De filosoof Periodieke uitgave van de Faculteitsvereniging Utrechtse Filosofiestudenten voor de Faculteit Wijsbegeerte Utrecht · Jaargang 9 · Nummer 43 · juli 2009 · Email:
[email protected] · Website: fuf.phil.uu.nl/de-filosoof
Interview: Luuk van Middelaar Een terugblik: het Epi-Medium Dialektiek door de eeuwen heen Conferentie: Wittgenstein en naturalisme
Caspar David Friedrich, "View of a Harbour" 1815-1816, oil on canvas (Private Collection
Geschiedenis
Inhoudsopgave Voorwoord ▶ 3 Opinie ▶ 4 Stelling Geschiedenis van de filosofie is geen filosofie ▶ 5 Artikel Filosofie en geschiedenis: een vechtrelatie ▶ 6 Straatpraat Dialektiek door de eeuwen heen ▶ 8 Straatpraat Vroeger was alles beter ▶ 10 Filosofische Moppentrommel ▶ 11 Interview: Luuk van Middelaar Als de politici het niet doen ▶ 12 Bureau Buitenland LA state of mind ▶ 14 Strip ▶ 15 Bureau Buitenland The facts: studeren in het buitenland ▶ 16 Artikel Dienstbaar aan het verleden ▶ 17 Terugblik Het Epi-Medium ▶ 18 Promotie-abstract Donuts & desiring the bad ▶ 20 Verslag Lezing Charles Taylor ▶ 21 Column ▶ 22
FUF-Kalender 2 sept t/m 4 sept. Introductiekamp Voor de aankomende eerste-jaars! 3 sept. Introductiekampfeest Ontmoet de nieuwe eerste-jaars in al dan niet beschonken toestand. 8 sept. FUF Spelletjesmiddag Zodat de eerste- & meerderejaars elkaar weer recht in de ogen durven te kijken na het dronkenfeest op het introductiekamp. Aanvang 13:00, Wilhelminapark 10 sept. Danmaarnaarde2dedonderdagvanmaand-borrel. Vanaf 10 uur een gezellige, oude vertrouwde borrel in onze stamkroeg, echter deze keer niet op de eerste, maar op de tweede donderdag van de maand i.v.m. met het introductiekamp. Aanvang: 22:00, Mick O'Connols 29 sept. Forum: Taoïstische Filosofie Een lezing over de specifieke invulling van het Ware, Schone en Goede in de taoïstische filosofie met daarna volop mogelijkheid tot discussie! Aanvang: 19:00 1 okt. Wissel ALV Zoals gewoonlijk een ALV met gratis bier, tijdens deze ALV zal het huidige FUF-bestuur plaats maken voor het volgende. Aanvang: 17:00 1 okt. FEEST! Een feest ter gelegenheid van de FUF-bestuurswissel, natuurlijk om even weer wat af te koelen en alle opgekropte energie van de ALV eruit te dansen! Aanvang: 22:00
FUF Activiteitenverslag Forum: Nietzsche & Wagner ▶ 23 Conferentie Wittgenstein & Naturalism ▶ 24 Klassieker Albert Egberts en zijn tandeloze tijd ▶ 26 Recensie Morgenrood ▶ 27 Lezersreactie Instinctieve huiver ▶ 29 Filosofische kalender ▶ 30
de fil o so of · nummer 43
2
Voorwoord
In retrospect
D
fleur jongepier
e afgelopen tijd ben ik de temps een beetje perdu. Ik voel dan ook wel wat voor Bergson’s theorie over tijd, want mijn tijd is toch zeker de echte tijd (“durée”), en niet de fysische tijd (“temps-espace”). Mensen voor wie ook alle tentamens, scripties, dissertaties (nakijken) en wat al niet, tot de (voorlopige) geschiedenis behoren, zullen zich er dan ook van bewust zijn dat die twee weekjes in het Zuiden slechts van korte durée zullen zijn. Aan de andere kant is tijd gelukkig ‘horizontaal’ en zijn herinneringen maakbaar, zoals Proust ons vertelt: “We vinden in ons geheugen van alles wat; het is een soort apothekerswinkel of chemisch laboratorium waarin het toeval onze hand nu eens naar een kalmerend middel, dan weer naar een gevaarlijk vergif leidt” (Uit: De Gevangene, 1923). Dus zijn we in september weer he-le-maal uitgerust, or so we tell ourselves. Maar wat gebeurt er met onze geschiedenis wanneer we inderdaad herinneringen tegen elkaar uit kunnen spelen (een soort “Kampf um Erinnerungen”)? De geschiedenis lijkt weg te glippen juist wanneer je er grip op denkt te hebben. En dan is er ineens wel erg veel perdu. Want wat is ‘onze’ geschiedenis nu eigenlijk? Hoe zullen latere generaties terugkijken op wie wij zijn en wat wij doen? Wat voor invloed heeft de politiek hierop? Wat zouden onze oude, dode filosofen ervan zeggen? Was vroeger alles beter? En, dichter bij huis, wat is de geschiedenis van onze faculteit (p.17) en ons faculteitsblad (p.18) eigenlijk? Als ik dan toch post-hoc herinneringen aan kan maken, heb ik ongetwijfeld ook Charles Taylor’s lezing (p.21) volledig geidealiseerd, en heb ik bij de conferentie met Searle in Londen (p.24-25) er zeker ook vanalles bij verzonnen (hij zei het toch niet echt: één systeem,
meerdere beschrijvingen, ‘realized’ by the brain?). Het wil ook wel eens gebeuren dat je je alleen iets onbenulligs kan herinneren (je weet jammer genoeg alleen nog dat het antwoord op de tentamenvraag van Geschiedenis op pagina 54 onderaan stond, of, erger nog, je kunt je alleen het kapsel van een filosoof herinneren). Maar soms zijn onbenulligheden zo onbenullig niet, zoals blijkt uit de nostalgisch getinte stukken van de oudredacteuren van het Epi-Medium, waar de woorden “mac”, “prittstift” en “knippen- en plakken” nog heet vaakst voorkomen. Wanneer ik zelf later terug zal kijken op de jaren dat ik (hoofd-)redacteur was, zal ik mij, denk ik, vooral het volgende herinneren: de gitzwarte koffie in het FUF-hok, het nachtelijk gephotoshop, het sjouwen van de dozen en het plakken van de enveloppen (nog altijd handwerk, beste mensen!), en niet in het laatste geval ook het zeuren om kopij (alhoewel, ik zal mij bij deze post-hoc herinneren dat we dozen vol hadden). Maar tot deel van de geschiedenis behoort ook dat we het voor elkaar kregen om de voorpagina in kleur te drukken, tig nieuwe rubrieken hebben bedacht, nog meer interviews en artikelen zijn gehouden en verzameld en bovenal: een lange geschiedenis van goede samenwerking en gezellige vergaderingen—en van dat alles niets post-hoc. Inderdaad, ook mijn redacteurschap behoort hierna tot de geschiedenis, en zal ik mijn handen elders vuilmaken (zie call for papers achterin). Ach, in feite is de hele toekomst slechts geschiedenis of ‘verloren tijd’, als we Proust mogen geloven. Maar aan de andere kant, wanneer wij onze geschiedenis zelf kunnen construeren, dan wil ik er best een gokje op wagen. Alors: le temps retrouvé!
Colofon Hoofdredactie: Fleur Jongepier
Vormgeving: Martijn Engels
Eindredactie: Beatrijs Haverkamp
De Filosoof nr. 43: oplage 500 Deadline nr. 44: november ’09 Kopij:
[email protected]
Redactie: Dascha Düring Ragnar van Es Martijn Engels Carien de Jong
3
De redactie behoudt zich het recht voor om artikelen te wijzigen of in te korten. De Filosoof is een uitgave van de FUF & het Departement Wijsbegeerte UU, Heidelberglaan 8, 3584 CS Utrecht
nummer 4 3 · de f i l o s o of
Opinie
Ingezonden Post Voor alle urgente, ludieke of revolutionaire boodschappen, lofuitingen en kritieken. De misvattingen waardoor de filosofie constant wordt belaagd, worden nog in de hoogste mate in de hand gewerkt door wat menigeen onder ons bedrijft, dus door de filosofieprofessoren. Hun gewone, terecht beoefende en zelfs nuttige bezigheid is een zekere algemeen vormende kennis van de tot nu toe naar voren gebrachte filosofie over te dragen. Dat ziet er dan zo uit alsof het zelf filosofie is, terwijl het op zijn hoogst niet meer is dan filosofiewetenschap. Ouch huh?! Gelukkig is dit een citaat, dus zelfs indien de identiteit van de auteur van deze brief achterhaald moge worden zal dit onvoldoende reden zijn tot formele dan wel informele uitsluiting van het facultaire leven. Ik zal de auteur niet noemen om het gezichtspunt van de lezer niet te manipuleren met autoriteitsredenen. Maar hij of zij heeft stelt een belangrijke vraag aan de orde: moeten wij het analyseren van door anderen geuite standpunten onder filosofie scharen? Mijns inziens is het antwoord een hartgrondig ‘neen’: indien slechts een interpretatie wordt gegeven van een specifiek argument van een specifieke auteur betreft dit
geschiedschrijving, geen filosofie! Pas op het moment dat er iets wordt gedaan met een interpretatie van een historische auteur, heeft geschiedschrijving de mogelijkheid tot wijsbegeerte te worden. Genealogie is filosofie, geschiedenis van de wijsbegeerte in de enge zin opgevat niet. Zij is een nuttige bezigheid; nuttig voor diegenen die haar wel willen gebruiken in het proces van denken dat ‘filosofie’ genoemd wordt, maar op zichzelf geen wijsgerige discipline. Geschiedenis van de Filosofie als studie is een instrument voor de Wijsbegeerte als vakgebied.
Puk
Hier had jouw verhaal kunnen staan! Schroom niet en laat van je horen! kopij (max 1400w) of ingezonden post (max 80w). De deadline is 23 november
Mail kopij of vragen naar:
[email protected].
de fil o so of · nummer 43
4
Stelling
Geschiedenis van de filosofie is geen filosofie Bianca van Rijn (1e jaar Bachelor Wijsbegeerte) Daar ben ik het niet mee eens. “Het gaat bij filosofie om het denken over het denken, het hoogst bereikbare is dat we minder bevooroordeeld zijn als we ons losweken van dingen die we doorgaans klakkeloos aanvaarden.” (Desanne van Brederode) Iedereen die filosofie gaat studeren heeft een pakket van (voor)oordelen die hij of zij meeneemt de opleiding in. Dit merk ik vooral bij de werkgroepen van de geschiedenisvakken. Er zitten namelijk mensen tussen waarvan het lijkt dat ze zichzelf niet los kunnen weken van de inhoud van dat pakket. Maar daar draait de opleiding juist om. “Filosofie is het stellen van de juiste vragen.” (Marc Andries) Het teruggaan in de tijd om de kritische vragen van de voorgaande filosofen te bestuderen, ontwikkelt ons primitieve pakketje en zijn we beter in staat om huidige problemen (filosofisch of maatschappelijk) te begrijpen. Daarom is de geschiedenis van de filosofie wèl filosofie. Ik vind de geschiedenis van de filosofie zelfs een essentieel onderdeel van de filosofie. Want wat zou de filosofie zijn als we keer op keer dezelfde vragen blijven stellen? Het bestuderen van de geschiedenis leert ons om onszelf te verplaatsen in een ander standpunt en een andere cultuur of tijd. Als we dit niet kunnen, dan zullen we de opleiding verlaten met hetzelfde onontwikkelde pakketje als toen we begonnen. Piet Steenbakkers (docent Geschiedenis van de Moderne Wijsbegeerte) Vera: Dus jij vindt dat iemand die wil doorgronden wat anderen hebben gedacht, niet zelf denkt? Anna-Lyse: Inderdaad. Vera: Maar is ‘zelf denken’ geen pleonasme? Je kunt evenmin voor iemand anders denken, als eten en drinken. Anna-Lyse: Zo letterlijk bedoel ik het niet. Je zult het met me eens zijn dat een filosoof oorspronkelijk moet denken, en niet moet overdoen wat al gedacht is. Vera: Maar moet een filosoof, om oorspronkelijk te denken, niet juist weten wat er al gedacht is? Anna-Lyse: Uiteraard, maar wat hun denken tot filosofie maakt, is dat het nieuw is, origineel. Vera: Is originaliteit dan een kenmerk van filosofie? Er is toch ook originele onzin? Anna-Lyse:Zeker, voor echte filosofie is nog meer nodig.
5
Vera: Laat ons dit eens nader onderzoeken. Hebben we eerder niet vastgesteld dat er goede en minder goede filosofen zijn? Anna-Lyse: Daarover zijn we het eens. Vera: Maar waarin verschilt een goede filosoof van een slechte? Zal dat iets filosofisch zijn, of iets nietfilosofisch? Anna-Lyse: Iets filosofisch – dat moet wel. Vera: Als nu filosofen door een grondige vertrouwdheid met de geschiedenis van de filosofie hun eigen gedachten scherper kunnen formuleren, maakt dat hen dan tot betere of tot slechtere filosofen? Anna-Lyse: Betere natuurlijk. Vera: Dan ben je van mening veranderd. Je zegt nu immers dat het beoefenen van de geschiedenis van de wijsbegeerte zelf ook iets filosofisch is; anders zou het geen betere denkers opleveren. Mette Bruinsma (2e jaar Bachelor Wijsbegeerte) De drie inleidende geschiedenisvakken van het eerste jaar van de bachelor Filosofie zou ik geen filosofie noemen. In mijn ervaring werd bij deze vakken de nadruk gelegd op het vergaren van feitenkennis, en het kunnen weergeven van de ideeën van vaak slimme, dode, grijze mannen. Ik meen echter dat deze vakken wél noodzakelijk zijn binnen het curriculum. Het analyseren en uitpluizen van eerdere ideeën kan mijns inziens sterk helpen in het opbouwen van een eigen theorie. In vakken die ik ná het eerste jaar heb gevolgd op het gebied van geschiedenis van de filosofie, kwam dit al sterk naar voren. In discussies en papers was er veel meer ruimte voor eigen inbreng, en kon de historische tekst soms meer losgelaten worden. In het uitwisselen van interpretaties kwamen de ideeën van studenten al sterker naar voren. Ik denk dus dat het bestuderen van geschiedenis van de filosofie noodzakelijk is voor het bedrijven van filosofie. Hier wil ik zelfs verder in gaan, en het actief bestuderen van de geschiedenis van de filosofie een discipline binnen de filosofie noemen. Wanneer je dus oude teksten leest zonder je eigen gedachten hierover bij te betrekken, beoefen je geen filosofie, maar wanneer je dit op een actieve wijze doet, beoefen je wél filosofie. Het is lastig om hier een strikte scheiding in aan te brengen. Om dit te doen kan je dus onder andere op zoek gaan naar historische bronnen die hier over vertellen en hier je eigen licht over laten schijnen!
nummer 4 3 · de f i l o s o of
Artikel
Filosofie en geschiedenis: een vechtrelatie Ed Jonker
F
ilosofie en geschiedenis staan vanouds op gespannen voet met elkaar. Historici wantrouwen filosofie, omdat ze haar zien als een aanmatigende, abstracte, wereldvreemde beschouwingswijze. Filosofen vinden historici beperkt in hun blikveld, nonchalant in hun redeneringen en op hun beurt ook aanmatigend. René Descartes waarschuwde in de 17e eeuw al tegen geschiedenis als een mengsel van verzinsels en slordige empirie, die gevaarlijk was omdat goedgelovige lieden de onzin die historici uitkraamden voor waar aannamen. En hij vond dat het bedrijven van geschiedenis leidde tot plichtsverzuim: men ontvluchtte het heden.
