Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2008-2009
DE RELATIE TUSSEN DE EUROPESE UNIE EN DE EUROPESE MICROSTATEN: EEN COMPARATIEVE ANALYSE MET NADRUK OP DE BETREKKINGEN MET LIECHTENSTEIN EN ANDORRA
Masterproef van de opleiding „Master in de rechten‟
Ingediend door
Lars Everaert (studentennr. 20032107) (major: nationaal en internationaal publiekrecht)
Promotor: professor Marc Maresceau Commissaris: An Vermeersch 1
Inhoud 1
Microstaten algemeen...................................................................................................................... 7 1.1
2
1.1.1
Het begrip staat ................................................................................................................ 7
1.1.2
Het begrip microstaat ...................................................................................................... 8
1.2
Karakteristieken gemeen aan de Europese microstaten .......................................................... 8
1.3
Algemene bepalingen betreffende de relatie tussen de Europese microstaten en de Europese
Unie
10
Andorra.......................................................................................................................................... 12 2.1
Achtergrond ........................................................................................................................... 13
2.1.1
Historisch perspectief .................................................................................................... 13
2.1.2
Staatkundig perspectief ................................................................................................. 16
2.1.3
Economisch perspectief ................................................................................................. 18
2.2
3
Het begrip microstaat .............................................................................................................. 7
De externe betrekkingen van Andorra met de Europese Unie .............................................. 20
2.2.1
De betrekkingen voor 1990 ........................................................................................... 20
2.2.2
De overeenkomst van 1990 tot oprichting van een douane-unie ................................... 22
2.2.3
De samenwerkingsovereenkomst van 2004 .................................................................. 25
2.2.4
Andere betrekkingen ..................................................................................................... 29
2.3
De erkenning van de internationale persoonlijkheid van Andorra ........................................ 30
2.4
De tabakskwestie ................................................................................................................... 33
Liechtenstein ................................................................................................................................. 37 3.1
Achtergrond ........................................................................................................................... 37
3.1.1
Historisch perspectief .................................................................................................... 37
2
3.1.2
Staatkundig perspectief ................................................................................................. 40
3.1.3
Economisch perspectief ................................................................................................. 43
3.2
3.2.1
De betrekkingen voor mei 1995 .................................................................................... 45
3.2.2
De Europees Economische Ruimte ............................................................................... 48
3.3
De achtergrond van het conflict .................................................................................... 54
3.3.2
De escalatie van het conflict vanaf 1990 ....................................................................... 55
De constitutionele controverse in Liechtenstein: democratie versus monarchie ................... 57
Monaco .......................................................................................................................................... 61 4.1
Achtergrond ........................................................................................................................... 62
4.1.1
Historisch perspectief .................................................................................................... 62
4.1.2
Staatkundig perspectief ................................................................................................. 65
4.1.3
Economisch perspectief ................................................................................................. 68
4.2
5
Het conflict met de Tsjechische Republiek ........................................................................... 54
3.3.1
3.4 4
De externe betrekkingen van Liechtenstein met de Europese Unie ...................................... 45
De externe betrekkingen van Monaco met de Europese Unie ............................................... 69
4.2.1
Het hedendaagse buitenlands beleid van Monaco ......................................................... 69
4.2.2
Monaco binnen het douanegebied van de Europese Unie ............................................. 71
4.2.3
Andere betrekkingen ..................................................................................................... 73
San Marino .................................................................................................................................... 75 5.1
Achtergrond ........................................................................................................................... 75
5.1.1
Historisch perspectief .................................................................................................... 75
5.1.2
Staatkundig perspectief ................................................................................................. 79
5.1.3
Economisch perspectief ................................................................................................. 82 3
5.2
De externe betrekkingen van San Marino met de Europese Unie ......................................... 82
5.2.1
Het hedendaagse buitenlandse beleid van San Marino ................................................. 82
5.2.2
De betrekkingen voor december 1991 ........................................................................... 84
5.2.3
De overeenkomst van december 1991 tot instelling van een douane-unie en
samenwerking ................................................................................................................................ 85 6
Vaticaanstad .................................................................................................................................. 89 6.1
6.1.1
Historisch perspectief .................................................................................................... 89
6.1.2
Staatkundig perspectief ................................................................................................. 90
6.2
7
8
Achtergrond ........................................................................................................................... 89
De externe betrekkingen van Vaticaanstad met de Europese Unie ....................................... 91
6.2.1
De externe betrekkingen van Vaticaanstad ................................................................... 91
6.2.2
De externe betrekkingen van Vaticaanstad met de Europese Unie ............................... 93
De Euro in de microstaten ............................................................................................................. 95 7.1
De Euro in Monaco, San Marino en Vaticaanstad ................................................................ 96
7.2
De Euro in Andorra ............................................................................................................. 100
De overeenkomst betreffende de belastingheffing van inkomsten uit spaargelden..................... 104
4
Inleiding
In 1957 richtte men de Europees Economische Gemeenschap op, die via samenwerking de zes toenmalige lidstaten economisch wou ondersteunen. Deze Gemeenschap onderging de afgelopen vijftig jaar een enorme evolutie. Ten eerste was er een inhoudelijke verdieping. De binnengrenzen werden afgeschaft, de Interne Markt werd gecreëerd en de Europese Unie werd opgericht. Ten tweede kende de Gemeenschap een uitbreiding die in 1957 absoluut onvoorzienbaar was. Op vandaag zijn er reeds zevenentwintig Europese lidstaten verenigd. Het merendeel van de West-Europese landen was reeds ten tijde van de laatste eeuwwisseling lid geworden van de Europese Unie, maar de grote explosie kwam het afgelopen decennium met de toetreding van twaalf nieuwe lidstaten in een tijdspanne van drie jaar. Of de Unie hiermee een eindpunt heeft bereikt op het vlak van uitbreiding is niet erg waarschijnlijk. Kandidaat-lidstaten Kroatië en Turkije bijvoorbeeld staan ook reeds aan de deur. Als men de kaart van de Europese Unie bekijkt, stelt men vast dat reeds een grote brok van de Europese staten lid is van de Unie. De resterende staten kunnen worden ingedeeld. Ten eerste zijn er de staten van het voormalige Joegoslavië. Behalve Slovenië, dat toetrad tot de Unie in 2004, misten de andere staten van het afgebrokkelde Joegoslavië de grote uitbreidingsgolf. Een tweede groep staten die eveneens de trein naar uitbreiding in 2004 zagen aan zich voorbijgaan, waren de staten van de uiteengevallen Sovjet-Unie. De drie Baltische staten uitgezonderd die in 2004 lid werden van de Unie, waren sommige van deze landen niet in staat toetreding te bejegenen, terwijl andere van deze staten zich niet richtten naar een Europese uitbreiding. Deze twee groepen landen buiten beschouwing zijn er in West- en Noord Europa nog een handvol staten die eerder bewust buiten de Gemeenschap bleven, zijnde de landen van de Europese Economische Ruimte en Zwitserland. Ijsland, Noorwegen en Liechtenstein, allen lid van de Europese Vrijhandelsassociatie, engageerden zich halverwege jaren negentig tot een verregaande inhoudelijke Europese integratie, zonder evenwel toe te treden tot de Unie. Ook Zwitserland beoogde oorspronkelijk aan dit bijzondere rechtskader deel te nemen, maar de Zwitserse bevolking hield dit tegen. Zwitserland, een grote grijze vlek op de Europese kaart, dient zich zodoende te behelpen met bilaterale overeenkomsten met de Europese Unie. 5
Als men deze drie groepen van Europese staten die niet tot de Europese Unie behoren buiten beschouwing laat, kan men nog vijf grijze stipjes ontdekken op de Europese kaart, de Europese microstaten. Eén van deze staten, met name Liechtenstein, werd hierboven reeds genoemd als Europees geïntegreerd via deelname aan de Europees Economische Ruimte. De andere vier microstaten, Andorra, Monaco, San Marino en Vaticaanstad, kenden tot voor kort weinig of geen betrekkingen met de Europese Unie. De vijf Europese microstaten bieden vanuit historisch oogpunt zeer boeiende verhalen. Allen kennen ze een zeer rijke en bewogen geschiedenis. Eén van de meest interessante vragen die in dit opzicht kan gesteld worden is hoe deze microstaten als onafhankelijke staten hebben kunnen overleven in het woelige Europa. Ook vanuit staatkundig perspectief is het bijzonder interessant te onderzoeken hoe deze staten op dergelijke microschaal de beginselen van moderne democratie en rechtstaat toepassen. In dit werk zal ik trachten de betrekkingen van deze vijf Europese microstaten met de Europese Unie te duiden. Daartoe zal ik eerst een achtergrond schetsten vanuit drie verschillende perspectieven voor elke microstaat, om de relatie met de Europese Unie beter te kunnen plaatsen. Daarna krijgt elke microstaat een overzicht van haar betrekkingen met de Europese Unie. Om deze doelstelling zo efficiënt mogelijk te bereiken zal ik trachten de betrekkingen zoveel mogelijk chronologisch te bespreken. De nadruk van dit werk ligt op de relatie van Andorra en Liechtenstein met de Europese Unie. Na de bespreking van de algemene relatie van deze twee microstaten met de Europese Unie, zal ik bij deze twee telkens twee actuele aspecten of problemen blootleggen die relevantie hebben voor hun relatie met de Unie. Ten slotte worden na de individuele bespreking van de relaties van de microstaten, twee aspecten van hun relatie gezamenlijk besproken om nodeloos herhalen te vermijden, met name het gebruik van de euro in de microstaten en de overeenkomsten betreffende de belastingheffing op inkomsten uit spaargelden.
6
1 1.1
Microstaten algemeen Het begrip microstaat
1.1.1 Het begrip staat Vooraleer het begrip microstaat te bespreken verdient een korte duiding van het begrip staat hier zijn plaats. Dit heeft tevens nog zijn belang in de latere hoofdstukken. Het begrip werd gedurende de twintigste eeuw diverse malen omschreven in de rechtsliteratuur en rechtspraak. Hoewel deze definities vaak grotendeels dezelfde elementen bevatten, kwam het evenwel nooit tot een algemeen aanvaarde definitie van het begrip staat.1 Dit begrip onderging bovendien een evolutie.2 Desondanks kunnen een aantal essentiële elementen benoemd worden ter omschrijving van het begrip staat. Een vaak geciteerde en gehanteerde omschrijving van het begrip staat haalt men uit de Conventie van Montevideo van 1933.3 In deze Conventie omschrijft men het begrip staat aan de hand van vier elementen, een permanente bevolking, een duidelijk afgebakend grondgebied, een effectieve overheid en de mogelijkheid om zich te engageren in betrekkingen met andere staten.4 De Montevideo van 1933 dient evenwel gerelativeerd te worden, voornamelijk met betrekking tot het afgebakende grondgebied en de mogelijkheid zich te engageren in internationale betrekkingen met andere staten.5 Wat betreft het afgebakende grondgebied wordt algemeen aanvaard dat de grenzen van een staat niet onbetwist hoeven te zijn opdat zij als staat zou mogen worden aanschouwd.6
1
M. COGEN, Handboek Internationaal Recht, Mechelen, Kluwer, 2003, p. 47 et seq. W. WERNER, “De staat”, in N.L. HORBACH, Handboek Internationaal Recht, Den Haag, Asser Press, 2007, p. 159 et seq. 3 Montevideo Convention van 26 December 1933 on the Rights and Duties of States, 1933, 165 L.N.T.S., p. 165; Zie voor tekst ook online op: http://www.cfr.org/publication/15897/montevideo_convention_on_the_rights_and_duties_of_states.html. 4 Artikel 1 Montevideo Conventie van 1933: “The State as a person of international law should possess the following qualifications: a permanent population, a defined territory, a government and capacity to enter into relations with the other states”. 5 T.D. GRANT, “Defining statehood: The Montevideo Convention and its discontents”, 37Colum. J. Transnat‟l L. 1999, nr. 439. 6 J. FITZPATRICK, “Sovereignity, Territoriality and the Rule of Law”, Hastings International and Comparative Law Review 2002, nr. 303-340. 2
7
1.1.2 Het begrip microstaat Na een summiere bespreking van het begrip staat, is hier een definiëring, of toch een poging daartoe, van het begrip microstaat op zijn plaats. In officiële documenten van verschillende instanties, rechtspraak en rechtsliteratuur hanteren de auteurs verschillende criteria voor het afbakenen van de microstaat. Zo worden inwoners, grondgebied of economische onafhankelijkheid vaak gebruikt ter omschrijving van de term, hoewel voor de meeste auteurs bevolkingsaantal het belangrijkste afbakeningscriterium is.7 Daarnaast wordt soms ook belang gehecht aan de relatieve grootte van de microstaat, dus in vergelijking met haar grote buur.8 Wanneer men de nadruk legt op het criterium bevolkingsaantal is het een moeilijke oefening een juiste grens te vinden.9 Bepaalde rechtsleer leggen de grens op drie miljoen inwoners.10 Dit heeft voor gevolg dat een grote groep landen onder de noemer microstaat vallen11, waaronder ook een aantal lidstaten van de Europese Unie.12 Anderen houden er een veel restrictievere definitie op na en zien enkel staten met minder dan 300000 inwoners als microstaat.13 De meeste auteurs gebruiken evenwel de grens van één miljoen inwoners om een microstaat te onderscheiden.14
1.2
Karakteristieken gemeen aan de Europese microstaten
De Europese microstaten zijn enerzijds erg verschillend, maar op andere punten zijn dan weer typische karakteristieken terug te vinden bij alle of een paar Europese microstaten. De meest eenvoudig waarneembare gelijkenis is natuurlijk de grootte van de microstaten. Daarnaast zijn de economieën van de respectievelijke microstaten, behalve die van Vaticaanstad, hoofdzakelijk gericht op toerisme 7
M.G. KOCHER, Very small countries: economic success against all odds, Vaduz, Verlag der Liechtensteinischen akademischen Gesellschaft, 2002, p. 16. 8 E. BUSEK en W. HUMMER, Der Kleinstaat als Akteur in den internationalen Beziehungen, Vaduz, Verlag der Liechtensteinischen akademischen Gesellschaft, 2004, p. 13. 9 B.G. ÓLAFSSON, Small states in the Global System. Analysis and Illustrations from the case of Iceland, Aldershot, Ashgate, 1998, p.20 et seq. 10 H.W. ARMSTRONG en R. READ, “Small states, islands and small states that are also islands”, 33(1) Studies in regional science 2003, nr. 238. 11 Dit zijn in oplopende volgorde van bevolkingsaantal: Vaticaanstad, San Marino, Monaco, Liechtenstein, Andorra, Ijsland, Malta, Luxemburg, Montenegro, Cyprus, Estland, Kosovo, Slovenië, Macedonië en Letland; Zie Central Intelligence Agency, The World Factbook 2008, online beschikbaar op: https://www.cia.gov/library/publications/the-world-factbook/countrylisting.html (consultatie op 1 mei 2009). 12 Dit zijn in oplopende volgorde van bevolkingsaantal: Malta, Luxemburg, Estland, Slovenië en Letland. 13 S. GSTÖHL, Flexibele Integration für Kleinstaaten? Liechtenstein und die Europäischen Union, Vaduz, Verlag der Liechtensteinischen akademischen Gesellschaft, 2001, p. 40 et seq. 14 J. RAPOPORT (ed.), “Small States & Territories, Status and Problems”, United Nations Inst. For Training & Res. Series No. 3 1969; OVUM en INDEPEN, Applying the EU Regulatory Framework in microstates: a report to the CYTA, EPT and Maltacom, juni 2005, p. 3-7, online beschikbaar op: http://ec.europa.eu/information_society/policy/ecomm/doc/info_centre/public_consult/review/comments/athk_cy ta_ptlux_malta_final_report_v4.pdf (consultatie op 1 mei 2009).
8
en financiële dienstverlening.15 Er kan ook gesteld worden dat elk van de Europese microstaten een bijzondere relatie heeft met haar directe buur of buren, maar ze hebben allen een uitzonderlijke geschiedenis verstrengeld met de politieke en economische achtergrond van de betrokken regio waarin de microstaat gelegen is.16 De microstaten zijn enorm klein.17 Vaticaanstad en Monaco zijn de twee kleinste staten ter wereld met een oppervlakte van respectievelijk 0,44 km² en 1,95 km².18 San Marino is de op twee na kleinste staat ter wereld, met een oppervlakte van 61 km². Ook Liechtenstein behoort tot de allerkleinste staatjes met 160 km². Andorra ten slotte wordt ook wel de Reus van de Europese microstaten genoemd met een oppervlakte van 468 km².19 Ter vergelijking, als men de verschillende microstaten aan elkaar zou vasthechten, bekomt men een gebied kleiner dan het Arrondissement Gent.20 Hoewel Andorra bijna duizend keer groter is dan Vaticaanstad en meer dan tweehonderd keer groter dan Monaco, zijn er toch slechts een handvol staten in de wereld die kleiner zijn, waaronder bijvoorbeeld de eilandengroepen in de Indische Oceaan de Malediven en de Seychellen. Een opvallende naam in de lijst met staten die kleiner zijn dan Andorra is Malta, dat sinds 1 mei 2004 een lidstaat is van de Europese Unie. Dat amper vijf jaar geleden een staat met een kleinere oppervlakte dan Andorra toetrad tot de Europese Unie hoeft evenwel nog niet zo veel te betekenen daar Malta een aanzienlijk groter bevolkingsaantal heeft.21
15
F. MURRAY, “Micro-states” in S. BLOCKMANS en A. LAZOWSKI (eds.), The European Union and it‟s neighbours: a Legal appraisal of the EU‟s policies of stabilisation, partnerschip and integration, Den Haag, TMC Asser Press, 2006, p. 185. 16 D. DASHWOOD en M. MARESCEAU, Law and practice of EU external relations: salient features of a changing landscape, Cambridge, Cambridge University Press, 2008, p. 270-271. 17 Zie ook T. ECCARDT, Secrets of the seven smallest states of Europe: Andorra, Liechtenstein, Luxembourg, Malta, Monaco, San Marino and Vatican City, New York, Hippocrene Books, 2005, p. 10 et seq. 18 Central Intelligence Agency, The World Factbook 2008, Country Comparisons – area, zie online op: https://www.cia.gov/library/publications/the-world-factbook/rankorder/2147rank.html (consultatie op 1 mei 2009). 19 J.M. BRICALL, C. KINDER en J.M. DURAN, L‟economia Andorrana en el canvi de segle, Andorra, Fundació Julià Reig, 2001, p. 10. 20 Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, Oppervlakte en bevolkingsdichtheid van de Belgische gemeenten op 1 januari 2005, http://www.statbel.fgov.be/fiGurEs/dsp_nl.asp (consultatie op 1 mei 2009). 21 Malta heeft ongeveer 400000 inwoners, zie Government of Malta, online beschikbaar op: http://www.gov.mt/en/islands/location.asp (consultatie op 1 mei 2009).
9
1.3
Algemene bepalingen betreffende de relatie tussen de Europese microstaten en de Europese Unie
De Europese microstaten hebben allen een bijzondere relatie met hun buurland of buurlanden, zowel in historisch perspectief, politieke allianties, economische betrekkingen en juridische harmoniseringen. Ten aanzien van de betrekkingen met de Europese Unie is een ander beeld zichtbaar. Vooral de relaties van respectievelijk San Marino en Andorra met de Europese Unie vertonen de meeste gelijkenissen. De Europese Unie kent geen gezamenlijk beleid ten aanzien van de Europese microstaten. Hierop bestaan echter uitzonderingen. In bepaalde materies behandelde de Unie evenwel de microstaten op gelijkaardige wijze, bijvoorbeeld Monaco, San Marino en Vaticaanstad op het vlak van het gebruik van de euro in deze staten. Voorts poogde de Europese Unie op het vlak van de belasting op inkomsten van spaargelden een geïntegreerd beleid te voeren ten aanzien van Andorra, Liechtenstein, Monaco en San Marino, hetgeen later meer uitvoerig wordt behandeld. De mate waarin de Europese microstaten betrekkingen onderhouden met de Europese Unie verschilt enerzijds op het vlak van de reeds bestaande betrekkingen en anderzijds op het vlak van de doelstellingen van hun relatie. Dit laatste kan namelijk variëren van de wil tot lidmaatschap van de Europese Unie, tot aan het behoud van de huidige betrekkingen zonder de wens deze betrekkingen uit te breiden. Nog anderen kunnen een tussenpositie innemen, maar kunnen op het vlak van de huidige betrekkingen zich in een zeer verschillende situatie verkeren. Vaticaanstad is in zekere zin de vreemde eend in de bijt. Voornamelijk door haar bijzondere aard, extreem kleine oppervlakte en bijzondere relatie met de rooms-katholieke kerk neemt Vaticaanstad een afwijkende positie in ten aanzien van de andere Europese microstaten.22 Het belangrijkste en quasi enige aspect van de betrekkingen tussen Vaticaanstad en de Europese Unie is ongetwijfeld de monetaire overeenkomst waarbij Vaticaanstad het recht krijgt om de euro als officiële munteenheid te gebruiken. Vaticaanstad streeft er evenwel niet naar haar relatie met de Europese Unie verder uit te breiden.23 Het prinsdom Andorra heeft zowel sectorale als ruimere overeenkomsten gesloten met de Europese Unie. Desondanks streeft Andorra ernaar haar relatie met de Europese Unie verder te verdiepen, zonder evenwel lidmaatschap van de Europese Unie te betrachten. 22
M.N. BATHON, “The atypical international status of the Holy See”, 34 Vand.J. Transnat‟l L. 2001, nr. 597631. 23 F. MURRAY, “Micro-states” in S. BLOCKMANS en A. LAZOWSKI (eds.), The European Union and it‟s neighbours: a Legal appraisal of the EU‟s policies of stabilisation, partnerschip and integration, Den Haag, TMC Asser Press, 2006, p. 202-204.
10
Monaco kent heel wat minder formele betrekkingen met de Europese Unie. De meeste aspecten van haar relatie met de Europese Unie zijn een gevolg van haar nauwe band met Frankrijk. Net zoals Andorra staat Monaco niet weigerachtig tegen een uitbreiding van haar bilaterale betrekkingen met de Europese Unie, zeker als dit haar internationaal statuut steviger kan inwortelen, zonder lidmaatschap van de Europese Unie na te streven. Liechtenstein bevindt zich in een andere positie. Het grootste deel van haar relatie met de Europese Unie wordt beheerst door haar deelname aan de Europees Economische Ruimte. Dit multilateraal kader brengt met zich mee dat het merendeel van de communautaire regelgeving van toepassing is op Liechtenstein, zonder dat zij evenwel lid van de Europese Unie dient te worden. Liechtenstein heeft tot op heden geen verzoek tot lidmaatschap van de Europese Unie ingediend en er zijn evenmin aanwijzingen in die zin. De relatie tussen San Marino en de Europese Unie vertoont heel wat gelijkenissen met de relatie van Andorra met de Europese Unie. Ook San Marino heeft zowel sectorale als algemene overeenkomsten gesloten met de Europese Unie, alhoewel formeel een aantal verschillen bestaan in de afgesloten overeenkomsten. In tegenstelling tot de andere Europese microstaten lijkt San Marino de enige te zijn die haar wil heeft tot uiting gebracht te willen toetreden tot de Europese Unie.
11
2
Andorra
Inleiding De eerste Europese microstaat die in dit werk wordt besproken is het vorstendom Andorra. Deze staat is gelegen in de Pyreneeën, een bergketen die het Iberische schiereiland afscheidt van de rest van continentaal Europa. De mooie Pyreneeën gecombineerd met de uitstekende faciliteiten zorgen ervoor dat Andorra een toeristische trekpleister is.24 Staatkundig gezien ligt Andorra gewrongen tussen twee grote Europese staten, Spanje en Frankrijk.25 Als microstaat is Andorra logischerwijze aangewezen op haar buurlanden, net als de Andorrese bevolking.26 Bijvoorbeeld op het vlak van onderwijs wijken nog steeds heel wat Andorrese jongeren uit naar vooral Catalaanse scholen voor hoger onderwijs. Hoewel in 1997 een kleine universiteit werd opgericht in de hoofdstad Andorra la Vella, studeren heden ten dage de meeste Andorrese studenten aan een Spaanse universiteit.27 Dat Andorra op de grens ligt tussen twee grote staten uit zich ook op cultureel en linguïstisch vlak. Zo hebben verschillende culturele achtergronden een invloed gehad op Andorra en worden verschillende talen gesproken onder de bevolking. Toch is het vooral de Catalaanse cultuur die zich het meest profileert in Andorra. Dit zou zijn oorsprong hebben in de nauwe betrekkingen die de Andorrezen onderhielden met de naburige Catalaanse gebieden Pallars, Alt Urgell en Cerdanya, voornamelijk via contacten tussen de Andorrese herders die deze regio‟s vaak opzochten.28 Daarenboven is het Catalaans de dominante taal die zowel door de overheid wordt gebruikt als door de meeste Andorrezen wordt gesproken.29 Het staat buiten kijf dat Andorra omschreven kan worden als een microstaat met een oppervlakte van amper 468 km²30 en ongeveer 84.000 inwoners.31 Hoewel de grootste bevolkingsexplosie plaatsvond 24
J. BETHEMONT, Géographie de la Méditerrannée: du mythe unitaire à l‟espace fragmenté, Parijs, Colin, 2000, 313 p. 25 Langs Franse zijde grenst Andorra aan het Franse Département l‟Ariège en langs Spaanse zijde aan de Spaanse provincie Lleida, zie P. RATON, Le statut international de l‟Andorre, Andorra, Solber, 1990, 26 T. ECCARDT, Secrets of the seven smallest states of Europe: Andorra, Liechtenstein, Luxembourg, Malta, Monaco, San Marino and Vatican City, New York, Hippocrene books, 2005, p. 145 et seq. 27 M. EMERSON, Andorra and the European Union, Brussel, Centre for European policy studies, 2007, p. 31 en 33. 28 D.C. D‟ARGEMIR en J.J. PUJADAS, “Living in/on the frontier: Migration, identities and citizenship in Andorra”, European Law Journal, Social Antropology, Vol. 7, Issue 3, oktober 1999, nr. 253. 29 M.G. KOCHER, Very small countries: economic success against all odds, Vaduz, Verlag der Liechtensteinischen akademischen Gesellschaft, 2002, p. 146. 30 X, Background Note: Andorra, U.S. Department of State, Bureau for Public Affairs, online beschikbaar op: http://www.state.gov/r/pa/ei/bgn/3164.htm (consultatie op 1 mei 2009). 31 Andorra had in 2008 84.484 inwoners, zie X, Total Population, Govern d‟Andorra, Departament d‟Estudis I Estadística, online beschikbaar op:
12
tijdens de eerste decennia na de Tweede Wereldoorlog, steeg het aantal inwoners de laatste twintig jaar met ongeveer vijfentwintig procent.32 De Andorrese bevolking is ook zeer heterogeen samengesteld. De meest vertegenwoordigde nationaliteit in Andorra is de Spaanse, terwijl slechts achtendertig procent van de inwoners effectief de Andorrese nationaliteit heeft.33 Daarnaast resideren in Andorra nog een aanzienlijk aantal Portugezen, Fransen, Argentijnen, Britten en een grote groep van personen met zeer uiteenlopende nationaliteiten.34
2.1
Achtergrond
2.1.1 Historisch perspectief Rond het ontstaan van Andorra bestaan verschillende legendes.35 Eén van die legendes stelt dat in de vroege middeleeuwen het gebied door Karel de Grote werd heroverd op de islamitische Moren. In ruil voor hun moedige strijd zouden de Andorrezen een soort autonomie toebedeeld gekregen hebben van Karel de Grote.36 In hoeverre dit verhaal in de overlevering werd geromantiseerd is onzeker, niettemin wordt de historische persoon van Karel de Grote vereerd door de Andorrezen, als stichter van Andorra. Dit uit zich bij wijze van voorbeeld in het nationaal volkslied, „El gran Carlemany, mon pare‟.37 Daarnaast wordt Andorra vaak ook aangemerkt als het laatste gebied van de Marca Hispanica van Karel de Grote dat haar onafhankelijkheid heeft kunnen bewaren.38 Op het einde van de tiende eeuw bekwam de Bisschop van La Séu d‟Urgell de soevereine rechten over de valleien van Andorra. Op diens beurt werden in de elfde eeuw een aantal rechten overgedragen aan de graaf van Foix volgens het feodale systeem, in ruil voor militaire ondersteuning in de Pyreneeën.
http://www.estadistica.ad/serveiestudis/web/banc_dades4.asp?lang=4&codi_tema=2&codi_divisio=8&codi_subt emes=8 (consultatie op 1 mei 2009). 32 Ibid. 33 31.363 inwoners van Andorra hebben de Andorrese nationaliteit, zie X, Population by Parish and Nationality, Govern d‟Andorra, Departament d‟Estudis I Estadística, online beschikbaar op: http://www.estadistica.ad/serveiestudis/web/banc_dades4.asp?lang=4&codi_tema=2&codi_divisio=13&codi_su btemes=8 (consultatie op 1 mei 2009). 34 Ibid. 35 X, Història, Govern d‟Andorra online beschikbaar op: http://www.andorra.ad/cat/descobreix_andorra/historia_cultura/breu_historia_andorra.asp (consultatie op 1 mei 2009) 36 V. STAPPER, Europäische Mikrostaaten und autonome Territorien im Rahmen der EG, Baden-Baden, Nomos, 1999, p. 58. 37 Letterlijk vertaald: „De grote Karel de Grote, mijn vader‟; X, Histoire, Andorramania, online beschikbaar op: http://www.andorramania.com/histoire_gb.htm (consultatie op 1 mei 2009). 38 A. DEGAGE en A. DURO I ARAJOL, L‟Andorre, Parijs, PUF, 1998, p. 15.
13
Gedurende de dertiende eeuw ontstond vervolgens een conflict tussen de graaf van Foix en de bisschop d‟Urgell over wie de hoogste autoriteit bezat in het Andorrese gebied.39 Door een interventie van de bisschop van Valencia kwamen de graaf en de bisschop d‟Urgell uiteindelijk tot overeenstemming in het dispuut.40 In 1278 en 1288 werden de zogenaamde Pariatges ondertekend.41 De eerste Pariatge van 8 september 1278 was een overeenkomst, gesloten door Roger Bernat III, graaf van Foix en Père d‟Urg, de bisschop van La Seú d‟Urgell, die hun respectievelijke rechten in Andorra vastlegden.42 Het basisprincipe van de eerste Pariatge was dat de graaf van Foix zijn feodale bevoegdheid onder het leenheerschap van de bisschop d‟Urgell over Andorra tot in de eeuwigheid zou behouden.43 De Andorrese bevolking diende bovendien haar trouw te betonen aan zowel de graaf als aan de bisschop, de zogenaamde qüèstia, die tot op vandaag nog steeds aan de coprinsen persoonlijk worden overgedragen.44 De eerste Pariatge van 1278 kende aanvankelijk maar weinig succes, enerzijds door de niet nauwgezette opvolging van haar bepalingen door de partijen, anderzijds door het uitblijven van de officiële pauselijke erkenning van de Pariatge, die vereist was binnen de vier jaar van haar ontstaan.45 Zodoende werd op 6 december 1288 een tweede Pariatge gesloten, als aanvulling op de Pariatge van 1278, waarin de graaf van Foix en de bisschop d‟Urgell hun beloftes overdeden.46 Hoewel de rechten van de graaf en de bisschop niet gelijk waren onder de regeling van de Pariatges, worden deze juridische documenten niettemin aangemerkt als de „Geboorteakte van Andorra‟.47 De gedeelde soevereiniteit over Andorra was eerder een ontwikkeling van het gewoonterecht gedurende de daaropvolgende eeuwen.48 Het bijzondere aan de Pariatge was vooral dat dit document een grote bijdrage heeft geleverd aan het onafhankelijk overleven van Andorra. Beide partijen verklaarden het gebied niet te zullen veroveren en elkaars soevereine rechten te zullen respecteren.49 Zodoende kon Andorra haar beide soevereinen in evenwicht houden en zo nodig, tegen elkaar uitspelen. In het begin van de zeventiende eeuw incorporeerde de Franse koning
39
J. DUURSMA, Fragmentation and the international relations of micro-states: self-determination and statehood, Cambridge, Cambridge University Press, 1996, p. 345. 40 P. RATON, Le statut international de l‟Andorre, Andorra, Solber, 1990, p. 14. 41 J. DUURSMA, Fragmentation and the international relations of micro-states: self-determination and statehood, Cambridge, Cambridge University Press, 1996, p. 344, noot 18. 42 M. MATEU en F. LUCHAIRE, La Principauté d‟Andorre: hier et aujourd‟hui, Parijs, Economica, 1999, p. 17. 43 Artikel IV Pariatge van 1278. 44 Artikel I Pariatge van 1278. 45 J. HOOPER, “Andorra Vote May Take Mountain Enclave Offshore”, The Guardian, 20 maart 1993, p. 39. 46 V. STAPPER, Europäische Mikrostaaten und autonome Territorien im Rahmen der EG, Baden-Baden, Nomos, 1999, p. 58. 47 M. MATEU en F. LUCHAIRE, La Principauté d‟Andorre: hier et aujourd‟hui, Parijs, Economica, 1999, p. 17. 48 J. DUURSMA, Fragmentation and the international relations of micro-states: self-determination and statehood, Cambridge, Cambridge University Press, 1996, p. 345. 49 D. DASHWOOD en M. MARESCEAU, Law and practice fo EU external relations: salient features of a changing landscape, Cambridge, Cambridge University Press, 2008, p. 273-274.
14
Henri IV alle Franse gebieden, de zogenaamde eenmaking van Frankrijk, waaronder het graafschap Foix, in de Franse kroon, waardoor hij eveneens de soevereine rechten van de graaf van Foix over Andorra overnam.50 Deze rechten bleven tot op heden bestaan in hoofde van het Franse staatshoofd.51 In 1419 werd op verzoek van de Andorrese bevolking door de coprinsen de Consell de la Terra opgericht. Dit was een voorloper van het huidige Andorrese parlement en bestond uit vertegenwoordigers van elke parochie van Andorra en vertegenwoordigers van beide coprinsen. Haar taak was om via een overlegorgaan met de coprinsen de Andorrese belangen te kunnen bejegenen.52 Een moeilijke periode voor Andorra, was de Franse Revolutie.53 In 1793 werd de Franse monarchie omvergegooid en als indirect gevolg verloor Andorra haar Franse bescherming, doordat het voorlopige Franse bewind de qüèstia weigerde. Dit zou natuurlijk het ideale moment zijn voor de bisschop om de volledige autoriteit over Andorra te bekomen. Na een uitdrukkelijk verzoek van de Andorrese bevolking werd in 1806 de positie van het Franse staatshoofd als coprins van Andorra hersteld in de situatie van voor 1793.54 Een belangrijke periode voor Andorra waren de jaren zestig van de negentiende eeuw. In 1867 sloot Andorra met Frankrijk en Spanje handelsovereenkomsten via een uitwisseling van brieven.55 Deze akkoorden zouden tot de jaren negentig van de vorige eeuw het enige internationale juridische document blijven voor Andorra. Op intern vlak was er in 1868 een belangrijke institutionele hervorming in Andorra, de Nova Reforma.56 Deze kwam er hoofdzakelijk op aandringen van de Andorrese bevolking. Haar belangrijkste wapenfeit was de omvorming van de Consell de la Terra tot Consell General de les Valls, het nieuwe Andorrese parlement, waarvan de leden werden gekozen door de hoofden van elke belangrijke Andorrese familie.57
50
P. RATON, Le statut international de l‟Andorre, Andorra, Solber, 1990, p. 18. Na het einde van de monarchie werd dit zodoende de Franse president. 52 P. BRUCE, “The Mouse that roared: Peter Bruce Visits Andorra, Europe‟s newest Sovereign State”, Financial Times, Londen, 20 maart 1993, p. 7. 53 A. DEGAGE en A. DURO I ARAJOL, L‟Andorre, Parijs, PUF, 1998, p. 18. 54 D.C. D‟ARGEMIR & J.J. PUJADAS, “Living in/on the frontier: Migration, identities and citizenship in Andorra”, European Law Journal 1999, Social Antropology, Vol. 7, Issue 3, oktober 1999, p. 253. 55 Op 13 juli 1867 met de Spaanse minister van staat Lorenzo Aranzola, in naam van koningin Isabelle II van Spanje. Op 22 en 23 november 1867 met het Ministerie van Buitenlandse Zaken van Frankrijk; Zie P. RATON, Le statut international de l‟Andorre, Andorra, Solber, 1990, p. 22. 56 Op 22 april 1866 werd de nova reforma reeds gepromulgeerd door de Bisschop Josep Caixal i Estradé, waarop deze werd goedgekeurd door de Franse keizer Napoléon III op 12 april 1868, zie M. MATEU en F. LUCHAIRE, La Principauté d‟Andorra: hier et aujourd‟hui, Parijs, Economica, 1999, p. 37. 57 M. MATEU en F. LUCHAIRE, La Principauté d‟Andorre: hier et aujourd‟hui, Parijs, Economica, 1999, p.37. 51
15
Gedurende de Tweede Wereldoorlog en de Spaanse Burgeroorlog bleef Andorra formeel neutraal.58 Tussen 1936 en 1940 besloten de coprinsen Franse troepen naar de Spaans-Andorrese grens te sturen ter vrijwaring van die neutraliteit.59 Vooral gedurende de Tweede Wereldoorlog, maar ook tijdens de Spaanse Burgeroorlog was er een grote toeloop naar Andorra van vluchtelingen, hetgeen vaak voor spanningen zorgde met de naburige regimes wiens vijanden zich in Andorra verscholen.60 Sedert haar „onafhankelijkheid‟ in de dertiende eeuw werd Andorra nooit bezet door een vreemd leger. Deze vaststelling is zeer bijzonder als men naar de politieke geschiedenis van Europa kijkt. Eén van die factoren is ongetwijfeld het unieke instituut van de coprins. Andorra kon haar bijzondere positie bewaren door subtiele diplomatie en een verdeel-en-heersstrategie ten opzichte van beide machten.61
2.1.2 Staatkundig perspectief De moderne grondwet van Andorra dateert van 1993.62 Dit document kwam er kort na een periode van onduidelijkheid over haar statuut en moet gezien worden als deel van haar profilering en streven naar internationale erkenning als onafhankelijke staat.63 Het Andorrese exemplaar is de grondwet van een parlementaire democratie, die de beginselen van een rechtsstaat en de fundamentele rechten en vrijheden incorporeert.64 Zij stelt duidelijk dat Andorra een onafhankelijke en democratische staat is, wiens soevereiniteit berust bij het Andorrese volk.65 Andorra is dus een parlementaire democratie, met als staatshoofd (Cap de l‟Estat) twee co-prinsen (Coprinceps), de bisschop van La Seù d‟Urgell66 en de Franse president67.68 Deze oefenen gezamenlijk 58
Zie ook X, Histoire, Andorramania, online beschikbaar op: http://www.andorramania.com/histoire_gb.htm (consultatie op 1 mei 2009). 59 J. DUURSMA, Fragmentation and the international relations of micro-states: Self-determination and statehood, Cambridge, Cambridge University Press, 1996, p. 347. 60 D‟ARGEMIR & PUJADAS, “Linving in/on the frontier: Migration, identities and citizenship in Andorra”, European Law Journal 1999, Social Antropology, Vol. 7, Issue 3, oktober 1999, p. 253. 61 Notities bij hoorcolleges van het opleidingsonderdeel Grondige Studie Europees Recht, Professor M. Maresceau, Master in de Rechten, Universiteit Gent, 2007-2008. 62 P. FIGAREDA I CAIROL, Instituciones del Principado de Andorra en el nuevo marco constitucional, Madrid, Civitas, 1996, p. 75; X, The Constitution of the Principality Andorra, Andorramania, online beschikbaar op: http://www.andorramania.com/constit_gb.htm (consultatie op 1 mei 2009). 63 T. GROPPI, “Una constituzione moderna per uno Stato feudale: il caso del Principato di Andorra” in G. GUIDI en G.F. FERRARI, Piccolo stato, costituzione e connessioni internazionali, Turijn, Giapichelli, 2003, p. 25 et seq. 64 D. DASHWOOD en M. MARESCEAU, Law and practice of EU external relations: salient features of a changing landscape, Cambridge, Cambridge University Press, 2008, p. 275-276. 65 Zie J. JANÉ I GUASH, “Comentarios a la Constitución Andorrana de 1993”, Autonomies nr. 18 1994, Barcelona, p. 499-508, online beschikbaar op: http://www10.gencat.net/eapc_revistadret/revistes/revista.200703-20.1362764788/Comentaris_a_la_Constitucio_andorrana_de_1993/es?set_language=es&cl=es (consultatie op 1 mei 2009). 66 De huidige bisschop van La Seù d‟Urgell is Joan Enric Vives i Sicília.
16
en ondeelbaar de functie van staatshoofd uit.69 Ze hebben gelijke rechten en verantwoordelijkheden in overeenstemming met de Grondwet en staan garant voor de continuïteit van de onafhankelijkheid van de staat Andorra. Bovendien zijn het de coprinsen die Andorra in het internationaal rechtsverkeer mogen vertegenwoordigen.70 Het unieke coprinsdom van Andorra vindt zijn oorsprong in de Pariatge van 127871 en is blijven bestaan door de specifieke situatie waarin Andorra zich doorheen de geschiedenis bevond. Dat het staatshoofd van Andorra uit twee personen bestaat is echter op zich niet uniek, zo kent ook San Marino twee Capitani Reggenti als staatshoofd. Een ander opmerkelijk punt, namelijk dat het staatshoofd Andorra vanuit het buitenland bestuurt, is ook niet uniek. Zo verhuisde bijvoorbeeld de Liechtensteinse prins pas in 1938 naar zijn land. Deze vaststellingen kunnen echter in het licht van de specificiteit van dit instituut geen afbreuk doen aan haar bijzondere karakteristieken. Sedert 1981 heeft Andorra een regering belast met de uitvoerende macht in Andorra.72 Op 8 januari 1982 werd zodoende de eerste premier van Andorra verkozen.73 Behalve het regeringshoofd (Cap de Govern), bestaat de Andorrese regering uit negen ministers.74 Deze worden verkozen door het Andorrese parlement en goedgekeurd door de coprinsen.75 De regering is belast met het bepalen van het intern en buitenlands beleid van Andorra, het lokale bestuur en bezit diverse regulerende bevoegdheden.76 Het Consell General de les Valls, het Andorrese parlement, bezit de wetgevende macht in Andorra.77 Zij bestaat uit minstens 28 leden, waarvan vier leden per gemeenschap worden verkozen, terwijl de overige leden op nationaal niveau worden verkozen.78 Intern bestaat Andorra uit zeven administratieve gemeenschappen.79 Elke gemeenschap heeft haar eigen administratief orgaan, de Común, met specifieke bevoegdheden.80Aan het hoofd van de Común en zodoende de gemeenschap staat de Consól Major bijgestaan door de Consól Menor.81 67
De huidige Franse president is Nicolas Paul Sarkozy. P. FIGAREDA I CAIROL, Instituciones del Principado de Andorra en el nuevo marco constitucional, Madrid, Civitas, 1996, p. 70 et seq. 69 Artikel 43, 1 Grondwet. 70 Artikel 44, 1 Grondwet. 71 M. MATEU en F. LUCHAIRE, La Principauté d‟Andorre: hier et aujourd‟hui, Parijs, Economica, 1999, p. 17. 72 Decreet van 15 januari 1981, zie M. MATEU en F. LUCHAIRE, La Principauté d‟Andorre: hier et aujourd‟hui, Parijs, Economica, 1999, p. 42. 73 Het eerste hoofd van de Andorraanse regering was Oscar Ribas, zie ook X, Histoire, Andorramania, online beschikbaar op: http://www.andorramania.com/histoire_gb.com (consultatie op 1 mei 2009). 74 Zie X, Composiciò del Govern, Govern d‟Andorra, online beschikbaar op: http://www.govern.ad/ (consultatie op 1 mei 2009). 75 Artikelen 68 en 73 Grondwet. 76 Artikel 72, 2 Grondwet. 77 Artikel 58, 1 Grondwet. 78 Artikel 52 Grondwet. Sedert een wet van 31 december 1993 kan het Consell General uit meer dan 28 leden bestaan, met een maximum van 42, zie J. DUURSMA, Fragmentation and the international relations of microstates: self-determination and statehood, Cambridge, Cambridge University Press, 1996, p. 342. 68
17
Tot en met 1993 bestond heel wat onzekerheid over het juridische statuut van Andorra.82 Hierdoor was zij op het internationale toneel een weinig actieve speler. Een vroege poging tot internationale activiteit kan reeds worden opgetekend in 1925 toen Andorra partij wenste te worden van de International Opium Convention, een initiatief van de League of Nations. Frankrijk lag echter dwars, hetgeen Spanje tot reactie provoceerde.83 In 1952 werd een conventie gesloten met betrekking tot auteursrechten en twee jaar later ondertekende Andorra een conventie betreffende de bescherming van cultureel erfgoed in geval van gewapend conflict.84
2.1.3 Economisch perspectief Andorra kent sinds de Tweede Wereldoorlog een steile economische opgang, gepaard gaande met een explosie van de Andorrese bevolking.85 Daarvoor waren de Andorrezen voornamelijk aangewezen op kleinschalige veeteelt, landbouw, smeedwerk en smokkel.86 Het was een eerder gesloten en arme gemeenschap.87 De drijfveren voor de economische groei van de tweede helft van de twintigste eeuw waren de lage belasting en de beperkte economische regulering, maar vooral de mogelijkheden voor toerisme.88 Traditioneel kent de economie van Andorra vier grote pijlers: toerisme, makelaardij, handel en financiële dienstverlening.89 De toeristische sector is in Andorra evenwel veruit de grootste. Zo‟n driehonderd hotels en vijfhonderd restaurants90, fraaie infrastructuur en voordelige voorwaarden voor
79
Artikel 1, 5 Grondwet; Deze zijn: Canillo, La Massana, Ordino, Encamp, Sant Julià de Lòria, Andorra la Vella en Escaldes-Engordany; Zie voor kaart Pariatges op de website van de Andorrese dienst voor toerisme: http://www.andorra.ad/en-US/about_andorra/Pages/andorra_parishes.aspx (consultatie op 1mei 2009). 80 Artikel 79 Grondwet. 81 Artikel 68 Grondwet. 82 Infra p. 31. 83 J. DUURSMA, Fragmentation and the international relations of micro-states: self-determination and statehood, Cambridge, Cambridge University Press, 1996, p. 388. 84 Universal Copyright Convention van 6 september 1952, gesloten te Genève, tekst online beschikbaar op: http://ipmall.info/hosted_resources/lipa/copyrights/The%20Universal%20Copyright%20Convention%20_Genev a%20Text--September.pdf (consultatie op 1 mei 2009); Convention for the protection of Cultural Property in the Event of Armed Conflict van 14 mei 1954, gesloten te Den Haag, tekst online beschikbaar op: http://www.icomos.org/hague/hague.convention.html (consultatie op 1 mei 2009). 85 M. EMERSON, Andorra and the European Union, Brussel, Centre for European policy studies, 2007, p.5. 86 J.M. BRICALL, C. KINDER en J.M. DURAN, L‟economia Andorrana en el canvi de segle, Andorra, Fundació Julià Reig, 2001, p. 57 et seq. 87 M. MATEU en F. LUCHAIRE, La Principauté d‟Andorre: hier et aujourd‟hui, Parijs, Economica, 1999, p. 21. 88 J.M. BRICALL, C. KINDER en J.M. DURAN, L‟economia Andorrana en el canvi de segle, Andorra, Fundació Julià Reig, 2001, p. 167. 89 X, L‟Economia Andorrana: Evolució dels Principals Sectors, Govern d‟Andorra, 76 p. 90 X, Number of businesses by activity, Govern d‟Andorra, Departament d‟Estudis i Estadística, online beschikbaar op: http://www.estadistica.ad/serveiestudis/web/banc_dades4.asp?lang=4&codi_tema=10&codi_divisio=349&codi_ subtemes=54 (consultatie op 1 mei 2009).
