Bewegen en Sport in het MBO Servicedocument voor Bewegen en Sport in de competentiegerichte kwalificatiestructuur voor het Middelbaar Beroepsonderwijs (MBO)
Berend Brouwer (SLO) en Bert Boetes (MBO Raad) juni 2008
Verantwoording
© 2008 SLO, Nationaal Expertisecentrum Leerplanontwikkeling, Enschede Alle rechten voorbehouden. Mits de bron wordt vermeld is het toegestaan om zonder voorafgaande toestemming van de uitgever deze uitgave geheel of gedeeltelijk te kopiëren dan wel op andere wijze te verveelvoudigen.
Auteurs: Berend Brouwer (SLO) en Bert Boetes (MBO Raad)
In opdracht: MBO Raad - Platform Bewegen en Sport MBO
Informatie adres SLO Nationaal Expertisecentrum Leerplanontwikkeling Secretariaat VMBO/MBO Postbus 2041, 7500 CA Enschede Telefoon (053) 4840 663 E-mail:
[email protected]
AN: 5.3805.094
Inhoud
Aanleiding Op weg naar een nieuw servicedocument bewegen en sport in het MBO Voortbouwen op het referentiedocument De nieuwe kwalificatiestructuur Gevolgen voor het onderwijs Aansluiten bij het document Leren Loopbaan & Burgerschap Aansluiten bij de competentiegerichte kwalificatiestructuur De rol van werkprocessen
5 8 9 9 11 13 14 15
Overzicht mogelijkheden voor bewegen en sport in het middelbaar beroepsonderwijs16 Overzicht 16 Uitwerking in thema's 17 Uitwerking van de thema's 18 Voorbeelden uit de praktijk
23
Aanleiding
Nadat zo'n vijftien jaar geleden doelstellingen met betrekking tot lichamelijke opvoeding werden geschrapt uit de eindtermen voor vrijwel alle vormen van middelbaar beroepsonderwijs is er een heftige discussie op gang gekomen over de plaats van bewegen binnen het Mbo. Aan de ene kant heeft deze maatregel ertoe geleid dat op veel Mbo-instellingen studenten in het kader van het curriculum geen bewegingsactiviteiten meer op hun programma hebben staan. En aan de andere kant zijn er allerlei vernieuwende impulsen ontstaan om bewegen toch een plaats in de opleidingen te geven en hebben diverse belanghebbenden te kennen gegeven dat zij het van groot belang vinden dat bewegen en sport wel degelijk een plaats krijgen in het Mbo. Zo stelt de Raad van Onderwijs, Jeugdzaken en Cultuur van de Europese Commissie in haar zitting van 5 en 6 mei 2003, waarin het Europees jaar voor opvoeding door sport werd ingesteld, onder meer dat: • de waarden van sport, namelijk bevordering van het lichamelijke en geestelijk welzijn, de ontwikkeling van fysieke, intellectuele en sociale vaardigheden en de verbetering van de levenskwaliteit, moeten worden verspreid, zowel in het onderwijs als op andere gebieden van het maatschappelijk leven. • onderwijssystemen aantrekkelijker kunnen worden gemaakt door sport te gebruiken als een opvoedkundig middel om de betrokkenheid van jongeren bij binnen- en buitenschoolse vorming te verhogen, • het belangrijk is om door sportbeoefening aangekweekte waarden als zelfdiscipline, gevoel van eigenwaarde en wilskracht te bevorderen, zodat jongeren worden geholpen hun vaardigheden en beperkingen te onderkennen en de problemen te overwinnen waarmee zij in het dagelijks leven kunnen worden geconfronteerd, zodat zij in staat zijn hun doelstellingen te verwezenlijken en zelfstandig te worden, • sport via waarden als solidariteit, eerbied voor anderen, participatie en eerlijk spel bijdraagt tot de socialisatie van jongeren, hun deelname aan het openbare leven stimuleert en democratische waarden en burgerzin onder jongeren bevordert, • sport tolerantie, aanvaarding en eerbied voor verscheidenheid en sociale cohesie aankweekt in de omgang met andere jonge sporters en zo een belangrijke bijdrage kan leveren tot intercultureel begrip en tot de bestrijding van racisme, vreemdelingenhaat, seksisme en andere vormen van discriminatie, • vrijwilligerswerk in de sport moet worden gestimuleerd, met de deelneming en actieve bijdrage van alle betrokken instanties, in het bijzonder de vrijwilligersverenigingen en -organisaties voor jeugdsport. e In een motie die in najaar 2002 in de 2 Kamer is ingediend en die kamerbreed werd ondersteund, stellen de Kamerleden dat “bewegen onderdeel dient uit te maken van de kwalificatiestructuur voor het BVE omdat het verstoken blijven van bewegingsactiviteiten in de onderwijsprogramma’s bij leerlingen leidt tot minder sportparticipatie en grotere gezondheidsrisico’s".
⏐5
De staatssecretaris van OCW heeft aangegeven dat de resultaten van het project Aantrekkelijk bewegen, uitgevoerd door de BVE-raad onder financiering van het ministerie van OCW, garandeert dat in de nieuwe kwalificatiestructuur aandacht zal worden gegeven aan bewegen. Recent onderzoek van TNO heeft verder aangetoond dat werknemers die sporten, minder ziekteverzuim vertonen en bij ziekte sneller herstellen. Werknemers ( en werkgevers) moeten hun verantwoordelijkheid nemen voor het aandacht besteden aan lifestyle en de plaats van bewegen hierin. Dit kan gezondheidsproblemen ten gevolge van werk voorkomen. (bijvoorbeeld rsi) In een onderzoek van het Mulierinstituut onder BOL-leerlingen van ROC’s en AOC’s blijkt dat er een positieve relatie bestaat tussen bewegen op school en bewegen in vrije tijd. Bij de motieven voor bewegen en sport staan gezondheid, ontspanning, sociale contacten en verminderen van stress hoog op de lijst. Bij de onderzochte scholen wordt een breed scala aan activiteiten aangeboden, binnen en buiten het curriculum en binnen en buiten de school in wekelijkse uren maar ook in de vorm van sportieve dagen en weken. Het bestuur van de BVE-raad heeft al in 2004 in de persoon van haar voorzitter Mw. Vliegenthart haar steun gegeven aan het manifest Bewegen en sport in het beroepsonderwijs, waarin gepleit wordt voor het opnemen van deze activiteiten in de nieuwe kwalificatiestructuur. De stuurgroep kwalificatiestructuur heeft in haar vergadering van 11 maart 2004 aan het procesmanagement de opdracht gegeven Bewegen en sport en moderne vreemde talen in de kwalificatiestructuur te positioneren. Het Manifest Bewegen en Sport in het beroepsonderwijs, basis voor burger- en vakmanschap is ondertekend door een breed scala aan vertegenwoordigers van maatschappelijke en politieke organisaties. En in het kader van de Alliantie School en Sport Samen Sterker (een in 2005 gesloten samenwerking tussen de ministeries van OCW en VWS en NOC*NSF) is er ook ruimte aandacht voor bewegen en sport in het Mbo. Zo is er een Nationaal Team Bewegen en Sport in het Mbo actief dat het belang van bewegen in het Mbo onder de aandacht wil brengen, zijn er sprintpremies beschikbaar gesteld voor Mbo-instellingen die bewegen en sport op vernieuwende wijze een plek binnen hun opleidingen geven en is er in het kader van de Brede Analyse onderzoek gedaan door DSP-groep naar de stand van zaken en naar de randvoorwaarden die vervuld moeten worden om de gewenste situatie met betrekking tot sport en bewegen in het Mbo te kunnen realiseren. Kortom: brede politieke èn maatschappelijke steun voor meer aandacht voor bewegen en sport in het middelbaar beroepsonderwijs. In 2008 moet een en ander zijn beslag krijgen in de nieuwe kwalificatiestructuur voor het Mbo. Deze op het ontwikkelen van competenties gerichte kwalificatiestructuur moet de vierde generatie eindtermen van de oude kwalificatiestructuur gaan vervangen. In deze nieuwe kwalificatiestructuur ontbreken weliswaar nog steeds directe eindtermen op het gebied van bewegen, maar zowel in de beroepsgerichte kwalificaties als in het eind 2006 vastgestelde document Leren, Loopbaan en Burgerschap staan vele aanknopingspunten voor een in het kader van de beroepsopleiding zinvolle invulling van bewegen en sport.