Die wederzijdse animositeit heeft te maken met de ontstaansgeschiedenis van beide vakken, die verknoopt is met de ontwikkeling van de geesteswetenschappen. Die lijken oud en zowel filosofen als historici mogen zich graag beroepen op een eerbiedwaardige stamboom vanaf Plato, respectievelijk Herodotus. Maar in de vorm waarin we de academische disciplines filosofie en geschiedenis nu beoefenen, dateren ze uit de 19e eeuw. Vóór die tijd vormden filosofie, theologie en literatuur één cultureel geheel, waarbinnen natuurlijk wel veel ruzie gemaakt kon worden. In de loop van de 19e eeuw treedt specialisatie op, waarbij geschiedenis zich losmaakt van theologie, filosofie en literatuur. In dat emancipatieproces definieert geschiedenis zich als seculier, het beschrijft het verleden als immanent menselijk, met hoogstens een welwillende, niet ingrijpende God op de verre achtergrond. Dat bakent de geschiedbeoefening af van de theologie. Historici afficheren zich ook nadrukkelijk als wetenschappelijk; geschiedschrijving is geen verdichting, geen fictie. Die zelfdefinitie levert een demarcatie op met de literatuur(studie). Geschiedkundigen zien zich ook als de hoeder van de authenticiteit van het verleden, van de eigenheid van historische periodes, van de veelvormigheid van gemeenschappen en cultuuruitingen. Zij zijn dol op het irrationele, op emotie en onvoorspelbaarheid. Zij zijn goed in het beschrijven van mislukkingen, van wat er in het verleden allemaal mis is gegaan. Dit alles in
de fil o so of · nummer 43
tegenstelling tot wat de generaliserende sociale wetenschappen in de 19e eeuw deden en ook in tegenstelling tot de filosofie, die door deze disciplinaire verkaveling een steeds algemener en abstracter karakter kreeg. Dit is de achtergrond van de eerder genoemde stereotype voorstelling van filosofen als abstracte en arrogante denkers. Dit proces is goed zichtbaar in het gevecht dat ‘echte’ historici gevoerd hebben met de filosofische geschiedschrijving van de Verlichting. In de 19e eeuw vestigden de zogenaamde historisten een methodische hegemonie binnen de geschiedwetenschap. Zij deden dat met name door zich af te zetten tegen de philosophes, die in hun ogen verkeerde geschiedschrijving bedreven. Voltaire, Condorcet, Hume en Kant schreven geen geschiedenis, maar lardeerden hun filosofie met historische voorbeelden die goed in hun straatje pasten. Zij schreven doelgerichte, teleologische geschiedschrijving. ‘Finalisme’ is in histori(sti)sche kringen nog steeds een scheldwoord. Want het indelen van het verleden in ontwikkelingsfasen houdt ook een beoordeling in van de gevorderdheid van tijdvakken op de weg naar het heden. Dat type van oordeelsvorming is anachronistisch en brutaal. Uit die afkeer van Verlichtingsarrogantie komen de beroemde adagia voort van Leopold von Ranke, de voorman van de historistische school. Zijn uitspraak ‘Jede Epoche ist unmittelbar zu Gott’ zet de Verlichting op zijn plaats, terug in de rij van andere cultuurperiodes, zoals de door de philosophes ten onrechte geminachte Middeleeuwen. Rankes voorschrift dat historici geen oordelen moeten geven maar alleen beschrijvingen van het verleden zelf (‘bloß zeigen wie es eigentlich gewesen’) komt voort uit dezelfde huiver. En het wordt vervolgens vertaald in allerlei methodische regels die vooral uitleggen dat historici niet moeten doen wat de Verlichters deden. Ranke was ook fel gekant tegen Hegel, die vaak gezien wordt als de eerste filosoof die zijn filosofische systeem aan de hand van historische argumenten probeerde te bewijzen. Dat kon dus niet goed aflopen, want het was misbruik van de geschiedenis. Wat er van komt als het verleden misbruikt wordt
6
voor praktische, politieke doeleinden kon je volgens een verstikkend begrip voor alle sociale gedragingen veel historisten zien aan de verwording van de Franse en alle cultuuruitingen. Geschiedenis was slecht voor revolutie. Die argumentatie tegen instrumentele gehet leven, voor de creativiteit in het heden. Er moesten schiedenis is voortgezet in bezwaren tegen de voorjuist wél oordelen geveld worden: esthetische, politieke spellingen van Karl Marx tot en met die van Francis en morele. Wat nodig was, was zelfstandig nadenken, Fukuyama, beiden overigens leerlingen van Hegel. Niet toe-eigening van het verleden. doen dus, zeiden de meeste historici. Die Nietzscheaanse kritiek heeft echo’s in het Ook sommige wantrouwige filosofen als Karl laat 20e-eeuwse postmodernisme, dat alle vormen van geschiedschrijving afwijst. De filosofische geschiedPopper hebben deze redenering gevolgd. Popper beschrijving levert grand narratives die gedeconstrueerd dacht voor dit type van filosofische, voorspellende moeten worden, of ze nu openlijk filosofisch zijn of in geschiedschrijving de term ‘historicisme’. In zijn waarhet geniep een teleologische boodschap verkondigen. schuwingen tegen deze vorm van teveel slecht beOok de pretentie van grepen geschiedenis de historisten, dat zij spaarde hij overigens "Al onze geschiedenis wordt nu, door ons, wél in staat zouden de historistische gezijn om het verleden schiedschrijving niet. bedacht en opgeschreven." op zijn eigen termen Hij was kritisch ten te begrijpen, wordt opzichte van alle soorafgewezen. In wezen beschouwen postmodernisten ten van geschiedschrijving. Daar was (en is) natuurlijk geschiedschrijving als onderdeel van de hedendaagse alle reden toe, gelet op de methodologische naïveteit ‘conversatie’, zoals Richard Rorty dat genoemd heeft. van het Rankeaanse project en op het weinig neutrale, Die opvatting is al ouder en lijkt op die van de Italiaanwant sterk nationalistische karakter van de historistise geschiedfilosoof Benedetto Croce, die de tijdsgebonsche geschiedschrijving. denheid van historici heeft uitgedrukt in alweer een bekende slogan: ‘Alle geschiedenis is contemporaine Filosofen hebben dan ook in de loop van de 19e en e 20 eeuw wel het nodige weten af te dingen op de histogeschiedenis’. Al onze geschiedenis wordt nu, door ons, rische verwijten. Ten eerste verweten ze de voorlopers bedacht en opgeschreven. De eigenwijze directeuren van de historisten, de 18e-eeuwse érudits, dat die alleen van het Nationaal Historisch Museum lijken, anders maar dorre historische feiten verzamelden. De erudiete dan de politieke sponsors ervan, deze les ter harte gegeschiedschrijvers keerden stoffige archieven om, maar nomen te hebben. deden niets zinvols met hun zo verworven kennis. Ze plaatsten die niet in een betekenisgevend raamwerk. De geschiedfilosoof Croce? Is er dan toch een comDat beeld van de saaie, kortzichtige historici is beklijfd, binatie van geschiedenis en filosofie mogelijk? Jawel, temeer omdat de 19e-eeuwse historisten, die zich opmaar die leidt ook tot animositeit. Dat brengt ons op wierpen als de erfgenamen van de eruditie, veel werk een onderafdeling van het algemene conflict tussen fimaakten van precisie en van enorme bronnenuitgaven losofie en geschiedenis: dat van de epistemologie. Ook ohne Ende. Zij wensten ook geen grote vergezichten te hier is de verdeling er één tussen enerzijds strikte, abschilderen. Dat maakte veel van hun wetenschappelijke stracte, universele logica en anderzijds open, concrete, activiteit maatschappelijk nogal irrelevant. particularistische zienswijzen. De verwijten die over Voor zover historisten wél praktisch bruikbare en weer gemaakt worden vallen in het sjabloon van geschiedenis schreven, ging die over de groei van de arrogantie en anachronisme (historici over filosofen) natiestaten. Dat was het volgende aanvalspunt van de versus slordigheid en geborneerdheid (filosofen over filosofen. Historisten deden wel aan politiek en filosohistorici). fie, maar ze gaven het niet toe. Dat maakte hun werk Het patroon is in hoge mate dat de filosofie aanrommelig en drabbig. Bij Hegel kon je tenminste zien valt en dat historici verdedigend uitleggen dat ze ook wat er mis ging en waar dat aan lag. recht van bestaan hebben, ook al doen ze iets anders Eén van de meest kritische van die filosofen was dan de hooghartige standaardtheorie van de wetenFriedrich Nietzsche. Hij heeft een beroemde verhandeschapstheoretici hun wil voorschrijven. Het begint al ling geschreven over Nut en nadeel van de geschiedenis bij Johann Gottfried Herder, die in zijn Auch eine Philovoor het leven. Daarin sabelde hij alle functies van de sophie der Geschichte reageert op Kant. Neo-kantianen moderne geschiedwetenschap neer. De antiquarische als Wilhelm Windelband, Heinrich Rickert en Ernst interesse was cultureel steriel, de monumentale geschieCassirer proberen uit te leggen dat hermeneutiek iets denis, bijvoorbeeld het nationalisme, leidde tot slaafse anders kan zijn dan metafysische onzin. Dat doen ze navolging en tot verstening van het politieke leven. De onder andere in reactie op agressieve verwijten van de kritische geschiedwetenschap, en daarmee bedoelde logisch empiristen, die een vervolg vinden in de aanNietzsche het Rankeaanse historisme, resulteerde in vallen van Karl Popper op het historicisme. Die zijn,
7
nummer 4 3 · de f i l o s o of
zoals gezegd, niet alleen gericht tegen filosofische geschiedschrijving die poseerde als wetenschap. Ook de historistische geschiedschrijving schiet in Poppers ogen tekort, tengevolge van denkluiheid en slordigheid in de bewijsvoering. Tegen die beschuldigingen is vervolgens weerwoord geleverd in de vorm van Thomas Kuhns historisering van wetenschappelijke theorieën tot historisch plaatsbare paradigma’s. Kuhn werd geradicaliseerd door postmodernisten die alle wetenschap contextualiseerden. Poppers claim op een universele buitenhistorische logica die als ijkpunt kon dienen, werd daarmee vernietigd. Als die logica ook historisch bepaald was, dan verviel daarmee tevens het fundament van de algemene wetenschapsleer. In de hitte van de strijd sneuvelden echter ook de hermeneutische kennisaanspraken. Historici moesten erkennen dat inderdaad alle geschiedenis contemporaine geschiedenis was. Ze produceerden narratio’s in het hier en nu. Net als de filosofen werden ook de historici door de postmodernisten neergezet als ‘verhalenvertellers’.
Veel filosofen en historici hebben deze relativistische voorstelling van zaken niet willen accepteren. In hun pogingen tot verweer blijken oude vijandbeelden weer op te treden. Filosofen bestempelen de postmoderne kritiek vaak als dolgedraaide historisering; historici zien deze juist weer als filosofische luchtfietserij. Toch gebeurt er bij de post-postmodernistische zoektocht naar een nieuwe fundering voor kennis wel iets interessants. In de herbronning is aan beide zijden aandacht gekomen voor het heen en weer verkeer tussen Verlichting en Romantiek. Ook interessante mengvormen van filosofie en geschiedenis, zoals bedreven door denkers als Max Weber en Isaiah Berlin, staan opnieuw in de belangstelling. Misschien dat de loopgraven langzamerhand verlaten kunnen worden. Maar oude reflexen blijken taai. Zo past de reactie op het recente werk van Charles Taylor, weer een leerling van Hegel trouwens, precies in het oude patroon. Filosofen vinden zijn filosofie te historisch (‘slordig’); historici achten zijn geschiedschrijving te filosofisch (‘abstract’). Ed Jonker is bijzonder hoogleraar ‘Grondslagen en geschiedenis van de geschiedbeoefening’ aan de Universiteit Utrecht.
Straatpraat
Dialektiek door de eeuwen heen Seneca groet zijn dierbare Filosooflezer, Of vroeger alles beter was, is een vraag waar we ons niet mee moeten bezighouden. Het is een leus die de massa ons aanpraat en die we vaak gewoon zijn te imiteren. Voor anderen is deze door de massa aangehangen overtuiging juist reden om die massa te gaan haten, en dat is evenmin goed. Het is dus beter ons te onthouden van deze vraag, omdat ze ons niet dichter bij een goed leven brengt. Ze brengt ons ertoe de ellende die we soms ervaren groter te maken dan nodig is. En dat terwijl we juist iedere dag weer moeten proberen om met onze geest boven deze beproevingen van het leven te staan. Door onze aandacht niet louter op het lichamelijke te richten, maar juist te leven naar de menselijke natuur ñ een redelijk leven te leiden ñ zullen we ervaren wat een goed leven is. Dat we het leven doorgaans ervaren als een constante strijd, doet ook inzien dat het voorbije leven slechts achteraf bezien als beter kan worden gekwalificeerd. Zoals we ook het lijden van vandaag niet groter moeten maken dan nodig, moeten we evenmin toegeven aan de menselijke neiging om te lijden onder de verwachtingen van de toekomst of ons juist vastklampen aan een opgehemeld verleden. Vale.
de fil o so of · nummer 43
Doorluchtige, zeer GeÎeerde en Hoogmogende heren, De mens wordt vrij geboren, en niettemin is hij overal geketend. Een verregaande ketening die heden ten dage, in het tijdperk van informatie en techniek, ons des te schrijnender voorkomt. Het moge voor zichzelf spreken dat in huidige tijden, meer nog dan in mijn eigen dagen, de menselijke eigenliefde volstrekt geperverteerd is. Waar in vroeger tijden de goede wilde zich kon roemen om zijn amour de soi, is deze liefde voor zichzelf tegenwoordig verworden tot een verwerpelijke vorm van eigenliefde, als een gezwel dat door de laatste eeuwen heen steeds meer het domein van menselijke interactie pleegt te domineren. Onze verregaande afhankelijkheid van anderen is slechts sterker geworden in de 21e-eeuwse samenleving met haar voortschrijdende complexiteit. De natuurlijke autonomie van de mens heeft plaatsgemaakt voor een radicale beroepsspecialisatie die sociale vergelijking tot de orde van de dag maakt. Materialisme kenmerkt de contemporaine mens in al haar facetten, bezit is alles wat er nog toe doet. Onmachtig zich los te maken van zijn eigenliefde gaat de moderne mens met een nukkige jaloersheid consumerend door het leven, een schaap tussen schapen, geleid door een malicieuze
8
herder. Hij onttrekt zich aan alles wat hem werkelijk eigen is. Zijn tafel is reeds gedekt, zijn buik gevuld; hem rest enkel nog holle ijdelheid en lege begeerte. Wee u, moderne mens! Eeuwen na mijn dood kijk ik op u neer en wordt nog somberder van u, dan van mijn eigen tijd! Ik draai mij om in mijn graf, en lig er niet lekkerder op, geenszins. Jean-Jacques Rousseau "Beste" mensen, Allereerst moet gezegd worden dat die apostroffen zonder twijfel op zijn plaats zijn in de aanhef hierboven. Het moge duidelijk zijn dat jullie niet de ëbestení zijn, noch ooit zullen worden. Ten tweede, inderdaad, vroeger was alles beter. Vroeger kon men nog tot enige synthese komen; tegenwoordig blijft men alsmaar hangen in zijn eigen anti-these (of bereikt zelfs dat stadium niet eens). Al eeuwen schort het jullie aan zelfbewustzijn; jullie komen maar niet tot een ëeenheid van verdubbelingí (wilt u toch, naÔef als u bent, toch een poging doen, is mij ten gehore gekomen dat mijn Ph‰nomenologie nu ook in het Nederlands is vertaald, zie daarvan ß184 en verder, al raad ik eenieder mijn originele, Duitse versie aan). Het moge duidelijk zijn dat de Absolute Geest ver buiten jullie bereik ligt. Het enige dat jullie ter beschikking hebben, is een chaos aan verschijnselen waar jullie alsmaar geen synthetische ëchocoladeí van kunnen maken (zoals jullie dat zo ongebruikelijk zeggen). De geschiedenis anno 2009 is nauwelijks nog dialectisch te noemen, evenzo is jullie objectieve Geest, jullie mensengemeenschap, absoluut verwerpelijk. Het ontbreekt jullie aan elke vorm van (zelf)-ontplooiing.
