteerd. Drie andere personen – twee Pakistanen en een Thai – werden gearresteerd in Bangkok. De door de FIU-Nederland verzamelde informatie is momenteel opgenomen in een risicoprofiel. Dit profiel wordt begin 2011 met de money transfer providers besproken en gedeeld, zodat zij dit kunnen meenemen in het toepassen van de compliance en het onderkennen van mogelijke risicotransacties.
3.4 Bankmedewerkers betrokken bij fraude In juni 2009 wordt door de FIU-Nederland een transactie verdacht verklaard. Deze transactie bestaat uit meerdere financiële handelingen (meer dan 230 stuks) waaronder overboekingen, contante geldopnames en betalingen middels een betaalautomaat. Hoewel de exacte omvang dan nog moet worden vastgesteld, kan worden aangenomen dat het bedrag aan opnames en betalingen zo’n 750.000 euro bedraagt. Uit nader onderzoek van de politie wordt duidelijk dat er (bank)rekeningen van derden zijn overgeheveld naar het rekeningcomplex van de verdachte. Dit overhevelen vindt vaak plaats wanneer een enkele rekening over gaat naar een gezamenlijke rekening: alle rekeningen onder één klantnummer worden overgeheveld. Bij vier rekeninghouders van de bank is geld van hun rekening gehaald. Het waren mensen op leeftijd en ten tijde van het onderzoek waren twee ervan reeds overleden. De rekeningen van die vier rekeninghouders waren overgeheveld naar de verdachte die er grote sommen geld afhaalde. Uit de informatie van de bank blijkt voorts dat veelal de benodigde formulieren voor overheveling van de rekening niet in orde waren en dat de transacties vrijwel allemaal zijn uitgevoerd met behulp van een en dezelfde medewerker. Door de melder werd aanvullende informatie beschikbaar gesteld waaruit bleek dat bij twee transacties een notariskantoor betrokken was. De notaris had de gelden die deze mensen erfden van anderen overgeheveld naar de verdachte, in plaats van de eveneens op leeftijd zijnde rechthebbenden. De relatie tussen de verdachte en de bankmedewerker was aanvankelijk moeilijk te achterhalen. Uiteindelijk is via telecom-info een relatie vastgesteld. De Marokkaanse vrouw van de medewerker had contacten met haar oom in Assen waarmee de verdachte ook contacten had. Het geld is niet achterhaald. Het vermoeden bestaat dat het geld naar Marokko is getransporteerd en terecht is gekomen bij een tweede oom van de vrouw van de medewerker. Deze oom is een vastgoedhandelaar door wie het geld mogelijk in onroerend goed is belegd en/of gestort op een rekening. Het onderzoek is beperkt tot de twee hoofdverdachten, die beiden zijn veroordeeld tot anderhalf jaar celstraf en terugbetaling van elk 400.000 euro.
Terug naar inhoudsopgave
27
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
Terug naar inhoudsopgave
28
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
4
4 Producten en diensten Teneinde invulling te geven aan haar missie en visie levert de FIU-Nederland diverse producten en diensten. Enkele van deze producten en diensten komen aan de orde in dit hoofdstuk.
4.1 Regionale transactiebeelden Een regionaal transactiebeeld (RTB), voorheen weerbeeld genoemd, bevat geanonimiseerde overzichten over de relevante internationale geldstromen in relatie tot de geografische ‘hot spots’ in een politieregio. Hiermee wordt aan de regiokorpsen inzicht gegeven in de geldstromen op lokaal, regionaal, nationaal en internationaal niveau. Het regionaal transactiebeeld signaleert nieuwe financiële ontwikkelingen waar regiokorpsen rekening mee kunnen houden bij de inzet van hun handhavings- en opsporingscapaciteit. In 2010 zijn zes RTB’s opgemaakt, met name voor de FinECregio’s. Zoals reeds eerder aangegeven is een samenvatting van deze RTB’s weergegeven in bijlage 5.
4.2 Internationale geldstroomrapportages Een internationale geldstroomrapportage bevat een overzicht van relevante internationale geldstromen in relatie tot specifieke landen. Deze geldstroomrapportages worden gemaakt op verzoek van de liaison officers van de Dienst IPOL van het KLPD en bevatten overzichten van de ongebruikelijke en verdachte geldstromen tussen Nederland en de landen in de regio waar de liaison officer werkzaam is. Ook opvallende ontwikkelingen staan erin beschreven. Door deze rapportages wordt de kennis van de liaison officers over het gebruikmaken van financiële informatie vergroot. Indien zij meer informatie wensen, kunnen zij bij de FIU-Nederland een aanvullend analyseverzoek indienen. In 2010 zijn twee internationale geldstroomrapportages opgeleverd.
4.3 Financieel Expertise Centrum activiteiten Het Financieel Expertise Centrum (FEC) is een multidisciplinair samenwerkingsverband van zeven partners met een toezichts-, controle-, opsporings- en vervolgingstaak in de financiële sector. De missie van het FEC is het versterken van de integriteit van de financiële sector door de onderlinge samenwerking tussen de partners te stimuleren, te coördineren en te vergroten door het uitwisselen van informatie en het delen van inzicht, kennis en vaardigheden. In 2010 is net als in 2009 een bijdrage geleverd aan het vervolgonderzoek Hypotheekfraude, dat in dit jaar is afgerond. Daarnaast is deelgenomen aan de FEC informatie eenheid, waar binnen de afgesproken kaders, informatie wordt uitgewisseld. In 2010 is ook een informatiessysteem in gebruik genomen, waarmee onderling de informatie kan worden gedeeld. Er is dit jaar gesproken over deelname van FIU-Nederland als zelfstandige FEC-partner en ook het komende jaar zullen de mogelijkheden hiervoor verder worden onderzocht.
4.4 Opleiding en training Zoals elk jaar is ook in 2010 veel geïnvesteerd in opleiding en training. Dit jaar is daarbij met name aandacht besteed aan de FinEC-regio’s, zoals ook al in paragraaf 2.4 aangegeven.
Terug naar inhoudsopgave
30
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
Terug naar inhoudsopgave
31
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
5
5 Caribisch Nederland Het Koninkrijk der Nederlanden bestond medio 2010 nog uit Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba. De afgelopen jaren is gebleken dat de huidige staatkundige verhoudingen aan herziening toe waren. De lokale bevolking heeft zich daartoe ook uitgesproken. Sinds 10 oktober 2010 is deze herziening dan ook een feit. Aruba behoudt haar huidige positie en status aparte. Voor Curaçao en St. Maarten is een vergelijkbare status gaan gelden en de eilanden Bonaire, St. Eustatius en Saba (BES-eilanden) horen sindsdien bij Nederland en worden formeel Caribisch Nederland genoemd. Het Koninkrijksstatuut (1954), waarin de onderlinge verhoudingen en de samenwerkingsvorm zijn vastgelegd, is gewijzigd. Ook voor de meldplicht in het kader van de strijd tegen het witwassen en de financiering van terrorisme heeft deze wijziging consequenties. Sinds 10 oktober 2010 moeten instellingen op de eilanden van Caribisch Nederland ongebruikelijke transacties melden bij de FIU-Nederland. Een werkgroep binnen de FIU-Nederland is in 2009 al met de voorbereidingen hiervoor begonnen. Deze voorbereiding behelsde onder meer een vooronderzoek naar de gevolgen van deze staatskundige wijzigingen, voor zover het de FIU-Nederland betreft. Aan de hand daarvan is een projectplan opgesteld om in 2010 het overgangsproces naar behoren te laten verlopen. In dit hoofdstuk wordt verslag gedaan van de diverse activiteiten die de FIU-Nederland in 2010 in de aanloop naar en na 10 oktober 2010 heeft ondernomen. Daarnaast heeft de FIU-Nederland diverse initiatieven genomen om nauw samen te (kunnen) werken met de landen binnen het Koninkrijk. Ook hieraan wordt in dit hoofdstuk aandacht besteed.
5.1 Hervormingen en implicaties De wijzigingen in de staatkundige verhoudingen die per 10 oktober 2010 plaatsvonden hebben diverse implicaties voor de meldplicht op het eiland. Zo veranderde de wetgeving en het toezicht. Ook is een nieuw indicatorenstelsel van kracht geworden en zijn nieuwe meldergroepen onder de meldplicht gekomen. Daarnaast wordt per 1 januari 2011 de Antilliaanse gulden vervangen door de Amerikaanse dollar. In deze paragraaf worden kort enkele van deze wijzigingen besproken.
Wetgeving Caribisch Nederland Vanaf 10 oktober 2010 is de Wet melding ongebruikelijke transacties BES van kracht. Met ingang van 2012 zal deze wetgeving vervangen worden door definitieve wetgeving: het zogenoemde eindmodel. In het eindmodel zal de Wet melding ongebruikelijke transacties BES samengevoegd worden met de Wet identificatie bij dienstverlening BES en de Wet grensoverschrijdende geldtransporten BES. Door de samenvoeging van deze wetten, is het voor instellingen die te maken hebben met de anti-witwaswetgeving, eenvoudiger om inzicht te krijgen in de verplichtingen waaraan zij moeten voldoen. Deze nieuwe samengevoegde wet zal de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme BES (WWFT BES) gaan heten. Een belangrijke wijziging voor alle instellingen is dat het toezicht nu vanuit Nederland is geregeld. De Belastingdienst Holland-Midden Unit MOT-Ordening is aangewezen als toezichthouder voor alle niet-financiële instellingen in Caribisch Nederland. Doordat de MOT BES-wetgeving voor de niet-financiële instellingen nieuw is, behoeft deze meldgroep specifieke aandacht. De financiële instellingen vallen onder het toezicht van DNB. Bij dit toezicht wordt samengewerkt met de BNA (Bank van de Nederlandse Antillen). Voor Caribisch Nederland is verder vanaf 10 oktober 2010 de Wet grensoverschrijdende geldtransporten BES van kracht. Deze wet is de tegenhanger van de Europese verordening 1889/2005 (aangifteplicht liquide middelen). In deze wet is de verplichting opgenomen voor alle personen die Bonaire, Sint Eustatius of Saba binnenkomen of uitgaan om geld ter waarde van 10.000 US dollars of meer, dat zij met zich meevoeren, aan te geven bij de douaneambtenaren. De verplichting is ook van toepassing op
Terug naar inhoudsopgave
33
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
binnenkomende of uitgaande personen, die aantoonbaar samen reizen en gezamenlijk een geldbedrag van 10.000 US dollars of meer bij zich hebben. Het verschil met de Europese verordening 1889/2005 is dat de Wet grensoverschrijdende geldtransporten BES alleen betrekking heeft op de in- en uitvoer van geld. Dit terwijl er binnen Europa op basis van de Europese verordening 1889/2005 tevens aangifte gedaan moet worden van waardepapieren en cheques aan toonder.
Indicatoren Caribisch Nederland Het streven van het Ministerie van Financiën is om de meldverplichtingen die gelden voor de koninkrijksdelen in het Caribisch gebied gelijk te trekken (level playing field). Voor het opstellen van de nieuwe indicatoren geldend voor Caribisch Nederland is gebruik gemaakt van de indicatorenlijst zoals deze momenteel in gebruik is voor de Nederlandse Antillen. Echter, er is sprake van een herziening van de indicatorenlijst voor Curaçao en Sint Maarten. Het gevolg hiervan is dat de indicatoren voor de BES-eilanden sinds 10 oktober 2010 afwijken van de indicatoren voor Curaçao en Sint Maarten. Van een (volledig) level playing field is dus op dit moment nog geen sprake. De eerste ervaring met de nieuwe indicatorenlijst is dat de meldgrens voor met name handelaren in zaken van grote waarde erg hoog is. De meldgrens voor objectieve meldingen is gesteld op 11.000 US dollars. De verwachting is dat hierdoor geen of zeer weinig ongebruikelijke transacties gemeld zullen worden. De informatie over 2010 is echter te beperkt om hierover op dit moment al uitspraken te kunnen doen.
Invoering dollar (dollarisatie) Per 1 januari 2011 wordt de Antilliaanse gulden op de BES-eilanden vervangen door de Amerikaanse dollar. In de maand januari kan naast de dollar nog wel met Antilliaanse guldens betaald worden. Daarna zijn er nog mogelijkheden guldens om te wisselen voor dollars. Er kan dan echter niet meer worden betaald met de gulden. Op 1 januari 2011 worden daarnaast alle banksaldi automatisch omgezet naar dollars.
5.2 Activiteiten van de FIU-Nederland vóór de staatkundige hervorming Het plan van aanpak dat in 2009 al door de FIU-Nederland is opgesteld om ervoor te zorgen dat de overgang soepel verliep, is in 2010 uitgevoerd. Een belangrijk onderdeel hiervan was een uitgebreid voorlichtingstraject voor de meldende instellingen op de drie eilanden in april 2010. Medewerkers van de FIU-Nederland hebben gedurende twee weken zoveel mogelijk instellingen bezocht om de melders persoonlijk te informeren over de op handen zijnde veranderingen. Vooral de niet-financiële instellingen, zoals de handelaren in zaken van grote waarde en de vrije beroepsbeoefenaren, bleken behoefte aan voorlichting te hebben. Deze groepen zijn in 2010 onder de meldplicht gebracht. Daarnaast is het werkbezoek benut om verder contact te leggen met partners om afspraken te maken over samenwerking in de nieuwe situatie.
Website Om de voorlichting te ondersteunen en de melders op de hoogte te stellen van de overgang, de consequenties daarvan en de meldprocedure, is op de website van de FIU-Nederland een onderdeel ingericht specifiek over Caribisch Nederland (www.fiu-nederland.nl/nl/bes). Op de website is ook een meldportaal te vinden waarop instellingen via een beveiligde verbinding meldingen kunnen doen bij de FIU-Nederland. De informatie op de website wordt in zowel Engels als Nederlands aangeboden.
Accountmanager Binnen de FIU-Nederland is een accountmanager aangewezen die als contactpersoon voor de opsporing van Caribisch Nederland optreedt. Deze accountmanager speelt een belangrijke rol bij de voorlichting over wetgeving en de mogelijkheden van financieel rechercheren. Daartoe hebben presentaties en informatie-uitwisselingen plaatsgevonden met beleidsmakers, opsporingsinstanties en het OM. Zo is in november 2010 een bijdrage geleverd aan een conferentie over financieel rechercheren op Curaçao. Hier waren betrokken opsporingsambtenaren uit het Caribisch gebied en het OM aanwezig. Er is een presentatie gegeven over de FIU-Nederland in relatie tot de nieuwe positie van
Terug naar inhoudsopgave
34
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
Caribisch Nederland. De presentatie ging voornamelijk in op de nieuwe wetgeving van Caribisch Nederland en de sterke wens om te komen tot een goede onderlinge samenwerking en informatieuitwisseling. Gedurende het verblijf op Curaçao heeft de accountmanager ook gesproken met verschillende personen van de betrokken politiediensten en het OM. Belangrijk gespreksonderwerp was de wijze waarop de informatie-uitwisseling in de (nabije) toekomst vormgegeven kan worden. Ook het OM speelt in de realisatie hiervan een belangrijke rol. Ten slotte zijn diverse gesprekken gevoerd over onder andere de dollarconversie in Caribisch Nederland en de gevolgen hiervan en over de mogelijkheden van een opleiding financieel rechercheren.
Administratief liaison Door de FIU-Nederland is een administratieve liaison aangesteld, die verantwoordelijk is voor de relatie met de melders in Caribisch Nederland. Hij is sinds 1 september 2010 actief op de eilanden. In 2010 is de liaison twee keer in Nederland geweest om kennis en ervaring op te doen voor zijn nieuwe werkzaamheden.
Voorlichtingsbezoek In het derde kwartaal van 2010 vond een tweede voorlichtingsbezoek plaats voor vertegenwoordigers van de meldende instellingen, het lokaal bestuur, de douane en het politiekorps Caribisch Nederland. De FIU-Nederland heeft daarbij de good practices uit Nederland gepresenteerd. Melders zijn bovendien extra geïnformeerd over de nieuwe wet- en regelgeving en de nieuwe meldprocedure. Alle meldende instellingen is verzocht zich voor 10 oktober te registreren door het invullen van het registratieformulier op de FIU-website.
5.3 Activiteiten van de FIU-Nederland na de staatkundige hervorming Met het afsluiten van de voorbereidende fase en het bereiken van de overgangsdatum brak een nieuwe periode aan, waarin het belangrijk was dat alle melders die zich nog niet geregistreerd hadden dit alsnog gingen doen. Ook het daadwerkelijk melden ging vanaf dat moment van start. De administratieve liaison Caribisch Nederland speelde hierin een belangrijke rol. Door zeer actief de melders te bezoeken is aan het eind van 2010 een groot aantal van de melders geregistreerd. De verwachting is dat dit aantal nog toeneemt. Er vestigen zich nog steeds nieuwe instellingen in Caribisch Nederland, met name makelaars-, accountants- en advocatenkantoren. In deze eerste fase is onder andere aandacht besteed aan de ‘dollarisatie’ per 1 januari 2011. Ter voorbereiding hierop heeft de liaison alle grote banken op het eiland Bonaire en haar hoofdvestigingen op Curaçao bezocht en een presentatie gegeven over mogelijke situaties die zich vóór, tijdens en na de overgang van de Antilliaanse gulden naar de Amerikaanse dollar kunnen voordoen. Daarbij is gebruik gemaakt van de ervaringen die tijdens de euroconversie in Nederland al zijn opgedaan. Naast de ‘dollarisatie’ is ook aandacht besteed aan de kennisoverdracht en de implementatie van de aangepaste wijze en methoden van het melden van ongebruikelijke transacties.
Meldingen In 2010 heeft de FIU-Nederland 44 meldende instellingen geregistreerd, waarvan 32 op Bonaire, 7 op Sint Eustatius en 5 op Saba. In 2010 zijn door deze instellingen in totaal ook al 164 transacties geregistreerd die zijn uitgevoerd in Caribisch Nederland. Het overgrote deel van deze meldingen is afkomstig van banken. In tabel A staat hoeveel transacties per indicator zijn gemeld. Voor een uitgebreide omschrijving van de indicatoren wordt verwezen naar bijlage 4. Opvallend is dat het type meldingen duidelijk verschilt van de meldingen die in Nederland worden gedaan. In Caribisch Nederland ligt de nadruk op contante transacties boven de 11.000 US dollars betreffende de aankoop en/of verzilvering van (traveler) cheques en soortgelijke betaalmiddelen. Hiervan werden 78 meldingen ontvangen. Een andere veelgebruikte indicator betreft contante stortingen op een creditcardrekening van meer dan 2.800 dollar. Tot nu toe lijken de meldingen vanuit Caribisch Nederland, zowel in aantal als in indicatorengebruik, consistent met het beeld op basis van historische data voor de BES-eilanden, die voor het verkennend onderzoek ter beschikking was gesteld
Terug naar inhoudsopgave
35
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
door het voormalige MOT Nederlandse Antillen. Dit zou betekenen dat de inspanningen van de FIU-Nederland, op het gebied van voorlichting en ondersteuning bij de veranderingen van de meldplicht voor de instellingen in Caribisch Nederland, hun nut hebben gediend. Er is in elk geval geen sprake van een terugval in het aantal en soort meldingen als gevolg van de wijzigingen. De daadwerkelijke gevolgen kunnen uiteraard pas in kaart worden gebracht na een langere periode. Tabel B: Aantal meldingen Caribisch Nederland per indicator, registratieperiode 10 oktober 2010 t/m 31 december 2010.
Indicator
Omschrijving
Aantal
XB0110261
Girale transacties boven de 56.000 dollar die voldoen aan twee of meer van de volgende indicatoren: a) uit en/of naar het buitenland; b) identificatieproblemen; c) opvallend aantal rekeningen; d) geen verklaarbaar legaal doel of geen zichtbare relatie met (bedrijfs)activiteiten; e) transactie a-typisch voor cliënt; f) ongewoon conditie-aanbod; g) opvallende omzet of opvallende wijziging van het rekeningsaldo; h) inkomende stroom bestaat uit veel kleine bedragen en uitgaande stroom uit grote bedragen, of vice-versa; i) niet op eigen rekening cliënt; naar het buitenland zonder opgave van begunstigde dan wel onder code naam.
XB9010211
Transacties waarbij aanleiding is te veronderstellen dat zij verband kunnen houden met witwassen of financiering van terrorisme.
2
XB9710133
Contante transacties boven de 11.000 dollar waarbij omwisseling plaatsvindt in een andere valuta.
2
XB9710134
Contante transacties boven de 11.000 dollar betreffende aankoop en/of verzilveren door cliënt van cheques, traveller-cheques of soortgelijke betaalmiddelen.
78
XB9710136
Contante transacties boven de 11.000 dollar die voldoen aan twee of meer van de volgende criteria: a) Ongeteld; b) In vreemde valuta; c) Niet gestort op eigen rekening; Overboeking naar buitenlandse rekening.
5
XF0410211
Transacties waarbij aanleiding is te veronderstellen dat zij verband kunnen houden met witwassen of financiering van terrorisme (fiduciaire diensten)
1
XM0010134
Transacties waarbij voertuigen, edelstenen, edele metalen, sieraden, juwelen worden verkocht tegen geheel of gedeeltelijke contante betaling waarbij het contant te betalen bedrag 11.000 dollar of meer bedraagt.
4
XM0010137
Contante storting door cliënt in het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba op een creditcardrekening van meer dan 2.800 dollar.
48
XT0010211
Transacties waarbij aanleiding is te veronderstellen dat zij verband kunnen houden met witwassen of financiering van terrorisme (Money Transfers).
11
Totaal
163
Het totale bedrag van de meldingen in 2010 bedraagt omgerekend zo’n elf miljoen euro. Het gemiddelde bedrag is zo’n 67.000 euro.
Terug naar inhoudsopgave
12
36
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
Er zijn veel investeringen gedaan in het maken van samenwerkingsafspraken met de opsporing en andere partners om het effectief gebruik van de meldingen te realiseren. Het betreft onder andere de inzage in bestanden voor diepgaande analyse en de bevraging van de FIU-Nederland door de opsporing. Door diverse complicaties heeft dit nog niet tot het gewenste resultaat geleid. Het is dan ook de bedoeling deze afspraken op korte termijn verder te concretiseren.
5.4 Van projectfase naar regulier werkproces In 2011 is de doelstelling van de FIU-Nederland om ervoor te zorgen dat de Caribisch Nederland -meldingen zoveel mogelijk deel gaan uitmaken van de standaard werkprocessen. De data van Caribisch Nederland worden ondergebracht in het nieuwe systeem Government Anti-Money Laundering (GoAML4/) en zodra bestanden voor matching beschikbaar worden gesteld, zullen ook automatische matches uitgevoerd worden. Daarnaast wordt uiteraard eigen onderzoek op de transacties uitgevoerd. Op dit moment vindt dit eigen onderzoek in Nederland plaats en op termijn is het de bedoeling dat ook de administratief liaison een belangrijke bijdrage aan de analyse levert. De FIU-Nederland ijvert om op korte termijn bestanden voor matching te kunnen ontvangen, opdat een start kan worden gemaakt met het verdere onderzoek van de transacties. Ook zal zij zich inspannen om in 2011 met het OM afspraken te maken omtrent de aanlevering van LOvJ-verzoeken vanuit Caribisch Nederland aan de FIU-Nederland. Zoals gebruikelijk voor de overige werkzaamheden van de FIU-Nederland, is ook voor Caribisch Nederland een jaarplan opgesteld voor 2011 waarin de prestatie-indicatoren staan beschreven die specifiek van toepassing zijn op het komend jaar. Gedurende het jaar wordt de voortgang op diverse onderdelen bijgehouden.
Jaarplan 2011 Caribisch Nederland
Voor een beschrijving van het geautomatiseerde systeem GoAML, zie paragraaf 7.3 in hoofdstuk 7.
In 2011 ligt de nadruk in het jaarplan op voorlichting aan de melders en de contacten met andere belangrijke partners. Doel van de voorlichting is om te komen tot zo veel mogelijk melderregistraties alsmede een zo groot mogelijk aantal kwalitatief goede meldingen. De voorlichtingsactiviteiten van de liaison bestaan uit een groot aantal melderbezoeken. Zowel op het eiland Curaçao, waar meerdere hoofdvestigingen van belangrijke melders zitten die de compliance voor Caribisch Nederland verzorgen, als aan de melders op de Caribische eilanden. Daarnaast worden nieuwsbrieven uitgebracht en publicaties verzorgd in de Informatiekrant Caribisch Nederland, die regelmatig ter plaatse verschijnt. Ook wordt de website frequent aangevuld met nieuwe informatie. In 2011 worden tevens twee relatiedagen georganiseerd voor diverse meldergroepen. Met deze vorm van voorlichting is de afgelopen jaren in Nederland veel ervaring opgedaan en gebleken is dat deze vaak positieve effecten heeft op het meldgedrag, zeker bij nieuwe meldergroepen. Om zijn rol goed te kunnen vervullen heeft de liaison regelmatig overleg met zijn Nederlandse collega’s om ervaringen uit te wisselen en waar mogelijk gebruik te maken van de kennis en ervaring die bij de FIU-Nederland is opgebouwd. Omdat ook Caribisch Nederland voor het melden overgaat naar de nieuwe applicatie GoAML worden daaraan voorafgaand melders voorgelicht over de wijzigingen. Naast het geven van voorlichting voert de liaison regelmatig overleg met de toezichthouders voor Caribisch Nederland. Buiten deze activiteiten voor de liaison in 2011 heeft de accountmanager opsporing de taak voorlichting te geven aan de opsporing en het OM ter plaatse en is hij een belangrijke schakel in de operationele samenwerking, waaronder het ontvangen van LOvJ-verzoeken en het terugkoppelen van verdachte transacties aan de opsporing. Verder is voor komend jaar een belangrijke doelstelling om de Caribisch Nederland werkzaamheden zoveel mogelijk op te nemen in de standaard werkprocessen van FIUNederland. Het opnemen van het melden in het nieuwe automatiseringssysteem GoAML is daarbij een belangrijke voorwaarde. Daarnaast vormt het verder vormgeven van de operationele samenwerking met de ketenpartners een belangrijk speerpunt. Op analysegebied wordt in 2011 door de FIU-Nederland een geldstroomrapportage voor Caribisch Nederland gemaakt en worden enkele signaaldocumenten gegenereerd.