⏐6
Dit document heeft de bedoeling om opleidingen in het Mbo te helpen een volwaardige plaats voor bewegen en sport te realiseren. Dat doen we door een aantal invalshoeken te schetsen hoe naar het belang en de rol van bewegen en sport in het Mbo te kijken in relatie tot de nieuwe kwalificatiestructuur en daar voorbeelden bij te geven van hoe voorloper-scholen daar al succesvol mee hebben geëxperimenteerd.
⏐7
Op weg naar een nieuw servicedocument bewegen en sport in het MBO Voortbouwen op het referentiedocument In het referentiedocument 'Meervoudig bewegingsbekwaam in beroep en 1 samenleving' zetten we uiteen op welke wijze bewegen en sport een rol zou kunnen spelen in het Mbo. Daarmee namen we al een voorschot op de nieuwe, competentiegerichte kwalificatiestructuur voor dat Mbo. We onderscheidden daar een vijftal invalshoeken om bewegen en sport te benutten binnen het middelbaar beroepsonderwijs: - Bewegen en gezond werken; - Bewegen en welzijn; - Bewegen en kerncompetenties; - Bewegen en burgerschap; - Bewegen en leren; Inmiddels is het nieuwe format voor de ontwikkeling van kwalificaties voor 2 competentiegericht beroepsonderwijs verschenen. Daarnaast is nu ook het document 3 Leren, Loopbaan en Burgerschap vastgesteld. Omdat we van mening zijn dat bewegen en sport zowel in kwalificerende zin als in het licht van leren, loopbaan en burgerschap van betekenis is, lijkt het ons nu een goed moment om opnieuw na te gaan op welke wijze dat binnen deze nieuwe contouren ingepast kan worden. Het is daarbij niet meteen zo dat er geheel nieuwe inzichten zijn ontstaan over de betekenis van bewegen en sport in het Mbo. Eerder willen we bestaande inzichten aanscherpen en inpassen aan de nieuwe kenmerken van de kwalificatiestructuur. Om duidelijk te maken hoe we dat voor ons zien eerst in het kort iets over die nieuwe kwalificatiestructuur.
1
Meervoudig bewegingsbekwaam in beroep en samenleving. Referentiedocument voor de kwalificatiestructuur BVE. Bert Boetes (BVE Raad) en Berend Brouwer (SLO), april 2004 2 Kwalificaties voor competentiegericht beroepsonderwijs. Stuurgroep competentiegericht beroepsonderwijs, COLO april 2006 3 Document Leren, Loopbaan en Burgerschap. Gemeenschappelijk procesmanagement competentiegericht beroepsonderwijs, februari 2007
⏐8
De nieuwe kwalificatiestructuur De beschrijvingsstructuur, het format voor de kwalificaties voor het Mbo is als volgt: Na een meer algemene beschrijving van een beeld van de beroepengroep, formele vereisten, loopbaanperspectief, trends in de beroepengroep volgt het kwalificatiedossier zelf. Eerst de uitstroommogelijkheden en daarna de kwalificatieeisen voor de beroepsgroep. Daarbij wordt een vaste structuur aangehouden. Voor elke uitstroom worden kerntaken geformuleerd, die op hun beurt worden uitgesplitst in een aantal werkprocessen. Voor elk werkproces wordt vervolgens een nadere detaillering gegeven in termen van omschrijving, gewenst resultaat, relevante 4 competenties uit een gestandaardiseerde lijst van 25 generieke competenties - waar nodig uiteengelegd in een aantal deelcomponenten - elk met prestatie-indicatoren op gedragsniveau en t.b.v. de opleidingen voorzien van aanwijzingen voor relevante vakkennis en vaardigheden. In schema:
Overzicht kwalificatiedossiers
Kerntaak <Titel 1>
Werkprocessen 1. 1 1. 2 1. 3
<Titel 2>
2. 1 2. 2 2. 3 Etc.
Uitstroom
Proces-competentiematrix kerntaak Kerntaak
Competenties A
B
K
L M N O P
Q R S T U V W X Y
x
x x
x
Competentiemodel Kenniscentra Beroepsonderwijs Bedrijfslevenpowerend by SHL
⏐9
Etc
Leren
x x
Onderzoeken
x
J
Analyseren
x
F G H I Presenteren
4
Begeleiden
Aansturen
Werkprocess en 1.1 1.2 etc.
C D E
Detaillering proces-competentiematrices Kerntaak 1: Werkproces 1.1: Omschrijving Gewenst resultaat Competentie Component(en)
Prestatieindicator
Vakkennis en vaardigheden
B. Aansturen I. Presenteren M. Analyseren Y. Etc. Bij deze structuur willen we aansluiten bij het beschrijven van de rol en betekenis van bewegen en sport binnen competentiegericht opleiden in het Mbo. In bijlage 1 geven we een aantal voorbeelden van de manier waarop dat voor verschillende opleidingen is uitgewerkt.
Gevolgen voor het onderwijs Van kerntaak naar competentie of andersom? Voor een goed begrip van hoe deze wijze van beschrijven van de kwalificatiedossiers werkt het volgende. In de beschrijvingssystematiek lijkt het alsof er vanuit de kerntaken naar de competenties wordt geredeneerd, maar in feite is het andersom. Met de powered by SHL is nu duidelijk dat elke Mbointroductie van de 25 generieke competenties student aan de zelfde competenties werkt, zij het: - niet in dezelfde onderlinge verhouding en diepgang (dat hangt af van studierichting en niveau); - niet op dezelfde wijze nader ingevuld (uitgangspunt is dat competenties in zekere mate contextgebonden zijn); - niet in dezelfde mate en op hetzelfde moment (omdat studenten onderling sterk verschillen in de mate waarin zij hun competenties al ontwikkeld hebben); - niet met hetzelfde eindresultaat (werk kan vanuit verschillende sets van competenties toch succesvol worden gedaan, mensen verschillen nu eenmaal onderling); Om nu te kunnen bepalen welke competenties binnen een bepaalde opleidingsstroom meer of minder belangrijk zijn en hoe die daarbinnen moeten worden geïnterpreteerd wordt de hierboven beschreven wijze van specificeren gevolgd. Vanuit het beroep wordt geanalyseerd welke kerntaken er zijn, welke werkprocessen daar bij horen, welke competenties daar specifiek van belang zijn en tot welk gedrag dat zou moeten leiden bij de student. Daarmee hebben de onderwijsgevenden een richting / beeld om hun onderwijs op te baseren. De beoogde competenties moeten op die specifieke manier zichtbaar worden in het gedrag van de student. Vakkennis en vaardigheden zijn daarbij in de nieuwe opzet (slechts) beschreven als voorwaardelijk voor adequaat handelen.