9
"Vroeger was alles beter?" Hoe durft u mij uit mijn graf te halen voor een dergelijke retorische vraag! Wilhelm Hegel Waarde Kameraden, Was vroeger alles beter? Nee, natuurlijk niet! Als we kijken naar de vroegere tijdperken van de geschiedenis, zien we dat een klassenindeling van alle tijden is. In het klassieke Rome vinden we patriciers tegenover slaven. In de Middeleeuwen heren tegenover lijfeigenen. In mijn tijd bourgeoisie tegenover het proletariaat. Dit kan nooit goed zijn. Het mag niet zo zijn dat een mens door een ander wordt overheerst. Dat hij of zij niet gezien wordt als mens, maar slechts als ding, als een onderdeel van een productieproces. Dit vervreemd ons van onszelf. Vroeger was het niet beter, integendeel. Maar nu zijn we er ook nog niet. Bij lange na niet. We bevinden ons nog steeds in een kapitalistische maatschappij. Ten minste, voor zolang zij nog duurt. Merk op dat de huidige crisis een schoolvoorbeeld is voor wat ik en mijn waarde vriend Engels al beweerde in het Communistisch Manifest; het kapitalisme ondermijnt uiteindelijk zichzelf; technische innovaties ontwikkelen sneller dan ze zijn te reguleren. Het moet eerst misgaan voordat we kunnen wetgeven. Dit maakt een nieuwe economische staatsvorm onvermijdelijk; het nieuwe communisme. Zodra we ons daar bevinden, voelen wij ons niet meer vervreemd van onszelf en van elkaar. Betere tijden breken aan, slechtere tijden zijn geweest. Als antwoord op de vraag volstaat een volmondig ‘nee’! Karl Marx
nummer 4 3 · de f i l o s o of
Straatpraat
Vroeger was alles beter Dhr. Canters ‘Nee, ik denk dat dat absoluut niet het geval is. Er is veel voortgang in de geschiedenis, maar zeker ook enige regressie. Ik merk zelf dat er een grotere angst is dan vroeger om onderworpen te worden aan hogere machten, jammer genoeg vooral met betrekking op religie. Maar in het algemeen zie ik ook een heleboel vooruitgang. Ik denk toch dat de wereld er beter voor staat dan vroeger, zeker als je over langere periodes kijkt. In tegenstelling tot 500 à 600 jaar geleden is men niet meer onderhevig aan de volstrekte willekeur van Adellijke heren, de emancipatie van de arbeidersbeweging, e.d.’ Mevr. Conradie (directeur gezondheidcentra) (& mevr. Finnema (medewerkster wasserij) ‘Ik denk ten dele. Alles heeft zijn positieve en negatieve kant. Zo maak ik me er een beetje makkelijk van af, maar ik geloof wel dat mensen zich vroeger veiliger voelden dan nu, dat het geweld is toegenomen. Ik ben zelf geboren in ’51 en als ik terugga naar mijn jeugd was ik 8 jaar toen ik voor het eerst in aanraking kwam met het feit dat er iemand was vermoord. Wij dachten daar helemaal niet bij na, de televisie kwam toen net en dat waren allemaal heel onschuldige programma’s. Ik heb wel een hele onbezorgde jeugd gehad en als ik dan nu eens kijk naar de kinderen, dan zijn er natuurlijk ook een heleboel voordelen, maar is die onbezorgdheid toch een stuk minder. Wij konden gewoon gaan waar we wilden, overdag of in het donker, zonder daar bij na te denken. Tegenwoordig is dat toch wel anders. Via de televisie komt er ook zoveel informatie binnen bij de kinderen dat ik me afvraag of het kind daar wel aan toe is en of het goed is voor de emotionele ontwikkeling van het kind. Aan de andere kant heeft het natuurlijk ook wel iets heel leuks, dat multiculturele en globalisme, dat je toch veel meer weet van de wereld, de wereld
de fil o so of · nummer 43
wordt steeds kleiner. Dat is toch ook heel interessant.’ Willemijn van de Veen (student Geneeskunde) ‘Ik denk dat sommige dingen vroeger beter waren en ik denk dat sommige dingen nu beter zijn. Je kan daar weinig in generaliseren. Vroeger was alles wat kleinschaliger, nu is alles een groot bedrijf, alles is groot geworden. Ik vind dat het kleinschalige van vroeger zijn charme wel had, het hoeft niet perse beter te zijn, maar ik vind het wel wat hebben. Het grootschaligere brengt ook heel veel vervuiling met zich mee en onpersoonlijkheid. Als ik terug zou gaan naar een tijd in de geschiedenis zouden het de jaren ’60 of ’70 zijn. Dat lijkt me wel een leuke tijd, leuke muziek en er gebeurden leuke dingen. Maar de jaren ’90 is inmiddels ook al weer old school.’ Stefanos Lois (co-eigenaar van het Griekse restaurant Sirtaki) ‘Als ik terug zou mogen gaan naar een tijd in het verleden, zouden het de jaren ’80 zijn. Dat waren de gouden jaren zeggen ze. Er was toen veel meer contact en mensen gingen meer met elkaar om, het was veel gezelliger. Nu is het een beetje iedereen voor zich. Dat is eigenlijk overal zo denk ik, behalve in landen zoals Brazilië, daar zijn de mensen veel vrijer. Het systeem in de Westerse landen maakt ons een beetje kil en koud. Ik denk dat het nu slechter wordt en dat we op gegeven moment, over enkele tientallen jaren we weer bij het begin uitkomen: dat mensen hun eigen tuinen hebben, hun eigen eten verbouwen. Dat merk je al in Griekenland en ik denk dat de West- Europese landen heel hard hun best moeten doen om dat te voorkomen. Ik raad iedereen om aan zoveel mogelijk schulden te maken nu, straks is het toch niets meer waard.’
10
Filosofische Moppentrommel
"Nietzsche!" - Gesundheit Mede mogelijk gemaakt door aanwezigen FUF-liftwedstrijd 2008. Zeg, Immanuel, even over dat boek van je hè… “Nee - zwijg. Ik kan slecht tegen kritiek.”
Wat is de ongelukkigste utilist? Een utilist met dyscalculie.
Waarom werd Thales nooit dronken? Alles is water.
Heraclitus had een hoogtepunt in zijn sexuele leven: “Hoera, de clitus!”
Waarom was Rawls als kind altijd zo goed in verstoppertje? Hij zat achter de veil of ignorance.
Waarom was Aristoteles aan het einde van zijn leven depressief? Hij had zijn doel niet bereikt.
Er staat een paard in de wei met een zenuwinzinking. Hoe kwam dit? Hij kwam zojuist Nietzsche tegen.
Waarom had Kant nooit seks? Er bestonden geen mogelijkheidsvoorwaarden.
Descartes’ vrouw vraagt hem: “Waar denk je aan?” Descartes: “Oh, niets.” En plots was Descartes verdwenen Vraag aan een eerstejaars die Geschiedenis 3 heeft afgerond: “En, wat vond je van Kant?” Student: “Ja, wel redelijk.” Vraag aan Schopenhauer: “Waarom kijk je zo somber?” Schopenhauer: “Het wilde allemaal niet zo vandaag.” “Hoezo niet dan?” “Oh, gewoon. Ik had het me allemaal heel anders voorgesteld.” Na een goed feestje met veel wijn maar evenveel kapotte glazen, wordt Hume gevraagd of hij daarvan de oorzaak is. Hume: “Tja, dat moeten we dan maar aannemen.” Tja, Adorno had wel een beetje een dialect hè? Grafspreuk op Churchland’s graf: “Nothing fires any longer.” Grafspreuk op Sartre’s graf: “Het Zijn is er Niet.” Vraag aan student: “Wat vond je van Descartes?” Student: “Moh, ik twijfel nog.” Vraag aan student: “Wat vond je van Sartre?” Student: “Geweldig!” Docent: “Tja. Dat is dan jouw keuze.”
11
Wat zei Socrates nadat de Nazi’s waren verdwenen? (Stel) “Ich habe es nicht gewusst!” Waarom had Frege nooit seks? Hij had nooit Sinn. Marx sprak niet zo goed Engels. Waarom zijn wij allemaal Platonisten wanneer we dronken zijn? Dan halen wij alle Vormen door elkaar en krijgen we heel andere Ideeën. Waarom is Descartes zo slecht in het grabbelen bij Lingo? Het staat nooit op des cartes. Zeno heeft seks met een vrouw maar zij krijgt maar geen orgasme. Zeno: “Ach, laat ook maar. Je komt er ook nooit.” Terwijl Schopenhauer en zijn vrouw seks hebben, belt zijn vrouw een vriendin op: “Het is weer zo ver hoor!” Antwoordt haar vriendin: “Het ergste moet nog komen!” Waarom kan een hond nooit juist moreel handelen? Het is een kategorisch imperatief. Wat voor meubilair had Kant? Categorisch imperantiek.
nummer 4 3 · de f i l o s o of
Interview: Luuk van Middelaar
Als de politici het niet doen Beatrijs Haverkamp
H
oe verhouden filosofie en geschiedschrijving zich tot elkaar als je wilt nadenken over politiek? Luuk van Middelaar heeft bij deze vraag recht van spreken. Hij is historicus en filosoof en was in de Brusselse politiek werkzaam voor Frits Bolkestein en later in de Tweee Kamer voor Jozias van Aartsen. Tien jaar geleden schreef Van Middelaar Politicide – De moord op de politiek in de Franse filosofie, over hoe de Franse filosofen het wezen van de politiek uit de filosofie lieten verdwijnen. De politiek keerde hierin pas weer terug met een herwaardering van het begrip democratie; de enige staatsvorm die de politieke strijd laat bestaan. Afgelopen mei, kort voor de Europese verkiezingen, promoveerde Van Middelaar op zijn proefschrift De passage naar Europa – Geschiedenis van een begin. Daarmee beschrijft hij 60 jaar geschiedenis, vanaf het moment dat in Europa de eerste stappen werden gezet naar een politiek lichaam dat we nu kennen als de Europese Unie. Door heel gedetailleerde beschrijvingen van de gedane politieke zetten, toont hij hoe de Europese politiek geworden is tot wat ze is. En daarmee – met Europa als ‘smoes’ – wil hij laten zien wat politiek eigenlijk echt is. Politicide beschrijft de geschiedenis van de Franse filosofie. De passage naar Europa beschrijft de geschiedenis van de vorming van een politieke praktijk. Zijn deze twee vormen van geschiedschrijving wezenlijk anders? Ja, die zijn wezenlijk anders. Politicide zou je kritische ideeëngeschiedenis kunnen noemen, een tikje pamfletachtig. Het boek speelt zich grotendeels af in de wereld van het denken en de boeken. De passage naar Europa probeert veel meer een politieke werkelijkheid te vangen, op basis van ervaringen – ervaringen van mijzelf in de Brusselse en Haagse coulissen maar veel meer nog de ervaringen van politieke spelers die Europa gestalte hebben gegeven en bevolkt. Tegelijk gaat het veel meer over de vraag wat politiek is, zonder dat van tevoren al te weten, en is Europa daarbij het object – de smoes, zo je wilt. Om de paradox op te voeren: het Passage-boek is denk ik zowel filosofischer als historischer dan het andere. Daarmee bedoel ik origineler en ongrijpbaarder, maar tegelijk ook dichter staand bij een politieke praktijk die nog niet eerder op die manier en in die woorden was beschreven. Een oude heer die het sinds 1950 heeft meegemaakt schreef me dat het van het begin tot einde ‘een schok van herkenning’ was: een historisch compliment!
de fil o so of · nummer 43
De wereld van het denken en de boeken tegenover de politieke werkelijkheid. Is het dan een illusie om te denken dat deze twee elkaar continu beïnvloeden, dat hun geschiedenissen dus niet zo wezenlijk verschillen? Nee, die invloed is er natuurlijk, een strikte scheiding is er niet. Van woorden gaat macht uit. Maar je kunt toch wel zeggen dat wat Sartre of Deleuze allemaal beweerden over vrijheid of verantwoordelijkheid niet heel veel impact had op de manier waarop de Franse politiek in hun dagen functioneerde. Daar was een kloof. In de Europese politiek ligt dat anders, misschien juist omdat die veel ideologischer is. Vandaar dat ik open [In de Passage – red.] met een analyse van de band tussen bepaalde wetenschappelijke disciplines en bepaalde opvattingen over de Europese orde. Je ziet bijvoorbeeld dat historici vanouds de hofleveranciers zijn van de euroscepsis, terwijl juristen juist de Europese gedachte hebben gevoed. Je bent historicus en filosoof. Wie van de twee voert het hoogste woord in je werk? Als ik in één term moet zeggen wat ik ben, zeg ik meestal ‘politiek filosoof ’. Dus ik voel me in de eerste plaats filosoof. Maar een die wil nadenken over de zin en plaats van politiek. En via de politiek komt dan de geschiedenis binnen, aangezien politiek zich voor mij wezenlijk afspeelt in de tijd, in de stroom van zich opeenvolgende gebeurtenissen. Je kunt dus niet nadenken, als filosoof, over politiek, buiten de geschiedenis. En om die ervaring van de politiek over te brengen doe ik graag een beroep op de literaire vorm die historici vertrouwd is: het verhaal. Het verhaal is het beste middel om de waarheid van de politiek op de staart te trappen. Wat je bij veel historici ziet, is dat ze alleen naar het verleden kijken, waardoor dit iets noodzakelijks krijgt; alles lijkt vanzelfsprekend zo te zijn gelopen zoals het feitelijk is gelopen. Daar voel ik me niet zo bij thuis. Dan ontzeg je jezelf al bijna handelingsvermogen in het heden. Ik heb wat dat betreft veel geleerd van Nietzsche’s fameuze tekst over de gevaren van een overmaat aan historisch bewustzijn, ‘Nut en nadeel van geschiedenis voor het leven’. Die tekst kende ik al, maar een paar jaar geleden kreeg ik de aangename opdracht een nieuw nawoord bij de Nederlandse vertaling te schrijven. In die tekst, uit 2006, zit de politiekfilosofische kiem van mijn proefschrift, De passage naar Europa, zoals de gedachte van de passage.