Terug naar inhoudsopgave
37
/
4
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
Terug naar inhoudsopgave
38
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
6
6 Over de grenzen 6.1 Internationale samenwerking In 2010 is de intensieve aandacht die in voorgaande jaren gegeven werd aan diverse internationale samenwerkingsprojecten, voortgezet. Het project Argus met de Zweedse FIU is gecontinueerd en bestaat op dit moment uit een intensieve structurele informatie-uitwisseling. Ook komend jaar zal deze samenwerking worden voortgezet. Er is het afgelopen jaar een bezoek gebracht door deze FIU aan de FIU-Nederland. Ook dit jaar is weer met betrekking tot ruim 30 dossiers informatie uitgewisseld en heeft de samenwerking geleid tot meerdere aanhoudingen. Ook zijn naar aanleiding van de samenwerking signaaldocumenten opgesteld voor diverse instanties. Daarnaast zijn dit jaar ook meerdere subjecten veroordeeld naar aanleiding van een oud dossiers. Het betreft vijf subjecten die straffen kregen van vijf tot tien jaar. De samenwerking met SOCA (Serious Organised Crime Agency), waar in 2009 mee is begonnen, heeft in 2010 geleid tot een groot aantal wederzijdse verzoeken om informatieverstrekking. Ook is door FIU-Nederland structureel informatie gematched met een lijst van criminele subjecten die gebruik maken van valse paspoorten. Dit heeft veel nuttige informatie opgeleverd. Er is door een medewerker van de FIU-Nederland verder een bezoek van drie dagen gebracht aan de SOCA om de informatie-uitwisseling te ondersteunen. De FIU-Nederland maakt gebruik van het FIU.net en het ESW om operationeel informatie uit te wisselen over subjecten met ongebruikelijke transacties. In onderstaande tabellen is per medium de top-5 landen weergegeven weermee in 2010 informatie is uitgewisseld. Het gaat daarbij om inkomende en uitgaande verzoeken. Tabel C: top-5 landen inkomende en uitgaande verzoeken via FIU.net
FIU.net België Finland Luxemburg Frankrijk Spanje
Inkomend 4353 551 281 235 105
België Duitsland Luxemburg Spanje Frankrijk
Uitgaand 1144 266 194 123 100
Engeland Zweden België Duitland Spanje
Uitgaand 42 33 16 10 9
Tabel D: top-5 landen inkomende en uitgaande verzoeken via ESW
ESW België Luxemburg Nederlandse Antillen Israël Jersey Verenigde Staten van Amerika
Inkomend 113 31 18 13 12 12
Ook met de FIU van België (CFI) is de reeds jaren lopende samenwerking op dezelfde voet voortgezet. In september 2010 is er een overleg geweest tussen de strategisch analisten van de CFI en de FIUNederland. Het doel was om kennis en expertise uit te wisselen over elkaars werkwijze. Net als voorgaande jaren is ook regelmatig samengewerkt met de Duitse collega’s. In 2010 heeft de FIU-Nederland een MOU afgesloten met Servië. Daarnaast zijn er veel voorbereidende werkzaamheden verricht voor het kunnen afsluiten van MOU’s in 2011.
Terug naar inhoudsopgave
40
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
6.2 Koninkrijkssamenwerking Naast de samenwerking met internationale partners werkt de FIU-Nederland samen met de overige koninkrijksdelen en Aruba. Omdat de koninkrijksdelen ten opzichte van elkaar niet als 'vreemde staten' gelden, is geen sprake van internationale samenwerking maar van interregionale samenwerking. De samenwerking tussen Aruba en Nederland is intensief met betrekking tot het uitwisselen van transactie-informatie. Ook vindt onderlinge afstemming plaats bij het opsporen van strafbare feiten en vervolgingstrajecten. De geldende wet- en regelgeving op de koninkrijksdelen vertoont conform het Koninkrijksstatuut gelijkenis. Er zijn diverse stappen gezet om de samenwerking tussen de landen van het Koninkrijk verder vorm te geven. Zo is een analist van MOT Aruba enkele weken in Nederland geweest om stage te lopen bij een strategisch analist van de FIU-Nederland. Als stageopdracht is gekozen voor een strategische analyse op het gebied van geldstromen in het Caribisch gebied. Verder zijn er werkafspraken gemaakt voor de realisatie van de ‘Caribische Box’. Het is de bedoeling dat alle koninkrijksmeldpunten in deze box volledig geautomatiseerd subjectinformatie met elkaar matchen. Deze subjectinformatie wordt versleuteld, zodat geen van de meldpunten daadwerkelijk inzage heeft in de namen. Indien twee naamsleutels met elkaar overeenkomen zal de applicatie de betreffende meldpunten hiervan op de hoogte stellen. De uitwisseling van de achterliggende subjectinformatie verloopt vervolgens via de reguliere weg. Besloten is dat alle ongebruikelijke transacties van één jaar terug, worden opgenomen in de FIU.NET applicatie (zie paragraaf 5.5). Dagelijks komen er nieuwe transacties bij en verdwijnen de transacties die ouder zijn dan één jaar. Verder is afgesproken om voor of tijdens het koninkrijksseminar op Aruba in maart 2011 een eerste match uit te voeren en de resultaten daarvan te bespreken. Ook zijn voor de matches vervolgacties afgesproken.
6.3 Financial Action Task Force De Financial Action Task Force (FATF) is een intergouvernementele organisatie die in 1989 is opgericht door de G7. De FATF richt zich op de internationale bestrijding van witwassen en sinds 2001 ook op het bestrijden van het financieren van terrorisme. Leden van de FATF, waaronder het Koninkrijk der Nederlanden, zijn gebonden aan veertig aanbevelingen met betrekking tot de bestrijding van witwassen en negen aanbevelingen met betrekking tot de bestrijding van het financieren van terrorisme. De FATF-aanbevelingen zijn internationaal erkend en worden gesteund door een groot aantal rechtsgebieden over de hele wereld. Alle FATF landen worden regelmatig geëvalueerd aan de hand van deze aanbevelingen. FIU-Nederland heeft net als voorgaande jaren veel tijd geïnvesteerd in de FATF. Omdat Nederland in 2010 door de FATF geëvalueerd is, zijn er ten opzicht van voorgaande jaren zelfs aanzienlijke extra inspanningen gepleegd. In 2010 is door FIU-Nederland deelgenomen aan alle plenaire vergaderingen van de FATF. In februari vond in Abu Dhabi de eerste plenaire vergadering van de FATF plaats. Dit was de tweede vergadering onder het Nederlands voorzitterschap dat liep tot 30 juni 2010. Een belangrijk resultaat van de vergadering in februari is het principebesluit dat bij de geplande aanpassing van de FATF standaarden voorafgaande aan de vierde ronde van wederzijdse evaluaties, belastingdelicten zullen worden toegevoegd aan de door FATF gehanteerde lijst met gronddelicten voor witwassen. Nederland heeft altijd voor opname gepleit en het onderwerp was één van de prioriteiten van het Nederlandse voorzitterschap. De plenaire vergadering heeft verder een rapport over confiscatie aangenomen. Dit rapport is tot stand gekomen onder leiding van Nederland en het Verenigd Koninkrijk. Het rapport bevat onder meer best practices op het terrein van het opsporen van wederrechtelijk verkregen vermogen, internationale samenwerking bij ontneming, voorlopige maatregelen om vermogensbestanddelen veilig te stellen en ontneming zonder strafrechtelijke veroordeling (non-conviction based confiscation). In juni 2010 vond in Amsterdam de tweede plenaire vergadering van de FATF plaats. Tijdens de plenaire vergadering is het typologierapport getiteld ‘Global Threat Assessment’ aangenomen. Het rapport maakt het mogelijk om (bestaande) witwasrisico’s aan de hand van een model te detecteren.
Terug naar inhoudsopgave
41
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
In oktober 2010 vond in Parijs de derde plenaire vergadering plaats. Daar is het rapport over nieuwe betaalmethoden (New Payment Methods) aangenomen, naar aanleiding van het onderzoek dat onder (co)voorzitterschap van een vertegenwoordiger van de FIU-Nederland is uitgevoerd. Het onderzoek betrof de risico’s van nieuwe betaalmethoden, zoals prepaid betaalkaarten, sms-betalingen en internettransacties, voor witwassen en terrorismefinanciering. De FIU-Nederland vindt het belangrijk te investeren in het verkrijgen van meer kennis en ervaring over dit onderwerp. Om deze reden heeft de FIU-Nederland, naast het FATF-onderzoek, ook risico’s in kaart gebracht van nieuwe betaalmethoden in Nederland. Door interviews met verschillende publieke en private partijen en analyses van de FIU-Nederland database is getracht een overzicht te maken van innovatieve betaalmogelijkheden op de Nederlandse markt en hun risico’s voor witwassen en financiering van terrorisme. Over het algemeen luidt de conclusie dat de risico’s voor witwassen met deze producten meevallen en niet hoger lijken dan met de traditionele manieren van betalen. Wel maakt de hogere mate van anonimiteit het moeilijk de identiteit van de klant te bepalen. Tijdens gesprekken met banken gaven enkele banken dan ook aan dat de intrede van het internetbankieren het onderkennen van ongebruikelijke transacties in bepaalde gevallen moeilijker heeft gemaakt, onder andere door het ontbreken van het één-op-één contact met de klant. Op dit terrein valt nog veel te winnen en de FIU-Nederland blijft hier ook in de toekomst in investeren. Om de eerste bevindingen van dit onderzoek te delen met ketenpartners, heeft op 1 september 2010 een expertmeeting over dit onderwerp plaatsgevonden.
FATF Evaluatie van Nederland Nederland is in 2010 in de derde ronde van wederzijdse FATF-evaluaties als laatste land geëvalueerd. Dit is een lang en intensief proces geweest waarbij alle facetten van de bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering aan bod zijn gekomen. De feitelijke uitvoering heeft plaatsgevonden door het Internationaal Monetair Fonds. Getoetst is in hoeverre Nederland voldoet aan de veertig aanbevelingen inzake de bestrijding van witwassen en de negen speciale aanbevelingen inzake de bestrijding van terrorismefinanciering. Daartoe is Nederland in 2010 bezocht door het team van onderzoekers die de staat van de wetgeving en voor een deel de werking van wet- en regelgeving om financiële misdaad te voorkomen, dan wel het op te sporen en te bestraffen heeft onderzocht. Als belangrijke speler bij de bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering, was ook de FIU-Nederland onderwerp van de evaluatie. Ter voorbereiding hierop heeft de FIU-Nederland in 2009 een werkgroep ingesteld, die alle noodzakelijke voorbereidingen heeft getroffen om – vanuit de FIU-Nederland – medewerking te kunnen verlenen aan het evaluatieteam. Deze werkgroep is ook in 2010 bezig geweest met de verdere voorbereiding van de evaluatie. Daarvoor is de projectgroep ruim 10 keer bij elkaar gekomen waarna de diverse leden zich bezig hielden met het verzamelen van informatie en het uitvoeren van de benodigde analyses. Ook de on-site visit en een serie gesprekken met het onderzoeksteam heeft ondanks de goede voorbereiding nog veel extra tijd in beslag genomen. Het evaluatieteam is in totaal twee weken bij FIU-Nederland op bezoek geweest. Daarbij is een hele dag gesproken met de projectgroep en vervolgens hebben een groot aantal gesprekken plaatsgevonden met leden van de projectgroep en ook andere medewerkers van FIU-Nederland. Ook na dit uitgebreide verzoek is nog informatie verzameld en nagestuurd. In november volgde een week overleg in New York, waaraan het hoofd van de FIUNederland en een beleidsmedewerker hebben deelgenomen. Ook tijdens dit overleg is in Nederland nog aanvullende informatie verzameld en opgestuurd. Ondanks dat de definitieve evaluatie pas in 2011 gereed is, zijn reeds enkele kritiekpunten naar boven gekomen. Deze betreffen onder andere de operationele analyses die door FIU-Nederland worden uitgevoerd en de onafhankelijkheid van de FIU-Nederland. Complimenten waren er ook. Zo was het evaluatieteam onder de indruk van de strategische analyse-producten van de FIU-Nederland, waaronder de RTB’s die worden gemaakt voor de politieregio’s. De FIU-Nederland zal in de loop van 2011 invulling gaan geven aan de kritiekpunten die voortkomen uit de evaluatie.
Terug naar inhoudsopgave
42
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
6.4 Egmont Groep Sinds haar oprichting vijftien jaar geleden is de Egmont Groep uitgegroeid tot een gezaghebbende internationale organisatie van thans 120 verschillende FIU’s over de hele wereld. Door de groei dient ook te worden gekeken naar de organisatie en ‘the span of control’. Het is tijd voor andere managementstrategieën, een aangepaste structuur en een planning. In verband met alternatieve technische mogelijkheden en het kostenaspect is dit jaar besloten om met ingang van 2011 het aantal vergaderingen van de Egmont Groep van drie naar twee per jaar terug te brengen. De werkgroep vergaderingen in 2010 werden respectievelijk op Mauritius en in Moldavië gehouden. In de zomer vond de Plenaire vergadering in Cartagena, Colombia plaats. Tijdens deze plenaire werd ondermeer besloten om de FIU’s van de landen Afghanistan (FINTRACA), Cameroon (NAFI-Cameroon), Ivory Coast (CENTIF Cote d’Ivoire) en Uruguay (UIAF-Uruguay) tot de EG toe te laten. In de vergadering van de Legal Working Group (LWG) in Moldavië in oktober werd vastgesteld dat als gevolg van de staatkundige veranderingen in het Caribische gebied het meldpunt van de Nederlandse Antillen met ingang van 10 oktober het meldpunt van Curaçao geworden was en dat St. Maarten een nieuw meldpunt ontwikkeld heeft. In feite is de FIU van Curaçao de rechtsopvolger van het MOT Nederlandse Antillen. Voor het nieuwe meldpunt op St. Maarten geldt, dat als zij een Egmont Groep lidmaatschap voorstaan, zij een volledige lidmaatschap procedure dienen te ondergaan. Van 16 tot en met 18 November vond een historisch moment plaats, toen de Egmont Groep gezamenlijk met de FATF in Kaapstad een zogenaamde ‘Joint experts Meeting’ (JEM) hield. Deze bijeenkomst getuigt van het dichter naar elkaar toe groeien van beide organisaties. Een basis is gelegd voor verdere initiatieven en projecten. Al eerder wisselden Egmont Groep en FATF-leden van gedachten over de invulling van Recommandation 40, de internationale samenwerking en informatie-uitwisseling. In Kaapstad werd ook gesproken over Recommandation 26, de aanbeveling over de inrichting van een FIU waarbij de mate van onafhankelijkheid een cruciale rol speelt voor het functioneren van FIU’s. Daarnaast waren de onderwerpen nationale en internationale informatie-uitwisseling topics, maar ook de invloed van de financiële crisis, piraterij en mensensmokkel werden besproken in relatie tot het aanpakken van deze problemen. De verschillende werkgroepen leveren continu bijdragen aan belangrijke onderdelen in de strijd tegen het witwassen en de financiering van terrorisme. De Training werkgroep houdt zich ondermeer bezig met het ontwikkelen van trainingen en voorlichting. Voorbeelden zijn het verzamelen en delen van witwastypologieën, het vervaardigen van een zogenaamde ‘awareness video, ondersteunen van tactische analyses etc. De IT-werkgroep werkt aan een verfijning en verbetering van de Egmont Groep IT- communicatiesystemen. Het delen van relevante informatie in een adequate beschermde omgeving is essentieel. De samenwerking met het FIU-Net bureau is daarbij van belang.
6.5 FIU.NET Het FIU.NET creëert technische mogelijkheden om een efficiënte gegevensuitwisseling tussen Europese FIU’s mogelijk te maken. Het computernetwerk met een hoge beveiliging is in 2002 opgezet. In 2010 is een traject gestart dat ertoe moet leiden dat FIU.NET wordt ondergebracht bij Europol. De FIUNederland participeert als partner in het FIU.NET-project. In 2010 zijn in dit verband de vergaderingen van de Board of Partners bijgewoond en is met drie personen deelgenomen aan het gebruikersoverleg in Londen. Daarnaast wordt door het FIU.Net bureau gewerkt aan de matching van gegevens van de Koninkrijksmeldpunten. FIU-Nederland heeft hiervoor meegewerkt aan een pilot waarbij gegevens met de FIU van Finland zijn gematched. In 2011 zal FIU-Nederland meewerken aan een pilot waarbij matching met Spanje en het Verenigd Koninkrijk plaatsvindt.
Terug naar inhoudsopgave
43
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
6.6 AWF Sustrans Sinds 2001 hebben Europol en de FIU-Nederland een goede samenwerking op het gebied van het bestrijden van witwassen en het financieren van terrorisme. Hieruit is de Analytical Work File Suspicious Transactions (AWF Sustrans) ontstaan waarin inmiddels door meer dan twintig lidstaten wordt geparticipeerd. Alle lidstaten leveren financiële informatie aan de AWF Sustrans. Ook de FIU-Nederland verstrekt wekelijks het merendeel van haar verdachte transacties aan Europol. Als een subject bij twee of meer landen voorkomt, dan wordt de FIU-Nederland door Europol aanvullend bevraagd. In het kader van de AWF Sustrans zijn in 2010 65 verzoeken van Europol afgehandeld. De verstrekte informatie wordt geanalyseerd om internationale criminele samenwerkingsverbanden te detecteren. Aangetroffen samenwerkingsverbanden worden nader onderzocht met de desbetreffende lidstaten.
Terug naar inhoudsopgave
44
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
Terug naar inhoudsopgave
45
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
7
7 FIU-Nederland in Kengetallen In dit hoofdstuk presenteert de FIU-Nederland kengetallen over de ongebruikelijke en verdachte transacties. Deze cijfers geven niet alleen een beeld van de ontwikkelingen in de meldsector, zij bieden eveneens inzicht in de werkzaamheden van de FIU-Nederland en haar omgeving in 2010. De ongebruikelijke transacties zijn weergegeven op basis van het registratiejaar. Op deze wijze wordt inzichtelijk hoeveel transacties de FIU-Nederland het afgelopen jaar heeft ingelezen en geregistreerd.
7.1 Inleiding De ongebruikelijke transacties vormen de primaire input van de onderzoek- en analyseprocessen van de FIU-Nederland. Het aantal transacties dat de FIU-Nederland ontvangt, is in eerste instantie afhankelijk van de meldende instellingen. Zij zijn verantwoordelijk voor het monitoren op en het melden van ongebruikelijke transacties. Andere partijen – met name de toezichthouders en de FIU-Nederland kunnen invloed uitoefenen op het meldgedrag van de instellingen. De invloed van de FIU-Nederland bestaat in dit verband onder meer uit het geven van voorlichting en het verdacht verklaren van transacties. Voorlichting dient er met name toe om melders te ondersteunen in het herkennen en melden van ongebruikelijke transacties. Het verdacht verklaren van transacties draagt eveneens bij aan herkenning van ongebruikelijke transacties. Immers, een verdacht verklaarde transactie mag door een melder als een belangrijk signaal worden opgevat, dat er – indien aanwezig - meer transacties over een subject gemeld zouden moeten worden. Instellingen krijgen daarom ook een afloopbericht van de FIU-Nederland wanneer een gemelde transactie verdacht is verklaard. Melders blijven overigens zelf verantwoordelijk: het uitblijven van een verdachtverklaring van eerdere meldingen is geen reden om andere ongebruikelijke transacties van eenzelfde subject niet te melden. De FIU-Nederland heeft simpelweg te weinig capaciteit om de jaarlijks gemiddeld ruim 224.000 meldingen die zij ontvangt allemaal in onderzoek te nemen. Verdachte transacties vormen de primaire output van de FIU-Nederland. De verdachte transacties worden weergegeven op basis van het doormeldjaar, dat wil zeggen het jaar waarin de transactie verdacht is verklaard. Op deze wijze wordt inzichtelijk hoeveel output de organisatie binnen een jaar heeft gerealiseerd. Transacties worden verdacht verklaard op basis van vier verschillende methoden: (1) de dagelijkse match met het VROS-bestand, (2) screening naar aanleiding van LOvJ-verzoeken, (3) matches met overige gegevensbestanden en (4) eigen onderzoek. Verdachtverklaring in het kader van de eerste en de derde categorie is sterk afhankelijk van de input van de opsporing; het aantal doormeldingen op basis van de match hangt samen met de mate waarin opsporingsambtenaren de bestanden vullen met subjecten die voorkomen in de database van de FIU-Nederland. Uiteraard hangt het aantal door de politie ingediende LOvJ-verzoeken (2) eveneens samen met de inspanningen van de opsporing, al kan de FIU-Nederland hierop enige invloed uitoefenen door de regio’s goed voor te lichten over het gebruik van het LOvJ-verzoek. Het verrichten van eigen onderzoek (4) ligt hoofdzakelijk binnen de invloedssfeer van de FIU-Nederland en hangt onder andere samen met de beschikbare expertise en capaciteit, alsmede de (beleids)keuzes die zij maakt omtrent het inzetten van deze capaciteit. Resumerend kan worden gesteld, dat het aantal transacties dat de FIU-Nederland jaarlijks verdacht verklaart, niet alleen of zozeer afhangt van het aantal transacties dat deze status ‘toekomt’, maar ook van de inspanningen die de FIU-Nederland en de diverse handhavingspartners kunnen leveren. Hetzelfde geldt voor het aantal ongebruikelijke transacties dat jaarlijks wordt gemeld; dit wordt niet alleen of zozeer bepaald door wat er zich werkelijk in de markt afspeelt, maar ook door de capaciteit en de bereidheid van meldende instellingen om hierover te melden.
Terug naar inhoudsopgave
47
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
Leeswijzer bij de kengetallen ◊ Ongebruikelijke transacties zijn opgevraagd op registratiedatum, dit wil zeggen de datum waarop de FIU-Nederland de ontvangen transactie als ongebruikelijk in de MOT-database heeft geregistreerd. ◊ Verdachte transacties zijn opgevraagd op doormelddatum, dit wil zeggen de datum waarop de FIU-Nederland de transacties, na onderzoek, als verdacht heeft doorgemeld. In feite betreft het hier dus de kwantitatieve productie van de FIU-Nederland. Hierbij moet worden opgemerkt dat de FIU-Nederland niet alle aangeboden transacties aan een uitgebreid onderzoek ter verdachtverklaring kan onderwerpen. Wel wordt elke melding, die de FIU-Nederland registreert, onderworpen aan een automatische bestandsvergelijking (‘match’) met het VROS-register. Enige vorm van onderzoek vindt daardoor altijd plaats. ◊ Het kan voorkomen dat percentages door afronding niet geheel optellen tot 100%. ◊ Bedragen in vreemde valuta zijn omgerekend naar euro met de middenkoersen van het jaar waarin de transactie is verricht. Dit houdt in dat de genoemde bedragen niet exact zijn, maar wel een goede indicatie vormen voor het daadwerkelijke bedrag. ◊ Bij de berekening van bedragen worden meldingen van voorgenomen transacties buiten beschouwing gelaten. ◊ Bedragen in de tabellen zijn afgerond. ◊ Eén transactie kan worden doorgemeld aan meerdere opsporingsdiensten. ◊ In de kengetallen staan de doorlooptijden vermeld voor diverse meldsectoren. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de doorlooptijden van objectief gemelde transacties en subjectief gemelde transacties. Valt een transactie onder het bereik van een objectieve indicator, dan geldt een wettelijke meldtermijn van maximaal 14 dagen, die ingaat op het moment dat de transactie plaats vindt. Constateert een melder, dat een transactie valt onder het bereik van een subjectieve indicator, dan geldt eveneens een meldtermijn van 14 dagen. Deze termijn gaat echter in op het moment dat blijkt, dat de subjectieve indicator van toepassing is. ◊ Doorlooptijden zijn berekend op basis van 80% van de meldingen met de laagste doorlooptijden. Op deze manier hebben extreem hoge doorlooptijden – bijvoorbeeld als gevolg van achterstallige meldingen – geen onevenredige invloed op de gemiddelde doorlooptijd. ◊ De subjectieve meldplicht voor money transfers geldt voor zowel de providers als hun agenten. Het kan daardoor voorkomen dat een transactie twee keer wordt gemeld bij de FIU-Nederland. Dubbel gemelde money transfers, dat wil zeggen money transfers die zijn gemeld door zowel een agent als zijn provider, zijn door de FIU-Nederland gefilterd. Bij de samenstelling van de kengetallen zijn dus alleen unieke money transfers meegeteld. ◊ In de categorie “Andere opsporingsdiensten” in tabel 4 van de Kengetallen, zijn met ingang van het jaaroverzicht 2010 de zogenaamde interne doormeldingen uitgesloten. Dit betrof in het verleden meldingen die door het toenmalige Meldpunt Ongebruikelijke Transacties (MOT) werden doorgemeld aan het Bureau ter ondersteuning van de Landelijk Officier van Justitie inzake de Wet MOT (BLOM) en die, na het samengaan van MOT en BLOM als interne doormeldingen werden bestempeld. Aangezien een interne doormelding in ook altijd aan ten minste een andere opsporingsdienst wordt doorgemeld, is het aantal interne doormeldingen in feite niet van belang. De FIU-Nederland heeft er daarom voor gekozen om dit aantal niet langer op te nemen in de tabel. De totalen voor het jaar 2009 komen daardoor nu lager uit dan de aantallen die in het jaaroverzicht van 2009 vermeld staan.