⏐ 11
Onderwijs en toetsing Voor het onderwijs betekent dat dat scholen vrij zijn om zodanig hun onderwijs te creëren dat de leerlingen de kans krijgen de beoogde competenties binnen de relevante contexten te verwerven, ontwikkelen en demonstreren. De leerling neemt van elk onderdeel van het onderwijs wat mee in zijn eigen competentieontwikkeling (en daarmee in zijn POP), dus los van individuele onderwijseenheden. De doelstellingen van elke module maken zo eigenlijk deel uit van een ontwikkeling op langere termijn. Voor de toetsing betekent dat, dat niet alle competenties in elke module getoetst hoeven te worden. De student zelf neemt er vooral wat van mee en bespreekt die voortgang op afgesproken momenten met zijn leercoach. Binnen de module krijgt hij wel feedback in relatie tot de prestatie-indicatoren zoals die voor zijn opleiding zijn geformuleerd en die in die module relevant zijn. Die feedback neemt hij mee in zijn POP gesprekken. Uiteindelijk wordt in de Proeven van Bekwaamheid getoetst of de beoogde competenties in voldoende mate verworven zijn. De ontwikkeling van competenties wordt dus wel in de specifieke beroepscontext beoordeeld. Voor een individuele module betekent dat ook, dat de docent zou kunnen volstaan met beoordelen of een student zodanig aan het onderwijs heeft meegedaan dat er een gerede kans is dat hij er wat van meegenomen kán hebben, toetsen van een inspanningsverplichting t.a.v. het proces dus. Dat is vergelijkbaar met hoe in de Tweede Fase van Havo/Vwo wordt omgegaan met de zogenaamde handelingsdelen. Voor LO hoeft daar bijvoorbeeld geen cijfer te worden geproduceerd, het vak moet met een voldoende In de SLO publicatie 'Portfoliovoorstel Lichamelijke Opvoeding 1 havo/vwo' (SLO, 2004, VO/2167.002/D/03644) gaan we uitgebreider in op de relatie tussen PTA, portfolio, en rapportage. Het portfolio wordt daar weliswaar heel specifiek ingevuld in het kader van sportoriëntatie en -keuze, maar de relatie met beoordelen voor rapportage is dezelfde. In het portfolio staat wat de lessen voor de leerling persoonlijk hebben opgeleverd. De docent beoordeelt - om te bepalen of een leerling heeft voldaan aan de eisen om een blok als 'voldoende' of 'naar behoren' te mogen afsluiten vooral, in volgorde van lichte naar meer intensieve beoordeling een combinatie van (meestal stapelend): - of de leerling voldoende bij de lessen aanwezig is geweest; - of de leerling voldoende actief heeft geparticipeerd tijdens de lessen; - of de leerling voldoende niveau van kennis / vaardigheden heeft; - of de leerling in voldoende mate heeft gereflecteerd op zijn eigen leerproces. Het accent kan liggen op actieve participatie en reflectie, dus meer op het proces. Het kan ook betekenen dat in een module vooral een accent ligt op het adequaat toepassen van vakkennis en vaardigheden, die tenslotte ook in enige mate beheerst moeten worden. En uiteraard is een combinatie van beide opties ook mogelijk, zij het vermoedelijk arbeidsintensiever voor de docenten. Het onderwijsprogramma Alle - of in elk geval zo veel mogelijk - relevante contexten moeten in het onderwijsprogramma verwerkt worden. Opleidingen bepalen zelf welke contexten dat zijn en hoe ze dat willen aanpakken. In toenemende mate geven opleidingen hun studenten daarbij de ruimte om hun eigen contexten te kiezen, bijvoorbeeld in de vorm van stageplaatsen. Doorgaans zullen in opleidingen vooral contexten vanuit het perspectief van de beroepskwalificatie centraal staan. Met de competentiegerichte structuur zijn er nu echter ook andere mogelijkheden denkbaar. Het werken aan je competenties kan zeker vanuit het perspectief van de student - op vele plaatsen en manieren gebeuren.
⏐ 12
Daarnaast hebben alle opleidingen ook verplicht te maken met het document 'Leren, Loopbaan en Burgerschap'. Dus moeten ook contexten vanuit een perspectief van leren, loopbaan en burgerschap in het opleidingsprogramma aan de orde komen. De eerste twee van die drie komen meestal min of meer vanzelfsprekend aan de orde vanuit de beroepskwalificatie. Burgerschap echter niet. Dat betekent weer dat elke opleiding ook speciaal moet nadenken over de vraag welke contexten vanuit een oogpunt van burgerschap aan bod moeten komen.
Aansluiten bij het document Leren Loopbaan & Burgerschap In het document leren, loopbaan en burgerschap wordt een 7-tal kerntaken onderscheiden. In deze paragraaf geven we aan hoe werken met bewegen en sport kan aansluiten bij die kerntaken. Kerntaak LLB
Invulling Bewegen en Sport
1.
Eigen ontwikkeling benoemen en daarbij passende leerdoelen bereiken
2.
De eigen loopbaan sturen
3.
Participeren in het politieke domein
4.
Functioneren als werknemers in een arbeidsorganisatie
Ook in het kader van de eigen sportloopbaan is het belangrijk om te kunnen bepalen wat je actuele niveau is, waar je voorkeuren en talenten liggen en wat je op grond daarvan zou kunnen en willen ontwikkelen. In sportoriëntatie en -keuzeprogramma's speelt dat voortdurend een rol. Mits de docent het onderwijsleerpoces zo organiseert dat de leerling in staat gesteld wordt steeds meer invloed uit te oefenen op het eigen leren en daarin ook gecoacht wordt kunnen deze aspecten van zelfstandig leren leren prima binnen bewegingssituaties aan de orde komen en geoefend worden. In het document LLB ligt de focus sterk op keuzes m.b.t. de professionele loopbaan. Vanuit een oogpunt van bewegen en sport zou dat gemakkelijk kunnen worden uitgebreid naar het sturen van de eigen sportloopbaan van de student. Dezelfde processen spelen immers een rol. Ook ligt het voor de hand om bij loopbaankeuzes juist aspecten te breken die te maken hebben met gezond blijven in relatie tot het werk. De eigen professionele loopbaan sturen gaat niet zonder aandacht voor bewegen en gezondheid. In de formele zin van politieke participatie liggen er geen raakvlakken. Bewegen en sport kan dan hoogstens een agendapunt zijn. In de 'op issues gerichte vormen van participatie' is wel ruimte voor aandacht voor de rol van bewegen en sport in de samenleving. Bijvoorbeeld door zich actief te bemoeien met het tot stand brengen en inrichten van speel- en beweegmogelijkheden voor jongeren in de buurt. In de toelichting wordt onder andere gesproken over zaken als op tijd en uitgerust op het werk komen. Keuzes die te maken hebben met fitheid en gezondheid in relatie tot kunnen werken dus. Bewegen en sport zijn factoren die van invloed zijn op fitheid en gezondheid en dus zijn
⏐ 13
Kerntaak LLB
Invulling Bewegen en Sport ze indirect van belang bij deze kerntaak. In de keuzes die iemand maakt als werknemer zou hij de rol van bewegen en sport kunnen (of moeten) betrekken.