12
De Passage naar Europa wordt inderdaad ook wel recht of de geneeskunde: steeds gaat het om een oorgekarakteriseerd als een werk dat veel weg heeft van deel (een diagnose) in een unieke historische situatie, ‘de methode van Foucault’. Ik neem aan dat daarmee er zijn misschien patronen, precedenten, indicaties, de genealogische methode wordt bedoeld, want je bemaar toch kan het altijd net even anders zijn. Dat je schrijft het verloop van de Europese geschiedenis aan de de juiste ingreep doet, is van tevoren niet zeker. En hand van heel concrete gebeurtenissen die dit verloop terwijl het in de geneeskunde nog zo is dat het doel bepalen. Is dit een bewust gekozen methode, of dwingt duidelijk is, namelijk de patiënt beter maken, is er het object van je onderzoek – een onaf Europa – deze in de democratische politiek ook nog debat over die methode ook af? doelen. Fascinerend dus. Dat denk ik ook, dat Foucault’s genealogische methode is bedoeld. Daar kan ik me wel iets bij voorDan heb je het over het praktische handelen. Kun je stellen, in de zin dat ik veel op zoek ben naar het je in het schrijven van geschiedenis wel buiten de wereld ontstaansmoment van een bepaalde praktijk of van plaatsen? een bepaalde instelling, dus naar het moment dat de Nee, dat kan niet. Historische ‘objectiviteit’ is machtsgreep (waar dat uit de aard der zaak mee geschijn. Of zelfs een plaag. Je moet natuurlijk zorgen paard gaat) nog naakt was, niet bedekt door verkladat alles wat je zegt verifieerbaar is, dat ‘de feiten klopringen of ideologische taal. pen’. Toch nemen bijna alle historische teksten huns Toch is dit niet iets wat ik me van tevoren had ondanks een plaats in een politiek debat in, in de wevoorgenomen. Soms merk je al schrijvend dat je steeds reld. Dan kun je het maar beter hardop zeggen! Die in dezelfde kwesties stellingname ligt soms bent geïnteresseerd en al in de woordkeuze "Historische ‘objectiviteit’ is schijn." kun je er eens een gebesloten: afscheidingsdachte aan wijden wat beweging of vrijheidsdie dingen bindt. Overigens denk ik dat je naar elk strijd, revolutie of terreur, grondwet of verdrag? object op die manier kunt kijken, zoals Foucault naVorige week had ik in Amsterdam een debat met tuurlijk zelf deed. Maar je hebt gelijk dat de ‘onafheid’ historici. Een van hen schoot ineens uit: “Je spreekt zo van Europa het makkelijker maakt. Je hoeft niet lang bevlogen, vooral als het over de actualiteit gaat, is je te zoeken om te zien dat de gemaakte politieke keuzes boek soms een politiek traktaat!?” Dit was blijkbaar een moment van willekeur in zich dragen, juist omdat een ernstig verwijt. ze nog niet publiek aanvaard en dus vanzelfsprekend geworden zijn. Over de homo politicus schrijf je (Europa, p.427): ‘hij schept feiten op de drempel van het ogenblik. Door In De passage naar Europa (p. 424) schrijf je: ‘Wie zich in het heden ten overstaan van een publiek verzo doordrenkt is van historisch besef dat hij weigert uitantwoordelijk te maken kan een politicus de brug slaan spraken te doen zolang de zaak niet is afgerond, plaatst van het verleden naar de toekomst’. Kun je je laatste zich buiten de wereld.’ Dit zet je tegenover het andere boek ook zien als een feit in de geschiedenis van Euuiterste om iets als afgerond feit te beschouwen zo dat ropa? Kan het voor zijn publiek – de lezer – een brug het ‘een hindernis [wordt] voor het denken en het hanslaan van het verleden naar de toekomst? delen’. Hiertussen, zo laat je ook zien in je boek, is het Ik hoop het! Zeker wil De passage naar Europa een schipperen. Wat maakt het zo moeilijk om hier een politiek boek zijn. Niet in de zin van voor of tegen, middenweg in te vinden? van meer of minder Europa, maar in het doen voelen Dat je pas achteraf weet of je juist hebt gehandeld. van de stroom van de tijd, in hoe Europa of we willen Er zijn geen vaste voorschriften. Ik vergelijk het poof niet onze plaats in de wereld bepaalt. Als de politici litieke bedrijf, in de geest van Machiavelli, met het het niet doen...
13
nummer 4 3 · de f i l o s o of
Bureau Buitenland
LA state of mind
V
Teun Tieleman
an februari tot augustus werk ik als ëvisiting scholarí aan het Department of Classics van de University of California in Los Angeles (UCLA). Ik doe veel onderzoek, zowel individueel als samen met mijn collega en gastheer, prof. David Blank, maar ook geven wij een cursus die samenhangt met dit onderzoek, t.w. een graduate seminar 'Hellenistic Philosophical Sects' met zes studenten (van filosofie en classics) en een belangstellende Zwitserse post-doc. De nadruk ligt op de filosofische school of 'sekte' (hairesis) als sociaal en cultureel verschijnsel in de Grieks-Romeinse wereld. We richten ons dan ook op aspecten zoals identiteit en 'self-definition', autoriteit en loyaliteit, de meester-leerling relatie alsmede de filosoof en het grotere publiek. Maar gegeven de nauwe relatie tussen leven en leer in de antieke filosofie zijn inhoudelijk-filosofische gezichtspunten nooit afwezig. David Blank is gespecialiseerd op het gebied van de bibliotheek van de Epicureïsche filosoof Philodemus: de papryrusrollen die - vaak zwaar beschadigd - zijn gevonden in Herculaneum, een Romeins stadje dat, net als het bekendere Pompeii, onder laag as en vulcanisch gesteente werd bedolven bij de uitbarsting van de Vesuvius in het jaar 79 n. Chr. Veel van deze teksten geven interessante inkijkjes in het leven van de Epicureïsche gemeenschap rond Philodemus. Ik ben zelf gespecialiseerd in het Stoïcisme, zodat David en ik elkaar mooi kunnen aanvullen waar het gaat om het reilen en zeilen van deze scholen. Maar we vergelijken ook andere scholen zoals Academie, Lyceum, Cynisme. De studenten sluiten de cursus af met een paper over een onderwerp waarover ze eerst een presentatie geven in de tweede helft van de periode. Zo doen wij het natuurlijk ook in onze mastercursussen vaak. Er zijn natuurlijk ook verschillen. De graduate students volgen in een graduate school (in dit geval dus philosophy of classics) een geïntegreerde master en Ph.D. programma. Je moet solliciteren naar een plaats met writings samples en aanbevelingsbrieven van voormalige docenten (erg belangrijk). Als je wordt toegelaten is de Ph.D. graad dus je doel; een verschil met ons systeem, waarbij je na een (research) master opnieuw moet solliciteren naar een aio-plaats en afhankelijk bent van vacatures voor zulke posities. Bij ons word je bij aanstelling als aio dan wel als werknemer behandeld, compleet met salaris. In De VS blijf je in de meeste opzichten student. De graduateschool inclusief Ph.D. duurt zes jaar, wat weer overeenkomt met
de fil o so of · nummer 43
de tijd die wij hiervoor in totaal uittrekken (research master twee, promotie vier jaar). UCLA zet graduate students in voor het onderwijs aan undergraduates: ze moeten dit vier jaar doen in ruil voor twee collegegeldloze studiejaren. Voor de meesten is dit uiteraard niet genoeg zodat er bijgewerkt of ñgeleend moet worden. Die onderwijstaak is niet licht, met in verschillende periodes per jaar wel een cursus: Een van mijn studenten heeft dit 'quarter' maar liefst 50 studenten onder haar hoede. Hierover wordt wel gezucht, maar de meesten die ik hierover sprak zien in dat UCLA-graduates zich door deze onderwijservaring goed kwalificeren voor onderwijsposities na het afstuderen. Wie die onderwijstaak wil omzeilen, kan proberen een fellowship in de wacht te slepen, maar zoín beurs is maar voor een kleine minderheid weggelegd. Wat verder opvalt is dat graduate students tamelijk breed worden opgeleid: ze zijn verplicht verscheidene cursussen te volgen buiten het eigen specialisme; dit gaat om beduidend meer dan bijvoorbeeld het verplichte, algemene deel in de Utrechtse research master. Ook vaardigheden zoals het lezen van Duitse of Franse academische teksten krijgen aandacht, terwijl andere onderdelen weer erg lijken op die bij ons, bijv. seminars met of juist zonder senior onderzoekers waar men elkaars work in progress presenteert. Een dergelijke breedte vind je ook in de Bachelorís fase, die vier jaar duurt. Hier bestaat iets dat 'General Education' heet: verplichte cursussen die samen een heel jaar beslaan. Voor studenten van Philosophy en Classics betekent dit dat zij vakken uit de sociale en natuurwetenschappen moeten kiezen. Het omgekeerde geldt natuurlijk ook: het Department of Classics geeft hierdoor jaarlijks onderwijs aan enkele duizenden undergraduates in cursussen zoals 'kennismaking met de oude Grieken', etc. en het Philosophy Department heeft zo ook heel wat cursussen in de aanbieding waarvan de title begint met 'Introduction to ...' De undergraduates hoeven trouwens pas aan het eind van het tweede (!) jaar hun major te bepalen. Zoals bekend is het klimaat hier aangenaam, met veel zon, zodat de schitterende, boomrijke campus een levendige aanblik biedt. Op de Bruin Lane (genoemd naar de beer Bruin, het symbool van UCLA) presenteren zich de vertegenwoordigers van allerlei clubs, verenigingen en religieuze genootschappen, filosofische sekten, one-issue-bewegingen, etc. Een profeet houdt er een tirade tegen lauwe christenen en een Koreaanse dansgroep geeft een gratis voorstelling.
14
Ook zijn zijn allerlei clubs op ethnische basis. Vooral het aantal studenten uit Oost-Azië is zoals overal in CaliforniÎ erg groot. Dat maakt UCLA tot een boeiende, multiculturele omgeving. Een aardig aspect is verder dat conservatorium en toneelschool hier universitaire opleidingen zijn, zodat je ook theaters en concertzalen op de campus vindt waar studenten maar ook artiesten van buiten optreden. En als je de campus wilt ontvluchten, is dat hier makkelijk want we bevinden ons niet ìin the middle of nowhereî maar in een bruisende metropool, met ook de Pacific dichtbij. Zelf bewoon ik een appartement in Santa Monica halverwege Westwood (waar de campus is) en 'downtown Santa Monica', aan de kust. Het leven hier is in vele opzichten aangenaam, maar de staat Californië kampt zoals bekend momenteel met enorme financiÎle problemen. In zijn films vuurde de 'governator' Arnold Schwarzenegger dan gewoon een raket op de boosdoeners af, maar dergelijke oplossingen zijn nu helaas niet afdoende. Daardoor wordt ook gekort op de University of California, zodat de collegelden stijgen en het aantal studentassistentschappen wordt ingekrompen. UCLA steunt voor een aanzienlijk deel ook op eigen inkomsten en op giften van alumni, maar daarin zit nu natuurlijk ook enigszins de klad. Ondanks dit alles gaat het universitaire leven in het algemeen gewoon zijn gang ñ voor mij verrijking en verbreding van mijn ervaring, die ik vanaf het begin van het volgende jaar graag weer in Utrecht inzet.
Teun Tieleman voor Dodd Hall waarin de ‘Departments of Philosophy and Classics’ gevestigd zijn
Strip
Martijn Engels 15
nummer 4 3 · de f i l o s o of
Bureau Buitenland
The facts: studeren in het buitenland
E
Fleur Jongepier
indelijk alles op een rijtje over (filosofie) studeren in het buitenland (naar aanleiding van de Buitenlandmiddag van 18 november 2008, georganiseerd door ondergetekende en Joel Anderson). Waarom zou je in het buitenland gaan studeren? Vaak zijn strand/zon/surfen/duiken/koala’s (doorhalen wat niet van toepassing is) de meest voor de hand liggende redenen. Maar denk ook aan de algemene ervaring van het ‘in je uppie’ opnieuw beginnen en nieuwe mensen leren kennen. Ook niet onbelangrijk is het leren van een nieuwe taal, of om iets helemaal onder de knie (en dus niet “under the knee”) te krijgen. Maar misschien is de uitbreiding van het vakkenaanbod of colleges van interessante docenten/ hoogleraren nog wel het belangrijkste. Want met alleen surfen en Starbucks in je motivatiebrief kom je er niet (en overigens ook niet als je nog geen 60 ECTS hebt behaald). Hoe? Het is belangrijk te weten dat er twee manieren zijn om in het buitenland te gaan studeren. Je kunt 1) via een centraal uitwisselingsprogramma, www.uu.nl/ buitenland ; en 2) via een facultair uitwisselingsprogramma, www2.hum.uu.nl/internationaloffice. De laatste is lastiger, want vaak is er vraag naar specifieke studies of richtingen, en vallen filosofen buiten de boot. Maar waar optie 1) makkelijker is, zit jouw eerste keuze qua universiteit of land er misschien niet tussen. Optie 2) biedt dan uitkomst. Je kunt het overigens ook allemaal zelf regelen, maar houd er dan rekening mee dat je inderdaad alles zelf moet doen (en moet betalen). Voor het gros van de studenten is dit geen optie. Wel zijn er beurzen te regelen (voor alle drie de opties), kijk daarvoor op www.beursopener.nl en www.nuffic.nl (tip: zorg dan dat je uit een klein gat in Flevoland komt of 10-en haalt bij Biologie).
de fil o so of · nummer 43
Wat moet je allemaal regelen? De belangrijkste dingen (zie link 1) zijn: goedkeuring van de examencommissie, een motivatiebrief, een voorlopig studieplan, een aanbevelingsbrief en een financieel plan (wat je dus bij elkaar hebt gewerkt of wat je leent van Ome IBG). Onderschat vooral de motivatiebrief niet. Vertel waarom jij naar die universiteit moet. Kom ook niet één dag van tevoren bij je tutor aan voor een aanbevelingsbrief. Wat deadlines betreft: over het algemeen geldt: 15 januari (centraal) en 15 februari (facultair). Verder 1 december voor University of California. Let op: masterniveau is nóg eerder.1 Wat voor vakken ga je volgen? Het handigst is om je profileringsruimte te gebruiken voor je studie in het buitenland. Hierbij loop je vaak de minste kans dat in het buitenland behaalde studiepunten in Utrecht niet erkend worden. Natuurlijk is het ook mogelijk om je majortraject te benutten. Misschien weet je van een bepaalde universiteit dat ze gespecialiseerd zijn in iets waar ook jij je op wilt richten. Let er in ieder geval op dat je op tijd een studieplan maakt en alles kortsluit met de examencommissie. Dit geldt ook voor de profileringsruimte: waar tennissen in de VS je de nodige studiepunten kan opleveren, kom je in Utrecht toch met lege handen thuis. Ook zijn rond de tijd van de aanmelding de vakken die het opvolgend collegejaar worden aangeboden vaak nog niet (allemaal) bekend. De ervaring van veel studenten is dan ook dat het studieplan regelmatig wordt aangepast. Dat geeft allemaal niets, maar houd het wel zelf in de gaten. Klinkt het bovenstaande allemaal high-threshold? Dat is het niet. Het is allemaal een peulenschilletje, mits je op tijd begint. En dat is nu juist het leuke eraan: de voorpret. 1 Nogmaals: raadpleeg de websites. Deze informatie kan snel verouderd raken. Zo is er sprake van een nieuwe regeling voor het studeren in het buitenland voor de academische master. Neem hiervoor contact op met de examencommissie of de studieadviseur. Don’t shoot the messenger!
