Een terugblik
Het aantal personen dat de Tweede Wereldoorlog aan den lijve heeft ervaren, wordt gestadig kleiner. Voor de redactie van Kerspelstokkies aanleiding om eens te praten met een aantal ooggetuigen van toen over de gebeurtenissen die hen tot heden zijn bijgebleven. Voor Jaap Barelds, geboren en getogen in Vledder, nu wonend in Borger, was het zo dat hij in 1939/1940 als dienstplichtig militair gelegerd was in Hoorn. De inval van de Duitse troepen in mei 1940 en de capitulatie van het Nederlandse leger op 15 mei, waren al enkele dagen een feit toen Jaap de eerste Duitse soldaten zag op weg naar Amsterdam. Van oorlogshandelingen was toen geen sprake meer en Jaap - en met hem vijftig anderen uit de gemeente Vledder - keerden al snel terug naar hun woonplaats. In het dorp waren het de jongeren die elkaar regelmatig ontmoetten om bij bakker Bouwer de laatste nieuwsberichten te horen of bij Geert Bijker voor de 'baander' gesprekken te voeren. Vrijwel iedereen was optimistisch in de overtuiging: "Deze oorlog zal niet lang duren." Allerlei veronderstellingen werden aangevoerd, maar dat het Duitse regiem zo sterk was, bleek pas later. Langzaam hernam het leven van alledag zijn gang en van een Duitse bezetting was nauwelijks iets merkbaar. Wel heerste al snel schaarste en distributie van levensmiddelen en goederen werd ingevoerd. Als aanvulling werd in menig gezin op gezette tijden een varken of ander huisdier - al of niet clandestien - geslacht om de voorraad vlees op peil te houden. Ook de brandstofvoorziening werd moeilijk, maar de aanwezigheid van een dikke laag veen bij de Mannespoel en omgeving betekende voor de inwoners van de dorpen Vledderveen en Vledder in ieder geval een uitkomst. Velen kregen door loting de beschikking over een perceeltje veengrond en vrachtrijder Tinus van Rijsten was dagenlang met paard en wagen in de weer om de turf op de plaats van bestemming af te leveren. Gaandeweg de oorlog werd de dreiging van razzia's groter en in zo'n geval seinde men elkaar in om te vluchten, als het even kon naar de veilige bossen van de Vledderhof. De familie Barelds had op de es een stuk grond waar groente kon worden verbouwd. Voor de levering van producten werden contracten afgesloten met de gemeente Meppel en met grossier Ter Wal. Voor adviezen zorgde de Tuinbouwschool in de persoon van de heer Schipdam die daar leraar was. Ook de gemeente Meppel oefende regelmatig controle uit. Particulieren konden in de jaren 1943/1944 eenmaal per week groente kopen. Voor Jaap Barelds betekende het agrarisch bedrijf een vrijstelling (Ausweis) voor het verplicht werken in Duitsland. Toch kwam er een oproep voor werkzaamheden op het schijnvliegveld dat bij Oude Willem werd aangelegd. Het werk bestond vooral uit het naast elkaar leggen van boomstammen die een startbaan moesten voorstellen. Ondanks dat de Vledder Aa ter plaatse werd verlegd, werd het vliegveld nooit afgemaakt. Het werken daar bracht een dagelijkse fietstocht tussen Vledder en Wateren met zich mee. Een voordeel was dat toekomstige echtgenote Baukje ook in die richting woonde, zodat er af en toe een 'gastadres' was. Het fietsen met verduisterd licht bracht wel de nodige pro-blemen teweeg. Een schermpje met een spleet van ongeveer vier bij één centimeter liet weinig licht door om de juiste koers te houden. Op 12 april 1945 was Jaap op de es bezig toen er plotseling lawaai in de Dorpsstraat klonk en de eerste Canadese patrouille door het dorp trok, richting Frederiksoord. De bevrijding werd een feit en daarmee kon een bewogen tijdperk worden afgesloten. 5
Henk Zandwijk woonde bij zijn ouders aan de Reeweg, toen nog Lijkenweg, waar zij een boerderij hadden gebouwd. Dat was in de jaren '30 toen er sprake was van een economische crisis. In die tijd werd hier een groot stuk heidegrond ontgonnen wat werkgelegenheid betekende voor werklozen uit de steden. Wel was het een zware opgave voor deze mensen die spitten en graven niet gewend waren. Met de schop en met behulp van kiepkarren op rails was men bezig de grond geschikt voor landbouw te maken. Voor huisvesting van de arbeiders werd aan de Middenweg een kamp met vier barakken gebouwd. Maar zoals Henk opmerkt: "Het betekende niet dat iedereen elke dag bezig kon zijn. Regel was dat het aantal werkdagen gelijk moest zijn aan het aantal kinderen dat iemand had." Toen er genoeg land met subsidie van rijk en gemeente beschikbaar was, werd de grond verhuurd aan gegadigden. In de jaren '41 en '42 hebben geïnterneerde Joden nog eens heide en bos ontgonnen (zie ook onze rubriek‘Van lanen, straten en wegen...’ over de Jodenweg).