5.
Functioneren als kritisch consument
Opvoeden tot kritisch-constructief sportconsument is al heel lang een belangrijk overkoepelend doel van bewegingsonderwijs. Ook het veld van sport en bewegen is steeds meer een complex veld van aanbieders en consumenten en er is een enorme markt van sportartikelen en van artikelen waarbij in de marketing sport of een sportief imago een grote rol speelt. Hier ligt heel duidelijk een opdracht, ook in het Mbo.
6.
Deelnemen aan sociale verbanden en respectvol gebruiken van de openbare ruimte
Bewegen en sport vormen een belangrijke context voor sociale verbanden. In verenigingsverband en in zelf georganiseerde varianten (bijv. als stratentoernooi) nemen mensen deel aan bewegen en sport, in de rol van deelnemer maar ook als organisator of begeleider. In deze context liggen ook prima kansen voor competentieontwikkeling.
7.
Vitaal burgerschap (zorgen voor de eigen gezondheid)
De link naar bewegen en sport is hier overduidelijk. Verstandig bewegen is een belangrijke factor in de zorg voor de eigen gezondheid. Alleen is dat geen vanzelfsprekende zaak. Studenten in het Mbo moeten leren hoe die relatie tussen bewegen en sport enerzijds en gezondheid en vitaliteit anderzijds ligt. Keuzes die ze in dit verband moeten leren maken zijn weer verbonden met de kerntaken 1, 2 en 4, met keuzes in de professionele loopbaan.
Aansluiten bij de competentiegerichte kwalificatiestructuur Maar ook in het beroepsgerichte deel van de kwalificatiedossiers van alle opleidingen zijn er voldoende aanknopingspunten te vinden om bewegen en sport en zinvolle plaats in de opleidingen te geven. De mogelijkheden daartoe zetten we hier nog eens kort op een rij. In sommige beroepen (binnen de sector Sport en Bewegen) is het regelen (organiseren, leiding geven, begeleiden) van bewegen de kern van het beroep. De kerntaken van de betreffende uitstroomprofielen geven dat aan. In dit servicedocument houden we ons daar verder niet mee bezig. In andere beroepen kan het regelen van bewegen deel uitmaken van het beroep, bijvoorbeeld als onderwijsassistent of activiteitenbegeleider. In de kerntaken en de detailleringen daarvan staat het niet met zoveel woorden genoemd en het valt te overwegen om in dit document ook voorbeelden op te nemen die opleiders binnen die sector op het spoor kunnen zetten van de mogelijkheid die bewegen en sport hier bieden.
⏐ 14
Een prominent kenmerk van de nieuwe beschrijvingsstructuur, het format voor de beschrijving van de Mbo-kwalificaties èn voor Leren, Loopbaan en Burgerschap, is dat van elke kerntaak binnen een uitstroomprofiel moet worden aangeven welke van de 25 powerend by SHL daarbij een generieke competenties uit het Competentiemodel KKB voorname rol spelen. Ten aanzien van elk van die competenties kan (het regelen van) bewegen een belangrijke en aantrekkelijke leercontext vormen. Elke opleiding of elke leerling kan passend bij de kerntaken die op dat moment centraal staan in het leerproces - ook bij bewegen en sport aan de relevante competenties werken en van daaruit de transfer maken naar de beroepscontext of de persoonlijke levenssfeer i.h.k.v. burgerschap. Al met al ruim voldoende aanknopingspunten voor de rol van bewegen en sport in het Mbo. Alle invalshoeken uit het referentiedocument vallen binnen de nieuwe structuur moeiteloos te plaatsen.
De rol van werkprocessen Kijkend naar het document Leren Loopbaan & Burgerschap valt op dat telkens vergelijkbare werkprocessen worden genoemd om de kerntaken te detailleren, alleen worden ze steeds net iets anders aangeduid. In feite gaat het steeds over de reflectiecyclus. Het lijkt ons handiger en overzichtelijker om één wijze te kiezen om de relevante werkprocessen aan te duiden. Om die keuze te kunnen maken vergelijken we de manier waarop we eerder in het referentiedocument te werk gingen (toen er nog geen sprake was van deze werkprocessen) om de betekenis van sport en bewegen in het Mbo nader te specificeren met de in LL&B herkenbare reflectiecyclus. Reflectiecyclus
Referentiedocument
Reflecteren / zich oriënteren / onderzoeken Inventariseren / doelen stellen / beslissen / zich een mening vormen Een aanpak kiezen / plannen
Analyseren van de betekenis van bewegen en sport; Reflecteren op kansen voor bewegen en sport; Kiezen voor (een specifieke wijze van) bewegen en sport; Uitvoeren van (regelen van) bewegen en sport
Acties ondernemen / deelnemen / uitvoeren Evalueren / reflecteren / mening en opvattingen bijstellen
Evalueren van bewegen en sport
Het is eenvoudig te zien dat het hier om een sterk vergelijkbare indeling gaat. Bovendien komt dit sterk overeen met de eerste kerntaak van leren, loopbaan en burgerschap, waarin het gaat over het leren sturen van de eigen ontwikkeling. Deze reflectiecyclus houden we in het vervolg dan ook aan. a)
Zich oriënteren / onderzoeken
b)
Doelen stellen / beslissen / zich een mening vormen
c)
Een aanpak kiezen / plannen
d)
Acties ondernemen / uitvoeren
e)
Evalueren / reflecteren
⏐ 15
Overzicht mogelijkheden voor bewegen en sport in het middelbaar beroepsonderwijs Overzicht Samenvattend zien wij de volgende mogelijkheden om onderwijs in of door middel van (het regelen van) bewegen en sport te benutten in het Mbo, hetzij gericht op beroepskwalificatie, hetzij in het licht van leren, loopbaan en burgerschap of voor beide. Onderdeel van de kwalificatiestructuur
Invalshoek
Beroepskwalificatie Sport en Bewegen
(Regelen van) bewegen is kern van het beroep
Diverse kwalificatiedossiers
(Regelen van) bewegen is onderdeel van het beroep
LL&B èn beroepskwalificatie Werken aan generieke competenties
(Regelen van) bewegen is leercontext voor generieke competenties i.h.k.v. het POP van de leerling
Leren, Loopbaan en Burgerschap Eigen ontwikkeling benoemen en daarbij passende leerdoelen bereiken (kerntaak 1) Eigen loopbaan sturen (kerntaak 2) Functioneren in het politieke domein (kerntaak 3) Functioneren als werknemer (kerntaak 4) Kritisch consument (kerntaak 5) Deelnemen aan sociale verbanden (kerntaak 6) Vitaal burgerschap (kerntaak 7)
Reflectiecyclus in alle werkprocessen Bewegen en sport als context voor leren leren
Loopbaankeuzes maken in relatie tot het behoud van je gezondheid De sportloopbaan sturen als prototype Sport en bewegen als 'issue' Goed kunnen werken door gezonde keuzes te maken Kritisch-constructief sportconsument / consument op de sportmarkt Deelnemen aan sport (als beweger en als regelaar) en de sportloopbaan sturen Deelnemen aan bewegen en sport i.h.k.v. welzijn en gezondheid als werknemer en als burger
Uit het schema blijkt wel dat het belang van bewegen en sport in relatie tot zowel werk als burgerschap goeddeels met gezond zijn en gezond blijven (in brede zin te begrijpen: meer als welbevinden dan als fitheid) te maken heeft.