16
Artikel
Dienstbaar aan het verleden
V
Carlo Ierna
an Karl Schuhmann¹ is alom bekend dat hij zich geen filosoof wilde noemen, maar zichzelf nadrukkelijk als historicus van de filosofie beschouwde². Een dergelijke sterke uitspraak over de rol van de geschiedenis van de filosofie binnen de filosofie en over je eigen positie en methodologie zou eigenlijk zelf weer filosofisch onderbouwd moeten worden. Het probleem is echter dat Schuhmann over zijn eigen filosofische opvattingen vrijwel nooit uitspraken deed³. Toch zijn Schuhmann’s opvattingen over de rol van de geschiedenis van de filosofie vrij evident aanwezig in zijn onderwijs en onderzoek. Ten eerste, over de fundamentele rol van de primaire bronnen: zowel in zijn colleges als zijn publicaties vertrok Schuhmann altijd vanuit de primaire bronnen en hun historische context. Schuhmann’s eerste college in een vak op masterniveau bestond vaak uit een schets van personen, werken en omstandigheden waarin een auteur gevormd en een werk ontstaan was. Vervolgcolleges concentreerden zich meestal op een nauwgezette analyse van een primair werk, vaak regel voor regel. Deze zeer precieze methode van close reading is ook de basis voor Schuhmann’s editiewerk en publicaties. Om zoiets jarenlang vol te houden, zijn veel passie en discipline nodig. Hiermee komen we tot het tweede punt: hoogwaardig historisch werk kan niet zonder respect voor de bronnen en de auteurs uit het verleden. Men moet het principle of charity maximaal op historische auteurs toepassen, ook als hun opvattingen vanuit het hedendaagse perspectief verkeerd of onbegrijpelijk lijken. Het is vaak bijzonder moeilijk om de noodzakelijke nederigheid op te brengen en een historisch werk au sérieux te nemen. Daarbij komen we bij het derde en laatste punt: kennis van de geschiedenis is een onontbeerlijke voorwaarde voor goed systematisch werk. Dit is duidelijk aanwezig in een kort citaat uit een van Schuhmann’s artikelen: ‘The originality of philosophers of the AngloAmerican brand is often a function of their avowed
17
disinterest in what their predecessors have said and done. To the informed reader this sometimes offers the rather bizarre spectacle of a huge waste of time and energy in their efforts to invent the wheel. Continental philosophers on the contrary generally know what they ought to know, better. But it is an all too human inclination to think up excuses which allow one to get around the detailed and difficult study, often in a foreign language and a foreign terminology, of what earlier thinkers have contributed to the progress of thought.4 Hieruit blijken duidelijk alle drie de punten die ik boven genoemd heb: terug naar de primaire bronnen, proberen de positie van historische auteurs te begrijpen, en vanuit deze kennis beter filosofie bedrijven. Schuhmann heeft zijn leven lang bergen werk verzet om historische bronnen te ontsluiten en toegankelijk te maken. Hij heeft daarvoor, zoals het een meester in het ambacht betaamt, zijn eigen instrumenten geschapen: indexen, kronieken, kritische (her)uitgaven van werken, etc. De geschiedenis van de filosofie, zoals zij door Schuhmann werd bedreven, is een autonoom veld van onderzoek binnen de filosofie en niet alleen dienstbaar aan het heden, maar in primis aan het verleden, door op een (zelf)kritische manier de overlevering en het overleven van de filosofie zelf zeker te stellen. _______________ ¹ Karl Schuhmann (1941-2003) was professor in de Geschiedenis van de Nieuwere Wijsbegeerte aan de Universiteit Utrecht. Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, Jaarverslag 2000 (Amsterdam: KNAW, 2000), p. 70.
²
Th.H.M. Verbeek, “Karl Josef Schuhmann”, in: Levensberichten en herdenkingen 2004 (Amsterdam: KNAW, 2004), p. 87.
³
4
Karl Schuhmann, “Representation in early Husserl”, in: Cees Leijenhorst en Piet Steenbakkers (red.), Karl Schuhmann: Selected Papers on Phenomenology (Dordrecht: Kluwer, 2004), p. 277.
nummer 4 3 · de f i l o s o of
Terugblik
W
Het Epi-Medium
e doken voor deze editie het archief in, op zoek naar de herkomst van De Filosoof. Nu is De Filosoof nog relatief jong, inmiddels is ze wel kleuter-af en telt haar geschiedenis toch al weer acht jaren. En misschien geldt het niet alleen voor wetenschappers, en moeten we ook zeggen dat faculteitsbladen op de reuzenschouders staan. Want dat De Filosoof toch bikkels van voorgangers had, moge na het lezen van onderstaande wel duidelijk zijn. Voor zover de redactie het wist te achterhalen werd het eerste wijsbegeerte blaadje in Utrecht uitgebracht ergens in het najaar van 1974. Zij werd vernoemd naar de Griek van de Kretenzers-paradox, ‘Epimenides’. Acht jaar lang konden studenten hem – weliswaar tamelijk sporadisch – lezen, tot en met het zesde nummer in juni 1982. Tot 1986 blijft het in de archieven duister hoe de journalistieke activiteit van wijsbegeerte studenten precies tot uiting komt, maar zeker is dat in oktober ‘82 al een 11e nummer verscheen van de ‘Kretenzer’- nieuwe stijl: het ‘Epi-Medium’. Enkele oud-redacteuren aan het woord over hun herinneringen aan hun tijd in de redactie. Prittstift en schaar > Maureen Sie Een prittstift, een schaar, een elektronische Brother typmachine die als een printer aan mijn Atari-computer hing, zo begon het – nog geen Mac-fundamentalist te bekennen in die dagen (we spreken over midden jaren ‘80). Prachtig was dat: een monotoon druk en driftig getik dat uit je elektronische typmachine oprees terwijl je toch echt op je buik plaatjes lag uit te knippen die het Epimedium moesten opfleuren. Want dat deden we dus met die prittstift en die schaar: illustraties en achtergrondjes knippen en plakken. Hoewel ik me werkelijk niets kan herinneren over de stukjes die ik schreef of opfleurde. Ik ben eigenlijk wel benieuwd naar het weerzien met, bijvoorbeeld, mijn uitgeknipte baksteentjes en ook wel een beetje naar die, volstrekt vergeten, geschreven stukjes. Wat zal ik daarin terug herkennen? Zou ik me herinneren dat ík het was die ze schreef, zou ik me herinneren waarom? Eigenlijk wel een lekker idee – dat al die schrijverij waar ik nu zo op ploeter, uiteindelijk nauwelijks kan wedijveren met het knip en prutswerk in de marges. Maureen Sie was van 1986 tot 1989 redacteur van het Epi-Medium. Snip > Jeroen Scheerder Een zonnige namiddag in de vroege zomer van wat wel het jaar 1988 geweest zal zijn. Hoofdredacteur Sebastiaan, in verschijning herinnerend aan de jonge Wagner, tikt en knipt en plakt dat het een lieve lust is. Het is de tijd van Filoserve en Filoslave, op De Tiende. Eén boven de theologen, daar in Transito-
de fil o so of · nummer 43
rium 2. Ik denk daar nog wel eens aan. En aan Plato en z’n satelliet, Pluto. Wie schreven? De hoofdredacteur, vol ijver; maar ook waren daar bijdragen over de dwingende relevantie van het tekstuele oeuvre van Elvis (Costello) en Nick (Cave) voor het contemporaine denken, en een enkel toefje bijdrage dat eerder tot contact met zielshulpverleners deed neigen dan aanzette tot denken. Dat leverde ook uitdagingen op, al was het alleen al om recht te doen aan overbundig aanwezige accentuatie of andere typografische koorddanserij. We waren jong, al beseften weinigen zich dat ten volle; ikzelf misschien nog minder dan ‘t gemeen. Met veel debat en een eindeloze inspanning verschenen Epimedia, werden themaforums georganiseerd. De redactie schoot voor en declareerde, zodat het gebrek aan bestuurlijke daadkracht van generatie na generatie (interim-)bestuurders der Centrale Interfaculteit een vrolijk constante noot kon blijken te zijn; universitaire carrières gevormd door wegpromoveren bij schromelijk falen te functioneren. Het stof der tijden heeft alles bedekt, de dromen zijn gebroken, liefdes ontloken en verdorden, en kinderen zijn geboren. Naar het zich laat aanzien zal het stof dat deze tijd bedekt niet meer optrekken. En toch, hoe weinig sporen er ook nagelaten zijn, waarde was er zeker. Vergankelijke waarde. Jeroen Scheerder was van 1988 tot 1989 redacteur van het Epi-Medium. Roeland > Ben Kuiken Zonder Epi-medium was ik nergens. Dat besef kwam een paar weken geleden toen ik nadacht over dit stukje. Ik ben na mijn studie journalist en later hoofdredacteur geworden en had dat nooit bereikt als Epi er niet was geweest. Denk ik. Ik leerde er stukjes tikken, pagina’s in elkaar zetten (ja, jongens en meisjes, met schaar en plaksel, want een computer hadden we toen nog niet). Ik herinner me nog mijn piepkleine kamertje op het IBB met de pagina’s hangend aan de muur. Tot diep in de nacht waren we bezig, want dat hoorde natuurlijk een beetje bij de romantiek van het blaadjes maken. Ik had er mijn eerste aanvaringen met mensen die vonden dat ze niet positief genoeg uit de verf kwamen of anderszins iets te zeuren hadden. Maar vooral leerde ik er Roeland kennen. Roeland had het blad op een fatsoenlijke hoogte getild, en toen het hem verveelde, mocht ik het van hem overnemen. Het werd natuurlijk nooit meer zo goed, maar ja. Roeland ging naar Parijs en ik mocht een tijdje met hem mee. Roeland ging de journalistiek in en hij hielp mij aan mijn eerste opdracht. Roeland startte Filosofie Magazine en ik, ja, ik mocht de grote interviews doen. Met Lyotard
18
en Baudrillard, en met de grote miskende filosoof Harry Mulisch. Ja, zonder Epi was ik nergens. Maar toch vooral ook zonder Roeland. Ben Kuiken was van 1986 tot 1988 hoofdredacteur van het Epi-Medium. Sturm und Epi > Marco Kunst Het was op de dag van de grote februari-storm van 1990. Vanaf de tiende verdieping van onze ivoren toren keken wij hoofdredacteuren van het Epimedium (Jan Springintveld en Marco Kunst) uit op de A28 en de A27 en zagen hoe daar het autoverkeer stagneerde - een beetje zoals vliegjes die je weg wilt blazen en die zich dan juist uit alle macht vastklampen en niet meer voor- of achteruit te krijgen zijn. Echt hoogte van wat er zich daar buiten allemaal afspeelde kregen wij niet - wij zaten achter dik glas en internet bestond nog niet. Wij hielden ons bezig met Belangrijker Zaken: de eindredactie van Het Nieuwe Nummer! Jan was een formalist en ik een fractie meer een pragmaticus. Dit betekende dat we ons volgens Jan moesten onderwerpen aan de ondoorgrondelijke Regels die de Apple MacIntosh computer ons op wilden leggen, terwijl ik vond dat je ook wel op zeker moment lekker kon gaan printen (er stond een - toen nog dure - laserprinter waar studenten onbeperkt gebruik van konden maken (ik heb daar indertijd ook zeker tien versies van mijn eindscriptie uitgedraaid)). Na het printen kon je dan fijn met tippex en schaar en plakband in de weer. Jan wilde echter toewerken naar het Magische Moment waarop je met één printcommando een perfecte, persklare uitdraai kon produceren: de ware Platoonse Epi! In mijn herinnering zijn we vooral uren bezig geweest om uit te zoeken hoe je paginanummers in het digitale document kon krijgen. De inhoud van het nummer? Geen flauw idee; ik weet alleen dat hij nogal dun was. En hij was dun omdat wij Principes hadden: we weigerden een heel lang ingezonden stuk over William James op te nemen omdat het in onze ogen te slecht was. Liever geen Epi dan een slechte Epi! Toen we rond half negen ‘s avonds eindelijk terug naar de stad fietsten - doodmoe, maar ook wel voldaan, want het was ons op de een of andere manier gelukt (niet rationeel, maar ook niet intuïtief, misschien door trial and error, maar helaas voor een volgende keer onreproduceerbaar) - zagen we pas wat voor ravage de storm had aangericht. Overal afgerukte takken en weggeblazen dakpannen, gekantelde auto’s en in het Wilhelminapark waren ware woudreuzen geveld.