60 jaar
De inval van het Duitse leger op 10 mei 1940 was in Vledder nog diezelfde dag merkbaar toen Nederlandse soldaten in gevorderde vrachtauto's en op fietsen passeerden, nadat zij belangrijke bruggen hadden opgeblazen om de Duitsers de weg te versperren. Enkele soldaten (dorpsgenoten) zagen kans hun familieleden te begroeten vóór zij op weg naar de Afsluitdijk gingen. De volgende dag verschenen de eerste Duitsers in een ruiterregiment dat met paarden en wagens oprukte. Duitse troepen die bij de inval door onze Vanuit drie richtingen, uit Nijensleek, uit regio trokken waren nauwelijks gemecha- Wapserveen en uit Wapse kwamen de vijanniseerd, maar veelal te paard. delijke troepen door. De Pinksterdagen van 1940 waren vervuld van oorlog en kanongebulder bij de Afsluitdijk. Na de overgave van het Nederlandse leger keerde de rust terug en het leven in het dorp ging in alle gemoedelijkheid verder. Het voorzien in eigen levensonderhoud werd nijpender en het slachten van een schaap, varken of koe was aan de orde van de dag. Als dat zonder vergunning kon, gebeurde dat, al bleef de controle door ambtenaren van de CCD (Crisis Controle Dienst) een voortdurende dreiging. Hoewel eerder ook jacht gemaakt werd op allerlei soorten wild, nam de stroperij en daarmee de voorziening van extra voedsel in de oorlogsjaren toe. Toen Henk de leeftijd van 18 jaar bereikte kwam er een oproep dienst te nemen bij de Nederlandse Arbeidsdienst (NAD), maar hij zag dat niet zitten en koos ervoor onder te duiken. Een tijdelijk onderdak bij familie en kennissen moest het al gauw afleggen tegen het verlangen naar huis, waar het boerenwerk de voorkeur kreeg. In een naburig stuk bos werd een schaftkeet neergezet om er de nacht door te brengen. Toen op zekere dag een vreemde onderduiker toevallig de keet ontdekte en een wekker hoorde aflopen, werd een ondergronds hol het volgende toevluchtsoord. Samen met Jacob Bijker, die ook hielp bij het graven van het hol, brachten de mannen daar vervolgens 6
de nacht door. Weinig comfortabel, maar beslist veilig, alleen moest je voor verraad op je hoede blijven. De gang naar de Plaatselijke Bureau Houder (PBH) werd voor de boeren bijna een dagelijks ritueel. Voor allerhande voorzieningen en werkzaamheden was bij deze instantie een vergunning nodig. Bureauhouder in Vledder was Klaas Tortel Hartsuiker die woonde aan de Hoek, later aan de Van Royenlaan. Voor distributiepapieren en bonkaarten was er een kantoortje (nu nog woning) aan de Lange Wanden. Ook op het gemeentehuis kon men hiervoor in een aantal gevallen terecht. Er was de nodige consternatie wanneer er een vordering van paarden of koeien op handen was. Als het even kon, werden natuurlijk niet de beste dieren geleverd. Uitzending om te werken in Duitsland kwam nauwelijks voor, omdat vrijwel iedereen die daarvoor in aanmerking kwam, een vrijstelling wegens onmisbaarheid op de boerderij wist te bemachtigen. Een van de weinigen die verplicht naar Duitsland vertrok was Tinus Kiers, die in een fabriek in Rostock terecht kwam. Later deed hij werk als melkknecht op een groot Duits boerenbedrijf, samen met Russen, Polen e.a. Toen hij na de oorlog terugkeerde bleef hij problemen houden met zijn gezondheid. De eerste Canadezen, die in 1945 arriveerden in Canadezen, gefotografeerd in Noord- een viertal gevechtswagens, trokken veel bekijks. Er was een bivak in Frederiksoord achter het hotel wolde, die vanuit onze gemeente en in Wilhelminoord bij Hoeve Marianne. westwaarts getrokken zijn. De doorkomst van de Duitse cavalerie in mei 1940 en de overnachting in de timmerwerkplaats van de Maatschappij van Weldadigheid in Frederiksoord was voor Herman en Jannie Specht een gebeurtenis die in hun geheugen staat gegrift. De afwijkende uniformen, de strakke discipline en het gebruik van paard en wagen waren een geheel nieuwe ervaring. Al na korte tijd diende zich een nieuwe bezigheid aan. De ouderlijke kruidenierszaak kon alleen blijven bestaan als de ingenomen bonnen werden opgeplakt en ingeleverd voor aanvulling van nieuwe waren."Een secuur en moeilijk, maar verschrikkelijk eentonig werk," herinnnert Herman zich. Ook het kleermakersvak van vader Specht veranderde door schaarste van textiel. Het vermaken en herstellen van kleding kwam steeds vaker voor. Niet alleen in het gezin Specht, maar in heel Frederiksoord en Wilhelminaoord werd regelmatig naar de Engelse radio geluisterd, hetgeen streng verboden was. Een speciaal waarschuwingssyteem diende als hulp in nood. Het betekende dat bij dreigend gevaar de assistent van huisarts Weisfelt enkele betrokkenen op de hoogte bracht, zodat zij hun maatregelen konden nemen. Ook werd het bericht zoveel mogelijk aan buren doorgegeven. Niet alleen op dit punt, maar ook bij razzia's was er de afspraak hulp te bieden waar dat kon en was de solidariteit van grote betekenis. Overigens bleef de buurtschap gespaard voor groot onheil. In het gezin van Jannie's ouders, dat op zich al uit zeven personen bestond, vonden onderduikers en evacué's een gastvrij onderdak. Er was bijna geen huis aan de Kipperegel (Van Naamen van Eemneslaan) waar deze mensen niet terecht konden. "Daarbij kwam nog," zegt Jannie: "dat mijn vader door ziekte niet in staat was om te werken. Natuurlijk was er in een huis vol vreemden van privacy geen sprake. Maar we wisten niet anders, 7
vooral omdat mijn moeder meende te moeten helpen waar dat kon." Moeder was zelfs een tijdlang koerierster en bezorgde illegale krantjes op verschillende adressen. Dat werd echter te gevaarlijk en zij is daarmee tijdig gestopt. In Nijensleek / Frederiksoord zijn de tuinbouwschool, het hotel en een rijtje woningen enige tijd ontruimd om Duitse inkwartiering mogelijk te maken. De soldaten waren betrokken bij de aanleg van het vliegveld Havelte. De bewoners werden bij familie en kennissen ondergebracht. Zo kreeg ook het gezin Specht een tijdelijke uitbreiding. Toen er vervolgens verdedigingswerken bij Havelte, Uffelte en Dwingeloo moesten worden aangelegd werden velen uit de gemeente Vledder verplicht om daar te werken. Ook Herman ontkwam hier niet aan. Om dit zware en gevaarlijke werk - er vielen regelmatig bommen - te ontlopen, deed menigeen het voorkomen ziek of invalide te zijn. Een beproefd middel was het gebruik van azijnessence dat ontvellingen teweeg bracht. Toen Herman dit ook toepaste op zijn hand, ging hij de volgende dag bij dokter Weisfelt een verklaring van arbeidsongeschiktheid halen. Op zijn woorden "Dokter, ik heb mijn hand gebrand en kan niet werken," kwam het antwoord: "Ja, dat ruik ik. Maar je hoeft niet meer naar de bunkerbouw."
Een Canadese Staghound pantserwagen heeft positie gekozen in Frederiksoord.
In de eerste maanden van 1945 was Herman werkzaam bij de Tuinbouwschool, toen daar op de 12e april tegen het middaguur plotseling Canadese verkenningsvoertuigen vanuit Vledder kwamen rijden. Al gauw volgden er meer en de bevrijding was daar. De Canadezen sloegen een bivak op in Frederiksoord en Wilhelminaoord. Daar kwamen de bewoners graag op af om te profiteren van - bijna onbekende - producten als witbrood, biscuits, chocola, eierpoeder en niet te vergeten: echte Engelse sigaretten! In Ons Dorpshuis en in een bijgebouwde tent werd dagenlang gedanst en gefeest.
8
De oorlog betekende voor de inwoners van Vledderveen - voor het overgrote deel arbeiders - grote schaarste aan levensmiddelen en textiel. Het duurde dan ook niet lang of er ontstond een welige ruilhandel of zo men wil: zwarte handel. Theun Veldhuizen, nu wonend in Vledder, weet nog hoe spek, boter, graan, melk en andere etenswaren in Noordwolde geruild of gekocht werden voor wol, textiel en andere schaarse goederen. Steenkool, met name cokes en
60 jaar Bevrijding
anthraciet, was alleen verkrijgbaar op bonnen, maar voor de meeste mensen was deze brandstof te duur. Zij gaven de voorkeur aan turf en hout, dat in de omgeving voorradig was om de woningen te verwarmen. ‘s Avonds zat men bij elkaar in het licht van een petroleum- of carbidlamp als buurtgenoten of familieleden kwamen bijpraten over het nieuws van de oorlog. Vledderveen kende nog geen waterleiding en het benodigde water kwam uit welputten, die diep in de grond gegraven waren. De wanden werden verstevigd door opeengestapelde turf en de put bleef daardoor in staat drinkwater te leveren. Om aan extra vlees te komen nam de stroperij steeds meer toe en werd jacht gemaakt op hazen en konijnen. Het leverde voor enkelen zelfs een bestaansmiddel op. Bij het luisteren naar de Engelse radio en ook als er een of andere illegale bezigheid was, stond iemand van het gezin op de uitkijk. Toen er invordering van radio's aan de orde was, hebben velen hun toestel ingeleverd. Al in het begin van de oorlog werd jonge Nederlanders voorgespiegeld hoe goed het was om in Duitsland te werken. Hoge lonen en goede voeding waren lokkertjes waarmee werklozen in het land werden gepaaid. Ook in Vledderveen, waar veel werkloosheid was, kon een aantal de verlokking elders hun geluk te beproeven, niet weerstaan. Enkelen vonden aanleiding in Duitse krijgsdienst te treden. Van hen zijn een drietal niet teruggekeerd van het Oostfront. Een bijkomend punt was dat wie in Nederland werkloos was, weliswaar een uitkering kreeg, desondanks moest werken als hem 'passend werk' werd aangeboden. Hiermee was de 'arbeidsplicht' een feit en was de weg gebaand om mensen te verplichten elders te werken. De 'Arbeitseinsatz' betekende uitzending naar Duitse fabrieken en scheepswerven om de oorlogsindustrie gaande te houden. Velen kwamen om door honger, ziekte en ellende in kampen, in veel gevallen ook door bombardementen. Onder hen die niet terugkwamen was Izaak Hoogeveen uit Vledderveen. Hij was tewerkgesteld in het oosten van Duitsland, waar hij werd bevrijd door Russische troepen. Door ziekte en verzwakking belandde hij in een ziekenhuis, waar hij twee maanden later overleed. Een ander slachtoffer van de oorlog was de 23-jarige Albertus Veldhuizen die als dienstplichtig soldaat betrokken raakte bij gevechten aan de Grebbelinie in mei 1940. Hij sneuvelde bij deze actie. Zijn graf is op het erekerkhof op de Grebbeberg. Theun Veldhuizen zelf was in de oorlogsjaren werkzaam op de dorsmachine van Jetze de Jong uit Noordwolde. Het werken in de landbouw en daarmee de voedselvoorziening dienende hield een vrijstelling in voor werken in Duitsland. In een lange periode van het jaar trok men met de dorsmachine van boerderij naar boerderij door de hele omgeving. Hij vertelt: "Op de dag van de bevrijding was ik bezig in de Turfhoek onder Vinkega, toen een groep Duitsers in een autobus vanaf de Eese voorbij kwam op weg naar het noorden. Bij de kruising van de weg Noordwolde - De Blesse en de weg vanaf de Westvierdeparten naar De Hoeve ontstond een vuurgevecht met juist passerende Canadezen. Een Duitse soldaat kwam om en werd begraven in de berm langs de weg." De bevrijding was daar en de vreugde algemeen. Het werd feesten in Vledderveen, net als in andere dorpen in de omgeving. 9
Jan van Weert was, toen de oorlog begon, 11 jaar oud. Hij woonde toen aan de Leemweg, nu Jan Wapstraweg, in Vledderveen. Van het begin van de oorlog herinnert hij zich, dat het met die Pinksterdagen mooi weer was en dat hij al binnen enkele dagen in Wilhelminaoord een groepje Duitse soldaten zag waarvan er een bij het binnenkomen van de winkel van Verhagen "Heil Hitler" riep. Over de gehele oorlog blijft het beeld hangen, dat het leven in Vledderveen min of meer normaal doorgang vond, er vonden nauwelijks oorlogshandelingen plaats, er waren geen grote troepenverplaatsingen en er was weinig oorlogsschade. Later werden een aantal levensmiddelen, kleding en schoeisel schaars, maar de ouders van Jan waren vindingrijk en iedereen liep toch op klompen. Zij haalden hun klompen bij de klompenmaker Hahn uit Vledder.
Handley Page Halifax MkVI bommenwerper
60 jaar
Eigenlijk was de oorlog voor jongens in die leeftijd wel een spannende tijd. Er gebeurde toch regelmatig wat. Sommige van die gebeurtenisen staan Jan nog levendig voor de geest. Zo stortte er in de buurt van Vledderveen een Halifax neer, hij dacht in 1942. De onderdelen waren wijd verspreid en bleven nog lang liggen. Tussen die onderdelen waren ook delen van een ander vliegtuig, maar die waren afgedekt en werden wel snel weggehaald. Dat deed het vermoeden rijzen, dat er tegelijkertijd ook een Duits toestel neergestort was, maar dat de Duitsers dat niet wilden erkennen (Onderzoek leerde dat dit slechts een gerucht was, Red.). Op een bepaalde dag was er ook eens een controleur van de Voedselvoorziening aanwezig bij het dorsen van graan bij Walta, de buurman van Jan. Kennelijk was de bovenste laag van de schoven niet erg goed, want er kwam niet veel graan uit. Vrij snel vertrok de controleur weer met de aantekening, dat de oogst slecht uitgevallen was. Hij was nog niet weg, of de daaronder liggende schoven begonnen veel op te leveren, dit tot grote vreugde van Walta, die daardoor in de gelegenheid was om veel mensen gelukkig te maken met graan in onderhandse verkoop. Het moedwillig zichzelf letsel toebrengen om aan de Arbeitseinsatz in Duitsland te ontkomen heeft een diepe indruk op Jan van Weert gemaakt. Daar heeft hij een paar voorbeelden van gezien, o.a. toen ook mensen uit Noordwolde wegvluchtten naar "rustiger" streken omdat er een razzia gehouden werd. Net als de etenhalers uit andere delen van Nederland kwamen die toen bij hen thuis, even op verhaal komen en dan weer verder. Hoewel ook hier
10
Bevrijding
lang niet alles meer te krijgen was, kregen de etenhalers meestal wel wat graan of aardappelen mee. Met het toenemen van de voedselschaarste in het Westen van het land, stuurden zijn ouders regelmatig voedselpakketten met roggebrood, boter e.d. gewoon per post of Van Gend & Loos naar hun familie. Heel goed herinnert Jan zich het bombardement, al wat later in de oorlog, op het vliegveld van Havelte. Hij was toen in een winkel in Noordwolde, zag de vele -wel meer dan honderd- aanvallende vliegtuigen en de ramen stonden te schudden in hun sponningen van de explosies. Van zijn huis uit heeft hij ook eens een groot en langdurig luchtgevecht boven Willemsoord gezien, maar weet zo niet meer of daar toen ook vliegtuigen neergestort zijn. Een andere keer liep hij met een paar andere jongens naar Vledder en in de buurt van de Lange Wanden hoorden ze opeens een zoevend geluid van boven komen. Ze lieten zich meteen in de greppel vallen en hoorden een doffe plof. Het was een afgeworpen Republic P49-N Thunderbolt (boven) en benzinetank zoals die veel door North American P51-D Mustang (onder) Mustangs en Thunderbolts gebruikt werden. Als scholier moesten ze Duitse liedjes leren, o.a. "Sah ein Knab ein Röslein steh'n" en "Wenn es Winter ist und friert". Sommige boeken mochten ze niet meer lezen en moesten ingeleverd worden, maar er werd nog wel Engelse les gegeven. Vanwege het brandstoftekort was de school in de winterperiode meestal gesloten. Zowel thuis als op school moest je goed letten op de verduistering. Het gebeurde wel dat vliegtuigen van Havelte rondvlogen en schoten op zichtbare lichtpunten. Duitse militairen zag je eigenlijk maar zelden in Vledderveen. Eens zag hij twee Duitsers op een motorfiets met zijspan door de kuilen en plassen van de Leemweg (huidige Jan Wapstraweg) ploeteren. Van de bevrijdingsdag herinnert hij zich dat hij naar Vledder ging om de Canadezen te zien. Dat lukte en hij kreeg nog chocolade ook. Later is hij ook nog wel eens naar Willemsoord gegaan om daar aan de "grote weg" naar Leeuwarden langere militaire colonnes te zien. Vrij snel na de bevrijding werden alle scholieren met DDT ontluisd, het poeder werd gewoon op je hoofd gestrooid en met de hand goed ingewreven. Het werd toen een wondermiddel genoemd. Bart Dragstma Piet de Geus 11