⏐ 16
Uitwerking in thema's Vier thema's voor bewegen en sport We formuleren nu een viertal thema's waarin de rol en betekenis van bewegen en sport in het Mbo kan worden samengepakt. De één op één koppeling van bewegen en sport aan elk van de afzonderlijke kerntaken van Leren Loopbaan en Burgerschap zoals in het schema hierboven komt namelijk nogal geforceerd over. In een volgende fase kunnen we dan de consequenties van deze indeling, in thema's voor de inrichting van het onderwijsprogramma, onderzoeken en voor elk van de te onderscheiden thema's praktijkvoorbeelden verzamelen van hoe een en ander kan worden vormgegeven in het onderwijs. Dat is uiteraard sterk afhankelijk van de wijze waarop opleidingen de aspecten van Leren Loopbaan en Burgerschap willen invlechten in hun onderwijs of niet en van de wijze waarop vaksecties bewegen en sport het door hen te verzorgen onderwijs willen aanbieden.
Thema B&S 1 Werken aan je vitaliteit met sport en bewegen Het gaat hier om alle zaken die te maken hebben met de gezondheid in brede zin (het woord vitaliteit gebruiken we hier onder verwijzing naar LLB kerntaak 7), zowel in het licht van burgerschap als in relatie tot je werk. Uit Leren Loopbaan & Burgerschap komen hier de kerntaken 2 (je eigen loopbaan sturen vanuit de invalshoek vitaliteit), 4 (functioneren als vitaal werknemer) en 7 (vitaal burgerschap) aan bod. Het lijkt beter om als gezamenlijke invalshoek maar gezondheid / vitaliteit te nemen zowel naar werk als naar burgerschap en niet de afzonderlijke kerntaken uit Leren Loopbaan & Burgerschap. Keuzes op deze terreinen zijn zo onlosmakelijk met elkaar verbonden dat ze haast niet uiteen te trekken zijn.
Thema B&S 2 Werken aan je competenties met sport en bewegen Dit is de bekende invalshoek van bewegen en sport als middel om te werken aan je generieke competenties, die zowel voor beroep als voor burgerschap van belang is. Deze staat min of meer los van de kerntaken uit LL&B (eigenlijk haaks daar op), maar er zijn wel verbanden aan te wijzen met de kerntaken 1 en 2. Doorgaans bepaalt de deelnemer zelf welke competenties op zeker moment centraal staan en hoe hij daaraan wil werken. In de PvB worden de verworven competenties getoetst.
Thema B&S 3 Werken aan je sportloopbaan Deze kerntaak lijkt sterk op wat leerlingen in de tweede fase havo/vwo wel mogen, namelijk afronden van het proces van sportoriëntatie en -keuze en beter leren deelnemen aan sport en bewegen, gewoon omdat dat de kwaliteit van het bestaan en van de periode op school kan vergroten. Uit Leren Loopbaan & Burgerschap zit deze het dichtst bij 5 (kritisch consument) en 6 (deelnemen aan sociale verbanden), maar er zijn ook duidelijke raakvlakken met het thema B&S 1 hierboven als de sportloopbaan in verband wordt gebracht met de werkloopbaan.
⏐ 17
Thema B&S 4 Werken met bewegen en sport Hier gaat het om het inzetten van bewegen en sport in het kader van je beroep(sopleiding) als alternatieve werkmethodiek. Voor studenten in de richting Sport en Bewegen is dit de kern van hun opleiding. Maar hier doelen we vooral op opleidingen waar bewegen een alternatieve werkwijze is om bepaalde doelen te bereiken met bijv. jongeren of ouderen. Bij het verwerken van elk van deze thema's is de reflectiecyclus (LLB kerntaak 1) essentieel in de aanpak. De studenten moeten vooral geholpen worden om hun eigen startsituatie / ontwikkeling in kaart te brengen, passende leerdoelen te kiezen en benoemen, leeractiviteiten te ondernemen en daar op te evalueren en te reflecteren. Daarmee werkt de student altijd ook aan zijn eigen leercompetenties.
Uitwerking van de thema's Om meer zicht te krijgen op de inhoud van de thema's voor bewegen en sport in het Mbo specificeren we ze. Dat zou er - eerst schematisch - zo uit kunnen zien:
Thema 1 Werken aan je vitaliteit met bewegen en sport
Subthema's 1.1 Gezondheidsrisico's inschatten 1.2 Gezonde keuzes maken 1.3 Jezelf wapenen tegen gezondheidsrisico's
2
Werken aan je competenties met bewegen en sport Werken aan je sportloopbaan
2.1
Werken aan je competenties met bewegen en sport
3.1 3.2 3.3 3.4
Je repertoire uitbouwen: bewegen Je repertoire uitbouwen: regelen In kaart brengen van je (sport)vraag en aanbod Kiezen, doen en reflecteren
Werken met bewegen en sport
4.1 4.2
Bewegen kiezen Bewegen begeleiden
3
4
5 Vervolgens kunnen we deze subthema's nog wat verder toelichten :
1. Werken aan je vitaliteit met bewegen en sport In het algemeen gaat het er hier om dat iedereen om tot op hoge leeftijd actief te kunnen zijn, te kunnen genieten van het leven èn als werknemer productief te blijven zijn eigen vitaliteit op peil moet houden. Daar zit een aantal aspecten aan die we hieronder beschrijven. 5
In het Referentiedocument 'Meervoudig bewegingsbekwaam in beroep en samenleving' hebben we dat eerder uitgebreid uitgewerkt. Voor meer ideeën voor de uitwerking van de hierboven genoemde thema's verwijzen we u naar die publicatie (zie ook voetnoot 1).
⏐ 18
1.1 Gezondheidsrisico's inschatten Zowel op de werkplek als in het dagelijks leven zijn er diverse gezondheidsrisico's aanwezig. Die risico's hebben maar deels te maken met bewegen. Het kan ook gaan om risico's van ongezonde voeding, stressfactoren, drugs- en alcoholgebruik of onveilig vrijen. In verband met dit subthema binnen het kader van bewegen en sport richten we ons wel vooral op die risico's die met bewegen te maken hebben. Het ligt wel het meest voor de hand om dat thematisch te doen vanuit een bredere aanpak die alle gezondheidsrisico's omvat. In het werk gaat het dan bijvoorbeeld om langdurig eentonig werk, zwaar werk, langdurig in dezelfde houding zitten of staan, werken in onhandige houdingen, etc. In het dagelijks leven gaat het bijvoorbeeld eerder om te weinig bewegen of juist overbelasting door te veel bewegen en om risicovol sporten. In alle gevallen is het voor het behoud van vitaliteit noodzakelijk om in te kunnen schatten welke risico's zich voordoen. 1.2 Gezonde keuzes maken Gezondheidsrisico's kunnen inschatten is één, maar iets heel anders is welke gevolgen voor het gedrag daar aan vastgeknoopt worden. Een paar eenvoudige voorbeelden. Neem je die bruine boterhammen met licht boter en kaas mee van huis en sta je daar iets eerder voor op, of koop je onderweg bij een tankstation wel even een vette voorverpakte croissant? Loop je als bagagevervoerder drie keer met aan elke hand een tas, of pak je die zes tassen in één keer zodat je sneller klaar bent? Werk je even door omdat je baas wil dat die rekeningen verstuurd kunnen worden of sta je om de zoveel tijd even op en doe je je oefeningen tegen de rsi? En speel je met die lichte hamstringblessure omdat iedereen zegt dat het zo'n belangrijke wedstrijd is, of ben je sterk genoeg om duidelijk te maken dat je echt eerst helemaal fit wilt zijn? Het hele leven zit vol keuzes en een continue aandacht voor en reflectie op het eigen gedrag van de studenten - op school, tijdens de stage, op hun werk of in hun vrije tijd lijkt ons geen overbodige luxe in het Mbo. Vanuit de invalshoek bewegen en sport gaat het dan speciaal om keuzes die te maken hebben met bewegingsgedrag. 1.3 Jezelf wapenen tegen gezondheidsrisico's Tenslotte is het mogelijk om, op grond van een goede analyse van de aanwezige gezondheidsrisico's en een inschatting van de mate waarin je daar zelf tegen bestand bent en ook op langere termijn zult blijven, preventieve maatregelen te nemen. Dat kan weer op allerlei manieren. Door een cursus assertiviteit te volgen omdat je nooit 'nee' kunt zeggen, of door bepaalde aspecten van je fitheid te gaan trainen (rug, buikspieren) zodat je minder kans op overbelasting loopt. Die laatste variant is vanuit bewegen en sport de focus. Hoe kun je door verstandig bewegen of trainen je weerstand tegen gezondheidsrisico's vergroten? Uiteraard gaat het bij het vergroten van specifieke fitheid om een tijdelijk effect dat stopt zodra je stopt met trainen. Dus is het hier minstens zo belangrijk om studenten de principes hiervan bij te brengen en de denkwijze aan de orde te stellen om vooral op het niveau van de juiste attitude invloed uit te oefenen. Het werken aan een passende sportloopbaan (thema 3) sluit hier uiteraard naadloos op aan.