19
Een paar dagen later konden we de vrucht van onze arbeid afhalen bij de universiteitsdrukkerij, waarna we gezellig enkele uren adresstickers konden gaan zitten plakken en een en ander bij de postkamer inleveren. Globaal uit die tijd stamt de uitspraak van Dr. Theo Verbeek - toen nog geen prof -, dat het Epimedium de ‘geestelijke diarree van de faculteit’ vormde. De meningen over of dit ook werkelijk zo was, waren gelukkig verdeeld (wij redacteuren vonden bijvoorbeeld van niet). Marco Kunst was van 1988 tot 1990 hoofdredacteur van het Epi-Medium. Zat ik in de redactie? > Jan Bransen Ik herinner me niets van redactievergaderingen. Ik schreef vooral bijdragen. Ik vraag me zelfs af of ik ooit officieel lid van de redactie ben geweest. Terugdenkend aan Epimedium schieten mij twee herinneringen te binnen. De eerste betreft het afscheid van Roeland Dobbelaer en Han van Ruler als hoofdredacteuren, zoals door hen beschreven in twee korte, naast elkaar gepubliceerde stukjes. Beiden deden voorkomen alsof zijzelf de enige echte invloedrijke hoofdredacteur waren geweest. Beiden deden alsof zij de ander volledig manipulatief onder controle hadden gehad, en alsof alle verdiensten van de ander in feite op hun rekening bijgeschreven kon worden. Het was erg grappig, omdat de stukjes in feite ook heel complementair waren, waardoor je door de enorme eenzijdigheid van ieder perspectief toch een heel compleet totaalbeeld kreeg. Je hoefde niet eens achter de schermen te hebben gekeken om een goed beeld te krijgen van hoe dat achter de schermen was gegaan. Een mooi staaltje ironie! De andere herinnering betreft een opmerking van de toenmalige hoofdredacteur (stom genoeg ben ik vergeten wie dat was). Ik had een tijdje een rubriek gehad waarin ik strategieën van spraakmakende tijdschriftartikelen analyseerde (vanuit didaktisch perspectief nog steeds een hobby van me). Ik was daar alweer een tijdje mee gestopt, zogenaamd omdat ik het te druk had om nog verder voor Epimedium te schrijven. In feite was ik echter een nieuwe rubriek begonnen, onder het pseudoniem “Lodewijk”, waarin ik verslag deed van de bijzondere ontmoetingen die Margareth Dudley (een spiritueel medium) had met de geesten van al lang overleden filosofen. Die geesten lieten zich gemakkelijk psychologiseren. Descartes, bijvoorbeeld, was een ontzettend onzekere man die voortdurend aan zijn eigen ingevingen en opvattingen twijfelde. Na een aantal nummers vroeg ik de hoofdredacteur achteloos wie die Lodewijk toch zou zijn. Ik verkeerde echt in de vooronderstelling dat niemand ook maar een idee zou kunnen hebben dat ik achter die stukjes over Margareth Dudley zat. Maar hij keek me aan en zei zoiets als “Iedereen in de hele faculteit weet natuurlijk al lang dat jij dat bent.” Het is een thema in mijn werk gebleven: het contrast tussen de onwetendheid van de eerste en de derde persoon. Jan Bransen was van 1986 tot in elk geval 1990 redacteur van het Epi-Medium.
nummer 4 3 · de f i l o s o of
Promotie-abstract
Donuts & desiring the bad
I
Annemarie Kalis
n een van Ian McEwan’s eerste romans, De brief in Berlijn, brengt de hoofdpersoon een avond door met de vrouw op wie hij verliefd is. Plotseling wordt hij bevangen door de drang om weg te gaan: “Terwijl het gebeurde, stond hij versteld van zichzelf. Hij wilde blijven, zij wilde dat hij bleef – en hij, hij stond erop om weg te gaan. Het was het gedrag van een vreemde en hij kon niets doen – niets dat zijn gedrag in de richting van zijn eigen belangen zou sturen. Zelfmedelijden had zijn gebruikelijke goede verstand vernietigd; hij bevond zich in een tunnel die uitliep op fascinerende zelfvernietiging”. In mijn proefschrift Failures of agency hou ik me bezig met dit soort vormen van irrationeel gedrag: gevallen waarin we A doen, terwijl we er tegelijkertijd van overtuigd zijn dat het beter zou zijn om B te doen. De meeste gevallen zijn minder dramatisch dan dat van de hoofdpersoon in McEwan’s boek; vertrouwde voorbeelden zijn te vinden op het terrein van computerspelletjes, donuts of alcoholische dranken. Mijn stelling is dat zowel alledaagse als dramatische vormen van irrationeel gedrag belangrijke implicaties hebben voor ons denken over handelen en persoonlijke identiteit. In de filosofie wordt irrationeel gedrag meestal beschreven als wilszwakte of als akrasia, een Griekse term die te vertalen is als gebrek aan zelf-controle. De gangbare definitie van akratisch handelen is “vrij en intentioneel handelen dat in strijd is met je eigen oordeel over wat, alles in aanmerking nemend, het beste is”. Centrale vragen in het debat zijn ten eerste: bestaan akratische handelingen wel, of bevat de definitie van akrasia een conceptuele tegenstrijdigheid? Deze vraag komt op omdat sommige handelingstheorieën veronderstellen dat vrije en intentionele handelingen noodzakelijk gericht zijn op dingen die als goed worden beschouwd. En ten tweede: als ze bestaan, hoe kunnen we akratische handelingen verklaren? Een belangrijk punt waarin mijn proefschrift afwijkt van andere literatuur over akrasia is dat ik beargumenteer dat irrationeel gedrag niet alleen filosofisch relevant is wanneer het als akratisch handelen kan worden begrepen: dus niet alleen voor zoverre het als vrij en intentioneel kan worden beschouwd. Ik laat zien dat sommige theorieën van vrijheid en handelen noodzakelijk tot de conclusie leiden dat akrasia niet kan bestaan: deze theorieën moeten alle gevallen waarin mensen tegen hun eigen oordeel in gaan als onvrij gedrag begrijpen. Mijn claim is dat ook onvrij irrationeel gedrag een verklaring behoeft, en implicaties heeft voor ons zelfbegrip en dus voor de filosofie. Dat geldt dus ook voor irrationele fenomenen zoals verslavingen en compulsief gedrag. Om wat voor implicaties gaat het dan? Het bestaan van irrationeel gedrag is van belang omdat het tot de conclusie leidt dat er geen noodzakelijk verband
de fil o so of · nummer 43
kan zijn tussen onze evaluatieve oordelen aan de ene kant, en onze verlangens aan de andere kant. Het is immers mogelijk om het in ieder opzicht beter te vinden om A te doen, en toch een sterker verlangen te hebben om B te doen. Het is in principe zelfs mogelijk om een verlangen te hebben om B te doen terwijl je B in geen enkel opzicht als goed beschouwt. Dit fenomeen staat bekend als desiring the bad. Dostojewski wijdde er zelfs een roman aan: Aantekeningen uit het ondergrondse. Zijn hoofdpersoon beklaagt zich dat “Hoe duidelijker de idee van het goede en “van al het schone en verhevene” mij voor de geest stond, des te dieper daalde ik in mijn poel en des te meer was ik geschikt om daar volledig in te blijven steken”. Ik beschrijf dit soort gevallen, maar ook minder extreme vormen van irrationeel gedrag, als falend actorschap: als mislukkingen in het uitoefenen van ons vermogen tot rationeel handelen. Het feit dat mensen regelmatig op deze manier falen is problematisch omdat het succesvolle rationele handelingen moeilijk te begrijpen maakt. Als er geen noodzakelijk verband is tussen onze oordelen en onze verlangens, hoe is het dan eigenlijk mogelijk dat onze oordelen over wat goed is vaak wel effect hebben op onze verlangens en op wat we doen? Met andere woorden: het feit dat wij kunnen falen in het uitoefenen van ons vermogen tot rationeel handelen laat zien dat we eigenlijk niet goed weten hoe we dit vermogen moeten begrijpen. Volgens de notie van actorschap die ik hanteer, houdt succesvol handelen in dat je je eigen verlangens stuurt op basis van een notie van het goede. Succesvol handelen vereist dat je jezelf op een bepaalde manier verhoudt tot je eigen verlangens, verlangens die je maar gedeeltelijk onder rationele controle hebt. Dit roept de vraag op: hoe verhouden we onszelf tot ons eigen irrationeel gedrag? In het laatste hoofdstuk van mijn proefschrift betoog ik dat onze verhouding tot ons eigen irrationeel gedrag noodzakelijk ambivalent is. We beschrijven dit gedrag vaak door te zeggen ‘ik had mezelf niet onder controle’ - en dit laat zien dat we tegelijkertijd twee tegenstrijdige rollen spelen: we zijn zowel de controlerende instantie als diegene die gecontroleerd dient te worden. Dat betekent ook dat we onze irrationele verlangens niet volledig buiten onszelf kunnen plaatsen: het zijn nog altijd onze verlangens, motivationele processen die kunnen worden beschreven als ‘ik wil....’. Mijn conclusie is dat, gegeven het soort wezens dat wij zijn, dit soort interne conflicten tussen elementen van onze persoonlijke identiteit onvermijdelijk zijn. Verdediging: Vrijdag 4 september, 16.15 uur, Academiegebouw. Op diezelfde dag organiseert het departement van 09.30-15.30 uur in het Academiegebouw een workshop over akrasia.
20
Verslag
Lezing Charles Taylor Peter Sperber Charles Taylor (de filosoof, niet de dictator) bestraling. Type Sean Connery zeg maar, maar dan anhoeft waarschijnlijk maar weinig introductie. Eersteders. Neem daarbij een boeiende manier van verteljaars zullen hem kennen van beroemde artikelen als len en een goed gevoel voor humor en het is duidelijk ‘The Concept of a Person’ en ‘Atomism’. Ouderejaars waarom deze man onder filosofen zo’n geliefd spreker wellicht ook van vuistdikke boeken als Sources of the is. Vanaf het moment dat hij begint met spreken vliegt Self: The Making of Modern Identity en zijn meest rede tijd voorbij. Het lijkt wel alsof hij nog maar net becente werk; A Secular Age. Taylor is zonder twijfel één gonnen is wanneer alweer het applaus klinkt. Maar van de meest belangrijke en veelzijdige hedendaagse wacht eens… Is dit wel schijn? Op mijn horloge zie filosofen, met belangrijke bijdragen aan onder meer ik dat sinds het begin van de lezing de wijzers slechts de sociale filosofie, de politieke filosofie en de geschiedrie kwartier verschoven zijn. Is dit werkelijk alles? denis van de filosofie. Daarbij is hij onder meer poliNatuurlijk, het verhaal was interessant maar er is niets tiek actief en is hij de winnaar van twee prestigieuze verteld dat men niet ook in de inleiding van A Secular prijzen, de Templeton-prijs en de Kyoto-prijs voor Age had kunnen lezen. Is het misschien pauze? Daar kunst en filosofie. En deze zelfde Taylor kwam op 11 lijkt het niet op. Als ‘verassing’ krijgt Taylor nog één mei 2009 in het Utrechtse academiegebouw een levan de eerste exemplaren van de Nederlandse vertazing houden over het eerder genoemde A Secular Age ling van het hierboven genoemde A Secular Age uitmet de aansprekende titel ‘Master Narratives of Secugereikt (een gratis tip voor de organisatie; wanneer je larity’. Het zal dan ook een schrijver met de niemand verbazen vertaling van "Type Sean Connery zeg maar, maar dan eerste dat er een meer dan zijn boek wil verassen, bovengemiddelde bezorg er dan voor dat er anders." langstelling voor deze geen grote stapels van lezing was. Waar de diezelfde vertaling al gemiddelde filosofische lezing met een beetje geluk bij binnenkomst te koop zijn). Daarna stroomt de 20 toeschouwers trekt daar liet de website voor de lezaal echter leeg en binnen de kortste keren staan we zing van Taylor al ruim 4 maanden van tevoren weten weer buiten. Hadden we hier 5 maanden op gewacht? dat er geen plaats meer was en dat dus de hele aula Natuurlijk, was het leuk om een groot filosoof als van het Academiegebouw gevuld zou zijn. Gelukkig Taylor eens in het echt te horen spreken, en wellicht hadden een redelijk aantal filosofen (waaronder onwas een ingewikkelde filosofische lezing ook niet te dergetekende) op tijd een plaatsje weten te bemachtiverwachten gezien het aantal niet-filosofen in de zaal, gen – overigens tot grote jaloezie van een stuk of wat maar alleen een kort verkooppraatje voor zijn nieuwe minder gelukkigen. Na 5 maanden ongeduldig wachboek is wel weer erg karig. Licht teleurgesteld verliet ten trokken wij dan ook vol verwachting naar het ik dan ook het gebouw, een stemming die overigens Academiegebouw, alwaar de totale chaos uitgebroken bij meerdere filosofen te bespeuren viel. leek; rijen voor de ingang, waartussen een aardig aanToch kijk ik, alles bij elkaar genomen, positief tetal mensen die niet op de lijst stonden en die op het rug op het bezoek van Taylor. Goed, het was niet de laatste moment toch nog naar binnen hoopten te kunbeste lezing van het jaar, maar wellicht ligt het grootnen; taferelen zoals men die normaliter slechts bij een ste voordeel van een dergelijk evenement niet zozeer belangrijke voetbalwedstrijd verwacht aan te treffen. in de concrete gebeurtenis zelf, maar in de invloed die Niet al te veel later was iedereen echter binnen en het heeft. Ik heb namelijk nog nooit, zolang ik filosokon de show van start gaan. Alhoewel, eerst moest er fie gestudeerd heb, zoveel filosofen enthousiast gezien nog gewacht worden op twee vrij overbodige inleidenover één schrijver, hetgeen mij in ieder geval een aande sprekers. Maar dan betreedt toch de hoofdspreker tal interessante gesprekken heeft opgeleverd. En het het podium. Charles Taylor is een mooie, bijna onfifeit dat een dergelijk bezoek het werk van een auteur losofische, verschijning; lang, gedistingeerd uiterlijk, op deze wijze tot leven kan wekken is mijns inziens al een diepe, duidelijke stem en een zelfverzekerde uiteen grote winst.
21
nummer 4 3 · de f i l o s o of
Column
Ship of fools
W
zwarte doos
ie niet leert van de geschiedenis is gedoemd deze te herhalen.” Zo gaat het cliché, maar ik ben geneigd te denken dat het eerste noch het tweede deel klopt. Leren van de geschiedenis doe men niet. Daarmee wil ik niet zeggen dat er geen aandacht bestaat voor de geschiedenis. Niets is minder waar. Maar wat men met die geschiedenis doet, is iets anders dan leren. Als ik het zou moeten beschrijven, zou ik zeggen dat ze aangeroepen wordt als fetisj. De geschiedenis is als ‘Charlie’ in Charlie’s Angels: gepretendeerd wordt dat de onzichtbare opdrachtgever een soort ‘mastermind’ is, maar zijn rol is ondanks alles marginaal. Hij is natuurlijk wel heel belangrijk enzo, maar Farrah Fawcett is jong en geil en heeft mooi haar dus laten we aan háár aandacht besteden. Minzaam keurt Charlie alles wat zijn angels doen goed. In een recente Groene Amsterdammer over ‘Obama’s nieuwe ideologen’ Sunstein en Thaler wordt even Adam Smith aangehaald om deze nieuwe lievelingen van de actualiteit van enig cachèt te voorzien. Men doet zich af met één alinea hooguit. Een gotspe. Dat een hoop van de ideeën waarmee Sunstein en Thaler komen al eeuwen in een zekere vorm bestaan en dat
de fil o so of · nummer 43
beiden dus niets wezenlijks nieuws zeggen, gaat daardoor jammerlijk aan iedereen voorbij. Het feit dat we principes zoals die van ‘de minste pijn’ en ‘de sterkste schouders, de zwaarste lasten’ kennen, dat überhaupt accijnzen en BTW gehanteerd worden, laat zien dat ingrijpen op de autonomie van de actor allang bestaat en – al dan niet terecht – gerechtvaardigd wordt geacht. Dat mijn (misschien) scriptiebegeleider nu pas steigert! Als Sunstein en Thaler te lichtvaardig de autonomie van de burger opofferen ten bate van zijn eigen welvaart, is onze erfenis van de geschiedenis óók problematisch. Dan heeft hij uit te leggen waarom dit al driehonderd jaar wél mocht gebeuren. De geschiedenis herhaalt zich niet zozeer als dat deze nooit weg is geweest, we zijn gestrand op het schip der dwazen dat eeuwig op open zee zal dolen. Ter troost: Martha Nussbaum wordt ook vermeld met een frivoliteit die de behandeling van Smith ruimschoots overtreft. De vermaarde auteur van the Fragility of Goodness heeft aan Sunstein haar lekkerste kus te danken. Dat stelt de lezer in staat deze tirade te relativeren, wrang genoeg, omdat zo eens te meer blijkt dat het altijd nog beter is om dood te zijn, dan vrouw.