Terug naar inhoudsopgave
48
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
7. 2 Totaalcijfers 7.2.1 Ongebruikelijke transacties In grafiek 1 wordt de ontwikkeling van het jaarlijks aantal gemelde ongebruikelijke transacties weergegeven. Er wordt onderscheid gemaakt naar meldingen van money transfers en niet-money transfers. De weergegeven jaren betreffen de jaren waarin de transacties zijn geregistreerd. Grafiek 1: ongebruikelijke transacties 2006 - 2010
500.000 450.000 400.000 350.000 300.000 250.000 200.000 150.000 100.000 50.000 0
388.842
214.040 172.865
niet-money transfers money transfers
163.933
183.395
2006
2007
2008
2009
2010
26.707
25.093
21.472
16.105
19.331
146.158
188.947
367.370
147.828
164.064
Het totale aantal ongebruikelijke transacties stijgt in 2010 met 12% ten opzichte van 2009. Met name de stijging van het aantal niet-money transfers is opmerkelijk te noemen; sinds de laatste grote wijziging in het indicatorenstelsel eind 2005, ontving de FIU-Nederland jaarlijks steeds minder meldingen uit deze categorie. Met een toename van 20% ten opzichte van 2009 is deze dalende trend doorbroken. Ook het aantal meldingen van ongebruikelijke money transfers zit weer in de lift. De toename in deze sector bedraagt 11%. Het aandeel van de subjectief gemelde transacties is gestegen van 55% in 2009 naar 64% in 2010. De verhouding tussen objectief- en subjectief gemelde transacties komt daarmee op 36%-64%. Waar tot en met het jaar 2007 steevast de meldingen met een objectief karakter in de meerderheid waren, is anno 2010 duidelijk een kentering zichtbaar. Het aantal melders dat de weg wist te vinden naar de FIU-Nederland is gedaald van 1.190 in 2009 naar 1.038 in 2010. In absolute aantallen vindt de grootste afname plaats binnen de voertuighandel (van 661 naar 596 melders). Ook vanuit het notariaat meldde in 2010 een aanmerkelijk kleiner aantal melders ongebruikelijke transacties aan de FIU-Nederland (van 169 naar 113 melders). In tabel 1 wordt het aantal ongebruikelijke transacties per meldsector weergegeven. Er wordt onderscheid gemaakt naar meldingen van niet-money transfers en money transfers. Tevens wordt het aandeel van meldingen op het totaal weergegeven.
Terug naar inhoudsopgave
49
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
Tabel 1: ongebruikelijke transacties per sector
Niet-money transfers Sector
Aantal
Banken Handelaren Overheid Geldtransactiekantoren Creditcardmaatschappijen Vrije beroepsbeoefenaars Casino’s Overige handelaren Effectenbemiddelaars Financieringsmaatschappijen Levensverzekeraars Assurantietussenpersonen Beleggingsinstellingen Subtotaal niet-money transfers
7.740 3.703 2.773 1.707 1.308 1.040 1.014 30 11 2 2 1 0 19.331
Money transfers Sector
Aantal
Geldtransactiekantoren Banken Subtotaal money transfers
152.219 11.845 164.064
Eindtotaal
183.395
2010 Aandeel in subtotaal 40% 19% 14% 9% 7% 5% 5% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 100%* 2010 Aandeel in subtotaal 93% 7% 100%
Aantal 3.656 4.697 2.798 1.832 916 1.178 981 14 18 5 9 1 0 16.105
Aantal 135.108 12.720 147.828
2009 Aandeel in subtotaal 23% 29% 17% 11% 6% 7% 6% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 100%* 2009 Aandeel in subtotaal 91% 9% 100%
163.933
*Door afronding telt het totaal niet exact op tot 100%.
In de categorie niet-money transfers doen de banken meer dan twee keer zoveel meldingen als in 2009. Noemenswaardig is ook de stijging van 43% in het aantal meldingen afkomstig van creditcardmaatschappijen. De handelaren in zaken van grote waarde doen daarentegen 21% minder meldingen ten opzichte van 2009. De meldplicht voor de overige handelaren levert in 2010 weliswaar meer dan dubbel zoveel meldingen op als in 2009, maar het absolute aantal is nog steeds laag te noemen. In de rest van dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de ontwikkeling van het aantal ongebruikelijke (en verdachte) transacties per meldsector.
Terug naar inhoudsopgave
50
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
Figuur 6.1 Ongebruikelijke transacties registratiejaren 2007-2009 per politieregio
7.2.2 Ongebruikelijke transacties per politieregio Om weer te geven waar in Nederland de ongebruikelijke en verdachte transacties plaatsvinden, is in figuur 1 een kwantitatief beeld weergegeven ten aanzien van de ongebruikelijke transacties per politieregio. Figuur 6.2 Verdachte transacties doormeldjaren 2007-2009 per politieregio Figuur 1: Ongebruikelijke transacties registratiejaren 2008-2010 1
‘0 8 ‘0 9 ‘1 0
‘0 8 ‘0 9 ‘1 0
2
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25
0
9
‘0 0
0
9
8
‘1
‘0
‘0
‘1
‘0 9
8
1 10
0
9
‘1
‘0
‘0
8
2
8
‘0
‘0 0
‘1
9
‘0
8 ‘0
‘1
3 10
0
‘1
0
9
0
9
8
‘0
‘0 0
9
‘1
‘0
‘0
8
13
‘1
0
9
‘1
‘0
‘0
8
25
‘0
‘0
8
4
12
‘1
9
‘0
‘0
8
11
0
0
9
8
‘0
‘0 0
9
0
0
9
‘1
23
‘1
‘0
‘0
8
22
0
9
‘1
‘0
8
FIU-jaaroverzicht 2009 | Financial Intelligence Unit-Nederland ‘0
42
Terug naar inhoudsopgave
‘0
‘0
8 8
0
‘1
‘0
‘0
0
9
‘1
‘0
8 ‘0
0
9
‘1
8
9
21
20
‘0
‘0
‘0 0
‘1
‘0
‘0
8
8
9
0
‘1
‘0
8 ‘0
9
0
9
18
‘1
‘0
‘0
8
8
17
‘1
0
9
‘1
‘0
8 ‘0
6 7
9
0
9
‘1
8
‘0
‘0
0
9
8
‘1
‘0
‘0
9
16
15
19
‘1
9
5
‘1
‘0
‘0
8
14
‘0
POLITIEREGIO Groningen Friesland Drenthe IJsselland Twente Noord- en Oost-Gelderland Gelderland-Midden Gelderland-Zuid Utrecht Noord-Holland-Noord Zaanstreek-Waterland Kennemerland Amsterdam-Amstelland Gooi en Vechtstreek Haaglanden Hollands Midden Rotterdam-Rijnmond Zuid-Holland-Zuid Zeeland Midden- en West-Brabant Brabant-Noord Brabant-Zuid-Oost Limburg-Noord Limburg-Zuid Flevoland
Legenda
0
‘1
9
‘0
‘0
8
24
100.001 - 200.000 50.001 - 100.000 20.001 - 50.000 10.001 - 20.000 7.501 - 10.000 5.001 - 7.500 2.501 - 5.000 0 - 2.500
De grootste absolute stijging van het aantal ongebruikelijke transacties vindt plaats in de regio Rotterdam-Rijnmond. Procentueel gezien zijn vooral Zeeland (+223%) en Friesland (+95%) interessante stijgers. De toename van het aantal ongebruikelijke transacties dat plaatsvindt in Zeeland heeft vooral Ook bij de verdachte transacties heeft de bulk achterstallige meldingen in 2008 invloed op het landelijk te maken met een groeiend aantal meldingen van money transfers dat wordt gemeld door de subagenbeeld, al is dat wel in mindere mate. Van de 25 politieregio’s zitten er twintig in een lagere categorie in 2009 ten van één dan grote betreft hier in shop-in-shops in deDe videotelecomsector. in melder. 2008, de Het andere vijf zitten dezelfde categorie. meesten opvallende regio is Brabant-Noord. De Ook in Friesland worden vooral meer ongebruikelijke money transfers gemeld, maar in dezeverdacht regio isverklaard FIU-Nederland heeft in 2009 meer transacties, die in deze regio hebben plaatsgevonden, de toenamedan zichtbaar bij vier verschillende melders. De top-3 bestemmingslanden van uitgaande in 2008. Het betreft hier voor een groot deel een eigen onderzoek van de FIU-Nederland naar een ongebruikelijke money transfers in deen regio Friesland bestaatwaarbij uit Roemenie, de Dominicaanse netwerk van rechtspersonen natuurlijke personen, de FIU-Nederland een vermoeden heeft dat deze mogelijk betrokken zijn bij oplichting en BTW-fraude. De grootste dalingen vinden plaats in de Republiek en Bulgarije. politieregio’s Friesland (92%) en Drenthe (88%).
Terug naar inhoudsopgave
51
Terug naar inhoudsopgave
45
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
FIU-jaaroverzicht 2009 | Financial Intelligence Unit-Nederland
7.2.3 Verdachte transacties In grafiek 2 wordt de ontwikkeling van het jaarlijks aantal doorgemelde verdachte transacties weergegeven. Er wordt onderscheid gemaakt naar meldingen van money transfers en niet-money transfers. De weergegeven jaren betreffen de jaren waarin de transacties zijn doorgemeld naar de opsporingsdiensten. Grafiek 2: verdachte transacties 2006 - 2010
70.000 54.605
60.000 45.656
50.000 34.531
40.000
32.100
29.795
30.000 20.000 10.000 0 2006
2007
2008
2009
2010
5.537
4.763
3.802
3.453
4.408
28.994
40.893
50.803
28.647
25.387
niet-money transfers money transfers
Bij de niet-money transfers is een stijging opgetreden in het aantal verdachte transacties van 28%. Het totaalbeeld wordt echter vooral beïnvloed door de daling van het aantal doormeldingen in de money transfersector. De FIU-Nederland heeft in totaal in 2010 zo’n 7% minder transacties kunnen doormelden dan in 2009. Bij de verdachte transacties stijgt het aandeel van de subjectief gemelde transacties van 62% in 2009 naar 69% in 2010. In tabel 2 wordt het aantal verdachte transacties per meldsector weergegeven. Er wordt onderscheid gemaakt naar meldingen van niet-money transfers en money transfers. Tevens wordt het aandeel van meldingen op het totaal weergegeven.
Terug naar inhoudsopgave
52
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
Tabel 2: verdachte transacties per sector
Niet-money transfers Sector
Aantal
Banken Handelaren Geldtransactiekantoren Vrije beroepsbeoefenaars Casino’s Overheid Creditcardmaatschappijen Levensverzekeraars Overige handelaren Effectenbemiddelaars Assurantietussenpersonen Beleggingsinstellingen Financieringsmaatschappijen Subtotaal niet-money transfers
2.857 391 381 356 252 99 67 2 2 1 0 0 0 4.408
Money transfers Sector
Aantal
Geldtransactiekantoren Banken Subtotaal money transfers
18.829 6.558 25.387
Eindtotaal
29.795
2010 Aandeel in subtotaal 65% 9% 9% 8% 6% 2% 2% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 100%* 2010 Aandeel in subtotaal 74% 26% 100%
Aantal 1.475 682 469 414 227 148 28 4 0 1 1 0 4 3.453
Aantal 18.778 9.869 28.647
2009 Aandeel in subtotaal 43% 20% 14% 12% 7% 4% 1% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 100%* 2009 Aandeel in subtotaal 66% 34% 100%
32.100
*Door afronding telt het totaal niet exact op tot 100%.
De banken spelen een bepalende rol bij de toename van 28% in het aantal verdachte transacties in de niet-money transfersector. Dit is ook zichtbaar in het aandeel van de banken dat stijgt van 43% in 2009 naar 65% in 2010. Bij de creditcardmaatschappijen en de casino’s is eveneens een toename zichtbaar, maar de absolute aantallen zijn dusdanig laag dat dit in veel mindere mate van invloed is op de verhoudingen per sector. Er zijn ook enkele sectoren waarin een aanzienlijke daling plaatsvindt van het aantal verdachte transacties. Zowel absoluut als procentueel is de daling bij de handelaren in zaken van grote waarde (-43%). Ook bij de sectoren overheid (-33%), geldtransactiekantoren (-19%) en vrije beroepsbeoefenaars (-14%) neemt het aantal verdachte transacties in 2010 af ten opzichte van het voorgaande jaar. Bij de categorie money transfers is het aantal verdachte transacties afkomstig van geldtransactiekantoren nagenoeg gelijk gebleven, terwijl dat van de banken afneemt met 34%.
7.2.4 Verdachte transacties per politieregio Onderstaand figuur 2 geeft een kwantitatief beeld met betrekking tot de verdachte transacties die hebben plaatsgevonden in de regio’s. De verdachte transacties zijn weergegeven op basis van het jaar waarin de transacties verdacht zijn verklaard en doorgemeld naar de opsporingsdiensten.
Terug naar inhoudsopgave
53
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
Figuur 6.2 Verdachte transacties doormeldjaren 2007-2009 per politieregio
1
‘0 8 ‘0 9 ‘1 0
‘0 8 ‘0 9 ‘1 0
2
‘0 8 ‘0 9 ‘1 0
2
‘0 8 ‘0 9 ‘1 0
1 10
‘0 8 ‘0 9 ‘1 0
Figuur 2: Verdachte transacties doormeldjaren 2009-2010
‘0 8 ‘0 9 ‘1 0
2
POLITIEREGIO Groningen 1 Friesland 2 Drenthe 3 IJsselland 4 Twente 5 Noord- en Oost-Gelderland 6 Gelderland-Midden 7 Gelderland-Zuid 8 Utrecht 9 Noord-Holland-Noord 10 Zaanstreek-Waterland 11 Kennemerland 12 Amsterdam-Amstelland 13 Gooi en Vechtstreek 14 Haaglanden 15 Hollands Midden 16 Rotterdam-Rijnmond 17 Zuid-Holland-Zuid 18 Zeeland 19 Midden- en West-Brabant 20 Terug naar inhoudsopgave Brabant-Noord 21 Brabant-Zuid-Oost 22 Limburg-Noord 23 Limburg-Zuid 24 Flevoland 25
3
‘0 8 ‘0 9 ‘1 0
‘0 8 ‘0 9 ‘1 0
10
‘0 8 ‘0 9 ‘1 0
25
‘0 8 ‘0 9 ‘1 0
11 4
‘0 8 ‘0 9 ‘1 0 12
‘0 8 ‘0 9 ‘1 0
‘0 8 ‘0 9 ‘1 0
25
0
9
‘0
‘0
8
14
‘1
0
9
‘1
‘0
‘0
8
13
0
0
9
8
‘1
‘0
‘0
0
9
‘1
0
9
‘0
8 ‘0
‘1
0
9
‘0
‘0
8
6
8
‘1
‘0
‘0
8
0
9
‘1
8
9
0
9
‘1
‘0
8 ‘0
7 18
‘0
‘1
0
‘1
9
8
‘0
‘0
0
9
8
‘1
‘0
‘0
9
17
‘0
‘0
‘0
8
5 16
15
9
0
8
‘1
‘0
0
0
9
‘0
‘0
8
20
‘1
0
9
‘1
‘0
‘0
8
‘0
9
21 19
‘1
0
9
‘1
‘0
‘0
8
24
0
Legenda
‘1
‘0
‘0
9
FIU-jaaroverzicht 2009 | Financial Intelligence Unit-Nederland 23 8
42
‘0
‘0
8
22
15.001 - 20.000 10.001 - 15.000 5.001 - 10.000 2.501 - 5.000 1.001 - 2.500 501 - 1.000 251 - 500 0 - 250
7.2.5 Doormeldreden en doormeldregio’s In tabel 3 zijn de doormeldredenen voor de verdachte transacties in 2010 en 2009 weergegeven. Ook bij de verdachte transacties heeft de bulk achterstallige meldingen in 2008 invloed op het landelijk beeld, al is dat wel in mindere mate. Van de 25 politieregio’s zitten er twintig in een lagere categorie in 2009 Tabel 3: doormeldreden verdachte transacties
dan in 2008, de andere vijf zitten in dezelfde categorie. De meest opvallende regio is Brabant-Noord. De FIU-Nederland heeft in 2009 meer transacties, die in deze regio hebben plaatsgevonden, verdacht verklaard 2010 2009 dan in 2008. Het betreft hier voor een groot deel een eigen onderzoek van de FIU-Nederland naar een Doormeldreden Aantal Aandeel in totaal Aantal Aandeel in totaal netwerk van rechtspersonen en natuurlijke personen, waarbij de FIU-Nederland een vermoeden heeft dat VROS 15.222 deze mogelijk betrokken zijn bij oplichting en BTW-fraude.51% De grootste12.591 dalingen vinden plaats39% in de Eigen onderzoek 9.149 31% 9.819 31% politieregio’s Friesland (92%) en Drenthe (88%). LOvJ 5.407 18% 9.442 29% CJIB 17 0% 248 1% Totaal 29.795 100% 32.100 100% Terug naar inhoudsopgave 45 FIU-jaaroverzicht 2009 | Financial Intelligence Unit-Nederland
Opvallend is de daling van 43% in het aantal doormeldingen naar aanleiding van een LOvJ-verzoek. De FIU-Nederland heeft hier onderzoek naar verricht en is tot de conclusie gekomen dat de oorzaak van de daling niet eenduidig is en slechts ten dele te maken heeft met factoren die binnen de invloedssfeer van de FIU-Nederland zelf liggen. Enerzijds neemt het aantal ingediende LOvJ-verzoeken af, hetgeen logischerwijs leidt tot minder doormeldingen. Anderzijds heeft de FIU-Nederland, in tegenstelling tot in voorgaande jaren, in 2010 minder grote dossiers kunnen doormelden op basis van een LOvJ-verzoek. Destijds waren de grote dossiers het gevolg van de bulk van 175.000 meldingen afkomstig van één melder, die de FIU-Nederland in 2008 ontving. Daarnaast spelen, met name aangaande de grotere
Terug naar inhoudsopgave
54
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
doormeldregio’s en/of opsporingsdiensten, andere factoren een rol die een verklaring bieden voor zowel het dalende aantal ingediende LOvJ-verzoeken als de afname in het aantal LOvJ-doormeldingen. Te denken valt aan factoren als: koerswijzigingen bij opsporingsdiensten voor wat betreft het beleid ten aanzien van het doen van LOvJ-verzoeken, koerswijzigingen bij de FIU-Nederland voor wat betreft het begeleiden van regio’s bij het doen van LOvJ-verzoeken en dientengevolge een afnemend ‘FIU-bewustzijn’ bij de opsporing. Het teruglopende aantal CJIB-doormeldingen heeft te maken met het feit dat de FIU-Nederland in 2010 nauwelijks bestanden aangeleverd heeft gekregen van het CJIB. Tabel 4 toont een overzicht van het aantal doorgemelde transacties per opsporingsdienst. Het totale aantal is in 2010 vrijwel gelijk gebleven ten opzichte van 2009. Tabel 4: Doorgemelde verdachte transacties per opsporingsdienst 5/
Opsporingsdienst 6/ Finec-regio’s Kennemerland Flevoland IJsselland Hollands Midden Gelderland-Midden
/
5
Eén verdachte transactie kan worden doorgemeld naar verschillende regio’s. Het totale aantal doormeldingen overtreft daardoor het totale aantal unieke verdachte transacties.
/
6
Deze tabel is gebaseerd op de regio van doormelding. De figuur 2 in de voorgaande paragraaf is gebaseerd op de regio van transactie.
Terug naar inhoudsopgave
Eigen onderzoek 419 136 54 76 48
2010 Matches 170 445 239 236 109
LOvJverzoeken 166 43 165 76 27
2009 2010 Eigen Matches LOvJtotaal onderzoek verzoeken 755 29 171 104 624 22 346 78 458 75 73 198 388 303 266 98 184 33 138 44
2009 totaal 304 446 346 667 215
Overige politieregio’s Amsterdam-Amstelland Rotterdam-Rijnmond Haaglanden Utrecht Midden- en West-Brabant Limburg-Zuid Brabant-Noord Zaanstreek-Waterland Zuid-Holland-Zuid Friesland Zeeland Brabant-Zuid-Oost Noord-Holland-Noord Noord- en Oost-Gelderland Groningen Limburg-Noord Twente Gelderland-Zuid Drenthe Gooi en Vechtstreek
2.226 805 330 212 95 95 46 31 79 165 11 24 5 49 84 3 60 13 16 2
3.274 3.133 1.210 632 719 417 449 419 326 197 269 254 199 189 111 186 116 48 18 50
510 165 334 65 19 0 6 23 0 20 20 18 92 44 16 0 7 72 20 1
6.010 4.103 1.874 909 833 512 501 473 405 382 300 296 296 282 211 189 183 133 54 53
918 1.408 450 111 172 211 13 21 111 68 45 20 17 24 8 5 6 9 1 7
1.729 3.431 645 417 656 230 364 415 331 105 194 212 196 97 97 108 247 85 41 52
829 295 449 107 55 4 50 29 118 18 152 56 218 25 101 18 11 26 44 2
3.476 5.134 1.544 635 883 445 427 465 560 191 391 288 431 146 206 131 264 120 86 61
Andere opsporingsdiensten FIOD KLPD DNR KLPD Overig Koninklijke Marechaussee Overige diensten Totaal
846 1.503 64 2 20 7.519
1.884 204 1.291 1.035 330 18.159
1.262 469 467 775 242 5.124
3.992 2.176 1.822 1.812 592 30.802
1.374 718 230 137 11 6.557
1.030 88 1.378 881 504 14.527
1.806 1.115 1.165 952 925 9.092
4.210 1.921 2.773 1.970 1.440 30.176
55
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
Aan de hand van de tabel wordt zichtbaar dat de FinEC-regio’s Kennemerland, Flevoland en IJsselland meer transacties doorgemeld hebben gekregen, als gevolg van eigen onderzoek dat voor deze regio’s door de FIU-Nederland werd verricht. Het aantal doormeldingen door de bevraging via de LOvJ en door de VROS-match is echter gedaald. De politieregio’s Amsterdam-Amstelland, Haaglanden, Utrecht, Friesland en Noord- en Oost-Gelderland ontvingen ook significant meer verdachte transacties door onderzoek van de FIU-Nederland en tevens door de VROS-match. Aan de politieregio Rotterdam-Rijnmond, het KLPD en overige diensten, waaronder de SIOD, is minder doorgemeld vanwege het feit dat deze minder LOvJ-verzoeken indienen. Twente en Zuid-Holland-Zuid ontvangen eveneens minder verdachte transacties.
7.2.6 Bedragen verdachte transacties In grafiek 3 staan de bedragen weergegeven die zijn gemoeid met de verdachte, uitgevoerde transacties in de periode 2006-2010. Grafiek 3: bedrag in € gemoeid met verdachte uitgevoerde transacties
2.000.000.000 1.500.000.000 1.000.000.000 500.000.000 0 bedrag in €
2006
2007
2008
2009
2010
922.500.000
1.089.500.000
780.000.000
817.500.000
1.290.000.000
Het bedrag dat is gemoeid met de uitgevoerde verdachte transacties neemt in 2010 aanzienlijk toe. Er is echter een duidelijke verklaring voor de stijging die het ontstane beeld relativeert. Ongeveer een kwart (327,5 miljoen euro) van het totaalbedrag behoort bij één dossier dat de FIU-Nederland in 2010 heeft doorgemeld. Dit dossier bestaat uit 315 transacties die te maken hebben met een BTW-caroussel. De bedragen worden in afzonderlijke transacties gemeld aan de FIU-Nederland en meegeteld in het totaalbedrag, maar te zien is dat steeds dezelfde bedragen worden ‘rondgepompt’. Aangezien dit bedragen zijn oplopend tot miljoenen euro’s per transactie, stijgt het totaalbedrag buitenproportioneel. Als dit dossier buiten beschouwing zou worden gelaten, dan zou het bedrag in 2010 uitkomen op zo’n 963 miljoen euro. Dit zou alsnog een aanzienlijke stijging zijn ten opzichte van 2009. Deze stijging is vooral te relateren aan transacties gemeld door de vrije beroepsbeoefenaars.
7.2.7 Ingediende LOvJ-verzoeken In tabel 5 is het aantal door de opsporingsdiensten ingediende LOvJ-verzoeken per jaar weergegeven. De FinEC-regio’s zijn uitgelicht.
Terug naar inhoudsopgave
56
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
Tabel 5: Het aantal ingediende LOvJ-verzoeken per regio
Politieregio Finec-regio’s IJsselland Kennemerland Hollands Midden Flevoland Gelderland-Midden Subtotaal Finec-regio’s Overige politieregio’s Amsterdam-Amstelland Haaglanden Rotterdam-Rijnmond Drenthe Noord- en Oost-Gelderland Zeeland Utrecht Noord-Holland-Noord Limburg-Zuid Friesland Gelderland-Zuid Groningen Twente Brabant-Noord Brabant Zuid-Oost Zaanstreek-Waterland Midden- en West Brabant Gooi- en Vechtstreek Zuid-Holland-Zuid Limburg-Noord Subtotaal overige politieregio’s Totaal politieregio’s
2010
2009
58 45 27 13 13 156
44 54 36 23 10 167
68 59 48 29 27 22 21 17 13 12 9 9 7 6 6 5 4 2 2 1 367 523
99 47 50 30 8 16 21 26 12 11 8 14 6 12 13 9 10 1 3 0 396 563
Overige diensten FIOD-ECD KMaR KLPD Sociale Recherche SIOD Overigen Nationale Recherche Rijksrecherche AID Bovenregionale Recherche Totaal overige diensten
2010 274 166 57 47 21 19 10 4 2 0 600
2009 371 124 114 68 41 24 8 1 5 3 759
In 2010 hebben de politieregio’s en overige (bijzondere) opsporingsdiensten in totaal 1.123 LOvJverzoeken ingediend. Dat is 15% minder dan het jaar ervoor, toen 1.322 LOvJ-verzoeken hun weg naar de FIU-Nederland vonden. Bij de Finec-regio’s is de daling iets minder, namelijk 7%. Dit komt vooral doordat de regio IJsselland juist meer LOvJ-verzoeken heeft ingediend dan in 2009. Ook bij de niet-Finecregio’s Haaglanden en Noord- en Oost Gelderland stijgt het aantal ingediende LOvJverzoeken aanzienlijk. Haaglanden geeft aan dat de regio in 2010 meer witwasonderzoeken is gestart en dat dit, mede door een intensievere begeleiding vanuit de FIU-Nederland, heeft geleid tot een toename van het aantal LOvJ-verzoeken. De afname is het sterkst bij de categorie ‘overige diensten’, waar bij de grote LOvJ-verzoeken producerende diensten een flinke terugval waarneembaar is. In paragraaf 7.2.5 is reeds ingegaan op de oorzaken die hieraan ten grondslag liggen.
Terug naar inhoudsopgave
57
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
7.3 Money transfer aanbieders 7.3.1 Ongebruikelijke money transfers In grafiek 4 staan voor de periode 2006-2010 de aantallen money transfer-meldingen weergegeven, die de FIU-Nederland in die periode jaarlijks heeft geregistreerd. Grafiek 4: Ongebruikelijke money transfers per registratiejaar 2006 - 2010
500.000 450.000 400.000 350.000 300.000 250.000 200.000 150.000 100.000 50.000 0 2006
2007
2008
2009
2010
146.158
188.947
367.370
147.826
164.064
Het aantal meldingen van ongebruikelijke money transfers stijgt in 2010 met 11% ten opzichte van het jaar ervoor. De toename komt vooral voor rekening van twee melders. Eén hiervan is in opdracht van de toezichthouder meer netwerkanalyses gaan verrichten, zodat subjectief ongebruikelijke transacties sneller boven komen drijven. Dit heeft geresulteerd in ruim 8.500 meer meldingen. Een andere instelling is in 2010 alle transacties gaan melden die bij bepaalde filialen zijn verricht – dus niet alleen de transacties die aan een subjectieve of objectieve indicator voldoen –. Deze instelling is hiertoe overgegaan uit voorzorg vanwege het strijdig handelen met de interne richtlijnen door medewerkers van die instelling. Dit heeft een toename van zo’n 23.000 meldingen ten gevolg gehad. Daarnaast zijn er nog twee middelgrote stijgers onder de money transferinstellingen. De stijging is heel specifiek toe te kennen aan de beschreven melders en oorzaken en impliceert daarmee niet direct een stijgende ontwikkeling in de money transfermarkt in Nederland. Tegenover de toename bij de genoemde melders staat namelijk een flinke afname in het aantal meldingen afkomstig van de twee grote money transferproviders. Samen doen deze ruim 16.000 meldingen minder dan in 2009. De verhouding tussen objectief- en subjectief gemelde money transfers bedraagt 35%-65%. Dit betekent een verschuiving van negen procentpunten in de richting van de subjectieve meldingen. De doorlooptijd voor objectieve gemelde money transfers bedraagt acht dagen en blijkt daarmee de afgelopen jaren vrij stabiel.
7.3.2 Verdachte money transfers Grafiek 5 geeft voor de periode 2006-2010 weer hoeveel money transfer-meldingen de FIU-Nederland in die periode jaarlijks verdacht heeft verklaard.
Terug naar inhoudsopgave
58
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
Grafiek 5: verdachte money transfers per doormeldjaar 2006 - 2010
70.000 60.000 50.000 40.000 30.000 20.000 10.000 0 2006
2007
2008
2009
2010
28.994
40.893
50.803
28.647
25.387
Ondanks de stijging van het aantal ongebruikelijke money transfers, heeft de FIU-Nederland in 2010 minder money transfers verdacht kunnen verklaren dan in 2009. Een daling van het aantal doormeldingen op basis van een LOvJ-verzoek ligt hieraan ten grondslag. Een verklaring hiervoor is reeds besproken in paragraaf 7.2.5. Bij de verdachte money transfers is de verhouding tussen objectief- en subjectief gemelde transacties 34%-66%. Dit is een verschuiving van vijf procentpunten in subjectieve richting ten opzichte van 2009.
7.3.3 Betrokken bedrag verdachte uitgevoerde money transfers In tabel 6 zijn de totaalbedragen en de gemiddelde bedragen weergegeven, die zijn gemoeid met de uitgevoerde, verdachte money transfers in de periode 2006-2010. Tabel 6: Totaalbedrag en gemiddeld bedrag verdachte money transfers
Jaar 2010 2009 2008 2007 2006
Totaalbedrag 40.430.000 53.739.500 81.535.000 99.216.000 93.919.500
Gemiddeld bedrag 1.610 1.880 1.620 2.430 3.240
Een dalend aantal verdachte money transfers heeft logischerwijs een lager betrokken totaalbedrag tot gevolg. Met een afname van 25% ten opzichte van 2009, daalt het bedrag echter verhoudingsgewijs meer dan het aantal verdachte money transfers (- 11%). Dit komt tot uiting in een lager gemiddeld bedrag per money transfer. Een groeiend aandeel van de subjectief gemelde transacties (die in essentie een lager bedrag vertegenwoordigen dan de objectief gemelde money transfers van € 2.000 of meer) is hier debet aan.
Terug naar inhoudsopgave
59
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
7.3.4 Doormeldreden verdachte money transfers In tabel 7 is weergegeven op grond waarvan money transfers in de periode 2009-2010 verdacht zijn verklaard door de FIU-Nederland. Tabel 7: doormeldreden verdachte money transfers
Doormeldreden VROS Eigen onderzoek LOvJ CJIB Totaal
Aantal 12.615 8.145 4.611 16 25.387
2010 Aandeel in totaal 50% 32% 18% 0% 100%
Aantal 11.297 8.354 8.762 234 28.647
2009 Aandeel in totaal 39% 29% 31% 1% 100%
Ook bij de money transfers wordt het aantal doormeldingen met name beïnvloed door een afnemend aantal verdachtverklaringen op basis van een LOvJ-verzoek. Het aantal VROS-doormeldingen stijgt met 12% en de doormeldingen op basis van eigen onderzoek tonen een lichte daling van 3%.
7.3.5 Geldstromen In tabel 8 is de landen-top 5 weergegeven van de inkomende en uitgaande geldstromen. Het gaat daarbij om inkomende en uitgaande money transfers. Tabel 8: top-5 van inkomende en uitgaande money transfers 2010
Vanuit Nederland Bestemming top 5
Naar Nederland Herkomst top 5
Ongebruikelijk 83% Turkije Suriname Marokko China Dominicaanse Republiek 17% Italië Groot-Brittannië Turkije Spanje Frankrijk
Aantal 17.735 10.532 9.270 6.484 6.113
Verdacht 81% Suriname Turkije Dominicaanse Republiek Colombia Nigeria
2.569 1.930 1.764 1.516 1.495
19% Italië Groot-Brittannië Duitsland Spanje Verenigde Staten van Amerika
Aantal 2.295 1.994 1.556 1.112 1.052
747 583 346 331 235
Ongebruikelijke geldstromen Zoals altijd is het grootste deel (83%) van de ongebruikelijke geldstroom uitgaand, dat wil zeggen vanuit Nederland naar het buitenland. Hoewel het absolute aantal money transfers naar Turkije is afgenomen met 7% ten opzichte van vorig jaar, bezet dit bestemmingsland nog steeds de eerste plaats in de top-5. De overige landen in de top-5 zijn identiek aan vorig jaar, met dien verstande dat Marokko en China van positie hebben gewisseld. De absolute daling van het aantal ongebruikelijke money transfers naar China is opmerkelijk te noemen, aangezien dit land als bestemmingsland de afgelopen jaren steeds in de lift zat. De ongebruikelijke geldstroom die Nederland inkomt, wordt als vanouds gedomineerd door transacties afkomstig uit Italië. De Verenigde Staten en Duitsland zijn uit de top-5 verdwenen, ten gunste van Turkije en Frankrijk.
Terug naar inhoudsopgave
60
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
Verdachte geldstromen Bij de verdachte, uitgaande geldstromen staat Suriname, evenals vorig jaar, op de eerste plaats in de top-5 van bestemmingslanden. China echter, dat vorig jaar de tweede plaats bezette, is geheel uit de top-5 verdwenen. De FIU-Nederland heeft dus aanzienlijk minder money transfers richting China verdacht kunnen verklaren. Mogelijk is dit ook een gevolg van de algehele daling van het aantal LOvJ-verzoeken; vorig jaar was ruim driekwart (78%) van de verdachte transacties naar China het resultaat van LOvJ-verzoeken, met name gerelateerd aan mensenhandel en –smokkel. Colombia is als bestemmingsland in de top-5 verschenen ten koste van China. De overige bestemmingslanden hadden ook vorig jaar al een positie in de top-5. Bij de herkomstlanden bestaat de top-5 uit exact dezelfde landen als in 2009, met als enige verschil dat de Verenigde Staten zakken van de eerste naar de vijfde positie, waardoor de andere landen allemaal één plaats naar boven opschuiven. Voor de afname van het aantal verdachte transacties vanuit de Verenigde Staten, heeft de FIU-Nederland nog geen concrete oorzaak kunnen achterhalen.
7.4 Kengetallen exclusief money transfers 7.4.1 Introductie Door toedoen van de banksector is in 2010 een forse stijging zichtbaar van het aantal meldingen exclusief money transfers. Een ander verloop geldt voor het aantal melders dat in 2010 de weg wist te vinden naar de FIU-Nederland: dit aantal daalt van 1.190 naar 1.038. In absolute aantallen vindt de grootste afname plaats binnen de voertuigenhandel (van 661 naar 596 melders). Ook vanuit het notariaat meldde in 2010 een aanmerkelijk kleiner aantal melders ongebruikelijke transacties aan de FIU-Nederland (van 169 naar 113 melders).
7.4.2 Aantallen ongebruikelijk en verdacht Grafiek 6 toont het aantal ongebruikelijke transacties dat de FIU-Nederland jaarlijks heeft geregistreerd, exclusief money transfer-meldingen. Grafiek 6: ongebruikelijke transacties exclusief money transfers 2006 - 2010
60.000 50.000 40.000 30.000 20.000 10.000 0 aantal ongebruikelijk
2006
2007
2008
2009
2010
26.707
25.093
21.472
16.105
19.331
Het aantal meldingen exclusief money transfers stijgt in 2010 met 20% naar 19.331. Daarbij wijzigt het indicatorengebruik van de melders; in 2009 meldden instellingen nog 53% van de ongebruikelijke transacties op basis van een objectieve indicator en 47% op basis van een subjectieve. In 2010 wordt
Terug naar inhoudsopgave
61
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
42% gemeld op basis van een objectieve indicator en 58% op basis van de subjectieve indicator. In absolute zin is het aantal subjectieve meldingen sterk gestegen van zo’n 7.700 in 2009 naar ruim 11.000 meldingen in 2010. De afgelopen drie jaar is het aandeel subjectieve meldingen elk jaar met minimaal 8% gestegen. Deze ontwikkeling hangt samen met een daling van het aantal objectieve meldingen. Grafiek 7 toont het aantal verdachte transacties dat de FIU-Nederland jaarlijks verdacht heeft verklaard, exclusief money transfer-meldingen. Grafiek 7: verdachte transacties exclusief money transfers 2006 - 2010
12.000 10.000 8.000 6.000 4.000 2.000 0 aantal verdacht
2006
2007
2008
2009
2010
5.537
4.763
3.802
3.453
4.408
Het aantal verdachte transacties exclusief money transfers is in 2010 gestegen met 28%. De meeste verdachte transacties (85%) zijn gemeld op basis van de subjectieve indicator. 15% van de verdachte transacties is gemeld op basis van de objectieve indicator.
7.4.3 Doormeldreden verdachte transacties (exclusief money transfers) Tabel 9 geeft weer op basis van welke gronden de FIU-Nederland in 2009 en 2010 ongebruikelijke transacties verdacht heeft verklaard. Het betreft de meldingen exclusief money transfers. Tabel 9: doormeldredenen verdachte transacties exclusief money transfers
Doormeldreden Eigen onderzoek VROS LOvJ CJIB Totaal
Aantal 1.004 2.607 796 1 4.408
2010 Aandeel in totaal 23% 59% 18% 0% 100%
Aantal 1.465 1.294 680 14 3.453
2009 Aandeel in totaal 42% 37% 20% 0% 100%*
Opvallend is de sterke absolute toename van het aantal doormeldingen op basis van de match met het VROS-bestand. Dit heeft met name te maken met de sterke stijging van dit type doormeldingen in de banksector. Ook het aandeel van dit type doormeldingen stijgt daardoor met 22%. Daarnaast valt het op dat het absolute aantal LOvJ-doormeldingen stijgt, dit in tegenstelling tot het aantal LOvJdoormeldingen in de money transfer-sector. Ook deze stijging is gerelateerd aan de bancaire sector. Het aandeel van de verdachte transacties dat verdacht is verklaard op basis van het eigen onderzoek van de FIU-Nederland daalt van 42% naar 23%. Dit heeft te maken met de absolute daling van het aantal doormeldingen op basis van eigen onderzoek, maar ook met de absolute stijgingen bij de andere categorieën doormeldingen.
Terug naar inhoudsopgave
62
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
7.4.4 Traditionele melders Traditionele melders zijn de instellingen die allemaal vanaf of omstreeks de inwerkingtreding van de toenmalige Wet Melding Ongebruikelijke Transacties meldplichtig zijn. Het betreft de volgende meldergroepen: banken, geldtransactiekantoren, casino’s, creditcardmaatschappijen en de zogenoemde overige traditionele melders. Tot de laatste groep behoren assurantietussenpersonen, beleggingsinstellingen, effectenbemiddelaars, levensverzekeraars en financieringsmaatschappijen.
7.4.4.1 Banken In grafiek 8 is het aantal meldingen van banken (exclusief money transfers) weergegeven voor de periode 2006-2010. Grafiek 8: ongebruikelijke transacties banken exclusief money transfers 2006 - 2010
8.000 6.000 4.000 2.000 0 aantal ongebruikelijk
2006
2007
2008
2009
2010
4.848
4.508
5.285
3.656
7.740
Na een terugval in het aantal bankmeldingen in 2009, is over het afgelopen jaar sprake van een forse stijging van het aantal meldingen. Sinds de herziening van het indicatorenstelsel in 2005 – waarbij het aantal indicatoren voor de banken fors is teruggebracht – is het aantal bankmeldingen niet zo hoog geweest. Deze stijging komt geheel voor rekening van één specifieke grootbank, van wie het aantal meldingen in 2010 is verzesvoudigd ten opzichte van het jaar daarvoor. Er is sprake van een forse toename van het aantal meldingen over zowel contante als girale transacties. Het indicatorengebruik van de banken wijzigt enigszins; in 2009 was de verhouding objectief/subjectief 7%-93% en in 2010 is deze verhouding 4%-96%. De gemiddelde doorlooptijd voor de objectieve meldingen loopt op van tien dagen in 2009 naar zestien dagen in 2010. Ook de gemiddelde doorlooptijd van de subjectieve meldingen stijgt van 34 dagen in 2009 naar 47 dagen in 2010. Het aantal bancaire instellingen dat ongebruikelijke transacties meldt aan de FIU-Nederland in 2010, bedraagt 27. Dit is gelijk aan het aantal meldende banken in 2009.
Ontwikkelingen banksector Het afgelopen jaar heeft de FIU-Nederland naar aanleiding van de terugval van het aantal meldingen in 2009, gesprekken gevoerd met de compliance-afdelingen van de grootbanken. De banken bij wie sprake was van de daling, gaven verschillende verklaringen voor de daling. Veelal had het te maken met de omgang met contante transacties. Veel grootbanken zijn hier de laatste jaren terughoudend mee. Zo verklaart een aantal banken in het geheel geen vreemde valuta transacties meer te verrichten, of dat zij deze dienstverlening zo hebben ingericht dat de risico’s bijzonder klein zijn geworden. Dit laatste kan bijvoorbeeld door het van te voren moeten bestellen van de vreemde valuta, of door het stellen van lage maximumbedragen. Sommige banken geven aan dat zij de kasfunctie van de filialen hebben afgestoten, of het aantal lokaties waar kastransacties hebben verricht sterk hebben teruggebracht. Dit neemt niet weg dat bij alle grootbanken sealbagtransacties kunnen worden verricht. Hier wordt wisselend over gemeld. Er wordt dan ook verschillend aangekeken tegen de risico’s hieromtrent. De ene bank schat deze laag in, terwijl een andere bank deze hoog inschat. Mogelijk heeft dit te maken
Terug naar inhoudsopgave
63
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
met verschillen in de klantsegmenten die de banken bedienen. Ook kunnen verschillende in maximumbedragen bij banken een rol spelen. De inperkingen van de risico’s ten aanzien van contante transacties leidden in 2009 tot een afname van het aantal meldingen. Daarnaast was bij een grootbank sprake van een wijziging van het meldbeleid. Deze wijziging omvat onder meer dat een transactie aan meer c.q. strengere criteria moet voldoen alvorens deze wordt gemeld. Bij de gesprekken met de grootbanken is gevraagd of er opvallende ontwikkelingen als gevolg van de financiële crisis zijn waargenomen. De meeste banken verklaren dat er sprake is geweest van een sterke toename van het aantal contante opnames en stortingen. Volgens de banken had dit te maken met onzekerheid over de stabiliteit van banken tijdens de financiële crisis. De banken hebben geen echte nieuwe risico’s zien ontstaan als gevolg van de financiële crisis. Een ander onderwerp wat naar voren kwam was de intrede van het internetbankieren. Sommige banken geven aan dat de intrede van het internetbankieren het onderkennen van ongebruikelijke transacties in bepaalde gevallen moeilijker heeft gemaakt. Dit komt door het ontbreken van het één-op-één contact met de klant. Tenslotte was bij verschillende banken in 2009 sprake van hoge doorlooptijden. Daarmee geconfronteerd door de FIU-Nederland toonden banken zich dikwijls verbaasd. De indruk ontstaat hierdoor, dat banken niet actief sturen op het melden binnen de wettelijke meldtermijn. De meeste banken geven aan hieraan te willen gaan werken. Een zo beperkt mogelijke doorlooptijd is van belang, omdat de opsporing vaak behoefte heeft aan recente transacties. In grafiek 9 is het aantal jaarlijkse verdachtverklaringen van de meldingen van banken weergegeven (exclusief money transfers) voor de periode 2006-2010. Grafiek 9: verdachte transacties banken exclusief money transfers 2006 - 2010
4.000 3.000 2.000 1.000 0 aantal verdacht
2006
2007
2008
2009
2010
2.206
2.341
1.584
1.475
2.857
Het aantal verdachte transacties in de banksector stijgt in 2010 fors ten opzichte van het voorafgegane jaar. Er is sprake van een toename van 94%. Deze stijging is gerelateerd aan een toename van het aantal meldingen in 2010: 86% van de doorgemelde verdachte transacties heeft betrekking op de meldingen uit 2010. De overige doormeldingen betreffen transacties die vóór 2010 zijn gemeld. De doormeldredenen van verdachte transacties van banken zijn weergegeven in tabel 10. Tabel 10: doormeldredenen verdachte transacties banken (exclusief money transfers)
Doormeldreden Eigen onderzoek VROS LOvJ CJIB Totaal
Terug naar inhoudsopgave
64
Aantal 622 1.757 478 0 2.857
2010 Aandeel in totaal 22% 61% 17% 0% 100%
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
Aantal 765 419 288 3 1.475
2009 Aandeel in totaal 52% 28% 20% 0% 100%
De stijging van het aantal verdachte transacties is met name terug te zien bij het aantal doormeldingen van banktransacties op basis van de match met het VROS-bestand. Daarnaast is ook bij de verdachtverklaringen op basis van LOvJ-verzoeken een procentueel sterke stijging waar te nemen. Het absolute aantal doormeldingen op basis van eigen onderzoek is in 2010 afgenomen met 19%.
7.4.4.2 Geldtransactiekantoren In grafiek 10 wordt het aantal meldingen van geldtransactiekantoren getoond (exclusief money transfers) voor de periode 2006-2010. Grafiek 10: ongebruikelijke transacties geldransactiekantoren exclusief money transfers 2006 - 2010
6.000 4.000 2.000 0 aantal ongebruikelijk
2006
2007
2008
2009
2010
5.145
2.009
2.172
1.832
1.707
Het aantal meldingen van de geldtransactiekantoren is in 2010 wederom afgenomen, ditmaal met 7%. Bij het indicatorengebruik is een lichte verschuiving naar de subjectieve indicator waar te nemen. In 2008 en 2009 werden respectievelijk 70% en 88% van de transacties gemeld op basis van de subjectieve indicator. In 2010 stijgt dit percentage naar 91%. Objectieve meldingen vinden in 2010 sneller hun weg naar de FIU-Nederland. Bedroeg de gemiddelde doorlooptijd voor deze indicator in 2009 nog elf dagen, in 2010 daalt deze doorlooptijd naar zeven dagen. Hetzelfde geldt voor de subjectieve meldingen, waarvan de gemiddelde doorlooptijd daalt van 15 dagen in 2009 naar 13 dagen in 2010. Het aantal geldtransactiekantoren dat in 2010 meldingen doet aan de FIU-Nederland, bedraagt tien. Dit is hetzelfde aantal als in 2009. Grafiek 11 toont het aantal verdachte transacties van de geldtransactiekantoren (exclusief money transfers) over de periode 2006-2010. Grafiek 11: verdachte transacties geldransactiekantoren exclusief money transfers 2006 - 2010
4.000 3.000 2.000 1.000 0 aantal verdacht
2006
2007
2008
2009
2010
2.080
810
795
469
381
Het aantal verdachte transacties van de geldtransactiekantoren in de laatste jaren fors gedaald. Ook in 2010 is een daling zichtbaar, ditmaal van 19%. De daling in 2010 houdt hoofdzakelijk verband met een afname van het aantal doormeldingen van wisselingen van kleine naar grote coupures.
Terug naar inhoudsopgave
65
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
Tabel 11 maakt inzichtelijke op basis van welke gronden de FIU-Nederland ongebruikelijke transacties die zijn gemeld door geldtransactiekantoren verdacht heeft verklaard. Het betreft meldingen exclusief money transfers. Tabel 11: doormeldredenen verdachte transacties geldtransactiekantoren (exclusief money transfers)
Doormeldreden Eigen onderzoek VROS LOvJ CJIB Totaal
Aantal 45 257 78 1 381
2010 Aandeel in totaal 12% 67% 20% 0% 100%
Aantal 55 327 83 4 469
2009 Aandeel in totaal 12% 70% 18% 1% 100%*
In 2009 waren het met name de doormeldingen op basis van het eigen onderzoek waarbij de daling sterk zichtbaar was. In 2010 is met name een sterke daling zichtbaar bij het aantal doormeldingen op basis van de match met het VROS-bestand.
7.4.4.3 Casino’s Ondanks de bij casino’s teruglopende omzetten en bezoekersaantallen in verband met de economische crisis, het rookverbod en de toenemende concurrentie van illegale casinospelen op het internet, is het aantal gemelde ongebruikelijke transacties de afgelopen jaren redelijk constant gebleven (rond de 1.000). In grafiek 12 wordt het verloop van het aantal meldingen over de laatste vijf jaar weergegeven. Grafiek 12: ongebruikelijke transacties casino’s 2006 - 2010
2.000 1.500 1.000 500 0 aantal ongebruikelijk
2006
2007
2008
2009
2010
979
1.129
1.042
981
1.014
In 2010 is sprake van een lichte stijging (+3%) ten opzichte van het voorafgegane jaar. Casino’s melden depotstortingen en girale overboekingen (van gewonnen prijzengeld) en wisseltransacties van kleine naar grote coupures. Bij dit laatste wordt voornamelijk getracht door middel van speelautomaten of de aankoop van speelpenningen kleine coupures om te wisselen naar coupures van 500 euro. Het indicatorengebruik van de casino’s wijzigt enigszins ten faveure van de subjectieve indicator; in 2009 bedroeg het aandeel subjectieve meldingen 52% en in 2010 is dit 56%. De gemiddelde doorlooptijd van de objectieve casinomeldingen stijgt van vijf dagen in 2009 naar acht dagen in 2010. Van de subjectieve meldingen stijgt de gemiddelde doorlooptijd van zes dagen in 2009 naar negen dagen in 2010. Grafiek 13 geeft het verloop van het aantal verdachte casinotransacties weer. Het aantal verdachte casinotransacties stijgt met 11%. Deze stijging betreft een toename van het aantal verdachte girale overboekingen en het aantal verdachte wisselingen van kleine naar grote coupures.
Terug naar inhoudsopgave
66
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
Grafiek 13: verdachte transacties casino’s 2006 - 2010
750 500 250 0 verdacht
2006
2007
2008
2009
2010
207
250
269
227
252
7.4.4.4 Creditcardmaatschappijen Grafiek 14 toont het aantal meldingen van creditcardinstellingen voor de periode 2006-2010. Na een aantal jaren aanhoudend te zijn gedaald, stijgt het aantal meldingen van creditcardinstellingen in 2010 met 43%. Grafiek 14: ongebruikelijke transacties creditcardmaatschappijen 2006 - 2010
4.000 3.000 2.000 1.000 0 aantal ongebruikelijk
2006
2007
2008
2009
2010
3.180
1.415
1.271
916
1.308
Een in het oog springende ontwikkeling is, dat voor het eerst sinds jaren creditcardinstellingen in niet geringe mate gebruik maken van de subjectieve indicator; het gaat om een totaal van 148 meldingen, omgerekend 11% van de creditcardmeldingen. Drie verschillende creditcardmaatschappijen hebben in 2010 gebruik gemaakt van de subjectieve indicator. De laatste jaren ontving de FIU-Nederland nauwelijks subjectieve meldingen van creditcardmaatschappijen. De ontvangen subjectieve meldingen blijken waardevolle informatie te bevatten; 28% deze meldingen is verdacht verklaard en doorgemeld naar de opsporingsdiensten. Objectieve meldingen van creditcardinstellingen hebben in 2010 een gemiddelde doorlooptijd van dertien dagen. Dit is gelijk aan de doorlooptijd van 2009. De subjectieve meldingen van creditcardinstellingen hebben een hoge gemiddelde doorlooptijd van 363 dagen. Een hoge doorlooptijd bij subjectieve meldingen kan niet zonder meer worden opgevat als een indicatie dat een melder mogelijk in verzuim is. Immers, in het geval van de subjectieve indicator gaat de termijn van veertien dagen pas van start op het moment dat een melder kan vaststellen dat sprake is van een subjectief ongebruikelijke situatie. Het is mogelijk dat een dergelijk moment zich pas geruime tijd na het verrichten van een transactie voordoet. Vanuit het perspectief van meldgedrag kan aan een hoge doorlooptijd bij subjectieve meldingen zelfs een positieve duiding worden gegeven; het betekent dat een melder niet alleen recente transacties aan een onderzoek onderwerpt, maar ook transacties die verder in het verleden liggen.
Terug naar inhoudsopgave
67
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
Het aantal creditcardinstellingen dat meldingen verricht in 2010 bedraagt vier. Dit is gelijk aan het aantal meldende creditcardinstellingen in 2009. In grafiek 15 is het aantal verdachte creditcardtransacties weergegeven over de laatste vijf jaar. DNB rapporteert in haar haaroverzicht van 2010 dat zij gedurende het jaar negen creditcardmaatschappijen bezocht in het kader van haar toezichthoudende taken op grond van de WWFT. Gebleken is dat in sommige gevallen het cliëntenonderzoek verbetering behoeft, met name op het gebied van identificatie en verificatie van de uiteindelijk belanghebbende. De FIU-Nederland zal met belangstellingen de meldingen van creditcardmaatschappijen monitoren op kwaliteitsverbetering. Grafiek 15: verdachte transacties creditcardmaatschappijen 2006 - 2010
200 150 100 50 0 aantal verdacht
2006
2007
2008
2009
2010
13
58
40
28
67
Het aantal verdachte transacties van creditcardinstellingen is het hoogste sinds jaren. In totaal heeft de FIU-Nederland 67 meldingen afkomstig uit deze meldsector verdacht verklaard. Hierbij speelt met name één bepaald dossier een rol, waarbij sprake is van zo’n 40 verdachte creditcardtransacties. Het gaat daarbij om uitsluitend subjectief gemelde transacties. De afgelopen jaren is er op verschillende momenten overleg geweest tussen de creditcardmaatschappijen, de FIU-Nederland en toezicht. De doelstelling was daarbij telkens om meer te halen uit de meldplicht voor creditcardinstellingen. In 2011 zoekt de FIU-Nederland wederom de samenwerking met de toezichthouder en creditcardinstellingen om meer kennis op te bouwen omtrent creditcardtransacties en daaraan verbonden risico’s van witwassen en terrorismefinanciering.
7.4.4.5 Overige traditionele melders Tabel 12 geeft het aantal meldingen weer dat is verricht door de overige traditionele melders in de periode 2009-2010. Ook het aantal verdachte transacties van deze melders is weergegeven. Tabel 12: aantal ongebruikelijke en verdachte transacties afkomstig van overige traditionele melders
Sector Effectenbemiddelaars Levensverzekeraars Financieringsmaatschappijen Assurantietussenpersonen Beleggingsinstellingen Totaal
Ongebruikelijk 11 2 2 1 0 16
2010 Verdacht 1 2 0 0 0 3
Ongebruikelijk 18 9 5 1 0 33
2009 Verdacht 1 4 4 1 0 10
Ondanks de inspanningen gepleegd door de FIU-Nederland binnen deze sectoren in de vorm van voorlichting, blijft het aantal meldingen klein, zoals te zien is in tabel 12. Het aantal meldingen is ten opzichte van 2009 zelfs fors afgenomen.
Terug naar inhoudsopgave
68
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
7.4.4.6 Handelaren De ongebruikelijke en verdachte handelarenmeldingen zijn weergegeven in tabel 13. Er is onderscheid gemaakt tussen de handelaren in zaken van grote waarde (voertuigen, edelmateriaal, vaartuigen, antiek en kunst) en de overige handelaren. Tabel 13: aantal ongebruikelijke en verdachte transacties handelaarsector
Handelaren in Voertuigen Edelmateriaal Vaartuigen Antiek Kunst Subtotaal Overige Handelaren Totaal
Ongebruikelijk 3.581 29 84 6 3 3.703
2010 Verdacht 368 12 11 0 0 391
Ongebruikelijk 4.573 65 44 13 2 4.697
2009 Verdacht 603 72 7 0 0 682
30
2
14
0
3.733
393
4.711
682
Het aantal meldingen van de handelaren loopt in 2010 voor het derde opeenvolgende jaar terug. Ditmaal daalt het aantal meldingen met 21%. Als grootste meldergroep in deze sector spelen de voertuighandelaren de hoofdrol bij deze daling; zij melden in 2010 bijna duizend transacties minder dan in het afgelopen jaar. De FIU-Nederland signaleert twee ontwikkelingen die bijdragen aan de daling van het aantal meldingen. Ten eerste krijgt de FIU-Nederland signalen dat nog steeds sprake is van een afname van het aantal handelaren dat (grote) contante betalingen wenst te ontvangen. Niet alleen de veiligheidsrisico’s maakt dat handelaren afzien van het accepteren van contante betalingen; ook de gederfde rente als gevolg van het in kas hebben van contant geld speelt hierbij een rol. Daarnaast blijkt uit een analyse van de meldingen uit 2010, dat een toenemend aantal handelaren zich bewust wordt van de wijziging van de objectieve meldgrens van €15.000 naar €25.000. In 2009 hadden ruim 1.300 objectieve meldingen van voertuighandelaren betrekking op een bedrag beneden de €25.000. In 2010 zijn dit er nog zo’n 500. De FIU-Nederland heeft sinds maart 2008 diverse malen de handelaren over de gewijzigde meldgrens geïnformeerd. Tot slot is door de wijziging van de WWFT in augustus 2008 de meldplicht voor bemiddelaars in zaken van grote waarde vervallen. Sindsdien is men alleen meldplichtig als men verkoopt. Er zijn volgens de toezichthouder signalen dat handelaren overgaan van verkoop naar bemiddeling, waardoor ze, net als bijvoorbeeld veilinghuizen, niet hoeven te melden. Dit biedt een verklaring voor de daling (-11%) van het aantal handelaren dat ongebruikelijke transacties aan de FIU-Nederland meldt. De FIU-Nederland pleit in dit verband voor een wetswijzing van de WWFT, die ook bemiddelaars onder de meldplicht zou brengen. Op deze wijze kan worden voorkomen dat door bemiddeling de meldplicht kan worden omzeild. Ook zijn er groepen handelaren bij wie een stijging is waar te nemen van het aantal meldingen. Zo neemt het aantal gemelde transacties van de vaartuighandelaren en de handelaren in overige zaken toe. Ondanks het bestaan van de subjectieve meldplicht voor handelaren, wordt er vanuit deze meldsector nauwelijks gebruik gemaakt van de subjectieve indicator. Slechts een klein deel (23 transacties) is subjectief gemeld. Het betekent dat handelaren zelden of nooit een transactie melden vanwege een vermoeden dat sprake is van witwassen en de financiering van terrorisme, maar dat zij nagenoeg uitsluitend melden wanneer transacties ‘objectief ongebruikelijk’ zijn vanwege het overschrijden van het grensbedrag van €25.000. Dit betekent niet dat er geen ongebruikelijke handelarentransacties plaatsvinden onder de €25.000, maar veeleer dat deze transacties niet onderkend c.q. gemeld worden door de handelaren die deze transacties verrichten. Hierdoor ontbreekt het zicht op het witwassen van ‘kleinere bedragen’ in de handelaarsector.
Terug naar inhoudsopgave
69
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
De gemiddelde doorlooptijd in 2010 van objectieve transacties is zestien dagen. Dit is een verbetering ten opzichte van 2009, toen de gemiddelde doorlooptijd nog 27 dagen bedroeg. Het totale aantal handelaren dat ongebruikelijke transacties meldt aan de FIU-Nederland, daalt van 715 in 2009 naar 650 in 2010 (-9%). Opvallend daarbij is dat het aantal overige handelaren dat meldt, is gestegen van acht in 2009 naar twaalf in 2010. De meldplicht voor overige handelaren is van kracht sinds 1 augustus 2008 en geldt voor iedereen die beroeps- of bedrijfsmatig in goederen handelt en €15.000 in contanten accepteert. Voor overige handelaren is uitsluitend de subjectieve indicator van toepassing. In tabel 14 zijn de doormeldredenen van de verdachte transacties van handelaren in zaken van grote waarde weergegeven. Tabel 14: doormeldreden verdachte transacties handelaren in zaken van grote waarde
Doormeldreden Eigen onderzoek VROS LOvJ CJIB Totaal
Aantal 82 173 138 0 393
2010 Aandeel in totaal 21% 44% 35% 0% 100%
Aantal 255 184 240 3 682
2009 Aandeel in totaal 37% 27% 35% 0% 100%
De FIU-Nederland heeft in 2010 minder capaciteit kunnen besteden aan eigen onderzoeken op de handelarentransacties. Dit komt tot uiting bij het aantal verdachte transacties dat op basis van het eigen onderzoek is doorgemeld, dat daalt met 68%. Ook het aantal doormeldingen op basis van LOvJ-verzoeken is gedaald (-43%).
7.4.5 Vrije Beroepsbeoefenaars In tabel 15 is het aantal ongebruikelijke en verdachte transacties van de vrije beroepsbeoefenaarsector weergegeven. Het aantal meldingen van de vrije beroepsbeoefenaars daalt in 2010 met 12%. Tabel 15: aantal ongebruikelijke en verdachte transacties beroepsbeoefenaarsector
Sector Accountants Advocaten Bedrijfseconomisch adviseurs Belastingadviseurs Bemiddelaars in onroerende zaken Makelaars in onroerend goed Notarissen Onafhankelijk juridisch adviseurs Trustmaatschappijen Totaal
Ongebruikelijk 456 18 68 129 1 45 304 6 13 1.040
2010 Verdacht 87 4 42 22 0 2 194 0 5 356
Ongebruikelijk 617 22 50 92 0 3 389 0 5 1.178
2009 Verdacht 99 7 17 14 0 0 270 6 1 414
De daling is met name gerelateerd aan de afname van het aantal meldingen van de accountants en de notarissen. Bij de accountants speelt een afname van het aantal meldingen met betrekking tot de inkeerregeling een belangrijke rol bij de daling van het aantal meldingen. Bij de notarissen, die hoofdzakelijk melden over onroerend goed transacties, zal met name de nog immer kwakkelende woningmarkt een rol spelen bij de daling van het aantal meldingen; volgens berichtgeving van de Nederlandse Vereniging van Makelaars is in 2010 het minste aantal woningen verkocht sinds 1992.
Terug naar inhoudsopgave
70
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
Bij een aantal andere meldergroepen is een stijging waar te nemen, met als meest opvallende die bij de makelaars in onroerend goed. In 2010 ontvangt de FIU-Nederland het grootste aantal meldingen van deze beroepsgroep sinds de introductie van de meldplicht voor deze vrije beroepsbeoefenaars. Echter, bijna alle makelaarmeldingen zijn afkomstig van één enkele melder. Het grootste deel van de makelaarmeldingen heeft na onderzoek de status niet-verdacht gekregen. Dat wil zeggen dat er na onderzoek op basis van de beschikbare gegevens geen relatie kan worden gevonden met witwassen of de financiering van terrorisme. De grote stijging van het aantal makelaarmeldingen kan dus nadrukkelijk niet worden opgevat als een signaal dat de meldplicht meer is gaan leven bij deze beroepsgroep. Het aantal makelaars dat ongebruikelijke transacties meldt (zie onderstaande tabel) is nog altijd klein, ook in verhouding tot het aantal actieve melders bij de meeste andere vrije beroepsgroepen. Tabel 16 toont het aantal meldende instellingen per vrije beroepsgroep. Tabel 16: aantal meldende instellingen per vrije beroepsgroep
Soort Melder Accountants Advocaten Bedrijfseconomisch adviseurs Belastingadviseurs Bemiddelaars in onroerende zaken Makelaars in onroerend goed Notarissen Onafhankelijk juridisch adviseurs Trustmaatschappijen Eindtotaal
2010 Aantal melders 121 14 21 37 1 5 113 3 8 323
2009 Aantal melders 152 15 26 33 0 3 169 0 5 403
De FIU-Nederland is verheugd te kunnen constateren dat sinds de relatiedag voor trustmaatschappijen in maart 2010, het aantal trustmaatschappijen dat ongebruikelijke transacties meldt is toegenomen. Ook het aantal transacties dat wordt gemeld door trustmaatschappijen stijgt. Ook al is het aantal meldingen nog gering, uit de vele vragen en reacties die de FIU-Nederland kreeg naar aanleiding van de relatiedag, valt op te maken dat de meldplicht meer is gaan leven bij trustmaatschappijen. De vrije beroepsgroepen maken met name gebruik van de subjectieve indicator; 90% van de meldingen wordt op basis van de V211-indicator (vermoeden van witwassen/financiering van terrorisme) gemeld. De overige 10% wordt gemeld op basis van de objectieve indicator. De gemiddelde doorlooptijd van de subjectieve meldingen is 42 dagen. Bij de objectieve meldingen bedraagt de gemiddelde doorlooptijd 134 dagen. De zeer hoge doorlooptijd bij de objectieve meldingen wordt met name veroorzaakt door één specifieke melder (een makelaar), die een groot aantal objectieve meldingen doet met zeer hoge doorlooptijd. In zijn algemeenheid geldt dat een groot deel van de objectieve meldingen niet tijdig wordt gemeld; bij 73% van de objectief gemelde transacties wordt de wettelijke meldtermijn van veertien dagen overschreden. In tabel 17 zijn de bedragen weergegeven die zijn gemoeid met de verdachte transacties van de vrije beroepsbeoefenaars.
Terug naar inhoudsopgave
71
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
Tabel 17: totaalbedrag in € gemoeid met verdachte transacties beroepsbeoefenaarsector
2010 Uitgevoerd bedrag in € 343.865.400 60.801.000 911.000 6.378.300 0 0 147.325.900 0 0 559.281.600
Sector Accountants Advocaten Bedrijfseconomisch adviseurs Belastingadviseurs Bemiddelaars in onroerende zaken Makelaars in onroerend goed Notarissen Onafhankelijk juridisch adviseurs Trustmaatschappijen Totaal
2009 Uitgevoerd bedrag in € 273.487.000 390.000 3.492.100 5.656.700 0 0 144.974.600 700 300 428.001.400
7.5 Overheid Het gros van de meldingen die de FIU-Nederland ontvangt vanuit de overheid, is afkomstig van de douane. In tabel 18 is het aantal meldingen weergegeven dat de FIU-Nederland ontvangt vanuit de verschillende overheidssectoren. Tabel 18: ongebruikelijke en verdachte transacties overheidssector
Sector Douane Belastingdienst Toezichthouder Totaal
Ongebruikelijk 2.736 37 0 2.773
2010 Verdacht 78 21 0 99
Ongebruikelijk 2.716 81 1 2.798
2009 Verdacht 113 34 1 148
Het aantal meldingen dat de FIU-Nederland ontvangt van de Douane, wijzigt nauwelijks in 2010. Het aantal douanemeldingen dat verdacht wordt verklaard, kent daarentegen een (relatief ) grote daling (-31%). Deze afname is te herleiden tot een daling van het aantal verdachtverklaringen op basis van eigen onderzoek, dat daalt van 30 verdachte transacties in 2009 naar vijf in 2010. Het aantal doormeldingen op basis van LOvJ-verzoeken daalt van zeventien in 2009 naar twaalf in 2010 en het aantal doormeldingen op basis van de match met het VROS bestand daalt van 66 naar 61 verdachte transacties. Ondanks het feit dat artikel 25 lid 2 van de WWFT expliciet de mogelijkheid biedt aan toezichthouders om meldingen te verrichten aan de FIU-Nederland indien zij bij de uitoefening van hun toezicht feiten ontdekken die kunnen duiden op witwassen of terrorismefinanciering, heeft de FIU-Nederland het afgelopen jaar geen melding ontvangen vanuit de toezichthouders.
Verordening betreffende de controle van liquide middelen die de Gemeenschap binnenkomen of verlaten (verordening (EG) Nr. 1889/2005).
De Europese verordening 1889/2005 verplicht personen om aangifte te doen wanneer zij de Europese Unie binnenkomen of verlaten en zij daarbij liquide middelen ter waarde van €10.000 euro of meer invoeren of uitvoeren.7/ Deze aangiftes moeten worden gedaan bij de Douane. Op basis van de genoemde verordening meldt de douane deze aangiftes aan de FIU-Nederland. De meeste douanemeldingen in 2010 (95%) hebben betrekking op deze Europese verordening. De overige douanemeldingen worden gemeld onder de noemer ‘overige wijze’ en hebben in de meeste gevallen betrekking op het aantreffen van geld bij reizigers (53%). Over aangetroffen geld wordt melding gedaan indien de reiziger heeft verzuimd zelf aangifte te doen. Daarnaast hebben de meldingen voornamelijk betrekking op aangetroffen juwelen en edelmetalen (16%), alsmede horloges en sieraden (14%). In tabel 19 zijn de aantallen en de bedragen weergegeven die zijn gemoeid met de meldingen van de invoer-, uitvoer- en doorvoer van contanten.
Terug naar inhoudsopgave
72
/
7
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
Tabel 19: vervoer van contanten in aantallen en bedragen 2010 8/
Soort melding 9/ Contante uitvoer Nederland Contante doorvoer Nederland Contante invoer Nederland Eindtotaal
Aantal 1.169 710 707 2.586
Totaalbedrag 64.635.500 28.471.600 17.444.900 110.552.000
Gemiddeld bedrag 55.291 40.101 24.675 42.750
Het totale aantal meldingen naar aanleiding van de Europese verordening daalt van 2.638 in 2009 naar 2.586 in 2010 (-2%). Het aantal meldingen over de uitvoer van contanten vanuit Nederland is toegenomen van 923 meldingen in 2009 naar 1.169 meldingen in 2010 (+27%). Het aantal meldingen over de invoer van contanten naar Nederland daalt van 824 in 2009 naar 707 in 2010 (-14%). Het aantal meldingen over de doorvoer van contanten daalt van 891 naar 707 (-21%). Het totale bedrag dat is gemoeid met het vervoer van contanten daalt in 2010 met 4% ten opzichte van 2009. Het gemiddelde bedrag dat is gemoeid met de meldingen daalt met 3%. In tabel 20 is de top 5 weergegeven van de bestemmingslanden bij de meldingen van de uitvoer van contanten. Tabel 20: bestemmingslanden bij uitvoer uit Nederland
Bestemming Turkije China Marokko Thailand Verenigde Staten
/
8
Voor de tabellen in relatie tot het vervoer van contanten geldt: Bedragen in de kolom ‘Totaalbedrag’ zijn afgerond. Gemiddelden zijn onafgerond weergegeven en berekend op basis van de onafgeronde totaalbedragen.
/
9
Aantal 90 51 39 33 30
Totaal in € 1.819.700 1.007.700 566.200 887.700 819.100
Gemiddeld in € 20.219 19.758 14.518 26.900 27.303
De top-3 van bestemmingslanden blijft in 2010 ongewijzigd ten opzichte van 2009. Daarbij moet wel worden opgemerkt dat het aantal meldingen ten opzichte van deze landen fors daalt: In 2009 ontving de FIU-Nederland nog 196 meldingen over contante uitvoer naar Turkije ter waarde van 4,6 miljoen euro. Deze geldstroom is dus ruim gehalveerd. Ook de geldstroom naar China daalt; in 2009 bestond deze nog uit 81 meldingen ter waarde van 1,7 miljoen euro. De geldstroom naar Marokko bestond in 2009 uit 66 meldingen ter waarde van 1,2 miljoen euro. Nieuwkomers in de top-5 zijn Thailand en de Verenigde Staten. In tabel 21 is de top 5 weergegeven van de herkomstlanden bij de meldingen van de invoer van contanten. Tabel 21: herkomstlanden bij invoer naar Nederland
Wanneer zowel het herkomstland als het bestemmingsland buiten Nederland ligt, categoriseert de FIU-Nederland de meldingen als doorvoer van contanten. Bij 160 meldingen ontbreekt het herkomst- of bestemmingsland aan de hand waarvan bepaald kan worden of sprake is van een doorvoermeldingen. In beginsel zou het werkelijke aantal meldingen van contante doorvoer hoger kunnen zijn dan aangegeven in bovenstaande tabel.
De top-5 van herkomstlanden in 2010 bestaat uit dezelfde landen (in dezelfde volgorde) als in 2009, uitgezonderd Iran, dat in de plaats is gekomen van Syrië. Bij de inkomende contante geldstroom is een heel andere ontwikkeling zichtbaar dan bij de uitgaande; zowel het aantal meldingen als de bedragen stijgen voor die landen die ook vorig jaar in de top-5 stonden. Zo bedroeg het aantal meldingen over invoer vanuit Nigeria in 2009 nog 273, ter waarde van 26,8 miljoen euro. In 2010 neemt dit toe tot 339 meldingen ter waarde van 33,9 miljoen euro. De geldstroom vanuit Egypte bestond in 2009 uit 122
Terug naar inhoudsopgave
73
Herkomst Nigeria Egypte Ghana Libië Iran
Aantal 339 152 99 70 49
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
Totaal in € 33.856.900 6.527.000 4.379.600 2.794.300 1.398.600
Gemiddeld in € 99.873 42.941 44.239 39.919 28.543
meldingen ter waarde van 5,2 miljoen euro. In 2010 neemt ook deze geldstroom in omvang toe naar 152 meldingen ter waarde van 6,5 miljoen euro. In tabel 22 zijn de routes weergegeven die worden opgegeven bij de meldingen van doorvoer van contanten via Nederland. Tabel 22: doorvoer via Nederland
Traject Nigeria – Nederland – Duitsland Nigeria – Nederland – België Nigeria – Nederland – Verenigde Staten Georgië – Nederland - Duitsland Nigeria – Nederland – Zwitserland
Aantal 171 61 18 16 15
Totaal in € 9.330.700 2.725.400 862.400 837.400 399.900
Gemiddeld in € 54.565 44.679 47.913 52.338 26.660
Evenals in 2009 komt Nigeria vier keer voor in de top-5 van de trajecten bij de doorvoermeldingen van de douane. Opvallend is dat het aantal meldingen over het traject Nigeria – Nederland – Duitsland is toegenomen met 10%, maar dat het bedrag is afgenomen met 75%; in 2009 bedroeg het bedrag dat was gemoeid met deze route nog ruim 10,7 miljoen euro. In tabel 23 zijn de bedragen weergegeven die zijn gemoeid met de verdachte transacties die zijn gemoeid met de uitgevoerde verdachte transacties. Tabel 23: bedrag in € gemoeid met uitgevoerde verdachte transacties overheidssector
Sector Douane Belastingdienst Toezichthouder Totaal
2010 Totaalbedrag in € 3.095.900 18.029.000 0 21.124.900
2009 Totaalbedrag in € 8.245.300 17.377.000 74.000 25.696.300
Het bedrag dat is gemoeid met de verdachte douanemeldingen daalt met ruim vijf miljoen euro. Dit verschil wordt met name veroorzaakt door een aantal uitschieters bij de verdachte douanetransacties in 2009. Er was gedurende dat jaar sprake van negen meldingen waarbij sprake was van de invoer van zeer grote contante geldbedragen. Het ging om de invoer van contanten vanuit Nigeria (6 meldingen) en vanuit Ghana (3 meldingen). Het totale bedrag gemoeid met deze negen meldingen bedraagt 4,2 miljoen euro.
Terug naar inhoudsopgave
74
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
Terug naar inhoudsopgave
75
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
8
8 Investeren in de toekomst 8.1 Terugblik In het afgelopen jaar heeft FIU-Nederland veel activiteiten uitgevoerd om zo goed mogelijk invulling te geven aan de beleidsdoelstellingen van het afgelopen jaar. In de voorgaande hoofdstukken is daarvan uitgebreid verslag gedaan. Ook voor 2011 heeft FIU-Nederland weer afspraken gemaakt over de beleidsdoelstellingen die voor dat jaar behaald moeten worden. In dit hoofdstuk wordt zowel een terugblik als een vooruitblik op de beleidsdoelstellingen van respectievelijk 2010 en 2011 gegeven.
8.2 Beleidsdoelstellingen 2010 De beleidsdoelstellingen voor de FIU-Nederland voor het jaar 2010 zijn tot stand gekomen middels de governance structuur zoals die voor de FIU-Nederland geldt. Dat betekent dat er een gezamenlijk een beleidsbrief is geformuleerd door de departementen van Justitie, Financiën en Binnenlandse Zaken, het KLPD en de FIU-Nederland. Deze brief is aangeboden aan de korpsbeheerder van het KLPD en doorgeleid naar de FIU-Nederland die vervolgens middels het jaarplan 2010 deze beleidsdoelstellingen operationaliseert. Kijkend naar de beleidsdoelstellingen voor 2010 zijn daarin de volgende belangrijke lijnen te ontdekken: • De FIU-Nederland investeert in de keten die loopt van toezichthouders tot en met opsporing en vervolging. Hiertoe worden veel ontmoetingen georganiseerd. • De FIU-Nederland investeert in het onderzoeken van nieuwe trends en ontwikkelingen op het domein bestrijding van witwassen en financiering van terrorisme. Hiertoe worden de nodige analyses uitgevoerd en kennisdocumenten ontwikkeld. • De FIU-Nederland vervult een actieve rol in internationaal verband. Hiertoe gaat de FIU-Nederland samenwerkingsprojecten met buitenlandse partners aan en participeert ze actief in de diverse internationale overlegvormen. • De FIU-Nederland gaat een meldpunt inrichten ten behoeve van de zogeheten BES-eilanden in verband met de staatkundige hervormingen op de Nederlandse Antillen. • De FIU-Nederland ontwikkelt zich verder als professionele organisatie. Dit impliceert onder meer dat in 2010 het nieuwe ICT-systeem in gebruik genomen gaat worden. Van belang is dat de FIU-Nederland zich wil profileren als een pro-actieve, betrouwbare partner in de keten met veel expertise.
8.3 Vooruitblik Het jaar 2011 wordt een intensief jaar voor de FIU-Nederland. Het nieuwe ICT-systeem GoAML wordt geïmplementeerd en zal verder door worden ontwikkeld. Inmiddels is ook al bekend dat dit ook in 2011 veel inzet van FIU-Nederland vergt. Daarnaast is in 2011 de definitieve FATF-evaluatie gereed. De aanbevelingen die hieruit voortkomen, zoals onder andere op het gebied van de onafhankelijkheid van de FIU-Nederland en de kwaliteit van de analyses, worden in 2011 door een interne projectgroep opgepakt die zich, samen met betrokken ketenpartners, met de ontwikkeling en implementatie van verbeteringen zal bezighouden. Operationeel blijft de nadruk liggen bij het ondersteunen van het FinEC-programma en de aangewezen FinEC-regio’s. In 2011 is daar ook met name aandacht voor het KLPD dat eind 2010 als nieuwe FinECregio is toegevoegd. FIU-Nederland wil een belangrijke bijdrage gaan leveren in de projectvoorbereiding voor de opsporingsteams van het KLPD en de gecombineerde opsporingsteamsteams van KLPD en FIOD. De wens is om met deze nieuwe werkwijze de aansluiting op de opsporing nog verder te verbeteren. Ook zal de FIU-Nederland een trekkende rol blijven spelen in de ontwikkeling van de landelijke visie FinEC. Tevens is het de bedoeling een bijdrage te leveren aan het programma Afpakken, een ketenprogramma om crimineel vermogen binnen de hele handhavingsketen af te pakken. De ontwikkeling van de CV-Infobox heeft daarbij speciale aandacht.
Terug naar inhoudsopgave
77
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
Daarnaast speelt de verdere samenwerking met de grootbanken en andere meldergroepen ook het komende jaar een belangrijke rol. Met enkele grootbanken worden verdergaande mogelijkheden van samenwerking onderzocht. Verder moet ook voor Caribisch Nederland geregeld worden dat de meldingen gedaan kunnen worden in het nieuwe ICT-systeem GoAML. We zien dat inmiddels gemeld wordt, maar het aantal daadwerkelijke melders is nog klein. Voorlichting staat daarom hoog op de agenda. Ook is het de bedoeling de werkzaamheden voor Caribisch Nederland in 2011 zoveel mogelijk op te nemen in de standaard werkprocessen. Een belangrijke voorwaarde hiervoor is dat FIU-Nederland op korte termijn toegang krijgt tot politiebestanden om de data te kunnen analyseren en waar mogelijk door te melden. Het OM speelt hierin een belangrijke rol. Tenslotte wordt in 2011 verder gestart met de implementatie van de Nationale Politie. De veranderingen die dit binnen de politie organisatie teweeg brengt, hebben consequenties voor de FIU-Nederland. Zo is inmiddels bekend dat de bovenregionale recherche eenheden, één van de afnemers van FIU-Nederland, verdwijnen. Ook zal opnieuw gekeken moeten worden naar de positionering van FIU-Nederland zelf, rekening houdend met de uitkomsten van de FATF-evaluatie.
Terug naar inhoudsopgave
78
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
Terug naar inhoudsopgave
79
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
9
9 De organisatie FIU-Nederland 9.1 Profiel FIU-Nederland Het doel van de FIU-Nederland is nationaal en internationaal een bijdrage te leveren aan de versterking van de kwaliteit van opsporing en vervolging en het voorkomen en bestrijden van misdaad; in het bijzonder misdaden omtrent witwassen en de financiering van terrorisme. Dit doet de FIU-Nederland door het binnen het kader van de geldende wet- en regelgeving ter beschikking stellen van verzamelde, geregistreerde, bewerkte en geanalyseerde ‘transactie’ informatie en expertise aan (Bijzondere) Opsporings-, Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten in binnen- en buitenland.
Missie Het is de missie van de FIU-Nederland om misdaad, in het bijzonder witwassen en de financiering van terrorisme, te voorkomen en te bestrijden met het oog op het waarborgen van de integriteit van het (Nederlandse) financiële stelsel. Deze missie wordt bereikt door: • Het beschikbaar stellen aan (Bijzondere) Opsporings-, Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten van bij de FIU-Nederland beschikbare, specifieke, actuele en verrijkte transactie-informatie en analyses; • Het informeren van melders en toezichthouders over ‘nieuwe’ trends, methoden, technieken en typologieën; het beschikbaar stellen van expertise; • Het bouwen aan internationale samenwerking met en tussen andere FIU’s en opsporingsdiensten; • Het opbouwen van een actueel en relevant relatienetwerk.
Visie De visie van de FIU-Nederland luidt: “Leidend te zijn waar het betreft het tijdig beschikbaar stellen van kwalitatief hoogwaardige producten (zoals transactieinformatie/- inlichtingen, de daarop gebaseerde financiële analyses en expertise) aan de relevante partners in de keten met het oog op de nationale en internationale strijd tegen misdaad, in het bijzonder witwassen en de financiering van terrorisme.” Daarmee wordt tevens een wezenlijke bijdrage geleverd aan het waarborgen van de integriteit van de financiële wereld, aan het vertrouwen van het publiek in de ondernemingen en instellingen die de financiële dienstverlening verzorgen en aan de publieke veiligheid.
9.2 Personeelsbeleid Zonder alle aspecten van het personeelsbeleid van de FIU-Nederland te bespreken volgen hieronder enkele belangrijke ontwikkelingen van het afgelopen jaar.
Kennis en expertise De FIU-Nederland vindt het van belang de kennis en expertise van medewerkers op peil te houden en verder te ontwikkelen. Om dit te realiseren hebben ook in 2010 diverse medewerkers functiegerichte opleidingen gevolgd. Ook is deelgenomen aan diverse congressen. Daarnaast is de kennis toegenomen door de nieuwe organisatie indeling vanaf 1 januari 2010 en de daarmee gepaard gaande grotere uitwisseling van kennis en werkzaamheden tussen medewerkers. In 2010 is door een aantal medewerkers een cursus internetrechercheren gevolgd. Zij zijn daardoor meer bekend geraakt met het rechercheren met behulp van open bronnen en de kansen en risico’s die dit met zich meebrengt. Ook voor 2011 is het de bedoeling een groot aantal medewerkers deze cursus te laten volgen. Daarnaast is in 2011 een flink bedrag vanuit FinEC gelden beschikbaar voor opleidingen. Omdat de beschikbare opleidingen niet aansluiten bij alle behoeften van FIU-Nederland wordt een maatwerk programma ontwikkeld voor diverse functiegroepen. De eerste opleidingen gaan in 2011 van start.
Terug naar inhoudsopgave
81
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
Formatie De formatie van FIU-Nederland bestaat uit 56 medewerkers. Met betrekking tot het vacaturebeleid, blijft voor de FIU-Nederland bij het selecteren van nieuw personeel een aantal vereisten van belang, zoals de screening, maar ook opleiding en werkervaring spelen een belangrijke rol. Door externe ontwikkelingen in de afgelopen jaren wordt steeds meer van de FIU-Nederland verwacht op diverse gebieden, zoals de afhandeling van informatieverzoeken, het eigen onderzoek en de analyse en duiding van de bij de FIU-Nederland beschikbare informatie. Voor de komende jaren voorziet de FIU-Nederland dat die verwachtingen alleen maar zullen toenemen. Dit is een positieve ontwikkeling, maar steeds meer wordt duidelijk dat de capaciteit van de FIU-Nederland ontoereikend is om aan alle verwachtingen te voldoen. Daarom zal in 2011 een onderbouwd voorstel worden gemaakt met een voorstel om de capaciteit van de FIU-Nederland op cruciale punten verder uit te breiden.
Ontwikkelingsgericht personeelsbeleid Ook in 2010 is binnen de FIU-Nederland gewerkt volgens de principes van het “ontwikkelingsgericht personeelsbeleid (OPB)” instrumentarium zoals dat is ontwikkeld door het KLPD. Naar aanleiding van afspraken die medewerkers met hun leidinggevenden maken in de jaarcyclus van het OPB, krijgen medewerkers de gelegenheid om te investeren in hun eigen competenties. De diverse instrumenten binnen het OPB, zoals jaargesprek, persoonlijk ontwikkelingsplan (POP), competenties en individuele resultaatafspraken zijn gebruikt in de gesprekken tussen medewerkers en leidinggevenden. Hierin wordt ook de link gelegd tussen uit te voeren taken van de organisatie en groei van de individuele medewerker. Bijna alle medewerkers van de FIU-Nederland hebben in 2010 een jaargesprek en/of POP-gesprek gevoerd met zijn of haar leidinggevende.
Terug naar inhoudsopgave
82
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
Terug naar inhoudsopgave
83
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
Bijlage 1 - Lijst met belangrijke afkortingen
Terug naar inhoudsopgave
AWF
Analytical Work File
BES BFT BIBOB BOOM
Bonaire, St. Eustatius, Saba Bureau Financieel Toezicht Bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie
CIE CJIB CN CV-Infobox
Criminele Inlichtingen Eenheid Centraal Justitieel Incasso Bureau Caribisch Nederland Crimineel Vermogen Info-box
DFA DNB
Dienstverlening Financiële Administratie De Nederlandsche Bank
ESW
Egmont Secure Web
FATF FEC FIET FinEC FIOD FIU-Nederland
Financial Action Task Force Financieel Expertise Centrum Flexibel Intelligence & Expertise Team Programma Financieel Economische Criminaliteit Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst Financial Intelligence Unit Nederland
GoAML
Government Anti-Money Laundering
IVT
Internet Verdachte Transacties
KLPD KMar
Korps landelijke politiediensten Koninklijke Marechaussee
LOvJ
Landelijk Officier van Justitie
MOT MOU
Meldpunt Ongebruikelijke Transacties Memoranda of Understanding
NVM NVR
Nederlandse Vereniging van Makelaars Nederlandse Vereniging voor Rentemeesters
OM OPB OT
Openbaar Ministerie Ontwikkelingsgericht Personeelsbeleid Ongebruikelijke transactie
POP PSD
Persoonlijk Ontwikkelingsplan Payment Service Directive
RIEC RTB
Regionaal Informatie en Expertise Centrum Regionaal Transactie Beeld
84
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
Terug naar inhoudsopgave
SOCA
Serious Organised Crime Agency
VIC VROS VT
Vastgoed Intelligence Centre Verwijzingsindex Recherche Onderzoeken & Subjecten Verdachte transactie
WWFT
Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme
85
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
Bijlage 2 - Witwasjurisprudentie 2010 • L OvJ-2 verzoek van KMAR en verdacht bepaling van gemelde ongebruikelijke transactie Hof Amsterdam, 18 oktober 2010, LJN: B06031 Het Gerechtshof in Amsterdam oordeelde in een strafzaak waar ondermeer witwassen tenlastegelegd was, waarbij de feiten plaatsvonden in de periode 1 januari 2006 tot en met 30 juli 2008. Verdachte was veroordeeld door de Rechtbank te Haarlem op 1 april 2009. De verdediging pleitte voor vrijspraak nu het louter vinden van een geldbedrag in een auto die van de broer van verdachte was geen verdenking van enig strafbaar feit zou opleveren, noch anderszins nader onderzoek rechtvaardigde. De daarna gevonden resultaten hadden evenmin voldoende resultaat om als grondslag te dienen voor verder (opsporings)onderzoek. Naar oordeel van de verdediging. De KMAR had op 5 maart 2008 in het kader van een controle aangaande de wet wapens en munitie een zwarte Audi A3 gecontroleerd. Dit voertuig werd bestuurd door een medeverdachte. Tijdens de controle werd en bedrag van € 70.000,- aangetroffen. Bij fouillering van de medeverdachte werd nog eens € 1.000,- aangetroffen. Hierop werd medeverdachte aangemerkt als ‘verdachte’. Hij verklaarde niet te weten hoeveel geld in de plastic zak zat en wist ook niet wie het toebehoorde. Hij moest de zak aan iemand op Schiphol afgeven. Over de lokatie zou hij nog worden gebeld. Later verklaarde hij dat het geld uit Marokko kwam. Een onbekende man had gevraagd dit aan een derde te geven zodat deze een auto kon kopen in Duitsland. De Audi behoorde aan de broer van medeverdachte toe en hij verdachte mocht deze gebruiken. De KMAR heeft op dezelfde dag van 5 maart 2008 een LOvJ-2 verzoek gedaan met het verzoek om na te gaan of er relevante ongebruikelijke transacties gemeld waren bij het meldpunt. Bij een hit zou deze transactie-informatie ‘verdacht’ kunnen worden bepaald en door tussenkomst van de Landelijk OvJ inzake de wet MOT kunnen worden verstrekt aan de opsporingsautoriteiten. In het LOvJ-verzoek de verdenking omschreven alsmede relevante gegevens opgenomen. Door het meldpunt (voormalige MOT), thans de Financial Intelligence Unit-Nederland (FIU-NL), kon één (verdacht bepaalde) transactie worden verstrekt aan de opsporingsautoriteiten. Het betrof een wisseltransactie verricht door verdachte,van 180.000 Noorse Kronen met als tegenwaarde ongeveer € 22.000 verricht op Schiphol op 19 december 2005. Overeenkomstig de (toen nog van kracht zijnde) wet MOT en de (inmiddels per 1-1-2008 van kracht geworden) Wet en het Besluit Politiegegevens (WPG en BPG) was de reden van ‘verdacht’ bepaling gelegen in het feit dat verdachte voorkomt in het LOvJ-verzoek. De FIU-NL had gelijktijdig inlichtingen ingewonnen bij de FIOD in Haarlem aangaande de loon- en belastinggegevens van verdachte over de periode 2003 tot 2008. Na die datum hebben de opsporingsautoriteiten nog tal van andere registers en databestanden CJIB, RDW etc.) geraadpleegd en informatie verzameld. Daarna volgde nog vorderingen in het kader van 126nc en 126nd Sv. alsmede doorzoek op het huisadres van verdachte. De KMAR vroeg zich. Blijkens het verhoor, af hoe verdachte aan een dergelijk auto kwam. Het Hof is van oordeel dat op 5 maart 2008 geen verdenking bestond in de zin van artikel 27 Sv. De door de FIU-NL als ‘verdacht’ aangemerkte wisseltransactie acht het Hof in dit kader niet relevant. Tot het moment van toetsing op grond van het LOvJ-verzoek was de wisseltransactie slechts als ongebruikelijk bekend bij de FIU-NL en stond niet opgenomen in het Intranet Verdachte Transacties IVT. Het Hof geeft aan dat de wisseltransactie ‘louter op grond van de vermelding van de naam van de verdachte in de [LOvJ] bevraging als verdacht werd aangemerkt’. Het Hof oordeelt duidelijk; ‘De politie komt niet de bevoegdheid toe om persoonsgericht onderzoek als het onderhavige te doen zonder dat van een redelijk vermoeden van schuld sprake is’. Het Hof vervolgt inzake het rechtsgevolg; Voormelde vergaring van persoonsgegevens omtrent een niet-verdachte persoon heeft geleid tot het op onrechtmatige gronden ontstaan van een verdenking, nog daargelaten dat de daaraan ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden amper genoegzaam kunnen worden geacht voor een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit jegens de verdachte. Derhalve is sprake van een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a lid 1 Sv. Voor de vraag welk rechtsgevolg aan dit vormverzuim moet worden verbonden, heeft het hof acht geslagen op de factoren als vermeld in artikel 359a lid 2 Sv, namelijk het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt. In casu zijn zonder wettelijke grondslag persoonsgegevens van de verdachte gebruikt voor een ander doel dan waarvoor zij waren verzameld en zijn zij aanleiding zijn geweest voor het inzetten van (verdergaande) opsporingsmethoden (waaronder een doorzoeking). Aldus is - naar ook de KMAR moet hebben geweten - inbreuk gemaakt op artikel 10 Grondwet en artikel 8 EVRM - die dienen ter bescherming van de
Terug naar inhoudsopgave
86
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
persoonlijke levenssfeer - en artikel 27 Wetboek van Strafvordering. Het hof verwijst in dit verband nog naar artikel 3 Wet politiegegevens, dat onder meer inhoudt dat politiegegevens slechts worden verwerkt voor zover dit noodzakelijk is voor de bij of krachtens deze wet geformuleerde doeleinden en voor zover zij rechtmatig zijn verkregen, terzake dienend en niet bovenmatig zijn. Op grond van het voorgaande concludeert het hof dat in het onderhavige geval sprake is van een ernstige inbreuk op (strafvorderlijke) voorschriften en dat de als (rechtstreeks) gevolg daarvan verkregen gegevens en in beslaggenomen stukken van het bewijs dienen te worden uitgesloten, hetgeen leidt tot vrijspraak van de tenlastegelegde feiten. Het Hof vernietigt het vonnis van de Rechtbank en spreekt verdachte vrij en gelast tevens teruggave van de bij verdachte in beslag genomen voorwerpen. oorhanden hebben van een voorwerp dat afkomstig is uit een door verdachte zelf begaan • V misdrijf. HR. 26 oktober 2010, LJN: BM4440
/
10
HR, 2 oktober 2007, NJ 2008, 16.
/
11
EG-Richtlijn nr. 91/308/EEG. Inmiddels is deze Richtlijn vervallen (zie artikel 44 (3e) Richtlijn 2005/60/EG van 26 oktober 2005).
Het beroep in cassatie was ingesteld tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 18 maart 2009. Het betreft een zaak waarbij aan verdachte artikel 420 bis WvSr. is tenlastegelegd, omdat deze in de periode 1 oktober 2005 tot en met 30 november 2005 een voorwerp (geldbedrag van ongeveer €137.500,- en een pand) heeft verworven, voorhanden gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of van dat voorwerp gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, wist dat dit geldbedrag en dat pand, - onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf. Verdachte had met behulp van valse salarisspecificaties bij de SNS bank een hypothecair krediet verkregen. Eerder had de Rechtbank verdachte vrijgesproken van witwassen omdat, naar oordeel van de Rb. verdachte geen nadere, op versluiering gerichte handeling zou hebben verricht teneinde het zicht op de illegale herkomst van het geld te ontnemen. Het handelen van verdachte zou niet als witwassen kunnen worden gekwalificeerd, nu dit in strijd zou zijn met de bedoeling en de strekking van artikel 420 bis WvSr. en er geen sprake is van voorhanden hebben en/of overdragen in de zin van deze bepaling. Kijkend naar de wettelijke omschrijving van het delict witwassen, zoals aangegeven in artikel 420bis van het WvSr, merkt het Hof op dat voor de tenlastegelegde variant van witwassen het niet vereist is dat vast komt te staan of verdachte handelingen heeft verricht om de illegale herkomst van een voorwerp te verhullen. Ondermeer wordt verwezen naar een arrest van de HR10/ waarbij is aangegeven dat noch de tekst van de wet, noch de wetsgeschiedenis steun biedt aan de opvatting dat het enkele voorhanden hebben van een dergelijk voorwerp onvoldoende is om dit aan te merken als witwassen. In de overwegingen wordt het gestelde in de Memorie van Toelichting op de witwasbepalingen meegenomen alsmede het gestelde in de eerste EG Richtlijn uit 199111/ in het kader van de strijd tegen het witwassen. Ook de zogenaamde ‘Schutznorm’12/ van de witwasbepalingen in het licht van de EG Richtlijnen en de MvT wordt bij de overwegingen betrokken. De witwasbepalingen hebben als doel om de aantasting van de integriteit van het financiële en economische verkeer te voorkomen en tegen te gaan. Reeds het enkele voorhanden hebben van een uit misdrijf verkregen voorwerp kan al worden aangemerkt als witwassen. Op geen enkele wijze kan worden afgeleid dat het handelen gericht moet zijn op het verbergen of verhullen van de herkomst van het voorwerp. Het middel, ingesteld namens verdachte faalt. Artikel 420bis kent o.m. een lid 1 onder a en een lid 1 onder b. Bij onder a is het duidelijk dat er een relatie is met het verbergen of verhullen. Bij het onder b gestelde is dat niet het geval, daar volstaat het voorhanden hebben van een voorwerp terwijl hij weet dat dit voorwerp onmiddellijk of middelijk afkomstig is uit enig misdrijf. • O nverklaarbaar vermogen en MOT-melding. Rb. Rotterdam, 17 december 2010, LJN: B08457
Schutznorm is een term, dat aangeeft dat de werking van normen wordt bepaald en beperkt - door hun doel.
De laatste interessante uitspraak van het jaar 2010 is afkomstig van de Rechtbank te Rotterdam die oordeelde in een witwaszaak uit waarbij de verdediging heeft aangevoerd dat het meldpunt, toen nog het MOT, gegevens heeft verstrekt aan het Openbaar Ministerie, zonder onderzoek te doen of uit deze gegevens een redelijk vermoeden voortvloeide en dat er sprake was van een misdrijf. De verdediging is van mening dat de gegevens niet door het MOT hadden mogen worden verstrekt en uitgesloten dienen te worden van het bewijs.
Terug naar inhoudsopgave
87
/
12
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
/
13
LOvJ-2 staat voor een verzoek dat vanuit de opsporing doorgeleid wordt ter toetsing via de Landelijk Officier van Justitie inzake de wet MOT en gericht is aan het hoofd van het meldpunt om te onderzoeken of er ongebruikelijke transactie-informatie aanwezig is in het zogenaamde MOT register; het afgeschermde register met ongebruikelijke transacties gemeld door meldplichtige instellingen in het kader van de Wet MOT. Het cijfer 2 verwijst naar artikel 12, eerste lid onder 2 van het BPolr.
/
14
Verdachte is gewoonte witwassen ten laste gelegd in de periode 14 december 2001 tot en met 12 december 2006. In 2005 is, op basis van artikel 12, eerste lid, sub 2 van het Besluit Politieregisters (BPolr) een zogenaamd LOvJ-213/ verzoek gedaan. Dit verzoek is door tussenkomst van de Landelijk Officier van Justitie inzake de wet MOT doorgeleid aan het hoofd van het meldpunt, het MOT. Op grond van dit LOvJ-verzoek kon een ongebruikelijke transactie (contante storting van € 20.000,- op rekening uit 2004) ‘verdacht’ worden bepaald en zijn de gegevens vertrekt aan de toenmalige LOvJ. Naar het oordeel van de Rechtbank kan uit de enkele omstandigheid dat iemand € 20.000,- stort op een bankrekening van een ander, niet de verdenking volgen dat deze persoon een misdrijf heeft begaan. De rechtbank geeft aan dat deze gegevens niet door het MOT verstrekt hadden mogen worden en sluit de (zogenoemde) MOT-melding [lees verstrekking c.q. ‘verdacht’bepaling] uit van het bewijs. De Rechtbank onderzoekt vervolgens of er zich in het betreffende dossier vruchten van deze MOT-melding bevinden. Als zogenaamde ‘fruits of the poisoned tree’14/ kunnen deze vruchten, indien alleen gebaseerd op deze MOT-melding, door de Rechtbank eveneens uitgesloten worden van het bewijs. Dit bleek niet het geval te zijn. Uiteindelijk werd verdachte vrijgesproken omdat de Rechtbank oordeelde dat niet is komen vast te staan dat de voorwerpen (geldbedragen) afkomstig zijn van enig misdrijf (inclusief fiscale misdrijven). Op het relaas met betrekking tot de MOT-melding heeft de FIU-Nederland specifiek de aandacht. Uit de publicatie van de uitspraak blijkt dat het Openbaar Ministerie ten aanzien van de MOT-melding aangeeft dat het handelen van het MOT niet kan worden toegerekend aan het Openbaar Ministerie en dat de belangen van de verdachte naar het oordeel van het O.M. niet zijn geschaad. De Rechtbank kijkt met name naar artikel 12, eerste lid, sub 2 van het Besluit Politieregisters (BPolr) En geeft aan dat geen gegevens uit het MOT register verstrekt worden, tenzij uit de gegevens zelf een redelijk vermoeden voortvloeit dat een bepaalde persoon een misdrijf heeft begaan.
Fruits of the poisoned tree, ofwel vruchten van de vergiftigde boom, is een juridische metafoor afkomstig uit het Angelsaksisch recht (V.S.) en duidt op bewijs dat onrechtmatig is verkregen. De logica uit deze metafoor betreft het verschijnsel, dat als het basisbewijs (de boom) als bron illegaal is verkregen, ook alles wat er op voortbouwt besmet is en derhalve ook als illegaal kan worden aangemerkt en niet als bewijs kan worden toegelaten.
Op grond van de (toenmalige) wet MOT en de (toenmalige) Wet en het Besluit politieregisters (WPol en BPolr) kan het hoofd van het meldpunt een ongebruikelijke transactie verdacht bepalen. 3In dit verband heeft de term ’Verdacht’ zowel destijds, als nu een ruimere uitleg dan het gestelde in artikel 27 Sv. Verdacht bepalen door het meldpunt betreft het vaststellen dat de transactie-informatie van belang kan zijn voor de opsporingsautoriteiten. Het verdacht bepalen van een ongebruikelijke transactie kan plaatsvinden als ongebruikelijke transactie-informatie overeenkomt met informatie vanuit de opsporing. Een verzoek dat aan het hoofd van het meldpunt wordt gedaan door tussenkomst en toetsing van de LOvJ inzake de wet MOT, wordt door het meldpunt opgevat als een verzoek van de opsporingsautoriteiten dat wordt ingediend in het kader van een opsporingsonderzoek. Bij een ‘hit’ met het MOT register wordt de transactie-informatie van belang geacht voor de opsporingsautoriteiten en verstrekt aan de LOvJ. De eertijds gemelde ongebruikelijke transactie is, overeenkomstig de wet MOT verdacht bepaald. Een zogenoemde MOT-melding kan als bewijs worden gebruikt indien de opsporingsautoriteiten dit betrekken bij het construeren van een verdenking c.q. betrekken bij een als zodanig aangemerkte verdachte in de zin van artikel 27 Sv.
Terug naar inhoudsopgave
88
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
Bijlage 3 - Indicatorenlijst Nederland Op basis van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (WWFT) dienen instellingen (melders) ongebruikelijke transacties te melden aan het meldpunt, de FIU-Nederland. Onderstaande meldindicatoren zijn een hulpmiddel bij het bepalen of een transactie verband houdt met witwassen en/of de financiering van terrorisme. Een transactie is ongebruikelijk wanneer deze voldoet aan één of meerdere indicatoren. Bij objectieve indicatoren is melding verplicht. Bij subjectieve indicatoren is melding verplicht indien de instelling oordeelt dat de situatie in de indicator van toepassing is. Voor de genoemde bedragen geldt dat zij luiden in euro of de tegenwaarde daarvan in vreemde valuta. De transacties moeten onverwijld worden gemeld en in ieder geval binnen veertien dagen nadat het ongebruikelijke karakter van de transactie is vastgesteld.
Kredietinstellingen, financiële instellingen, beleggingsondernemingen, beleggingsinstellingen en geldtransactiekantoren Objectieve indicatoren B0510100 Transacties met (rechts)personen die zijn gevestigd in landen of gebieden, die door de Minister van Financiën en de Minister van Justitie zijn aangewezen als onaanvaardbaar risico voor witwassen of terrorismefinanciering. B0510111 Transacties die in verband met witwassen aan politie of justitie worden gemeld, moeten ook aan het Meldpunt worden gemeld. B0510133 Contante transacties met een waarde van € 15.000 of meer waarbij contante omwisseling in een andere valuta of van kleine naar grote coupures plaatsvindt.
Subjectieve indicator B0510211 Transacties waarbij aanleiding is om te veronderstellen dat ze verband kunnen houden met witwassen of financiering van terrorisme.
Geldtransfers Objectieve indicatoren T0510100 Transacties met (rechts)personen die zijn gevestigd in landen of gebieden, die door de Minister van Financiën en de Minister van Justitie zijn aangewezen als onaanvaardbaar risico voor witwassen of terrorismefinanciering. T0510111 Transacties die in verband met witwassen aan politie of justitie worden gemeld, moeten ook aan het Meldpunt worden gemeld. T0810141 Contante transacties van € 2.000 of meer waarbij de gelden ter beschikking worden gesteld in de vorm van chartaal geld of cheques, of door middel van een credit- of debetcard, dan wel betaalbaar worden gesteld in de vorm van chartaal geld, cheques of door storting op rekening, tenzij het een transactie betreft door een geldtransactiekantoor dat de afwikkeling van de transactie overlaat aan een ander geldtransactiekantoor waarop de meldingsplicht, bedoeld in artikel 16 van de WWFT, eveneens van toepassing is.
Subjectieve indicator T0510211 Transacties waarbij aanleiding is om te veronderstellen dat ze verband kunnen houden met witwassen of financiering van terrorisme.
Terug naar inhoudsopgave
89
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
Levensverzekeraars en assurantietussenpersonen Objectieve indicatoren L0510100 Transacties met (rechts)personen die zijn gevestigd in landen of gebieden, die door de Minister van Financiën en de Minister van Justitie zijn aangewezen als onaanvaardbaar risico voor witwassen of terrorismefinanciering. L0510111 Transacties die in verband met witwassen aan politie of justitie worden gemeld, moeten ook aan het Meldpunt worden gemeld.
Subjectieve indicator L0510211 Transacties waarbij aanleiding is om te veronderstellen dat ze verband kunnen houden met witwassen of financiering van terrorisme.
Creditcardmaatschappijen Objectieve indicatoren M0510111 Transacties die in verband met witwassen aan politie of justitie worden gemeld, moeten ook aan het Meldpunt worden gemeld. M0510134 Gebruik van de creditcard in verband met een transactie van € 15.000 of meer bij een aangesloten bedrijf in Nederland. M0510137 Contante storting ten gunste van een creditcardrekening van € 15.000 of meer.
Subjectieve indicator M0510211 Transacties waarbij aanleiding is om te veronderstellen dat ze verband kunnen houden met witwassen of financiering van terrorisme.
Casino’s Objectieve indicatoren C0510111 Transacties die in verband met witwassen aan politie of justitie worden gemeld, moeten ook aan het Meldpunt worden gemeld. C0510133 Verkoop aan een cliënt van speelpenningen met een tegenwaarde van € 15.000 of meer tegen inlevering van cheques of buitenlandse valuta. C0510161 Girale transacties van € 15.000 of meer. C0510181 Het in depot nemen van munten, bankbiljetten of andere waarden van € 15.000 of meer.
Subjectieve indicator C0510211 Transacties waarbij aanleiding is om te veronderstellen dat ze verband kunnen houden met witwassen of financiering van terrorisme.
Handelaren in zaken van grote waarde Objectieve indicatoren H0510111 Transacties die in verband met witwassen aan politie of justitie worden gemeld, moeten ook aan het Meldpunt worden gemeld. H0810141 Transacties waarbij voertuigen, schepen, kunstvoorwerpen, antiquiteiten, edelstenen, edele metalen, sieraden of juwelen verkocht worden tegen geheel of gedeeltelijke contante betaling, waarbij het contant te betalen bedrag € 25.000 of meer bedraagt.
Terug naar inhoudsopgave
90
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
Subjectieve indicator H0510211 Transacties waarbij aanleiding is om te veronderstellen dat ze verband kunnen houden met witwassen of financiering van terrorisme.
Overige handelaren Objectieve indicatoren G0810111 Transacties die in verband met witwassen aan politie of justitie worden gemeld, moeten ook aan het Meldpunt worden gemeld.
Subjectieve indicator G0810211 Transacties waarbij aanleiding is om te veronderstellen dat ze verband kunnen houden met witwassen of financiering van terrorisme.
Vrije beroepsgroepen Objectieve indicatoren V0510111 Transacties die in verband met witwassen aan politie of justitie worden gemeld, moeten ook aan het Meldpunt worden gemeld. V0510141 Transacties van € 15.000 euro of meer betaald aan of door tussenkomst van de beroepsbeoefenaar in contanten, met cheques aan toonder of soortgelijke betaalmiddelen.
Subjectieve indicator V0510211 Transacties waarbij aanleiding is om te veronderstellen dat ze verband kunnen houden met witwassen of financiering van terrorisme.
Terug naar inhoudsopgave
91
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
Bijlage 4 - Indicatorenlijst Caribisch Nederland Voor de genoemde bedragen geldt dat zij luiden in US dollar of de tegenwaarde daarvan in vreemde valuta.
Creditcard transacties Objectieve indicatoren XM0610111 Transacties die in verband met witwassen aan politie of justitie worden gemeld, moeten ook aan het Meldpunt worden gemeld. XM0010134 Gebruik van de creditcard in verband met transacties boven 11.000 dollar in of vanuit het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba. XM0010137 Contante storting door cliënt in het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba ten gunste van een creditcardrekening van meer dan 2.800 dollar. XM1010138 Transacties die zouden kunnen duiden op de financiering van terrorisme, waarbij als wederpartij optreedt, dan wel op andere wijze betrokken is, een natuurlijk persoon, rechtspersoon, groep of entiteit die is vermeld op een door Onze Minister van Financiën aangewezen lijst.
Subjectieve indicatoren XM0010211 Transacties waarbij aanleiding is te veronderstellen dat zij verband kunnen houden met witwassen of financiering van terrorisme. XM0010231 Voorkeur van de cliënt voor transacties onder het grensbedrag waarbij aanleiding is te veronderstellen dat deze daarmee melding van de transactie wil voorkomen.
Money transfer transacties Objectieve indicatoren XT9810111 Transacties met (rechts)personen die zijn gevestigd in landen of gebieden, die door Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Justitie zijn aangewezen als onaanvaardbaar risico voor witwassen of terrorismefinanciering. XT0010111 Transacties die in verband met witwassen aan politie of justitie worden gemeld, moeten ook aan het Meldpunt worden gemeld. XT0010141 Contante transacties met een waarde van meer dan 2.800 dollar waarbij de gelden ter beschikking worden gesteld in de vorm van chartaal geld, in cheques of door storting op rekening, of waarbij contante wisseling in een andere valuta of van kleine naar grote coupures plaatsvindt. XT1010138 Transacties die zouden kunnen duiden op de financiering van terrorisme, waarbij als wederpartij optreedt, dan wel op andere wijze betrokken is, een natuurlijk persoon, rechtspersoon, groep of entiteit die is vermeld op een door Onze Minister van Financiën aangewezen lijst.
Subjectieve indicatoren XT0010211 Transacties waarbij aanleiding is te veronderstellen dat zij verband kunnen houden met witwassen of financiering van terrorisme. XT0010231 Voorkeur van de cliënt voor transacties onder het grensbedrag waarbij aanleiding is te veronderstellen dat deze daarmee melding van de transactie wil voorkomen.
Terug naar inhoudsopgave
92
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
Fiduciaire diensten Objectieve indicatoren XF0410111 Transacties die in verband met witwassen aan politie of justitie worden gemeld, moeten ook aan het Meldpunt worden gemeld. XF0410133 Alle transacties, contant of betaald met cheques aan toonder of soortgelijke betaalmiddelen die het bedrag van 5.600 dollar of de tegenwaarde daarvan in vreemde valuta te boven gaan waarbij de persoon die de meldingsverplichting heeft direct of indirect betrokken is.
Subjectieve indicatoren XF0410211 Transacties waarbij aanleiding is te veronderstellen dat zij verband kunnen houden met witwassen of financiering van terrorisme. XF0410223 Transacties van 56.000 dollar en hoger waaronder begrepen de aankoop of het verzilveren door cliënt van cheques, travellercheques of soortgelijke betaalmiddelen (hierna ‘cheques’), die voldoen aan twee of meer van de volgende indicatoren: a) geen verklaarbaar legaal doel of geen zichtbare relatie met (bedrijfs)activiteiten; b) transactie is a-typisch voor cliënt; c) inkomende stroom bestaat uit veel kleine bedragen en uitgaande cheque(s) met grote bedragen, of vice-versa, welke stroom niet past binnen het profiel van de cliënt; d) geëndosseerd op naam van cliënt; e) opvallend aantal rekeningen; f ) opvallende omzet of opvallende wijziging van het rekeningsaldo welke niet redelijkerwijs verklaard kunnen worden gezien de activiteiten van de cliënt; g) ongewoon conditieaanbod. XF0410261 Girale transacties van 560.000 dollar en hoger die voldoen aan twee of meer van de volgende indicatoren: a) Identificatieproblemen; b) Opvallend aantal transacties; c) Geen verklaarbaar legaal doel of geen zichtbare relatie met het profiel van de cliënt; d) Ongewoon conditieaanbod; e) Opvallende omzet of opvallende wijziging van het rekeningsaldo welke niet redelijkerwijs verklaard kunnen worden gezien de activiteiten van de cliënt; f ) Inkomende stroom bestaat uit veel kleine bedragen en uitgaande stroom uit grote bedragen, of vice-versa, welke stroom niet past binnen de activiteiten van de cliënt; g) Inkomende transactie zonder opgave van de opdrachtgever dan wel onder code naam; h) De grondslag van de transactie is niet gedocumenteerd dan wel de transactie ontbeert een geldige juridische titel; i) De transactie loopt via de bankrekening van de cliënt, maar is voor rekening en risico van een derde (“fudiciair” gebruik van de rekening). XF0410262 Voorkeur van de cliënt voor transacties onder het grensbedrag waarbij aanleiding is te veronderstellen dat deze daarmee melding van de transactie wil voorkomen.
Terug naar inhoudsopgave
93
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
Hazardspel-transacties De indicatoren voor de transacties gelden ook met betrekking tot loterijen.
Objectieve indicatoren XC0110111 Transacties die in verband met witwassen aan politie of justitie worden gemeld, moeten ook aan het Meldpunt worden gemeld. XC0110181 In het depot nemen van munten, bankbiljetten en andere waarden boven de 11.000 dollar. XC0110161 Girale transacties boven de 11.000 dollar. XC0110133 Verkoop aan cliënt van speelpenningen met een tegenwaarde van meer dan 11.000 dollar tegen inlevering van buitenlandse munten of bankbiljetten. XC0110134 Verkoop aan cliënt van speelpenningen met een tegenwaarde van meer dan 11.000 dollar tegen inlevering van één of meer cheques.
Subjectieve indicatoren XC0110211 Transacties waarbij aanleiding is te veronderstellen dat zij verband kunnen houden met witwassen of financiering van terrorisme. XC0110231 Voorkeur van de cliënt voor transacties onder het grensbedrag waarbij aanleiding is te veronderstellen dat deze daarmee melding van de transactie wil voorkomen.
Diensten, niet zijnde het sluiten van een individuele levensverzekeringsovereenkomst Onder buitenland wordt verstaan: een deel van het Koninkrijk, niet zijnde het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba, dan wel een andere Staat.
Objectieve indicatoren XB9710111 Transacties die in verband met witwassen aan politie of justitie worden gemeld, moeten ook aan het Meldpunt worden gemeld. XB9710131 Contante transacties boven de 140.000 dollar. XB9710132 Contante transacties boven de 11.000 dollar waarbij omwisseling plaatsvindt in grotere coupures. XB9710133 Contante transacties boven de 11.000 dollar waarbij omwisseling plaatsvindt in een andere valuta. XB9710134 Contante transacties boven de 11.000 dollar betreffende aankoop en/of verzilveren door cliënt van cheques, traveller-cheques of soortgelijke betaalmiddelen. XB9710135 Contante transacties boven de 11.000 dollar waarbij effecten zijn betrokken. XB9710136 Contante transacties boven de 11.000 dollar die voldoen aan twee of meer van de volgende criteria: d) Ongeteld; e) In vreemde valuta; f ) Niet gestort op eigen rekening; g) Overboeking naar buitenlandse rekening. XB9710161 Girale transacties door niet-rekeninghouders boven 20.000 dollar bestemd voor het buitenland. XB9810111 Transacties met (rechts)personen die zijn gevestigd in landen of gebieden, die door Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Justitie zijn aangewezen als onaanvaardbaar risico voor witwassen of terrorismefinanciering. XB1010138 Transacties die zouden kunnen duiden op de financiering van terrorisme, waarbij als wederpartij optreedt, dan wel op andere wijze betrokken is, een natuurlijk persoon, rechtspersoon, groep of entiteit die is vermeld op een door Onze Minister van Financiën aangewezen lijst.
Terug naar inhoudsopgave
94
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
Subjectieve indicatoren XB9010211 Transacties waarbij aanleiding is te veronderstellen dat zij verband kunnen houden met witwassen of financiering van terrorisme. XB9710221 Nieuwe rekeningen waarbij wordt voldaan aan twee of meer van de volgende indicatoren: a) niet-ingezetene van het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba; b) identificatieproblemen; c) ongewoon conditie-aanbod; d) opvallend aantal rekeningen. XB0110222 Transacties boven de 140.000 dollar betreffende een verstrekte dan wel een voorgenomen lening, die voldoen aan twee of meer van de volgende indicatoren: a) geen verklaarbaar legaal doel of geen zichtbare relatie met (bedrijfs)activiteiten; b) zekerheden die door de kredietinstelling of door derden worden aangehouden, waarvan de herkomst niet is te verifiëren of die niet in overeenstemming zijn met (bedrijfs)activiteiten van cliënt; c) zekerheidstellingen door derden die geen zichtbare relatie hebben tot cliënt; d) gebruik niet in overeenstemming met het doel van de verstrekte lening; e) onverwacht en onverklaarbare oplossing van een (probleem)lening; f ) inkomende stroom bestaat uit veel kleine bedragen van onbekende derden of zonder indicatie van de opdrachtgever. XB0110223 Transacties boven de 56.000 dollar waaronder begrepen de aankoop en/of het verzilveren door cliënt van cheques, traveller-cheques of soortgelijke betaalmiddelen, die voldoen aan twee of meer van de volgende indicatoren: a) uit en/of naar het buitenland; b) geen verklaarbaar legaal doel of geen zichtbare relatie met (bedrijfs)activiteiten; c) transactie a-typisch voor cliënt; d) inkomende stroom bestaat uit veel kleine bedragen en uitgaande stroom uit grote bedragen, of vice-versa; e) geëndosseerd op naam cliënt; f ) opvallend aantal rekeningen; g) cliënt handelt als stroman; h) opvallende omzet of opvallende wijziging van het rekeningsaldo; i) ongewoon conditie-aanbod. XB0110271 Transacties met effecten boven de 11.000 dollar waaronder begrepen de fysieke in- of uitlevering van effecten, die voldoen aan twee of meer van de volgende indicatoren: a) uit en/of naar het buitenland; b) identificatieproblemen; c) ongewoon conditie-aanbod; d) transactie a-typisch voor cliënt; e) cliënt handelt als stroman; f ) cliënt zonder aanwijsbare reden nerveus; g) cliënt wordt vergezeld en gecontroleerd; h) geen verklaarbaar legaal doel of geen zichtbare relatie met (bedrijfs)activiteiten; i) cliënt niet eerder op kantoor geweest; j) inkomende stroom bestaat uit veel kleine bedragen en uitgaande stroom uit grote bedragen of vice-versa. XB9710232 Transacties boven de 11.000 dollar die voldoen aan twee of meer van de volgende indicatoren: a) identificatieproblemen; b) ongewoon conditie-aanbod; c) transactie a-typisch voor cliënt; d) kleine coupures; e) ongebruikelijke verpakking; f ) frequente storting door niet-rekeninghouder; g) cliënt zonder aanwijsbare reden nerveus;
Terug naar inhoudsopgave
95
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
h) cliënt wordt vergezeld en gecontroleerd; i) cliënt handelt als stroman; j) geen verklaarbaar legaal doel of geen zichtbare relatie met (bedrijfs)activiteiten; k) opvallende omzet of opvallende wijziging van het rekening-saldo; l) inkomende stroom bestaat uit veel kleine bedragen en uitgaande stroom uit grote bedragen, of vice-versa; m) cliënt levert, zonder dat dit in relatie staat tot de (bedrijfs)activiteiten, ongeteld geld aan; n) bedrag wordt door cliënt niet gestort op eigen rekening of rekening werkgever; o) bedrag wordt gestort ten gunste van een rekening bij een bank in het buitenland. XB0110241 Transacties boven de 2.800 dollar waarbij gelden ter beschikking worden gesteld bij een financiële instelling in het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba dan wel in het buitenland voor een niet-rekeninghouder, die voldoen aan twee of meer van de volgende indicatoren: a) geen verklaarbaar legaal doel of geen zichtbare relatie met (bedrijfs) activiteiten; b) identificatieproblemen; c) transactie a-typisch voor cliënt; d) cliënt zonder aanwijsbare reden nerveus; e) cliënt wordt vergezeld en gecontroleerd; f ) cliënt handelt als stroman. XB0110261 Girale transacties boven de 56.000 dollar die voldoen aan twee of meer van de volgende indicatoren: j) uit en/of naar het buitenland; k) identificatieproblemen; l) opvallend aantal rekeningen; m) geen verklaarbaar legaal doel of geen zichtbare relatie met (bedrijfs)activiteiten; n) transactie a-typisch voor cliënt; o) ongewoon conditie-aanbod; p) opvallende omzet of opvallende wijziging van het rekeningsaldo; q) inkomende stroom bestaat uit veel kleine bedragen en uitgaande stroom uit grote bedragen, of vice-versa; r) niet op eigen rekening cliënt; s) naar het buitenland zonder opgave van begunstigde dan wel onder code naam. XB9710231 Voorkeur van de cliënt voor transacties onder het grensbedrag waarbij aanleiding is te veronderstellen dat deze daarmee melding van de transactie wil voorkomen.
Sluiten van individuele levensverzekeringsovereenkomsten Objectieve indicatoren XL9810111 Transacties met (rechts)personen die zijn gevestigd in landen of gebieden, die door Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Justitie zijn aangewezen als onaanvaardbaar risico voor witwassen of terrorismefinanciering. XL9710111 Een (aanvraag voor een) levensverzekering die in verband met witwassen of financiering van terrorisme aan politie of justitie worden gemeld, moeten ook aan het Meldpunt worden gemeld. XL9710112 Een levensverzekering waarbij de eerste premie of koopsom contant wordt betaald en meer dan 56.000 dollar bedraagt. XL1010138 Transacties waarbij als wederpartij optreedt, dan wel op andere wijze betrokken is, een natuurlijk persoon, rechtspersoon, groep of entiteit die is vermeld op een door Onze Minister van Financiën aangewezen lijst.
Terug naar inhoudsopgave
96
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
Subjectieve indicatoren XL9710211 Een (aanvraag voor een) levensverzekering waarbij aanleiding is te veronderstellen dat zij verband kunnen houden met witwassen of financiering van terrorisme. XL9710212 Levensverzekeringen waarvoor de eerste premiebetaling of de koopsom meer dan 14.000 dollar bedraagt en die voldoen aan drie of meer van de volgende indicatoren: a) de verzekeringnemer heeft woonplaats buiten de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba; b) de verzekeringnemer geeft geen (eigen) vaste woonplaats op; c) de eerste premiebetaling of de koopsomstorting vindt plaats vanaf een rekening bij een bank buiten de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba; d) de looptijd van de verzekering is 3 jaar of minder, tenzij het kapitaalverzekering betreft ter dekking van pensioenaanspraken, waarvan de regeling is vastgelegd in een pensioenbrief waarin duidelijk omschreven is dat de regeling voortvloeit uit een dienstbetrekking; e) de premie/koopsombetaling bedraagt meer dan 140.000 dollar; f ) de verzekeringnemer heeft in het lopende kalenderjaar reeds drie of meer koopsompolissen tegen contante betaling bij uw maatschappij of, in geval van tussenpersonen, door uw bemiddeling gesloten; g) betaling in kleine coupures, met ongeteld geld, in ongewone verpakking, in vreemde valuta, met postwissels, cheques of andere waardepapieren; h) er zijn problemen bij de identificatie; i) de verzekering wijkt sterk af van wat van deze verzekeringsnemer, alle omstandigheden in aanmerking genomen, verwacht werd of mag worden (gezien inkomen, beroep, eerder gesloten verzekeringen), m.a.w. de verzekering is ongewoon voor de verzekeringnemer; j) de verzekeringnemer accepteert zeer onvoordelige voorwaarden, die niet samenhangen met gezondheid of leeftijd; k) een (reëel) verzekerd belang kan niet worden verklaard;
Afwikkelen van individuele levensverzekeringsovereenkomsten Objectieve indicatoren XL9710151 Een uitkering uit levensverzekering die in verband met witwassen of financiering van terrorisme aan politie of justitie worden gemeld, moeten ook aan het Meldpunt worden gemeld. XL9710152 Een uitkering van boven de 56.000 dollar op een rekening bij een bank buiten de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba binnen 5 jaar na het sluiten van de verzekering. XL9710153 Een uitkering van boven de 56.000 dollar in verband met de verzekering die binnen 2 jaar voor de expiratiedatum, de belening of de afkoop is overgedragen, of waarvan de begunstiging binnen die periode is gewijzigd (deze indicator is niet van toepassing op een overdracht aan, dan wel de begunstigingswijziging t.b.v. een kind of kleinkind). XL9710154 Een contante uitkering van boven de 28.000 dollar. XL9810111 Transacties met (rechts)personen die zijn gevestigd in landen of gebieden, die door Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Justitie zijn aangewezen als onaanvaardbaar risico voor witwassen of terrorismefinanciering. XL1010138 Transacties waarbij als wederpartij optreedt, dan wel op andere wijze betrokken is, een natuurlijk persoon, rechtspersoon, groep of entiteit die is vermeld op een door Onze Minister van Financiën aangewezen lijst.
Subjectieve indicatoren XL9710251 Uitkering van een levensverzekering waarbij aanleiding is te veronderstellen dat zij verband kunnen houden met witwassen of financiering van terrorisme.
Terug naar inhoudsopgave
97
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
Beleggingsinstellingen Objectieve indicatoren XE1010111 Transacties die in verband met witwassen of met de financiering van terrorisme aan politie of justitie worden gemeld, moeten ook aan het Meldpunt worden gemeld. XE1010133 Alle contante transacties die het bedrag van 5.600 dollar te boven gaan waarbij de verlener van beheersdiensten direct of indirect betrokken is. XE1010138 Transacties waarbij als wederpartij optreedt, dan wel op andere wijze betrokken is, een natuurlijke persoon, rechtspersoon, groep of entiteit die is vermeld op een door Onze Minister van Financiën aangewezen lijst.
Subjectieve indicatoren XE1010211 Transacties waarbij aanleiding is te veronderstellen dat zij verband kunnen houden met witwassen of financiering van terrorisme. XE1010223 Transacties van 56.000 dollar en hoger waaronder begrepen het aanbieden of aanvragen of het verzilveren door investeerder van cheques, travellercheques of soortgelijke betaalmiddelen (hierna ‘cheques’), die voldoen aan twee of meer van de volgende indicatoren: a) transactie a-typisch voor investeerder; b) investeerder vraagt om een cheque ten name van een derde ingeval van gehele of gedeeltelijke verkoop van zijn investering in de beleggingsinstelling; c) cheque geëndosseerd aan de investeerder ter betaling van aankoop van een investering in de beleggingsinstelling door investeerder; d) identificatieproblemen; e) ongebruikelijk patroon van aankoop/aankopen en verkoop/verkopen door de investeerder van investering in de beleggingsinstelling; f ) ongewoon conditie aanbod. XE1010261 Girale transacties van 2.800.000 dollar en hoger die voldoen aan twee of meer van de volgende indicatoren: a) identificatieproblemen; b) ongebruikelijk patroon van aankoop/aankopen en verkoop/verkopen door de investeerder van investeringen in de beleggingsinstelling; c) transactie a-typisch voor investeerder; d) ongewoon conditieaanbod; e) betaling van een investering in de beleggingsinstelling geschiedt middels meerdere betalingen achter elkaar in plaats van middels een betaling; f ) uitbetaling van de opbrengst van gehele of gedeeltelijke verkoop van een investering dient in meerdere transacties achter elkaar te geschieden op verzoek van de investeerder; g) opbrengsten van de investering bij gehele of gedeeltelijke verkoop worden niet overgeboekt op de eigen rekening van de investeerder; h) overboeking van de opbrengsten van de gehele of gedeeltelijke verkoop van de investering in de beleggingsinstelling zonder opgave van begunstigde dan wel onder code naam; i) overboeking naar de beleggingsinstelling ter betaling van de investering zonder opgave van de opdrachtgever dan wel onder code naam. XE1010261 Voorkeur van de cliënt voor transacties onder het grensbedrag waarbij aanleiding is te veronderstellen dat deze daarmee melding van de transactie wil voorkomen.
Terug naar inhoudsopgave
98
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
Administrateurs beleggingsinstellingen Objectieve indicatoren XA1010111 Transacties die in verband met witwassen of met de financiering van terrorisme aan politie of justitie worden gemeld, moeten ook aan het Meldpunt worden gemeld. XA1010133 Alle contante transacties die het bedrag van 5.600 dollar te boven gaan waarbij de verlener van beheersdiensten direct of indirect betrokken is. XA1010138 Transacties waarbij als wederpartij optreedt, dan wel op andere wijze betrokken is, een natuurlijke persoon, rechtspersoon, groep of entiteit die is vermeld op een door Onze Minister van Financiën aangewezen lijst.
Subjectieve indicatoren XA1010211 Transacties waarbij aanleiding is te veronderstellen dat zij verband kunnen houden met witwassen of financiering van terrorisme. XA1010223 Transacties van 56.000 dollar en hoger waaronder begrepen het aanbieden of aanvragen of het verzilveren door investeerder van cheques, travellercheques of soortgelijke betaalmiddelen (hierna ‘cheques’), die voldoen aan twee of meer van de volgende indicatoren: a) geen verklaarbaar legaal doel of geen zichtbare relatie met (bedrijfs)activiteiten van de beleggingsinstelling; b) transactie a-typisch voor beleggingsinstelling; c) transactie a-typisch voor investeerder; d) cheque geëndosseerd aan de beleggingsinstelling; e) cheque geëndosseerd aan de investeerder ter betaling van aankoop van een investering in de beleggingsinstelling door investeerder; f ) identificatieproblemen; g) investeerder vraagt om een cheque ten name van een derde ingeval van gehele of gedeeltelijke verkoop van zijn investering in de beleggingsinstelling; h) ongebruikelijk patroon van aankoop/aankopen en verkoop/verkopen door de investeerder van investering in de beleggingsinstelling; i) ongebruikelijk aantal rekeningen; j) ongewoon conditie aanbod. XA1010261 Girale transacties van 5.600.000 dollar en hoger die voldoen aan twee of meer van de volgende indicatoren: a) identificatieproblemen; b) ongebruikelijk patroon van aankoop/aankopen en verkoop/verkopen door de investeerder van investeringen in de beleggingsinstelling; c) transactie a-typisch voor investeerder; d) transactie a-typisch voor beleggingsinstelling; e) ongewoon conditieaanbod; f ) betaling van een investering in de beleggingsinstelling geschiedt middels meerdere betalingen achter elkaar in plaats van middels een betaling; g) uitbetaling van de opbrengst van gehele of gedeeltelijke verkoop van een investering dient in meerdere transacties achter elkaar te geschieden op verzoek van de investeerder; h) opbrengsten van de investering bij gehele of gedeeltelijke verkoop worden niet overgeboekt op de eigen rekening van de investeerder; i) overboeking van de opbrengsten van de gehele of gedeeltelijke verkoop van de investering in de beleggingsinstelling zonder opgave van begunstigde dan wel onder code naam; j) overboeking naar de beleggingsinstelling ter betaling van de investering zonder opgave van de opdrachtgever dan wel onder code naam. XA1010231 Voorkeur van de cliënt voor transacties onder het grensbedrag waarbij aanleiding is te veronderstellen dat deze daarmee melding van de transactie wil voorkomen.
Terug naar inhoudsopgave
99
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
Handelaren in zaken van grote waarde Objectieve indicatoren XH1010111 Transacties die in verband met witwassen of met de financiering van terrorisme aan politie of justitie worden gemeld, moeten ook aan het Meldpunt worden gemeld. XH1010134 Transacties waarbij voertuigen, edelstenen, edele metalen, sieraden, juwelen worden verkocht tegen geheel of gedeeltelijke contante betaling waarbij het contant te betalen bedrag 11.000 dollar of meer bedraagt.
Subjectieve indicatoren XH1010211 Transacties waarbij aanleiding is te veronderstellen dat zij verband kunnen houden met witwassen of financiering van terrorisme. XH1010231 Voorkeur van de cliënt voor transacties onder het grensbedrag waarbij aanleiding is te veronderstellen dat deze daarmee melding van de transactie wil voorkomen.
Vrije beroepsgroepen Objectieve indicatoren XV1010111 Transacties die in verband met witwassen of met de financiering van terrorisme aan politie of justitie worden gemeld, moeten ook aan het Meldpunt worden gemeld. XV1010134 Transacties 11.000 dollar of meer wordt betaald aan of door tussenkomst van beroepsoefenaren in contanten, met cheques aan toonder of soortgelijke betaalmiddelen.
Subjectieve indicatoren XV0510211 Transacties waarbij aanleiding is te veronderstellen dat zij verband kunnen houden met witwassen of financiering van terrorisme. XV0310231 Voorkeur van de cliënt voor transacties onder het grensbedrag waarbij aanleiding is te veronderstellen dat deze daarmee melding van de transactie wil voorkomen. XV1010241 Transacties waarbij onroerende zaken zijn betrokken en die voldoen aan een of meer van de volgende indicatoren: a) de eigendom van de onroerende zaak is niet transparant; b) bij de aan- of verkoop van een onroerende zaak wordt het verzoek gedaan om een taxatiewaarde vast te stellen die sterk afwijkt van de werkelijke waarde; c) de koopsom wijkt sterk af van de normale marktontwikkelingen; d) bij ABC-transacties is een niet-draagkrachtige partij betrokken of de koopsommen wisselen sterk; e) er is sprake van onduidelijkheid over de financiering of de financieringsovereenkomst.
Terug naar inhoudsopgave
100
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
Bijlage 5 - Samenvatting RTB’s FinEC-regio’s RTB Flevoland Uit het RTB voor de regio Flevoland blijkt dat in de periode van januari 2008 tot en met maart 2010 er ruim 5.200 ongebruikelijke transacties ter waarde van bijna 28 miljoen euro in de regio hebben plaatsgevonden. Hiervan was op de peildatum (12 april 2010) 6% verdacht verklaard. De FIU-Nederland ontving in deze periode meldingen uit zeven verschillende steden in Flevoland. De meeste transacties in Flevoland vonden plaats in Almere (75%) en Lelystad (21%). De meeste ongebruikelijke transacties in Flevoland betreffen uitgaande money transfers (64%). Daarnaast is met name sprake van inkomende money transfers (27%) en contante betalingen bij aankoop (4%). Deze laatste categorie heeft hoofdzakelijk betrekking op transacties van handelaren. Ondanks het feit dat de meldingen van girale overboekingen slechts een klein deel uitmaakt van het totale aantal meldingen (<1%), is hier wel een groot geldbedrag mee gemoeid, namelijk ruim 2,7 miljoen euro. Het aantal transacties dat wordt verstuurd vanuit Flevoland naar het buitenland bedraagt 3.321. Zij hebben een waarde van 6,5 miljoen euro. Het meest voorkomende bestemmingsland is Suriname (16% van de transacties). Deze geldstroom vertoont sinds augustus 2008 een sterk stijgende trend. Na Suriname worden de meeste transacties verstuurd naar Nigeria (7%), China (6%) en Turkije (4%). Van de geldstroom naar Turkije is een relatief groot deel (20%) verdacht verklaard. De inkomende geldstroom vanuit het buitenland naar Flevoland bestaat uit 1.482 transacties ter waarde van ruim 7,1 miljoen euro. De meeste transacties worden verstuurd vanuit Italië (14% van de transacties), Verenigde Staten (9%), Duitsland (5%) en Groot-Brittannië (5%). In Flevoland zijn in de onderzoeksperiode 7.563 unieke subjecten actief. Hiervan is 39% betrokken vanuit Nederland. De overige 61% is bij de transacties betrokken in de rol van opdrachtgever of begunstigde in het buitenland. De meeste (99%) subjecten in Nederland zijn natuurlijke personen. Binnen deze groep natuurlijk personen zijn 123 landen van herkomst te onderscheiden. De grootste buitenlandse herkomstgroeperingen daarbij zijn Nigerianen (8%) en Surinamers (2%).
RTB Kennemerland Uit het RTB voor de regio Kennemerland blijkt dat in de periode januari 2009 tot en met juni 2010 er 2.927 ongebruikelijke transacties hebben plaatsgevonden ter waarde van ruim 30 miljoen euro. Op de peildatum (30 juli 2010) is 21% van de transacties verdacht verklaard. Dit is een hoog percentage in vergelijking met bijvoorbeeld de regio Flevoland. De verdachte transacties hebben een waarde van ruim elf miljoen euro. Het aantal ongebruikelijke transacties dat wordt verricht in Kennemerland, vertoont over de onderzoeksperiode een sterk stijgende trend. Met name het aantal meldingen van uitgaande money transfers en contante stortingen op rekening nemen sterk toe. De FIU-Nederland ontvangt meldingen vanuit 23 verschillende steden in Kennemerland. Het meeste meldingen zijn afkomstig uit Haarlem (53%), IJmuiden (16%) en Beverwijk (16%). Het aantal transacties dat wordt verstuurd vanuit Kennemerland naar het buitenland bedraagt 1.724. Ze hebben een waarde van ruim 2,7 miljoen euro. Het meest voorkomende bestemmingsland is Turkije (15% van de transacties). Na Turkije worden de meeste transacties verstuurd naar Nigeria (8%), Marokko (7%) en de Dominicaanse Republiek (4%). Een opvallende ontwikkeling in 2010 ten opzichte van het voorgaande jaar is de introductie van Bulgarije en Roemenië als bestemmingsland. Deze twee landen kwamen in het 2009 nog niet voor in de top 10, in 2010 prijken ze op de respectievelijk de zevende en de achtste plaats. Deze bestemmingslanden kunnen met verschillende criminaliteitsvormen in relatie worden gebracht, waaronder mensenhandel en skimming. De geldstroom naar Bulgarije vinden met name plaats vanuit Haarlem en in mindere mate vanuit Beverwijk. De geldstroom naar Roemenië vindt eveneens met name plaats vanuit Haarlem en Beverwijk. De inkomende geldstroom vanuit het buitenland naar Kennemerland bestaat uit 333 transacties ter waarde van ruim een miljoen euro. De meeste transacties worden verstuurd vanuit Turkije (11% van de transacties), Ierland (8%), Duitsland (7%) en Groot-Brittannie (5%). In 2010 vinden geen grote veranderingen in de geldstromen plaats ten opzichte van 2009.In Kennemerland zijn in de onderzoeksperiode 3.753 unieke subjecten actief. Hiervan is 47% betrokken vanuit Nederland. De overige 53% is bij de transacties betrokken in de rol van opdrachtgever of begunstigde in het buitenland.
Terug naar inhoudsopgave
101
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
De meeste subjecten in Nederland zijn natuurlijke personen (99%). Ook zijn zijn grotendeels (78%) woonachtig in de regio Kennemerland (78%). Binnen de groep natuurlijk personen zijn 78 verschillende herkomstgroeperingen te onderscheiden. De grootste buitelandse herkomstgroeperingen daarbij zijn Turken (4%) en Bulgaren (2%). Het aantal subjecten met een Bulgaarse achtergrond in de regio Kennemerland verdubbelt in 2010 ten opzichte van 2009.
RTB Gelderland-Midden Uit het RTB voor de regio Gelderland-Midden blijkt dat in de periode januari 2009 tot en met maart 2010 er ruim 3.248 ongebruikelijke transacties ter waarde van bijna 233 miljoen euro hebben plaatsgevonden. Van deze meldingen was op de peildatum (24 mei 2010) zo’n 6% verdacht verklaard. De verdachte transacties hebben een waard van bijna 194 miljoen euro. Het exorbitant hoge bedrag bij de meldingen wordt veroorzaakt door meldingen van accountants, die in verband staan met een vastgoedfraudezaak. De meeste meldingen betreffen uitgaande money transfers (49%). Daarnaast is met name sprake van contante betalingen bij aankoop (23%) en inkomende money transfers (15%). De FIU-Nederland ontvangt meldingen uit 35 verschillende plaatsen in Gelderland-Midden. De meeste transacties worden verricht in Arnhem (72%) en Barneveld (17%). Het aantal transacties dat wordt verstuurd vanuit Gelderland-Midden naar het buitenland bedraagt 1.605. Ze hebben een waarde van ruim 4,4 miljoen euro. Het meest voorkomende bestemmingsland is Turkije (15% van de transacties). Na Turkije worden de meeste transacties verstuurd naar China (10%), Marokko (4%) en de Nigeria (4%). De inkomende geldstroom vanuit het buitenland naar Gelderland-Midden bestaat uit 621 transacties ter waarde van 17,3 miljoen euro. De meeste transacties worden verstuurd vanuit Angola (11% van de transacties), Turkije (11%), Duitsland (10%) en China (6%). De geldstroom vanuit Duitsland heeft grotendeels betrekking op contante betalingen van voertuigen - met een gemiddeld bedrag van ruim € 38.000. Het relatief hoge bedrag dat is gemoeid met de inkomende geldstroom wordt veroorzaakt door een aantal grote girale overboekingen vanuit verschillende landen. In Gelderland-Midden zijn in de onderzoeksperiode 3.981 unieke subjecten actief. Hiervan is iets meer dan de helft betrokken vanuit Nederland. Het andere deel van de subjecten is bij de transacties betrokken in de rol van opdrachtgever of begunstigde in het buitenland. De meeste subjecten in Nederland zijn natuurlijke personen (99%). Ook zijn zijn grotendeels (78%) woonachtig in de regio Gelderland-Midden (78%). Binnen de groep natuurlijk personen zijn 80 verschillende herkomstgroeperingen te onderscheiden. De grootste buitenlandse herkomstgroeperingen daarbij zijn Chinezen (4%) en Turken (2%).
RTB IJsselland Uit het RTB voor de regio IJsselland blijkt dat in de periode januari 2009 tot en met juni 2010 er 2.830 ongebruikelijke transacties ter waarde van 28,1 miljoen euro hebben plaatsgevonden. Hiervan was op de peildatum (12 april 2010) zo’n 4% verdacht verklaard. De verdachte transacties hebben een waard van 10,1 miljoen euro. Het relatief grote bedrag wordt mede veroorzaakt door een enkele transacties met een waarde van ruim vijf miljoen euro. Deze transaactie is verdacht verklaard. De FIU-Nederland ontvangt meldingen uit 27 verschillende steden in IJsselland. De meeste transacties in IJsselland worden verricht in Zwolle (77%) en Deventer (13%). De meeste meldingen hebben betrekking op uitgaande money transfers (59%). Daarnaast is veelal sprake van inkomende money transfers (17%) en contante betalingen bij aankoop (14%). Het aantal transacties dat wordt verstuurd vanuit IJsselland naar het buitenland, bedraagt 1.682. Ze hebben een waarde van 3,2 miljoen euro. Het meest voorkomende bestemmingsland is Turkije (11% van de transacties). Na Turkije worden de meeste transacties verstuurd naar China (9%), Ghana (7%) en Nigeria (4%).
Terug naar inhoudsopgave
102
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
De inkomende geldstroom vanuit het buitenland naar IJsselland bestaat uit 568 transacties ter waarde van 2,9 miljoen euro. De meeste transacties worden verstuurd vanuit Angola (11% van de transacties), Turkije (7%), Duitsland (7%) en Groot-Brittannie (5%). In IJsselland zijn in de onderzoeksperiode 3.794 unieke subjecten actief. Hiervan is 44% betrokken vanuit Nederland. Het andere deel van de subjecten is bij de transacties betrokken in de rol van opdrachtgever of begunstigde in het buitenland. De meeste subjecten in Nederland zijn natuurlijke personen (>99%). Hiervan heeft 51% bij het uitvoeren van de transactie een woonplaats opgegeven die valt binnen de regio IJsselland. Binnen de groep natuurlijk personen zijn 95 verschillende herkomstgroeperingen te onderscheiden. De grootste buitenlandse herkomstgroeperingen daarbij zijn Turken (3%) en Chinezen (2%).
RTB Hollands-Midden Uit het RTB voor de regio IJsselland blijkt dat in de periode januari 2009 tot en met augustus 2010 er 2.244 ongebruikelijke transacties ter waarde van 72,9 miljoen euro hebben plaatsgevonden. Hiervan was op de peildatum (13 september 2010) zo’n 4% verdacht verklaard. De verdachte transacties hebben een waarde van 23,9 miljoen euro. Het relatief grote bedrag wordt veroorzaakt door zes transacties ter waarde van 52 miljoen euro. Vier van deze transaactie zijn verdacht verklaard. De FIU-Nederland ontvangt meldingen uit 40 verschillende steden in Hollands-Midden. De meeste transacties in IJsselland worden verricht in Leiden (52%) en Alphen aan den Rijn (25%). De meeste meldingen hebben betrekking op uitgaande money transfers (70%). Daarnaast is veelal sprake van inkomende money transfers (16%) en contante transacties (5%). Het aantal transacties dat wordt verstuurd vanuit Hollands-Midden naar het buitenland, bedraagt 1.568. Ze hebben een waarde van 3,3 miljoen euro. Het meest voorkomende bestemmingsland is China (17% van de transacties). Na Turkije worden de meeste transacties verstuurd naar Marokko, (7%), Turkije (7%) en Nigeria (7%). De inkomende geldstroom vanuit het buitenland naar Hollands-Midden bestaat uit 204 transacties ter waarde van 1,3 miljoen euro. De meeste transacties worden verstuurd vanuit Italie (7% van de transacties), Spanje (7%), Griekenland (6%) en Angola (5%). In IJsselland zijn in de onderzoeksperiode 3.355 unieke subjecten actief. Hiervan is 47% betrokken vanuit Nederland. Het andere deel van de subjecten is bij de transacties betrokken in de rol van opdrachtgever of begunstigde in het buitenland. De meeste subjecten in Nederland zijn natuurlijke personen (>99%). Hiervan heeft 63% bij het uitvoeren van de transactie een woonplaats opgegeven die valt binnen de regio Hollands-Midden. Binnen de groep natuurlijk personen zijn 68 verschillende herkomstgroeperingen te onderscheiden. De grootste buitenlandse herkomstgroeperingen daarbij zijn Chinezen (7%) en Turken (1%). Opvallend is de grote stijging van het aantal betrokken personen met een Chinese herkomst. Dit stijgt van 2% (vorig RTB) naar 7%. In totaal is sprake van 184 transacties waarbij een betrokken subject de Chinese achtergrond heeft.
Terug naar inhoudsopgave
103
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010
Colofon Uitgave: FIU-Nederland Postbus 3016 2700 KX Zoetermeer Website
www.fiu-nederland.nl
Redactie:
FIU-Nederland
Zoetermeer, oktober 2011 Copyright © 2011 KLPD–Dienst IPOL Zoetermeer
Behoudens de door de wet gestelde uitzonderingen, alsmede behoudens voorzover in deze uitgave nadrukkelijk anders is aangegeven, mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het KLPD. Aan de totstandkoming van deze uitgave is de uiterste zorg besteed. Voor informatie die nochtans onvolledig of onjuist is opgenomen, aanvaarden de auteur(s), redactie en het KLPD geen aansprakelijkheid. Voor eventuele verbeteringen van de opgenomen gegevens houden zij zich gaarne aanbevolen.
Terug naar inhoudsopgave
104
FIU-Nederland | Jaaroverzicht 2010