⏐ 19
2. Werken aan je competenties met bewegen en sport In elke opleiding, elk uitstroomprofiel en op elk niveau worden studenten geacht een specifieke combinatie van de 25 generieke competenties uit het Competentiemodel powerend by SHL te ontwikkelen. We vermeldden dat al eerder in deze notitie. Voor elk KKB van die competenties kan (het regelen van) bewegen een belangrijke en aantrekkelijke leercontext vormen. Elke opleiding of elke leerling kan - passend bij de kerntaken die op dat moment centraal staan in het leerproces - ook bij bewegen en sport aan de relevante competenties werken en van daaruit de transfer maken naar de beroepscontext of de persoonlijke levenssfeer i.h.k.v. burgerschap. De varianten binnen deze rol van bewegen als middel zijn naar ons idee van didactische aard. Een opleiding kan het aan de leerling zelf overlaten of en hoe hij binnen bewegingssituaties zijn set van competenties ontwikkelt en hoe hij de transfer naar de beroepscontext wil maken. Maar een opleiding kan ook specifieke bewegingsactiviteiten aanbieden waarin doelbewust wordt gestreefd naar specifieke competenties. Een survivaltocht om het samenwerken te verbeteren of om het omgaan met kritiek en tegenslag te ontwikkelen bijvoorbeeld. En een opleiding kan er voor kiezen om de beoogde transfer vanuit bewegen naar beroep in expliciete sessies aan de orde te stellen of aan de begeleidende leercoach toe te vertrouwen. Of alles wat daar tussenin zit. Het doel is overal gelijk, maar de werkwijze kan aanzienlijk verschillen.
3. Werken aan je sportloopbaan Een actieve en sportieve leefstijl is onderhand een ideaal voor allen. De discussie over gezondheid in de brede zin, dus niet specifiek gekoppeld aan beroepsrisico's, wordt nationaal gevoerd. In het voortgezet onderwijs krijgen leerlingen tot hun 18e jaar de tijd om te werken aan hun 'sportloopbaan'. Mbo-ers horen datzelfde recht te hebben. Bovendien past het zowel binnen het kader van vitaal werknemerschap als binnen vitaal burgerschap in het algemeen om een actieve leefstijl te ontwikkelen en om te kunnen participeren aan sport en bewegingscultuur als maatschappelijk relevante verbanden. Om dat te kunnen is nodig dat bepaalde dingen geleerd worden. Daarom hebben we dit thema in vier subthema's uiteen gelegd. 3.1 Je repertoire uitbouwen: bewegen Om deel te kunnen nemen aan bewegingscultuur, als voornaam onderdeel van een actieve leefstijl, is een zeker bewegingsrepertoire noodzakelijk. In basis- en voortgezet onderwijs is daartoe het nodige aangereikt, maar de leeftijd waarop studenten het Mbo binnenkomen is bij uitstek de leeftijd waarop veel jongeren de sport die ze tot dan toe beoefenden de rug toekeren en tevens een fase van heroriëntatie. Daarom zouden leerlingen de kans moeten krijgen om kennis te maken met en zich de voornaamste principes eigen te maken van onbekende bewegingsactiviteiten. In het kader van een actieve leefstijl hoeft dat zeker niet alleen te gaan om sporten zoals we die in verenigingsverband kennen. Het aanbod mag een brede vertegenwoordiging van de actuele bewegingscultuur zijn: georganiseerd, ongeorganiseerd, door jongeren zelf georganiseerd, in verenigingsverband of vanuit commerciële sportaanbieders, wedstrijdgericht of vanuit geheel andere motieven (samen doen, fitheid vergroten, vertonen, spanning zoeken), in allerlei contexten (sporthallen, strand, bos, etc.).
⏐ 20
Van belang in deze fase is wel dat de studenten ruim de gelegenheid krijgen om activiteiten van hun keuze met enige diepgang te verkennen om te kunnen bepalen of ze zich die activiteiten in voldoende mate eigen kunnen maken om er ook in de toekomst mee verder te kunnen. 3.2 Je repertoire uitbouwen: regelen Iets dergelijks geldt voor het regelen van bewegen. Ook in een regelende rol als vrijwillig sportkader (organisator, coach, scheidsrechter, etc.) kun je prima betrokken raken en blijven bij sport en bewegingscultuur. Dus ook daar moet je in kunnen kiezen, proberen, oefenen. En ook hier geldt dat het met voldoende diepgang moet gebeuren om er onderbouwde vervolgkeuzes op te kunnen baseren. Binnen die vervolgkeuzes kan iemand zich dan verder ontwikkelen, maar in het onderwijs wordt een basis gelegd voor dat vervolg. Belangrijke criteria bij het ontwikkelen van een beweeg- en regelrepertoire vanuit het onderwijs is dat er pedagogische criteria een rol horen te spelen. Het aanbod hoort verantwoord te zijn c.q. te worden begeleid. Bewegen is doorgaans een sociale activiteit waarbij respect voor regels, voor elkaar en voor materialen en voor de (natuurlijke) omgeving gewaarborgd horen te zijn. En de activiteiten moeten ook passen binnen het onderwijsklimaat van begeleid zelfstandig en zelfverantwoordelijk leren. Het leren regelen van bewegen krijgt ook in die zin kleur. 3.3 In kaart brengen van je (sport)vraag en aanbod Alle door studenten ondernomen activiteiten op het terrein van bewegen en het regelen daarvan zijn uiteindelijk bedoeld om een basis te leggen voor een blijvende, perspectiefrijke, zelfstandige en verantwoorde betrokkenheid bij bewegen. Een actieve leefstijl is daarvan afhankelijk. Het ontbreken van elk van deze factoren leidt vroeger of later tot het afbreken van die sportloopbaan. Omdat je er geen bevrediging meer in vindt, geblesseerd raakt, ingeperkt wordt door ondeskundige begeleiding of wat dies meer zij. Het is dus van het grootste belang om de juiste keuzes te maken ten aanzien van bewegen en sport. En dat kan weer alleen als iemand zijn eigen sportvraag (wat verwacht ik eigenlijk van bewegen en sport, welke activiteiten wil ik doen en waarom juist die, wat kan ik en wat niet) kent. En als iemand in staat is om het aanbod in de eigen leefomgeving correct in te schatten (wat is de kwaliteit van aanbod en begeleiding, van accommodaties, kan ik dit inpassen in mijn dagelijkse bezigheden, hoe zit het met materiaal, kosten, bereikbaarheid, vanuit welke motieven wordt hier sport bedreven en welke sfeer en gedragsregels gelden hier). Ook dat in kaart brengen van de eigen sportvraag en van de kwaliteit van het sportaanbod moet geleerd worden. 3.4 Kiezen, doen en reflecteren Tenslotte is het nodig om in de praktijk dingen te kunnen proberen en daarvan te leren door er op te reflecteren. Je kunt tenslotte niet alles van te voren overzien. Dus leer je misschien je eigen sportvraag en de diversiteit in de kwaliteit van het sport aanbod het beste door ergens voor te kiezen, daarvoor te gaan en dan onderweg en na afloop eens goed terug te blikken of het nu was wat je verwachtte en zo nee, waarom niet, wat er aan mankeerde en ook wat je zelf anders had moeten doen. Kritische (zelf)reflectie dus, een thema dat door de hele beroepsopleiding en in het hele leven van belang is.
⏐ 21
4. Werken met bewegen en sport Een laatste thema m.b.t. de manier waarop bewegen een rol kan spelen in het Mbo is om bewegen te zien als alternatieve werkwijze in beroepen waarin het begeleiden van sport en bewegen niet meteen centraal staat. I.h.a. zal dat zijn in het werken met diverse doelgroepen (jonge kinderen, bejaarden, geestelijk gehandicapten, etc.). 4.1 Bewegen kiezen De eerste zorg voor wie bewegen en sport wil inzetten als methodisch middel is de activiteitenkeuze. Wat ga ik met die groep of die persoon doen en waarom? Welke doelen streven we na en hoe moet de activiteit eruit zien of gedaan worden. Kiezen en plannen dus. 4.2 Bewegen begeleiden De vervolgvraag betreft de manier waarop de activiteit daadwerkelijk met de doelgroep wordt gedaan (aangeboden, uitgelegd, begeleid, geëvalueerd, etc.). Want je kunt een activiteit nog zo mooi op papier voorbereiden, het komt er uiteindelijk wel op aan wat er in de praktijk van terecht komt. Daarbij komen vaardigheden als observeren, reageren en inspelen op wat er gebeurt en op wensen en vragen van deelnemers, kunnen variëren en improviseren, etc. een rol.
⏐ 22
Voorbeelden uit de praktijk
De manier waarop aan de hierboven genoemde thema's gewerkt kan worden in het Mbo moeten uiteraard voorbeeldmatig verder worden uitgewerkt. Zulke voorbeelden worden in de loop van 2008 apart ontwikkeld en verspreid via http://www.bewegenensportbve.nl/. In deze paragraaf leggen we alvast een globalere koppeling tussen de in dit document ontwikkelde thema's en de praktijkvoorbeelden zoals ze op dit moment al voorhanden zijn. Daarbij maken we graag gebruik van wat er in de loop der jaren allemaal al is ontwikkeld in diverse Mbo-instellingen. We verwijzen daarvoor ook naar het Handboek Bewegen en Sport in het MBO dat in 2007 is ontwikkeld door een groep ROC's die een sprintpremie hadden ontvangen in het kader 6 van de Alliantie School & Sport , samen sterker.
Voorbeelden van 'Werken aan je vitaliteit met bewegen en sport' Diverse opleidingen (Deltion College met CheCk MBO, ROC Rivor met een Lifestyle module, ROC van Nijmegen binnen Sport op Maat) werken ongeveer op de volgende manier: De studenten krijgen aan het begin van het eerste studiejaar een testmodule voorgelegd. Zij moeten allerlei vragen invullen en zelfbeoordelingen doen ten aanzien van hun leefstijl. Bewegen maakt daar deel van uit. Ook ondergaan zij een aantal fysieke tests. Op grond van deze testen en onderzoeken maken de studenten een lifestyle-profiel van zichzelf. Vervolgens worden zij uitgenodigd om doelen voor zichzelf te stellen: welke lifestyleaspecten willen ze verbeteren? Op grond van die doelen kunnen ze vervolgens - als ze het aspect bewegen in hun lifestyle willen veranderen - kiezen uit het aanbod aan bewegen en sport dat de opleiding biedt. Soms is dat vrijwillig, soms gaat het om keuzeplicht. In alle gevallen zijn er keuzemogelijkheden voor de studenten. Tenslotte kan er een evaluatie op de doelen plaatsvinden. Soms doet de student dat zelf, soms binnen de begeleiding door de leercoach, soms in overleg de docenten bewegen en sport. In de evaluatie kan bekeken worden in hoeverre de doelen zijn gehaald, moeten worden bijgesteld of dat er nieuwe doelen gesteld kunnen worden. Opmerkingen bij deze aanpak: Er zijn inmiddels diverse manieren ontwikkeld om de lifestylescan te doen. Vanuit het Platform Bewegen en Sport in het MBO is nu een initiatief van Deltion en ROC Nijmegen overgenomen om op dit thema te komen tot één gezamenlijke aanpak. 6
Het ‘Handboek Bewegen en sport in het mbo’ is te bestellen via [email protected]
⏐ 23
De een wat uitgebreider dan de ander of met andere accenten, maar daar zitten de grote verschillen niet. En een brede aanpak waarin allerlei aspecten van lifestyle worden betrokken geniet zeker de voorkeur. De kracht of zwakte van de aanpak zit in de mate waarin het vervolgtraject vorm krijgt. Wat doet de student met de analyse, kiest hij daadwerkelijk doelen voor zichzelf, zijn die realistisch en gebeurt daar ook wat mee? Hoeveel ondersteuning is er bij het realiseren van en de reflectie op de doelen? En leidt het proces uiteindelijk tot de gewenste gedragsverandering? Onze indruk is dat er zonder een gedegen ondersteuning gedurende het gehele proces een gerede kans is dat de lifestyle-analyse zonder vervolg en dus zonder effect blijft. Verder is het zo dat de analyse en het plan van aanpak idealiter ook in verband gebracht zouden moeten worden met de werksituatie waar de student mee te maken heeft of krijgt. Onze indruk is dat dat op dit moment vooral aan de student zelf wordt overgelaten. Dat zou een gemiste kans zijn.