22
FUF Activiteitenverslag
Forum: Nietzsche & Wagner
E
Inge de graaf
indelijk. Na weken van wachten onder begeleiding van enthousiasmerende en overredende verhalen van het FUF-bestuur zal het dan gaan plaatsvinden. Met grote ogen, die alle indrukken in één oogopslag pogen op te nemen, loop ik het prachtige gebouw aan de Drift binnen. Diezelfde ogen moeten moeite doen om het veel te hoge plafond te vinden. En terwijl ik omhoog staar en op de achtergrond word begeleid door pianospel dat door de gang galmt, word ik naar binnen geleid door een organisator. Het is half acht. Tussen de almaar groter wordende groep mensen baan ik mij een weg naar de laatste lege stoel van de zaal. De deur gaat dicht. Al is het voor even, want na nog geen minuut blijkt dat de mensen ook nu blijven toestromen. Zozeer dat er zelfs geen ruimte is om op de grond plaats te nemen. En terwijl de mensen nog steeds langzaam binnendruppelen, is er al een kort woord gesproken en vullen twee liederen van Friedrich Nietzsche de zaal: het Forum van Dryade over Nietzsche en Wagner is begonnen. De onverwachts warme stem van Daniël Hermán Mosterd in combinatie met de lieflijke voordracht van pianiste Irina Rozhneva zorgen voor een vrije loop van verscheidene gevoelens en gedachten, geuit door de gelaatsuitdrukkingen van de aanwezigen. En alhoewel in de ogen van velen Nietzsche geen “topcomponist” was, blijkt maar weer hoezeer de voordracht wonderen kan doen. Na luid applaus is het de beurt aan de heer Piet Steenbakkers om de muziek toe te lichten. Dit aan de hand van informatie over Nietzsche als componist en vermakelijke anekdotes. Het is mooi om te merken hoe gaandeweg het verhaal er een steeds helderder paradigma wordt geschetst en de gespeelde muziek meer
23
begrijpelijk lijkt te worden. De lezing is informatief en tegelijkertijd erg goed te volgen, mede dankzij de naar mijn idee op dit avonduur erg welkome humor, maar ook dankzij zijn rustige manier van spreken. Hierop wordt een recital gevolgd van drie liederen, gecomponeerd door Richard Wagner. Begeleid door dezelfde formidabele pianiste wordt ditmaal de zaal gevuld door een bijna overweldigende en hierdoor misschien ongrijpbare stem. De muziek zelf is naar mijn idee niet erg toegankelijk, wat het des te moeilijker maakt om het te begrijpen zonder het eerder gehoord te hebben en zonder bladmuziek voor je. De lezing die hierna wordt gegeven door de heer Marcus Düwell verduidelijkt het één en ander en ook hij geeft veel informatie over de componist, maar ook over de in die tijd erg opvallende relatie van Nietzsche en Wagner. 21.30 Uur, zo laat al? Tijd voor een afsluitende discussie is er nauwelijks, maar toch worden er her en der wat vingers in de lucht gestoken. Wanneer korte discussies zijn gevoerd en vragen zijn gesteld, wordt de avond besloten door een afsluitend gesprek en bedankje van Michael Lourens, één van de organisatoren van het Forum. Onder luid geklap loopt de zaal langzaam leeg; de één op weg naar huis, de ander op weg naar een drankje om na te borrelen. Dat klassieke muziek, in combinatie met gegeven achtergrondinformatie, je zo veel kan doen blijft in mijn ogen onbegrijpelijk. Onbegrijpelijk, maar hierdoor des te mooier. En het maakt de avond die van een leien dak liep ook des te mooier. Hulde voor de organisatoren, de sprekers en uiteraard de muzikanten, ook wel kunstenaars.
nummer 4 3 · de f i l o s o of
Conferentie
Wittgenstein & Naturalism University of Hertfordshire, Hatfield (UK) Recept. noodzakelijke onderdelen had uitgelegd, en toen was Voeg de volgende ingrediënten toe: John Searle (een het voor haar nog steeds niet erg grappig. kostelijk aperitiefje), Lynne Baker (zorg voor een snelZijn we dan zo opgeslokt door onze boeken en kookpan), Meredith Williams (valt wat zwaar op de filosofen dat we een soort filosofie-nerd-humor hebmaag), Jesse Prinz (voor het blauwe kleurtje), David ben ontwikkeld? Nee! Het is gewoon een duidelijk Papineau (aangeraden wordt geval ‘Background’, zou ik niet meer dan een theelepel), zeggen. En dat is precies Peter Hacker (vreemd, en waar de rest van Searles lezook niet erg lekker), William ing over ging. Het was de Child (naar smaak eventueel achtergrond volgens Wittweglaten), Dan Hutto (uit genstein die doorslaggevde eigen tuin), en natuurlijk end is voor het zien-als van een glaasje Anthony Kenny de wereld om je heen. Searle (stevig maar verfrissend nam dit begrip over, zette glaasje wijn op leeftijd). Het een hoofdletter vooraan gerecht smaakt—naar horen en gebruikte het in eerste zeggen—nóg beter met een instantie om te verklaren scheut Churchland, maar hoe wij de waarheidsvoordie heeft helaas niet iedereen waarden van zinnen kunin de voorraadkast staan. nen bevatten zonder dat die Mix de ingrediënten vastliggen in de betekenis goed door elkaar, voeg waar van de woorden. Langnodig zout (en cafeïne) toe, zaamaan vielen steeds meer en voilà: u bent verzekerd vaardigheden en aannames van een goed weekend vol onder de Background, diepzinnige gesprekken, vaardigheden die zelf nonscherpe ideeën, vergezochte intentioneel zijn, maar theorieën en ongezouten noodzakelijk voor het funchumor. Aanrader: het geheel tioneren van intentionele goed naspoelen met een of gedachte-inhouden en hantwee pints Fuller’s London delingen. Omdat ook aanPride. En vergeet u vooral names (‘de externe wereld geen rekening te houden met bestaat echt’) tot de BackJohn Searle (UC Berkeley) de after-dinner dip! ground gerekend worden, is foto: Chris Elenbaas er geen scherpe lijn te trekken Gedeelde Grappen > Liesbeth Schoonheim tussen onbewuste overtuigingen van het Network en Het is negen uur ‘s ochtends, zaterdag, en je zit in aannames in de Background. En het is precies dankzij zo’n raamloos college hok in een troosteloze Londense onze overtuigingen over kevertjes in doosjes dat wij suburb. Erg? Nee, niet echt wanneer op dat moment direct zien dat een Austin-imitatie best grappig is. John Searle voor je staat en anekdotes ophaalt van zijn studententijd. Picture this: een man van begin 70 die Daniel D. Hutto (Hertfordshire): A Tale of Two Naeen Brits accent opzet en zo letterlijk Austins benadeturalisms > Harmen Ghijsen ring van Wittgenstein door de zaal laat schallen. Les Met het praatje van Daniel Hutto ging er een één van Austin: “Next time, we will all bring a beetle adrenalinegolf door de zaal die Lynne Rudder Baker in a box with us.” aan het einde zelfs uit haar slof deed schieten, hoeBest grappig, toch? Ik vond het in ieder geval grapwel ze het eigenlijk eens was (of zou moeten zijn) pig, en iedereen daar die zaterdagmorgen ook. Ik promet de kern van Hutto’s verhaal. Hutto gaf een vlotte, beerde het ook aan mijn moeder uit te leggen, maar er duidelijke presentatie over Folk Psychology (FP) en ging best wat tijd over heen voordat ik überhaupt de mentale veroorzaking, gericht tegen onder andere
de fil o so of · nummer 43
24
Jaegwon Kim (wiens argument tegen mentale veroorzaking naar mijn idee sowieso overschat wordt). De algemene opponent was echter het ‘restrictieve naturalisme’ dat ervan uitgaat dat FP in overeenstemming moet worden gebracht met het mechanistische beeld van de geest. Volgens dit naturalisme moeten de verklaringen van FP productief causale verklaringen zijn; de redenen die ik bijvoorbeeld voor mijn handelingen geef, moeten ook daadwerkelijk mijn handelingen hebben veroorzaakt. En dit is precies de plaats waar Kims argument intrede doet, want hoe kan nu zowel FP als (neuro)biologie een causale verklaring geven voor mijn gedrag? In plaats van een keuze te maken tussen tokentoken identiteitstheorie of epifenomenalisme om dit probleem op te lossen, koos Hutto ervoor om de vooronderstellingen van dit probleem (het restrictieve naturalisme) aan te pakken: FP is helemaal niet gebonden aan een productieve vorm van causaliteit! Het enige dat FP nodig heeft, is een ‘counterfactuele’ vorm van causaliteit: als ik deze reden niet had gehad, dan had ik deze handeling ook niet verricht. Zodra we inzien dat FP alleen gecommitteerd is aan deze lichtere vorm van causaliteit, doet het probleem dat Kim schetst zich helemaal niet meer voor en hoeven we ons niet langer druk te maken over een beslissing in het metafysische debat tussen epifenomenalisme en token-token identiteitstheorie. Je zou kunnen zeggen dat Hutto deze problemen op Wittgensteiniaanse wijze uit de wereld heeft proberen te helpen. Lynne Rudder Baker (UMass), Does Naturalism Rest on a Mistake? > Fleur Jongepier Wat een verademing, bedacht ik me tijdens de lunch: iemand die de guts heeft om het diepgewortelde (ontologische) naturalisme aan te vallen; eindelijk iemand die de vraag stelt of deze niet op een fundamentele fout berust. Retorische natuurlijk, want het antwoord van Lynne was een overduidelijk “ja!”. Een ‘softie’—maar wel een met gebalde vuisten en felle uithalen. Ze begon met het belang van onze first-person phenomena te onderstrepen (lang verhaal kort: met ‘I’ verwijs ik naar mijzelf, met ‘I*’ schrijf ik een eerstepersoons verwijzing aan mijzelf toe)*. De fout die veel naturalisten maken, volgens Baker, is dat deze hieraan geen eer doen, maar de werkelijkheid ten volle denken te kunnen beschrijven in derde-persoons termen. First up: David Lewis, wiens “de se belief ”-theorie het niet voor elkaar krijgt om de vooronderstelingen van de eerste persoon te elimineren. Er blijft namelijk altijd een residu over, omdat self-ascription noodzakelijk terug slaat op ons eerste persoons perspectief. Vervolgens kreeg Dennett er van langs, wiens “Multiple Drafts Model” van bewustzijn net zo min louter rust op de derde persoon. Dennett’s residu: Ik geloof dat ik* een stip zie bewegen. One stubborn asterix!
25
Als laatste was Metzinger (Being No One) aan de beurt, met zijn self-model theory (of beter: no-selfmodel theory). Baker liet door middel van een verhelderend model van waar het (phenomenal) self zich in Metzinger’s model zou moeten bevinden, zien dat zijn theorie tot onacceptable consequenties leidt. Niet in het minst omdat Metzinger het liefst (en het meest rigoureus van de drie) af wil van wat Baker nu juist wil behouden: een robuust eerste-persoons perspectief. Dus daar sta je dan met je bord vol aardappels en je mond vol tanden, je af te vragen waar het (subjectieve) Ik* vandaan komt in een naturalistisch verhaal van het Zelf dat zich niet uitsluitend beroept op het derde persoons perspectief. Food for thought. * het is ‘m natuurlijk allemaal om de asterix te doen.
Lynne Rudder Baker (UMass Amherst): “It’s pre-scientific! It’s pre-theoretical!” foto: Chris Elenbaas
nummer 4 3 · de f i l o s o of
Klassieker
Albert Egberts en zijn tandeloze tijd Michiel Hordijk
E
én van de klassiekers uit de Nederlandse literatuur is voor mij de Tandeloze Tijdcyclus van A.F.Th. van der Heijden. Deze megalomane cyclus beslaat in totaal 7 boeken: een proloog (De slag om de Blauwbrug), deel 1 (Vallende Ouders), deel 2 (De Gevarendriehoek), deel 3a (Het Hof van Barmhartigheid), deel 3b (Onder het Plaveisel het Moeras), deel 4 (De Advocaat van de Hanen) en een ‘intermezzo’: het boekenweekgeschenk van 1992 (Weerborstels). De boeken die samen de Tandeloze Tijd vormen zijn een zedenschets van het Nederland van de jaren vijftig tot en met tachtig, een Brabantse streekroman, een Bildungsroman en een filosofische ideeënroman in één. Ze beschrijven grotendeels het leven van Albert Egberts, van der Heijden’s alter ego, van zijn geboorte in Eindhoven tot zijn neergang als auto’s krakende heroïnejunk in Amsterdam. In de eerste twee boeken van de cyclus leren we Albert kennen vanaf zijn vroegste jeugd tot zijn dagen als filosofiestudent in Nijmegen. De bladzijden die spelen in het Brabantse land zijn van een overrompelende schoonheid, van der Heijden schrijft in een prachtig, beeldend en poëtisch Nederlands, je kan de geuren van de polders en de velden bijna ruiken, je ziet de beelden bijna tastbaar voor je geestesoog verschijnen. We leren de jonge Albert kennen als een echte toeschouwer, als klein jongetje wordt hij door zijn moeder tijdens een hete zomer in een koele teil met water gezet, wat zijn gedachten uit doet gaan naar het kleiner worden van zijn wereldje, dat veroorzaakt lijkt te worden door de hitte, hoewel zijn Oom, Albert’s grote held, hem juist heeft uitgelegd dat hitte dingen doet uitzetten in plaats van inkrimpen. Het uitzetten en inkrimpen van Tijd blijft een obsessie voor Albert, als student formuleert hij het begrip ‘leven in de breedte’, wat erop neerkomt dat hij elk moment tot in het oneindige uit wil rekken, door
de fil o so of · nummer 43
eindeloos ‘in de breedte’ te blijven denken, associërend en filosoferend, om zo de Tijd te slim te zijn. Dat uitdijende leven in het hoofd heeft echter ook een nadeel: Albert krijgt het idee dat hij niet aan het ‘ware leven’ deelneemt, iets waar hij dan ook een diepe angst voor heeft: “Ik wilde tot de wereld ingaan, maar mocht er niet door aangetast of aangevreten worden. De tijd moest liefst tandeloos aan me voorbij trekken.”1 Het leidt tot een halfslachtige houding: Albert wil wel aan de wereld deelnemen, maar er niet door beschadigd worden, en blijft zodoende steeds half aan de zijlijn hangen. Hij heeft één voet in het speelveld, maar blijft met de andere achter de krijtlijn haken, zodat hij altijd nog terug zou kunnen. Misschien is het geen wonder dat hij met deze houding Filosofie is gaan studeren, het lijkt een uitstekende studie voor een ‘toeschouwer’ te zijn. Als filosoof moet je immers het overzicht behouden, je moet het complete speelveld kunnen overzien, en niet zelf ergens op het middenveld verdrinken, opgaand in het tumult van de wedstrijd. Wanneer Albert in het vierde en vijfde boek toch pogingen doet om de wedstrijd naar zijn hand te zetten, ‘het leven ten volle te leven’, ontspoort hij dan ook onmiddellijk: na een heroïneverslaving en een mislukte moordaanslag belandt hij uiteindelijk in de gevangenis. Misschien is het is de prijs die hij moet betalen voor het verloochenen van zijn natuur: een filosoof, die is voorbestemd om aan de zijlijn toe te kijken en af en toe een balletje terug te schoppen, die moet zich niet in het strijdgewoel gaan mengen, daar komen alleen maar ongelukken van… Ik kan de boeken van de Tandeloze Tijd aan ieder1
A.F.Th van der Heijden – Vallende Ouders, Querido, 17e druk 1992, blz. 28.