18
shoppers91, zorgen er voor dat meer dan tien miljoen toeristen Andorra jaarlijks bezoeken.92 Er zijn net iets meer toeristen in het zomerseizoen dan in de winter, met een piek in de maand augustus.93 Landbouw in Andorra is weinig ontwikkeld, voornamelijk omwille van het bergachtig landschap. Een aanzienlijk aandeel van de agrarische sector wordt ingenomen door een tabaksproductie, die evenwel sinds de laatste eeuwwisseling ongeveer drie maal lager ligt dan voorheen.94 Het laatste decennium zijn de economische indicatoren eerder pessimistisch.95 Men stelt vast dat de long boom lijkt te zijn beëindigd sinds de eeuwwisseling. Zo kunnen een aantal structurele problemen aangehaald worden. Ten eerste is weinig verdere groei mogelijk.96 Bijvoorbeeld op de immobiliënmarkt is de beperkte bebouwbare oppervlakte in Andorra bijna opgebruikt, rekening houdend met de kleine agrarische sector en het belang van het leefmilieu voor het toerisme en natuurbehoud. Ten tweede zit ook de wintersport in Andorra aan haar grenzen, en zouden de mogelijkheden zelfs kunnen inkrimpen, deels door klimaatverandering. Voorts kent de handel in Andorra een stagnering sinds het begin van de eenentwintigste eeuw. Ten slotte is er machtige externe druk om haar financieel en fiscaal stelsel aan te passen.97 Om deze problemen aan te pakken lanceerde de Andorrese regering in februari 2007 het Programma Andorra 2020.98 Eerst en vooral stelt het programma dat op vijf essentiële gebieden de economie dient te worden gestimuleerd.99 Zo behoeft de Andorrese infrastructuur hernieuwde aandacht om de mobiliteit te verbeteren, daarnaast werd het stimuleren van vreemde investeringen vooropgesteld, de reglementering van de handel beoogd, het herzien van de fiscale wetgeving op de agenda geplaatst en
91
Traveller‟s duty free allowance and commercial schedules 2009, Govern d‟Andorra, Departament d‟Estudis i Estadística, online beschikbaar op: http://www.andorra.ad/caES/dades_utils/Documents/Franqu%C3%ADcies%20i%20calendari%20comercial%202009_def.pdf (consultatie op 1 mei 2009). 92 X, Andorra en xifres, Govern d‟Andorra, Departament d‟estudis i estadística, 2007, p. 35. 93 In de maand augustus 2008 bezochten 1,3 miljoen toeristen Andorra, zie X, Nombre de visitants, Govern d‟Andorra, Departament d‟estudis i estadística, online beschikbaar op: http://www.estadistica.ad/serveiestudis/web/index.asp (consultatie op 1 mei 2009). 94 De tabaksproductie in 2005 in Andorra bedroeg 315.215 kg, zie X, Andorra en xifres, Govern d‟Andorra, Departament d‟estudis i estadística, 2007, p. 32. 95 J. BERTHÉLEMY (ed.), Andorre-Union Européenne: vers le marché intérieur, Andorra la Vella, Govern d‟Andorra, Ministeri d‟Afers Exteriors, 2008, p. 33-40. 96 A. DEGAGE en A. DURO I ARAJOL, L‟Andorre, Parijs, PUF, 1998, p. 106 et seq. 97 X, L‟Economia Andorrana: Evolució General, Govern d‟Andorra, p. 22. 98 Programma Andorra 2020, 20 initiatieven – 20 horizonten, Govern d‟Andorra, Secretaria d‟Estat de l‟Agència Andorra 2020, februari 2007, 47 p., online beschikbaar op: http://www.andorra2020.ad/docs/200702_FRANCES.pdf (consultatie op 1 mei 2009); J. BERTHÉLEMY (ed.), Andorre-Union Européenne: vers le marché intérieur, Andorra la Vella, Govern d‟Andorra, Ministeri d‟Afers Exteriors, 2008, p. 40 et seq. 99 Zie voor meer informatie over het Programma Andorra 2020 op de officiële website van het Programma: http://www.andorra2020.ad/ (consultatie op 1 mei 2009).
19
het openen van de arbeidsmarkt gepland.100 Het document groepeert twintig initiatieven in een piramidestructuur. De grondlaag van de piramide bestaat uit de modernisering van het economisch kader van Andorra. De twee op deze grondlaag rustende groepen zijn enerzijds het revitaliseren van toerisme en handel en anderzijds het promoten van nieuwe sectoren.101 Het programma poogt in feite aan de hand van zeer ambitieuze doelstellingen met een streefdatum en concrete maatregelen, Andorra te behoeden voor een geglobaliseerde en snel wijzigende wereldeconomie.102
2.2
De externe betrekkingen van Andorra met de Europese Unie
2.2.1 De betrekkingen voor 1990 Andorra kende weinig tot geen externe betrekkingen voor 1990. Dit had voor een groot stuk te maken met haar onzeker juridische statuut, daar zij noch een grondwet, noch enige internationale erkenning kon voorleggen.103 Enkel met haar buurlanden, Frankrijk en Spanje, had Andorra handelsovereenkomsten gesloten in 1867 via de uitwisseling van brieven.104 Deze handelsovereenkomsten bevatten voorzieningen betreffende handel, met uitsluiting van tabak en katoen.105 Zo installeerden deze akkoorden een douane-unie tussen Andorra en Spanje en tussen Frankrijk en Andorra, waarbij zodoende zonder heffingen goederen konden geïmporteerd als geëxporteerd worden tussen de betrokken staten, met de belangrijke uitzonderingen van tabak en katoen.106
100
Programma Andorra 2020, 20 initiatieven – 20 horizonten, Govern d‟Andorra, Secretaria d‟Estat de l‟Agència Andorra 2020, februari 2007, p. 8, online beschikbaar op: http://www.andorra2020.ad/docs/200702_FRANCES.pdf (consultatie op 1 mei 2009). 101 Programma Andorra 2020, 20 initiatieven – 20 horizonten, Govern d‟Andorra, Secretaria d‟Estat de l‟Agència Andorra 2020, februari 2007, p. 11, online beschikbaar op: http://www.andorra2020.ad/docs/200702_FRANCES.pdf (consultatie op 1 mei 2009). 102 M. EMERSON, Andorra and the European Union, Brussel, Centre for European policy studies, 2007, p. 46. 103 F. MURRAY, “Micro-states” in S. BLOCKMANS en A. LAZOWSKI (eds.), The European Union and it‟s neighbours: a Legal appraisal of the EU‟s policies of stabilisation, partnerschip and integration, Den Haag, TMC Asser Press, 2006, p. 188. 104 J.M. BRICALL, C. KINDER en J.M. DURAN, L‟economia Andorrana en el canvi de segle, Andorra, Fundació Julià Reig, 2001, p. 34. 105 P. RATON, Le statut international de l‟Andorre, Andorra, Solber, 1990, p.22. 106 V. STAPPER, Europäische Mikrostaaten und autonome Territorien im Rahmen der EG, Baden-Baden, Nomos, 1999, p. 63-64.
20
Met het Verdrag van Rome tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap van 1957 werd Frankrijk één van de oprichterstaten van de Europese Gemeenschap.107 Deze toetreding had uiteraard wel enige gevolgen voor Andorra en heeft ook geleid tot een aantal anomalieën in verband met het juridische regime van de handelsbetrekkingen tussen het Prinsdom en de Gemeenschap.108 Reeds van in het begin was het duidelijk in de Europees Economische Gemeenschap dat Andorra geen deel uitmaakte van de Europese Gemeenschappen en zodanig als derde staat diende te worden behandeld. In dat opzicht wordt vaak gesteld dat men artikel 299 IV EG-Verdrag niet kan aanwenden voor Andorra.109 De eerste contacten tussen de Europese Economische Gemeenschap en Andorra kwamen pas tot stand in 1984, toen het Andorrese regeringshoofd, Oscar Ribas, zich richtte tot de coprinsen om samen met vertegenwoordigers van de Andorrese bevolking onderhandelingen aan te vatten met de Europese Economische Gemeenschap met betrekking tot de toekomstige handelsrelaties.110 De bisschop van d‟Urgell reageerde positief op het verzoek, terwijl de toenmalige Franse president, François Mitterand, het verzoek negeerde.111 Bij het toetreden van Spanje tot de Europese Gemeenschap in 1986112 werd Andorra een enclave binnen de Europese Gemeenschappen.113 Vooral met betrekking tot haar statuut en haar verhouding ten opzichte van de Europese Gemeenschap stelden zich een aantal praktische problemen.114 Door de toetreding van Spanje werd ook de handelsovereenkomst tussen Spanje en het prinsdom virtueel onbruikbaar, hetgeen van groot belang was voor Andorra, wiens belangrijkste handelspartner Spanje
107
Verdrag van 1957 tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, zie voor tekst online op: http://eur-lex.europa.eu/nl/treaties/dat/11957E/tif/11957E.html (consultatie op 1 mei 2009). 108 D. DASHWOOD en M. MARESCEAU, Law and practice of EU external relations: salient features of a changing landscape, Cambridge, Cambridge University Press, 2008, p. 276-277. 109 V. STAPPER, Europäische Mikrostaaten und autonome Territorien im Rahmen der EG, Baden-Baden, Nomos, 1999, p. 63. 110 V. STAPPER, Europäische Mikrostaaten und autonome Territorien im Rahmen der EG, Baden-Baden, Nomos, 1999, p. 66. 111 J. DUURSMA, Fragmentation and the international relations of micro-states: self-determination and statehood, Cambridge, Cambridge University Press, 1996, p. 395-396. 112 Verdrag (ondertekend op 12 juni 1985) tussen het Koninkrijk België, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Helleense Republiek, de Franse Republiek, Ierland, de Italiaanse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (Lid-staten der Europese Gemeenschappen) en het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek, betreffende de toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek tot de Europese Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, PB L 302 van 15.11.1985, p. 9-22. 113 EUROPA, Map of Europe, online beschikbaar op: http://europa.eu/abc/european_countries/index_en.htm (consultatie op 1 mei 2009). 114 J. BERTHÉLEMY (ed.), Andorre-Union Européenne: vers le marché intérieur, Andorra la Vella, Govern d‟Andorra, Ministeri d‟Afers Exteriors, p. 21.
21
was.115 De Europese Gemeenschappen waren er zich van bewust dat deze situatie gevolgen zou hebben voor Andorra en zocht naar een oplossing waar zowel beide coprinsen, de Andorrese autoriteiten als de Europese Gemeenschappen zich in zouden kunnen vinden.116 Uiteindelijk werd besloten ter gelegenheid van de Toetredingsakte van Spanje tot de Europese Economische Gemeenschap, een Gemeenschappelijke Verklaring bij te voegen betreffende de toekomstige regeling voor het handelsverkeer met Andorra.117 De Verklaring stipuleerde dat een regeling zou worden getroffen binnen de twee jaar te rekenen vanaf de inwerkingtreding van de Toetredingsakte.118 In 1989 kreeg de Europese Commissie de opdracht onderhandelingen te starten met Andorra voor een douane-unie van industriële producten.119 De onderhandelingen kenden een erg moeilijke start, in het bijzonder door de onzekerheid rond het internationaal statuut van Andorra.120 Uiteindelijk op 28 juni ondertekenden de Europese Raad, de coprinsen en de Andorrese regering een overeenkomst tot oprichting van een douane-unie tussen Andorra en de Europese Gemeenschap.121
2.2.2 De overeenkomst van 1990 tot oprichting van een douane-unie Op 28 juni 1990 sloten de Europese Raad namens de Europese Economische Gemeenschap en het prinsdom Andorra een overeenkomst tot oprichting van een douane-unie. Deze overeenkomst trad in werking op 1 juli 1991.122 Tot en met deze datum bleven in de betrekkingen met Frankrijk en Spanje de handelsovereenkomsten van 1867 van toepassing.123 De juridische grondslag van de overeenkomst bevond zich in de artikelen 99 en 113 van het EEG-Verdrag, dit zijn de huidige artikelen 93 en 133
115
F. MURRAY, “Micro-states” in S. BLOCKMANS en A. LAZOWSKI (eds.), The European Union and it‟s neighbours: a Legal appraisal of the EU‟s policies of stabilisation, partnerschip and integration, Den Haag, TMC Asser Press, 2006, p. 188. 116 M. MATEU en F. LUCHAIRE, La Principauté d‟Andorre: hier et aujourd‟hui, Parijs, Economica, 1999, p. 51. 117 Documenten betreffende de Toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek tot de Europese Gemeenschappen, slotakte, Gemeenschappelijke Verklaring betreffende de toekomstige regeling voor het handelsverkeer met Andorra van 12 juni 1985, PB L 302 van 15.11.1985, p. 488. 118 Enig artikel van de Gemeenschappelijke Verklaring. 119 20 maart 1989, Bull. EC (3 – 1989) punt 2.2.11, p. 53; Bijlage 2 van COM (88/744) 120 V. STAPPER, Europäische Mikrostaaten und autonome Territorien im Rahmen der EG, Baden-Baden, Nomos, 1999, p. 77. 121 Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Prinsdom Andorra van 28 juni 1990, PB L 374 (31.12.1990), p. 14-32. 122 Artikel 24 Overeenkomst tot oprichting douane-unie; Informatie betreffende de datum van inwerkingtreding van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Prinsdom Andorra, ondertekend te Luxemburg op 28 juni 1990, PB L 374 van 31.12.1990, p. 33. 123 Artikel 25 Overeenkomst tot oprichting douane-unie.
22
van het EG-Verdrag.124 Andere auteurs vermelden in dit opzicht ook nog artikel 228 EEG-Verdrag als juridische basis125, hetwelk evenwel niet uitdrukkelijk door de partijen zelf werd aangewezen.126 Belangrijk is dat men consequent verwijst naar het Prinsdom Andorra doorheen de overeenkomst. Dit is innovatief in die zin dat men voorheen vaak anders verwees naar Andorra, zoals „de valleien van Andorra‟.127 Inhoudelijk voorzag de overeenkomst een douane-unie tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Prinsdom voor wat betreft de producten die vallen onder de hoofdstukken 25 tot 97 van de gecombineerde nomenclatuur. 128 De goederen die vallen onder de hoofdstukken 1 tot 24 van de gecombineerde nomenclatuur vallen niet onder de douane-unie, zijnde landbouwproducten.129 De overeenkomst voorziet met betrekking tot deze producten desondanks enige bepalingen, zoals een preferentieel tarief ten aanzien van de invoer van tabaksproducten in Andorra vanuit de Gemeenschap van zestig procent ten opzichte van het tarief voor de invoer van dezelfde producten uit derdelanden.130 Daarnaast zijn landbouwgoederen met oorsprong binnen het Prinsdom eveneens vrijgesteld van heffingen, terwijl dit in de omgekeerde richting niet geldt.131 Deze voorzieningen vinden hun verklaring in de bijzondere situatie waarin Andorra zich bevindt, zowel historisch, economisch en geografisch, die afwijkende regelingen rechtvaardigt.132 Concreet betekent dit dat vanaf 1 juli 1991 alle invoerrechten en heffingen van gelijke werking tussen de Gemeenschap en Andorra opgeheven werden133, terwijl voor import uit derdelanden Andorra het gemeenschappelijk buitentarief van de Europese Economische Gemeenschap formeel kon beginnen te gebruiken134.135
124
F. MURRAY, “Micro-states” in S. BLOCKMANS en A. LAZOWSKI (eds.), The European Union and it‟s neighbours: a Legal appraisal of the EU‟s policies of stabilisation, partnerschip and integration, Den Haag, TMC Asser Press, 2006, p. 188. 125 J. DUURSMA, Fragmentation and the international relations of micro-states: self-determination and statehood, Cambridge, Cambridge University Press, 1996, p. 397. 126 Supra noot 121. 127 Zie COM (88/744). 128 Verordening nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk buitentarief, PB L 256 van 7.9.1987, p. 1-675; Dit is het zogenaamde TARIC-systeem, dat een zeer exhaustieve lijst opstelt met een nomenclatuur van goederen, in het kader van het vrij verkeer van goederen; Artikel 2 et seq. Overeenkomst tot oprichting douane-unie. 129 M. EMERSON, Andorra and the European Union, Brussel, Centre for European policy studies, 2007, p. 48. 130 Artikel 12, 2 Overeenkomst tot oprichting douane-unie. 131 Artikel 11 Overeenkomst tot oprichting douane-unie. 132 D. DÓSZA, “EU Relations with European Micro-States. Happily ever After?”, European Law Journal, Vol. 14, No. 1 January 2008, p. 96. 133 Artikel 6 Overeenkomst tot oprichting douane-unie. 134 Artikel 7, 1, eerste streepje Overeenkomst tot oprichting douane-unie. 135 M. EMERSON, Andorra and the European Union, Brussel, Centre for European policy studies, 2007, p. 48.
23
De overeenkomst verplicht Andorra tevens communautaire regelgeving over te nemen op het vlak van het vrij verkeer van goederen.136 Zodoende werd een lijst samengesteld met relevante communautaire wetgeving.137 In 2003 werd bij wijze van besluit deze lijst herzien en aangevuld.138 Goederen uit derdestaten met bestemming Andorra werden vijf jaar vanaf de inwerkingtreding van de overeenkomst in het douanegebied van de Gemeenschap gebracht, in naam en voor rekening van Andorra.139 De inkomsten uit deze rechten en heffingen werden daarop gestort in de Andorrese schatkist, waarbij de Gemeenschap een forfaitaire tien procent mocht behouden.140 Sinds 1996 wordt dit evenwel door Andorra zelf verricht.141 Een belangrijk artikel in de overeenkomst behandelt de zogenaamde vrijstellingen.142 Artikel 13 stelt dat geen invoerrechten, accijnzen en omzetbelastingen dienen betaald te worden bij invoer van goederen die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers afkomstig uit een lidstaat van de Gemeenschap. Dit natuurlijk mits het om goederen gaat waaraan elk handelskarakter vreemd is.143 Deze vrijstellingen zijn een aanzienlijk stuk hoger dan de vrijstellingen die gelden voor andere derdelanden.144 Voorts voorzag de overeenkomst in de oprichting van een Gemengd Comité, bestaande uit vertegenwoordigers van de Europese Gemeenschap en het Prinsdom Andorra, dat belast is met het beheer van de overeenkomst en toeziet op de juiste uitvoering ervan en jaarlijks bijeenkomt.145 Daarnaast dient het Gemengd Comité eveneens vraagstukken betreffende interpretatie te behandelen en disputen te regelen betreffende de voorzieningen van de overeenkomst.146
136
Artikel 7 Overeenkomst tot oprichting douane-unie. Besluit nr. 2/91 van het Gemengd Comité EEG-Andorra van 12 juli 1991 met betrekking tot de in de Gemeenschap geldende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen op douane-gebied die door het Prinsdom Andorra moeten worden aangenomen, PB L 250 van 7.9.1991, p. 24-28. 138 Besluit nr. 1/2003 van het Gemengd Comité EG-Andorra van 3 september 2003 inzake de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die vereist zijn voor de goede werking van de douane-unie, PB L 253 van 7.10.2003, p. 3-21. 139 Artikel 8 Overeenkomst tot oprichting douane-unie. 140 Besluit nr. 5/91 van het Gemengd Comité EEG-Andorra van 12 juli 1991 houdende vaststelling van bepalingen inzake de terbeschikkingstelling aan de Andorrese schatkist van door de Gemeenschap voor rekening van het Prinsdom Andorra geïnde invoerrechten, PB L 250 van 07.09.1991, p. 32-33. 141 Besluit nr. 1/96 van het Gemengd Comité EG-Andorra van 1 juli 1996 betreffende bepaalde methoden van administratieve samenwerking ter uitvoering van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Vorstendom Andorra en betreffende het douanevervoer van goederen tussen de Gemeenschap en Andorra, PB L 184 van 24.7.1996, p. 39-40. 142 J. BERTHÉLEMY (ed.), Andorre-Union Européenne: vers le marché intérieur, Andorra la Vella, Govern d‟Andorra, Ministeri d‟Afers Exteriors, p. 25. 143 Artikel 13 Overeenkomst tot oprichting douane-unie. 144 M. EMERSON, Andorra and the European Union, Brussel, Centre for European policy studies, 2007, p. 48. 145 Artikel 17, 1 en 4 Overeenkomst tot oprichting douane-unie. 146 Artikel 18, 2 Overeenkomst tot oprichting douane-unie. 137
24
Ten slotte is de overeenkomst gesloten voor onbepaalde tijd, maar zij kan worden opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van zes maanden.147 Geen van beide partijen heeft van deze regeling reeds gebruik gemaakt. De overeenkomst gaf Andorra heel wat voordelen. Zo ontving zij heffingen op import van industriële producten uit derdelanden, verzameld voor rekening van Andorra door de Gemeenschap. Daarnaast behandelde de Gemeenschap Andorra als een volwaardige soevereine staat.148 Ook de Europese Unie was tevreden over de werking van de overeenkomst tijdens de beginjaren van haar inwerkingtreding.149 Wanneer kleine problemen optraden, werden deze meestal efficiënt geregeld door het Gemengd Comité.150 Ter aanvulling van de overeenkomst van 1990 ter oprichting van een douane-unie, sloten Andorra en de Europese Gemeenschap in 1997 een protocol betreffende veterinaire aangelegenheden.151 Het protocol beoogde de handel in levende dieren en afgeleide producten tussen Andorra en de Europese Gemeenschap in overeenstemming te brengen met de communautaire wetgeving ter zake.152 Daarnaast is het protocol van belang voor de reglementering van de voedselveiligheid van producten afkomstig uit Andorra.153
2.2.3 De samenwerkingsovereenkomst van 2004 De Overeenkomst van 1990 tot oprichting van een douane-unie was op bepaalde vlakken wat beperkt en reeds in de jaren negentig van de vorige eeuw begon de Andorrese bevolking meer samenwerking te verzoeken.154 Reeds in 1997 startten onderhandelingen tussen de Europese Gemeenschap en Andorra betreffende het sluiten van een nieuwe overeenkomst, hoofdzakelijk met de bedoeling een aanvulling te bieden voor 147
Artikel 20 en 21 Overeenkomst tot oprichting douane-unie. J. DUURSMA, Fragmentation and the international relations of micro-states: self-determination and statehood, Cambridge, Cambridge University Press, 1996, p. 400. 149 J. BERTHÉLEMY (ed.), Andorre-Union Européenne: vers le marché intérieur, Andorra la Vella, Govern d‟Andorra, Ministeri d‟Afers Exteriors, 2008, p. 26. 150 M. EMERSON, Andorra and the European Union, Brussel, Centre for European policy studies, 2007, p. 49. 151 Aanvullend Protocol van 15 mei 1997 inzake veterinaire vraagstukken, bij de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Vorstendom Andorra, PB L 148 van 6.6.1997, p. 16-18. 152 F. MURRAY, “Micro-states” in S. BLOCKMANS en A. LAZOWSKI (eds.), The European Union and it‟s neighbours: a Legal appraisal of the EU‟s policies of stabilisation, partnerschip and integration, Den Haag, TMC Asser Press, p. 189-190. 153 D. DASHWOOD en M. MARESCEAU, Law and practice of EU external relations: salient features of a changing landscape, Cambridge, Cambridge University Press, 2008, p. 283. 154 J. BERTHÉLEMY (ed.), Andorre-Union Européenne: vers le marché intérieur, Andorra la Vella, Govern d‟Andorra, Ministeri d‟Afers Exteriors, 2008, p. 27. 148
25
de overeenkomst van 1990 tot oprichting van een douane-unie.155 Deze onderhandelingen konden reeds worden afgerond in januari 1998.156 Door bepaalde moeilijkheden, zoals de tabaksoorlog, werd de overeenkomst uiteindelijk nog niet meteen gefinaliseerd. De onderhandelingen werden uiteindelijk pas hervat in 2002.157 De bereidheid van de Europese Unie om in onderhandelingen te treden met Andorra, vond haar oorsprong in de bilaterale onderhandelingen met betrekking tot andere materies, voornamelijk met het oog op een overeenkomst betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden. De onderhandelingen voor deze laatstgenoemde overeenkomst kwamen er onder enorme druk van de Europese Gemeenschap op Andorra. Dit terwijl vooral Andorra vragende partij was voor het sluiten van een nieuwe overeenkomst met de Europese Gemeenschap ter aanvulling van de overeenkomst van 1990 en met betrekking tot samenwerking op diverse vlakken. Hoewel voornamelijk Andorra de drijvende kracht was voor de totstandkoming van een nieuwe overeenkomst, waren er ook een aantal regelingen die niet werden geïncorporeerd in de overeenkomst, zoals het vrij verkeer van personen, kapitaal en diensten. Daarnaast verzocht Andorra eveneens in 2002 om een monetaire overeenkomst te integreren in het nieuwe verdrag, waartegen vooral de Europese Commissie weigerachtig stond.158 Zodoende werd op 15 november 2004 een samenwerkingsovereenkomst gesloten tussen Andorra en de Europese Raad in naam van de Europese Gemeenschap159, die in werking trad op 1 juli 2005.160 De overeenkomst zorgde voor een verdieping van de bilaterale betrekkingen tussen Andorra en de Gemeenschap op diverse vlakken, zoals onderwijs, transport en energie.161
155
X, Annuaire de Droit Européen 2005, Volume III, Brussel, Bruylant, p. 527. F. MURRAY, “Micro-states” in S. BLOCKMANS en A. LAZOWSKI (eds.), The European Union and it‟s neighbours: a Legal appraisal of the EU‟s policies of stabilisation, partnerschip and integration, Den Haag, TMC Asser Press, 2006, p. 190. 157 D. DASHWOOD en M. MARESCEAU, Law and practice of EU external relations: salient features of a changing landscape, Cambridge, Cambridge University Press, 2008, p. 285. 158 F. MURRAY, “Micro-states” in S. BLOCKMANS en A. LAZOWSKI (eds.), The European Union and it‟s neighbours: a Legal appraisal of the EU‟s policies of stabilisation, partnerschip and integration, Den Haag, TMC Asser Press, 2006, p. 190. 159 Samenwerkingsovereenkomst van 15 november 2004 tussen de Europese Gemeenschap en het Prinsdom Andorra, PB L 135 van 28.5.2005, p. 14-18; X, Els acords polítics amb Europa, 2001-2005: acord de cooperació entre Andorra i la Comunitat Europea signat a Brusselles el 15 novembre del 2004. Decisió sobre el passatge dels andorrans a les fronteres exteriors de la UE. Declaració 11 annexa al Tractat constitucional de la Unió Europea, Andorra la Vella, Govern d‟Andorra, Ministeri d‟Afers Exteriors, 2005, 82 p. 160 Artikel 14 Samenwerkingsovereenkomst; zie ook Bekendmaking van de Raad van 1 juni 2005 met betrekking tot informatie aangaande de inwerkingtreding van de samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Prinsdom Andorra, PB L 138 van 1.6.2005, p. 17. 161 F. MURRAY, “Micro-states” in S. BLOCKMANS EN A. LAZOWSKI (eds.), The European Union and it‟s neighbours: a Legal appraisal of the EU‟s policies of stabilisation, partnerschip and integration, Den Haag, TMC Asser Press, 2006, p. 191. 156
26
Ten eerste werd overeengekomen nauwer te gaan samenwerken op het vlak van het milieu. Dit betrof ondermeer natuurbescherming en economische ontwikkeling in de Pyreneeën. Zo werd vooropgesteld om in verband met de problemen van overbrenging en verwijdering van afval via samenwerking tot een oplossing te komen. Overigens verbond Andorra zich ertoe milieunormen vast te stellen die equivalent zijn met die van de Gemeenschap, voor zover deze relevant zijn voor het milieu van Andorra.162 Ten tweede voorzag de overeenkomst samenwerking op het vlak van communicatie, informatie en cultuur. Deze bepaling beoogt in eerste instantie via coöperatie het cultureel, architecturaal en ander erfgoed zoals de taal, kunsten en gemeenzame geschiedenis van zowel het prinsdom Andorra als het ganse Pyreneeën gebied te beschermen.163 De overeenkomst beoogde voorts het promoten van regionale samenwerking, in overeenstemming met het communautair beleid betreffende grensoverschrijdende, transnationale en interregionale samenwerking. In dit opzicht is er sprake van een beleid gelijkaardig aan het beleid gevoerd in de Alpen, een nadere samenwerking op het vlak van bergbeleid en de uitwisseling van informatie via bezoeken en deskundigen.164 Op het vlak van onderwijs, beroepsopleiding en jeugd ziet men eerder een integratie van Andorra in de Europese onderwijsruimte en in de communautaire programma‟s in deze materies.165 Ten slotte stelt de overeenkomst nog een samenwerking voorop op het vlak van het sociaal recht en het transEuropese vervoer.166 Deze materies kunnen worden aangevuld met andere domeinen die samenwerking behoeven na gemeenschappelijk overleg van beide partijen.167 De samenwerkingsovereenkomst van 2004 is in principe een kaderakkoord, dat voorzieningen bevat die in relatief vage bewoordingen verdere uitwerking vereisen. Eén bepaling echter behoeft geen verdere uitwerking, de discriminatieclausule van artikel 5. Deze bepaling stelt dat werknemers die de nationaliteit van de andere partij hebben en wettig op hun respectieve grondgebied verblijven, niet mogen worden gediscrimineerd op het gebied van arbeidsvoorwaarden, bezoldigingen en ontslagregeling.168 Ter uitvoering van de samenwerking in de verschillende domeinen, maar vooral op het vlak van regionale beleidssamenwerking heeft Andorra zich eveneens geëngageerd in een project, het 162
Artikel 2 Samenwerkingsovereenkomst. Artikel 3 Samenwerkingsovereenkomst. 164 Artikel 7 Samenwerkingsovereenkomst. 165 Artikel 4 Samenwerkingsovereenkomst. 166 Artikelen 5 en 6 Samenwerkingsovereenkomst. 167 Artikel 8 Samenwerkingsovereenkomst. 168 Artikel 5 Samenwerkingsovereenkomst. 163
27
„Communauté deTravail des Pyrénées‟. Dit is een interregionaal organisme dat grensoverschrijdende samenwerking beoogt op diverse vlakken die hoofdzakelijk met de verschillende hoofdstukken van de samenwerkingsovereenkomst overlappen, zoals de promotie van toerisme, de bescherming van cultureel erfgoed en leefmilieu en het naar oplossingen zoeken voor problemen betreffende energie, visserij en transport in het Pyreneeën gebied.169 Net zoals bij de overeenkomst van 1990 tot oprichting van een douane-unie, werd ter beheer en toezicht op correcte uitvoering van de samenwerkingsovereenkomst van 2004 een Samenwerkingscomité opgericht, bestaande uit vertegenwoordigers van zowel Andorra als van de Europese Gemeenschap.170 De rechtsgrond van de overeenkomst voor de Europese Gemeenschap bestaat uit een veelheid van artikelen.171 Een beslissing van de Europese Raad van 10 mei 2005 stelt dat zij namelijk tien verschillende artikelen van het EG-Verdrag als rechtsgrond kent.172 Bijzonder is wel dat de overeenkomst enkel ondertekend werd door het prinsdom en de Europese Raad in naam van de Europese Gemeenschap, en niet door de verschillende lidstaten afzonderlijk. Dit is opmerkelijk in het licht van de sociale voorzieningen in de overeenkomst die voorheen wel altijd de individuele ondertekening vergde van alle lidstaten.173 Enige controverse bestond toen het Europees Parlement eenzijdig de procedurele rechtsgrond voor de totstandkoming van de overeenkomst veranderde naar artikel 310 van het EG-Verdrag, hetwelk de associatie met de Gemeenschap behandelt. De Commissie daarentegen vond artikel 300, §2, alinea 1, 2° van het EG-verdrag beter geschikt als procedurele rechtsgrond, hetgeen unanimiteit onder de leden van de Europese Raad voorschreef, en dit in combinatie met artikel 300, §3 alinea 1, hetgeen het Europese Parlement een slechts adviserende rol toeschreef. Deze laatste interpretatie werd uiteindelijk gevolgd.174 De samenwerkingsovereenkomst van 2004 werd gesloten voor onbepaalde duur, maar ook hier kan één van de partijen de overeenkomst eenzijdig beëindigen mits inachtneming van een opzegtermijn van zes maanden.175
169
In het Spaans: Comunidad de Trabajo de los Pirineos, zie online op: http://www.ctp.org/ (consultatie op 1 mei 2009). 170 Artikel 9, 1° en 4° Samenwerkingsovereenkomst. 171 Artikelen 71, 137, 149, 150, 151, 152, 156, 159, 161 en 175 EG-Verdrag. 172 Besluit van de Raad van 10 mei 2005 betreffende de ondertekening, namens de Europese Gemeenschap, van een samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Prinsdom Andorra, PB L 135 van 28.05.2005, p. 12-13. 173 D. DASHWOOD en M. MARESCEAU, Law and practice of EU external relations: salient features of a changing landscape, Cambridge, Cambridge University Press, 2008, p. 286. 174 X, Annuaire de Droit Européen 2005, Volume III, Brussel, Bruylant, 2005, p. 525. 175 Artikel 11 en 12 Samenwerkingsovereenkomst.
28
Over het algemeen kan opgemerkt worden dat deze overeenkomst nogal vaag is, maar dat is voor een deel eigen aan een kaderovereenkomst.176 Daarom is het belangrijk te kijken naar de concrete uitvoering van de diverse bepalingen door beide partijen, namelijk in welke mate men in de verschillende domeinen van de overeenkomst tot effectieve samenwerking is overgegaan. In dat opzicht zijn de resultaten van de samenwerkingsovereenkomst behoorlijk teleurstellend voor Andorra, voornamelijk vanwege het stilzitten van de Europese Gemeenschap.177 Zonder te diep te willen uitweiden over de mogelijke motivering van de prioriteiten van de Gemeenschap, dient men toch even stil te staan bij een aantal gegevens. Ten eerste gaf de Gemeenschap in deze periode ongetwijfeld meer voorrang aan een aantal grootse projecten, zoals de toetreding van tien Centraal- en Oost-Europese landen tot de Europese Unie, of het schrijven en promoten van een Europese Grondwet. Ten tweede had de Europese Gemeenschap de Samenwerkingsovereenkomst gesloten met Andorra, voornamelijk om haar eigen objectieven, het verkrijgen van een overeenkomst betreffende de belastingheffing op inkomsten uit spaargelden, te kunnen opleggen aan Andorra. Deze laatste overeenkomst werd ondertekend op dezelfde datum als de samenwerkingsovereenkomst. Dit biedt mede een verklaring voor de passiviteit van de Gemeenschap.
2.2.4 Andere betrekkingen Op het vlak van vrij verkeer van personen maakt Andorra de facto deel uit van het Schengengebied. Andorra distribueert ook geen visa. De verklaring hiervoor is voornamelijk te vinden in het feit dat Andorra volledig geënclaveerd is door de Europese Gemeenschap, geen uitweg langs de zee kent en er zich geen luchthaven op haar grondgebied bevindt.178 Andorra had tot voor kort nog een probleem met betrekking tot het vrij verkeer van personen. De Andorrese onderdanen moesten om het Prinsdom te kunnen verlaten enorm lang aanschuiven aan de grens omdat zij niet de geprivilegieerde corridor voor onderdanen van de Europese Unie, de Europese Economische Ruimte en Zwitserland mochten gebruiken, maar dienden de grenscontroles voor nietEU-staten te passeren, vaak met enorme wachtrijen. Daarom poogde Andorra het vrij verkeer van personen te integreren in de samenwerkingsovereenkomst van 2004, zonder succes evenwel. De Europese Raad kwam uiteindelijk in 2004 toch tegemoet aan dit probleem en stelde dat onderdanen
176
D. DÓZSA, “EU Relations with European Micro-States. Happily ever After?”, European Law Journal 2008, Vol. 14, No. 1 January 2008, p. 177 M. EMERSON, Andorra and the European Union, Brussel, Centre for European policy studies, 2007, p. 55. 178 M. EMERSON, Andorra and the European Union, Brussel, Centre for European policy studies, 2007, p. 58.
29
van Andorra de grenscontroles van de Schengenlidstaten mochten gebruiken.179 Maar als voorwaarde stelde men wel dat Andorra voorafgaand een overeenkomst moest sluiten met de Europese Gemeenschap over het vrij verkeer van personen, hetgeen tot op vandaag nog niet is gebeurd. Dit dient men te bekijken in het licht van een project van een gezamenlijke luchthaven in de Spaanse stad Seù d‟Urgell, dicht bij de Andorrese grens, waardoor een speciale overeenkomst over een grenscontrole met toepassing van het Schengenacquis nodig zou zijn. Dit project bevindt zich echter nog in een beginfase.180
2.3
De erkenning van de internationale persoonlijkheid van Andorra
Tot en met de jaren negentig van de twintigste eeuw was het internationaal statuut van Andorra hoogst onzeker. Er waren verscheidene theorieën in omloop betreffende het juridische statuut van de „Valleien van Andorra‟. Andorra werd omschreven als een protectoraat181, een condominium182, een co-imperium of nog als een gebied met een statuut sui generis.183 In de tweede helft van de twintigste eeuw bestond een grote controverse rond het juridische statuut van Andorra. Enerzijds was er de positie van de Franse regering, die stelde dat Andorra slechts louter een gebied was, en er geen sprake kon zijn van een soevereine staat. Daarnaast was Frankrijk er ook van overtuigd dat enkel de Franse coprins bevoegd was voor het buitenlandse beleid van Andorra. Deze positie werd evenwel niet gevolgd door een aantal rechtsgeleerden, noch door de bisschop d‟Urgell, de andere coprins. Geleidelijk aan pleitten deze meer openlijk voor erkenning van de soevereiniteit van Andorra.184 De institutionele en juridische verwarring over de positie van de coprinsen en het statuut van Andorra werd nogmaals duidelijk bewezen door een zaak behandeld door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Deze zaak betrof een veroordeling in 1986 door een Andorrese rechtbank van een Spanjaard en een Tsjech voor een gewapende overval in Andorra.185 Het geding sleepte
179
Note of the Council presidency to the working party on Frontiers on the subject of Andorra and San Marino, 13020/1/04, Rev. 1, 6 oktober 2004. 180 M. EMERSON, Andorra and the European Union¸Brussel, Centre for European policy studies, 2007, p. 59. 181 J. BERTHÉLEMY (ed.), Andorre-Union Européenne: vers le marché intérieur, Andorra la Vella, Govern d‟Andorra, Ministeri d‟Afers Exteriors, 2008, p. 22. 182 J.H. SAMUELS, “Condominium arrangements in international practice: reviving an abandoned concept of boundary dispute resolution”, 29 Mich.J. Int‟l L. 2008, nr. 727-774. 183 P. RATON, Le statut international de l‟Andorre, Andorra, Solber, 1990, p. 36-39. 184 D. DASHWOOD en M. MARESCEAU, Law and practice of EU external relations: salient features of a changing landscape, Cambridge, Cambridge University Press, 2008, p. 279. 185 E.H.R.M. 26 juni 1992, nr. 12747/87, Drozd en Janousek t. Frankrijk en Spanje, ECHR 1992, Ser. A, 240.
30
jarenlang aan voor het Hof en werd pas in 1992 afgerond met de anticlimax dat het Hof zichzelf onbevoegd achtte om tot een uitspraak te komen.186 Door de toetreding van Spanje tot de Europese Gemeenschap in 1986 kreeg Andorra een unieke kans om zich internationaal te profileren als een soevereine staat. Ter gelegenheid van de toetreding van Spanje vaardigde men een Gemeenschappelijke Verklaring uit die de positie van Andorra ten aanzien van haar enclavering binnen de Europese Gemeenschap besprak.187 Deze verklaring gaf Andorra het vooruitzicht een bilaterale overeenkomst te sluiten met de Europese Gemeenschap.188 Dit was ongetwijfeld een unieke kans voor het prinsdom om haar onafhankelijke statuut internationaal te verstevigen. Een bilaterale overeenkomst met de Europese Gemeenschap zou een impliciete erkenning betekenen van haar internationale statuut wereldwijd.189 De overeenkomst van 1990 tot oprichting van een douane-unie had zowel intern als extern enorme gevolgen voor Andorra. Door deze overeenkomst kon Andorra als een volwaardige derdestaat beschouwd worden door de Europese Gemeenschap en andere staten. Na het sluiten van de overeenkomst leek Frankrijk te berusten in de idee dat zij Andorra internationaal niet hoefde te vertegenwoordigen.190 Een persmededeling van de Europese Commissie van 14 december 1988 stelde het nogmaals duidelijk: „Andorra is an independent State placed under joint sovereignity of the President of the French Republic and the Bishop of Urgell‟.191 In 1990 verstuurde het Consell General van Andorra aan de coprinsen het verzoek om onderhandelingen op gang te brengen over een grondwet voor Andorra.192 Deze onderhandelingen namen hun aanvang in 1991 en werden gevoerd tussen vertegenwoordigers van de Andorrese bevolking en vertegenwoordigers van beide coprinsen. Ondanks enig verzet van het Franse ministerie van buitenlandse zaken, kregen deze onderhandelingen toch de steun van de toenmalige Franse
186
M. EMERSON, Andorra and the European Union, Brussel, Centre for European policy studies, 2007, p. 39. Documenten betreffende de Toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek tot de Europese Gemeenschappen, slotakte, Gemeenschappelijke Verklaring betreffende de toekomstige regeling voor het handelsverkeer met Andorra van 12 juni 1985, PB L 302 van 15.11.1985, p. 488. 188 Enig artikel Gemeenschappelijke Verklaring. 189 D. DASHWOOD en M. MARESCEAU, Law and practice of EU external relations: salient features of a changing landscape, Cambridge, Cambridge University Press, 2008, p. 275. 190 D. DASHWOOD en M. MARESCEAU, Law and practice of EU external relations: salient features of a changing landscape, Cambridge, Cambridge University Press, 2008, p. 275. 191 EP Doc. A3 – 0256/90, European Parliament, Session Documents (18 oktober 1990) p. 5, par. 2. 192 M. EMERSON, Andorra and the European Union, Brussel, Centre for European policy studies, 2007, p. 41. 187
31
president François Mitterand.193 Uiteindelijk werd op 14 maart 1993 de Andorrese grondwet goedgekeurd bij wege van referendum.194 Het ondertekenen van de overeenkomst tot oprichting van een douane-unie met de Europese Gemeenschap samen met de moderne grondwet van 1993 zorgden voor een snel groeiende internationale activiteit van Andorra.195 Zo verzocht zij succesvol lidmaatschap van onder andere de Verenigde Naties en de Raad van Europa, opende zij verschillende ambassades en stuurde zij vertegenwoordigingen naar het buitenland, waaronder een missie geaccrediteerd bij de Europese Unie te Brussel.196 Een belangrijk element voor de ontwikkeling van het Andorrese onafhankelijke statuut was een trilateraal akkoord tussen Andorra, Frankrijk en Spanje van 1 juni 1993 betreffende goed nabuurschap, vriendschap en samenwerking.197 Deze overeenkomst betekende een bevestiging van de internationale persoonlijkheid van het prinsdom. Het eerste artikel stelt onomwonden dat Andorra een soevereine staat is. Bovendien incorporeert de overeenkomst een aantal geografische en historische bijzonderheden van het prinsdom en haar relatie met haar buurlanden.198 Algemeen aanvaard men dat om van een staat te kunnen spreken bepaalde constitutieve elementen aanwezig dienen te zijn. Deze zijn een bevolking, een duidelijke omschreven grondgebied en een openbare macht ten aanzien van die bevolking en dat gebied.199 Andorra heeft ongeveer 70.000 onderdanen, waarvan ongeveer één derde de Andorrese nationaliteit bezit. Belangrijk in dit verband is dat de Andorrese bevolking een eigen culturele identiteit heeft, die afwijkt van de Franse en van de Spaanse.200 Het volk hecht ook emotionele waarde aan haar Andorrese eigenheid, waaronder haar taal, instellingen, vlag en nationale hymne. 201 Dit wordt mede
193
M. MATEU en F. LUCHAIRE, La Principauté d‟Andorre: hier et aujourd‟hui, Parijs, Economica, 1999, p. 27. 194 P. FIGAREDA I CAIROL, Instituciones del Principado de Andorra en el nuevo marco constitucional, Madrid, Civitas, 1996, p. 75. 195 J. JANÉ I GUASH, “Comentarios a la Constitución Andorrana de 1993”, Autonomies nr. 18 1994, Barcelona, p. 499-508, online beschikbaar op: http://www10.gencat.net/eapc_revistadret/revistes/revista.2007-0320.1362764788/Comentaris_a_la_Constitucio_andorrana_de_1993/es?set_language=es&cl=es (consultatie op 1 mei 2009). 196 U.S. Department of State, Bureau of European and Eurasian Affairs, Background Note: Andorra, online beschikbaar op: http://www.state.gov/r/pa/ei/bgn/3164.htm (consultatie op 1 mei 2009). 197 Journal Officiel de la République Française, 1995, nr. 35. 198 D. DASHWOOD en M. MARESCEAU, Law and practice of EU external relations: salient features of a changing landscape, Cambridge, Cambridge University Press, 2008, p. 286-287. 199 I. BROWNLIE, Principles of public international law, Oxford, Oxford University Press, 2008, p. 165 et seq. 200 D.C. D‟ARGEMIR en J.J. PUJADAS, “Living in/on the frontier: Migration, identities and citizenship in Andorra”, European Law Journal 1999, Social Antropology, Vol. 7, Issue 3, oktober 1999, p. 255. 201 P. RATON, Le statut international de l‟Andorre, Andorra, Solber, 1990p. 47.
32
gesymboliseerd door de feestelijkheden op haar nationale feestdag aan de Notre Dame de Meritxell, op 8 september.202 Het grondgebied van Andorra kan duidelijk worden onderscheiden van het Spaanse en het Franse grondgebied. De microstaat heeft een oppervlakte van 468 km² en is hiermee de grootste van de Europese microstaten.203 Ze heeft haar eigen grenzen en afzonderlijke douane- en politiebeambten.204 De grens tussen Spanje en Andorra werd reeds in 1863 duidelijk afgemeten door de overeenkomst tussen de Spaanse overheid en de Conseil Général des Vallées.205 De grens met Frankrijk daarentegen kent geen formele rechtsbron, maar bestaat als impliciet gevolg van het Verdrag van Corbeil van 1258 en de grenzen van de lokale Andorrese gemeenschappen zoals Ordino, Canillo en Encamp.206 De Andorrese openbare macht heeft een gelijkaardige staatsrechtelijke samenstelling als andere moderne staten. Andorra wordt evenwel gekenmerkt door een aantal bijzonderheden, maar dit zijn eerder modaliteiten die geen afbreuk kunnen doen aan het effectieve gezag van de openbare macht. In die zin oefenen de twee coprinsen van Andorra de functie van staatshoofd uit. Deze hebben evenwel een beperkte reële macht uitgehold door de lokale Andorrese instellingen. De coprinsen zijn geen Andorrese onderdanen, maar zijn enerzijds het Franse staatshoofd en anderzijds een Spaanse bisschop. Dat een onderdaan van een andere staat de functie van staatshoofd uitoefent in Andorra, hoeft evenwel geen beletsel te zijn voor de volwaardige onafhankelijkheid van het Prinsdom.
2.4
De tabakskwestie
De tabakskwestie in Andorra is een bijzondere episode in de betrekkingen tussen de Europese Unie en het prinsdom dat voor heel wat spanningen zorgde. Tot op vandaag bezit Andorra een tabaksplantage en een substantiële tabaksindustrie in de zeer kleine Andorrese economie. Deze aanwezigheid van tabak in Andorra ging gepaard met een aanzienlijke smokkel naar Frankrijk en vooral Spanje. Sinds de zeventiende eeuw was het de levenswijze van heel wat arme Andorrese inwoners om met rugzakken
202
U.S. Department of State, Bureau of European and Eurasian Affairs, Background Note: Andorra, online beschikbaar op: http://www.state.gov/r/pa/ei/bgn/3164.htm (consultatie op 1 mei 2009). 203 T. ECCARDT, Secrets of the seven smallest states of Europe: Andorra, Liechtenstein, Luxembourg, Malta, Monaco, San Marino and Vatican City, New York, Hippocrene books, 2005, p. 10 et seq. 204 Cos de Policia d‟Andorra, Govern d‟Andorra, online beschikbaar op: http://www.policia.ad/ (consultatie op 1 mei 2009). 205 P. RATON, Le statut international de l‟Andorre, Andorra, Solber, 1990, p. 22. 206 P. RATON, Le statut international de l‟Andorre, Andorra, Solber, 1990, p. 46.
33
vol tabaksproducten de bergen over te steken, maar vooral de laatste decennia bestond ook een georganiseerde smokkel op grote schaal.207 De tabaksplant werd in Andorra geïntroduceerd in de zeventiende eeuw als handelsproduct, deels omwille van de smokkelmogelijkheden naar Spanje.208 De tabakssmokkel betekende voor de Casalers de kans om uit hun arm bestaan te ontsnappen.209 De tabakssmokkel werd van in de beginperiode streng veroordeeld door de buurlanden en de coprinsen in het bijzonder, vooral de bisschop d‟Urgell. Zo vaardigde de bisschop in 1735 een verbod uit op het cultiveren van tabak in Andorra en verordende hij tegelijk het verbranden van alle bestaande tabaksplantages. Op 14 oktober van hetzelfde jaar werden tevens twee Andorrese smokkelaars veroordeeld tot twee jaar gevangenis. Dit veroorzaakte echter een kleine revolte vanwege de bevolking tegen de bisschop d‟Urgell.210 Desondanks deze drastische maatregelen om de smokkel een halt toe te roepen verdween deze echter niet volledig uit het dagelijkse leven van Andorra. De bisschop Épiscopal, Monseigneur Josep de Boltas, was een fel bestrijder van de smokkel tussen 1785 en 1795. Op 14 november 1790 verzocht hij de Spaanse koning Charles III om een interventie van diens legertroepen om de smokkel aan te pakken. Voorts zette de bisschop ook nog een aantal smokkelaars het land uit. Het smokkelfenomeen bleef in Andorra bestaan gedurende de negentiende en de twintigste eeuw. Traditioneel konden Andorrese producten in Spanje vrij van taksen worden ingevoerd, maar door het aanslepende smokkelconflict verordende de Spaanse minister van financiën op 17 mei 1864 dat deze louter feitelijke gebruiken ten einde liepen. Met behulp van de bisschop/coprins, werd deze douaneunie tussen Andorra en Spanje op 13 juli 1867 terug ingesteld, waarbij de Andorrese regering beloofde maatregelen tegen de smokkel te nemen.211 Voorts werd in 1890 een smokkelaar zwaar bestraft in Andorra. De misdadiger kreeg een boete opgelegd van 800 Spaanse peseta‟s, wat veel hoger is dan wat men toen ooit met smokkelen kon verdienen.212 Dit vonnis samen met andere feiten veroorzaakte opnieuw oproer onder de Andorrese bevolking, voor wie de tabakssmokkel reeds ingeworteld zat in de Andorrese maatschappij.
207
M. EMERSON, Andorra and the European Union, Brussel, Centre for European policy studies, 2007, p. 49. M. EMERSON, Andorra and the European Union, Brussel, Centre for European policy studies, 2007, p. 31. 209 De Casalers of huisgezinnen waren de lagere klasse, in tegenstelling tot de Focs of haarden van de grote families. 210 M. MATEU en F. LUCHAIRE, La Principauté d‟Andorre: hier et aujourd‟hui, Parijs, Economica, 1999, p. 30-31. 211 V. STAPPER, Europäische Mikrostaaten und autonome Territorien im Rahmen der EG, Baden-Baden, Nomos, 1999, p. 64. 212 J.A. BRUTAILS, La coutume d‟Andorre, Parijs, Andorra nouvelle, 1904, p. 9. 208
34
In de jaren negentig van de twintigste eeuw kwam de tabakskwestie tot een hoogtepunt en zorgde voor een hoop spanningen met de buurlanden en de Europese Unie in haar geheel. Andorra werd vooral verweten weinig initiatief te nemen in de interne beteugeling van de smokkel. Haar wetgeving zou ontoereikend zijn, noch zouden de bevoegde Andorrese instanties adequaat optreden om de smokkel tegen te gaan. Zoals uit het voorgaande blijkt neemt de tabakproductie, -handel en –smokkel een belangrijke positie in in de Andorrese maatschappij. Toen de Europese Unie voorstelde in 1990 om tabak op te nemen in de overeenkomst tot oprichting van een douane-unie, werd dit door Andorra geweigerd.213 Vooral in de tweede helft van de jaren negentig kwam het smokkelprobleem in Andorra terug op de voorgrond. De Europese Unie maakte zich vooral zorgen over de grote verliezen die zij leed door de tabakssmokkel. Deze verliezen werden in 1997 geschat op 400 miljoen ECU.214 Dit was volgens de Europese Commissie voornamelijk te wijten aan het ontbreken van een aangepast juridische kader ter preventie en bestrijding van de smokkel in Andorra.215 Er ontstond zodoende enorme druk op het kleine prinsdom vanwege de Europese Unie, maar voornamelijk van Spanje die zelfs op een bepaald ogenblik een economische blokkade opwierp tegen Andorra. Zoals hierboven besproken verzochten de Andorrese bevolking en autoriteiten de Europese Unie eind jaren negentig een nieuwe overeenkomst te sluiten met Andorra. De onderhandelingen voor deze toekomstige samenwerkingsovereenkomst waren in een eerste fase reeds afgehandeld in januari 1998, maar uiteindelijk werd het akkoord pas in november 2004 gesloten door het aanslepende conflict. Onder hevige druk besloot Andorra in 1999 interne maatregelen te nemen om de smokkel aan te pakken. Zo werden enerzijds een wet aangenomen die de controle aan de grenzen aanscherpte en anderzijds een wet die specifiek ertoe strekte de smokkel strafbaar te stellen.216 Door deze bijzondere toegevingen vanwege Andorra was de Europese Unie opnieuw bereid de onderhandelingen voor de samenwerkingsovereenkomst te hervatten in 2002.
213
M. EMERSON, Andorra and the European Union, Brussel, Centre for European policy studies, 2007, p. 49. Europese Commissie, Bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap, Fraudebestrijding, Jaarverslag 1997, COM(98)0276. 215 D. DASHWOOD en M. MARESCEAU, Law and practice of EU external relations: salient features of a changing landscape, Cambridge, Cambridge University Press, 2008, p. 284. 216 M. EMERSON, Andorra and the European Union, Brussel, Centre for European policy studies, 2007, p. 49. 214
35
Het dispuut is op heden verleden tijd en de tabaksindustrie heeft aan belang ingeboet in Andorra. De oude tabaksfabriek is bijvoorbeeld een museum geworden als onderdeel van de moderne infrastructuur van het toerisme in Andorra.217
217
Museo del Tabaco, zie ook Fundació Julià Reig, Proyectos, online beschikbaar op: http://www.fundaciojuliareig.ad/es/proyectos/museo-del-tabaco.
36
3
Liechtenstein
Inleiding Van de vijf Europese microstaten die in dit werk besproken worden, is Liechtenstein de op één na grootste met een oppervlakte van 160 km².218 Het kleine staatje ligt gewrongen tussen Zwitserland en Oostenrijk in de Alpen en bevindt zich aan de oostelijke oever van de Rijn.219 Liechtenstein heeft ongeveer 36.000 inwoners met een hogere bevolkingsdichtheid in het westen van het land langs de Rijn.220 Er wonen 221 personen per vierkante kilometer221, hetgeen beduidend hoger is dan haar buurlanden Oostenrijk en Zwitserland.222 Ongeveer een derde van de inwoners heeft een vreemde nationaliteit. Deze groep personen is gemiddeld jonger dan de Liechtensteinse onderdanen en heeft voornamelijk de Duitse, Italiaanse, Oostenrijkse of Zwitserse nationaliteit.223
3.1
Achtergrond
3.1.1 Historisch perspectief Reeds ten tijde van de Romeinse overheersing van West-Europa was het gebied van het huidige Liechtenstein een belangrijk kruispunt in Europa. Zo werd in de vijfde eeuw na Christus in Schaan, een stad centraal in het huidige Liechtenstein, een Romeins fort gebouwd ter bescherming van het Romeinse Rijk tegen Germaanse invallen.224 Het ganse gebied was een onderdeel van de Romeinse provincie Raetia, aan de grenzen van het Rijk. Later werd deze provincie een graafschap onder het bewind van Karel de Grote. Gedurende de middeleeuwen was dit gebied onderverdeeld in het zuiden, het Herrschaft Schellenberg, het 218
Amt für Volkswirtschaft, Liechtenstein in Zahlen 2009, Fürstentum Liechtenstein, p. 5, online beschikbaar op: http://www.llv.li/pdf-llv-avw-statistik-fl_in_zahlen_2009 (consultatie op 1 mei 2009). 219 Amt für Volkswirtschaft, Liechtenstein in Zahlen 2009, Fürstentum Liechtenstein, p. 4, online beschikbaar op: http://www.llv.li/pdf-llv-avw-statistik-fl_in_zahlen_2009 (consultatie op 1 mei 2009) 220 Fürstentum Liechtenstein, Landesverwaltung, Bevölkerung, online beschikbaar op: http://www.llv.li/amtstellen/llv_avw_statistik/llv_avw_statistik_amtsgeschaefte/llv-avw-statistikbevoelkerung.htm (consultatie op 1 mei 2009). 221 Amt für Volkswirtschaft, Liechtenstein in Zahlen 2009, Fürstentum Liechtenstein, p. 10-15, online beschikbaar op: http://www.llv.li/pdf-llv-avw-statistik-fl_in_zahlen_2009 (consultatie op 1 mei 2009). 222 U.S. Department of State, Bureau for Public Affairs, Background Note: Switzerland, online beschikbaar op: http://www.state.gov/r/pa/ei/bgn/3431.htmn (consultatie op 1 mei 2009); U.S. Department of State, Bureau for Public Affairs, Background Note: Austria, online beschikbaar op: http://www.state.gov/r/pa/ei/bgn/3165.htm (consultatie op 1 mei 2009). 223 Fürstentum Liechtenstein, Landesverwaltung, Bevölkerung, online beschikbaar op: http://www.llv.li/amtstellen/llv_avw_statistik/llv_avw_statistik_amtsgeschaefte/llv-avw-statistikbevoelkerung.htm (consultatie op 1 mei 2009). 224 D. BEATTIE, Liechtenstein: a modern history, Londen, Tauris, 2004, p. 1-3.
37
tegenwoordige Unterland, en in het noorden, het Grafschaft Vaduz, het huidige Oberland. In het licht van het feodale middeleeuwse Europa waren deze gebieden uiteraard nooit onafhankelijke en soevereine staten, maar bezaten tot op zekere hoogte soevereine rechten.225 In de vijftiende eeuw ontstonden de huidige grenzen van Liechtenstein. Het graafschap vond geen rechtmatige troonopvolger en zo kwam het gebied in 1416 onder het gezag van de Freiherr von Brandis. Deze verwierf in 1434 het Unterland waardoor beide huidige landsdelen definitief herenigd werden. Sedert 1434 stond dit gebied tevens onder de indirecte autoriteit van de keizer van het Oostenrijkse keizerrijk. De Freiherr von Brandis verkocht in 1510 zijn soevereine rechten over zijn territoria aan het Grafschaft Sulz am Neckar die regeerde over het huidige Liechtenstein tot 1613. Deze periode stond gekend als vredevol voor de bevolking, vooral na de vijftiende eeuw die gedomineerd werd door oorlogen en plunderingen.226 De graaf van Sulz verkocht op zijn beurt zijn soevereine rechten over de heerschappen Vaduz en Schellenberg in 1613 aan het Grafschaft Hohenems. De graaf van Hohenems poogde een bufferstaat op te richten tussen Zwitserland en het Oostenrijkse Rijk. De zeventiende eeuw was een zeer moeilijke periode voor de heerschappen Vaduz en Schellenberg. Haar bevolking werd zwaar getroffen door de pest en de heksenvervolgingen kenden hun hoogtepunt. Bovendien leden beide heerschappen onder de Dertigjarige Oorlog. Bijna elke Europese machtshebber was betrokken in dit conflict, maar de kleine heerschappen waren bovendien vaak het strijdtoneel. Dit ondanks dat geen van beide heerschappen ooit rechtstreeks betrokken was in dit conflict. De regerende graaf van Hohenems werd op het eind van de zeventiende eeuw beschuldigd van slecht bestuur en werd hij uit zijn functies ontzet.227 De keizer besloot de twee kleine territoria te verkopen en hij besloot daartoe een keizerlijk commissaris aan te duiden en met deze taak te belasten. Deze vond een bereidwillige koper, de familie von Liechtenstein, die reeds in de voorbije eeuwen aan een opmars begonnen was binnen de hiërarchie van het Oostenrijkse Rijk.228 De familie von Liechtenstein was in de zeventiende eeuw reeds een gekende adellijke familie in Europa. Haar oorsprong zou te vinden zijn in de buurt van Wenen en reeds in de twaalfde eeuw was een vroege telg229 grootgrondbezitter in het Herrschaft Nikolsburg, in de huidige Tsjechische Republiek. De familie kende haar grootste successen in het begin van de zeventiende eeuw door de 225
D.W. GREIG, International law, Londen, Butterworth, 1976, p. 95. A. INSAM en J. KAETZLER, Suspicion of money laundering: in the crossfire of international due diligence obligations. Liechtenstein – Austria – Germany – Switzerland, Antwerpen, Intersentia, 2006, p. 77-78. 227 J. DUURSMA, Fragmentation and the international relations of micro-states: self-determination and statehood, Cambridge, Cambridge University Press, 1996, p. 142. 228 Das Fürstenhaus von Liechtenstein, Geschichte des Hauses Liechtenstein: Ein Überblick, online beschikbaar op: http://www.fuerstenhaus.li/de/fuerstenhaus/geschichte/ (consultatie op 1 mei 2009). 229 Heinrich I von Liechtenstein. 226
38
drie broers Karl, Maximilian en Gundakar die de macht van de familie aanzienlijk uitbreidden. De familie bezat reeds sinds 1608 de titel van prins, maar zij wenste daarnaast een zetel en stemrecht in het Reichsfürstentag van het Oostenrijkse Rijk te verkrijgen. Maar daartoe diende ze de soevereine rechten over een prinsdom te verwerven. Daarom kocht prins Johann Adam Andreas von Liechtenstein in 1699 het Herrschaft Schellenberg en in 1712 het Grafschaft Vaduz. Het gekochte gebied kreeg de nieuwe status van prinsdom en nam de naam aan van haar nieuwe eigenaar, zodoende werd het Fürstentum Liechtenstein.230 De prins was de absolute heerser over het prinsdom, maar regeerde over zijn prinsdom via een landvoogd, terwijl hij zelf in Wenen woonde. In 1799 was het prinsdom Liechtenstein voor een korte periode bezet door de troepen van Napoleon I, gevolgd door het leger van het Oostenrijkse Rijk. Op 12 juli 1806 herwon het vorstendom reeds haar soevereiniteit en werd het opgenomen in de Rheinbund, een militaire bond tussen Duitse staten tegen de Napoleontische troepen. Het Congres van Wenen van 1815 bevestigde deze situatie en erkende Liechtenstein als onafhankelijke staat. De Bond van Duitse Staten, bestaande uit 39 soevereine Duitse staten, bleef bestaan tot 1866, toen een oorlog uitbrak tussen Oostenrijk en Pruisen. Dit had tot gevolg dat Liechtenstein bevrijd werd van haar allianties en haar soevereiniteit ten volle kon uitoefenen.231 Voor de Eerste Wereldoorlog was Liechtenstein eerder georiënteerd naar het oosten. Men dient zich evenwel te herinneren dat historisch nauwe betrekkingen bestonden tussen de familie von Liechtenstein en het Oostenrijkse Rijk. Zo sloot het prinsdom Liechtenstein een douane-unie met het Oostenrijkse Keizerrijk in 1852. Gedurende de Eerste Wereldoorlog bleef Liechtenstein formeel neutraal, maar werd niettemin zwaar getroffen. Haar economie leed zwaar onder de omstandigheden in Europa. Na de oorlog waren er verschillende herstellingsplannen, zoals het installeren van een casino in Liechtenstein.232 Daarentegen leende de prins de middelen aan de Liechtensteinse bevolking om de ergste ontberingen te verhelpen, waarna hij vijf jaar later terugbetaling eiste.233 Na de Eerste Wereldoorlog herevalueerde Liechtenstein haar betrekkingen met haar buur in het Oosten. De dubbelmonarchie Oostenrijk-Hongarije was als een verliezer uit de Eerste Wereldoorlog gekomen en viel uiteen in verschillende onafhankelijke staten. Liechtenstein besloot zich te
230
Das Fürstenhaus von Liechtenstein, Geschichte des Hauses Liechtenstein: Ein Überblick, online beschikbaar op: http://www.fuerstenhaus.li/de/fuerstenhaus/geschichte/ (consultatie op 1 mei 2009). 231 A. INSAM en J. KAETZLER, Suspicion of money laundering: in the crossfire of international due diligence obligations. Liechtenstein – Austria – Germany – Switzerland, Antwerpen, Intersentia, 2006, p. 77-78. 232 D. BEATTIE, Liechtenstein: a modern history, Londen, Tauris, 2004, p. 45-49. 233 J. DUURSMA, Fragmentation and the international relations of micro-states: self-determination and statehood, Cambridge, Cambridge University Press, 1996, p. 143.
39
heroriënteren naar het westen.234 Zo voerde Liechtenstein de Zwitserse frank geleidelijk in als haar officiële munteenheid en werd een douane-unie gesloten met de Bondstaat Zwitserland in 1923. De hierop volgende jaren waren in Liechtenstein gekenmerkt door een verdere verdieping van de relatie met Zwitserland, maar tevens, vooral in de jaren dertig, door hoge werkloosheidscijfers en een kwetsbare economie.235 Gedurende de Tweede Wereldoorlog bleef Liechtenstein wederom neutraal, maar werd het land grotendeels gespaard van hongersnoden door haar nauwe band met Zwitserland. Bijzonder in deze periode was de verhuis van de toenmalige prins Franz Jozef II von Liechtenstein. Hij was de eerste prins die zijn intrek nam in het Schloss Vaduz.236 Na de Tweede Wereldoorlog kende Liechtenstein een enorme ontwikkeling. De staat evolueerde van een arme landbouwgemeenschap naar een moderne maatschappij met een gediversifieerde economie.237 Deze steile economische ontwikkeling ging gepaard met een opmars van haar diplomatieke en internationale betrekkingen.
3.1.2 Staatkundig perspectief De huidige grondwet van Liechtenstein dateert van 2002, ter vervanging van de eerste moderne grondwet van Liechtenstein van 1921.238 Deze grondwet installeert een evenwichtige verdeling van de macht binnen Liechtenstein tussen de verschillende autoriteiten.239 Liechtenstein is formeel een constitutionele monarchie, met erfrechtelijke opvolging240, die de essentiële parlementaire en democratische beginselen in haar staatsvorm incorporeert.241 De soevereiniteit van de staat ligt traditioneel bij de prins en het volk.242 Dit laatste principe is essentieel voor de staatsrechtelijke bespreking van Liechtenstein omdat het duidelijk een karakteristiek van 234
D. BEATTIE, Liechtenstein: a modern history, Londen, Tauris, 2004, p. 50-57. J. DUURSMA, Fragmentation and the international relations of micro-states: self-determination and statehood, Cambridge, Cambridge University Press, 1996, p. 144. 236 Geschichte Fürstentum Liechtenstein, Eine Informations des Webportals, p. 4, online beschikbaar op: http://www.liechtenstein.li/pdf-fl-lik-geschichte-03_geschichte.pdf (consultatie op 1 mei 2009). 237 D. BEATTIE, Liechtenstein: a modern history, Londen, Tauris, 2004, p. 139-148. 238 Zie voor tekst Grondwet en een vergelijking met de oude Liechtensteinse Grondwet, Fürstentum Liechtenstein, Liechtensteinischen Regierung, Verfassungsvorschlag für das Fürstentum Liechtenstein vom 2. August 2002, online beschikbaar op: http://www.dese.li/GesetzeMaterialien/Resources/Text_initiative_m_Korr112.pdf (consultatie op 1 mei 2009). 239 Zie P. PERNTHALER, “Una panoramica della Costituzione del Liechtenstein” in G. GUIDI en G.F. FERRARI, Piccolo stato, costituzione e connessioni internazionali, Turijn, Giapichelli, 2003, p. 65-70. 240 Artikel 3 Grondwet Liechtenstein. 241 Artikel 2, lid 1 Grondwet Liechtenstein. 242 Artikel 2, lid 2 Grondwet Liechtenstein. 235
40
Liechtenstein blootlegt. Dit is het evenwicht tussen de monarchie en de democratie in Liechtenstein. Geen van beide domineert, maar ze staan samen op een gelijk niveau.243 Centraal in de Liechtensteinse staatsstructuur staat de directe rol van het volk.244 Deze uit zich in de rechtstreekse verkiezing van haar vertegenwoordigers, de deelname aan referenda en het initiatiefrecht inzake wetgeving. Een interessante bepaling in verband met de directe machtsdeelname van het volk is artikel 13ter van de Liechtensteinse grondwet die de zogenaamde Misstrauensantrag behandelt. Dit is in principe een motie van wantrouwen die het volk kan inroepen tegen haar vorst wanneer 1500 Liechtensteinse onderdanen het vertrouwen in de prins (tijdelijk) verloren hebben.245 Maar het belangrijkste instrument van macht van het Liechtensteinse volk zijn de referenda.246 Het staatshoofd van Liechtenstein is de prins, die zijn macht uitoefent in overeenstemming met de Grondwet en de andere Liechtensteinse wetten.247 Zijn voornaamste functies bestaan uit het vertegenwoordigen van de staat Liechtenstein in al haar internationale betrekkingen248 en de goedkeuring van nieuwe wetgeving.249 Daarnaast is de prins ook het hoofd van de uitvoerende macht die instaat voor het implementeren en uitvoeren van de wetgeving, via de Liechtensteinse regering.250 Sinds 13 november 1989 is het nieuwe Liechtensteinse staatshoofd Landesfürst Hans-Adam II von und zu Liechtenstein, die evenwel reeds sinds 1984 bepaalde functies uitoefende in naam van zijn vader, de toenmalige prins van Liechtenstein Frans Jozef II.251 Ook prins Hans-Adam II besloot op 15 augustus 2004 zijn macht te delegeren aan zijn zoon, Erbprins Alois von und zu Liechtenstein.252 Formeel blijft prins Hans-Adam II evenwel het staatshoofd van Liechtenstein, prins Alois is de regent of Stellvertreter des Fürsten.253 De positie van de prins van Liechtenstein stond vooral de laatste decennia ter discussie in Europa, waar later op wordt teruggekomen.
243
Government of Liechtenstein, Structure of the State, online beschikbaar op: http://www.liechtenstein.li/en/eliechtenstein_main_sites/portal_fuerstentum_liechtenstein/fl-staat-staat/fl-staatstaatsaufbau.htm (consultatie op 1 mei 2009). 244 Government of Liechtenstein, Information Liechtenstein, online beschikbaar op: http://www.liechtenstein.li/pdf-fl-multimedia-information-staat-druck.pdf (consultatie op 1 mei 2009). 245 Artikel 13ter Grondwet Liechtenstein, zie Fürstentum Liechtenstein, Liechtensteinischen Regierung, Verfassungsvorschlag für das Fürstentum Liechtenstein vom 2. August 2002, p. 6, online beschikbaar op: http://www.dese.li/GesetzeMaterialien/Resources/Text_initiative_m_Korr112.pdf (consultatie op 1 mei 2009). 246 Artikel 62-64 Grondwet Liechtenstein. 247 Artikel 7 Grondwet Liechtenstein. 248 Artikel 8 Grondwet Liechtenstein. 249 Artikel 9 Grondwet Liechtenstein. 250 Artikel 10 Grondwet Liechtenstein. 251 Artikel 13 Grondwet Liechtenstein. 252 Zie voor meer informatie over het vorstenhuis van Liechtenstein: The Princely House of Liechtenstein, Prince Hans-Adam II, online beschikbaar op: http://www.fuerstenhaus.li/en/fuerstenhaus/fuersten/fuerst_hansadam2.html (consultatie op 1 mei 2009). 253 Zie voor meer informatie over Erfprins Alois van Liechtenstein: Princeton University, Liechtenstein Institute on Self-Determination, H.S.H. Hereditary Prince Alois, online beschikbaar op: http://www.princeton.edu/~lisd/about_lisd/alois.html (consultatie op 1 mei 2009).
41
De regering van Liechtenstein bestaat uit het hoofd van de regering of Regierungschef254 en vier gewone regeringsleden of Regierungsräten. Deze vijf worden voor vier jaar aangeduid door de prins samen met het parlement na een voorstel vanwege het parlement.255 Haar taak bestaat vooral uit het implementeren en uitvoeren van wetgeving.256 Zij is verantwoording verschuldigd aan zowel de prins als aan het parlement.257 Elk regeringslid krijgt één of meerdere bevoegdheden toegewezen. Behoudens haar eigen aanstelling en de ontheffing uit zijn functie, dient het regeringshoofd elk wetgevend stuk vanwege de prins mede te ondertekenen, de zogenaamde Gegenzeichnung.258 De Liechtensteinse regering kan van haar bevoegdheden worden ontheven door de prins op diens eigen initiatief of op verzoek van het parlement.259 Sinds 25 maart 2009 is een nieuwe regering aangetreden bestaande uit een coalitie van twee partijen.260 De Landtag of de Diet is het Liechtensteinse parlement dat vijfentwintig rechtstreeks verkozen leden bevat.261 Er is een evenredige verdeling van het aantal verkozenen tussen de twee grote landsdelen van Liechtenstein, vijftien uit Oberland en tien uit Unterland.262 De verkozenen zetelen in principe vier jaar in het Liechtensteinse parlement. De Landtag heeft voornamelijk een belangrijke rol in het wetgevingsproces van Liechtenstein, maar heeft daarnaast ook budgettaire bevoegdheden en het recht om internationale verdragen goed te keuren.263 Wat haar wetgevende bevoegdheden betreft is de macht van de Landtag evenwel beperkt, aangezien geen wet kan worden goedgekeurd behalve met de gelijktijdige goedkeuring van de Landtag, de prins en het hoofd van de regering. Bovendien dient sommige wetgeving eveneens bij wege van referendum te worden goedgekeurd.264 Bestuurlijk wordt het prinsdom Liechtenstein ingedeeld in 2 grote delen, het Landschaft Vaduz en het Landschaft Schellenberg. Deze opdeling heeft echter weinig belang vanuit staatkundig perspectief. Belangrijker zijn de elf kleinere entiteiten, de Gemeinden, waarvan Vaduz, de hoofdstad van 254
Het hoofd van de Liechtensteinse regering is sinds 25 maart 2009 Dr. Klaus Tschütscher, zie Government of Liechtenstein, Staat – Regierung, online beschikbaar op: http://www.liechtenstein.li/eliechtenstein_main_sites/portal_fuerstentum_liechtenstein/fl-staat-staat/fl-staatregierung/fl-staat-regierung-verteilung/fl-staat-regierung-verteilung-praesidium.htm?printout=2 (consultatie op 1 mei 2009). 255 Artikel 79, lid 1-3 en lid 6 Grondwet Liechtenstein. 256 Artikel 78, lid 2-4 Grondwet Liechtenstein. 257 Artikel 78, lid 1 Grondwet Liechtenstein. 258 Artikel 85 en 85 Grondwet Liechtentein. 259 Artikel 80, lid 1 Grondwet Liechtenstein. 260 De huidige regering bestaat uit een coalitie van de „Vaterländische Union‟ en de „Fortschrittliche Bürgerpartei‟, zie X, “Liechtenstein hat eine neue Regierung”, Volksblatt, die Tageszeitung für Liechtenstein, 25 maart 2009, online beschikbaar op: http://www.volksblatt.li/Default.aspx?newsid=77259&src=sda (consultatie op 1 mei 2009). 261 Artikel 46, lid 1, eerste zinsnede Grondwet Liechtenstein. 262 Artikel 46, lid 1, tweede zinsnede Grondwet Liechtenstein. 263 Artikel 62 Grondwet Liechtenstein. 264 M.A. MECKLER, Der Kleinstaat im Völkerrecht: das Fürstentum Liechtenstein im Spannungsfeld zwischen Souveränität und kleinstaatenspezifischen Funktionsdefiziten, Frankfurt am Main, Lang, 2006, p. 117.
42
Liechtenstein, de grootste is.265 Deze kleine regionale entiteiten bezitten een zekere graad van autonomie.266 De stemgerechtigde inwoners van elke gemeente kiezen de leden voor een Gemeinderat, die op hun beurt de Ortsvorsteher of Ortsvorsteherin kiezen.267 Voorts speelt de gemeente ook op het nationale niveau een rol, bijvoorbeeld inzake referenda.268
3.1.3 Economisch perspectief Wanneer men kort de economie van Liechtenstein wil belichten, dient er natuurlijk rekening mee gehouden te worden dat het om een zeer kleine staat gaat met bijgevolg beperkte natuurlijke bronnen. Zo is Liechtenstein bijvoorbeeld voor meer dan negentig procent afhankelijk van import.269 Tot voor de tweede helft van de twintigste eeuw was Liechtenstein een hoofdzakelijk agrarisch land.270 In 1955 bezat Liechtenstein nog ongeveer 1300 agrarische ondernemingen, terwijl er op heden nog slechts ongeveer tweehonderd overblijven.271 Haar nauwe banden met buurland Zwitserland en in minder mate met Oostenrijk, haar Europese integratie in de Europese Vrijhandelsassociatie en de Europees Economische Ruimte droegen in aanzienlijke mate bij tot de opmars van de Liechtensteinse economie. In de tweede helft van de twintigste eeuw kende Liechtenstein een enorme economische en culturele opmars, een ontwikkeling vergelijkbaar met de Andorrese boom.272 Zo evolueerde Liechtenstein van een voornamelijk agrarisch gebied naar een hooggeïndustrialiseerde staat met een soepele wetgeving voor buitenlandse ondernemingen en een belangrijke financiële dienstensector.273 Ten slotte is ook het toerisme een voorname bron van inkomsten in Liechtenstein. In 2004 werkte 54,5% van de
265
De elf Liechtensteinse gemeenten zijn: Balzers, Eschen,Gamprin, Mauren, Planken, Ruggell, Schaan, Schellenberg, Triesen, Triesenberg en Vaduz; Zie Citypopulation, Liechtenstein, online beschikbaar op: http://www.citypopulation.de/Liechtenstein_d.html (consultatie op 1 mei 2009). 266 Artikel 110, lid 1 en artikel 111 Grondwet Liechtenstein. 267 Artikel 110, lid 2 Grondwet Liechtenstein. 268 Artikel 111 Grondwet Liechtenstein. 269 Zie T. ECCARDT, Secrets of the seven smallest states of Europe: Andorra, Liechtenstein, Luxembourg, Malta, Monaco, San Marino and Vatican City, New York, Hippocrene books, 2005, p. 33 et seq. 270 Government of Liechtenstein, Economic history, online beschikbaar op: http://www.liechtenstein.li/en/eliechtenstein_main_sites/portal_fuerstentum_liechtenstein/fl-wufwirtschaft_finanzen/fl-wuf-wirtschaftszahlen/fl-wuf-wirtschaftszahlen-wirtschaftsgeschichte.htm (consultatie op 1 mei 2009). 271 Government of Liechtenstein, Agriculture, online beschikbaar op: http://www.liechtenstein.li/en/eliechtenstein_main_sites/portal_fuerstentum_liechtenstein/fl-wufwirtschaft_finanzen/fl-wuf-landwirtschaft.htm (consultatie op 1 mei 2009). 272 Supra p. 18. 273 P. LUDLOW, Liechtenstein in the new European and global order: challenges and option, Brussel, Centre for European policy studies, 2000, p. 2-3.
43
Liechtensteinse onderdanen in de tertiaire sector, 44,2% in de secundaire sector en 1,3% was actief in de primaire sector van Liechtenstein.274 De industrie in Liechtenstein is in de eerste plaats zeer gediversifieerd. Bijna elke industriële activiteit kun je ook in Liechtenstein terugvinden, gaande van voedselproductie tot constructie van technische machines. Voorts is de Liechtensteinse industrie hoofdzakelijk hightech. Zij richt zich niet naar massaen goedkope productie, maar poogt eerder kwaliteit na te streven en zich te onderscheiden in hooggespecialiseerde niches van de markt. Zo heeft het gemiddelde industriële bedrijf in Liechtenstein minder dan tien werknemers, maar met beduidend meer kwalificaties en een hogere productiviteit.275 De financiële dienstensector is van groot belang voor Liechtenstein. Vooral de laatste vijftien jaar kende zij in Liechtenstein een enorm opmars, onder meer te danken aan de deelname aan de Europees Economische Ruimte.276 Zo steeg het aantal banken in Liechtenstein van 3 tot 16, zijn er 31 verschillende verzekeringsmaatschappijen, meer dan vierhonderd investeringsondernemingen en meer dan 1300 financieel adviseurs of bemiddelaars.277 Gerelateerd aan de financiële dienstensector in Liechtenstein bestaat evenwel heel wat internationale ongerustheid over de mogelijkheid die de soepele Liechtensteinse wetgeving biedt aan witwassers en andere financiële opportunisten en misdadigers.278 Liechtenstein is een enorme trekpleister voor buitenlandse ondernemingen, zowel in de financiële dienstensector als in de industriële sector.279 Verschillende oorzaken kunnen hiervoor aangehaald worden. Zo zijn de Liechtensteinse onderdanen gewoonlijk hoog geschoold en bijzonder gemotiveerd door de hoge inkomens. Voorts is er weinig overheidsinterventie in het zakenleven. Bovendien zijn de administratieve verplichtingen tot een minimum herleid en werkt de Liechtensteinse bureaucratie snel en efficiënt. In de financiële sector is natuurlijk het bankgeheim een belangrijke impuls voor vreemde 274
Government of Liechtenstein, Liechtenstein – Industrial location: successful – highly developed – diversified, online beschikbaar op: http://www.liechtenstein.li/en/pdf-fl-multimedia-information-industriestandort-druck.pdf (consultatie op 1 mei 2009). 275 Government of Liechtenstein, Liechtenstein – Der Industriestandort: erfolgreich – hoch entwickelt – diversifiziert, 30 p., online beschikbaar op: http://www.liechtenstein.li/pdf-fl-multimedia-informationindustriestandort-druck.pdf (consultatie op 1 mei 2009). 276 A. INSAM en J. KAETZLER, Suspicion of money laundering: in the crossfire of international due diligence obligations. Liechtenstein – Austria – Germany – Switzerland, Antwerpen, Intersentia, 2006, p. 81. 277 Cijfers op 1 januari 2006, Government of Liechtenstein, Financial Services: Structure, http://www.liechtenstein.li/en/eliechtenstein_main_sites/portal_fuerstentum_liechtenstein/fl-wufwirtschaft_finanzen/fl-wuf-finanzdienstleistungen/fl-wuf-finanzdienstleistungen-struktur.htm (consultatie op 1 mei 2009); Zie ook Liechtensteinischer Bankenverband, Jaarlijks rapport 2007, 31 december 2007, 55 p, online beschikbaar op: http://www.bankenverband.li/Portals/57ad7180-c5e7-49f5-b282C6475cd7ee7/PDF/Publikationen/deutsch/geschaeftsbericht2007_d_e.pdf (consultatie op 1 mei 2009). 278 Ò. RIBAS REIG en F. GRANELL, La integración en la UE de los microestados históricos europeos en contexto de globalización, Barcelona, Real Academia de ciencias económicas y financieras, 2005, p. 72. 279 P. LUDLOW, Liechtenstein in the new European and global order: challenges and options, Brussel, Centre for European policy studies, 2000, p. 2-12.
44
ondernemingen. Een andere factor, zij het wel in alle sectoren van de zakenwereld, is het aantrekkelijke belastingsstelsel van Liechtenstein.280
3.2
De externe betrekkingen van Liechtenstein met de Europese Unie
3.2.1 De betrekkingen voor mei 1995 Het buitenlandse beleid van Liechtenstein is voornamelijk gericht op het beschermen en het behoud van haar onafhankelijkheid en positie als staat in de wereld.281 Daarnaast wordt haar buitenlands beleid gekenmerkt door het streven naar neutraliteit. Tijdens de grote oorlogen van de twintigste eeuw, bleef Liechtenstein formeel neutraal. Belangrijk in dit verband is de principiële neutraliteit van grote buur Zwitserland. Buiten conflictperiodes uit de neutraliteit van Liechtenstein zich in het streven naar wat zij acht het algemeen belang te zijn. Zoals eerder gezien oriënteerde Liechtenstein zich na de Eerste Wereldoorlog voornamelijk naar haar buurstaat in het westen, Zwitserland. Op 10 november 1920 sloten Liechtenstein en Zwitserland een verdrag betreffende postale, telegrafische en telefonische diensten in Liechtenstein. Deze overeenkomst bepaalde ondermeer dat deze diensten zouden worden gegarandeerd door de Zwitserse instellingen.282 Daarnaast sloten Liechtenstein en Zwitserland op 29 maart 1923 een douane-unie. De preambule van deze overeenkomst stipuleerde het incorporeren van het Liechtensteinse grondgebied in het Zwitserse douanegebied. Voorts bepaalt de overeenkomst dat geen heffingen opgelegd worden aan de grenzen voor import en export tussen beide landen, noch kwantitatieve beperkingen mogen worden toegepast.283 Daarnaast verbond Liechtenstein zich ertoe haar wetgeving te harmoniseren aan de huidige en toekomstige Zwitserse rechtsregels met betrekking tot douane en intellectuele eigendom. 284 In de periode van het sluiten van de overeenkomst nam Zwitserland een groot deel van de externe betrekkingen van Liechtenstein voor haar rekening. De overeenkomst tot oprichting van een douaneunie voorzag in dat opzicht een clausule die stelde dat Liechtenstein niet zelf douane-overeenkomsten
280
Landesverwaltung Fürstentum Liechtenstein, Steuerverwaltung: Steuern juristische Personen, online beschikbaar op: http://www.llv.li/amtsstellen/llv-stv-steuern_jur_personen/llv-stv-steuern_jur_personenkapital_ertragssteuer.htm (consultatie op 1 mei 2009). 281 J. DUURSMA, Fragmentation and the international relations of micro-states: self-determination and statehood, Cambridge, Cambridge University Press, 1996, p. 159. 282 J. DUURSMA, Fragmentation and the international relations of micro-states: self-determination and statehood, Cambridge, Cambridge University Press, 1996, p. 162-164. 283 Art. 1 Overeenkomst tot oprichting van een douane-unie. 284 Art. 4 en 5, 1° Overeenkomst tot oprichting van een douane-unie.
45
kon sluiten met derdestaten. Daarnaast kreeg Zwitserland de bevoegdheid douane-overeenkomsten te sluiten met andere staten, die ook toepassing zouden vinden op het grondgebied van Liechtenstein.285 Op 3 mei 1960 werd de Europese Vrijhandelsassociatie (E.V.A.) opgericht. Deze organisatie diende oorspronkelijk als alternatief voor staten die niet wensten toe te treden tot de Europese Economische Gemeenschap, maar wel hoopten samen te werken op het vlak van handel. De overeenkomst kent haar juridische rechtsgrond in de Conventie van Stockholm van 4 januari 1960286, gewijzigd door de Conventie van Vaduz van 21 juni 2001.287 Zodoende traden zeven Europese landen toe tot deze handelsorganisatie, waaronder Zwitserland.288 Op grond van de douane-unie met Liechtenstein werden de bepalingen met betrekking tot de douaneregelingen ook van toepassing verklaard op het grondgebied van Liechtenstein. Dit volstond evenwel niet voor het prinsdom dat wenste volwaardig lid te worden van E.V.A. De partijen besloten uiteindelijk bij de conventie van Stockholm samen met Liechtenstein een protocol aan de conventie toe te voegen met betrekking tot de positie van Liechtenstein ten aanzien van E.V.A.289 Zodoende waren de rechtsregels van E.V.A. van toepassing op het vorstendom Liechtenstein, wat betreft de bepalingen betreffende douane, op grond van haar relatie met Zwitserland, wat betreft de andere bepalingen waaronder betreffende concurrentie en staatssubsidies, op grond van het protocol mede ondertekend door het prinsdom zelf290, maar zij werd evenwel geen lid van E.V.A. Op 27 maart 1961 sloot Finland een associatieovereenkomst met E.V.A. waardoor deze staat een geassocieerd lid werd van de organisatie. In de praktijk betekende het associëren met E.V.A. het eenvoudig overnemen van alle bepalingen van de E.V.A.-Conventie die van toepassing werden
285
Art. 7 en 8, par. 1 en 2 Overeenkomst tot oprichting van een douane-unie. Convention van 4 januari 1960 establishing the European Free Trade Association, tekst online beschikbaar op: http://www.efta.int/content/legal-texts/efta-convention/eftaconvention-texts/conventionstockholm/Stockholmconvention.pdf/view (consultatie op 1 mei 2009). 287 Conventie van 21 juni 2001 amending the Convention of 4 january 1960 establishing the European Free Trade Association; Zie voor tekst geconsolideerde EFTA-Conventie online op: http://www.efta.int/content/legaltexts/efta-convention/eftaconvention-texts/convention-2001 (consultatie op 1 mei 2009). 288 De partijen bij de Conventie van Stockholm tot oprichting van de Europese Vrijhandelsassociatie waren Denemarken, Noorwegen, Oostenrijk, Portugal, Verenigd Koninkrijk, Zweden en Zwitserland; Later treden Finland (1986), Ijsland (1966) en Liechtenstein (1991) toe; Denemarken (1972), Verenigd Koninkrijk (1972), Portugal (1985), Oostenrijk (1995), Finland (1995) en Zweden (1995) verlaten de E.V.A. en worden lidstaat van de Europese Gemeenschap; Vandaag heeft E.V.A. vier lidstaten: Ijsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland; Voor meer informatie over E.V.A., zie online op: http://www.efta.int/content/about-efta (consultatie op 1 mei 2009). 289 Protocol van 4 januari 1960 relating to the application of the Convention establishing the European Free Trade Association to the Principality of Liechtenstein, EFTA Secretariat, The European Free Trade Association van juni 1987, p. 137-138. 290 United Nations, Committee on the Rights of the Child, Consideration of Reports submitted by state parties under article 8, paragraph 1, of the optional Protocol to the Convention on the Rights of the Child on the Involvement of Children in Armed Conflict, 18 december 2007, nr. 28-30, p. 8, zie online op: http://www.essex.ac.uk/armedcon/story_id/000808.doc (consultatie op 1 mei 2009). 286
46
verklaard op de handelsrelaties tussen Finland en de zeven E.V.A.-lidstaten.291 Het is correct te stellen dat in 1960 alle rechtsregels ingevoerd door E.V.A. van toepassing waren op het grondgebied van Liechtenstein, waardoor het prinsdom in concreto eenzelfde positie innam als een geassocieerde staat van E.V.A. Evenwel dient vastgesteld te worden dat Liechtenstein geen associatieovereenkomst heeft gesloten met E.V.A. waardoor deze staat juridisch niet geassocieerd was aan E.V.A.292 In 1972 sloten de Europese Economische Gemeenschap en Zwitserland een vrijhandelsovereenkomst.293 Deze overeenkomst wilde men ook op het grondgebied van Liechtenstein toepasselijk verklaren, waardoor een aanvullende overeenkomst werd gesloten tussen Liechtenstein, de E.E.G. en Zwitserland.294 Deze overeenkomst bepaalde verder dat Liechtenstein haar belangen enigszins kon verdedigen via een Liechtensteinse vertegenwoordiging in de Zwitserse delegatie van een gemengd comité E.E.G.-Zwitserland.295 Gedurende de daaropvolgende decennia poogde Liechtenstein haar betrekkingen met zowel de Europese Gemeenschap als de individuele Europese staten zelfstandig te onderhouden. Toen in de jaren tachtig de E.V.A.-lidstaten en de lidstaten van de Europese Gemeenschap begonnen te onderhandelen over het oprichten van een Europese Economische Ruimte, greep Liechtenstein haar kans om zich stevig te profileren ten aanzien van Zwitserland, E.V.A. en de Europese Gemeenschap.296 Omdat Liechtenstein als een volwaardig lid wilde deelnemen aan de Europese Economische Ruimte, diende het evenwel eerst volwaardig lid te worden van E.V.A.297 Zodoende verzocht Liechtenstein op 1 maart 1991 toegelaten te worden tot E.V.A., hetgeen goedgekeurd werd door de Raad van E.V.A. op 22 mei 1991.298
291
EFTA 1960-2000, The Stockholm Convention; The Association Agreement with Finland and the Accession of Iceland, The European Free Trade Association, Commemorative Publication, p. 25-26, zie online op: http://www.efta.int/content/publications/bulletins/efta-1960-2000/stockholm.pdf/view (consultatie op 1 mei 2009). 292 Zie ook D. BEATTIE, Liechtenstein: a modern history, Londen, Tauris p. 163: BEATTIE spreekt over het territorium van Liechtenstein als een appendage van het E.V.A.-gebied. 293 Overeenkomst van 22 juli 1972 tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondstaat, PB L 300 van 31.12.1972, p. 189-280. 294 Aanvullende overeenkomst van 19 december 1972 betreffende de geldigheid voor het Vorstendom Liechtenstein van de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Bondstaat Zwitserland van 22 juli 1972, PB L 300 van 31.12.1972, p. 281-282. 295 Artikel 2 Aanvullende overeenkomst van 19 december 1972. 296 N. JANSEN en J. BATLINER, Beiträge zur liechtensteinischen Identität: 50 Jähre Liechtensteinische Akademische Gesellschaft, Vaduz, Verlag der Liechtensteinischen akademischen Gesellschaft, 2001, p. 41-43. 297 J. DUURSMA, Fragmentation and the international relations of micro-states: self-determination and statehood, Cambridge, Cambridge University Press, 1996, p. 189-190. 298 Decision of the Council No. 2 of 22 mei 1991 relating to the accession of Liechtenstein, in werking getreden op 1 september 1991, online beschikbaar op: http://www.efta.int/content/legal-texts/eftaconvention/eftaconvention-texts/convention-stockholm/19-Decision-Liechtenstein.PDF/at_download/file (consultatie op 1 mei 2009).
47
3.2.2 De Europees Economische Ruimte De Europees Economische Ruimte was in haar beginperiode eigenlijk een alternatief voor Europese staten die niet wensten toe te treden tot de Europese Unie, maar desondanks wilden genieten van de voordelen van de Interne Markt.299 Het acquis van de Interne Markt werd door deze overeenkomst toepasselijk verklaard op deze niet-lidstaten van de Europese Unie. Daarenboven wordt nieuwe Europese regelgeving met betrekking tot de Interne Markt consequent geïncorporeerd in de E.E.R.overeenkomst.300 De onderhandelingen voor de totstandkoming van de Europees Economische Ruimte (E.E.R.) in de jaren tachtig werden gevoerd tussen de zeven toenmalige leden van E.V.A. en de Europese Gemeenschappen. Liechtenstein die eveneens wenste partij te zijn bij deze overeenkomst maakte hiertoe het voornemen toe te treden als volwaardig lid van E.V.A. Op 3 april 1990 verklaarden alle lidstaten van E.V.A. te aanvaarden dat Liechtenstein zou deelnemen aan de onderhandelingen als zevende partij langs de zijde van de E.V.A.-lidstaten. Dit werd op 18 juni 1990 tevens aanvaard door de Raad van de Europese Gemeenschappen.301 Evenwel heeft Liechtenstein niet zo lang moeten wachten en heeft zij actief alle fasen van de ontwikkeling van de overeenkomst meegemaakt en hierop haar stempel kunnen drukken.302 De overeenkomst tot oprichting van een Europese Economische Ruimte werd door het prinsdom Liechtenstein goedgekeurd door een referendum in Liechtenstein op 13 december 1992. Dit referendum kwam precies één week nadat de goedkeuring werd gevraagd van dezelfde overeenkomst door de Zwitserse overheid aan haar bevolking. Met een zeer nipte meerderheid keurde het Zwitserse volk de overeenkomst evenwel af.303 De bevolking van Liechtenstein daarentegen keurde de overeenkomst wel goed, met een meerderheid van 56 %.304 Dit zorgde voor een aantal moeilijke juridische kwesties tussen Zwitserland en Liechtenstein, maar tegelijk gaf het Liechtenstein de kans zich zelfstandig te profileren in haar externe betrekkingen. Uiteindelijk ondertekenden de Europese Gemeenschap en de zeven lidstaten van E.V.A. 299
A. LAZOWSKI, “E.E.A. Countries (Iceland, Liechtenstein, Norway)” in S. BLOCKMANS en A. LAZOWSKI (eds.), The European Union and it‟s neighbours: a Legal appraisal of the EU‟s policies of stabilisation, partnerschip and integration, Den Haag, TMC Asser Press, 2006, p. 95. 300 T. BRUHA, Z.T. PÁLLINGER en R. QUADERER, Liechtenstein – 10 Jahre im EWR: Bilanz, Herausforderungen, Perspektiven, Vaduz, Verlag der Liechtensteinischen akademischen Gesellschaft, 2005, p. 25. 301 J. DUURSMA, Fragmentation and the international relations of micro-states: self-determination and statehood, Cambridge, Cambridge University Press, 1996, p. 190. 302 D. BEATTIE, Liechtenstein: a modern history, Londen, Tauris, 2004, p. 167. 303 D. BEATTIE, Liechtenstein: a modern history, Londen, Tauris, 2004, p. 169. 304 J. DUURSMA, Fragmentation and the international relations of micro-states: self-determination and statehood, Cambridge, Cambridge University Press, 1996, p. 191.
48
op 5 mei 1992 deze overeenkomst,305 maar zij zal slechts in werking treden in zes van de E.V.A.lidstaten. De overeenkomst trad op 1 januari 1994 in werking voor de lidstaten306, behalve voor Liechtenstein die een aantal juridische kwesties nog hangende had. Uiteindelijk trad de overeenkomst ook voor Liechtenstein in werking op 1 mei 1995.307 Het belangrijkste juridische probleem voor Liechtenstein was het gelijktijdige bestaan van de Europese Economische Ruimte enerzijds, en de douane-unie met Zwitserland anderzijds. De E.E.R.overeenkomst had hierover een bepaling die stelde dat de goede werking van de overeenkomst niet mag worden geschaad door de overeenkomst van 1923 tussen Liechtenstein en Zwitserland.308 Gedurende 1993 hielden Zwitserland en Liechtenstein gesprekken hierover op verschillende niveaus om tot een oplossing te komen. Uiteindelijk sloten Liechtenstein en Zwitserland op 2 november 1994 een bilaterale overeenkomst, als amendering op de overeenkomst van 1923 tot oprichting van een douane-unie, waardoor het voor Liechtenstein mogelijk werd om deel te nemen aan de Europees Economische Ruimte.309 De overeenkomst bepaalt dat in geval van conflict, de E.E.R.-overeenkomst voorrang heeft, maar dat niettemin beide rechtskaders van toepassing blijven op het grondgebied van Liechtenstein. Bij de inwerkingtreding van de E.E.R.-overeenkomst verklaarde de E.E.R.-Raad dat de goede werking van de overeenkomst, zoals vereist door artikel 121, b) van de E.E.R.-overeenkomst verzekerd is door de overeenkomst tussen Liechtenstein en Zwitserland.310 De E.E.R.-overeenkomst betekende reeds in de beginjaren een enorm economisch en politiek voordeel, desondanks de vereiste toegevingen van Liechtenstein ten opzichte van haar traditionele beleid. De E.E.R.-overeenkomst bevorderde in ieder geval de handel tussen de betrokken partijen. De industriesector in Liechtenstein bijvoorbeeld is uiteraard erg export gericht. Door de nieuwe graad van
305
Overeenkomst van 13 december 1992 betreffende de Europees Economische Ruimte, PB L 1 van 3.1.1994, p.3-36. 306 Art. 129 E.E.R.-overeenkomst juncto Mededeling inzake de datum van inwerkingtreding van de Overeenkomst betreffende de Europees Economische Ruimte en van het Protocol houdende aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europees Economische Ruimte, PB L 1 van 3.1.1994, p. 606. 307 Besluit van de E.E.R.-Raad nr. 1/95 van 10 maart 1995 over de inwerkingtreding van de Overeenkomst betreffende de Europees Economische Ruimte voor het Vorstendom Liechtenstein, PB L 86 van 20.4.1995, p. 58-84. 308 Art. 121, b) E.E.R.-overeenkomst. 309 A. ENTNER-KOCH, “Liechtenstein im E.W.R.” in T. BRUHA, Z.T. PÁLLINGER en R. QUADERER, Liechtenstein – 10 Jahre im EWR: Bilanz, Herausforderungen, Perspektiven, Vaduz, Verlag der Liechtensteinischen akademischen Gesellschaft, 2005, p. 81 et seq. 310 Besluit van de E.E.R.-Raad nr. 1/95 van 10 maart 1995 over de inwerkingtreding van de Overeenkomst betreffende de Europees Economische Ruimte voor het Vorstendom Liechtenstein, PB L 86 van 20.4.1995, p. 58-84.
49
integratie van Liechtenstein in de Europese Gemeenschap, kwam dit eveneens haar handelsbetrekkingen met deze partners ten goede.311 Inhoudelijk gaat de E.E.R.-overeenkomst in de eerste plaats over de vier fundamentele pijlers van de Interne Markt, zijnde de vier vrijheden.312 Daarnaast bevat de E.E.R.-overeenkomst eveneens zogenaamde flanking policies zoals sociaal beleid, consumentenbescherming en leefmilieu.313 De sectoren landbouw en visserij kennen een eigen afwijkende regeling.314 Wat betreft landbouw werd in 2007 besloten een overeenkomst tussen Zwitserland en de Europese Gemeenschap ook van toepassing te maken op Liechtenstein.315 Wat betreft het vrij verkeer van goederen past Liechtenstein het acquis communautaire toe.316 Het belangrijkste juridische document in dat verband is het Besluit nr. 1/95 van de E.E.R.-Raad.317 Met betrekking tot dit aspect van de E.E.R.-Overeenkomst zijn weinig problemen opgetreden voor Liechtenstein.318 Voor de E.E.R.-Overeenkomst had Liechtenstein een restrictief systeem voor de toegang en het verblijf van buitenlanders in Liechtenstein.319 De E.E.R.-Overeenkomst betekende in dit opzicht een fundamentele ommekeer voor Liechtenstein. Onder de nieuwe regeling is de arbeidsmarkt geopend voor alle onderdanen van de Europees Economische Ruimte. Liechtenstein wenste evenwel bepaalde beschermende maatregelen te nemen en vaardigde daartoe een unilaterale verklaring uit.320
311
J. DUURSMA, Fragmentation and the international relations of micro-states: self-determination and statehood, Cambridge, Cambridge University Press, 1996, p. 192-193. 312 H. SCHEPEL en J. FALKE, Legal aspects of standardisation in the member states of the EC and EFTA, Luxembourg: Office for Official Publications of the European Communities, Landham Md.: Bernan Associates, 2000, 523 p. 313 Art. 1, 2°, e) en f) E.E.R.-Overeenkomst. 314 Art. 17-20 E.E.R.-Overeenkomst.$ 315 Aanvullende overeenkomst van 27 september 2007 tussen de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein houdende uitbreiding tot het Vorstendom Liechtenstein van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten, PB L 270 van 13.10.2007, p. 6-11. 316 R. BARENTS en L.J. BRINKHORST, Grondlijnen van Europees Recht, Deventer, Kluwer, 2006, p. 333353; P.S.R.F. MATHIJSEN, A Guide to European Union Law, Londen, Sweet & Maxwell, 2007, p. 193-204. 317 Besluit van de E.E.R.-Raad nr. 1/95 van 10 maart 1995 over de inwerkingtreding van de Overeenkomst betreffende de Europees Economische Ruimte voor het Vorstendom Liechtenstein, PB L 86 van 20.4.1995, p. 58-84. 318 M. MARESCEAU, The relations between the EU and Liechtenstein, niet gepubliceerd, opgenomen in de syllabus bij de cursus „Grondige Studie Europees Recht‟, Master in de Rechten, Universiteit Gent, p. 7-9. 319 J. DUURSMA, Fragmentation and the international relations of micro-states: self-determination and statehood, Cambridge, Cambridge University Press, 1996, p. 168-170. 320 J. DUURSMA, Fragmentation and the international relations of micro-states: self-determination and statehood, Cambridge, Cambridge University Press, 1996, p. 193.
50
In protocol 15 bij de E.E.R.-Overeenkomst kwamen de partijen overeen dat Liechtenstein overgangsmaatregelen mocht instellen ten aanzien van het vrij verkeer van personen.321 Vastgesteld werd dat tot 1 januari 1998 de toegang, het verblijf en de tewerkstelling van niet-E.E.R.-onderdanen in Liechtenstein onderhevig zouden zijn aan een voorafgaande machtiging.322 Daarnaast werden vreemde E.E.R.-onderdanen onderworpen aan kwantitatieve criteria voor verblijf, seizoensarbeid en grensarbeid. Deze kwantitatieve beperkingen zouden evenwel geleidelijk moeten weggeëbd zijn.323 In een Besluit van de E.E.R.-Raad van 1995 worden deze afwijkingen gemotiveerd. De redenering van de Raad stelt dat uitzonderingen gerechtvaardigd zijn door de bijzondere aard van de staat Liechtenstein, zoals haar extreem kleine oppervlakte en de waarde van haar culturele identiteit.324 In 1999 beslisten de partijen deze overgangsperiode te verlengen tot 31 december 2006.325 Een aantal van de vroegere beperkingen werden afgezwakt, maar Liechtenstein werd toegelaten een uitzonderingsregime ten aanzien van zowel E.E.R.-onderdanen als onderdanen van derdestaten in stand te houden. In het licht van vrij verkeer van personen dient rekening gehouden te worden met de Schengenruimte, opgericht in 1985 als initiatief om de grenzen tussen de lidstaten volledig af te schaffen.326 In 2005 werd Zwitserland partij bij de Schengenovereenkomst, hetgeen meteen leidde tot een reactie van Liechtenstein die eveneens wenste toe te treden.327 De Toetredingsprotocollen werden reeds op 21 juni 2006 geparafeerd. Op 1 december 2006 heeft de Commissie een ontwerpbesluit betreffende de ondertekening van een protocol ingediend dat nog bij de Raad in bespreking is.328 In afwachting van de toepassing van de Schengenovereenkomst op Liechtenstein aanvaardde de Europese Gemeenschap als overgangsmaatregel een vereenvoudigd regime van toepassing te verklaren op Liechtenstein. Dit regime houdt in dat de personencontrole aan de buitengrenzen van Liechtenstein vergemakkelijkt
321
Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte - Protocol 15 van 13 december 1993 betreffende overgangsperioden voor het vrije keer van personen (Zwitserland en Liechtenstein), PB L 1 van 3.1.1994, p. 176-178. 322 Art. 5, par. 1 Protocol 15. 323 Art. 5, par. 2 Protocol 15. 324 Besluit van de E.E.R.-Raad nr. 1/95 van 10 maart 1995 over de inwerkingtreding van de Overeenkomst betreffende de Europees Economische Ruimte voor het Vorstendom Liechtenstein, PB L 86 van 20.4.1995, p. 58-84. 325 Decision of the EEA Joint Committee No 191/1999 of 17 December 1999 amending Annexes VIII (Right of establishment) and V (Free Movement of Workers) to the EEA Agreement, PB L 74 van 15.3.2001, p. 29; Voor tekst zie online op: http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:L:2001:074:0029:0031:EN:PDF (consultatie op 1 mei 2009). 326 De oorspronkelijke Schengenruimte bestond uit Frankrijk, Duitsland, België, Nederland en Luxemburg. 327 M. MARESCEAU, The relations between the EU and Liechtenstein, niet gepubliceerd, opgenomen in de syllabus bij de cursus „Grondige Studie Europees Recht‟, Master in de Rechten, Universiteit Gent, p. 11-12. 328 Zie voor meer informatie over Schengen online op: http://europa.eu/scadplus/leg/nl/lvb/l33020.htm (consultatie op 1 mei 2009).
51
wordt met het oog op doorgang van het Liechtensteinse grondgebied. Deze regeling vervalt bij het inwerkingtreding van de toetredingsovereenkomst van Liechtenstein tot de Schengenovereenkomst.329 In verband met de Conventie van Dublin werd een gelijkaardige procedure gevolgd ten aanzien van de ondertekening door Liechtenstein.330 Op 5 juni 2005 aanvaardde de Zwitserse bevolking bij wege van referendum het ondertekenen van de Conventie van Dublin. De Conventie werd uiteindelijk van toepassing op Zwitserland op 28 januari 2008.331 De overeenkomst bepaalde dat Liechtenstein eveneens kan toetreden tot de Conventie, mits opname van een protocol bij deze overeenkomst.332 Inzake het vrij verkeer van kapitaal is van belang dat men niet mag discrimineren op het vlak van vreemd kapitaal in Liechtenstein.333 De Liechtensteinse overheid was zodoende niet langer bevoegd een onderscheid te maken tussen eigen onderdanen en vreemdelingen uit andere E.E.R.- of E.U.lidstaten in verband met de eigendom van grond.334 Het vrij verkeer van diensten is van bijzonder belang voor Liechtenstein en vooral voor de Liechtensteinse banksector.335 De E.E.R.-Overeenkomst zorgt natuurlijk voor heel wat meer concurrentie voor de Liechtensteinse banken, maar tegelijk wordt het aanbieden van haar financiële diensten in het buitenland bevorderd. Daarenboven is de regeling van het Europees Paspoort voor financiële instellingen ook van toepassing op Liechtenstein door het inwerkingtreden van de E.E.R.Overeenkomst.336 De E.E.R.-Overeenkomst heeft ook buiten de vier vrijheden een aantal juridische gevolgen. Zo werd door de E.E.R.-Overeenkomst inzake sociale aangelegenheden, waaronder tewerkstelling, loon en sociale zekerheid, een discriminatieverbod ingesteld.337 Daarnaast werden de communautaire regels met betrekking tot de mededinging en staatssteun toepasselijk verklaard op Liechtenstein en de andere 329
Beschikking nr. 896/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 tot instelling van een vereenvoudigde regeling voor de controle van personen aan de buitengrenzen, gebaseerd op de eenzijdige erkenning door de lidstaten, met het oog op doorreis over hun grondgebied, van bepaalde door Zwitserland en Liechtenstein afgegeven verblijfstitels, PB L 167 van 20.6.2006, p. 8-13. 330 Zie voor tekst Conventie van Dublin, PB C 254 van 19.8.1997, p. 1-12. 331 Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend, PB L 53 van 27.2.2008, p. 3-17. 332 Artikel 15 Overeenkomst met Zwitserland. 333 Art. 40-45 Overeenkomst betreffende de Europees Economische Ruimte, PB L 1 van 3.1.1994, p. 3-36; Zie ook R. BARENTS en L.J. BRINKHORST, Grondlijnen van Europees Recht, Deventer, Kluwer, 2006, p. 381386; Zie ook F. AMTENBRINK en H.H.B. VEDDER, Recht van de Europese Unie, Den Haag, Boom Juridische uitgevers, 2006, p. 335-336. 334 J. DUURSMA, Fragmentation and the international relations of micro-states: self-determination and statehood, Cambridge, Cambridge University Press, 1996, p. 194-195. 335 Art. 36-39 Overeenkomst betreffende de Europees Economische Ruimte, PB L 1 van 3.1.1994, p. 3-36. 336 Zie F. AMTENBRINK en H.H.B. VEDDER, Recht van de Europese Unie, Den Haag, Boom Juridische uitgevers, 2006, p. 330-335. 337 Art. 66-71 Overeenkomst betreffende de Europees Economische Ruimte, PB L 1 van 3.1.1994, p. 3-36.
52
E.E.R.-lidstaten, niet E.U.-lidstaten.338 Ten slotte werden bepalingen inzake consumentenbescherming, milieu opgenomen waarin vooral communautair recht van toepassing wordt verklaard en daarnaast inzake een brede waaier van materies samenwerking ingericht en gepland.339 De E.E.R.-Overeenkomst heeft niet alleen haar belang voor Noorwegen, Ijsland en Liechtenstein, en hun verhouding met de Europese Gemeenschap en haar deelname aan de Gemeenschappelijke Markt, maar heeft ook gevolgen voor de toetreding van nieuwe lidstaten tot de Europese Unie. Artikel 128 E.E.R.-Overeenkomst bepaalt namelijk dat kandidaten voor EU-lidmaatschap moeten vragen partij te worden bij de E.E.R.-Overeenkomst.340 In de praktijk heeft dit voor gevolg dat de kandidaat-lidstaten partij dienen te zijn bij de E.E.R.-Overeenkomst voor hun toetreding tot de Europese Gemeenschap. Aangezien de bepalingen van deze E.E.R.-Overeenkomst een groot deel zijn van het acquis communautaire, met name de vier vrijheden en een aantal regels in andere sectoren, is dit eerder een soort opstapje naar lidmaatschap van de Europese Gemeenschap.341 Dit noemt men de zogenaamde E.E.R.-uitbreidingsovereenkomsten. Met het oog op de toetreding van tien nieuwe lidstaten op 1 mei 2004 besloot de Raad van de Europese Gemeenschap de E.E.R.-Overeenkomst voorlopig toepasselijk te verklaren op de tien nieuwe lidstaten.342 De toetreding werd evenwel pas definitief besloten op 6 december 2005, hetgeen dezelfde datum is van de inwerkingtreding.343 Ook Bulgarije en Roemenië, die op 1 januari 2007 wensten toe te treden tot de Europese Unie, dienden partij te worden bij de Europese Economische Ruimte voor hun effectieve toetreding. Pas op 23 juli 2007 besloot de Raad van de Europese Gemeenschap de bepalingen van de E.E.R.Overeenkomst van toepassing te verklaren op Bulgarije en Roemenië.344 Op 25 juli 2007 werd met de drie E.E.R.-lidstaten, niet E.U.-lidstaten, individueel overeengekomen in de vorm van een 338
Art. 53-64 Overeenkomst betreffende de Europees Economische Ruimte, PB L 1 van 3.1.1994, p. 3-36. Art. 72-88 Overeenkomst betreffende de Europees Economische Ruimte, PB L 1 van 3.1.1994, p. 3-36. 340 Art. 128 Overeenkomst betreffende de Europees Economische Ruimte, PB L 1 van 3.1.1994, p. 3-36. 341 M. MARESCEAU, The relations between the EU and Liechtenstein, niet gepubliceerd, opgenomen in de syllabus bij de cursus „Grondige Studie Europees Recht‟, Master in de Rechten, Universiteit Gent, p. 12-13. 342 Besluit nr. 2004/368/EG van de Raad van 30 maar t 2004 betreffende de voorlopige toepassing van de overeenkomst inzake deelname van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Hongarije, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Malta, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek aan de Europese Economische Ruimte, en vier daarmee verband houdende overeenkomsten, PB L 130 van 29.4.2004, p. 1-99. 343 Besluit nr. 2006/377/EG van de Raad van 6 december 2005 betreffende de sluiting van een Overeenkomst inzake deelname van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek aan de Europese Economische Ruimte, en vier daarmee verband houdende overeenkomsten, PB L 149 van 2.6.2006, p. 28-29. 344 Besluit nr. 2007/566/EG van de Raad van 23 juli 2007 inzake de ondertekening en de voorlopige toepassing van een Overeenkomst betreffende de deelname van de Republiek Bulgarije en Roemenië aan de Europese Economische Ruimte en vier daarmee verband houdende overeenkomsten, PB L 221 van 25.8.2007, p. 1-2. 339
53
briefwisseling om de bepalingen van de E.E.R.-Overeenkomst voorlopig toepasselijk te verklaren op Bulgarije en Roemenië.345 Eveneens op 25 juli 2007 werd de definitieve deelname van beide landen aan de E.E.R.-Overeenkomst vastgelegd, met inwerkingtreding op 1 augustus 2007.346
3.3
Het conflict met de Tsjechische Republiek
Zoals hierboven besproken dient elke staat die wenst toe te treden tot de Europese Unie, eerst toe te treden tot de Europese Economische Ruimte op grond van artikel 128 E.E.R.-Overeenkomst. Aangezien de E.E.R. drie partijen heeft buiten de Europese Unie, dienen ook deze staten de toetreding van nieuwe lidstaten tot de E.E.R. goed te keuren. Impliciet betekent dit dat deze staten theoretisch een toetreding tot de Europese Unie kunnen tegenhouden. In de aanloop van de toetreding van tien nieuwe lidstaten tot de Europese Unie op 1 mei 2004 zorgde dit voor een ernstig conflict tussen het vorstendom Liechtenstein en de Tsjechische Republiek.
3.3.1 De achtergrond van het conflict Het conflict tussen Liechtenstein en Tsjechië vindt haar oorspong in de naweeën van de Tweede Wereldoorlog. Het kleine prinsdom Liechtenstein bleef net zoals haar buurland Zwitserland neutraal gedurende de Tweede Wereldoorlog en werd ook nooit bezet door de Duitse troepen. Na de Tweede Wereldoorlog namen verschillende landen in Europa maatregelen om in principe de geleden schade te vergoeden. De Tsjechoslowaakse Republiek vaardigde in dit verband een reeks Presidentiële maatregelen uit ter compensatie voor de onderdrukking tijdens de oorlog.347 Deze zogenaamde Benes-decreten, genaamd naar de toenmalige Tsjechoslowaakse President Edvard Benes,
345
Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling van 25 juli 2007 tussen de Europese Gemeenschap en Ijsland inzake de voorlopige toepassing van de Overeenkomst betreffende de deelname van de Republiek Bulgarije en Roemenië aan de Europese Economische Ruimte en vier daarmee verband houdende overeenkomsten, PB L 221 van 25.8.2007, p. 3-6; Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling van 25 juli 2007 tussen de Europese Gemeenschap en het Vorstendom Liechtenstein inzake de voorlopige toepassing van de Overeenkomst betreffende de deelname van de Republiek Bulgarije en Roemenië aan de Europese Economische Ruimte en vier daarmee verband houdende overeenkomsten, PB L 221 van 25.8.2007, p. 7-10; Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling van 25 juli 2007 tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Noorwegen inzake de voorlopige toepassing van de Overeenkomst betreffende de deelname van de Republiek Bulgarije en Roemenië aan de Europese Economische Ruimte en vier daarmee verband houdende overeenkomsten, PB L 221 van 25.8.2007, p. 11-14. 346 Overeenkomst van 25 juli 2007betreffende de deelname van de Republiek Bulgarije en Roemenië aan de Europese Economische Ruimte, PB L 221 van 25.8.2007, p. 15-45. 347 Zie voor meer informatie over de Benes-decreten: V. RADO, “Czechoslovak Nationalization Decrees: Some international aspects”, 40 American Journal of International Law 1946, nr. 795.
54
waren een reeks van negen decreten betreffende de confiscatie van goederen, nationaliteitsverlies en criminalisering.348 Het Presidentiële Decreet nr. 12 bepaalde een confiscatie door de staat van alle eigendommen van Duitse en Hongaarse onderdanen en andere verraders en vijanden van de Tsjechoslowaakse Republiek.349 Ondanks haar neutraliteit gedurende de oorlog werden de Benes-decreten ook van toepassing verklaard op de onderdanen van Liechtenstein, waaronder de eigendommen van de toenmalige Liechtensteinse prins Franz Jozef II von Liechtenstein. Zoals eerder aangehaald woonde de prins van Liechtenstein tot 1938 in het buitenland, in de huidige Tsjechische Republiek, waar de familie von Liechtenstein heel wat eigendommen bezat. Zodoende werden de eigendommen van de familie met al haar toebehoren geconfisqueerd op grond van het Benes-decreet nr. 12. De prins reageerde evenwel meteen en vocht de toepassing van het Decreet aan voor een administratieve rechtbank van Bratislava in 1951. De Tsjechoslowaakse rechter wees de vordering van de prins evenwel af met een eerder politiek gemotiveerde uitspraak.350 De rechter oordeelde dat de Prins een Duits onderdaan was in de betekenis van artikel 1, §1 van Benes-decreet nr. 12.351 In de daaropvolgende decennia bleef dit conflict enigszins sluimeren. Een rechtstreeks gevolg van dit conflict was dat Liechtenstein en Tsjechoslowakije zich nooit engageerden tot diplomatieke betrekkingen met elkaar.
3.3.2 De escalatie van het conflict vanaf 1990 Het conflict werd nieuw leven ingeblazen in het begin van de jaren negentig. Het Mahenuv Památník, het Instituut voor Monumenten, te Brno, in het huidige Tsjechië, besliste in 1991 een schilderij van de zeventiende-eeuwse Vlaamse schilder Pieter Van Laer uit te lenen aan het Wallraf-Richartz Museum in Köln.352 Dit schilderij bevond zich in het patrimonium van de familie von Liechtenstein sinds 1767 en bevond zich in hun kasteel Valtice, in het huidige Tsjechië, aan de Oostenrijkse grens. Het kasteel 348
Max-Planck-Institut für ausländisches öffentliches Recht und Völkerrecht, Observations on the Benes Decrees and the accession of the Czech Republic to the European Union, online beschikbaar op: http://www.mpil.de/shared/data/pdf/lordkingsland.pdf (consultatie op 1 mei 2009). 349 Presidentieel Decreet nr. 12 van 21 juni 1945 on the confiscation and accelerated allocation of Agricultural property belonging to German or Magyar nationals and of those having committed treason and acted as enemies of the Czech and Slovak people. 350 L. KAHOUN, “Liechtenstein Prince Hans-Adam II: I want my property back”, Interview met Prins HansAdam II van Liechtenstein, Britské Listy, 26 februari 2004, http://www.blisty.cz/art/17123.html (consultatie op 1 mei 2009). 351 Harvard Law School, Liechtenstein v. Germany, online beschikbaar op: http://www.law.harvard.edu/faculty/martin/art_law/hans_adam.htm (consultatie op 1 mei 2009). 352 Het ging om een schilderij van Pieter Van Laer, genaamd „Der grosse Kalkofen‟, met een geschatte waarde van 500.000 Duitse Mark.
55
met al haar toebehoren en inhoud werd zoals hierboven aangehaald geconfisqueerd door de Tsjechoslowaakse staat op grond van het Benes-decreet nr. 12.353 De prins die zijn schilderij terug in zijn bezit wenste te krijgen bracht zijn vordering voor de rechtbank van Keulen, die in eerste instantie de vordering van de prins inwilligde, maar uiteindelijk op 10 oktober 1995 toch oordeelde dat de eis van de prins ontoelaatbaar was.354 De rechtbank baseerde haar uitspraak op artikel 3, 1° en 3° van de zogenaamde Settlement Convention van Bonn-Paris van 1952. Deze overeenkomst tussen de Federale Republiek Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten van Amerika maakte een einde aan de bezetting van West-Duitsland en de definitieve regeling van een aantal kwesties uit de Tweede Wereldoorlog. Zo verbond Duitsland zich ertoe in de toekomst geen bezwaren te zullen inroepen in verband met maatregelen genomen ten aanzien van Duitse eigendommen in het buitenland met betrekking tot de herstelling of restitutie als gevolg van de oorlog. Hiermee aanvaardde Duitsland impliciet de gevolgen van de Benes-decreten en zou zij in geen geval haar toevlucht zoeken tot de rechtbank om conflicten in dit verband te betwisten.355 Ook in beroep werd het verzoek van de prins afgewezen op 19 juli 1996.356 Een hoger beroep van de prins werd door het Bundesgerichtshof wederom als onontvankelijk beoordeeld aangezien geen nieuwe feiten werden aangebracht.357 Ten slotte waagde de prins zijn kansen bij het Duitse Constitutionele Hof evenwel wederom zonder succes.358 Na de verschillende procedures voor de Duitse rechtbanken keerde het schilderij terug naar Brno. Desondanks startte de prins een nieuwe procedure deze keer voor het Europees Hof voor de Rechten van de Mens tegen Duitsland. De prins beriep zich op een schending van artikel 6, paragraaf 1 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, zijnde een schending van het recht op een eerlijk proces, in combinatie met de schending van artikel 1 van Protocol nr. 1, gericht tegen de erkenning door de Duitse rechtbank van de Tsjechoslowaakse confiscatie en artikel 14 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, betreffende de discriminatie met betrekking tot het vergoeden van schade. Het Hof velde haar oordeel op 12 juli 2001.359 Het Hof deed uitspraak zonder in te gaan op de grond van de zaak. Zij stelde dat geen inbreuk vastgesteld kon worden op grond van artikel 6, paragraaf 1 omdat het Hof niet die bevoegdheid heeft de Duitse interpretatie te beoordelen. 353
A. GATTINI, “A Trojan horse for Sudeten claims? On some implications of the Prince of Liechtenstein v. Germany”, 13 Eur. J. Int‟l L. 2002, 517. 354 Zie Praxis des internationalen Privat- und Verfahrensrechts 1996, 419. 355 A. GATTINI, A Trojan horse for Sudeten claims? On some implications of the Prince of Liechtenstein v. Germany, 13 Eur. J. Int‟l L., 2002, 518. 356 Zie 42 Recht in Ost und West, 1998, nr. 242. 357 Zie 36 Archiv des Völkerrechts, 1998, nr. 198. 358 A. GATTINI, “A Trojan horse for Sudeten claims? On some implications of the Prince of Liechtenstein v. Germany”, 13 Eur. J. Int‟l L. 2002, nr. 518. 359 E.H.R.M., 12 juli 2001, nr. 42527/98, Prince Hans-Adam II van Liechtenstein t. Duitsland [GC], CEDH/EHRM 2001 – VIII.
56
3.4
De constitutionele controverse in Liechtenstein: democratie versus monarchie
Zoals eerder besproken is de prins in Liechtenstein het staatshoofd. Zijn rol in de staat Liechtenstein beperkt zich niet tot louter symbolische taken en overstijgt duidelijk de positie van andere Europese monarchen. De prins heeft reële politieke macht en poogt op geregelde tijdstippen zijn macht uit te breiden, ondermeer door de steun van het volk te zoeken bij wijze van referenda. In de jaren negentig, vooral ter gelegenheid van het tot stand komen van de E.E.R.-overeenkomst, ontstond een discussie over de rol van de prins. Het voornaamste punt van controverse was zijn recht om de Liechtensteinse regering en de Landtag te ontslaan. Toen evenwel een aantal misnoegde Liechtensteinse burgers met hun grieven naar de Raad van Europa trokken, kreeg de discussie al snel een Europees karakter. De Raad besloot de Venetië Commissie met deze zaak te belasten. Dit is een orgaan opgericht in 1990 binnen de schoot van de Raad van Europa met de taak de graad van democratisering van haar huidige en toekomstige lidstaten te becommentariëren, vooral in het licht van de nieuwe democratieën in Centraal- en Oost-Europa.360 De Commissie kreeg de taak te onderzoeken in welke mate prinselijke initiatieven om de Grondwet van Liechtenstein te wijzigen, de moderne fundamenten van de rechtsstaat en de democratische beginselen in de weg staan. De Raad stelt duidelijk dat in een Europese monarchie een staatshoofd dat niet door het volk verkozen wordt, per definitie in vraag moet worden gesteld, als fundament van een democratie. Voorts is de democratie de enig aanvaardbare staatsvorm in Europa en een absolute voorwaarde voor lidmaatschap van zowel de Raad van Europa als de Europese Unie.361 In haar advies van 13-14 december 2002 is de Commissie erg scherp over de constitutionele situatie in Liechtenstein.362 Verschillende aspecten van de Liechtensteinse staatsstructuur worden bekritiseerd in
360
Zie voor meer informatie online op: http://www.venice.coe.int/ (consultatie op 1 mei 2009); G. WINKLER, The Council of Europe: monitoring procedures and the constitutional autonomy of the member states: a European law study, based upon documents and commentaries, illustrated by the Council of Europe‟s actions against the constitutional reform in Liechtenstein, Wenen, Springer, 2006, p. 69-72. 361 G. WINKLER, The Council of Europe: monitoring procedures and the constitutional autonomy of the member states: a European law study, based upon documents and commentaries, illustrated by the Council of Europe‟s actions against the constitutional reform in Liechtenstein, Wenen, Springer, 2006, p. 1-40. 362 European Commission for Democracy through Law (Venice Commision), Opinion nr. 227/2002 on the amendment to the Constitution of Liechtenstein proposed by the Princely House of Liechtenstein, 53rd plenary meeting, Straatsburg, 13-14 december 2002, zie online op: http://www.venice.coe.int/docs/2002/CDLAD(2002)032-e.asp (consultatie op 1 mei 2009); G. WINKLER, The Council of Europe: monitoring procedures and the constitutional autonomy of the member states: a European law study, based upon documents and commentaries, illustrated by the Council of Europe‟s actions against the constitutional reform in Liechtenstein, Wenen, Springer, 2006, p. 69-181.
57
niet mis te verstane bewoordingen.363 De Commissie maakt gebruik van vergelijkingen met andere Europese monarchieën, zoals met België en Nederland wat betreft de verantwoordelijkheid voor de daden van de monarch364, of met de Noorse staat wat betreft de ceremoniële rol van de Noorse koning.365 De prins wenste de Liechtensteinse grondwet aan te passen in die zin dat wanneer hij het vertrouwen in zijn regering verloor hij de volledige regering van haar taken kon ontlasten, waarop deze een interim-regering zou kunnen aanstellen, zelfs wanneer de Landtag haar vertrouwen in de oude regering niet verloren had.366 De Commissie beoordeelt deze regel als regelrecht tegenstrijdig met de beginselen van een democratische rechtsstaat, daar de prins zijn persoonlijk beleid kan doordrukken zonder enige ministeriële of parlementaire bevestiging.367 Ditzelfde werd gesteld met betrekking tot de vooropgestelde mogelijkheid van de prins een individueel regeringslid te ontslaan zonder parlementaire controle.368 Voorts stelde de grondwetswijziging de mogelijkheid het unilateraal vetorecht van de prins uit te breiden ten aanzien van nieuwe wetgeving. Wanneer de prins binnen de zes maanden zijn goedkeuring niet geeft voor een wet, zou dit worden gelijkgesteld met een veto.369 Dit vetorecht zou zelfs kunnen worden toegepast met betrekking tot grondwetswijzigingen, met de enige uitzondering de procedure voor het opheffen van de monarchie in Liechtenstein. Volgens de Commissie is dit een uitholling van de onafhankelijkheid van het parlementaire orgaan in Liechtenstein en een schending van artikel 3 van Protocol 1 bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden.370 De prins zou bijgevolg naar eigen goeddunken en overeenkomstig zijn persoonlijke visie wetten kunnen weigeren, hetgeen volgens de Commissie onaanvaardbaar is.371 De Commissie maakt een duidelijke vergelijking met de monarchiële crisis in België als een gevolg van de weigering door de toenmalige koning Boudewijn een wet die abortus depenaliseerde in België goed te keuren gegrond op zuiver persoonlijke overwegingen. Deze controverse bracht zelfs de monarchie in België in gevaar.
363
Zie bijvoorbeeld Opinion 227/2002, nr. 18: “(…) This amendment would mean a step back towards a rather anachronistic constitutional situation as it existed before the establishment of constitutional monarchies in Europe.”. 364 Opinion nr. 227/2002, nr. 25-26. 365 Opinion nr. 227/2002, nr. 14. 366 Artikel 80 Grondwet Liechtenstein. 367 Opinion nr. 227/2002, nr. 18. 368 Opinion nr. 227/2002, nr. 20. 369 Artikel 65, lid 1 Grondwet Liechtenstein. 370 Vergelijk met A. PASTOR RIDRUEJO & G. RESS, Rapport sur la conformité de l‟ordre juridique de la Principauté de Monaco avec les principes fundamentaux du Conseil de l‟Europe, AS/BUR/Monaco 1999, 1 rév.1, §167. 371 Opinion nr. 227/2002, nr. 23-24.
58
Uiteindelijk werd de Koning tijdelijk onbekwaam tot regeren verklaard, hetgeen duidelijk maakte dat een wetsweigering op grond van zuiver persoonlijke redenen niet langer aanvaardbaar was.372 Een groot punt van discussie voor de Commissie was de effectieve aanstelling van rechters door de prins.373 Opdat een rechterlijke macht haar taken naar behoren kan uitoefenen dient haar onafhankelijkheid te worden gegarandeerd. De aanstelling van rechters door een niet-verkozen orgaan, in casu de prins, kan problemen doen rijzen met betrekking tot die onafhankelijkheid en zou een schending uitmaken van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden.374 Dit laatste punt van bezorgdheid bij de Raad van Europa, de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht in Liechtenstein, was niet louter een theoretisch probleem. In de zaak Wille t. Liechtenstein werd het Europees Hof voor de Rechten van de Mens gevraagd zich uit te spreken over het democratisch gehalte van de staat Liechtenstein en de verreikende bevoegdheden van de prins. In de jaren negentig ontstond het conflict tussen de heer Herbert Wille, een Liechtensteins onderdaan, en de prins van Liechtenstein. In 1992 maakte de heer Wille deel uit van de Liechtensteinse regering, maar na een conflict met de prins verkoos de heer Wille in 1993 de regering te verlaten en werd aangesteld als voorzitter van de administratieve rechtbank van Liechtenstein. In 1995 hield de heer Wille een reeks lezingen waarin hij zijn visie op het constitutioneel bestel van Liechtenstein uit de doeken deed. De prins echter was niet gediend met deze openlijke verklaringen die duidelijk afweken van de visie van de prins en in feite de enige aanvaardbare opinie binnen het prinsdom, waarop de heer Wille prompt ontslaan werd uit zijn functie en zelfs het impliciet verbod kreeg nog een openbaar ambt uit te oefenen in Liechtenstein. De prins stelde dat hij de heer Wille niet zou aanstellen in een openbaar ambt, ook al werd hij daartoe voorgedragen door de Landtag. Toen de Landtag hem in 1997 voordroeg voor een nieuwe termijn als voorzitter van de rechtbank, weigerde de prins dan ook hem aan te stellen.375 De heer Wille maakte een geding aanhangig voor het Europees Hof voor de Rechten van de Mens tegen de staat Liechtenstein op grond van artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens inzake de vrijheid van meningsuiting. De redenering van het Hof begon met de vaststelling dat de restrictie van de vrijheid van meningsuiting van de heer Wille bij wet was voorgeschreven en bovendien een legitiem doel nastreefde, met name het behoud van de openbare orde en de stabiliteit
372
Opinion nr. 227/2002, nr. 22. Artikel 96, lid 1 Grondwet Liechtenstein. 374 Opinion nr. 227/2002, nr. 29-31. 375 X, “Case Comment Wille v. Liechtenstein (28396/95), 2000, 30 E.H.H.R., 558 (E.C.H.R.), 1168”, E.L.Rev. 2000, nr. 160. 373
59
binnen de staat en het verzekeren van de traditionele onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechterlijke macht. Daarnaast erkende het Hof nog dat een hooggeplaatste ambtenaar, zoals de heer Wille ten tijde van de feiten was, een ruimere inperking van zijn recht op vrije meningsuiting moet aanvaarden overeenkomstig artikel 10, lid 2 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Desondanks oordeelde het Hof dat de uitingen van de heer Wille niet ongeoorloofd waren, des te meer omdat een aanzienlijk deel van de Liechtensteinse bevolking de heer Wille volgde in zijn overtuigingen. Zijn opmerkingen sloegen namelijk niet op hangende of actuele kwesties, noch betroffen zij harde kritiek op personen of openbare instellingen, noch beoogden deze de prins of andere hoge ambtenaren te beledigen. Bijgevolg besloot het Hof op 28 oktober 1999 met een duidelijke meerderheid van zestien tegen één dat de prinselijke tussenkomst niet noodzakelijk was in een democratische samenleving en strijdig was met artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.376 Desondanks de hevige kritiek zowel binnen Liechtenstein, als uit Europa, verkreeg de prins op 16 maart 2003 de steun van de bevolking via een referendum. Zodoende werden de prinselijke initiatieven goedgekeurd en de Grondwet gewijzigd waardoor de prinselijke bevoegdheden gevoelig uitgebreid werden.377 De Raad van Europa besloot na de negatieve adviezen van de Venetië Commissie toch slechts constructieve dialoog met Liechtenstein op te starten. In dat opzicht werd in 2006 een ad hoc Comité opgericht met de opdracht in samenwerking met het Liechtensteinse parlement de constitutionele situatie in Liechtenstein te evalueren.378 Hoewel de Europese Unie zich tot nog toe niet heeft uitgesproken over deze kwestie, is het vanzelfsprekend dat de controverse invloed heeft gehad op de bilaterale relaties tussen de Europese Unie en Liechtenstein.379
376
E.H.R.M., 28 oktober 1999, nr. 28396/95, Wille t. Liechtenstein, ECHR 1999, VII; X, “Case Comment Wille v. Liechtenstein (28396/95), 2000, 30 E.H.H.R., 558 (E.C.H.R.), 1168”, E.L.Rev. 2000, nr. 160. 377 M. MARESCEAU, The relations between the EU and Liechtenstein, niet gepubliceerd, opgenomen in de syllabus bij de cursus „Grondige Studie Europees Recht‟, Master in de Rechten, Universiteit Gent, p. 20. 378 G. WINKLER, The Council of Europe: monitoring procedures and the constitutional autonomy of the member states: a European law study, based upon documents and commentaries, illustrated by the Council of Europe‟s actions against the constitutional reform in Liechtenstein, Wenen, Springer, 2006, p. 64. 379 M. MARESCEAU, The relations between the EU and Liechtenstein, niet gepubliceerd, opgenomen in de syllabus bij de cursus „Grondige Studie Europees Recht‟, Master in de Rechten, Universiteit Gent, p. 20-21.
60
4
Monaco
Inleiding Monaco is misschien wel de meest bekende maar zeker ook de meest beruchte Europese microstaat. De microstaat is gelegen aan de Franse Côte d‟Azur ongeveer op zestien kilometer van de Italiaanse grens.380 De Aristocraat van Europa heeft een zeer hoog aanzien in de wereld en huisvest enkele grote sportevenementen, zoals de jaarlijkse Formule 1 Grand Prix van Monaco.381 Het zachte mediterrane klimaat, de fraaie infrastructuur, zoals de indrukwekkende jachthaven en het wereldberoemde casino, en het aantrekkelijke fiscale klimaat zorgen ervoor dat heel wat topatleten en andere zeer kapitaalkrachtige personen vanuit alle werelddelen naar Monaco uitwijken. Hoewel de prijzen op de immobiliënmarkt bijzonder hoog zijn en het leven in Monaco erg duur is, blijkt een verhuis naar de microstaat voor de rijken toch voordelig.382 Met een oppervlakte van amper 1,95 km² is Monaco de op één na kleinste staat ter wereld, na Vaticaanstad.383 Monaco heeft ongeveer 33.000 inwoners en zodoende een bevolkingsdichtheid van meer dan 16.000 inwoners per km²384, hetgeen veruit de hoogste bevolkingsdichtheid van alle staten ter wereld is.385 Amper negentien procent van deze bevolking heeft evenwel de Monegaskische nationaliteit. De grootste vertegenwoordigde nationaliteit in Monaco is de Franse met meer dan dertig procent.386 Het culturele leven in Monaco is eveneens erg indrukwekkend. Het prinsdom is de thuishaven van enkele culturele trekpleisters met wereldfaam, zoals l‟Orchestre Philharmonique de Monte-Carlo en
380
World Atlas, Map of Monaco, online beschikbaar op: http://www.worldatlas.com/webimage/countrys/europe/mc.htm (consultatie op 1 mei 2009); J. BETHEMONT, Géographie de la Méditerrannée: du mythe unitaire à l‟espace fragmenté, Parijs, Colin, 2000, 313 p. 381 Zie voor meer informatie over sport in Monaco: Monte-Carlo S-B-M, Sport in Monaco, online beschikbaar op: http://en.montecarloresort.com/Sport-in-Monaco.html (consultatie op 1 mei 2009). 382 M.G. KOCHER, Very small countries: economic success against all odds, Vaduz, Verlag der Liechtensteinischen akademischen Gesellschaft, 2002, p. 151-152. 383 Principauté de Monaco, Ministère d‟État, Histoire et patrimoine, online beschikbaar op: http://www.monaco.gouv.mc/devwww/wwwnew.nsf/1909!/x2Fr?OpenDocument&2Fr (consultatie op 1 mei 2009). 384 Principauté de Monaco, Ministère d‟État, Monaco en Chiffres, Édition 2007, online beschikbaar op: http://www.monaco.gouv.mc/devwww/wwwnew.nsf/e89a6190e96cbd1fc1256f7f005dbe6e/b1e4d9a8a45d5a34c 125704a0032ec7b/$FILE/MC%20en%20chiffres%20-%20Edition%202007.pdf (consultatie op 1 mei 2009). 385 U.S. Department of State, Bureau for Public Affairs, Countries and other areas, online beschikbaar op: http://www.state.gov/p/eur/ci/mn/ (consultatie op 1 mei 2009). 386 Direction du Tourisme et des Congrès de la Principauté de Monaco, Histoire, institutions, économie et relations internationales, p. 4-5, online beschikbaar op: http://www.monaco.gouv.mc/devwww/wwwnew.nsf/9667b131729cbfe4c1256dd60027913f/db9e0e2211fe963cc 1256f47003227f6/$FILE/Brochure_Histoire.pdf (consultatie op 1 mei 2009).
61
de prachtige Opéra de Monte-Carlo. Het prinsdom poogt het culturele leven in Monaco te stimuleren, waarvoor zij enorme fondsen beschikbaar stelt.387
4.1
Achtergrond
4.1.1 Historisch perspectief Het gebied rond het huidige Monaco kende reeds een beschaving in de tijd van de oude Grieken, die er een tempel bouwden ter ere van de Griekse mythische figuur Herakles en het Herakles Monoikos noemden. De term Monoikos is afkomstig van de toenmalige Ligurische stam die het gebied bewoonde.388 In 49 voor Christus viel de vesting in handen van de Romeinen onder leiding van Julius Caesar en hernoemden het tot Herculis Monoeci Portus.389 In deze periode schreef de Romeinse poëet Publius Vergilius Maro reeds over de „Rots van Monaco‟, net als in de geschriften van de bekende Romein Plinius de Oude.390 De band met Hercules is tot op vandaag merkbaar in de populaire bijnaam van Monaco, Port d‟Hercule.391 Na de val van het West-Romeinse Rijk in de vijfde eeuw na Christus was Monaco het voorwerp van opeenvolgende veroveringen.392 Op het einde van de twaalfde eeuw werd Monaco onderworpen aan de autoriteit van de republiek Genua. Binnen deze republiek streden twee fracties voor de macht, de Ghibellijnen en de Welfen (Guelfes). Op 10 juni 1215 bouwden de Ghibellijnen een fort op de Rots van Monaco, die moest dienen als militair centrum. De Grimaldi‟s waren een vooraanstaande familie binnen de stroming van de Welfen die na een aantal conflicten in Genua met Ghibellijnen wilden verhuizen naar Monaco.393 Op 8 januari 1297 veroverde François Grimaldi de Rots van Monaco.394 Deze zou volgens een legende vermomd als Franciscaanse monnik de vesting van de Ghibellijnen binnengeslopen zijn. Gedurende de volgende twee eeuwen moest de Grimaldi familie een zware strijd leveren voor het behoud van haar 387
Direction du Tourisme et des Congrès de la Principauté de Monaco, Programme 2009: Manifestations publiques, 14 p., online beschikbaar op: http://www.monaco.gouv.mc/devwww/wwwnew.nsf/0/c4e32d2796c289d5c12574cd00492fa5/$FILE/Programm e%202009%20.pdf (consultatie op 1 mei 2009). 388 De Liguriërs zijn een oud-Europees volk met wortels in het noordwesten van het huidige Italië, voornamelijk rond de Italiaanse stad Genua. 389 Herculis/Hercules is de Romeinse naam van de Griekse figuur Herakles, zoon van Zeus. 390 PLINIUS SECUNDUS, The history of Nature, Book III, online Engelse vertaling van P. HOLLAND (1601): http://penelope.uchicago.edu/holland/pliny3.html (consultatie op 1 mei 2009) 391 Monte-Carlo, Le guide de la Principauté, Histoire de Monaco, online beschikbaar op: http://www.montecarlo.mc/index-histoire_monaco-fr.html (consultatie op 1 mei 2009). 392 De regio had te leiden onder plundertochten van ondermeer noord-Afrikaanse volkeren, zoals de Saracenen, en verwoestingen door diverse Barbaarse stammen. 393 J.-B. ROBERT, Histoire de Monaco, Parijs, P.U.F., 1997, p. 11-25. 394 G. GRINDA, La principauté de Monaco: L‟état, son statut international, ses institutions, Parijs, Pedone, 2005, p. 2.
62
gebied, tot in 1489 Lambert Grimaldi werd erkend als soeverein over Monaco395, Menton en Roquebrune door de koning van Frankrijk396 en hierdoor bevrijd van de Genuese dominantie.397 De Grimaldi‟s hielden in de daaropvolgende periode rekening met de diverse machtsverschuivingen in Europa door allianties te zoeken, zoals met de Spaanse koning398 van 1524 tot 1641, waardoor Monaco een Spaans protectoraat werd399 en een Spaans garnizoen in Monaco werd gestationeerd. De titel van prins werd door een Spaanse rechtbank toegekend aan de Monegaskische soeverein in 1633. In 1641 verkoos Monaco de alliantie echter te verbreken omdat de Spanjaarden te dominant waren voor Monaco. Daardoor zocht Monaco hernieuwde banden met Frankrijk.400 Op 14 september 1641 werd het Verdrag van Péronne gesloten met Frankrijk.401 Deze overeenkomst verving het Spaanse garnizoen door een Franse legereenheid en verzekerde de Monegaskische bescherming tegen vreemde agressie. Dit protectoraatschap verleende de prins volwaardige interne soevereiniteit over Monaco. Monaco bleef een protectoraat van Frankrijk tot 1793, wanneer onder invloed van de Franse Revolutie Monaco werd geïncorporeerd in Frankrijk.402 Monaco zelf kreeg de naam Port Hercule en werd een kleine havenstad in het kanton Menton, in de bestuurlijke regio Alpes-Maritimes.403 In 1814 herwon de prins van Monaco zijn rechten over Monaco, onder dezelfde voorwaarden zoals vastgesteld door het Verdrag van Péronne van 1641.404 Amper één jaar later werd deze regeling gewijzigd door het Congres van Wenen van 1815, dat besliste om van Monaco, Menton en Roquebrune een protectoraat te maken van het koninkrijk Sardinië, onder dezelfde voorwaarden als het protectoraatschap met Frankrijk. De koning van Sardinië zond een garnizoen naar de regio, terwijl de prins zijn interne soevereiniteit over het gebied behield.405
395
F. MURRAY, “Micro-states” in S. BLOCKMANS en A. LAZOWSKI (eds.), The European Union and it‟s neighbours: a Legal appraisal of the EU‟s policies of stabilisation, partnerschip and integration, Den Haag, TMC Asser Press, 2006, p. 189. 396 Koning Karel VIII van Frankrijk. 397 J.-B. ROBERT, Histoire de Monaco, Parijs, P.U.F., 1997, p. 26-41. 398 Koning Karel I van Spanje. 399 V. STAPPER, Europäische Mikrostaaten und autonome Territorien im Rahmen der EG, Baden-Baden, Nomos, 1999, p. 26. 400 J. DUURSMA, Fragmentation and the international relations of micro-states: self-determination and statehood, Cambridge, Cambridge University Press, 1996, p. 278. 401 Verdrag van Péronne, gesloten op 14 september 1641 door de Monegaskische Prins Honorius II Grimaldi en de Franse Koning Lodewijk XIII. 402 G. GRINDA, La principauté de Monaco: L‟état, son statut international, ses institutions, Parijs, Pedone, 2005, p. 4. 403 J.-B. ROBERT, Histoire de Monaco, Parijs, P.U.F., 1997, p. 42-50. 404 E. BUSEK en W. HUMMER, Der Kleinstaat als Akteur in den internationalen Beziehungen, Vaduz, Verlag der Liechtensteinischen akademischen Gesellschaft, 2004, p. 85. 405 J.-B. ROBERT, Histoire de Monaco, Parijs, P.U.F., 1997, p. 51-72.
63
Na een aantal conflicten over belastingen verkozen de gemeenschappen Menton en Roquebrune zichzelf in 1848 volledig te integreren in het Sardinische koninkrijk. Dit faalde doordat de koning van Sardinië zelf verwikkeld was in een conflict met Oostenrijk en niet kon verhinderen dat het Sardinische garnizoen in Menton en Roquebrune vervangen werd door Franse troepen. Een volksraadpleging in 1860 in de beide gemeenschappen resulteerde in een overweldigende overwinning van een incorporatie in het Franse keizerrijk.406 Frankrijk en de prins van Monaco sloten in dit verband op 2 februari 1861 een Verdrag waarin de prins zijn soevereine rechten over Menton en Roquebrune verkocht aan de Franse keizer. Voorts installeert het Verdrag een douane-unie tussen Frankrijk en Monaco407, en verbindt Monaco zich ertoe geen nieuwe alliantie aan te gaan met een andere staat dan Frankrijk408. Door het Verdrag van 1861 was Monaco niet langer een protectoraat van Frankrijk en ontstond in principe een onafhankelijke staat met de soevereine rechten in hoofde van de prins. Frankrijk behield bepaalde voorrechten en bevoegdheden met betrekking tot Monaco, zoals het buitenlandse beleid. In 1863 werd een concessie toegekend die Monaco toeliet een casino uit te baten.409 Dit was zodoende het begin van de geschiedenis van het wereldberoemde casino van MonteCarlo, dat werd geopend in 1867. Door het openen van dit casino en het promoten van luxetoerisme poogde Monaco haar financiële middelen te verhogen. Bovendien werd in 1868 een spoorverbinding aangelegd tussen Monaco en Frankrijk.410 Tenslotte werd op 8 februari 1869 alle directe belasting afgeschaft.411 De prins had de absolute macht over Monaco tot een eerste grondwet voor Monaco werd uitgevaardigd in 1911412, maar in de praktijk bleef het prinsdom na de uitvaardiging van de grondwet onder autocratisch bewind van de monarch. Op 17 juli 1918 werd bovendien de onafhankelijkheid van Monaco herbevestigd en de betrekkingen tussen Frankrijk en Monaco heronderhandeld in een geheim verdrag tussen Monaco en Frankrijk.413 Dit Verdrag werd later geïntegreerd in de Vredesconferentie
406
Verdrag van 2 februari 1861 tussen het Prinsdom Monaco en het Keizerrijk Frankrijk; J. DUURSMA, Fragmentation and the international relations of micro-states: self-determination and statehood, Cambridge, Cambridge University Press, 1996, p. 279. 407 Artikel 6 van het Verdrag van 1861. 408 Additionele artikelen 1 en 2 van het Verdrag van 1861 409 V. STAPPER, Europäische Mikrostaaten und autonome Territorien im Rahmen der EG, Baden-Baden, Nomos, 1999, p. 26. 410 G. GRINDA, La principauté de Monaco: L‟état, son statut international, ses institutions, Parijs, Pedone, 2005, p. 6. 411 J. DUURSMA, Fragmentation and the international relations of micro-states: self-determination and statehood, Cambridge, Cambridge University Press, 1996, p. 280. 412 Online beschikbaar op website Conseil National van Monaco, http://www.conseilnational.mc/constitution.php (consultatie op 1 mei 2009). 413 (Geheim) Verdrag van 17 juli 1918 tussen het Prinsdom Frankrijk en de Republiek Frankrijk en de aanvullende uitwisseling van brieven van dezelfde datum, op citaat in J. DUURSMA, Fragmentation and the international relations of micro-states: self-determination and statehood, Cambridge, Cambridge University Press, 1996, nr. 155, p. 294.
64
van Parijs van 18 januari 1919 tot 21 januari 1920414.415 Frankrijk garandeert in dit verdrag de onafhankelijkheid en soevereiniteit van Monaco416, maar ze dient wel haar buitenlands beleid in overeenstemming met het Franse buitenlands beleid brengen417.418 Monaco heeft sedert het begin van de twintigste eeuw zich bijzonder ingespannen om zich internationaal te profileren. Zo richtte de Monegaskische prins419 in 1903 het Institut International de la Paix op met zetel in Monaco als internationaal forum voor het zoeken naar vredevolle oplossingen voor internationale conflicten. Gedurende zowel de Eerste als de Tweede Wereldoorlog bleef Monaco formeel neutraal, maar niettemin werd tijdens de Tweede Wereldoorlog Monaco bezet door Italiaanse en later Duitse troepen. In de tweede helft van de twintigste eeuw kende Monaco een zeer steile ontwikkeling, ondermeer door de toestroom van vreemd kapitaal en buitenlanders en de ontplooiing van de bouw- en industriële sector.420 Bovendien zag Monaco zich in de jaren 70 gelimiteerd door haar kleine grondgebied en grote bouwzucht, waardoor 0,31 vierkante kilometer in de aangrenzende zee werd drooggelegd.421 Deze projecten van oppervlaktewinning op de zee zijn tot op vandaag nog gaande.
4.1.2 Staatkundig perspectief Monaco is een moderne constitutionele monarchie.422 Zij respecteert de fundamentele rechten en vrijheden en alle beginselen van een hedendaagse rechtsstaat423 worden gegarandeerd door haar moderne grondwet van 17 december 1962.424
414
Meer bepaald in artikel 436 van het Verdrag van Versailles van 28 juni 1919. J.-B. ROBERT, Histoire de Monaco, Parijs, P.U.F., 1997, p. 87. 416 Artikel 1, par. 1 Verdrag van 1918. 417 Artikel 1, par. 2 Verdrag van 1918: „de son côté, le Gouvernement de Son Altesse Sérénissime le Prince de Monaco s‟engage à exercer ses droits de souveraineté en parfaite conformité avec les intérêts politiques, militaires, navals et économiques de la France‟, op citaat J. DUURSMA, Fragmentation and the international relations of micro-states: Self-determination and statehood, Cambridge, Cambridge University Press, 1996, p. 295. 418 G. ULSES, Monaco und die Europäische Union: heimliche oder unmögliche Mitgliedschaft?, Sindelfingen, Libertas, 2004, p. 17. 419 Prins Albert I Grimaldi van Monaco, http://www.palais.mc/monaco/x-net/internet-palaisprincier/francais/s.a.s.-le-prince-albert-ii/biographie/biographie.63.html (consultatie op 1 mei 2009). 420 J.-B. ROBERT, Histoire de Monaco, Parijs, P.U.F., 1997, p. 116. 421 G. ULSES, Monaco und die Europäische Union: heimliche oder unmögliche Mitgliedschaft?, Sindelfingen, Libertas, 2004, p. 17. 422 P. COSTANZA, “Principato di Monaco” in G. GUIDI en G.F. FERRARI, Piccolo stato, costituzione e connessioni internazionali, Turijn, Giapichelli, 2003, p. 35. 423 Artikel 2 van de Monegaskische Grondwet. 415
65
Het Monegaskische staatshoofd is de prins van Monaco.425 Deze titel gaat over op de directe en rechtmatige afstammeling van de regerende prins, met prioriteit van mannelijke afstammelingen.426 De prins behoort traditioneel tot de dynastie van de Grimaldi‟s. Bij gebreke aan een troonopvolger houdt Monaco op te bestaan als onafhankelijke staat en wordt Monaco een protectoraat van Frankrijk.427 De uitvoerende macht in Monaco wordt uitgeoefend door de prins en zijn regering onder de verantwoordelijkheid van de prins.428 Door de Conventie van 28 juli 1930 gesloten tussen Monaco en Frankrijk429 dient de eerste minister (le Ministre d‟État)430 de Franse nationaliteit te bezitten, net als de minister van binnenlandse zaken (le Conseiller de Gouvernement pour l‟Intérieur)431.432 De Franse regering maakt een lijst over aan met drie kandidaten, waaruit de prins van Monaco zijn volgende Conseiller d‟État aanduidt.433 De Monegaskische regering bestaat uit het regeringshoofd en vijf assisterende ministers met een bijbehorend departement. Monaco heeft een parlement, het Conseil National, dat bestaat uit 18 rechtstreeks verkozen leden.434 Dit parlement oefent in Monaco de wetgevende macht uit435, maar dient deze te delen met de prins van Monaco, die het exclusieve initiatiefrecht heeft.436437 Het Conseil National kan een voorstel doen van wet of een amendering verrichten, maar deze kunnen worden genegeerd door de prins en zijn
424
Grondwet van Monaco van 17 december 1962, zoals laatst herzien door Wet nr. 1249 van 2 april 2002, J.M. nr. 7541; G. GRINDA, La principauté de Monaco: L‟état, son statut international, ses institutions, Parijs, Pedone, 2005, p. 171 et seq. 425 Sinds 12 juli 2005 is prins Albert II Grimaldi van Monaco het regerend staatshoofd. 426 Artikel 10 van de Monegaskische Grondwet. 427 V. STAPPER, Europäische Mikrostaaten und autonome Territorien im Rahmen der EG, Baden-Baden, Nomos, 1999, p. 28. 428 Artikel 3, 43 en 44 van de Monegaskische Grondwet. 429 Verdrag van 28 juli 1930 tussen het Prinsdom Monaco en de Republiek Frankrijk, online beschikbaar op: http://untreaty.un.org/unts/1_60000/27/27/00053321.pdf (consultatie op 1 mei 2009). 430 Dit is sinds december 2004 Mr. Jean-Paul Proust, zie Principauté de Monaco, Ministère d‟État, Le Gouvernemnt: Le Ministre d‟État, online beschikbaar op: http://www.gouv.mc/devwww/wwwnew.nsf/1909$/9ad1449ab5e11bc6c1256f5c003123f5fr?OpenDocument&4 Fr (consultatie op 1 mei 2009). 431 Dit is sinds april 2006 Mr. Paul Masseron, zie Principauté de Monaco, Ministère d‟État, Département de l‟intérieur, online beschikbaar op: http://www.gouv.mc/devwww/wwwnew.nsf/1909$/0446143fb6653ae6c1256f5e0053bc86fr?OpenDocument&4 Fr (consultatie op 1 mei 2009). 432 Artikel 5 Conventie van 1930 tussen Monaco en Frankrijk. 433 V. STAPPER, Europäische Mikrostaaten und autonome Territorien im Rahmen der EG, Baden-Baden, Nomos, 1999, p. 28. 434 Artikel 53 van de Monegaskische Grondwet. 435 Artikel 4 van de Monegaskische Grondwet. 436 Artikel 66 van de Monegaskische Grondwet. 437 Dit initiatiefrecht is evenwel niet absoluut, aangezien een samenwerking met de Ministre d‟État vereist is (contrasigne), artikel 67, par. 1 van de Monegaskische Grondwet.
66
regering.438 Wetgeving kan uiteindelijk pas worden aangenomen door de Conseil National en de prins samen.439 Wat betreft de bestuurlijke indeling van Monaco, bestaat Monaco uit één gemeenschap (Commune) met een vijftienkoppige raad (Conseil Communal), ter behartiging van de lokale belangen in Monaco. Aan het hoofd van deze Commune staat een „burgemeester‟ (le Maire)440.441 Vandaag wordt niet meer betwist dat Monaco een onafhankelijke en soevereine staat is.442 Ten tijde van de Verdragen van Rome in de jaren vijftig was dit enigszins anders.443 Sindsdien heeft de staat Monaco een ontwikkeling ondergaan die toen niet voorzienbaar was. Een belangrijk gegeven voor Monaco in deze kwestie was de toetreding tot de Verenigde Naties op 28 maart 1993.444 De vereiste constitutieve elementen van een staat zijn het grondgebied, de bevolking en een effectieve openbare macht. Deze drie elementen kennen traditioneel hun oorsprong in de Montevideo Conventie van 1933.445 Monaco is de tweede kleinste staat ter wereld, na Vaticaanstad, met een oppervlakte van amper 195 hectare.446 Daarnaast heeft slechts 15 procent van haar inwoners de Monegaskische nationaliteit. Desondanks heeft men nooit gesteld dat een microstaat omwille van haar beperkt aantal inwoners of haar beperkte oppervlakte geen staat kan zijn overeenkomstig het internationaal recht. Er heerst met name een principiële gelijkheid van staten in het internationale publiekrecht, ondermeer verankerd in het Handvest van de Verenigde Naties.447 Dit wordt voorts nog gesteund door de praktijk van de Verenigde Naties dat alle staten, hoe klein ook, tot haar lidstaten worden gerekend.
438
Artikel 67, par. 2 van de Monegaskische Grondwet, zie ook Principauté de Monaco, Conseil National, Le système législatif, online beschikbaar op: http://www.conseil-national.mc/expli.php (consultatie op 1 mei 2009). 439 Artikel 54 van de Monegaskische Grondwet. 440 Dit is sinds de verkiezingen van 4 maart 2007 Mr. Georges Marsan, zie Principauté de Monaco, La Mairie, http://www.monaco-mairie.mc (consultatie op 1 mei 2009). 441 Artikelen 78 en 79 van de Monegaskische Grondwet. 442 G. GUIDI en G.F. FERRARI, Piccolo stato, costituzione e connessioni internazionali, Turijn, Giapichelli, 2003, p. 35 et seq. 443 T.D. GRANT, “Between diversity and disorder: A review of Jorri C. Duursma, Fragmentation and the international relations of micro-states: self-determination and statehood”, 12 Am. U. J. Int‟l L. & Pol‟y 1997, nr. 665-667. 444 V. STAPPER, Europäische Mikrostaaten und autonome Territorien im Rahmen der EG, Baden-Baden, Nomos, 1999, p. 27. 445 Montevideo Convention on the rights and duties of states van 26 december 1933, tekst (in het Engels) online beschikbaar op: http://avalon.law.yale.edu/20th_century/intam03.asp (consultatie op 1 mei 2009). 446 447
Artikel 2, lid 1 van het VN-Handvest, online beschikbaar op: http://www.un.org/aboutun/charter/ (consultatie op 1 mei 2009).
67
Wat betreft het uitoefenen van een effectieve openbare macht over de Monegaskische bevolking en het Monegaskische grondgebied bestaan heel wat meer discussiepunten.448 Centraal in deze kwestie staat de vraag over de waarneming van de buitenlandse betrekkingen door Frankrijk.449 Dit wordt echter later behandeld.
4.1.3 Economisch perspectief De economie van het kleine Monaco kende een steile groei op het einde van de twintigste eeuw, voornamelijk door de spoorverbinding met Frankrijk en het openen van een casino van Monte-Carlo. Heden ten dage is de Monegaskische economie voornamelijk gericht op financiële dienstverlening, toerisme en handel. Daarnaast zorgt een aantrekkelijk belastingsstelsel voor een toestroom van buitenlandse ondernemingen. Monaco staat vooral gekend als een populair en mondain vakantieoord met haar wereldberoemde casino en aangename mediterrane klimaat. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat 25 % van de inkomsten van Monaco hun oorsprong vinden in het toerisme.450 Monaco heeft een relatief uitgebreid hotelwezen dat jaarlijks bijna één miljoen toeristen laat overnachten.451 Een groot voordeel voor Monaco ten opzichte van bijvoorbeeld Andorra is haar relatieve toegankelijkheid. Andorra ligt in feite verscholen in de Pyreneeën en men kan het staatje slechts via twee autowegen binnenrijden452, terwijl
448
Zie ook G. ULSES, Monaco und die Europäische Union: heimliche oder unmögliche Mitgliedschaft?, Sindelfingen, Libertas, 2004, p. 27. 449 T.D. GRANT, “Between diversity and disorder: A review of Jorri C. Duursma, Fragmentation and the international relations of micro-states: self-determination and statehood”, 12 Am. U. J. Int‟l L. & Pol‟y 1997, nr. 666. 450 Principauté de Monaco, Ministère d‟État, Budget de l‟État Monégasque: les prévisions pour 2007, 10 oktober 2006, online beschikbaar op: http://www.gouv.mc/304/wwwnew.nsf/1909$/5068db2a5543600ec12572030037c0b2fr?OpenDocument&1Fr (consultatie op 1 mei 2009); Principauté de Monaco, Ministère d‟État, Rapport budgétaire de la Principauté de Monaco 2005, p. 1-15, online beschikbaar op: http://www.gouv.mc/devwww/wwwnew.nsf/e89a6190e96cbd1fc1256f7f005dbe6e/b9d7989a41d6c875c1256f82 0057b766/$FILE/Tourisme%204-6.pdf (consultatie op 1 mei 2009). 451 Gouvernement de Monaco, Monaco en Chiffres, p. 167-175, online beschikbaar op: http://www.gouv.mc/devwww/wwwnew.nsf/e89a6190e96cbd1fc1256f7f005dbe6e/b9d7989a41d6c875c1256f82 0057b766/$FILE/Tourisme%204-6.pdf (consultatie op 1 mei 2009). 452 The European Travel & Tourism Bureau, All Travel Andorra, Driving Itinerary for Andorra, online beschikbaar op: http://www.alltravelandorra.com/Andorra/Car_Rental/Driving_Trip_Planner.htm (consultatie op 1 mei 2009).
68
Monaco ook toegankelijk is met de trein en per boot.453 De spectaculaire jachthaven van Monaco, zoals recent uitgebreid in de wijk Fontvieille, is een trekpleister voor de rich and famous.454 De industriële sector van Monaco heeft zijn wortels in de beginjaren van de twintigste eeuw toen men startte met het droogleggen van land voor de Monegaskische kust. Vandaag is de industriële sector goed voor ongeveer tien procent van de Monegaskische inkomsten. Het grootste deel van deze sector legt zich toe op cosmetische en farmacologische productie.455
4.2
De externe betrekkingen van Monaco met de Europese Unie
4.2.1 Het hedendaagse buitenlands beleid van Monaco Het buitenlands beleid van Monaco is uiteraard vervlochten met het Franse externe beleid.456 Dit impliceert dat Monaco het traditioneel neutrale beleid van de andere microstaten nastreeft, omwille van haar politieke affiniteit met Frankrijk, bovendien versterkt door het Verdrag van 17 juli 1918. Desondanks blijft de grootste bekommernis van het Monegaskische beleid de profilering als onafhankelijke staat en de daarmee gepaard gaande internationale erkenning.457 Vooraleer de externe betrekkingen van Monaco te bestuderen, dient men eerst aandacht te besteden aan de bijzondere relatie van Monaco met Frankrijk. Het basisverdrag betreffende de betrekkingen tussen beide staten is het Verdrag van 17 juli 1918 en de bijhorende uitwisseling van brieven van dezelfde datum.458 De ware motivering aan Franse kant voor het sluiten van een nieuw Verdrag met het Prinsdom was eigenlijk politiek gekleurd. Er was namelijk een reële kans dat een Duitser binnen afzienbare tijd troonopvolger zou kunnen worden459 en rekening houdend met het feit dat dit zich 453
Gare de Monaco, online meer informatie beschikbaar op: http://www.monaco-gare.com/home.html (consultatie op 1 mei 2009). 454 M.G. KOCHER, Very small countries: economic success against all odds, Vaduz, Verlag der Liechtensteinischen akademischen Gesellschaft, 2002, p. 151-152. 455 Principauté de Monaco, Ministère d‟État, Monaco en chiffres, Édition 2007, p. 145-148 en p. 151-158, online beschikbaar op: http://www.monaco.gouv.mc/devwww/wwwnew.nsf/e89a6190e96cbd1fc1256f7f005dbe6e/b1e4d9a8a45d5a34c 125704a0032ec7b/$FILE/MC%20en%20chiffres%20-%20Edition%202007.pdf (consultatie op 1 mei 2009). 456 F. MURRAY, “Micro-states” in S. BLOCKMANS en A. LAZOWSKI (eds.), The European Union and it‟s neighbours: a Legal appraisal of the EU‟s policies of stabilisation, partnerschip and integration, Den Haag, TMC Asser Press, 2006, p. 194. 457 J. DUURSMA, Fragmentation and the international relations of micro-states: self-determination and statehood, Cambridge, Cambridge University Press, 1996, p. 294; G. GRINDA, La principauté de Monaco: L‟état, son statut international, ses institutions, Parijs, Pedone, 2005, p. 7-9. 458 S. MOUROU, Les relations internationales de la Principauté de Monaco, Rijsel, Atelier national de reproduction des thèses, p. 25. 459 Prinses Florestine Grimaldi, de zus van Prins Charles III Grimaldi, was in 1863 getrouwd met de Duitse Prins Wilhelm von Württemberg, Hertog van Urach en had twee kinderen van hem gekregen. De toenmalige
69
afspeelde tijdens de Eerste Wereldoorlog kon Frankrijk dit niet toelaten. In het Verdrag werd overeengekomen dat de troonopvolger de Franse of Monegaskische nationaliteit dient te bezitten. Monaco zag hierin ook de kans zich terwijl als onafhankelijke staat te profileren. Overeen werd gekomen dat bij ontstentenis van een rechtmatige Monegaskische troonopvolger, zijnde een directe of adoptieve afstammeling, Monaco terug een protectoraat wordt van Frankrijk.460 Van groter belang voor de hedendaagse betrekkingen zijn de eerste twee artikelen van het Verdrag.461 Artikel 1 stelt onomwonden dat Frankrijk de onafhankelijkheid en soevereiniteit garandeert en dit zal verdedigen als ware het deel van het Frans grondgebied.462 Daarnaast bepaalt hetzelfde artikel dat de Prins en zijn regering haar soevereiniteitsrechten slechts zal uitoefenen in perfecte conformiteit met de politieke, militaire, maritieme en economische belangen van Frankrijk.463 Rond deze laatste bepalingen bestaan heel wat verschillende opinies.464 Als men de twee paragrafen van artikel 1 samen leest kan men besluiten dat Monaco haar beleid slechts in overeenstemming met de Franse belangen moet brengen mits dit de soevereiniteit en onafhankelijkheid van het Prinsdom geen nadeel toebrengt. Bovendien staat het vast dat Monaco het recht heeft delegaties uit te zenden.465 Op 24 oktober 2002 werd een nieuwe overeenkomst gesloten tussen het Prinsdom Monaco en de Republiek Frankrijk466, waarin de bepalingen van 1918 werden herzien.467 Artikel 2 van dit verdrag stelt dat Monaco de fundamentele kwesties van haar buitenlands beleid dient uit te oefenen in convergentie met het Franse buitenlandse beleid na gepast overleg.468 Dit Verdrag zorgde evenwel nog niet voor duidelijkheid rond de kwestie in welke mate Monaco zelfstandig haar buitenlands beleid kan
troonopvolger, Louis III Grimaldi riskeerde in 1918 nog zijn leven aan het oorlogsfront en zodoende was de tweede in lijn de oudste zoon van Prinses Florestine, met name Guillaume II d‟Urach, een Duitser. Tot op vandaag bestaan nog spanningen tussen de Duitse en de Franse tak van de Grimaldi-stamboom. 460 Artikel 3 Verdrag 17 juli 1918. 461 V. STAPPER, Europäische Mikrostaaten und autonome Territorien im Rahmen der EG, Baden-Baden, Nomos, 1999, p. 28. 462 Artikel 1, par. 1 Verdrag van 17 juli 1918: „Le gouvernement de la République française assure à la Principauté de Monaco la défense de son indépendance et de sa souveraineté et garantit l‟intégrité de son territoire comme si ce territoire faisait partie de la France‟, op citaat J. DUURSMA, Fragmentation and the international relations of micro-states: Self-determination and statehood, Cambridge, Cambridge University Press, 1996, nr. 157, p. 294. 463 Artikel 1, par. 2 Verdrag van 17 juli 1918, supra noot . 464 J. DUURSMA, Fragmentation and the international relations of micro-states: self-determination and statehood, Cambridge, Cambridge University Press, 1996, p. 295. 465 Artikel 1, par. 2 en 5 Verdrag van 17 juli 1918 juncto par. 5 van de uitwisseling van brieven bij het Verdrag van 17 juli 1918. 466 Verdrag van 24 oktober 2002 tussen het Prinsdom Monaco en de Republiek Frankrijk. 467 G. ULSES, Monaco und die Europäische Union: heimliche oder unmögliche Mitgliedschaft?, Sindelfingen, Libertas, 2004, p. 18-20. 468 Artikel 2 Verdrag van 24 oktober 2002: „la Principauté de Monaco s‟assure pa rune concertation appropriée et regulière que ses relations internationales sont conduites sur les questions fondamentales en convergence avec celles de la République Française‟; op citaat DASHWOOD & MARESCEAU, nr.??,p.??.
70
voeren.469 Op 28 oktober 2002, net na het ondertekenen van het nieuwe Verdrag, gaf prins Rainier III van Monaco een Verklaring aan het Conseil National waarin hij zijn interpretatie over de nieuwe bepalingen en de vernieuwde verhoudingen met Frankrijk uit de doeken doet.470 De prins is ervan overtuigd dat de bepalingen van het Verdrag van 1918 in hun context dienen geïnterpreteerd te worden, met name dat het prinsdom niet in de toenmalig vijandige handen mocht vallen.471 Deze omstandigheden zijn hoedanook achterhaald, volgens de prins.472 Dit betekent dat men de regeling van het Verdrag van 1918 diende aan te passen aan de nieuwe omstandigheden.473 Er zijn zodus nog steeds hechte banden tussen Frankrijk en Monaco, maar desondanks is een kwalitatieve verbetering in de zelfstandige uitoefening van haar extern beleid zichtbaar.474 Monaco en Frankrijk dienen zodoende beide hun extern beleid te voeren met het nodige respect voor hun respectievelijke fundamentele belangen.475 Frankrijk daarentegen zag in het nieuwe Verdrag geen grote wijziging in haar beleid ten opzichte van de situatie onder het Verdrag van 1918.476
4.2.2 Monaco binnen het douanegebied van de Europese Unie Het douanegebied van de Europese Gemeenschap omvat in principe het grondgebied van de lidstaten en andere gebieden op grond van overeenkomsten gesloten door de Gemeenschap of door haar lidstaten. In die zin sloot Frankrijk een douane-overeenkomst met Monaco op 18 mei 1963 waardoor tussen beide landen een douane-unie werd ingesteld.477 Op grond van artikel 307 van het EG-Verdrag
469
S. MOUROU, Les relations internationales de la Principauté de Monaco, Rijsel, Atelier national de reproduction des thèses, p. 81. 470 Boodschap van prins Rainier III Grimaldi van Monaco aan het Conseil National van Monaco in openbare zitting, op 28 oktober 2002, online beschikbaar op: http://www.hedwill.mc/communiques/2002110503-1.htm (consultatie op 1 mei 2009). 471 Ibid., alinea 5: „Depuis lors, la République française a confirmé et garanti à Monaco, par le Traité de 1918, sa souveraineté et l‟intégrité de son territoire, tout en s‟assurant par des clauses contraignantes que, dans une Europe alors bouleversée par la guerre, la Principauté ne risquerait pas de tomber dans des mains hostiles.‟. 472 Ibid., alinea 6: „De toute évidence, une telle préoccupation n‟est plus d‟actualité.‟. 473 Ibid., alinea 7: „C‟est pourquoi le Gouvernement français, saisi à ma demande, a reconnu que ces stipulations exceptionnelles, depuis longtemps obsolètes, n‟étaient plus conformes aux principes qui régissent aujourd‟hui les rapports entre les nations, petites ou grandes.‟. 474 G. GRINDA, La principauté de Monaco: L‟état, son statut international, ses institutions, Parijs, Pedone, 2005, p. 34. 475 Boodschap van prins Rainier III Grimaldi van Monaco aan het Conseil National van Monaco in openbare zitting, op 28 oktober 2002, online beschikbaar op: http://www.hedwill.mc/communiques/2002110503-1.htm (consultatie op 1 mei 2009), alinea 9: „Par ailleurs, le nouveau traité, confirmant la souveraineté de la Principauté reconnue par la France depuis cinq siècles, ainsi que son indépendance dans le cadre des conventions signées par elle, assurera à chacun des deux États le respect par l‟autre de ses intérêts fondamentaux.‟. 476 Monaco Hebdo, nr. 350 van 6 november 2002, „1918-2002 Qu‟est-ce qui change?‟, online beschikbaar op: http://monacohebdo.free.fr/lire.php?id=410 (consultatie op 1 mei 2009). 477 Douane-overeenkomst van 18 mei 1963 tussen Frankrijk en Monaco, Journal Officiel de la République Française, 27 september 1963, nr. 8679.
71
worden de overeenkomsten gesloten door lidstaten van de Gemeenschap onverlet gelaten door de bepalingen van het EG-Verdrag. Dit werd bevestigd door de autoriteiten van de Europese Gemeenschap.478 De deelname van Monaco in het douanegebied van de Gemeenschap heeft evenwel belangrijke beperkingen. De preferentiële regeling van het douanegebied van de Gemeenschap geldt enkel voor goederen met oorsprong binnen de lidstaten van de Gemeenschap. Goederen met oorsprong in Monaco hebben een ander statuut dan communautaire goederen, maar bevinden zich desondanks in het vrij verkeer van de Gemeenschap, omdat Monaco deel uitmaakt van het douanegebied van de Gemeenschap.479 Sommige rechtsleer stelt dat nergens expliciet staat dat het vrij verkeer van goederen ook van toepassing is op Monaco. Een aantal niet-officiële documenten wijzen wel in die richting.480 Hoedanook bestond binnen de Gemeenschap een praktijk die de goederen met Monegaskische oorsprong gelijkstelden met goederen met Franse oorsprong en dit werd reeds in 1992 gestaafd met een officieel document.481 Desondanks zorgt dit nog steeds voor problemen, vooral in verband met de externe handel met staten buiten de Gemeenschap, die deze praktijk niet hoeven te accepteren. Er kwam vooral kritiek vanwege de voormalige Oostbloklanden.482 Maar ook binnen de Gemeenschap ondervond Monaco moeilijkheden met betrekking tot douaneregels. Dit was vooral het geval omdat binnen de Gemeenschap de lidstaten een harmonisering doorvoerden van aspecten van hun douanewetgeving. Deze nieuwe regels waren evenwel niet van toepassing op Monaco.483 Om deze problemen te verhelpen sloten Monaco en de Europese Gemeenschap in 2003 een overeenkomst om het handelsverkeer tussen beide partijen te vergemakkelijken.484
478
Art. 3, 2°, b) Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek, PB L 302 van 19.10.1992, p. 4. 479 F. MURRAY, “Micro-states” in S. BLOCKMANS en A. LAZOWSKI (eds.), The European Union and it‟s neighbours: a Legal appraisal of the EU‟s policies of stabilisation, partnerschip and integration, Den Haag, TMC Asser Press, 2006, p. 194-195. 480 J. DUURSMA, Fragmentation and the international relations of micro-states: self-determination and statehood, Cambridge, Cambridge University Press, 1996, p. 326. 481 Art. 1, 1°, derde streepje Richtlijn 92/111/EEG van de Raad van 14 december 1992 tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG en tot invoering van vereenvoudigingsmaatregelen op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde, PB L 384 van 30.12.1992, p.47. 482 J. DUURSMA, Fragmentation and the international relations of micro-states: self-determination and statehood, Cambridge, Cambridge University Press, 1996, p. 327. 483 D. DASHWOOD en M. MARESCEAU, Law and practice of EU external relations: salient features of a changing landscape, Cambridge, Cambridge University Press, 2008, p. 294-295. 484 Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Vorstendom Monaco over de toepassing van bepaalde Gemeenschapsbesluiten op het grondgebied van het Vorstendom Monaco, PB L 332 van 19.12.2003, p. 42-51.
72
Deze overeenkomst van 2003 zorgt er concreet voor dat het handelsverkeer en bepaalde economische activiteiten tussen Monaco en de Europese Gemeenschap worden vergemakkelijkt.485 Deze objectieven poogt de overeenkomst te verwezenlijken door bestaande communautaire regels ook op Monaco toe te passen en door nieuwe communautaire besluiten te plannen. Het toepassingsgebied van deze harmonisering is evenwel beperkt tot regels inzake geneesmiddelen voor menselijk en veterinair gebruik, cosmetische producten en medische hulpmiddelen.486 De communautaire regels die men van toepassing verklaart op Monaco vereisen geen nadere wetgevende of administratieve tussenkomst, maar zijn louter op grond van deze overeenkomst geldig op het grondgebied van Monaco.487 De overeenkomst richt een Gemengd Comité op bestaande uit vertegenwoordigers van beide partijen dat instaat voor de correcte toepassing en handhaving van de overeenkomst.488 Meer bepaald is het deze instantie die zal aanduiden welke communautaire rechtsbesluiten dienen overgenomen te worden door Monaco.489 Het grote voordeel van deze overeenkomst is dat Monegaskische producenten meer rechtszekerheid hebben in verband met hun toegang tot de communautaire markt.490 Desondanks blijven problemen bestaan, vooral in verband met de externe handel tussen Monaco en staten buiten de Europese Unie.
4.2.3 Andere betrekkingen Monaco heeft weinig betrekkingen met de Europese Gemeenschap. Wanneer men al kan spreken over een relatie, zijn de betrekkingen vaak een gevolg van de nauwe relatie die Frankrijk heeft met Monaco. Dit was al duidelijk het geval bij de douaneregelingen hiervoor uiteengezet, maar is evenzeer het geval bij de toepassing van Schengen op Monaco. Monaco is geen partij van de Schengenovereenkomst, waardoor de Frans-Monegaskische grens in principe een buitengrens van het Schengengebied zou zijn. Maar als gevolg van haar relatie met Frankrijk, maakt Monaco nu toch deel uit van het Schengengebied.491 Het zijn de Franse autoriteiten
485
Preambule Overeenkomst 2003. Art. 1, eerste lid Overeenkomst 2003 487 Art. 1, tweede lid Overeenkomst 2003. 488 Art. 3 Overeenkomst 2003. 489 Art. 1, eerste lid Overeenkomst 2003 490 D. DASHWOOD en M. MARESCEAU, Law and practice of EU external relations: salient features of a changing landscape, Cambridge, Cambridge University Press, 2008, p. 295. 491 Conventie van 18 mei 1963 tussen Frankrijk en het Vorstendom Monaco, OS nr. 3038 van 19 augustus 1963, Journal Officiel de la République Française van 23 augustus 1963, p. 422. 486
73
die instaan voor de personencontrole naar Monaco, aangezien aan de Frans-Monegaskische grens geen grenscontrole werd ingericht.492 Het Uitvoerend Comité van Schengen bevestigden in 1998 dat Monaco deel uitmaakt van het Schengengebied, zodat Monegaskische onderdanen zodoende binnen het Schengengebied mogen reizen zonder aan grenscontroles te worden tegengehouden.493 Daarnaast bepaalde dit besluit dat de Monegaskische zee- en helikopterhaven zogenaamde grensdoorlaatposten voor het overschrijden van de buitengrenzen van het Schengengebied werden.494
492
S. MOUROU, Les relations internationales de la Principauté de Monaco, Rijsel, Atelier national de reproduction des thèses, p. 131. 493 Besluit van het Uitvoerend Comité (Het Schengen-acquis) van 23 juni 1998 betreffende de Monegaskische verblijfstitels (SCH/COM-ex (98)19), PB L 239 van 22.9.2000, p. 199. 494 Ibid. p. 199.
74
5
San Marino
Inleiding De vijfde microstaat die in dit werk besproken zal worden is gelegen in het noordoosten van Italië, volledig geënclaveerd door deze laatste. San Marino ligt op de grens tussen de twee Italiaanse regio‟s Emilio Romagna en Marche. Het staatje ligt een tiental kilometer verwijderd van de Adriatische kust.495 Met 61km² is San Marino de op twee na kleinste staat ter wereld, na Vaticaanstad en Monaco.496 Er wonen ongeveer 30.000 inwoners in het gebied en daarmee heeft San Marino een behoorlijke hoge bevolkingsdichtheid, met amper negentien landen met een hoger aantal inwoners per vierkante kilometer.497 Meer dan vijftig procent van de San Marinese inkomsten afkomstig van het toerisme. Belangrijke trekpleisters zijn de indrukwekkende landschappen en haar verschillende monumenten en musea498, zoals Le Torri di San Marino, drie mooi bewaarde torens die dateren uit de middeleeuwen.499 Waar San Marino het meest bekend voor is in het buitenland is de uitgave van bijzondere munten en postzegels. San Marino begon met de uitgave van speciale munten in 1862 en van postzegels in 1877500 en sindsdien zijn deze objecten bijzonder gegeerd bij verzamelaars uit de hele wereld.501
5.1
Achtergrond
5.1.1 Historisch perspectief Het ontstaan van San Marino wordt beheerst door een oude legende rond de heilige Sint Marinus. Marinus was een vrome en toegewijde Christelijke steenhouwer die leefde in de vierde eeuw na
495
World Atlas, Map of San Marino, online beschikbaar op: http://www.worldatlas.com/webimage/countrys/europe/sm.htm (consultatie op 1 mei 2009). 496 Sanmarinosite, Il Portale della Repubblica di San Marino, The territory of San Marino, online beschikbaar op: http://www.sanmarinosite.com/eng/territorio.html (consultatie op 1 mei 2009). 497 U.S. Department of State, Bureau for Public Affairs, Background Note: San Marino, online beschikbaar op: http://www.state.gov/r/pa/ei/bgn/5387.htm (consultatie op 1 mei 2009). 498 M.G. KOCHER, Very small countries: economic success against all odds, Vaduz, Verlag der Liechtensteinischen akademischen Gesellschaft, 2002, p. 152-153. 499 Sanmarinosite, Il Portale della Repubblica di San Marino, The territory of San Marino, online beschikbaar op: http://www.sanmarinosite.com/eng/rocche.html (consultatie op 1 mei 2009). 500 Sanmarinosite, Il Portale della Repubblica di San Marino, Stamp and coin collection San Marino, online beschikbaar op: http://www.sanmarinosite.com/eng/moneta.html (consultatie op 1 mei 2009). 501 Zie voor meer informatie: Repubblica di San Marino, Azienda Autonoma di Stato Filatelica e Numismatica (AASFN), online beschikbaar op: http://www.aasfn.sm/ (consultatie op 1 mei 2009).
75
Christus en afkomstig was van het Dalmatische eiland Arbe.502 Hij diende zijn woonplaats evenwel te ontvluchten door vervolgingen vanwege één van de vier toenmalige Romeinse keizers, Diocletianus, die grootschalige vervolgingen van Christenen ondernam. Marinus en een aantal volgelingen vluchtten naar de berg Titano en stichtten er een Christelijke gemeenschap gericht op vrede en gelijkheid, die onafhankelijk wou zijn van zowel de paus als de Romeinse keizers. Voorts, volgens deze legende schonk de eigenares, Felicissima, het gebied aan Marinus en zijn volgelingen.503 Ter ere van haar stichter werd het land naar hem genoemd, in het begin Communità di San Marino, later werd dit Communa di San Marino en ten slotte kreeg het de naam die het tot op vandaag draagt, Repubblica di San Marino. San Marino is sinds deze periode en de oprichting van de pauselijke staten voortdurend blijven bestaan als onafhankelijke entiteit. Behalve enkele sporadische documenten is over de geschiedenis van San Marino tot in de late middeleeuwen weinig gekend. De weinige geschriften uit de achtste en de negende eeuw na Christus omschreven de gemeenschap als goed georganiseerd en trots.504 De dertiende eeuw werd in Italië gekenmerkt door de niet aflatende strijd tussen de keizerstrouwe Ghibellijnen en de Welfen die de steun hadden van de paus. San Marino besloot in 1248 zich aan te sluiten bij de Ghibellijnen waarop paus Innocentius IV een banvloek uitsprak tegen hen. Deze conflicten tussen San Marino en de paus sleepten aan tot in 1321, die ondermeer leidden tot drie andere banvloeken.505 In de veertiende en de vijftiende eeuw kende San Marino een crisis door de toenemende invloed van de bisschoppen van Montefrelto in San Marino. De eerste bisschop, Benvenuto, trachtte tevergeefs hoge belastingen te innen van de San Marinezen. Hij verkocht daarop zijn rechten aan een veel machtigere bisschop, Sigismondo Pandolfo Malatesta, de Signore di Rimini. Tot en met 1463 bestond San Marino enkel uit de berg Titano zelf, maar in hun strijd tegen Malatesta sloten zij een alliantie met de omringende dorpen. Toen Malatesta uiteindelijk faalde in zijn strijd tegen San Marino, besloot paus Pius II in 1463 als compensatie de dorpen Fiorentino, Montegiardino en Serravalle aan San Marino af te staan. Hetzelfde koos het dorpje Faetano unilateraal zich bij San Marino te voegen. Sindsdien bleef het grondgebied van San Marino ongewijzigd.506
502
Arbe, of Rab in het Nederlands, is een klein eiland voor de huidige Kroatische kust, in de provincie PrimorjeGorski Kotar. 503 S.P.MENEFEE, “The oar of Odysseus”: Landlocked and “geographically disadvantaged” states in historical perspective”, 23 Cal. W. Int‟l L.J. 1992, nr. 19. 504 Vermelding van Castellum Sancti Marini, zie San Marino-INFO, La storia di San Marino, alinea 1-5, online beschikbaar op: http://www.sanmarino-info.com/storia.htm (consultatie op 1 mei 2009). 505 V. STAPPER, Europäische Mikrostaaten und autonome Territorien im Rahmen der EG, Baden-Baden, Nomos, 1999, p. 41. 506 S.P.MENEFEE, “The oar of Odysseus”: Landlocked and “geographically disadvantaged” states in historical perspective, 23 Cal. W. Int‟l L.J. 1, nr. 20
76
Een nieuwe bedreiging van de San Marinese onafhankelijkheid kwam er in 1503 door Cesare Borgia, de zoon van de toenmalige paus Alexander VI en aanvoerder van het pauselijke leger, die er in slaagde San Marino enkele maanden te bezetten. Mede dankzij een handig diplomatiek spel van San Marino weet het echter min of meer haar onafhankelijkheid te herwinnen. Evenwel groeide het besef binnen San Marino dat zelfstandig overleven niet meer mogelijk was en dat ze allianties diende te sluiten en bescherming nodig had tegen de talrijke imperialistische machthebbers in de buurt. Zo genoot San Marino achtereenvolgens de bescherming van het graafschap Urbino en later van de Pauselijke Staten in de zestiende en de zeventiende eeuw. In deze periode bestaat dan ook enige twijfel in welke mate San Marino nog als onafhankelijke en soevereine staat bestond. Ook in de achttiende eeuw moest San Marino zich verweren om niet geïncorporeerd te worden in een grotere staat. De grootste bedreiging kwam van kardinaal Alberoni, die paus Clemens XII wist te overtuigen San Marino met geweld te bezetten. Zodoende werd op 17 oktober 1739 het staatje eenvoudig veroverd door het pauselijke leger en werd San Marino een direct dominium van de Pauselijke Staten. De vreemde bezetter zag evenwel de meerderheid van de San Marinese bevolking zich verzetten tegen de nieuwe machtshebbers, met steun van buitenlandse machten en andere kardinalen.507 De paus was zich bewust van deze delicate kwestie en was de San Marinese zaak niet ongenegen, waardoor hij op 5 februari 1740 besloot de Republiek San Marino in ere te herstellen met de bescherming van de Heilige Stoel. San Marino had in deze periode meer de karakteristieken van een protectoraat dan van een onafhankelijke staat. In 1797 veroverde Napoleon I Italië. Aan de grens van het kleine San Marino hielden de troepen echter halt. Wederom was een groots staatsman ontroerd door het pittoreske San Marino en prees het als een voorbeeld van libertijnse republiek.508 Napoleon betoonde zijn genegenheid door een uitbreiding van haar grondgebied voor te stellen aan San Marino, hetgeen zij vriendelijk weigerde.509 Het imperialisme van Napoleon I had natuurlijk ook gevolgen voor San Marino, aangezien tot dan San Marino een soort protectoraat was van de Pauselijke Staten. Met de bezetting en annexatie van deze staten verloor de paus haar soevereine rechten over San Marino. Dit feit en de goedgunstige houding van Napoleon I jegens San Marino kon zij zich des te meer profileren als een soevereine en onafhankelijke staat.
507
J. DUURSMA, Fragmentation and the international relations of micro-states: self-determination and statehood, Cambridge, Cambridge University Press, 1996, p. 216. 508 Zie Libertas, History of Republic of San Marino: The XVII century: Napoleon protects San Marion and turns it into a state, online beschikbaar op: http://www.libertas.sm/Storia_generale/In/History_San_Marino_9.htm (consultatie op 1 mei 2009). 509 J. DUURSMA, Fragmentation and the international relations of micro-states: self-determination and statehood, Cambridge, Cambridge University Press, 1996, p.217.
77
Met het Congres van Wenen, in 1815, begon een nieuwe periode van onzekerheid voor San Marino. Het Congres herstelde de Pauselijke Staten als voor de Napoleontische periode, terwijl tijdens het Congres niets over San Marino zelf werd gezegd. Volgens de paus betekende dit dat San Marino terug een dominium van de paus zou worden. San Marino vond dat het stilzwijgen van het Congres over San Marino een impliciete erkenning betekende van haar verworven onafhankelijke situatie sedert 1798. Dit interpretatiegeschil bleef de eerste helft van de negentiende eeuw onopgelost. Op 17 maart 1861 begon Italië aan een grote ommekeer en werd het koninkrijk Italië uitgeroepen. Uiteindelijk werd dit proces voltooid in 1870 met de definitieve verovering van Rome.510 San Marino overleefde deze unificatie en ondertekende op 22 maart 1862 een overeenkomst met het nieuwe koninkrijk waarin San Marino de beschermende vriendschap van de Italiaanse koning aanvaard. Gedurende de Eerste Wereldoorlog bleef San Marino formeel neutraal, toch ondervond het staatje ook de nadelige gevolgen ervan. Zowel politiek als economisch heerste een jarenlange crisis in San Marino. Reeds in 1922 werd de fascistische partij voor San Marino opgericht.511 Het bleek niet zo moeilijk voor deze partij om aan de macht te komen in San Marino, aangezien de andere partijen niet in staat waren oppositie te voeren. In 1923 kwam voor de verkiezingen in San Marino slechts één lijst op, een gemengde lijst met fascisten en katholieken. Evenwel interne conflicten binnen de fascistische partij voor San Marino zorgden ervoor dat zij constant de steun verzocht van haar Italiaanse tegenhanger, hetgeen invloed had op de graad van autonomie van San Marino in deze periode. De banden tussen Italië en San Marino werden ondermeer bezegeld met een spoorverbinding tussen San Marino en naburige Italiaanse stad Rimini. Daarnaast sloten beide staten onder fascistisch bestuur op 31 maart 1939 een overeenkomst betreffende vriendschap en goed nabuurschap.512 Deze overeenkomst hervatte bovendien eerder vastgestelde principes van de Italiaanse beschermende vriendschap over San Marino ter vrijwaring van de eeuwenoude San Marinese vrijheid en onafhankelijkheid. De San Marinese fascisten kregen pas enige weerstand in de beginjaren veertig, toen enkele voorname socialisten terugkeerden naar San Marino en er een anti-fascistische beweging oprichtten. Deze clandestiene organisatie stimuleerde het verzet en won de steun van de bevolking en uiteindelijk werden halverwege 1943 nieuwe verkiezingen gehouden. Een aantal fascisten bleven zetelen in het parlement, maar deze waren niet meer dominant.
510
N. MARINO, “The new institutional Italian organization: The federalism”, 15 St. Thomas L. Rev. , 353. In het Italiaans: Il Partito Fascista Sammarinese. 512 Convenzione di amicizia e di buon vicinato fra la Repubblica di San Marino e il Regno d‟Italia van 31 maart 1939, in werking getreden op 30 september 1939, tekst online beschikbaar op: http://www.cc.sm/pubblica/1939_convenzione_buon_vicinato.doc (consultatie op 1 mei 2009). 511
78
De woelige situatie in Italië in 1943-1944 had een zware impact op San Marino. Tussen juli en september 1944 werd het mini-staatje gebombardeerd door geallieerde troepen. Bovendien werd zij achtereenvolgens bezet door het Duitse leger op 4 september 1944 en de geallieerde troepen op 20 september 1944.513 Na de val van Mussolini in Italië werd de democratie in San Marino opnieuw geïnstalleerd. Na de Tweede Wereldoorlog kende San Marino een steile economische ontwikkeling, ondermeer door een grote instroom van vreemd kapitaal en de vestiging van ondernemingen, gepaard gaande met een intensifiëring van de San Marinese aanwezigheid op het internationale toneel.
5.1.2 Staatkundig perspectief San Marino is in eerste instantie een republiek, die moderne democratische beginselen nastreeft. Naar eigen zeggen en algemene bekendheid zou zij de oudste overlevende republiek en democratie van de wereld zijn. Formeel gezien, heeft San Marino geen grondwet.514 Er zijn fundamentele statuten daterende van 1600 na Christus en belangrijke wetgeving van 1926 die bepaalde functies van een grondwet uitoefent.515 De belangrijkste institutionele bepalingen voor San Marino werden opgenomen in een wet van 8 juli 1974, de Fundamentele Wet.516 Deze wet stelt als basisbeginsel dat de soevereiniteit over San Marino bij de San Marinese bevolking ligt bij wijze van een representatieve democratie.517 Het belangrijkste orgaan, vanuit politiek oogpunt in San Marino is het Consiglio Grande e Generale518, het San Marinese parlement, dat de wetgevende macht uitoefent. Volgens een eeuwenoude traditie heeft zij zestig rechtstreeks verkozen leden. Behalve haar wetgevende functies heeft zij daarenboven heel wat andere taken, waaronder belangrijke budgettaire bevoegdheden en controledaden ten aanzien van de andere San Marinese autoriteiten.
513
J. DUURSMA, Fragmentation and the international relations of micro-states: self-determination and statehood, Cambridge, Cambridge University Press, 1996, p. 218. 514 G. GUIDI, “Repubblica di San Marino” in G. GUIDI en G.F. FERRARI, Piccolo stato, costituzione e connessioni internazionali, Turijn, Giapichelli, 2003, p. 121 et seq. 515 Central Intelligence Agency, The World Factbook, online beschikbaar op: https://www.cia.gov/library/publications/the-world-factbook/geos/sm.html (consultatie op 1 mei 2009). 516 Fundamentele wet voor San Marino, Dichiarazione dei diritti dei citadini e dei principi fondamentali dell‟ordinamento sammarinese van 8 juli 1974, nr. 59, BURSM (1974), nr. 3, online ook beschikbaar op: http://host.uniroma3.it/progetti/cedir/cedir/Lex-doc/Sm_Dir-fond.pdf (consultatie op 1 mei 2009). 517 Art. 2 Fundamentele Wet voor San Marino. 518 Zie voor meer informatie over het Consiglio Grande e Generale op haar website, online beschikbaar op: http://www.consigliograndeegenerale.sm/new/index.php3?trwidth=535&tlwidth=215&page_right=%2Forgani% 2Fvis_organo.php3&page_left=%2Forgani%2Fcostu_organi_left.php3&idorgano=1&nome=Consiglio+Grande+ e+Generale&gridxriga=1 (consultatie op 1 mei 2009).
79
Het San Marinese staatshoofd is een dubbelhoofdig orgaan, de Capitani Reggenti519, dat zijn functies uitoefent op grond van het principe van de collegialiteit, hetgeen inhoudt dat een beslissing door beide Capitani dient te zijn goedgekeurd.520 Dit instituut kent haar oorsprong in de laat-Romeinse institutionele organisatie en de middeleeuwse Italiaanse stadstaten. Ze worden elke zes maand gekozen door en uit de leden van het Consiglio en ze kunnen niet herkozen worden dan na verloop van drie jaar na afloop van hun vorige diensttermijn. Dit San Marinese instituut is in haar geheel uniek, aangezien het diverse aspecten bevat die haar bijzonder maken en samen gezien origineel zijn in de wereld. Zo heeft elke San Marinese onderdaan na het verlopen van de ambtstermijn van de Capitano drie dagen om haar claims in te dienen bij een sindicato, een bijzondere instelling samengesteld uit twee leden van het Consiglio die instaat voor het controleren en beoordelen van de daden gesteld door de Capitano tijdens hun voorbije ambtsperiode. De San Marinese regering, het Congresso di Stato, neemt een aantal uitvoerende functies voor haar rekening in San Marino. Ze bestaat uit tien Segretario di Stato, elk met een eigen portefeuille, die worden gekozen uit en door het Consiglio. De tien leden worden meestal evenredig gekozen uit de belangrijkste partijen. Vandaag echter is de San Marinese regering samengesteld uit een brede coalitie van vier partijen.521 De Congresso kan zelf haar ontslag aanbieden, maar kan tevens ontheven worden door het Consiglio dat verantwoordelijk is voor het Congresso. Bijzonder is wel dat de leden van de Congresso blijven zetelen in het Consiglio. De taken van de Consiglio omvatten het voorbereiden van wetgeving en regulering evenals het uitvoeren van deze regels. Bestuurlijk is San Marino ingedeeld in negen kleine gemeenschappen, de Giunte di Castello.522 De bevolking van elke Castello verkiest rechtstreeks haar eigen vertegenwoordigende raad, Giunta di Castello met aan het hoofd een Capitano di Castello.523 Dit lokale niveau in San Marino heeft een
519
Sinds 1 april 2009 zijn de San Marinese Capitani Reggenti: S.E. Oscar Mina en S.E. Massimo Cenci; Zie voor informatie over het San Marinese staatshoofd online op: http://www.consigliograndeegenerale.sm/new/index.php3?trwidth=535&tlwidth=215&page_right=%2Forgani% 2Fcost_organi.php3&page_left=%2Forgani%2Fcostu_organi_left.php3&idorgano=9&nome=Eccellentissima+R eggenza (consultatie op 1 mei 2009). 520 Art. 3, eerste par. Fundamentele Wet voor San Marino. 521 Dit zijn de Allianza Popolare (2), PDCS-EPS-AL (5), Lista della Libertà (2) en de Unione Sammarinese dei Moderat (1); Zie voor informatie San Marinese regering online op: http://www.consigliograndeegenerale.sm/new/index.php3?trwidth=535&tlwidth=215&page_right=%2Forgani% 2Fvis_organo.php3&page_left=%2Forgani%2Fcostu_organi_left.php3&idorgano=7&nome=Congresso+di+Stat o&gridxriga=2 (consultatie op 1 mei 2009). 522 Dit zijn: Acquaviva, Borgo Maggiore, Città di San Marino, Chiesanuova, Domagnano, Faetano, Fiorentino, Montegiardino en Serravalle. 523 Zie voor informatie over de Castello di San Marino online op: http://www.giuntedicastello.sm/index.php?id=10 (consultatie op 1 mei 2009).
80
zekere budgettaire en beleidsmatige autonomie, zoals op het vlak van cultuur, sport en leefmilieu. Daarnaast speelt de Giunta ook op nationaal vlak een rol door het uitoefenen van haar initiatiefrecht.524 Veel San Marinese regels zijn overblijfselen van oude tradities en gebruiken en sommige instellingen zijn in haar geheel een anachronisme in het moderne Europa. Zo is er bijvoorbeeld de Arengo. Dit orgaan bestond reeds ten tijde van de Statuten van 1600 en is samengesteld uit de hoofden van elke San Marinese familie.525 Heden ten dage vervult de Arengo nog slechts een louter symbolische rol in San Marino.526 Dit orgaan had vroeger de bevoegdheid voorstellen of klachten mede te delen aan een Capitano, het zogenaamde Istanza d‟Arengo. Vandaag is deze oude procedure echter geëvolueerd naar een petitierecht van elke San Marinees.527 Zoals eerder vermeld intensifieerde San Marino haar internationaal engagement na de Tweede Wereldoorlog. Op heden heeft San Marino officieel betrekkingen met 109 staten en met 98 van deze staten betreft dit een relatie op het diplomatieke niveau.528 Daarnaast heeft het zich, voornamelijk gedurende de laatste twee decennia, aangesloten bij diverse internationale organisaties, zoals de Verenigde Naties in 1992529, de Raad van Europa in 1988530 en het Internationaal Monetair Fonds in 1992531.532
524
Sanmarinosite, I Nove Castelli, online beschikbaar op: http://www.sanmarinosite.com/castelli.php (consultatie op 1 mei 2009). 525 J. DUURSMA, Fragmentation and the international relations of micro-states: self-determination and statehood, Cambridge, Cambridge University Press, 1996, p. 222. 526 Zie voor meer informatie over de Arengo op Sanmarinosite, Arengo, online beschikbaar op: http://www.sanmarinosite.com/arengo.php (consultatie op 1 mei 2009). 527 Zie voor meer informatie over de Istanza d‟Arengo online op: http://www.consigliograndeegenerale.sm/new/index.php3?trwidth=69%25&tlwidth=30%25&page_right=%2Fpr oposte_di_legge%2Fvis_proposte.php3&page_left=%2Fproposte_di_legge%2Fcerca_lavori_left.php3&idTipoL av=8&TipoLav=Istanza+d%27Arengo&tabella=istanze_arengo&gridxriga=1 (consultatie op 1 mei 2009). 528 Repubblica di San Marino, Segretaria di Stato per gli Affari Esteri e Politici, Relazioni Internazionali, online beschikbaar op: http://www.esteri.sm/on-line/Home/RelazioniInternazionali/RelazioniBilaterali.html (consultatie op 1 mei 2009). 529 Verenigde Naties, Declaration no° 28694 of acceptance of the obligations contained in the Charter of the United Nations by San Marino, 2 maart 1992, online beschikbaar op: http://untreaty.un.org/unts/60001_120000/28/31/00055520.pdf (consultatie op 1 mei 2009). 530 Council of Europe, San Marino and the Council of Europe, online beschikbaar op: http://www.coe.int/T/e/com/about_coe/member_states/e_sa.asp#TopOfPage (consultatie op 1 mei 2009). 531 International Monetary Fund, IMF Members‟ Quotas and Voting Power, and IMF Board of Governors, online beschikbaar op: http://www.imf.org/external/np/sec/memdir/members.htm (consultatie op 1 mei 2009). 532 Voor de lijst met internationale instellingen waarbij San Marino is aangesloten zie Repubblica di San Marino, Segretaria di Stato per gli Affari Esteri e Politici, Relazioni Multilaterali, online beschikbaar op: http://www.esteri.sm/on-line/Home/RelazioniInternazionali/RelazioniMultilaterali.html (consultatie op 1 mei 2009).
81
5.1.3 Economisch perspectief Net zoals Andorra en Liechtenstein was San Marino tot na de Tweede Wereldoorlog een hoofdzakelijk agrarische staat. Pas vanaf de jaren zestig begon haar economie zich geleidelijk aan te diversifiëren. Zo ontstond een handelssector en zelfs een kleine industrie in San Marino, maar het was vooral het toerisme dat zich steil ontwikkelde. Heden ten dage is de toerismesector goed voor meer dan de helft van de inkomsten van San Marino en wordt het staatje jaarlijks bezocht door meer dan drie miljoen toeristen. Een onderdeel van die toerismesector is de distributie van historische munten en postzegels. Vandaag wordt de resterende agrarische sector beheerst door wijn- en kaasproductie, terwijl de kleine industriële sector van San Marino zich voornamelijk toelegt op ceramiek en elektronica. Ten slotte heeft San Marino een financiële dienstverleningssector die relatief groter is dan in andere Europese landen, maar niet de San Marinese economie domineert.
5.2
De externe betrekkingen van San Marino met de Europese Unie
5.2.1 Het hedendaagse buitenlandse beleid van San Marino Het buitenlandse beleid van San Marino wordt in eerste instantie gekenmerkt door een principiële neutraliteit. Dit basisprincipe is volgens de San Marinezen een fundamentele ongeschreven grondwetsbepaling die de essentie van de San Marinese staat raakt. Zoals hierboven opgemerkt bleef San Marino gedurende de twee wereldoorlogen van de twintigste eeuw formeel neutraal533 en was het voor het laatst militair actief in haar strijd tegen het pauselijke leger van Sigismondo Malatesta meer dan vijf eeuwen geleden. Tegenwoordig tracht San Marino haar neutraliteit te herdefiniëren.534 Zo wil zij een bijdrage leveren aan internationale conflicten door bemiddeling. Daarnaast poogt San Marino haar internationaal statuut als onafhankelijke en soevereine staat te bevestigen en te verstevigen. Dit doet zij door internationaal op te treden zoals verdragen met andere staten te ondertekenen, zich te engageren in diplomatieke en consulaire betrekkingen en toe te treden tot diverse internationale organisaties.
533
Zie Sanmarinosite, World Wars and Fascism in San Marino, online beschikbaar op: http://www.sanmarinosite.com/eng/guerremo.html (consultatie op 1 mei 2009). 534 J. DUURSMA, Fragmentation and the international relations of micro-states: self-determination and statehood, Cambridge, Cambridge University Press, 1996, p. 232.
82
Op de kaart van San Marino ziet men dat de staat volledig geënclaveerd is door Italië. De relatie tussen beide landen is dan ook van primordiaal belang voor een goed begrip van de externe betrekkingen van de microstaat. De vroege betrekkingen buiten beschouwing gelaten is het basisverdrag die de relatie beheerst het Verdrag van vriendschap en goed nabuurschap van 31 maart 1939.535 Het Verdrag benadrukte de San Marinese principiële vrijheid en onafhankelijkheid zoals die al eeuwen bestond, terwijl San Marino beloofde geen bescherming vanwege een andere staat te aanvaarden.536 Enige verwarring ontstond omtrent de precieze draagwijdte van dit artikel. Een minderheid poneerde dat dit betekende dat San Marino bijgevolg een protectoraat van Italië werd.537 Beide verdragspartijen schepten echter zelf duidelijkheid door in de aanvullende overeenkomst van 10 september 1971 het principe van exclusiviteit van de Italiaanse bescherming te schrappen en te vervangen door een herbevestiging van de San Marinese onafhankelijkheid en neutraliteit.538 Op grond van het Verdrag van 1939 kwam een doaune-unie tot stand tussen Italië en San Marino.539 Alle heffingen op handel en kwantitatieve beperkingen tussen beide staten werden afgeschaft en tegelijk onderwierp San Marino zich aan het Italiaanse douane-regime voor de import uit derdestaten. Omdat San Marino volledig omringd is door Italiaans grondgebied en omwille van haar beperkte middelen was het Italië die deze douane-opdrachten uitvoerde voor rekening van San Marino.540 Het ontstaan van de Europese Economische Gemeenschap in 1957, waarvan Italië één van de pionierstaten was, wijzigde in de praktijk niet veel aan deze situatie. Op grond van artikel 307 van het EG-Verdrag worden overeenkomsten gesloten voor het ontstaan van de Gemeenschap door de bepalingen van het Verdrag niet aangetast.541 Dit had voor gevolg dat San Marino tot het douanegebied van de Europese Gemeenschap behoorde, op grond van het Verdrag van 31 maart 1939 gesloten met Italië, hetgeen ook door formele Europese bronnen werd bevestigd.542
535
Convenzione di amicizia e di buon vicinato fra la Repubblica di San Marino e il Regno d‟Italia van 31 maart 1939, in werking getreden op 30 september 1939, tekst online beschikbaar op: http://www.cc.sm/pubblica/1939_convenzione_buon_vicinato.doc (consultatie op 1 mei 2009). 536 Artikel 1, par. 2 Verdrag van 31 maart 1939: „La Repubblica di San Marino, nella certezza che non le verrà mai meno l‟amicizia protettrice di San Marino il Re d‟Italia per la conservazione della sua antichissima libertà e indipendenza, dichiara che non accetterà quella di nessun‟altra potenza‟. 537 J. DUURSMA, Fragmentation and the international relations of micro-states: self-determination and statehood, Cambridge, Cambridge University Press, 1996, p. 234. 538 Artikel 1 Verdrag van 10 september 1971. 539 Artikel 44 Verdrag van 31 maart 1939. 540 V. STAPPER, Europäische Mikrostaaten und autonome Territorien im Rahmen der EG, Baden-Baden, Nomos, 1999, p. 46-47. 541 Artikel 307 EG-Verdrag. 542 Artikel 3, 2°, c) van Verordening nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek, PB L 302 van 19.10.1992, p. 3; Artikel 2 juncto bijlage, 3° van Verordening nr. 1496/68 van de Raad van 27 september 1968 inzake de definitie van het douanegebied van de Gemeenschap, PB L 238 van 28.9.1968, p. 2.
83
5.2.2 De betrekkingen voor december 1991 San Marino onderhoudt formele diplomatieke betrekkingen met de Europese Unie sedert 1983. In deze periode streefde de San Marinese regering naar het sluiten van een Associatieovereenkomst met de Europese Gemeenschap in de zin van artikel 238 EG-Verdrag. San Marino wenste ondermeer haar positie ten aanzien van het douanegebied van de Gemeenschap te verzekeren. Zoals hierboven besproken maakte San Marino deel uit van het douanegebied van de Gemeenschap op grond van het Verdrag van 31 maart 1939 met Italië, maar deze positie zorgde voor heel wat rechtsonzekerheid voor San Marino, die geen garantie had dat derdestaten deze situatie zouden aanvaarden. De Europese Gemeenschap was bereid te onderhandelen over het sluiten van een Overeenkomst, zij het op grond van artikel 113 van het EG-Verdrag, betreffende handel en samenwerking.543 Dus vanaf mei 1983 onderhield San Marino diplomatieke betrekkingen met de Europese Gemeenschap, daar zij ontevreden was met de huidige situatie. De Gemeenschap nam deze verzuchtingen niet licht op en ondernam op 18 september 1983 een officieel bezoek aan San Marino van de voorzitters van de Europese Commissie.544 Deze onderhandelingen in jaren tachtig waren de eerste onofficiële onderhandelingen van een Europese microstaat met de Europese Gemeenschap tot het sluiten van een algemene overeenkomst. Dit verklaart misschien waarom deze onderhandelingen erg stroef verliepen.545 De onderhandelingen begonnen pas in een stroomversnelling te raken door de toetreding van San Marino tot de Raad van Europa in 1988, alhoewel dit betwist wordt.546 Op 7 november 1991deed de Europese Commissie uiteindelijk een voorstel tot het sluiten van een overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek San Marino.547
543
E. BUSEK en W. HUMMER, Der Kleinstaat als Akteur in den internationalen Beziehungen, Vaduz, Verlag der Liechtensteinischen akademischen Gesellschaft, 2004, p. 88. 544 V. STAPPER, Europäische Mikrostaaten und autonome Territorien im Rahmen der EG, Baden-Baden, Nomos, 1999, p. 48-49. 545 V. STAPPER, Europäische Mikrostaaten und autonome Territorien im Rahmen der EG, Baden-Baden, Nomos, 1999, p. 46-47. 546 J. DUURSMA, Fragmentation and the international relations of micro-states: self-determination and statehood, Cambridge, Cambridge University Press, 1996, p. 259. 547 Voorstel voor een Besluit van de Raad betreffende het sluiten van een overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek San Marino, PB C 302 van 22.11.1991, p. 10.
84
5.2.3 De overeenkomst van december 1991 tot instelling van een douane-unie en samenwerking Op 16 december 1991 ondertekenen San Marino en de Europese Gemeenschap een Overeenkomst tot instelling van een douane-unie en samenwerking. Deze overeenkomst bestaat uit vier onderdelen. Het eerste deel behandelt de douane-unie tussen San Marino en de Gemeenschap548, het tweede deel streeft naar samenwerking tussen de Gemeenschap en San Marino in diverse gebieden549, het derde deel incorporeert bepalingen van sociaal recht550 en ten slotte het laatste deel bevat de traditionele slotbepalingen.551 Doordat de overeenkomst ook bepalingen van sociaal recht bevat, heeft dit voor gevolg dat deze overeenkomst van gemengde aard was waardoor zij diende mede ondertekend te worden door alle lidstaten van de Europese Unie.552 Dit zorgde voor een zeer lange ratificatieprocedure in alle lidstaten. Daarbij komt nog dat de Europese Unie uitbreidde in 1995 naar 15 lidstaten die ook deze ratificatie moesten doorlopen. Uiteindelijk namen deze procedures tien jaar in beslag en trad de overeenkomst pas in werking op 1 april 2002.553 Omdat de rechtsgrond voor het sluiten van de overeenkomst in hoofde van de Europese Gemeenschap bestaat uit de artikelen 113, 228 en 235 van het EG-Verdrag, diende ook het Europese Parlement haar toestemming te geven voor het sluiten van de overeenkomst. Vier verschillende parlementaire commissies werden gevraagd hierover te beraadslagen. Deze Commissies benadrukten het statuut van San Marino als onafhankelijke staat en waren allen zeer positief over de bereikte overeenstemming. Daarenboven accentueerden zij het belang van een snelle ratificatie in de verschillende lidstaten opdat de overeenkomst snel in werking zou kunnen treden. Op 9 juli 1992 gaf het Europees Parlement formeel haar goedkeuring.554 De Europese Gemeenschap heeft echter de exclusieve bevoegdheid tot het sluiten van overeenkomsten betreffende handels- en handelsgerelateerde zaken. Men wilde niet dat deze bepalingen door de gemengde aard van de overeenkomst pas in werking zouden kunnen treden na de lange ratificatieprocedure, waardoor men een afzonderlijke interimovereenkomst sloot waarin men de handelsbepalingen, de bepalingen betreffende het instellen van een douane-unie en de oprichting van 548
Artikelen 2-13 Samenwerkingsovereenkomst. Artikelen 14-19 Samenwerkingsovereenkomst. 550 Artikelen 20-22 Samenwerkingsovereenkomst. 551 Artikelen 23-32 Samenwerkingsovereenkomst. 552 D. DASHWOOD en M. MARESCEAU, Law and practice of EU external relations: salient features of a changing landscape, Cambridge, Cambridge University Press, 2008, p. 288-290. 553 Overeenkomst van 16 december 1991 tot instelling van een douane-unie en samenwerking tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek San Marino, in werking getreden op 1 april 2002, PB L 84 van 28.3.2002, p. 43-52. 554 J. DUURSMA, Fragmentation and the international relations of micro-states: self-determination and statehood, Cambridge, Cambridge University Press, 1996, p. 261-262. 549
85
een Samenwerkingscomité.555 Deze interimovereenkomst zou van kracht blijven tot 1 april 2002, de inwerkingtreding van de Samenwerkingsovereenkomst.556 De Samenwerkingsovereenkomst van 1991 installeerde in eerste instantie een douane-unie tussen de Gemeenschap en San Marino. Deze douane-unie strekte zich tot alle goederen van Hoofdstukken 1 tot 97 van de gecombineerde nomenclatuur557, met uitzondering van de producten van Hoofdstukken 72 en 73 waarop het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal van toepassing is, de zogenaamde EGKS-producten.558 Goederen met oorsprong in San Marino of de Gemeenschap bevinden zich automatisch in het vrij verkeer.559 Daarnaast engageert San Marino zich haar wetgeving in overeenstemming te brengen met de communautaire regelgeving op dit vlak.560 Dit aspect werd concreet uitgewerkt door een Besluit van het Samenwerkingscomité EEG-San Marino.561 Goederen uit derdestaten met bestemming San Marino werden vijf jaar vanaf de inwerkingtreding van de overeenkomst in het douanegebied van de Gemeenschap gebracht in naam en voor rekening van San Marino.562 Dit gebeurt via een lijst met de daartoe aangewezen Italiaanse douanekantoren die voor het laatst in 2000 door het Samenwerkingscomité werd uitgebreid.563 Deze regeling werd automatisch verlengd aangezien de partijen hieromtrent geen nieuwe regeling overeenkwamen.564 Dit betekent dat goederen uit derdestaten met bestemming San Marino door lidstaten van de Europese Unie in het vrij verkeer worden gebracht en San Marino zelf geen heffingen oplegt.565
555
Interimovereenkomst van 27 november 1992 inzake handel en een douane-unie tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek San Marino, PB L 359 van 9.12.1992, p. 14-19. 556 Artikel 19, alinea 3 Interimovereenkomst. 557 Verordening nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk buitentarief, PB L 256 van 7.9.1987, p. 1-675. 558 Artikel 2 Samenwerkingsovereenkomst. 559 Artikelen 3-4 Samenwerkingsovereenkomst. 560 Artikel 5-6 Samenwerkingsovereenkomst. 561 Besluit nr. 2/92 van het Samenwerkingscomité EEG-San Marino van 22 december 1992 met betrekking tot de in de Gemeenschap geldende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen op douane-gebied die door de Republiek San Marino moeten worden aangenomen, PB L 42 van 19.02.1992, p. 23-28. 562 Artikel 7 Interimovereenkomst. 563 Deze kantoren zijn: Forlí, Genova, Livorno, Ravenna, Rimini, Roma II, Milano II, Orio al Serio, Trieste en Bologna, Besluit nr. 2/2000 van het Samenwerkingscomité EG-San Marino van 12 december 2000 houdende wijziging van de lijst van douanekantoren zoals bedoeld in artikel 7, lid 1, onder a), van de Interimovereenkomst inzake handel en een douane-unie tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek San Marino, PB L 21 van 23.1.2001, p. 20-21. 564 D. DASHWOOD en M. MARESCEAU, Law and practice of EU external relations: salient features of a changing landscape, Cambridge, Cambridge University Press, 2008, p. 289-290. 565 Handboek Douanevervoer van de Europese Gemeenschap van 8 januari 2004, TAXUD/8O1/2004, p. 245247, online beschikbaar op: http://ec.europa.eu/taxation_customs/resources/documents/customs/procedural_aspects/transit/common_commu nity/transit_manual_nl.pdf (consultatie op 1 mei 2009).
86
Het Samenwerkingscomité EEG-San Marino heeft in 1992 bij Besluit een aantal voorschriften voor het goederenverkeer tussen de Gemeenschap en San Marino vastgesteld.566 Dit Besluit werd laatst gewijzigd in 2002.567 Het tweede onderdeel van de Samenwerkingsovereenkomst betreft de bepalingen die ertoe strekken op diverse vlakken een samenwerking in te richten tussen San Marino en de Gemeenschap.568 Deze samenwerking richt zich hoofdzakelijk op aspecten van economie, leefmilieu, toerisme en cultuur. Wat betreft de economie kwamen de partijen overeen de diensten- en industriesectoren te stimuleren door samenwerkingsacties te organiseren op het kleine en middelgrote bedrijfsniveau.569 Het leefmilieu is er voornamelijk op gericht problemen die zich stellen zoals de vervuiling van water, grond en lucht door erosie en ontbossing. Bijzondere aandacht wordt besteed aan de watervervuiling in de Adriatische Zee.570 Voorts wensen de partijen de toerismesector in San Marino te optimaliseren door samenwerking, met specifieke vermelding van de bevordering van het toerisme buiten het toeristische seizoen van San Marino.571 Ten slotte engageerden de partijen zich ertoe samen te werken ter bevordering van communicatie, voorlichting en cultuur, met het objectief de onderlinge culturele banden te versterken. Deze samenwerking diende ondermeer te gebeuren via culturele en academische uitwisselingen, culturele manifestaties en uitwisseling van informatie over onderwerpen van wederzijds belang.572 De partijen kunnen evenwel met onderlinge toestemming later overeenkomen deze gebieden van samenwerking uit te breiden met andere sectoren.573 Dit heeft voor gevolg dat de overeenkomst op het vlak van samenwerking een dynamisch kader biedt voor toekomstige samenwerking.574 Van deze bepaling hebben de partijen tot op vandaag geen gebruik gemaakt.
566
Besluit nr. 4/92 van het Samenwerkingscomité EEG-San Marino van 22 december 1992 betreffende bepaalde methoden van administratieve samenwerking ter uitvoering van de interimovereenkomst en de procedure voor het doorzenden van goederen naar de Republiek San Marino, PB L 42 van 19.2.1993, p. 34. 567 Besluit nr. 1/2002 van het Samenwerkingscomité EG-San Marino van 22 maart 2002 tot wijziging van Besluit nr. 4/92 van het Samenwerkingscomité EEG-San Marino betreffende bepaalde methoden van administratieve methoden van administratieve samenwerking ter uitvoering van de interimovereenkomst en de procedure voor het doorzenden van goederen naar de Republiek San Marino, PB L 99 van 16.4.2002, p. 23. 568 Artikelen 14-19 Samenwerkingsovereenkomst. 569 Artikel 15 Samenwerkingsovereenkomst. 570 Artikel 16 Samenwerkingsovereenkomst. 571 Artikel 17 Samenwerkingsovereenkomst. 572 Artikel 18 Samenwerkingsovereenkomst. 573 Artikel 19 Samenwerkingsovereenkomst. 574 D. DÓZSA, “EU Relations with European Micro-States. Happily ever After?”, European Law Journal 2008, Vol. 14, No. 1 January 2008, p. 98.
87
De voorzieningen betreffende het sociaal recht in de derde titel van de overeenkomst zijn van groter praktisch belang.575 Werknemers van San Marinese nationaliteit die werken in een lidstaat van de Europese Unie mogen niet discriminerend worden behandeld op grond van hun nationaliteit, voor wat betreft de arbeidsvoorwaarden en de verloning. Dit geldt ook in de omgekeerde zin voor EUonderdanen werkzaam in San Marino.576 Voorts betrachten deze voorschriften discriminatie op grond van nationaliteit eveneens uit te schakelen op het vlak van de sociale zekerheid.577 Ten slotte verlangt de overeenkomst dat het opgerichte Samenwerkingscomité deze bepalingen nauwgezet opvolgt en concrete uitvoeringsmaatregelen voorziet binnen het jaar betreffende het verbod op discriminatie op het vlak van de sociale zekerheid.578
575
Artikelen 20-22 Samenwerkingsovereenkomst. Artikel 20 Samenwerkingsovereenkomst. 577 Artikel 21 Samenwerkingsovereenkomst. 578 Artikel 22 Samenwerkingsovereenkomst. 576
88
6 6.1
Vaticaanstad Achtergrond
6.1.1 Historisch perspectief De geschiedenis van Vaticaanstad is zeer nauw verbonden met de geschiedenis van de roomskatholieke kerk en de Heilige Stoel. Reeds in de vierde eeuw na Christus hadden de pausen aanzienlijke gebieden in Italië veroverd, het Patrimonium Petri. Dit succes kende vooral haar oorsprong in de erkenning van de katholieke kerk als juridisch persoon door de Romeinse keizer Constantijn de Grote. In de daaropvolgende eeuwen was het gebied van het huidige Italië het slachtoffer van invallen van diverse stammen, waaronder ook de Pauselijke Staten leden. Gedurende de middeleeuwen bleef de Kerkelijke Staat min of meer onafhankelijk. Deze onafhankelijkheid stelde soms niet zo veel voor, zoals bijvoorbeeld gedurende de Babylonische ballingschap der pausen naar Avignon in de veertiende eeuw. In de daaropvolgende renaissance poogden de Pauselijke Staten hun gezag te vergroten in midden-Italië en werd de Kerkelijke Staat aanzienlijk uitgebreid.579 In deze periode kende de Kerkelijke Staat haar grootste omvang. Na de zestiende eeuw nam haar betekenis weer af. Zij leed vooral zwaar onder de verschillende aanvallen van de Franse koningen. De eerste die de Pauselijke Staten effectief veroverde was Napoleon I, die in 1808 Rome bezette en bij Decreet van 17 mei 1809 de Pauselijke staten annexeerde, terwijl de paus werd gevangengezet in Savona. Deze situatie hield echter niet lang stand en met het Congres van Wenen in 1815 verkregen de Pauselijke Staten opnieuw hun status van voor de Napoleontische periode. Revolutionaire invloeden en het begin van de strijd naar de Risorgimento of éénmaking van Italië, zorgden ervoor dat de paus naar het koninkrijk Napels moest vluchten in 1848. Met de steun van Napoleon III kon de paus in 1850 terugkeren naar Rome en konden de resterende gebieden onder zijn gezag worden behouden met behulp van de bescherming van Franse legertroepen. Deze troepen bleven in de Pauselijke Staten aanwezig tot en met 1870. Het grootste deel van haar grondgebied verloor de Kerkelijke Staat aan het koninkrijk Italië. De regio‟s Umbrië, Marken en Emilia-Romagna verkozen toe te treden tot het ééngemaakte Italië, waardoor de paus enkel nog soevereiniteit behield over de regio Lazio.
579
De Kerkelijke Staat werd uitgebreid met de gebieden Parma, Modena, Bologna, Perugia, Romagna en Ferrara.
89
Na het vertrek van het Franse leger uit de Pauselijke Staten in 1870, bij het begin van Frans-Pruisische oorlog, greep de Italiaanse koning Victor Emanuel II zijn kans en incorporeerde de Kerkelijke Staat volledig in Italië. De Italiaanse wet van 13 mei 1871 voorzag dat de paus vrij gebruik kreeg over de huidige gebieden van het Vaticaan, de Lateraanse paleizen en de Villa van Castel Gandolfo. De paus, die geen gevangene wilde worden in Vaticaanstad, weigerde echter deze Italiaanse wet te aanvaarden. Daarnaast erkende de Italiaanse wet van 13 mei 1871 de soevereiniteit en de onschendbaarheid van de paus, zonder hem evenwel een grondgebied toe te kennen, maar slechts het vrij gebruik van de net genoemde territoria. De wereldlijke macht van de paus werd dus volledig aan banden gelegd, maar de Heilige Stoel bewaarde haar geestelijke soevereiniteit als hoofd van de katholieke kerk. Gedurende de eerste decennia van de twintigste eeuw zocht men naar een oplossing voor de Roomse kwestie waarbij de paus streefde naar soevereiniteit van de Heilige Stoel die het huidige Vaticaanstad omvatte en zich uitstrekte tot aan de rivier Tiber, terwijl het koninkrijk Italië slechts bereid was haar een grondgebied toe te kennen die de huidige grenzen van Vaticaanstad omvatten. Uiteindelijk kwamen beide partijen in 1929 tot een oplossing met het ondertekenen van het Verdrag van de Lateranen. Dit Verdrag erkende Vaticaanstad als een onafhankelijke en soevereine staat met zodus daadwerkelijke wereldlijke macht. Daarenboven garandeerde het koninkrijk Italië de onafhankelijkheid van Vaticaanstad te beschermen waardoor de religieuze taken van de Heilige Stoel vergemakkelijkt werden. Zodoende werd het lot van de staat Vaticaanstad verbonden aan het bestaan van de Heilige Stoel, het hoofd van de rooms-katholieke kerk.580 Sinds het Verdrag van de Lateranen bleef het grondgebied van Vaticaanstad tot op heden ongewijzigd. Na het oplossen van de Roomse kwestie werd de Heilige Stoel een actieve speler op het internationale toneel met diplomatieke betrekkingen en deelname aan zekere internationale conferenties en organisaties.
6.1.2 Staatkundig perspectief De wereldlijke macht van Vaticaanstad wordt in essentie beheerst door de zeven Fundamentele Wetten van juni 1929, afgekondigd na het inwerkingtreden van het Verdrag van de Lateranen.581 De eerste van deze Fundamentele Wetten stelt dat de paus, als heerser van Vaticaanstad, de volledige wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht in handen heeft.582 De paus wordt aangeduid door het
580
J. DUURSMA, Fragmentation and the international relations of micro-states: self-determination and statehood, Cambridge, Cambridge University Press, 1996, p. 413-415. 581 L. MUSSELLI, “Stato Città del Vaticano” in G. GUIDI en G.F. FERRARI, Piccolo stato, costituzione e connessioni internazionali, Turijn, Giapichelli, 2003, p. 13 et seq. 582 Artikel 1, par. 1 Fundamentele Wet nr. 1.
90
Collegio Cardinalizio voor het leven.583 Ditzelfde college van kardinalen oefent bij afwezigheid van de paus diens machten uit. 584 Deze principiële uitoefening van machten door éénzelfde orgaan is bijzonder, wetende dat de meeste andere Europese landen gekenmerkt worden door een scheiding der machten. De uitgebreide machten van de paus moeten evenwel genuanceerd worden in het licht van de delegatie die de paus kan doen aan andere instituten. Zo worden bepaalde wetgevende en uitvoerende bevoegdheden sinds 1952 uitgeoefend door de Pontificia Commissione585.586 Haar bevoegdheden worden evenwel beperkt door de wetgevende en uitvoerende macht van het Staatssecretariaat, dat in feite ook een orgaan is van de Heilige Stel. Dit staatssecretariaat is in feite een kardinaal in deze functie aangeduid door de paus, met zowel externe als interne functies. Zijn externe bevoegdheden houden ondermeer het recht in Vaticaanstad internationaal te vertegenwoordigen, waaronder het recht verdragen te sluiten met vreemde machten in naam van de Heilige Stoel of Vaticaanstad, die naderhand door de paus worden geratificeerd.587
6.2
De externe betrekkingen van Vaticaanstad met de Europese Unie
6.2.1 De externe betrekkingen van Vaticaanstad Vaticaanstad, bij wijze van de Heilige Stoel, speelt internationaal een belangrijke rol, die in verhouding tot haar grootte disproportioneel is.588 Het buitenlands beleid van Vaticaanstad is in essentie gericht op twee principes.589 Ten eerste tracht zij via haar externe betrekkingen de waarden van het Rooms Katholicisme, waaronder de principes van het canonieke recht, te behartigen. Dit resulteert onder andere in haar strijd tegen het gebruik van geweld, de mensenrechtenbescherming en de solidariteit der staten als beleidsopties in haar extern beleid. Ten tweede poogt de hedendaagse staat Vaticaanstad een neutrale positie te bewaren. In artikel 24 van het Verdrag van de Lateranen verklaart de Heilige Stoel dat zij neutraal zal blijven bij elk wereldlijk conflict tussen staten. Deze neutraliteit die unilateraal door Vaticaanstad wordt geproclameerd wordt
583
Artikel 1, par. 2 Fundamentele Wet nr. 1. Ibid. 585 De Pauselijke Commissie voor Vaticaanstad. Voor 1952 waren deze machten gedelegeerd aan de Governatorato (de Gouverneur voor de staat Vaticaanstad), die nu enkel nog enkele uitvoerende bevoegdheden bezit. Daarnaast kan deze Commissie een beroep doen op de Consulta, een orgaan bestaande uit 24 experten die advies verlenen. 586 Artikel 5 Fundamentele Wet nr. 1. 587 Artikel 3 Fundamentele Wet nr. 1. 588 A.M. RAUCH, Der Heilige Stuhl und die Europäische Union, Baden-Baden, Nomos, 1995, p. 15. 589 J. DUURSMA, Fragmentation and the international relations of micro-states: self-determination and statehood, Cambridge, Cambridge University Press, 1996, p. 427-428. 584
91
bovendien traditioneel aanvaard en erkend, zoals bijvoorbeeld door zowel Italië, Duitsland als de geallieerde machten tijdens de Tweede Wereldoorlog. De Heilige Stoel is geen staat overeenkomstig het internationaal recht, maar heeft wel een internationale juridische persoonlijkheid waardoor zij internationaal kan optreden door het sluiten van internationale verdragen en het onderhouden van diplomatieke relaties. Omdat het voortbestaan van Vaticaanstad verbonden is aan het bestaan van de Heilige Stoel, is het deze laatste die Vaticaanstad vertegenwoordigt op het internationale toneel. Vaticaanstad bestaat in feite enkel ten dienste van de Heilige Stoel. Een aanzienlijk deel van de externe betrekkingen van Vaticaanstad worden onderhouden met Italië. Het basisdocument die deze relatie beheerst is het Verdrag van de Lateranen van 11 februari 1929. In dit Verdrag garandeert Italië de absolute en onvoorwaardelijke soevereiniteit van de Heilige Stoel over Vaticaanstad. Dit houdt concreet in dat Italië verzekert niet te zullen tussenkomen in de interne aangelegenheden van Vaticaanstad en dat Vaticaanstad slechts één enkele autoriteit bezit, de Heilige Stoel.590 Daarnaast zijn de betrekkingen en het goed nabuurschap met Italië van groot praktisch belang voor Vaticaanstad vanuit de eenvoudige vaststelling dat het land volledig geënclaveerd wordt door Italië. Zo verzekert Italië de watervoorziening en een spoorverbinding met het Vaticaan. De diplomatieke betrekkingen van Vaticaanstad hebben een zeer lange voorgeschiedenis. Reeds in 1500 vaardigde Vaticaanstad zijn eerste pauselijke nuntius af naar Venetië. Tegenwoordig heeft de Heilige Stoel met meer dan 100 landen diplomatieke betrekkingen. Deze relaties worden altijd onderhouden in naam en voor rekening van de Heilige Stoel, en niet Vaticaanstad. In het Tweede Vaticaanse Oecumenische Concilie591 werd voorgenomen zich internationaal verder te engageren door betrekkingen te ontwikkelen of te verdiepen met internationale organisaties met het brede doel het promoten van vrede en vooruitgang.592
590
Artikelen 3 en 4 van het Verdrag van de Lateranen; Hierop bestaat evenwel één uitzondering. Ten aanzien van het Sint-Pietersplein geldt een bijzonder regime. Gedurende de uren dat dit plein toegankelijk is mag de Italiaanse politie dit plein betreden tot aan de voet van de trappen die leiden naar de Sint-Pietersbasiliek. Buiten deze uren valt het plein onder de autoriteit van het Vaticaanse politiekorps, zie hiervoor artikel 3, par. 1 van het Verdrag van de Lateranen. 591 Het zogenaamde Vaticanum II dat liep van 11oktober 1962 tot 8 december 1965 sprak zich uit over de grondslagen van het Katholicisme, de relatie met de andere godsdiensten en de positie ten aanzien van een resem wereldlijke thema‟s. 592 F. MURRAY, “Micro-states” in S. BLOCKMANS en A. LAZOWSKI (eds.), The European Union and it‟s neighbours: a Legal appraisal of the EU‟s policies of stabilisation, partnerschip and integration, Den Haag, TMC Asser Press, 2006, p. 203.
92
6.2.2
De externe betrekkingen van Vaticaanstad met de Europese Unie
De betrekkingen tussen de Europese Economische Gemeenschap en Vaticaanstad namen formeel een aanvang op 10 december 1970 door de accreditering van een pauselijke nuntius bij de Europese Gemeenschappen te Brussel.593 Evenwel bestonden reeds decennialang informele contacten. Daarnaast was de paus altijd een groot voorstander van de Europese integratie. Reeds in 1920 riep de toenmalige paus Benedictus XV de Europeanen op om zich te verenigen en samen te werken.594 Ook van paus Pius XII en diens opvolger paus Johannes XXIII zijn geweten dat zij formeel de Europese integratie altijd aanmoedigden.595 In zijn toespraken en in geschriften van hun hand spraken deze pausen zeer vaak over liefde en broederschap onder de Europese volkeren.596 Gedurende de beginperiode van de Europese Gemeenschappen toonde paus Paulus VI eveneens een positieve houding ten aanzien van de Europese integratie waarvan hij de noodzaak benadrukt.597 Eind jaren zeventig, met de komst van een nieuwe paus, Johannes Paulus II, verlegt het Vaticaan in haar houding ten aanzien van de Europese integratie haar accenten. Hij wijst op het belang van goede betrekkingen met de Oostbloklanden. paus Johannes Paulus II was zelf van Poolse afkomst en hoopte dat een integratie van enkel West-Europese staten niet zou leiden tot een tweedeling van het Europese continent.598 Daarnaast zette deze paus zich enorm in voor de mensenrechten.599 In tegenstelling tot zijn voorgangers echter was onze vorige paus evenwel iets gematigder in zijn steun voor een Europese integratie. Hij benadrukte dat de christelijke identiteit van Europa niet mag verloren gaan door een vergevorderde integratie.600 Hoedanook bevindt Vaticaanstad zich op een andere positie ten aanzien van de Europese Unie dan de andere Europese microstaten. Dit vooral omdat in de eerste plaats Vaticaanstad tot op heden geen deel
593
Op 10 december 1970 werd Aartsbisschop Iginio Cardinale aangesteld als eerste Pauselijke nuntius bij de Europese Gemeenschappen te Brussel. Deze positie wordt vandaag ingenomen door Aartsbisschop Karl-Josef Rauber, tevens de apostolische nuntius voor België en Luxemburg. 594 Encycliek van Paus Benedictus XV van 23 mei 1920, „Pacem, Die munus puleherrimum‟, voor tekst in het Engels zie: http://www.vatican.va/holy_father/benedict_xv/encyclicals/documents/hf_benxv_enc_23051920_pacem-dei-munus-pulcherrimum_en.html. 595 A.M. RAUCH, Der Heilige Stuhl und die Europäische Union, Baden-Baden, Nomos, 1995, p. 28. 596 Bijvoorbeeld, Boodschap van Paus Pius XII van 21 oktober 1955 aan de All‟Assemblea Generale Dell‟Unione Europea di Radiodiffusione, „En vous souhaitant‟ , tekst (in het Italiaans) online beschikbaar op: http://www.vatican.va/holy_father/pius_xii/speeches/1955/documents/hf_p-xii_spe_19551021_voussouhaitant_it.html (consultatie op 1 mei 2009) 597 A.M. RAUCH, Der Heilige Stuhl und die Europäische Union, Baden-Baden, Nomos, 1995, p. 31. 598 J. SCHWARZ, Die Aussen- und Friedenspolitik des Heiligen Stuhls, München, VS Verlag für Sozialwissenschaften, 2007, p. 267-283. 599 Bijvoorbeeld, Boodschap van Paus Johannes Paulus II van 8 december 1998 ter gelegenheid van de viering van de internationale dag van de vrede, tekst (in het Engels) online beschikbaar op: http://www.vatican.va/holy_father/john_paul_ii/messages/peace/documents/hf_jp-ii_mes_14121998_xxxiiworld-day-for-peace_en.html. 600 A.M. RAUCH, Der Heilige Stuhl und die Europäische Union, Baden-Baden, Nomos, 1995, p. 34.
93
uitmaakt van het douanegebied van de Gemeenschap. Daarnaast werden geen handels- of andere verdragen gesloten met Vaticaanstad, behoudens een monetaire overeenkomst. Vaticaanstad behoort niet tot het douanegebied van de Europese Gemeenschap omdat zij in eerste instantie niet met de Gemeenschap zelf daartoe een overeenkomst heeft gesloten, noch een douaneunie heeft gesloten met Italië. Wel is zij een douaneregeling overeengekomen met Italië in het Verdrag van de Lateranen van 1929.601 Deze bepaling werd overgenomen in een specifiekere overeenkomst betreffende douanebepalingen van 1930.602 Deze bepalingen houden in dat de goederen voor Vaticaanstad bestemd, zowel uit derde staten als uit Italië, aan de Vaticaanse grens niet aan douaneheffingen, BTW of andere indirecte belastingen worden onderworpen.603 Dit regime geldt ten aanzien van import in het grondgebied van Vaticaanstad en de extraterritoriale gebouwen zoals bepaald door het Verdrag van de Lateranen.604 Hiertoe dienen eveneens heel wat administratieve verplichtingen te worden vervuld, waaronder toestemming van het Commercieel Bureau. De export vanuit Vaticaanstad is principieel niet onderworpen aan een heffing aan de grens, maar dient rekening te houden met een BTW-heffing. Daarnaast dient de export uit Vaticaanstad te worden meegedeeld aan het bevoegde bureau. Italië en Vaticaanstad hebben een gedetailleerde regeling op het vlak van douane, zonder dat er sprake is van een echte douane-unie. Wat de toekomstige betrekkingen tussen de Europese Unie en Vaticaanstad betreft zal de nadruk voornamelijk liggen bij geestelijke aangelegenheden en de bevordering van mensenrechten, onder andere in het licht van een Europese Grondwet of een nieuw Europees Verdrag.605
601
Artikel 20 van het Verdrag van de Lateranen. Overeenkomst van 30 juni 1930 tussen Italië en de Heilige Stoel. 603 Artikel 1 Douane-overeenkomst van 1930. 604 Artikel 2 Douane-overeenkomst van 1930. 605 Artikel I-52 van het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet, PB C 310 van 16.12.2004, p. 1. Dit artikel voorziet een regelmatige dialoog tussen godsdiensten en de Europese Unie. De Heilige Stoel streefde naar het opnemen van een aantal bepalingen, waaronder de gekende specifieke verwijzing naar de Christelijke erfenis van Europa, die uiteindelijk niet werd weerhouden; Zie ook F. MURRAY, “Micro-states” in S. BLOCKMANS en A. LAZOWSKI (eds.), The European Union and it‟s neighbours: a Legal appraisal of the EU‟s policies of stabilisation, partnerschip and integration, Den Haag, TMC Asser Press, 2006, p. 204. 602
94
7
De Euro in de microstaten
Geen enkele microstaat heeft een eigen unieke munteenheid en allen gebruiken ze een betaalmiddel van een buurland. Op heden is dit in vier van de vijf microstaten de euro geworden. Liechtenstein echter gebruikt de Zwitserse frank als officieel betaalmiddel waarvoor Liechtenstein met Zwitserland een overeenkomst heeft gesloten. Het gebruik van de Zwitserse frank in Liechtenstein is dus meer dan een feitelijk gebruik maar heeft een juridische rechtsgrond. Hierna worden de microstaten besproken die de euro gebruiken, de rechtsgrond hiervoor en de diverse modaliteiten er rond. De officiële geboorte van de euro kwam er op 1 januari 1999 met de oprichting van de Europese Monetaire Unie, waarbij de euro als officiële munteenheid werd aanvaard door 11 lidstaten van de Europese Unie. Tussen 1 januari en heden hebben 16 lidstaten van de Europese Unie de euro als wettig en feitelijk betaalmiddel ingevoerd ter vervanging van hun nationale munt.606 In de periode 2010-2014 komen daar nog acht andere lidstaten bij.607 Maar net zoals het geval is bij de bepaling van het douanegebied van de Gemeenschap, vallen de grenzen van het eurogebied niet samen met de politieke grenzen van de unie, omwille van historische redenen, de bijzondere band tussen lidstaten en niet-lidstaten of andere bijzondere omstandigheden. Zo gebruiken ook Monaco, San Marino en Vaticaanstad als niet-lidstaat van de Europese Unie de euro als hun officiële munteenheid. Hiertoe hebben deze microstaten een monetaire overeenkomst gesloten met de Europese Gemeenschap. Daarnaast wordt de euro als enig betaalmiddel gebruikt in Andorra, Montenegro en Kosovo. In tegenstelling tot de hierboven genoemde staten hebben deze niet-lidstaten van de Europese Unie hierover (nog) geen monetaire overeenkomst gesloten. Voor de volledigheid dient vermeld te worden dat ook in Zimbabwe, Bosnië-Herzegovina, Turkije en de Turkse Republiek Noord-Cyprus de euro een officieel betaalmiddel is naast de eigen nationale valuta. In wat volgt wordt het gebruik van de euro in de microstaten, omwille van de overzichtelijkheid, opgedeeld in een stuk over de euro in Monaco, San Marino en Vaticaanstad, die de euro gebruiken op grond van een overeenkomst, en een stuk over de euro in Andorra, die de euro gebruikt op louter feitelijke basis.
606
Deze landen zijn: België, Cyprus, Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Luxemburg, Malta, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Slovenië, Slowakije en Spanje. 607 Dit zijn in chronologische volgorde: Litouwen, Estland, Polen, Letland, Bulgarije, Hongarije, Tsjechië en Roemenië.
95
7.1
De Euro in Monaco, San Marino en Vaticaanstad
Voor men de euro invoerde in Monaco, San Marino en Vaticaanstad, gebruikten deze staten de munteenheid van hun grote buurland. Monaco gebruikte de Franse frank608, terwijl San Marino en Vaticaanstad de Italiaanse lira gebruikten.609 Monaco heeft nooit een eigen officiële munteenheid gehad. Het gebruikte altijd de Franse frank als wettig betaalmiddel en dit op grond van een formele monetaire relatie die Monaco reeds in de jaren twintig onderhield met Frankrijk.610 Op grond van het Vriendschapsverdrag van 1862 tussen Italië en San Marino aanvaardde San Marino de Italiaanse lira als wettig betaalmiddel. Dit geld werd ook in Italië aanvaard, op voorwaarde dat het hetzelfde gewicht had en hetzelfde opschrift droeg. Het verdrag voorzag wel dat San Marino zelf nog munten mocht slaan en bankbiljetten drukken.611 Van dit laatste recht werd evenwel afgezien door San Marino in 1914.612 Tot aan de invoering van de euro waren de San Marinese lira‟s een wettig betaalmiddel in San Marino, Italië en Vaticaanstad. De monetaire betrekkingen tussen Vaticaanstad en Italië verliepen grotendeels gelijkaardig als die tussen San Marino en Italië. Een monetaire unie werd opgericht tussen Vaticaanstad en Italië op grond van het Verdrag van 11 februari 1929 tussen Italië en de Heilige Stoel.613 Op grond van dit Verdrag gebruikte Vaticaanstad de euro als officiële munteenheid en mocht het daarnaast ook zelf munten slaan. Bij de aanvaarding van de euro als officiële munteenheid voor de lidstaten van de Europese Unie door het Verdrag van Maastricht, werd duidelijk dat bepaalde monetaire relaties tussen lidstaten en nietlidstaten dienden te worden herzien. Het grote probleem in dit opzicht was dat de monetaire aangelegenheden werden overgeheveld van het nationale niveau naar de bevoegdheden van de 608
G. ULSES, Monaco und die Europäische Union: heimliche oder unmögliche Mitgliedschaft?, Sindelfingen, Libertas, 2004, p. 43-50. 609 F. MURRAY, “Micro-states” in S. BLOCKMANS en A. LAZOWSKI (eds.), The European Union and it‟s neighbours: a Legal appraisal of the EU‟s policies of stabilisation, partnerschip and integration, Den Haag, TMC Asser Press, 2006, p. 201 en 203. 610 Ordonnance monégasque fixant le cours légal et le cours forcé des monnaies et billets du 2 janvier 1925; Convention franco-monégasque relative au controle des changes, 14 avril 1945; Échange de lettres entre la France et Monaco du 18 mai 1963 relatif à la réglementation bancaire dans la Principauté, zoals gewijzigd bij de Échange de lettres du 27 novembre 1987; zie PB L 30 van 4.2.1999, p. 32. 611 Artikel 24 Vriendschapsverdrag. 612 Additionele Overeenkomst van 10 februari 1914; zie ook artikel 47 (2) van het Vriendschapsverdrag van 1939. 613 Verdrag van 11 februari 1929 tussen de Heilige Stoel en Italië (Verdrag van Lateranen), voor het laatst gewijzigd door de Monetaire Overeenkomst van 3 december 1991 tussen de Italiaanse Republiek en Vaticaanstad; zie hiervoor PB C 299 van 25.10.2001, p. 1; zie ook Monetaire Overeenkomst van 30 december 1931 tussen Italië en de Heilige Stoel.
96
Gemeenschap. Zodoende werden de externe monetaire betrekkingen van de lidstaten nu een zaak waar de Unie zich diende over te buigen. In dit opzicht bestond twee strekkingen. Ten eerste was men bezorgd voor de economische risico‟s. Een monetaire unie kon een overdracht van inflatie veroorzaken van de ene staat naar de andere. Daarnaast was er de opvatting dat de traditionele banden die sommige lidstaten hadden met gebieden en staten buiten de Unie niet zomaar konden worden afgesneden bij het toetreden tot de Europese Monetaire Unie.614 Men dient echter wel op te merken dat de zonet genoemde risico‟s niet dermate speelden ten aanzien van de monetaire betrekkingen met Monaco, San Marino en Vaticaanstad gezien hun grootte en kleinschalige economie. Zodoende legde de Europese Unie ter gelegenheid van het Verdrag van Maastricht een Verklaring af betreffende de gevolgen van de euro voor Monaco, San Marino en Vaticaanstad.615 Deze Verklaring stelde dat de bestaande monetaire betrekkingen tussen Frankrijk en Monaco en tussen Italië en San Marino en Vaticaanstad onverlet worden gelaten zolang de euro niet als enige munteenheid van de Gemeenschap wordt ingevoerd. Daarnaast verbond de Unie zich ertoe de monetaire regelingen te heronderhandelen. Op 31 december 1998 bepaalde de Europese Raad in drie beschikkingen dat spoedig een nieuwe monetaire regelingen dienden te worden uitgewerkt en stelde zij Monaco, San Marino en Vaticaanstad voor om onderhandelingen op te starten.616617618 Reeds in deze beschikking stelde de Gemeenschap duidelijk dat de drie microstaten de euro als officiële munteenheid zouden kunnen gebruiken en eventueel zelf munten zouden mogen slaan, mits dit met de Gemeenschap wordt overeengekomen en zij daartoe de communautaire regelgeving hanteren.619 Bijzonder was dat Frankrijk en Italië het verzoek kregen de onderhandelingen te voeren en de monetaire overeenkomsten te sluiten, in naam van de Gemeenschap. De vrijheid van Frankrijk en Italië in dit opzicht werd evenwel enigszins beperkt door het advies van de Europese Commissie, de Europese Bank en het Economisch en Financieel Comité.620 De motivering voor deze delegatie aan de buurstaten is voornamelijk
614
C.A. STUMPF, “The Introduction of the Euro to states and territories outside the European Union”, E.L. Rev. 2003, 28(2), nr. 283. 615 Verklaring betreffende de monetaire betrekkingen met de Republiek San Marino, Vaticaanstad en het Vorstendom Monaco, PB C 191 van 29.7.1992, p. 99. 616 Beschikking 1999/96/EG van de Raad van 31 december 1998 met betrekking tot het standpunt dat de Gemeenschap zal innemen ten aanzien van een overeenkomst over de monetaire betrekkingen met het Prinsdom Monaco, PB L 30 van 4.2.1999, p. 31-32. 617 Beschikking 1999/97/EG van de Raad van 31 december 1998 met betrekking tot het standpunt dat de Gemeenschap zal innemen ten aanzien van een overeenkomst over de monetaire betrekkingen met de Republiek San Marino, PB L 30 van 4.2.1999, p. 33-34. 618 Beschikking 1999/98/EG van de Raad van 31 december 1998 met betrekking tot het standpunt dat Gemeenschap zal innemen ten aanzien van een overeenkomst over de monetaire betrekkingen met Vaticaanstad, PB L 30 van 4.2.1999, p. 35-36. 619 Ibid., artikel 3-5. 620 Ibid., artikel 8.
97
historisch.621 De drie microstaten hebben alle reeds een decennialange monetaire relatie met hun respectievelijke buurstaat. Ongeveer twee jaar na de beschikkingen van de Raad werden de monetaire overeenkomsten tussen Italië en San Marino622 en tussen Italië en Vaticaanstad623 ondertekend. Een klein jaar later kwam de overeenkomst tussen Frankrijk en Monaco tot stand.624 De monetaire overeenkomsten zijn in grote lijnen identiek. Vooral de overeenkomst tussen San Marino en Vaticaanstad kent bijna geen enkel verschil. De maximum toegelaten uitgiftes verschillen qua bedrag en Vaticaanstad heeft een aanvullende uitgiftemogelijkheid. Dit is vanzelfsprekend grotendeels omdat de overeenkomst telkens onderhandeld en ondertekend werd door dezelfde partij, Italië. Met deze nieuwe monetaire overeenkomsten gebruiken Monaco, San Marino en Vaticaanstad de euro als officiële munteenheid vanaf 1 januari 1999, mits zij daartoe de communautaire regelgeving ter zake implementeren in hun eigen rechtssysteem.625 De euro kan pas als wettig betaalmiddel worden gebruikt vanaf 1 januari 2002.626 De drie staten mogen in principe zelf geen munten of bankbiljetten uitgeven, tenzij er een overeenkomst over wordt gesloten. Er is een klein verschil in de tekst van de overeenkomst met Monaco, die duidelijk stelt dat Monaco geen bankbiljetten mag uitgeven. In tegenstelling tot San Marino en Vaticaanstad is hier dus niet de uitzondering voorzien die de staten de toelating geeft bankbiljetten uit te geven mits voorafgaand akkoord.627 Deze opmerking heeft weinig praktisch belang daar San Marino noch Vaticaanstad op heden zelf bankbiljetten uitgeven. De munten uitgegeven in één van deze drie staten zijn een wettig betaalmiddel in de ganse Europese Monetaire Unie, de derdestaten met een overeenkomst omtrent gebruik van de euro en in de staten en gebieden die de euro louter feitelijk gebruiken.
621
D. DASHWOOD en M. MARESCEAU, Law and practice of EU external relations: salient features of a changing landscape, Cambridge, Cambridge University Press, 2008, p. 297-300. 622 Monetaire Overeenkomst tussen de Italiaanse Republiek, namens de Europese Gemeenschap, en de Republiek San Marino, PB C 209 van 27.7.2001, p. 1-4. 623 Monetaire Overeenkomst tussen de Italiaanse Republiek, namens de Europese Gemeenschap, en Vaticaanstad en namens deze de Heilige Stoel, PB C 299 van 25.10.2001, p. 1-4. 624 Monetaire Overeenkomst tussen de regering van Franse Republiek, namens de Europese Gemeenschap, en de regering van zijne Doorluchtigheid de Vorst van Monaco, PB L 142 van 31.5.2001, p. 59-73. 625 Artikel 1 van de respectievelijke Monetaire Overeenkomsten. 626 Artikel 2, 1° Monetaire Overeenkomst met Monaco, Artikel 1, 2° Monetaire Overeenkomsten met San Marino en Vaticaanstad. 627 Artikel 3, eerste zin Monetaire Overeenkomst met Monaco; vergelijk artikel 2 respectievelijke Monetaire Overeenkomsten met San Marino en Vaticaanstad.
98
De overeenkomst zelf bepaalt zeer concreet het maximum uit te geven munten door de micro-staten. In de gevallen van San Marino en Vaticaanstad wordt dit uitgedrukt bij wijze van een eenvoudig bedrag.628 Voor Vaticaanstad bestaat evenwel een kleine afwijking voor het jaar waarin de pauselijke zetel vacant geworden is, in elk jubeljaar of een jaar waarin een oecumenisch concilie wordt gehouden mogen de autoriteiten van Vaticaanstad een aanvullende uitgifte van munten doen.629 Voor Monaco varieert dit cijfer jaarlijks naargelang de uitgifte in Frankrijk, waarvan de uitgifte van munten in Monaco maximum 1/500ste mag bedragen.630 Frankrijk en Italië voorzien de faciliteiten voor het slaan van de munten van de drie micro-staten.631 Daarnaast mogen Monaco, San Marino en Vaticaanstad ook speciale munten uitgeven ten behoeve van verzamelaars en mag San Marino in scudi luidende gouden munten uitgeven. Deze munten zijn echter geen wettig betaalmiddel.632 De micro-staten verbinden zich er voorts toe nauw te zullen samenwerken met de Europese Gemeenschap bij maatregelen van bestrijding en bestraffing van vervalsing van eurobiljetten en – munten.633 Ook hier wijkt de Monegaskische overeenkomst af ten opzichte van de andere. Behoudens de vage bepaling van samenwerking inzake de bestrijding van vervalsing dient Monaco eveneens gelijkaardige maatregelen te nemen zoals voorzien in een kaderbesluit en een verordening van de Europese Raad.634 Monaco heeft daarenboven de verplichting om bepaalde communautaire wetgeving te implementeren.635 Deze wetgeving bestaat in de vorm van een lijst die geamendeerd wordt door de Europese Commissie bij wijzigingen van het communautaire recht in ter zake dienende monetaire
628
Artikel 3 respectievelijke Monetaire Overeenkomsten met San Marino en Vaticaanstad; Dit bedraagt per jaar voor San Marino: 1944000 euro en per jaar voor Vaticaanstad: 670000 euro. 629 Deze aanvullende bijdrage voor één bijzonder jaar bedraagt: 201000 euro, artikel 7 Monetaire Overeenkomst met Vaticaanstad. 630 Artikel 4 Monetaire Overeenkomst met Monaco. Zoek op hoeveel euro‟s Frankrijk uitgaf in 2008. 631 Voor Monaco is dit het Hôtel de la Monnaie de Paris, Artikel 7 Monetaire Overeenkomst; Voor San Marino en Vaticaanstad is dit het InstitutoPoligrafico e Zecca dello Stato, Artikel 6 respectievelijke Monetaire Overeenkomsten. 632 Artikel 6 Monetaire Overeenkomst met Monaco; Artikel 5 respectievelijke Monetaire Overeenkomsten met San Marino en Vaticaanstad. 633 Artikel 9 respectievelijke Monetaire Overeenkomsten met Monaco en Vaticaanstad; Artikel 8 Monetaire Overeenkomst met San Marino. 634 Kaderbesluit van de Raad van 29 mei 2000 tot versterking, door middel van strafrechtelijke en andere sancties, van de bescherming tegen valsemunterij in verband met het in omloop brengen van de euro, PB L 140 van 14.6.2000, p. 1-3; Verordening (EG) nr. 1338/2001 van de Raad van 28 juni 2001 tot vaststelling van maatregelen die noodzakelijk zijn voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij, PB L 181 van 4.7.2001, p. 6-10. 635 Artikel 11 Monetaire Overeenkomst met Monaco.
99
kwesties.636 Daarnaast dient Monaco equivalente maatregelen te nemen ter bestrijding van witwasmisdrijven.637 Wat betreft de evaluatie van de overeenkomst kunnen alle partijen van de drie monetaire overeenkomsten een herziening verzoeken.638 In het geval van Monaco is er daarenboven reeds een tweejaarlijkse automatische herziening van de overeenkomst door een Gemengd Comité. Dit Comité staat behoudens de herziening, in voor een vlotte implementatie van de overeenkomst.639
7.2
De Euro in Andorra
Andorra heeft nooit een eigen munteenheid gehad en evenmin op grond van een monetaire overeenkomst de munt van een andere staat uitgegeven of zelfs maar gebruikt. Dit heeft voornamelijk historische redenen eigen aan Andorra. Van belang voor het prinsdom is namelijk dat zij altijd diende voorzichtige betrekkingen na te streven met haar twee buurlanden om haar positie te kunnen bewaren. Een keuze maken voor de munt van één van beide buren zou dit fragiele evenwicht mogelijks ontwrichten.640 Anderen stellen dan weer dat dit verband houdt met het feit dat het prinsdom pas sinds 1993 een volwaardige soevereine staat is.641 Zodoende gebruikte Andorra de Franse frank en de Spaanse peseta als wettig betaalmiddel. Dit had geen rechtsgrond en gebeurde zuiver op een ad hoc rechtsgrond.642 Toen de Europese Gemeenschap een Verklaring gaf ter gelegenheid van het Verdrag van Maastricht werd niet gesproken over Andorra. Tot en met de dag dat de euro het wettige betaalmiddel werd in Frankrijk en Spanje was nog niets overeengekomen over een toekomstige regeling hieromtrent. Omdat noch Spanje, noch Frankrijk een monetaire overeenkomst hadden gesloten met Andorra was er ook
636
F. MURRAY, “Micro-states” in S. BLOCKMANS en A. LAZOWSKI (eds.), The European Union and it‟s neighbours: a Legal appraisal of the EU‟s policies of stabilisation, partnerschip and integration, Den Haag, TMC Asser Press, 2006, p. 196. 637 Artikel 11, 6° Monetaire Overeenkomst met Monaco. 638 Artikel 15, 3° Monetaire Overeenkomst met Monaco; Artikel 11, 3° Monetaire Overeenkomst met San Marino; Artikel 12, 3° Monetaire Overeenkomst met Vaticaanstad. 639 Artikel 14 Monetaire Overeenkomst met Monaco. 640 D. DASHWOOD en M. MARESCEAU, Law and practice of EU external relations: salient features of a changing landscape, Cambridge, Cambridge University Press, 2008, p. 298. 641 Opinion of the European Central Bank of 1 april 2004 on the position to be taken by the Community as regards to an agreement concerning the monetary relations with Andorra, nr. 11, online beschikbaar op: http://www.ecb.int/ecb/legal/pdf/c_08820040408en00180019.pdf (consultatie op 1 mei 2009). 642 F. MURRAY, “Micro-states” in S. BLOCKMANS en A. LAZOWSKI (eds.), The European Union and it‟s neighbours: a Legal appraisal of the EU‟s policies of stabilisation, partnerschip and integration, Den Haag, TMC Asser Press, 2006, p. 192.
100
geen uitgifte van franken of peseta‟s in Andorra. Zodoende was de geleidelijke vervanging van deze oude munten door de euro eenvoudig in Andorra. Desondanks zag Andorra de noodzaak van het sluiten van een monetaire overeenkomst, die op zijn minst voor rechtszekerheid zou zorgen in Andorra.643 De vooruitzichten en het effectieve ondertekenen van een overeenkomst betreffende de belasting van inkomsten uit spaargelden zorgde voor een bepaalde goodwill vanwege de Europese Unie. Een eerste stap werd gezet door het onontbeerlijke advies van de Europese Centrale Bank op 1 april 2004.644 Dit advies is gematigd positief voor de totstandkoming van een monetaire overeenkomst. Zij is van oordeel dat een dergelijke overeenkomst duidelijk in het belang zou zijn van de Gemeenschap, want door deze overeenkomst zou Andorra heel wat communautair recht inzake monetaire aangelegenheden moeten overnemen, waaronder bijvoorbeeld de voorschriften inzake bestrijding van valsemunterij.645 Aan de andere kant benadrukt de Bank dat dit akkoord mogelijks een precedent zou scheppen waardoor heel wat andere derdestaten monetaire overeenkomsten zouden willen sluiten met de Unie646, hetgeen vooralsnog duidelijk niet wenselijk is. Gelijkaardig met de procedure die Monaco, San Marino en Vaticaanstad moesten doorlopen, kwam de Raad op 11 mei 2004 naar buiten met een beschikking waarin zij haar standpunt wilde verklaren over een toekomstige monetaire overeenkomst.647 In deze beschikking bepaalt de Europese Raad welke voorzieningen de monetaire overeenkomst voornamelijk zal bevatten. Ook in de gevallen met Monaco, San Marino en Vaticaanstad waren de beschikkingen ter verklaring van haar standpunt een getrouwe indicator van de inhoud van de latere monetaire overeenkomsten. Het basisbeginsel van de monetaire overeenkomst zou natuurlijk zijn dat het prinsdom Andorra de euro als officiële munteenheid en als wettig betaalmiddel mag gebruiken.648 Wat betreft de uitgifte van biljetten en munten door Andorra wenst de Raad dit op een gelijkaardige manier te regelen als met San Marino en Vaticaanstad, namelijk het principe dat Andorra geen biljetten en munten uitgeeft, tenzij
643
E. BUSEK en W. HUMMER, Der Kleinstaat als Akteur in den internationalen Beziehungen, Vaduz, Verlag der Liechtensteinischen akademischen Gesellschaft, 2004, p. 93. 644 Advies van de Europese Centrale Bank van 1 april 2004 op verzoek van de Raad van de Europese Unie betreffende een aanbeveling door de Commissie van de Europese Gemeenschappen voor een beschikking van de Raad met betrekking tot het standpunt dat de Gemeenschap zal innemen ten aanzien van een overeenkomst over de monetaire betrekkingen met het Vorstendom Andorra, PB C 88 van 8.4.2004, p. 18-19. 645 Artikelen 4 en 6 van het Advies. 646 Artikel 11 van het Advies. 647 Beschikking 2004/548/EG van de Raad van 11 mei 2004 met betrekking tot het standpunt dat de Gemeenschap zal innemen ten aanzien van een overeenkomst over de monetaire betrekkingen met het Vorstendom Andorra, PB L 244 van 16.7.2004, p. 47-49. 648 Artikel 3 Beschikking van 11 mei 2004.
101
overeengekomen.649 Dit kan in de definitieve monetaire overeenkomst reeds effectief worden opgenomen, zoals bij de andere microstaten. Daarnaast sluit de Raad niet uit dat Andorra bijzondere zilveren en gouden dinermunten zou kunnen uitgeven ten behoeve van verzamelaars, mits na grondig onderzoek dit geen problemen doet rijzen.650 Ten slotte acht de Raad het noodzakelijk dat Andorra communautair recht inzake monetaire kwesties in haar eigen rechtsorde overneemt en equivalente maatregelen treft ter bestrijding van onder andere valsemunterij en het witwassen van geld.651 In tegenstelling tot de onderhandelingen met de drie andere microstaten die werden verricht door het buurland in naam van de Gemeenschap, stelde de Raad in haar beschikking van 2004 voor om de onderhandelingen met Andorra te laten voeren door de Europese Commissie namens de Gemeenschap. Evenwel worden de buurlanden Spanje en Frankrijk betrokken bij de onderhandelingen zodat zij hun respectievelijke belangen kunnen behartigen.652 Een paar maanden later, op 9 augustus 2004, maakte de Europese Commissie een aanbeveling over het openen van de onderhandelingen over een monetaire overeenkomst met Andorra.653 In haar aanbeveling stelt de Commissie duidelijk dat niets nog het onderhandelen van een monetaire overeenkomst met Andorra in de weg staat.654 Het belangrijkste aspect van deze aanbeveling is terug te vinden in de overwegingen. De Europese Commissie stelt onomwonden dat een voorafgaande parafering van de overeenkomst over de belastingheffing op inkomsten uit spaargelden een voorwaarde is voor het starten van de onderhandelingen en dat gedurende de periode dat Andorra deze overeenkomst niet heeft geratificeerd worden deze onderhandelingen opgeschort totdat die ratificatie heeft plaatsgevonden. De parafering van die overeenkomst over de belastingheffing op inkomsten uit spaargelden vond overigens plaats op 1 juli 2004, één maand voor deze aanbeveling. Andorra had daarenboven mondeling beloofd de overeenkomst te zullen ratificeren voor 30 april 2005, hetgeen aanvaardbaar was voor de Gemeenschap.655 Op 21 oktober 2004 besloot de Raad de onderhandelingen over monetaire betrekkingen met Andorra te openen.656 Met dit besluit stelt de Europese Commissie het vorstendom Andorra in kennis van de bereidheid van de Gemeenschap om een overeenkomst over monetaire betrekkingen te sluiten, en stelt 649
Artikel 4, 1° Beschikking van 11 mei 2004. Artikel 4, 2° Beschikking van 11 mei 2004. 651 Artikelen 5 en 6 Beschikking van 11 mei 2004. 652 Artikel 7 Beschikking van 11 mei 2004. 653 Aanbeveling voor een besluit van de Raad over het openen van onderhandelingen betreffende een overeenkomst over monetaire betrekkingen met het Vorstendom Andorra, /*COM/2004/0548 def. – CNB 2004/0184*/. 654 Enig artikel van de Aanbeveling van de Europese Commissie van 9 augustus 2004. 655 Overwegingen voor het besluitende gedeelte van de Aanbeveling van de Europese Commissie van 9 augustus 2004. 656 Besluit 2004/750/EG van de Raad van 21 oktober 2004 over het openen van onderhandelingen betreffende een overeenkomst over monetaire betrekkingen met het Vorstendom Andorra, PB L 332 van 6.11.2004, p. 15. 650
102
voor de onderhandelingen over die overeenkomst te openen.657 Het besluit herhaalt weliswaar de verplichting voor Andorra om de overeenkomst over de belastingheffing van inkomsten uit spaargelden te ratificeren voor 30 april 2005. Bij gebreke hiervan worden de onderhandelingen opgeschort tot de ratificatie van die overeenkomst.658 Zodoende ziet het er naar uit dat Andorra binnen afzienbare tijd een monetaire overeenkomst zal sluiten met de Europese Gemeenschap. Daartoe zal zij wel nog haar interne regulering en financiële instellingen dienen te harmoniseren naar de Gemeenschapsstandaarden.
657 658
Enige artikel van het Besluit van 21 oktober 2004. Overwegingen voor het besluitende gedeelte van het Besluit van 21 oktober 2004.
103
8
De overeenkomsten betreffende de belastingheffing van inkomsten uit spaargelden
Met de eeuwwisseling trachtte de Europese Unie met betrekking tot belastingen en financiële regulering enkele harmonisaties door te voeren. Een belangrijke doelstelling in dit kader was een automatische uitwisseling van informatie te bekomen tussen de lidstaten van de Europese Unie. Bijvoorbeeld Duitsland klaagde over enorme verliezen van inkomsten uit belastingen doordat Duitse onderdanen hun spaargelden naar Luxemburgse banken brengen en zo Duitse belasting kunnen ontlopen.659 Drie lidstaten konden evenwel overgangsmaatregelen bedingen, met name België, Luxemburg en Oostenrijk. Een belangrijk argument van deze landen was dat de spaarders hun geld daardoor nog meer zouden transfereren naar andere financiële centra, zoals Zwitserland, Andorra, Monaco, Liechtenstein of de Kanaaleilanden, wiens fiscale stelsels al langer de Europese Unie zorgen baart.660 De Europese Raad besloot uiteindelijk een systeem in te voeren van automatische uitwisseling van informatie tussen fiscale autoriteiten van de verschillende Europese lidstaten, met overgangsmaatregelen voor België, Luxemburg en Oostenrijk.661 Het systeem zou evenwel pas in werking treden nadat ook Zwitserland, Andorra, Liechtenstein, Monaco en San Marino gelijkwaardige maatregelen zouden aannemen.662 Opdat de Europese spaarders dan niet massaal zouden uitwijken naar gebieden zoals de Kanaaleilanden of Isle of Man beloofden de Europese lidstaten de gelijkwaardige maatregelen eveneens in te voeren in de van hun afhankelijke of geassocieerde gebieden.663 De overgangsmaatregelen stelden dat deze drie staten een belasting dienen in te houden, die zij dienen over te dragen aan de andere lidstaten van de Unie, tenzij de individuele spaarder opteert voor de vrijwillige uitwisseling van informatie.664 Deze belasting wordt uitgedrukt in een procent dat elke drie jaar stijgt en vanaf 1 juli 2011 vijfendertig bedraagt. Deze maatregelen bleken evenwel niet voldoende om de grote verliezen die Europese lidstaten leden te compenseren en men concludeerde dat ook Zwitserland, Andorra, Liechtenstein, Monaco en San Marino dergelijke maatregelen dienden te aanvaarden. Dit lijkt op het eerste zicht weinig evident te zijn, daar deze staten niet tot de Unie behoren en zij rechtstreeks enkel nadelen zouden kunnen ondervinden van dergelijke maatregelen in te voeren. De Europese Unie kon evenwel met een aantal compensaties en zelfs met de nodige druk deze landen overtuigen bereidwillig mee te werken.
659
M. EMERSON, Andorra and the European Union, Brussel, Centre for European policy studies, 2007, p. 50. Ò. RIBAS REIG en F. GRANELL, La integración en la UE de los microestados históricos europeos en contexto de globalización, Barcelona, Real Academia de ciencias económicas y financieras, 2005, p. 72. 661 Richtlijn 2003/48/EG van de Raad van 3 juni 2003 betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling, PB L 157 van 26.6.2003, p. 38-48. 662 Artikel 17, lid 2, i) Richtlijn 2003/48/EG van 3 juni 2003. 663 Artikel 17, lid 2, ii) Richtlijn 2003/48/EG van 3 juni 2003. 664 Artikel 10-15 Richtlijn 2003/48/EG van 3 juni 2003. 660
104
Voor Zwitserland maakte dit deel uit van een pakket, de zogenaamde Bilaterals II.665 Dit is een reeks overeenkomsten tussen de Europese Unie en Zwitserland over uiteenlopende materies. Hierin werd ook de belastingheffing van inkomsten uit spaargelden opgenomen. Zwitserland verkoos zodoende een withholding tax in te voeren, als equivalente maatregelen.666 De Europese microstaten, met de uitzondering van Vaticaanstad667, begonnen aan onderhandelingen met de Europese Unie over het sluiten van dergelijke overeenkomsten en bevonden zich op het eerste zicht in een relatief gunstige positie. Bijvoorbeeld Andorra hoopte in ruil voor het bereidwillig meewerken aan het tot stand komen van zo‟n overeenkomst de Europese Unie te overtuigen onderhandelingen op te starten voor een monetaire overeenkomst betreffende het gebruik van de euro in Andorra en daarenboven en ook op het vlak van vrij verkeer van personen, een netelige kwestie voor Andorra, een nieuwe regeling uit te werken met de Europese Unie.668 De overeenkomsten met de vier microstaten kwamen uiteindelijk tot stand eind 2004.669 Aan elk van de overeenkomsten werd een memorandum van overeenstemming bijgevoegd. Een klein verschil kan hier evenwel worden vastgesteld, met name dat aan de overeenkomst met Monaco slechts een intentieverklaring werd bijgevoegd, hetgeen in principe minder engagement vraagt van de Europese lidstaten dan een volwaardige memorandum van overeenstemming, daar de intentieverklaring slechts door de Europese Raad en Monaco ondertekend werd, terwijl de memoranda ook door de Europese lidstaten werden ondertekend.670
665
X, Annuaire de Droit Européen 2005, Volume III, Brussel, Bruylant, 2005, p. 535. D. DASHWOOD en M. MARESCEAU, Law and practice of EU external relations: salient features of a changing landscape, Cambridge, Cambridge University Press, 2008, p. 300. 667 Hoewel Vaticaanstad wel zijn eigen financiële instelling heeft, de Instituto per le Opero di Religione, lijkt de Europese Unie niet bekommerd om verliezen aan inkomsten uit spaargelden die Europese spaarders op een rekening in Vaticaanstad hebben staan; Zie voor meer informatie over de „bank‟ van Vaticaanstad: J.F. POLLARD, Money and the rise of the modern papacy, Financing the Vatican, 1850-1950, Cambridge, Cambridge University Press, 2005, p. 210 et seq. 668 M. EMERSON, Andorra and the European Union, Brussel, Centre for European policy studies, 2007, p. 5152. 669 Overeenkomst van 15 november 2004 tussen de Europese Gemeenschap en het Vorstendom Andorra waarbij wordt voorzien in maatregelen van gelijke strekking als die welke zijn vervat in Richtlijn 2003/48/EG van de Raad betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling, PB L 359 van 4.12.2004, p. 32-53; Overeenkomst van 7 december 2004 tussen de Europese Gemeenschap en het Vorstendom Liechtenstein waarbij wordt voorzien in maatregelen van gelijke strekking als die welke zijn vervat in Richtlijn 2003/48/EG van de Raad betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling, PB L 379 van 24.12.2004, p. 84-104; Overeenkomst van 7 december 2004 tussen de Europese Gemeenschap en het Vorstendom Monaco waarbij wordt voorzien in maatregelen van gelijke strekking als die welke zijn vervat in Richtlijn 2003/48/EG van de Raad betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling, PB L 19 van 21.1.2005, p. 53-69; Overeenkomst van 7 december 2004 tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek San Marino waarbij wordt voorzien in maatregelen van gelijke strekking als die welke zijn vervat in Richtlijn 2003/48/EG van de Raad betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling, PB L 381 van 28.12.2004, p. 33-51. 670 X, Annuaire de Droit Européen 2005, Volume III, Brussel, Bruylant, 2005, p. 535. 666
105
Inhoudelijk voorzien de overeenkomsten een systeem waarbij de microstaat een withholding tax op de interesten van spaargelden van Europese onderdanen inhoudt. Deze belasting bedraagt vijftien procent de eerste drie jaar, twintig procent de volgende drie jaar en vanaf 2011 vijfendertig procent.671 Vijfenzeventig procent van deze belasting wordt op zijn beurt doorgestort naar de staat van waar de spaarder zijn woonplaats heeft, terwijl de microstaat de resterende vijfentwintig procent mag houden.672 Individuele spaarders mogen evenwel vrijwillig opteren voor het meedelen van informatie aan de belastingsautoriteiten van het land van hun woonplaats, waardor deze spaarders worden vrijgesteld van de inhouding.673 Wanneer de belastingsautoriteiten van een partij vermoeden dat gedragingen van belastingfraude plaatsvinden in een andere staat kan die staat verzoeken de nodige gegevens uit te wisselen.674 Belangrijk is dat het begrip belastingfraude dient geïnterpreteerd te worden volgens de wetgeving van de staat waar die gedragingen plaatsgrijpen, hetgeen de mogelijkheden enigszins beperkt.675 Daarom voorziet de overeenkomst dat een staat reeds een verzoek kan richten, zelfs wanneer zij zich slechts beroept op indirect bewijs.676 Vermoed wordt dat in de nabije toekomst deze overeenkomsten zullen heronderhandeld worden.677 Vooral wanneer de laatste fase van de overgangsperiode ingaat in 2011 waarbij de inhouding verhoogd wordt tot vijfendertig procent zullen de microstaten een nieuwe afweging moeten maken of het voordeliger zou zijn de equivalente maatregelen te vervangen door het systeem van automatische uitwisseling van informatie.
671
Artikel 7, lid 1 Overeenkomst betreffende belastingheffing inkomsten uit spaargelden voor Andorra; Artikel 1, lid 1 voor Liechtenstein, Monaco en San Marino. 672 Artikel 8 Overeenkomst betreffende belastingheffing inkomsten uit spaargelden voor Andorra, Liechtenstein, Monaco en San Marino. 673 Artikel 9 Overeenkomst betreffende belastingheffing inkomsten uit spaargelden voor Andorra; Artikel 2 voor Liechtenstein, Monaco en San Marino. 674 Artikel 12 Overeenkomst betreffende belastingheffing inkomsten uit spaargelden voor Andorra; Artikel 10 voor Liechtenstein, Monaco en San Marino. 675 Artikel 9, lid 1, in fine Overeenkomst betreffende belastingheffing inkomsten uit spaargelden voor Andorra; Artikel 10, lid 1 voor Liechtenstein, Monaco en San Marino. 676 Artikel 9, lid 4, d) Overeenkomst betreffende belastingheffing inkomsten uit spaargelden voor Andorra; Artikel 10, lid 3, d) voor Liechtenstein, Monaco en San Marino. 677 M. EMERSON, Andorra and the European Union, Brussel, Centre for European policy studies, 2007, p. 52.
106
107
Bibliografie A. Wetgeving A.1 Andorra
Documenten betreffende de Toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek tot de Europese Gemeenschappen, slotakte, Gemeenschappelijke Verklaring betreffende de toekomstige regeling voor het handelsverkeer met Andorra van 12 juni 1985, PB L 302 van 15.11.1985, p. 488.
Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Prinsdom Andorra van 28 juni 1990, PB L 374 (31.12.1990), p. 14-32.
Besluit nr. 2/91 van het Gemengd Comité EEG-Andorra van 12 juli 1991 met betrekking tot de in de Gemeenschap geldende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen op douane-gebied die door het Prinsdom Andorra moeten worden aangenomen, PB L 250 van 7.9.1991, p. 24-28.
Besluit nr. 5/91 van het Gemengd Comité EEG-Andorra van 12 juli 1991 houdende vaststelling van bepalingen inzake de terbeschikkingstelling aan de Andorrese schatkist van door de Gemeenschap voor rekening van het Prinsdom Andorra geïnde invoerrechten, PB L 250 van 07.09.1991, p. 32-33.
Besluit nr. 1/96 van het Gemengd Comité EG-Andorra van 1 juli 1996 betreffende bepaalde methoden van administratieve samenwerking ter uitvoering van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Vorstendom Andorra en betreffende het douanevervoer van goederen tussen de Gemeenschap en Andorra, PB L 184 van 24.7.1996, p. 39-40.
Aanvullend Protocol van 15 mei 1997 inzake veterinaire vraagstukken, bij de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Vorstendom Andorra, PB L 148 van 6.6.1997, p. 16-18.
Besluit nr. 1/2003 van het Gemengd Comité EG-Andorra van 3 september 2003 inzake de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die vereist zijn voor de goede werking van de douaneunie, PB L 253 van 7.10.2003, p. 3-21.
Advies van de Europese Centrale Bank van 1 april 2004 op verzoek van de Raad van de Europese Unie betreffende een aanbeveling door de Commissie van de Europese Gemeenschappen voor een beschikking van de Raad met betrekking tot het standpunt dat de Gemeenschap zal innemen ten aanzien van een overeenkomst over de monetaire betrekkingen met het Vorstendom Andorra, PB C 88 van 8.4.2004, p. 18-19. 108
Beschikking 2004/548/EG van de Raad van 11 mei 2004 met betrekking tot het standpunt dat de Gemeenschap zal innemen ten aanzien van een overeenkomst over de monetaire betrekkingen met het Vorstendom Andorra, PB L 244 van 16.7.2004, p. 47-49.
Aanbeveling voor een besluit van de Raad over het openen van onderhandelingen betreffende een overeenkomst over monetaire betrekkingen met het Vorstendom Andorra, /*COM/2004/0548 def. – CNB 2004/0184*/.
Besluit 2004/750/EG van de Raad van 21 oktober 2004 over het openen van onderhandelingen betreffende een overeenkomst over monetaire betrekkingen met het Vorstendom Andorra, PB L 332 van 6.11.2004, p. 15.
Samenwerkingsovereenkomst van 15 november 2004 tussen de Europese Gemeenschap en het Prinsdom Andorra, PB L 135 van 28.5.2005, p. 14-18.
Overeenkomst van 15 november 2004 tussen de Europese Gemeenschap en het Vorstendom Andorra waarbij wordt voorzien in maatregelen van gelijke strekking als die welke zijn vervat in Richtlijn 2003/48/EG van de Raad betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling, PB L 359 van 4.12.2004, p. 32-53.
Bekendmaking van de Raad van 1 juni 2005 met betrekking tot informatie aangaande de inwerkingtreding van de samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Prinsdom Andorra, PB L 138 van 1.6.2005, p. 17. A.2 Liechtenstein Aanvullende overeenkomst van 19 december 1972 betreffende de geldigheid voor het Vorstendom Liechtenstein van de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Bondstaat Zwitserland van 22 juli 1972, PB L 300 van 31.12.1972, p. 281-282. Decision of the Council No. 2 of 22 mei 1991 relating to the accession of Liechtenstein, in werking getreden op 1 september 1991, online beschikbaar op: http://www.efta.int/content/legal-texts/eftaconvention/eftaconvention-texts/convention-stockholm/19-DecisionLiechtenstein.PDF/at_download/file (consultatie op 1 mei 2009). Overeenkomst van 13 december 1992 betreffende de Europees Economische Ruimte, PB L 1 van 3.1.1994, p.3-36. Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte - Protocol 15 van 13 december 1993 betreffende overgangsperioden voor het vrije keer van personen (Zwitserland en Liechtenstein), PB L 1 van 3.1.1994, p. 176-178. Besluit van de E.E.R.-Raad nr. 1/95 van 10 maart 1995 over de inwerkingtreding van de Overeenkomst betreffende de Europees Economische Ruimte voor het Vorstendom Liechtenstein, PB L 86 van 20.4.1995, p. 58-84. 109
Decision of the EEA Joint Committee No 191/1999 of 17 December 1999 amending Annexes VIII (Right of establishment) and V (Free Movement of Workers) to the EEA Agreement, PB L 74 van 15.3.2001, p. 29. Besluit nr. 2004/368/EG van de Raad van 30 maar t 2004 betreffende de voorlopige toepassing van de overeenkomst inzake deelname van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Hongarije, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Malta, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek aan de Europese Economische Ruimte, en vier daarmee verband houdende overeenkomsten, PB L 130 van 29.4.2004, p. 1-99. Overeenkomst van 7 december 2004 tussen de Europese Gemeenschap en het Vorstendom Liechtenstein waarbij wordt voorzien in maatregelen van gelijke strekking als die welke zijn vervat in Richtlijn 2003/48/EG van de Raad betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling, PB L 379 van 24.12.2004, p. 84-104. Besluit nr. 2006/377/EG van de Raad van 6 december 2005 betreffende de sluiting van een Overeenkomst inzake deelname van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek aan de Europese Economische Ruimte, en vier daarmee verband houdende overeenkomsten, PB L 149 van 2.6.2006, p. 28-29. Beschikking nr. 896/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 tot instelling van een vereenvoudigde regeling voor de controle van personen aan de buitengrenzen, gebaseerd op de eenzijdige erkenning door de lidstaten, met het oog op doorreis over hun grondgebied, van bepaalde door Zwitserland en Liechtenstein afgegeven verblijfstitels, PB L 167 van 20.6.2006, p. 8-13. Besluit nr. 2007/566/EG van de Raad van 23 juli 2007 inzake de ondertekening en de voorlopige toepassing van een Overeenkomst betreffende de deelname van de Republiek Bulgarije en Roemenië aan de Europese Economische Ruimte en vier daarmee verband houdende overeenkomsten, PB L 221 van 25.8.2007, p. 1-2. Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling van 25 juli 2007 tussen de Europese Gemeenschap en het Vorstendom Liechtenstein inzake de voorlopige toepassing van de Overeenkomst betreffende de deelname van de Republiek Bulgarije en Roemenië aan de Europese Economische Ruimte en vier daarmee verband houdende overeenkomsten, PB L 221 van 25.8.2007, p. 7-10. Overeenkomst van 25 juli 2007 betreffende de deelname van de Republiek Bulgarije en Roemenië aan de Europese Economische Ruimte, PB L 221 van 25.8.2007, p. 15-45. 110
Aanvullende overeenkomst van 27 september 2007 tussen de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein houdende uitbreiding tot het Vorstendom Liechtenstein van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten, PB L 270 van 13.10.2007, p. 6-11. A.3 Monaco
Verklaring betreffende de monetaire betrekkingen met de Republiek San Marino, Vaticaanstad en het Vorstendom Monaco, PB C 191 van 29.7.1992, p. 99. Besluit van het Uitvoerend Comité (Het Schengen-acquis) van 23 juni 1998 betreffende de Monegaskische verblijfstitels (SCH/COM-ex (98)19), PB L 239 van 22.9.2000, p. 199. Beschikking 1999/96/EG van de Raad van 31 december 1998 met betrekking tot het standpunt dat de Gemeenschap zal innemen ten aanzien van een overeenkomst over de monetaire betrekkingen met het Prinsdom Monaco, PB L 30 van 4.2.1999, p. 31-32. Monetaire Overeenkomst tussen de regering van Franse Republiek, namens de Europese Gemeenschap, en de regering van zijne Doorluchtigheid de Vorst van Monaco, PB L 142 van 31.5.2001, p. 59-73. Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Vorstendom Monaco over de toepassing van bepaalde Gemeenschapsbesluiten op het grondgebied van het Vorstendom Monaco, PB L 332 van 19.12.2003, p. 42-51. Overeenkomst van 7 december 2004 tussen de Europese Gemeenschap en het Vorstendom Monaco waarbij wordt voorzien in maatregelen van gelijke strekking als die welke zijn vervat in Richtlijn 2003/48/EG van de Raad betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling, PB L 19 van 21.1.2005, p. 53-69. A.4 San Marino
Voorstel voor een Besluit van de Raad betreffende het sluiten van een overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek San Marino, PB C 302 van 22.11.1991, p. 10.
Verklaring betreffende de monetaire betrekkingen met de Republiek San Marino, Vaticaanstad en het Vorstendom Monaco, PB C 191 van 29.7.1992, p. 99.
Overeenkomst van 16 december 1991 tot instelling van een douane-unie en samenwerking tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek San Marino, in werking getreden op 1 april 2002, PB L 84 van 28.3.2002, p. 43-52.
111
Interimovereenkomst van 27 november 1992 inzake handel en een douane-unie tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek San Marino, PB L 359 van 9.12.1992, p. 14-19.
Besluit nr. 2/92 van het Samenwerkingscomité EEG-San Marino van 22 december 1992 met betrekking tot de in de Gemeenschap geldende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen op douane-gebied die door de Republiek San Marino moeten worden aangenomen, PB L 42 van 19.02.1992, p. 23-28.
Besluit nr. 4/92 van het Samenwerkingscomité EEG-San Marino van 22 december 1992 betreffende bepaalde methoden van administratieve samenwerking ter uitvoering van de interimovereenkomst en de procedure voor het doorzenden van goederen naar de Republiek San Marino, PB L 42 van 19.2.1993, p. 34.
Beschikking 1999/97/EG van de Raad van 31 december 1998 met betrekking tot het standpunt dat de Gemeenschap zal innemen ten aanzien van een overeenkomst over de monetaire betrekkingen met de Republiek San Marino, PB L 30 van 4.2.1999, p. 33-34.
Monetaire Overeenkomst tussen de Italiaanse Republiek, namens de Europese Gemeenschap, en de Republiek San Marino, PB C 209 van 27.7.2001, p. 1-4.
Besluit nr. 1/2002 van het Samenwerkingscomité EG-San Marino van 22 maart 2002 tot wijziging van Besluit nr. 4/92 van het Samenwerkingscomité EEG-San Marino betreffende bepaalde methoden van administratieve methoden van administratieve samenwerking ter uitvoering van de interimovereenkomst en de procedure voor het doorzenden van goederen naar de Republiek San Marino, PB L 99 van 16.4.2002, p. 23.
Overeenkomst van 7 december 2004 tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek San Marino waarbij wordt voorzien in maatregelen van gelijke strekking als die welke zijn vervat in Richtlijn 2003/48/EG van de Raad betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling, PB L 381 van 28.12.2004, p. 33-51. A.5 Vaticaanstad
Monetaire Overeenkomst van 3 december 1991 tussen de Italiaanse Republiek en Vaticaanstad; zie hiervoor PB C 299 van 25.10.2001, p. 1.
Verklaring betreffende de monetaire betrekkingen met de Republiek San Marino, Vaticaanstad en het Vorstendom Monaco, PB C 191 van 29.7.1992, p. 99.
Beschikking 1999/98/EG van de Raad van 31 december 1998 met betrekking tot het standpunt dat Gemeenschap zal innemen ten aanzien van een overeenkomst over de monetaire betrekkingen met Vaticaanstad, PB L 30 van 4.2.1999, p. 35-36.
112
Monetaire Overeenkomst tussen de Italiaanse Republiek, namens de Europese Gemeenschap, en Vaticaanstad en namens deze de Heilige Stoel, PB C 299 van 25.10.2001, p. 1-4. A.6 Andere
Verordening nr. 1496/68 van de Raad van 27 september 1968 inzake de definitie van het douanegebied van de Gemeenschap, PB L 238 van 28.9.1968, p. 2.
Verordening nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk buitentarief, PB L 256 van 7.9.1987, p. 1-675.
Verordening nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek, PB L 302 van 19.10.1992, p. 3.
Verordening (EG) nr. 1338/2001 van de Raad van 28 juni 2001 tot vaststelling van maatregelen die noodzakelijk zijn voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij, PB L 181 van 4.7.2001, p. 6-10.
Richtlijn 2003/48/EG van de Raad van 3 juni 2003 betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling, PB L 157 van 26.6.2003, p. 38-48.
B. Rechtspraak E.H.R.M., 26 juni 1992, nr. 12747/87, Drozd en Janousek t. Frankrijk en Spanje, ECHR 1992, Ser. A, 240. E.H.R.M., 28 oktober 1999, nr. 28396/95, Wille t. Liechtenstein, ECHR 1999 - VII. E.H.R.M., 12 juli 2001, nr. 42527/98, Prince Hans-Adam II van Liechtenstein t. Duitsland [GC], CEDH/EHRM 2001 – VIII.
C. Rechtsleer ABDULLAH, Y., “The Holy See at United Nations conferences: state or church?”, 96 Colum.L. Rev. 1996, nr. 1835-1875. AMTENBRINK, F. en VEDDER, H.H.B., Recht van de Europese Unie, Den Haag, Boom Juridische uitgevers, 2006, 581 p. BARENTS, R. en BRINKHORST L.J., Grondlijnen van Europees Recht, Deventer, Kluwer, 2006, 646 p. 113
BATHON, M.N., “The atypical international status of the Holy See”, 34 Vand.J. Transnat‟l L. 2001, nr. 597-631. BEATTIE, D., Liechtenstein: a modern history, Londen, Tauris, 2004, 399 p. BERNHARDT, R. (ed.), Encyclopedia of public international law, Amsterdam, North-Holland, Max Planck institute for comparative public law and international law, 1981-1984, 12 volumes. BERTHÉLEMY, J. (ed.), Andorre-Union Européenne: vers le marché intérieur, Andorra la Vella, Govern d‟Andorra, Ministeri d‟Afers Exteriors, 2008, 151 p. BETHEMONT, J., Géographie de la Méditerrannée: du mythe unitaire à l‟espace fragmenté, Parijs, Colin, 2000, 313 p. BLOCKMANS, S. en LAZOWSKI, A. (eds.), The European Union and it‟s neighbours: a Legal appraisal of the EU‟s policies of stabilisation, partnerschip and integration, Den Haag, TMC Asser Press, 2006, 653 p. BRICALL, J.M., KINDER, C. en DURAN, J.M., L‟economia Andorrana en el canvi de segle, Andorra, Fundació Julià Reig, 2001, 552 p. BROWNLIE, I., Principles of public international law, Oxford, Oxford University Press, 2008, 784 p. BRUHA, T., PÁLLINGER, Z.T. en QUADERER, R., Liechtenstein – 10 Jahre im EWR: Bilanz, Herausforderungen, Perspektiven, Vaduz, Verlag der Liechtensteinischen akademischen Gesellschaft, 2005, 241 p. BUSEK, E. en HUMMER, W., Der Kleinstaat als Akteur in den internationalen Beziehungen, Vaduz, Verlag der Liechtensteinischen akademischen Gesellschaft, 2004, 363 p. COGEN, M., Handboek internationaal Recht, Mechelen, Kluwer, 2003, 490 p. COGEN, M., The comprehensive guide to international law, Brugge, Die Keure, 2008, 534 p. CREMONA, M. (ed.), Developments in EU external relations law, Oxford, Oxford University Press, 2008, 319 p. DASHWOOD, D. en MARESCEAU, M. , Law and practice of EU external relations: salient features of a changing landscape, Cambridge, Cambridge University Press, 2008, 484 p. DEGAGE, A. en DURO I ARAJOL, A., L‟Andorre, Parijs, PUF, 1998, 127 p. DÓZSA, D., “EU Relations with European Micro-States. Happily ever After?”, European Law Journal, Vol. 14, No. 1 January 2008, p. 93-104. DOUVIER, P.-J., Monaco: juridique, fiscal, social, comptable, Parijs, Lefebvre, 1993, 286 p. DUURSMA, J., Fragmentation and the international relations of micro-states: self-determination and statehood, Cambridge, Cambridge University Press, 1996, 461 p.
114
D‟ARGEMIR, D.C. en PUJADAS, J.J., “Living in/on the frontier: Migration, identities and citizenship in Andorra”, European Law Journal 1999, Social Antropology, Vol. 7, Issue 3, oktober 1999, p. 253-264. ECCARDT, T., Secrets of the seven smallest states of Europe: Andorra, Liechtenstein, Luxembourg, Malta, Monaco, San Marino and Vatican City, New York, Hippocrene books, 2005, 348 p. EMERSON, M., Andorra and the European Union, Brussel, Centre for European policy studies, 2007, 138 p. FIGAREDA I CAIROL, P., Instituciones del Principado de Andorra en el nuevo marco constitucional, Madrid, Civitas, 1996, 114 p. FITZPATRICK, J., “Sovereignity, Territoriality and the Rule of Law”, Hastings International and Comparative Law Review 2002, nr. 303-340. FOX, A.B., The power of small states: diplomacy in World War II, Chicago , Chicago University Press, 1959, 212 p. FROMMELT, G., Das Grundbuch des Fürstentums Liechtenstein, Vaduz, s.n., 1974, 245 p. FUHRMANN, W., “Perspectives on religious freedom from the vantage point of the European Court of Human Rights”, Brigham Young University Law Review 2000, nr. 829-838. GATTINI, A., “A Trojan horse for Sudeten claims? On some implications fo the Prince of Liechtenstein v. Germany”, 13 Eur.J. Int.‟l L. 2002, nr. 513-544. GRANT, T.D., “Between diversity and disorder: A review of Jorri C. Duursma, Fragmentation and the international relations of micro-states: self-determination and statehood”, 12 Am. U. J. Int‟l L. & Pol‟y 1997, nr. 629-686. GRANT, T.D., “Defining statehood: The Montevideo Convention and its discontents”, 37 Colum. J. Transnat‟l L. 1999, nr. 403. GRARD, L. en RUIZ FABRI, H., Les dynamiques du droit Européen en début de siècle: études en l‟honneur de Jean Claude Gautron, Parijs, Pedone, 2004, 823 p. GREIG, D.W., International law, Londen, Butterworth, 1976, 944 p. GRINDA, G., La principauté de Monaco: L‟état, son statut international, ses institutions, Parijs, Pedone, 2005, 218 p. GSTÖHL, S., Flexibele Integration für Kleinstaaten? Liechtenstein und die Europäischen Union, Vaduz, Verlag der Liechtensteinischen akademischen Gesellschaft, 2001, 257 p. GUIDI, G. en FERRARI, G.F., Piccolo stato, costituzione e connessioni internazionali, Turijn, Giapichelli, 2003, 303 p. HARDEN, S., Small is dangerous: micro states in an macro World, Londen, Pinter, 1985, 212 p. 115
HARTMAN, B.R., “Coercing cooperation from offshore Financial centers: identity and coincidence of international obligations against money laundering and harmful tax competition”, 24 B.C. Int‟l & Comp.L. Rev. 2001, nr. 253-290. HEY, J.A.K., Small states in world politics: explaining foreign policy behavior, Boulder, Lynne Riener publ., 2003, 229 p. HOLDGAARD, R., External relations law of the European Community: legal reasoning and legal discourses, Alphen aan den Rijn, Kluwer law interantional, 2008, 504 p. INGEBRITSEN, C., Small states in international relations, Seattle, University of Washington Press, 2006, 334 p. INSAM, A. en KAETZLER, J., Suspicion of money laundering: in the crossfire of international due diligence obligations. Liechtenstein – Austria – Germany – Switzerland, Antwerpen, Intersentia, 2006, 374 p. J. JANÉ I GUASH, “Comentarios a la Constitución Andorrana de 1993”, Autonomies nr. 18 1994, Barcelona, p. 499-508, online beschikbaar op: http://www10.gencat.net/eapc_revistadret/revistes/revista.2007-0320.1362764788/Comentaris_a_la_Constitucio_andorrana_de_1993/es?set_language=es&cl=es (consultatie op 1 mei 2009). JANSEN, N. en BATLINER, J., Beiträge zur liechtensteinischen Identität: 50 Jähre Liechtensteinische Akademische Gesellschaft, Vaduz, Verlag der Liechtensteinischen akademischen Gesellschaft, 2001, 171 p. KAHOUN, L., “Liechtenstein Prince Hans-Adam II: I want my property back”, Interview met Prins Hans-Adam II van Liechtenstein, Britské Listy, 26 februari 2004, http://www.blisty.cz/art/17123.html (consultatie op 1 mei 2009). KIRT, K. en WASCHKUN, A. , Kleinstaaten-Kontinent Europa: Probleme und Perspektiven, Baden-Baden, Nomos, 2001, 304 p. KOCHER, M.G., Very small countries: economic success against all odds, Vaduz, Verlag der Liechtensteinischen akademischen Gesellschaft, 2002, 251 p. KOOIJMANS, P.H., BRUS, M.M.T.A. en DE VOS, A.E., Internationaal publiekrecht in vogelvlucht, Deventer, Kluwer, 2002, 391 p. KÖCK, H.F., Die völkerrechtliche Stellung des Heiligen Stuhls: dargestellt an seinen Beziehungen zu Staaten und internationalen Organisationen, Berlijn, Duncker und Humblot, 1975, 925 p. LAMPERT, S., “Liechtenstein: Financial services – Financial centre”, J.I.B.L. 1999, 14(11), nr. 9596. LUDLOW, P., Liechtenstein in the new European and global order: challenges and options, Brussel, Centre for European policy studies, 2000, 40 p. 116
MARESCEAU, M., The relations between the EU and Liechtenstein, niet gepubliceerd, opgenomen in de syllabus bij de cursus „Grondige Studie Europees Recht‟, Master in de Rechten, Universiteit Gent, p. 4-21. MARINO, A.N., “The new institutional Italian organization: the federalism”, 15 St. Thomas L. Rev., nr. 353-355. MATEU, M. en LUCHAIRE, F. , La Principauté d‟Andorre: hier et aujourd‟hui, Parijs, Economica, 1999, 153 p. MATHIJSEN, P.S.R.F., A Guide to European Union Law, Londen, Sweet & Maxwell, 2007, 561 p. MECKLER, M.A., Der Kleinstaat im Völkerrecht: das Fürstentum Liechtenstein im Spannungsfeld zwischen Souveränität und kleinstaatenspezifischen Funktionsdefiziten, Frankfurt am Main, Lang, 2006, 697 p. MENEFEE, S.P., “The oar of Odysseus: Landlocked and „geographically disadvantaged” states in historical perspective”, 23 Cal.W. Int‟l L.J. 1992, nr. 1-22. MORANDINI, M. en GIULETTI, S., Collectio convention alpine, Bolzano, EURAC Research, 2004, 265 p. MOUROU, S., Les relations internationales de la Principauté de Monaco, Rijsel, Atelier national de reproduction des thèses, 455 p. MURRAY, F., “Micro-states” in BLOCKMANS, S. en LAZOWSKI, A. (eds.), The European Union and it‟s neighbours: a Legal appraisal of the EU‟s policies of stabilisation, partnerschip and integration, Den Haag, TMC Asser Press, 2006, p. 185-205. ÓLAFSSON, B.G., Small states in the Global System. Analysis and Illustrations from the case of Iceland, Aldershot, Ashgate, 1998, 176 p. ORLOW, D., “Of nations small: the small state in international law”, 9 Temp. Int‟l & Comp. L.J. 1995, nr. 115-138. RADO, V., “Czechoslovak Nationalization Decrees: Some international aspects”, 40 American Journal of International Law 1946, nr. 795-805. RATON, P., Le statut international de l‟Andorre, Andorra, Solber, 1990, 87 p. RAUCH, A.M., Der Heilige Stuhl und die Europäische Union, Baden-Baden, Nomos, 1995, 112 p. REES, W. en SMITH, M. (eds.), International relations of the European Union, Thoasand Oaks (C.A.), SAGE Publications, 2008, 1632 p. RIBAS REIG, Ò. en GRANELL, F., La integración en la UE de los microestados históricos europeos en contexto de globalización, Barcelona, Real Academia de ciencias económicas y financieras, 2005, 119 p. RICCI, C., La Repubblica di San Marino, Bergamo, Instituto italiano d‟arti grafiche, 1903, 98 p. 117
ROBERT, J.-B., Histoire de Monaco, Parijs, P.U.F., 1997, 127 p. SALIN, L., Vers une Europe vaticane? L‟influence du Saint-Siège sur l‟élargissement de l‟Union européenne, Parijs, L‟Harmattan, 2005, 227 p. SAMUELS, J.H., “Condominium arrangements in international practice: reviving an abandoned concept of boundary dispute resolution”, 29 Mich.J. Int‟l L. 2008, nr. 727-774. SHAW, M.N., International law, Cambridge, Cambridge University Press, 2008, 1542 p. SCHEPEL, H. en FALKE, J., Legal aspects of standardisation in the member states of the EC and EFTA, Luxembourg: Office for Official Publications of the European Communities, Landham Md.: Bernan Associates, 2000, 523 p. STAPPER, V., Europäische Mikrostaaten und autonome Territorien im Rahmen der EG, BadenBaden, Nomos, 1999, 187 p. STUMPF, C.A., “The introduction of the Euro to states and territories outside the European Union”, E. L. Rev. 2003, 28(2), nr. 283-292. ULSES, G., Monaco und die Europäische Union: heimliche oder unmögliche Mitgliedschaft?, Sindelfingen, Libertas, 2004, 73 p. VON DOSENRODE-LYNGE, S.Z., Westeuropäische Kleinstaaten in der EG und EPZ, Zürich, Rüegger, 1993, 471 p. WINKLER, G., The Council of Europe: monitoring procedures and the constitutional autonomy of the member states: a European law study, based upon documents and commentaries, illustrated by the Council of Europe‟s actions against the constitutional reform in Liechtenstein, Wenen, Springer, 2006, 542 p. WINN, M., “Peace Treaty claim waivers: the case of Prince Hans-Adam II of Liechtenstein and the scene at a Roman well”, 38 Geo. Wash. Int‟l L. Rev. 2006, nr. 807-830. X, Annuaire de Droit Européen 2005, Volume III, Brussel, Bruylant, 2005. X, “Case Comment Wille v. Liechtenstein (28396/95), 2000, 30 E.H.H.R., 558 (E.C.H.R.), 1168”, E.L.Rev. 2000, nr. 159-160 en nr. 165. X, Els acords polítics amb Europa, 2001-2005: acord de cooperació entre Andorra i la Comunitat Europea signat a Brusselles el 15 novembre del 2004. Decisió sobre el passatge dels andorrans a les fronteres exteriors de la UE. Declaració 11 annexa al Tractat constitucional de la Unió Europea, Andorra la Vella, Govern d‟Andorra, Ministeri d‟Afers Exteriors, 2005, 82 p. YOUNG, S.E. en SHEA, A., “Separating state from church: a research guide to the law of the Vatican City State”, 99 Law Libr. J. 2007, nr. 589-610.
118