Voorbeelden van 'Werken aan je competenties met bewegen en sport' Het beste voorbeeld hier komt van ROC Landstede uit Zwolle. Bewegen maakt een integraal deel uit van alle opleidingen van Landstede. Dat betekent dat studenten er altijd voor kunnen kiezen om door middel van bewegen te werken aan de te verwerven competenties. Daarnaast biedt Landstede (zie de reader 'Landstede Beweegt') ook een specifiek onderwijsaanbod gericht op het verbeteren van bepaalde competenties. Zo is er een meerkamp waar de studenten worden uitgedaagd om hun eigen talenten te ontdekken en in te zetten voor het groepsresultaat. In de reader wordt uit de lijst van powerend by SHL een selectie 25 generieke competenties uit het Competentiemodel KKB gegeven van die competenties die speciaal bij deze opdracht worden aangesproken. De student weet dan vooraf op welke competenties hij zich gedurende de meerkamp kan richten. Nog directer wordt het in het onderdeel 'Samenwerken'. De opdrachten waar het hier om gaat zijn specifiek ingericht om bepaalde competenties te realiseren. Uit de lijst van 25 worden hier genoemd: Beslissen en activiteiten initiëren, Aansturen, Begeleiden, Aandacht en begrip tonen, Samenwerken en overleggen, Overtuigen en beïnvloeden, Materialen en middelen inzetten, Leren, Instructies en procedures opvolgen, Met druk en tegenslag omgaan en Gedrevenheid en ambitie tonen. Uiteraard kan de student in enige mate kiezen op welke competenties hij zich vooral wil richten gedurende dit onderdeel. Opmerkingen bij deze aanpak: Sterk punt is dat bewegen hier geen plekje aan de zijlijn heeft, maar integraal onderdeel van de opleiding vormt. Verder is het heel goed dat vooraf duidelijk wordt gemaakt welke competenties centraal (kunnen) staan. Dat maakt het ook naar de studenten toe veel duidelijker hoe zij de waarde van de lessen bewegen moeten zien. Bovendien wordt daardoor het probleem van de transfer van de bewegingscontext naar de context van beroep of burgerschap aangepakt. Het is de studenten duidelijk dat deze lessen gezien moeten worden binnen het geheel van de ontwikkeling van hun competenties. Verder zal het succes van deze aanpak toch vooral worden bepaald door de didactische keuzes van de docenten. De reader 'Landstede beweegt' geeft daarover geen uitsluitsel. De keuzemogelijkheden bevinden zich ergens op de schaal tussen 'helemaal aan de student overlaten' en 'het hele proces van start tot finish begeleiden'.
⏐ 24
Geen van beide uitersten zijn wenselijk uiteraard, maar stevige begeleiding bij het proces van competentieontwikkeling en de daaraan gekoppelde zelfreflectie lijkt geboden.
Voorbeelden van 'Werken aan je sportloopbaan' Heel veel ROC's en/of Mbo-opleidingen hebben een meer of minder uitgebreid sportkeuzeaanbod. Het Sport op Maat programma van het ROC Nijmegen kan daarbij als voorbeeld dienen, maar er zijn veel meer voorbeelden denkbaar. Deze programma's kenmerken zich door een heel uitgebreid aanbod aan sportmodules die soms door de eigen docenten op de eigen instelling worden verzorgd en soms door externe sportaanbieders op hun eigen specifieke locatie. De studenten moeten uit dit brede aanbod een bepaalde hoeveelheid cursussen, clinics of andere activiteiten kiezen. Meestal kan dat met behulp van een computerprogramma dat de keuzes verwerkt. Het aanbod bestaat dan uit clinics/cursussen in allerlei takken van sport, maar ook uit sportieve reizen, eendaagse sportevenementen en ook uit sportkadercursussen. Veel opleidingen hebben in eerste instantie vooral werk gemaakt van de (tamelijk ingewikkelde) organisatie van zo'n clinicsprogramma, in samenwerking met allerlei externe partners. De deelnemende studenten waarderen dit type programma doorgaans in hoge mate. Door deel te nemen aan zo'n programma kunnen studenten hun eigen repertoire, zowel qua bewegen als qua regelen zeker uitbreiden. Ze kunnen zelf kiezen of ze bekende sportactiviteiten willen doen (om te verdiepen of om van te genieten) of onbekende (om hun repertoire te verbreden). Afhankelijk van de omvang van clinics zal verbreden en genieten meestal beter lukken dan verdiepen. Diepgang halen heeft tijd nodig. Verdiepen in je eigen sport door er een trainersopleiding in te volgen kan uiteraard wel. Opmerkingen bij deze aanpak: Met name om het eigen repertoire te verbreden zijn programma's als Sport op Maat prima geschikt. Het bredere verband van dit uitbreiden van het eigen repertoire is dat dat een plek moet krijgen in de eigen sportloopbaan als onderdeel van een actieve leefstijl. Zowel vanuit de invalshoek van vitaliteit als van maatschappelijke participatie is dat van belang. Daartoe zouden studenten moeten leren om hun eigen sportvraag en het voorhanden sportaanbod op de juiste wijze in kaart te brengen en op grond daarvan zinvolle keuzes te maken. De mate waarin dat in sportkeuzeprogramma's gebeurt, is meestal niet zichtbaar en wordt tot het didactische domein van de docenten gerekend. Onze indruk is dat die koppeling doorgaans niet wordt gemaakt, in elk geval niet expliciet. Daarmee wordt wel veel verantwoordelijkheid op de schouders van de studenten gelegd, terwijl het helemaal niet om eenvoudige afwegingen en keuzes gaat. In de SLO publicatie 'Portfoliovoorstel Lichamelijke Opvoeding 1 havo/vwo' (SLO, 2004, VO/2167.002/D/03-644) vindt u voorbeelden van hulp bij reflectie op keuzes met betrekking tot de eigen sportloopbaan. De daar geboden mogelijkheden zouden voor deze doelgroep moeten worden uitgebreid met hulp bij het maken van keuzes in de sportloopbaan in relatie tot de (beoogde) beroepsloopbaan.
⏐ 25
Voorbeelden van 'Werken met bewegen en sport ' Voorbeelden van de manier waarop bewegen en sport kan worden ingezet in het beroepskwalificerende deel van het beroepsonderwijs zijn schaars. In elk geval zijn ze niet zichtbaar geworden binnen de projecten ter verbetering van de plaats van bewegen en sport die we voorbije jaren hebben gekend. Deze invalshoek valt ook een beetje buiten de kaders van die projecten. Het gaat hier om een rol voor bewegen en sport als werkmethodiek binnen opleidingen die niet in eerste instantie gericht zijn op het leren organiseren en begeleiden van bewegingsactiviteiten. Bewegen en sport kunnen dan zowel direct als indirect een rol spelen. Direct bijvoorbeeld in de vorm van specifieke 'looptraining' voor studenten in de richting mode en kleding die van plan zijn om een modeshow te lopen. Indirect bijvoorbeeld door specifieke bewegingsactiviteiten te leren gebruiken om ouderen die veel stil zitten te activeren. Opmerkingen bij deze aanpak: Omdat er nauwelijks voorbeelden bekend zijn van de manier waarop opleidingen bewegen als methode gebruiken valt er van de manier waarop ze dat doen ook weinig te zeggen. Het zou wel interessant zijn om zulke voorbeelden eens op te sporen en te beschrijven. De aanpak zou dan moeten zijn om voor een kwalificatiedossier per kerntaak en per werkproces na te gaan of voorstellen te doen welke bewegingsactiviteiten met welk doel en op welke wijze ingezet (kunnen) worden om de aan dat werkproces gekoppelde competenties te ontwikkelen bij studenten. Voor de docenten bewegen en sport die zich daartoe gestimuleerd voelen dit globale denkschema:
Kerntaak
Werkprocessen
1.
1.1 1.2 1.3
2.
2.1 Etc.
⏐ 26
Geschikte bewegingsactiviteiten
Doel en werkwijze
Opmerkingen / Toelichting