26
een aanraden. Ze vormen een zeldzaam hoogtepunt in de Nederlandse literatuur van de afgelopen dertig jaar. De boeken zijn beeldend, ontroerend, uitgesponnen scènes worden afgewisseld door prikkelende filosofische gedachtesprongen en er is een psychologische ontwikkeling die dwars door de boeken heen loopt en alles op een organische manier aan elkaar blijft verbinden. Deel vier wordt over het algemeen als het meest geslaagde boek beschouwd, hoewel dit deel een andere protagonist heeft dan de andere zes boeken: Ernst Quispel, een ‘dipsomane’ advocaat, speelt in dit boek de hoofdrol. Maar aangezien alle boeken met elkaar verbonden zijn en er (in overeenstemming met het
belangrijkste thema) geen enkelvoudige lineaire verhaallijn is, kan er met elk van de zeven boeken begonnen worden. Van der Heijden is meerdere keren onderscheidden voor verschillende delen van de cyclus: hij heeft de F.Bordewijkprijs 1986 en Multatuliprijs 1986 voor ‘De Gevarendriehoek’, ontvangen, de Gouden Uil 1997 voor ‘Het Hof van Barmhartigheid’ en ‘Onder het Plaveisel het Moeras’ en de Generale Bank Literatuurprijs 1997 voor wederom ‘Onder het Plaveisel het Moeras.’ Op dit moment is van der Heijden druk bezig met zijn volgende monsterproject: ‘Homo Duplex’, een nieuwe romancyclus die zo mogelijk nog grootser van opzet is dan de Tandeloze Tijd.
Recensie
Morgenrood Dascha Düring
I
n dit boek vindt men een ‘onderaardse’ aan het werk, iemand die boort, graaft, ondergraaft. Men ziet hoe hij, mits men oog heeft voor zulk werk in de diepte, stilaan, bedachtzaam, met zachte onverbiddelijkheid vooruitkomt, zonder dat de benauwdheid, die nu eenmaal hoort bij het langdurig ontberen van licht en lucht, al te zeer merkbaar wordt; men zou zelfs kunnen zeggen dat hij tevreden is met zijn donkere arbeid. Lijkt het niet dat een of ander geloof hem leidt, een troost hem schadeloos stelt? Dat hij wellicht bewust kiest voor zijn eigen lange duisternis, zijn onbegrijpelijkheid, verborgenheid, raadselachtigheid, omdat hij weet wat hij daarmee ook zal krijgen: zijn eigen morgen, zijn eigen verlossing, zijn eigen morgenrood?... Zeker, hij zal terugkeren: vraag hem niet wat hij wil, daar beneden, hij zal het jullie zelf wel zeggen, deze schijnbare Trophonius en onderaardse, zodra hij weer ‘mens geworden’ is. Men verleert het zwijgen grondig wanneer men, als hij, zo lang mol geweest is, alleen geweest is. Aldus luidt het eerste gedeelte van het voorwoord van Nietzsche’s bundel aforismen getiteld Morgenrood. Een voorwoord dat niet in eerste instantie was toegevoegd aan het werk, waarvan de eerste uitgave in 1881 uitkwam, maar pas bij de tweede uitgave, anno 1887, werd toegevoegd. De aforismen zijn weergaven van overpeinzingen die hij tijdens het voorjaar en zomer van het jaar 1880 op papier zette, niet lang nadat hij gebroken had met Wagner en zijn professoraat te Ba-
27
zel had opgegeven. Het zijn pijnlijke overpeinzingen; Nietzsche neemt de heersende (christelijke) moraal onder de loep en zoekt naar de fundamenten waarop haar doctrines zijn gestoeld; hij bespreekt in het werk elementen van de heersende (christelijke) moraliteit, haar grondslagen, gebruiken en idealen en karakteriseert deze als contingent, ridicuul en destructief. Morgenrood kan op verschillende wijzen gelezen worden: als ideologische onderbouwing van de werken waarin hij zijn giftige maatschappijkritische pijlen explicieter op de christelijke moraal richt, als juxtapositionering (vergeef me mijn anglicisme) van de christelijke moraliteit en een uitgaande van de Wille zur Macht als ontologisch principe, als illustratie van de conceptualisatie van waarheid als contingent met de daaraan gelieerde notie van politiek als strijdarena tussen verschillende partijen waarin voortreffelijkheid van de (Über) mens mogelijkheid tot manifestatie moet krijgen… Toch sta ik een andere lezing voor. Wellicht is dit de onwetendheid van de recensent (die slechts Also sprach Zarathustra, Der Antichrist en enkele artikelen van de auteur heeft gelezen), desalniettemin is het frappant dat de vraag naar de juiste lezing van dit werk prachtig in het thema van deze editie van de Filosoof past. Ik heb Morgenrood gelezen als uiting van de ideeën van Nietzsche als mens, een persoon die zich direct geconfronteerd zag met een de maatschappij-vormgevende moraal die hem als ongefundeerd
nummer 4 3 · de f i l o s o of
en (om een term van Michel Foucault te lenen) gevaarlijk voorkwam. De gedachten van de auteur over de uitingen van het heersende morele doctrine zijn scherpzinnig, relatief genuanceerd en pijnlijk: pijnlijk aangezien zij een uitdrukking zijn van een overtuiging dat hem dicht bij het hart ligt; namelijk dat het christendom meer kapot maakt dan haar onderdanen lief is. Dit werk dient mijns inziens niet als ondergeschoven kind beschouwd te worden in Nietzsche’s nalatenschap: zij is geen onderbouwing van een thema of idee dat hij in andere boeken naar voren brengt. Het zijn overpeinzingen, welke vanzelfsprekend niet los beschouwd kunnen worden van de ideeën die hij in andere werken expliciet maakt, maar desalniettemin is het mijns inziens zonde om Morgenrood slechts als aanvulling of illustratie te beschouwen, zij is een steeds zeldzamer wordende uiting van de drijfveren die een groot denker leidden tot de standpunten die hij innam. Van een filosoof als mens, een mens die in de wereld staat, zaken bespeurt die hem tot in het diepst van zijn ziel ongelukkig maken, en resulteerden in een van de meest fundamentele maatschappijkritieken die de westerse samenleving tot haar historisch gedachtegoed mag rekenen. Wij moeten, als interpreten van de groten (en minder groten) die ons zijn voorafgegaan, auteurs geen woorden in de mond leggen, ook niet indien zij deze in andere werken hebben vereeuwigd.
de fil o so of · nummer 43
Als dit het gangbare format van interpretatie zou worden, sluiten wij automatisch denkers als Nietzsche uit in hun menselijkheid. Analytisch theoretiseren is een waardevolle vaardigheid voor de filosoof, maar tenminste in de interpretatie van de werken van anderen moet zij openstaan voor ideeën die zich niet in eerste instantie lenen voor een dergelijke interpretatie. Morgenrood is een verzameling overpeinzingen die een prachtige inleiding dan wel verdieping vormt in het gedachtegoed van Nietzsche; een blik in de mens als mens, niet direct de mens als filosoof. Dit is juist haar kracht; de lezer krijgt verdieping in de persoonlijkheid achter de eloquent geformuleerde stellingen, de pijnlijkheid van de ervaringen van de uitwassen der moraliteit die hij ‘als mol ondergraaft’. Zo heb ik de aforismen gelezen en ervaren; als overpeinzingen van een mens met een filosofische attitude. En vond haar prachtig. De lezer mag zelf besluiten of zij Nietzsche beschouwt als een ‘orakelgevende godheid, zoals de zelfbenoeming ‘Trophonius’ vereist… len’
‘Morgenrood – gedachten over morele vooroordeNietzsche, F. Uitgever Arbeiderspers ISBN/EAN 9789029566926
28
Lezersreactie
Instinctieve huiver
M
Michiel Hordijk
et veel belangstelling heb ik de artikelen van de vorige ‘Filosofe’ [no. 41 – red.] doorgenomen. Eén aspect werd echter totaal genegeerd, in deze toch in hoge mate ook zinnenprikkelende discussie: het esthetische aspect. Dit is een pleidooi tegen het broekpakfeminisme. Op esthetische gronden kunnen we al zien dat deze beweging onnatuurlijk is, en wat onnatuurlijk is, dat zal niet overleven, zoveel heeft Darwin ons wel geleerd. Natuurlijk zijn er verschillende smaken, sommige mannen vallen op blond, andere op donker. Er zijn billenmannen, borstenmannen, er zijn zelfs mannen die oprecht beweren door de knieën te gaan voor prachtige blauwe ogen. Maar ik weet zeker dat er één soort vrouw is waar geen enkele man voor valt, waar mannen zich zelfs instinctief in een lichte huiver van afwenden: dat is de broekpak dragende, op de barricade zwaaiende, slecht leesbare pamfletten schrijvende, vaak zware shagrokende, vreemd kapsel hebbende en immer boos en gekrenkt lijkende feministe. Waarom is dit nu het geval? Heeft het met intellectuele, programmatische, politieke standpunten te maken? Voelen mannen zich bedreigd door dit type vrouwen? Mannen vinden het misschien niet prettig dat vrouwen hun domein binnendringen, kritiek leveren op hun handel en wandel, hun autoriteit in twijfel trekken en morrelen aan de basis van de mannelijke macht. Toch denk ik niet dat dit de belangrijkste reden is voor de mannelijke aversie tegen dit type vrouwen. De meeste mannen zullen het namelijk inhoudelijk best wel eens blijken te zijn met de stellingen van de broekpakvrouw. Het gaat niet zozeer om de inhoud, het gaat om de vorm. In hun oorlog tegen het patriarchaat verliezen de broekpakfeministen hun belangrijkste wapen, en saboteren zo hun eigen agenda: hun vrouwelijkheid, hun schoonheid, hun aangeboren en van God gegeven elegantie. De broekpakfeministen verloochenen hun natuur en wekken een instinctieve huiver op, een huiver die hun op de lange termijn op zal breken. Want een fe-
nomeen dat huiver opwekt, kan nooit een lang leven beschoren zijn. De mens als soort keert zich af van het onnatuurlijke, het onaantrekkelijke, de huiver opwekkende elementen dienen uit de gemeenschap verwijderd te worden, wil de soort succesvol kunnen blijven voortbestaan. Vrouwen zullen nooit hun feministische doelen bereiken door halve mannen te worden, ze zullen slechts afkeer oproepen en gefrustreerd raken doordat ze ergens, op een basaal niveau diep van binnen, ook wel voelen knagen dat ze hun essentie zijn kwijtgeraakt, hun heilige kern hebben opgeofferd aan een waanidee: hun vrouwelijkheid is het kind dat ze met het badwater hebben weggegooid. Is het feminisme dan per definitie tegennatuurlijk? Geenszins. Het leven is een eeuwige strijd, en dat geldt niet alleen voor de mannen. Maar de succesvolle feministe zal geen broekpak dragen, zij zal een elegante vrouw zijn, een vrouw die niet bang is haar vrouwelijkheid te tonen, haar vrouwelijkheid misschien wel subtiel uit te buiten. Vrouwen moeten voldoen aan andere esthetische normen, zijn geselecteerd op andere eigenschappen: fijnheid, elegante, zachtheid. Maar ook geraffineerdheid, socialiteit, een scherpe intuïtie en mensenkennis. De succesvolle feministe zal een mooie vrouw zijn, die haar vrouwelijkheid niet probeert te overwinnen, maar juist uitbuit en vergroot. Ze zal mannen niet overtreffen in mannelijkheid, maar mannen verslaan door haar eigen vrouwelijke krachten. Een voorbeeld van deze supervrouw? Ik heb bij de laatste verkiezingen nog op haar gestemd: Femke Halsema. Die zie ik zo snel nog niet in een broekpak op een barricade staan zwaaien, een shaggy uit haar mondhoek bungelend. Femke begrijpt dat esthetica in het leven, en dus ook in de politiek, van essentieel belang is. Lang leve het natuurlijke feminisme van Femke Halsema, moge ze een einde maken aan het broekpakfeminisme, waar, laten weer eerlijk zijn, niemand toch echt vrolijk van werd. Bovenstaande inzending is door de redactie ingekort.
29
nummer 4 3 · de f i l o s o of
Filosofische Kalender 6 juni tot 22 november Tentoonstelling: Van Adam tot DNA Van Adam tot DNA gaat over de menselijke identiteit. Sinds Charles Darwin poneerde dat mens en aap gemeenschappelijke voorouders zouden hebben, is de discussie over het specifiek menselijke niet meer gestopt. De tentoonstelling gaat in op enkele cultuurhistorische visies over de plaats die de mens op aarde inneemt. Waar: Lange St. Agnietenstraat 10, Leiden Kosten: Ä 6,- / Ä 3,- kinderen, CJP, 65+ Meer informatie: www.museumboerhaave.nl 17 juli Kinderen van onze tijd? Afscheidscollege prof.dr. Koos de Valk bij Hovo Rotterdam Prof.dr. Koos de Valk is vanaf het begin in 1988 betrokken geweest bij Hovo Rotterdam en heeft na zijn emeritaat aan de Erasmus Universiteit nog duizenden mensen geboeid met zijn lezingen. Zijn afscheidscollege gaat over de vraag in hoeverre wij kinderen van onze tijd zijn of dat we aan de tijdgeest kunnen ontsnappen. Waar: Campus Woudestein, Burgemeester Oudlaan 50, Rotterdam Kosten: 7,50 Meer informatie: http://www.eur.nl/hovo_rotterdam/ inschrijven/inschrijfformulier_zomeracademie/
$1000 and, upon recommendation of the selection committee, be published in Inquiry. The author of the winning essay will also be brought to the University of Kentucky in the Fall of 2010 to present it. Essays will be judged by a process of blind review. Submissions should be appropriately formatted for such a process, with the author’s name and other identifying information appearing only on a separate cover sheet. Essays should be double spaced, in English, and no more than 8000 words in length. Past and present faculty and students at the University of Kentucky are ineligible to compete. Submissions should not have been previously published or submitted for publication. The deadline for submissions is March 1, 2010. Essays should be submitted in triplicate in typed (hard copy) form to Ms. Katie Barrett, Department of Philosophy, University of Kentucky, Lexington, KY 40506-0027 USA. No electronic submissions please.
25 tot 28 augustus Eros in de westerse cultuur Masterclass Eros in de westerse cultuur: De blijvende zeggingskracht van Platoís Symposium. Door prof.dr. Rudi te Velde e.a. Waar: Rotterdam Meer informatie: http://www.radboudstichting.nl/ Essay wedstrijd! University of Kentucky Seventh Annual Prize Essay Competition in European Philosophy from Kant to the Present. QUESTION: How is Doing Philosophy Related to Doing the History of Philosophy? This topic may be addressed historically, systematically, or through any combination of these two approaches. The winning essay will receive a prize of
de fil o so of · nummer 43
30
-?>K>G -
0>>KMB>G OHHK::GLM::G=> (>=>KE:G=LM:EB@> :NM>NKL ;>LIK>D>G ;H>D>G O:G EHLH?>G =B> >>G LM>FI>E A>;;>G @>=KNDM HI => MPBGMB@LM> >>NP '>M ;BC=K:@>G O:G H: ,>Gb HHFD>GL !>K !KHHM *B>M>K *>D>EA:KBG@ >G ,N=B 0BLD>K
">M E:G@O>KP: