AFVALWATERPROBLEMATIEK OP MELKVEEBEDRIJVEN
Deze brochure wordt u aangeboden door: Vlaamse overheid Departement Landbouw en Visserij Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling Melkvee
Baron Ruzettelaan 1 8310 BRUGGE (ASSEBROEK) Tel. 050/20 76 90 Fax 050/20 76 59 E-mail
[email protected] VAC - Koningin Astridlaan 50, bus 6, 2e verdieping 3500 HASSELT Tel. 011/74 26 85 Fax 011/74 26 99 E-mail
[email protected] VAC – Anna Bijns gebouw , 3de verdieping Lange Kievitstraat 111-113, bus 71 2018 ANTWERPEN Tel. 03/224 92 75 Fax 03/224 92 51 E-mail
[email protected]
Uitgever Vlaamse overheid Departement Landbouw en Visserij Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling ELLIPSGEBOUW – 6de verdieping Koning Albert II-laan 35, bus 40 1030 BRUSSEL
Website: www.vlaanderen.be/landbouw (rubriek “publicaties”)
Eindafwerking, layout en contactpersoon bestelling van brochures:
Carine Van Eeckhoudt Vlaamse overheid Departement Landbouw en Visserij Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling Tel.
02/553 79 01
Fax.
02/553 78 71
E-mail:
[email protected]
Aansprakelijkheidsbeperking Deze brochure werd door het Vlaams Gewest met de meeste zorg en nauwkeurigheid opgesteld. Er wordt evenwel geen enkele garantie gegeven omtrent de juistheid of de volledigheid van de informatie in deze brochure. De gebruiker van deze brochure ziet af van elke klacht tegen het Vlaams Gewest of zijn ambtenaren, van welke aard ook, met betrekking tot het gebruik van de via deze brochure beschikbaar gestelde informatie. In geen geval zal het Vlaams Gewest of zijn ambtenaren aansprakelijk gesteld kunnen worden voor eventuele nadelige gevolgen die voortvloeien uit het gebruik van de via deze brochure beschikbaar gestelde informatie.
De informatie uit deze uitgave mag worden overgenomen mits bronvermelding.
Inhoudsopgave
1
Inleiding
1
2
Wetgeving lozen van afvalwater op het landbouwbedrijf 2.1 Zoneringsplannen en zuiveringszones 2.2 Huishoudelijk en bedrijfsafvalwater Bedrijfsafvalwater zonder of met gevaarlijke stoffen 2.3 Lozen van afvalwater volgens Vlarem 2.4 De lozing van huishoudelijk afvalwater 2.5 De lozing van bedrijfsafvalwater 2.6
3 3 4 4 5 6 7
3
Voornaamste afvalstromen in de veehouderij en preventieve maatregelen Afvalwater melkwinning 3.1 Perssappen en run-off van de kuilplaat 3.2 3.3 Afvalwater dat mest bevat 3.4 Run-off van verharde oppervlakten dat geen mest bevat 3.5 Huishoudelijk afvalwater
9 9 10 11 12 13
4
Specifieke probleemstelling op het melkveebedrijf 4.1 De voornaamste afvalwaterstromen op een melkveebedrijf 4.1.1 De reiniging van de melkinstallatie 4.1.2 De reiniging van de melkkoeltank 4.1.3 De reiniging van de melkstal Methoden tot reductie van het afvalwater 4.2 4.2.1 Hergebruik van water voor reiniging van de melkstal 4.2.2 Doorschuifreiniging 4.2.3 Voorraadreiniging
15 15 15 16 16 17 17 19 19
5
Individuele behandeling van afvalwater (IBA) 5.1 Inwonerequivalent 5.2 Schatting of berekening van de hoeveelheid afvalwater 5.3 Berekening van het aantal IE 5.4 Principes van de werking van een afvalwaterzuivering Werking van de micro-organismen bij de zuivering van het 5.5 afvalwater
21 21 22 23 24 25
6
Meest voorkomende IBA’s op een landbouwbedrijf 6.1 De voorbehandeling 6.2 De mechanische systemen 6.2.1 Actief-slibsysteem 6.2.2 Aërobe biofilter (oxidatiebed) 6.2.3 Ondergedompelde beluchte filter (vastbed) 6.2.4 Biorotor 6.3 De systemen met planten 6.3.1 Het vloeiveld-moerastype 6.3.2 Het percolatierietveld 6.3.3 Wortelzonezuivering 6.3.4 De meest gebruikte planten in een plantensyteem 6.4 Praktische werking van een percolatierietveld 6.4.1 Dimensionering 6.4.2 Mogelijk zuiveringsrendement 6.5 Kostprijs van een IBA
27 27 29 29 31 32 33 34 35 36 37 38 40 41 41 42
7
Besluit
45
8
Lijst van tabellen en figuren
47
9
Literatuurlijst en nuttige websites
49
10
Contactpersonen van de Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling die betrokken zijn bij voorlichtingsactiviteiten
51
1
1
Inleiding
Duurzaam omgaan met water is een belangrijk maatschappelijk gegeven. Het duurzaam omgaan met water omvat verschillende facetten. Verschillende van deze aspecten komen in andere brochures aan bod. Deze brochure behandelt het deelaspect: hoe omgaan met lozen en zuiveren van het afvalwater op een melkveebedrijf. Alle menselijke activiteiten belasten op verschillende manieren ons leefmilieu (lucht, grond, water, ...). Het bewustzijn is er dat we als maatschappij maatregelen moeten nemen om die belasting in te perken. Daardoor worden er een aantal wetten en besluiten uitgevaardigd. De nationale overheid vaardigde reeds in 1971 de wet op de “verontreiniging van het water” uit. In 1981 werden de Gewesten bevoegd voor het leefmilieu. Begin de jaren 90 nam het beleid voor het leefmilieu en dus ook het waterbeleid, een vlucht voorwaarts. Als veehouder wordt u ongetwijfeld, vanuit het gemeentebestuur of het Vlaamse Gewest, geconfronteerd met de wetgeving inzake watergebruik en lozen van afvalwater. Waarschijnlijk is de bestaansreden van bepaalde richtlijnen en regelgeving niet altijd even duidelijk. Deze brochure wil u mede de weg wijzen inzake het watergebruik en de behandeling en lozing van afvalwater.
Eerste druk : 1997
ir. I. Ryckaert A. Anthonissen J. Winters
Herwerkte versie : Juli 2008
2
3
2
Wetgeving lozen van afvalwater op het landbouwbedrijf
Deze tekst geeft een bondig overzicht van de wettelijke voorschriften voor het lozen van de verschillende afvalwaterstromen op het landbouwbedrijf. Eerst worden de zuiveringszones en de juridische indeling van de afvalwaterstromen geschetst. Daarna wordt voor de verschillende afvalwaterstromen kort geschetst hoe aan de wettelijke voorschriften met betrekking tot lozen voldaan kan worden. Op elk bedrijf komen een aantal afvalwaterstromen vrij. Deze worden elk afzonderlijk geloosd, of samen via verzamelputjes. Wat met dat afvalwater moet of mag gebeuren is opgenomen in VLAREM I en II. De regels zijn enerzijds afhankelijk van de samenstelling van de diverse deelstromen van het afvalwater en anderzijds van de ligging van het bedrijf.
2.1
Zoneringsplannen en zuiveringszones
De regels van VLAREM II voor de opvang en afvoer van huishoudelijk afvalwater en voor de lozing van bedrijfsafvalwater verschillen naargelang de zuiveringszone waarin u zich bevindt. Het besluit van de Vlaamse Regering van 10 maart 2006 (BS 9/6/2006), houdende de vaststelling van de regels met betrekking tot de scheiding tussen de gemeentelijke en de bovengemeentelijke saneringsverplichting en het vaststellen van de zoneringsplannen, vormt de rechtsgrond tot vaststelling van de verschillende zuiveringszones. De procedure tot vaststellen van deze zones, ter uitvoering van genoemd besluit, is momenteel voor de meeste gemeenten lopende. De effectieve en definitieve vaststelling van de zoneringsplannen van de verschillende gemeenten wordt verwacht tegen begin 2009. Het volledige grondgebeid van de gemeenten zal dan op gebied van riolering opgedeeld in een aantal verschillende zones. De zones zijn ingedeeld naargelang de mate waarin de riolering en de zuiveringsinfrastructuur zijn uitgebouwd. De verschillende zones worden hierna weergegeven. Er valt op te merken dat vele landbouwbedrijven zich bevinden in de individueel te optimaliseren zone of in gebieden zonder riolering. 1. het centrale gebied; 2. het collectief geoptimaliseerde buitengebied; 3. het collectief te optimaliseren buitengebied; 4. het individueel te optimaliseren buitengebied centrale gebied: dit is het gebied dat gerioleerd is en waarvan het afvalwater reeds aangesloten is op een operationele RWZI (rioolwaterzuiveringsinstallatie); het collectief geoptimaliseerde buitengebied: het deel van het buitengebied waar, om de bestaande sanering van het afvalwater te optimaliseren, gekozen is voor collectieve inzameling en zuivering van het afvalwater en dit reeds grotendeels is uitgevoerd;
4 het collectief te optimaliseren buitengebied : het deel van het buitengebied waar, om de bestaande sanering van het afvalwater te optimaliseren, gekozen is voor collectieve inzameling en zuivering maar waar die nog te realiseren is; het individueel te optimaliseren buitengebied : het deel van het buitengebied waar, om de bestaande sanering van het afvalwater te optimaliseren, gekozen is voor individuele afvalwaterzuivering en waar de inwoner een individuele zuiveringsplicht heeft. Om te weten in welke zuiveringszone of in welk gebied uw landbouwbedrijf ligt, richt u zich best rechtstreeks tot de milieu- of technische dienst van uw gemeente.
2.2
Huishoudelijk en bedrijfsafvalwater
Voor het lozen van huishoudelijk afvalwater gelden andere regels dan voor het lozen van bedrijfsafvalwater. Wanneer huishoudelijk afvalwater samen met bedrijfsafvalwater geloosd wordt, wordt het geheel beschouwd als bedrijfsafvalwater. De definitie van huishoudelijk afvalwater is strikt en wordt omschreven als het water dat afkomstig is van: - normale huishoudelijke activiteiten; - sanitaire installaties; - keukens; - het reinigen van gebouwen zoals woningen, kantoren, plaatsen waar grootof kleinhandel wordt bedreven, zalen voor vertoningen, kazernes, kampeerterreinen, onderwijsinstellingen, enz...
2.3
Bedrijfsafvalwater zonder of met gevaarlijke stoffen
Er wordt bij de lozingsnormen onderscheid gemaakt tussen bedrijfsafvalwater dat geen gevaarlijke stoffen bevat en bedrijfsafvalwater met één of meer gevaarlijke stoffen. Wat volgens de wetgeving precies gevaarlijke stoffen zijn, wordt vastgelegd in VLAREM I (bijlage 2B en 2C). Voorbeelden van gevaarlijke stoffen zijn: - organische en anorganische fosforverbindingen en elementaire fosfor (reinigingsmiddelen op basis van fosforzuur, melk, fosforhoudende bestrijdingsmiddelen; - ammoniak en nitrieten; - biociden (alkalische en zure reinigingsmiddelen, detergenten, ontsmettingsmiddelen zoals bleekwater…); - zware metalen (veelal Cu en Zn). De concentraties van deze gevaarlijke stoffen worden getoetst aan de kwaliteitsnormen van de ontvangende waterloop. Enkele voorbeelden van basiskwaliteitsnormen voor oppervlaktewater (VLAREM II bijlage 2.3.1.) zijn:
5 - Kjeldahl stikstof < 6 mg/l (N) - Nitriet + Nitraat < 10 mg/l (N) - Totaal fosfaat < 1 mg/l (P) In het bedrijfsafvalwater van bijvoorbeeld een melkveebedrijf treffen we gemiddeld volgende concentraties aan: - Kjeldahl stikstof 50 mg/l (N) - Totaal fosfaat 20 mg/l (P) Het bedrijfsafvalwater van een melkveebedrijf moet dus meestal beschouwd worden als bedrijfsafvalwater met gevaarlijke stoffen.
2.4
Lozen van afvalwater volgens Vlarem
Het Vlaams Reglement voor de Milieureglementering (Vlarem) legt op onder welke voorwaarden er afvalwater mag geloosd worden. Op 1 juni 1995 (B.S. van 31 juli 1995) werd VLAREM II van toepassing. Hierdoor is elk land- en tuinbouwbedrijf verplicht afvalwater te lozen volgens de lozingsnormen. Voldoet het afvalwater niet aan de lozingsnormen dan moet enkel in het individueel te optimaliseren buitengebied het water gezuiverd worden via een afvalwaterzuivering. Voor het lozen van water moet een milieuvergunning aangevraagd worden. De klasse van de milieuvergunning (dus ook de verlenende overheid) worden bepaald door de vervuiling evenals door de zuiveringszone. Tabel 1
Klasse voor lozen van ongezuiverd water
Categorieën Het lozen van huishoudelijk afvalwater in oppervlaktewater en in riolering
Klasse van de milieuvergunning 3
Het lozen van bedrijfsafvalwater zonder gevaarlijke stoffen in oppervlaktewater - tot en met 2 m³/u - van meer dan 2m³ tot 100 m³/u - van meer dan 100 m³/u
3 2 1
Het lozen van bedrijfsafvalwater dat één of meer gevaarlijke stoffen bevat. - tot en met 20 m³/u - meer dan 20 m³/u
2 1
6 Tabel 2
Klasse voor het lozen van gezuiverd water
Categorieën
Klasse van de milieuvergunning
Het lozen van huishoudelijk afvalwater in oppervlaktewater en in riolering
3
Het lozen van bedrijfsafvalwater zonder gevaarlijke stoffen in oppervlaktewater - tot en met 5 m³/u - van meer dan 5m³ tot 200 m³/u - van meer dan 200 m³/u
3 2 1
Het lozen van bedrijfsafvalwater dat één of meer gevaarlijke stoffen bevat. - tot en met 50 m³/u - meer dan 50 m³/u
2 1
2.5
De lozing van huishoudelijk afvalwater
De zoneringsplannen geven ondermeer aan in welke zones in een gemeente het afvalwater collectief wordt verzameld (riolering) en gezuiverd. De gebieden worden ook vastgelegd waar het meest efficiënt is om het afvalwater te zuiveren via een individuele behandelingsinstallatie of IBA te plaatsen. De effectieve uitvoering van de zoneringsplannen zal gefaseerd verlopen. Veel landbouwbedrijven liggen in het individueel te optimaliseren buitengebied, er is dan ook een overgangsbepaling voorzien. Voor woningen die zich bevinden, in het individueel te optimaliseren buitengebied, en momenteel nog niet beschikken over een IBA loopt de overgangstermijn tot eind 2012. Woningen die momenteel beschikken, over een niet-gecertificeerde IBA moeten deze vervangen, uiterlijk 10 jaar na vaststelling van het zoneringsplan. Van deze laatste verplichting kan men vrijstelling krijgen indien men aantoont dat de niet gecertificeerde IBA voldoet aan de lozingsnormen die zijn vastgelegd in Vlarem II. In het individueel te optimaliseren buitengebied wordt, voor nieuwbouw de aanwezigheid van een IBA die voldoet aan het BENOR-certificaat of een gelijkwaardig certificaat opgelegd.
7
2.6
De lozing van bedrijfsafvalwater
Algemene lozingsvoorwaarden Het betreft lozingsvoorwaarden van toepassing op het hele grondgebied, waarin chemische, biologische en fysische parameters zijn opgenomen. Sectorale lozingsvoorwaarden Het betreft lozingsvoorwaarden die gelden voor alle ondernemingen uit eenzelfde sector of subsector. Sectorale lozingsvoorwaarden kunnen de algemene lozingsvoorwaarden aanvullen, ofwel ervan afwijken in strengere maar ook in minder strenge zin. Bijzondere lozingsvoorwaarden De overheid bevoegd voor de uitreiking van de milieuvergunning, kan bijzondere lozingsvoorwaarden opleggen. Deze voorwaarden mogen niet minder streng zijn dan de algemene of sectorale lozingsvoorwaarden. Voor melkveehouders bestaan er geen sectorale lozingsvoorwaarden. De lozingsvoorwaarden opgenomen in de milieuvergunning, zullen dus gebaseerd zijn op de algemene lozingsvoorwaarden. Men onderscheidt afvalwater zonder of met gevaarlijke stoffen. De voornaamste normen worden hierna weergegeven.
Tabel 3
Normen voor het lozen van afvalwater zonder gevaarlijke stoffen
Parameter pH BZV Bezinkbare stoffen Zwevende stoffen Temperatuur Apolaire kws Opp.actieve stoffen
Eenheid mg O2/l ml/l ml/l °C mg/l mg/l
Norm bedrijfsafvalwater tussen 6,5 - 9 < 25 < 0,5 < 60 < 30 <5 <3
Verbod op het lozen van stoffen die schadelijk kunnen zijn voor de gezondheid van mens, fauna en flora Verbod van oliën, vetten of andere drijvende stoffen in het geloosde water Beperkte hoeveelheid pathogene kiemen De normen voor lozen van bedrijfsafvalwater met gevaarlijke stoffen zijn principieel dezelfde als voor bedrijfsafvalwater zonder gevaarlijke stoffen. In de milieuvergunning worden echter extra emissiegrenzen voor bepaalde stoffen vastgelegd.
8 Tabel 4
Normen voor het lozen van afvalwater met een of meerder gevaarlijke stoffen
De lozing van gevaarlijke stoffen moet maximaal voorkomen worden door het toepassen van de Best Beschikbare Technieken (BBT). De belangrijkste parameters zijn: Ammonium-N mg N/l <5 Kjeldahl-N mg N/l <6 Nitraat + Nitriet mg N/l < 10 Ortho-fosfaat mg P/l < 0,3 Totaal fosfaat mg P/l <1 Voor lozing in het centrale gebied, het collectief geoptimaliseerde buitengebied en het collectief te optimaliseren buitengebied zal (meestal) kunnen aangesloten worden op een RWZI. Hier zal het dan gaan om bedrijfsafvalwater met gevaarlijke stoffen waarbij voor de stoffen in concentraties hoger dan de milieukwaliteitsnormen normen in de vergunning moeten aangevraagd worden. Indien dit afvalwater geloosd wordt, moet er voor elke gevaarlijke stof in een te hoge concentratie een lozingsnorm - die in principe gebaseerd moet zijn op de milieukwaliteitsnorm - in de vergunning staan of worden aangevraagd. ‘Gebaseerd op’ de milieukwaliteitsnorm betekent meestal niet ‘gelijk aan’. De lozingsnorm zal dus vaak hoger zijn dan de milieukwaliteitsnorm. Vermits er geen sectorale normen bestaan voor melkveebedrijven, zullen er bijzondere voorwaarden opgenomen worden in de vergunning. Bij elke individuele situatie wordt dan door de adviesverlener de relatie immissie-emissie beoordeeld waarbij verschillende factoren in rekening kunnen worden gebracht (kwetsbaarheid van de waterloop, debiet van het afvalwater, functies van de waterloop, functietoekenningen aan de waterloop, …). Voor de stoffen waarvan de concentratie wel kleiner is dan de milieukwaliteitsnormen dient men geen specifieke lozingsnormen aan te vragen en gelden de algemene lozingsvoorwaarden voor riool of oppervlaktewater van VLAREM II. Totaal stikstof en nitraten zijn volgens lijst 2C van bijlage 2 van VLAREM I op zich géén gevaarlijke stoffen. Maar aangezien stikstof wel eutrofiëring kan veroorzaken, moet wel een norm worden opgenomen in de vergunning voor bedrijfsafvalwater en moet zoveel mogelijk gestreefd worden naar het halen van de milieukwaliteitsnormen. Niettemin moet iedereen steeds elke verontreiniging maximaal voorkomen en beperken door de toepassing van de beste beschikbare technieken (BBT). Het VITO heeft een studie gemaakt over de best beschikbare technieken voor de veehouderij. Bij de aanvraag van een vergunning zal de VMM bij lozing op oppervlaktewater in het individueel te optimaliseren buitengebied, adviseren het afvalwater te zuiveren met behulp van een kleinschalige zuiveringsinstallatie (goede beluchting, fosfor bvb. binden met ijzer in een zandfilter,… ). Door deze maatregelen moet zoveel mogelijk gestreefd worden naar het halen van de milieukwaliteitsnormen. In de vergunning kunnen hogere lozingsnormen opgenomen zijn dan de milieukwaliteitsnormen. Die hogere normen dienen goed onderbouwd te zijn in de milieuvergunningsaanvraag. Bij de vergunningsadvisering zal steeds gevraagd worden dat voor de aanleg van de kleinschalige waterzuiveringsinstallatie de code van goede praktijk gevolgd wordt.
9
3
Voornaamste afvalwaterstromen in de veehouderij en aantal preventieve maatregelen
De belangrijkste bedrijfsafvalwaterstromen in de veehouderij zijn: - afvalwater melkwinning - perssappen en run-off van de kuilplaat; - reinigingswater, run-off van met mest bevuilde zaken; - run-off van verharde oppervlakken dat geen mest bevat. De saneringsmaatregelen ter voorkoming van de verontreiniging van het oppervlaktewater moeten gebaseerd zijn op volgende principes (en in deze volgorde): preventie, hergebruik en zuivering. De maatregelen moeten erop gericht zijn zowel de verontreiniging in het afvalwater als de hoeveelheid afvalwater zelf te reduceren.
3.1
Afvalwater melkwinning
Het afvalwater van de melkwinning bestaat uit diverse deelstromen: - reinigingswater van de melkinstallatie; - reinigingswater van de melkkoeltank; - reinigingswater van de vloer van het melkhuis en van de melkput; - spoelwater van emmers, drinkemmers, … Het is deze bedrijfsafvalwaterstroom die als bedrijfsafvalwater met gevaarlijke stoffen moet beschouwd worden. Preventie Omdat dit een belangrijk item is wordt er in hoofdstuk 4.2 verder uitgebreid op terug gekomen. Dit afvalwater wordt bij voorkeur geloosd op riolering indien het bedrijf aangesloten is op riolering. Meestal zal dit echter niet mogelijk zijn en dient dit afvalwater te worden geloosd op oppervlaktewater en dient te worden voldaan aan de normen voor lozing van bedrijfsafvalwater op oppervlaktewater (cfr. huidige reglementering). Voor het behalen van deze normen zal dan een vorm van zuivering moeten worden geïnstalleerd (vb. een biorotor). Momenteel wordt in Nederland en in Vlaanderen nogal wat onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van de aanleg van rietvelden (helofytenfilters) voor de zuivering van deze afvalwaterstroom, met bevredigende resultaten. Daarnaast kunnen zeker ook nog een aantal maatregelen worden genomen die de hoeveelheid reinigingswater kunnen beperken zoals vb.: - een goede afstelling van de apparatuur of een aanpassen van de reinigingsmethode; - hergebruik van voorspoelwater als voeding voor kalveren; - hergebruik van het reinigingswater voor de reiniging van de (melk)stal.
10
3.2
Perssappen en run-off van de kuilplaat
Perssappen en run-off van de kuilplaat bevatten een grote organische vuilvracht. Ze moeten zoveel mogelijk vermeden worden. Sapverliezen treden op bij: -
het inkuilen van groenvoer met een te laag drogestofgehalte zoals bladkolen, niet voorgedroogd gras, bietenkoppen, natte bietenpulp, onrijpe maïs, … ; voorgedroogd gras en voldoende afgerijpte maïs veroorzaken sapverliezen bij het inkuilen wanneer werd geoogst onder vochtige omstandigheden; de tijdelijke opslag van vb. glazige aardappelen en interventiefruit.
Perssappen van het ingekuilde voer worden best opgevangen in een citerne en uitgereden op het land. Hierbij moet u wel rekening houden met de bepalingen uit het mestdecreet. Een andere mogelijkheid is het sterk vervuilde eerste deel van de afvalwaterstroom op te vangen door een by-pass en de rest te zuiveren. Preventieve maatregelen Sapverliezen en sterk vervuilde run-off kunnen beperkt worden door voorzorgsmaatregelen bij het inkuilen. Meer concrete tips zijn te vinden in de waterwegwijzer voor veehouders. Sapverliezen kunnen beperkt worden door: -
-
in te kuilen onder ideale weersomstandigheden (niet bij regenweer); in te kuilen bij voldoende hoog drogestofgehalte, streef naar een drogestofgehalte van meer dan 27 %, dit percentage is ook nodig voor een goede bewaring en voederkwaliteit; vochtige producten zoals perspulp en draf moeten zoveel mogelijk voorgeperst worden door de producent.
Sterk vervuilde run-off van de kuilplaat kan drastisch beperkt worden door: -
de kuilplaat of de sleufsilo proper te houden, dus preventief te vegen; de kuilplaat – indien mogelijk – op de hoogste plaats op het erf te plaatsen; de kuil na elk gebruik goed af te sluiten; er voor te zorgen dat de kuilplaat glad is en voldoende helling heeft, zodat plassen vermeden worden; te kiezen voor een bovengrondse afvoergoot zonder rooster, zodat vlot en regelmatig uitgeveegd kan worden. Indien een ondergrondse afvoerbuis toch noodzakelijk is, plaats dan gladde buizen met voldoende helling zodat ze kunnen doorgespoten worden.
11
3.3
Afvalwater dat mest bevat
Mestsappen hebben een zeer hoge CZV-waarde (CZV: chemisch zuurstofverbruik: de hoeveelheid zuurstof die per liter verontreinigd water nodig is om de organische vervuiling te neutraliseren) en bevatten veel nutriënten. De hoeveelheid mestsappen is afhankelijk van de neerslag, van de oppervlakte van de mestvaalt, van het drogestofgehalte van de mest. In de melkveehouderij is er enerzijds het reinigingswater van de melkstanden, dat voornamelijk dierlijke mest, bodemdeeltjes en voederresten bevat. Ook de betonverharding waar koeien lopen (doorgang naar weide, verzamelplaats voor melkhuis, enz.) is bevuild met mest. Daarnaast is er nog afvalwater van het reinigen van met mest bevuilde materialen zoals mestkarren, kunstmeststrooiers, kalverhutten en voederbakken. Deze hoeveelheden zijn relatief beperkt. Afvalwater afkomstig van het reinigen van stallen moet worden opgevangen in de mestkelder gezien het verbod op het lozen van meststoffen in riolering of op oppervlaktewater. Door bewust te beslissen tot schoonmaak, zoveel mogelijk droog te reinigen en de hoeveelheid spoelwater trachten te beperken kan de belasting van de mestopslagruimte worden verminderd. Percolaat van vaste mestopslag Gezien de zeer hoge organische belasting van dergelijk uitsijpelingsvocht dient dit te worden opgevangen in de mestkelder. Het voorkomen van dit afvalwater kan gebeuren door het beperken van de inregening, door afscherming voor neerslag of door de oppervlakte van de mesthoop te verkleinen Preventieve maatregelen Water kan bespaard worden bij het reinigen van de (melk)stal: - trek de wanden van de stallen op in goed reinigbare materialen; - gebruik een rubber trekker of bezem voor het schoonspuiten; - maak de melkstal eerst nat alvorens de koeien binnen te laten; - laat moeilijk te verwijderen onzuiverheden eerst inweken; - gebruik een hogedrukreiniger (op die manier kan je tot de helft water besparen. Een goede hogedrukreiniger verbruikt slechts 6 liter per minuut). Een goede, niet versleten spuitkop is hierbij noodzakelijk. - door gebruik te maken van gezuiverd afvalwater, regenwater of oppervlaktewater voor het reinigen van stallen wordt hoogwaardig water bespaard.
12
3.4
Run-off van verharde oppervlakken dat geen mest bevat
De hoeveelheid en samenstelling van de run-off van verharde oppervlakken is afhankelijk van uw bedrijfsvoering, bedrijfsgrootte, verharde oppervlakte en van de hoeveelheid neerslag. Run-off bevat hoofdzakelijk grond (van dieren, trekker, machines, enz.), voederresten (sleufsilo’s, morsen, enz.) en eventueel kleine hoeveelheden koolwaterstoffen (lekken bij machines, vermorsen, enz.). Hierbij wordt onder meer ook reinigingswater van machines gerekend. Run-off zonder mest wordt beschouwd als bedrijfsafvalwater. Het moet voldoen aan de normen voor 'bedrijfsafvalwater dat geen gevaarlijke stoffen bevat' op voorwaarde dat het geen spuitresten of olie bevat. Ook het afvalwater, afkomstig van het afspuiten van bijvoorbeeld trekkers en aanhangwagens kan geloosd worden via een bezinkput. Als ook onderdelen zoals motoren of vette kettingen gereinigd worden, moet bijkomend gezuiverd worden. Het afvalwater mag immers nooit minerale oliën bevatten. Voor lozing op riool is een eenvoudige olieafscheider voldoende. Voor lozing in oppervlaktewater moet het water door een surplus coalescentiefilter (vangt gevaarlijke bestanddelen als koolwaterstoffen en olie op) geleid worden, voor het met run-off geloosd wordt. De reiniging van dergelijke onderdelen moet dus in een afzonderlijke reinigingsplaats gebeuren. Restanten spuitmiddelen en reinigen van spuitapparatuur Reinigingswater met gewasbeschermingsmiddelen of restanten van bestrijdingsmiddelen dienen te worden opgevangen en verwerkt. Ze kunnen in geen geval worden geloosd op oppervlaktewater of op riolering, evenmin als in de mestkelder. Het reinigingswater dient te worden uitgespreid op de cultuurgronden waarop het bestrijdingsmiddel is toegepast. Restanten van desinfectiemiddelen kunnen worden geloosd in de mestkelder of, indien aangesloten, op riolering.
Preventieve maatregelen Het water, afkomstig van ‘propere’ verharde oppervlakken (de oprit, het erf) voldoet meestal aan de lozingsnormen indien geloosd wordt via een voldoende ruime bezinkput. Hiertoe moeten de verharde oppervlakken wel zo proper mogelijk gehouden worden. Het niet verontreinigde regenwater van verharde oppervlaktes dient, waar mogelijk, te worden afgekoppeld van riolering en op oppervlaktewater te worden geloosd.
13
3.5
Huishoudelijk afvalwater
Zoals elk gezin produceert ook een landbouwersgezin huishoudelijk afvalwater. De gemiddelde hoeveelheid afvalwater bedraagt 120 liter per inwoner per dag. Dit afvalwater is afkomstig van toiletten, douche, wasmachine, lavabo’s,… Wanneer op een landbouwbedrijf het huishoudelijk- en het bedrijfsafvalwater samengevoegd worden, wordt het geheel beschouwd als bedrijfsafvalwater. Het volledige grondgebied van de gemeente is op gebied van riolering opgedeeld in een aantal verschillende zones zoals weergegeven onder punt 2.1. Het centrale gebied, het collectief geoptimaliseerde buitengebied en het collectief te optimaliseren buitengebied zijn reeds of zullen aangesloten worden op een RWZI (rioolwaterzuiveringsinstallatie). In deze gebieden is een voorbehandeling van het afvalwater niet meer strikt noodzakelijk. Aangezien openluchtgreppels niet kunnen worden ingezet in een netwerk dat moet dienen voor het transport van afvalwater zal de afvoer dienen te gebeuren via een kunstmatige afvoerweg. In het individueel te optimaliseren buitengebied moet gekozen worden voor een individuele afvalwaterzuivering. De verschillende systemen worden toegelicht in hoofdstuk 6.
14
15
4
Specifieke probleemstelling op het melkveebedrijf
Melk is een voedingsproduct. Het voortbrengen van melk moet dus in goede hygiënische omstandigheden gebeuren. Daartoe moeten de melkwinningsapparatuur (de melkinstallatie, de melkkoeltank, het melkhuisje, ... ) dagelijks gereinigd worden. Dit veroorzaakt een niet onbelangrijke hoeveelheid afvalwater. Dit werd geloosd in de gracht, beek of riool. Naast de watervervuiling, ontstaat vooral in de zomer hierdoor ook nog stankoverlast en insectenplagen. Volgens de huidige Vlarem-wetgeving mag dit afvalwater niet meer als dusdanig geloosd worden en moeten melkveebedrijven uitkijken naar een saneringstechniek. In tegenstelling tot de huishoudens en de industrie is de landbouwer meestal gehuisvest in niet gerioleerd gebied. Hij moet zal zelf moeten instaan voor de realisatie van een Individuele Behandelingsinstallatie voor Afvalwater (IBA). De laatste jaren is er via diverse demoprojecten (Departement Landbouw en Visserij, Provincie, Interreg, ...) stelselmatig ondervinding opgedaan welke installaties het meest geschikt zijn voor landbouwbedrijven.
4.1
De voornaamste afvalwaterstromen op een melkveebedrijf
4.1.1
De reiniging van de melkinstallatie
Een gewone reinigingscyclus bestaat uit verschillende spoelbeurten. De voorspoeling De voorspoeling heeft als doel om de aanwezige melkresten te verwijderen. Ze wordt uitgevoerd met zuiver lauw water (35-40°C). Dit voorspoelwater kan niet gebruikt worden als reinigingswater. Door de aanwezige melkresten ontstaan verzuring en aanslag. Indien het voorspoelwater aan de kwaliteitsnormen voor drinkwater voor de dieren voldoet, kan het water van de voorspoeling gebruikt worden als drinkwater voor varkens en kalveren. IKM verbiedt het vervoederen van voorspoelwater aan de melkkoeien (te grote risico’s op hoge kiemwaarden). Het voorspoelwater kan ook gebruikt worden als aanmaakwater voor kalverkunstmelk of in brijvoeder van varkens. Bij het vervoederen van spoelwater moet met heel wat zaken rekening gehouden worden: - goed afgewerkte leidingen zodat geen broeihaarden voor bacteriën ontstaan; - de leidingen regelmatig doorspoelen met zuiver water; - de drinkbak en/of vlotterbak moet gemakkelijk te reinigen zijn; - moeilijk haalbaar in de zomer omdat er weinig gedronken wordt op stal; - meer aandacht en werk door extra controle en reiniging van leidingen en drinkbakken.
16 Het vervoederen van voorspoelwater vraagt heel wat opvolging en onderhoud. Of het een haalbaar alternatief is, hangt sterk af van uzelf en van uw bedrijf. De hoofdreiniging De hoofdreiniging is kort te omschrijven met de volgende kenmerken: - water wordt in hercirculatie gebracht; - er wordt gebruik gemaakt van heet water ( > 70 °C); - reinigingsmiddel aanwezig. Het water van de hoofdspoeling bevat weinig of geen melk. Er wordt overwegend gewerkt met een alkalisch middel. Meestal wordt éénmaal per week met een zuurmiddel gereinigd om de achtergebleven kalksteen te verwijderen. De zuurtegraad van het water van de hoofdspoeling kan daardoor oplopen tot 9 met een alkalisch middel en dalen tot 2 met een zuur middel. De naspoeling Er wordt gewerkt met zuiver koud water om de resterende reinigingsmiddelen te verwijderen.
4.1.2
De reiniging van de melkkoeltank
De melkkoeltank wordt ook gemiddeld drie keer per week gereinigd. De achtergebleven verse melk is de voornaamste bron van organische vervuiling. Voor de reiniging wordt meestal een alkalisch reinigingsmiddel toegevoegd.
4.1.3
De reiniging van de melkstal
Na elke melkbeurt wordt de melkstal iedere keer gereinigd. Dit reinigingswater bevat mestresten en moet dus opgeslagen worden in de mestkelder. De nodige hoeveelheid water dat daarvoor nodig is kan sterk variëren volgens het type van installatie.
17
4.2
Methoden tot reductie van het afvalwater
Voor men aan afvalwaterzuivering doet is het in ieder geval belangrijk en nodig dat men een aantal maatregelen overweegt tot beperking van de afvalwaterhoeveelheid. Op een melkveebedrijf zijn daartoe een aantal mogelijkheden. Ze worden hierna kort besproken.
4.2.1
Hergebruik van water voor de reiniging van de melkinstallatie
De meeste melkinstallaties zijn uitgerust met een automatisch spoelprogramma. Omdat men geen risico met de melkkwaliteit wil lopen voorziet men standaard ruim voldoende hoeveelheden spoelwater. Het water van de hoofdreiniging en het water van de naspoeling kunnen perfect hergebruikt worden voor andere toepassingen (vb. het schoonspuiten van de melkstal). Daarvoor moet dit spoelwater opgeslagen worden in een afzonderlijke opslagvat. Bij hergebruik van het spoelwater van de hoofdspoeling is het belangrijk om het water te verspuiten onder lage druk. Verspuiten onder hoge druk geeft een sterke verneveling van de vloeistof waarin ook reinigingsmiddel is opgelost. Inademen van deze nevel zou nadelige consequenties voor de gezondheid kunnen hebben. Een dergelijk systeem van hergebruik installeren kan meestal met vrij eenvoudige ingrepen gebeuren (ook bij bestaande installaties). In het volgende schema (pag. 18) wordt dit getoond.
18
Figuur 1
Montageschets voor hergebruik water bij de reiniging van de melkstal
reeds aanwezig:
1 2 3 4 5
luchtafscheider met melkpomp driewegklep spoelbak aanvoer vers water spoelleiding
te installeren:
6 7 8 9 10
isolatie spoelbak driewegklep drainageklep opslagvat met vlotter en afvoer hydrofoorgroep met knijpkraan a voorspoelwater b hoofdreinigings- en naspoelwater
19
4.2.2
Doorschuifreiniging
Door het toepassen van een doorschuifsysteem wordt hetzelfde water driemaal gebruikt voordat het wordt geloosd. Hiervoor wordt het naspoelwater van de eerste reinigingsbeurt als hoofdreinigingswater voor de hoofdspoeling bij de tweede reinigingsbeurt en als voorspoelwater bij de derde reinigingsbeurt gebruikt. - naspoelwater opvangen: • gebruiken voor volgende hoofdspoeling en opvangen • gebruiken voor voorspoeling (66 % reductie van water) - energiewinst: voorspoelwater hoeft niet opgewarmd te worden en het verwarmen van de hoofdreinigingsoplossing is sterk verminderd.
4.2.3
Voorraadreiniging
Bij de voorraadreiniging wordt de hoofdreinigingsoplossing gedurende één week gebruikt voor de reiniging van de melkleidingsinstallatie. De hoeveelheid voorraadreinigingsoplossing is hierbij gelijk aan de hoeveelheid die bij standaardreiniging zou gebruikt worden. De oplossing wordt gedurende een gehele week in een goed geïsoleerd vat bewaard. Het verlies door fasescheiding en drainage van de installatie wordt voor de volgende reiniging weer aangevuld met water en reinigingsmiddel. Een goede voorspoeling en naspoeling met vers water is vereist, zodat het aanwezige desinfectiemiddel op het einde van de gebruiksperiode nog voldoende actief is. - meermaals gebruiken van het hoofdspoelwater (automatische dosering reinigingsmiddel nodig); - installeren van een voorraadvat; - 50 % water bespaard en 60 % chemicaliën.
20
21
5
Individuele behandeling van afvalwater (IBA)
Omdat de meeste landbouwbedrijven gelegen zijn in een niet-gerioleerd gebied moet er voor de behandeling van het afvalwater een kleinschalige individuele zuiveringsinstallatie voorzien worden. Voor het plaatsen van een dergelijke installatie doet u best beroep op een specialist terzake. Welk systeem het beste is hangt immers af van diverse factoren zoals de samenstelling van het afvalwater, de lozingsnormen die u volgens uw vergunning moet behalen, de ruimte waarover u beschikt. Om de werking van de verschillende systemen te begrijpen is het wel goed om enig inzicht te hebben in de processen waarop de afvalwaterzuivering steunt. Ook is het goed dat men een aantal begrippen kent die dikwijls vermeld worden .
5.1
Inwonerequivalent (IE)
De mate waarin water verontreinigd is wordt uitgedrukt met het begrip inwonerequivalent (IE). Eén inwonerequivalent komt overeen met het afvalwater dat gemiddeld door 1 inwoner per dag wordt geproduceerd. Voor 1 IE rekent men op een theoretisch debiet van 150 liter per dag met een belasting van: - geloosde hoeveelheid op 24 uur = 150 l - zwevende stoffen (ZS) = 500 mg / l - BZV = 300 mg / l - CZV = 750 mg / l - Kjeldahl - stikstof = 55 mg / l Zwevende stoffen zijn alle niet-opgeloste stoffen in een bepaald volume afvalwater. In principe zijn dit die deeltjes die door filtratie of centrifugering kunnen afgescheiden worden. De micro-organismen hebben zuurstof nodig voor de afbraak van het organisch materiaal dat aanwezig is in het afvalwater. Om een idee te hebben van de hoeveelheid zuurstof heeft men de begrippen biologisch zuurstofverbruik (BZV) en chemisch zuurstofverbruik (CZV) ingevoerd. Het biologisch zuurstofverbruik (BZV) is de maat van de nodige zuurstof nodig voor de micro-organismen om het organische materiaal in het afvalwater af te breken. Het chemisch zuurstofverbruik (CZV) geeft aan hoeveel zuurstof er verbruikt zal worden als het afvalwater op een chemische manier wordt geoxideerd. Dit zal altijd hoger liggen dan het BZV.
22
5.2
Schatting of berekening van de hoeveelheid afvalwater
De hoeveelheid afvalwater is natuurlijk afhankelijk van de grootte van de melkveestapel, van de melkinstallatie en de manier van reinigen. Uit het onderzoek dat tot nu toe in Vlaanderen daarover gevoerd is kunnen de volgende cijfers geput worden. Voorbeeld 1
melkveebedrijf met ± 30 koeien - pijpleiding - 2 x daags melken
Uit de gegevens ter beschikking gesteld door de melkveehouder kan berekend worden: maximum hoeveelheid afvalwater per dag, met reiniging van de melkkoeltank. melkinstallatie en melkstellen 90 x 2 = 180 l melkstellen (voor het melken) 20 x 2 = 40 l melkkoeltank 150 l rest ± 100 l -------------470 l minimum hoeveelheid afvalwater per dag, zonder reiniging van de melkkoeltank. melkstellen en melkinstallatie 180 l melkstellen (voor het melken) 40 l rest 100 l -------------320 l Zo kan men berekenen dat de totale hoeveelheid afvalwater per jaar 139 880 l of 140 m³ bedraagt. Voorbeeld 2
melkveebedrijf van 55 koeien - visgraat 2 x 6 - 2 x daags melken
Volgens gegevens ter beschikking gesteld door de melkveehouder heeft men voor het reinigen van de melkkoeltank nodig: de voorspoeling 60 l de hoofdreiniging 20 l de lauwe naspoeling 45 l de koude naspoeling 45 l ----------Totaal 170 l Voor het automatisch reinigen van de melkleiding na iedere melkbeurt heeft men nodig: koude spoeling 60 l warme spoeling 60 l hoofdreiniging 60 l koude naspoeling 60 l ----------Totaal 240 l
23 Volgens de 24 uur debietmetingen is gebleken dat er bij twee melkbeurten in totaal (voor het reinigen van de melkleiding, de melkstand, het melkhuisje) 740 l afvalwater vrijkomt. De maximum hoeveelheid afvalwater per dag bedraagt dus 740 + 170 = 910 l. Al naargelang het aantal ophaalbeurten per week is de minimum hoeveelheid afvalwater per dag 740 liter. De totale hoeveelheid afvalwater per jaar is dan te ramen op 293 560 liter of 294 m³. Uit metingen op deze bedrijven is de volgende samenstelling van het afvalwater gebleken: Voorbeeld 1:
melkveebedrijf van 30 koeien en pijpleiding gem. CZV influent 1 106 mg O2/l. gem. hoeveelheid Kj-N in het influent is 25 mg N/l. gem. hoeveelheid geloosd afvalwater per dag: 383 l
Voorbeeld 2:
melkveebedrijf van 55 koeien - visgraat 2 x 6 gem. CZV influent 1 403 mg O2/l gem. hoeveelheid Kj-N in het influent is 47 mg N/l gem. hoeveelheid geloosd afvalwater per dag: 816 l
5.3
Berekening van het aantal IE
De berekening van de dimensionering van het systeem met IE is als volgt: IE
=
Q x (CZV + KjN x 4,57) 180 x (750 + (55 x 4,57)
Q
=
hoeveelheid afvalwater in liter, geloosd op 24 uur
CZV =
gemiddeld chemisch zuurstofverbruik
KjN =
gemiddeld gehalte aan Kjeldahl-stikstof
Als we deze gemiddelde gegevens inbrengen in de formule voor de berekening van het aantal IE, bekomt men:
Voorbeeld 1
IE
=
383 x (1 106 + (25 x 4,57)) 180 x (750 + (55 x 4,57))
=
2,59 IE
Voorbeeld 2
IE
=
816 x (1 403 + (47 x 4,57)) 180 x (750 + (55 x 4,57))
=
7,30 IE
24
5.4
Principes van de werking van een afvalwaterzuivering
De behandeling van afvalwater gebeurt in drie stappen. Bij bepaalde systemen zijn verschillende stappen gecombineerd in één proces. - De voorbehandeling. Tijdens de voorbehandeling wordt het afvalwater fysisch gezuiverd van vaste stoffen en bezinkbaar materiaal. - De biologische zuivering De biologische zuivering zorgt voor de afbraak van de opgeloste stoffen en de organische vuilvracht. - De nabehandeling Door dit proces worden de zwevende stoffen, nutriënten en mogelijke pathogenen verder verwijderd.
25
5.5
Werking van de micro-organismen bij de zuivering van het afvalwater
De micro-organismen komen vooral tussen bij de verwijdering van: - het organisch materiaal; - de stikstof. De micro-organismen gebruiken het aanwezige organisch materiaal (suikers, eiwitten, vetten) voor hun groei. Door de aangroei van de bio-massa is er een vermindering van de CZV en BZV van het afvalwater. De verwijdering van de stikstof (N) is heel wat complexer daar dit element voorkomt onder verschillende vormen o.a. organische verbindingen, ammonium, nitriet, nitraat, stikstofgas. De som van de organische-N en de ammonium-N bepaald volgens de Kjeldahl-methode noemt men de Kjeldahl-N. Dit is een belangrijke parameter voor de karakterisatie van het afvalwater. De verschillende processen die tussenkomen bij de stikstofverwijdering worden in volgend schema weergegeven.
Figuur 2
De verschillende processen die tussenkomen bij de stikstofverwijdering
Micro-organismen kunnen organisch-N omzetten in ammonium-N
=
mineralisatie
Ammonium-N wordt omgezet in nitraat-N
=
nitrificatie
Nitraat-N kan worden omgezet in stikstofgas
=
denitrificatie
Micro-organismen voeden zich ook met ammonium-N en nitraat-N =
immobilisatie
26 Uit dit schema blijkt dat bij verschillende van deze processen de aanwezigheid van zuurstof essentieel is. In het proces van de nitrificatie wordt het ammonium omgezet in nitraat (NO3) en nitriet (NO2). Dit gebeurt in een zuurstofrijk milieu door aërobe bacterien. Voor de verwijdering van stikstof (N), via het proces van de denitrificatie, is evenwel een zuurstofarm (anaëroob) milieu essentieel. Het stikstofgas verlaat het systeem naar de lucht toe. Stikstofgas is een natuurlijk bestanddeel van lucht.
27
6
Meest voorkomende IBA’s op een landbouwbedrijf
Natuurlijke waterzuiveringssystemen onderscheiden zich van de conventionele zuiveringssystemen door het ontbreken van mechanische voorzieningen of kunstmatige toevoer van lucht in het zuiveringsproces. Dit betekent een eenvoudige bedrijfsvoering met echter een groot ruimtebeslag en een goede landschappelijke inpasbaarheid. Welke systemen (mechanisch of plantaardig systeem) men ook kiest, er zal steeds een voorbehandeling van het te zuiveren water aan voorafgaan.
6.1
De voorbehandeling
De voorbezinktank Een voorbezinktank moet de grove bezinkbare bestanddelen uit het afvalwater verwijderen om te voorkomen dat deze verder in de installatie voor problemen zorgen (bezinking in leidingen, verstoppingen, er wordt te veel slib geproduceerd en de IBA moet voortdurend geruimd worden). De functie van de voorbezinktank blijft (in tegenstelling tot een septische put) beperkt tot het bezinken van zwevende stoffen. De voorbezinktank realiseert ook een buffering van het influent. Zo worden stootbelastingen afgevlakt en blijft de kwaliteit van het influent voor de secundaire zuivering min of meer constant. In de melkveehouderij blijft het gebruik van een voorbezinktank beperkt tot buffering. Voor een voldoende voorbehandeling is een septische put noodzakelijk.
Figuur 3
De voorbezinktank
28
De vetafscheider Het afvalwater wordt in de vetafscheider ontdaan van drijvende lagen, zoals vetten en oliën. Ook de voorbezinkingskamer van een septische put (zie verder) kan dienst doen als vetafscheider. Het is aan te raden een vetafscheider te gebruiken wanneer de septische put meer dan 10 tot 15 meter verwijderd is. In andere gevallen kan de vetafscheiding via de septische put gebeuren. Er is een regelmatige controle nodig en vet en olie moeten verwijderd worden telkens de drijflaag een bepaalde dikte heeft bereikt.
Figuur 4
De vetafscheider
Principetekening met de werking van een vetafscheider waar vet en olie naar boven drijven. Septische tank De septische tank beoogt een minimale biologische zuivering van het afvalwater en kan daarom, afhankelijk van de dimensionering, zowel onder voorbehandeling als onder biologische zuivering gecatalogeerd worden. De werking van een septische put berust op bezinking van de zwevende stoffen in het influent, de afscheiding van olie en vet (die samen met opdrijvend slib een harde drijflaag vormen) en gedeeltelijke anaërobe afbraak (vergisting) van bezonken materiaal. De septische tank staat ook in voor het vloeibaar maken van het ruwe afvalwater, hoofdzakelijk van de meegevoerde fecaliën (hydrolyse). In het afgescheiden slib vindt anaërobe afbraak van organisch materiaal plaats. Voor bestaande woningen is een septische put voldoende voor het zuiveren van huishoudelijk afvalwater. Voor bedrijfsafvalwater is de septische put een noodzakelijke voorbehandeling, maar zeker geen volwaardige zuivering. Het zuiveringsrendement van de biologische zuivering in de septische put is immers te laag.
29
Figuur 5
De septische tank
6.2
De mechanische systemen
De mechanische systemen of ook wel de compactsystemen genoemd zijn kleiner dan de plantensystemen en kunnen vaak volledig onder de grond weggewerkt worden. Om een voldoende gelijkmatige spreiding van het influent over een etmaal te bekomen is in de veehouderij steeds een bufferput met een influentpomp nodig. Deze influentpomp stuurt dan een aantal maal per dag een bepaalde hoeveelheid afvalwater naar de biologische zuivering. Piekdebieten worden op deze manier afgevlakt. Men kan vier typen vinden in de praktijk: - actief-sibsysteem; - aërobe biofilter (oxidatiebed); - ondergedompelde beluchte filter (vastbed); - biorotor.
6.2.1
Actief-slibsysteem
Principe De werking van een actief-slibsysteem steunt op intensief beluchten van een open reactortank waarin zich een mengsel van biomassa en afvalwater bevindt. De biomassa komt voor onder de vorm van slibvlokken, dit zijn groepjes micro-organismen die zich in het afvalwater ontwikkelen.
30
Figuur 6
Actief slibsysteem
Bij individuele systemen staat de beluchting zowel in voor de zuurstofvoorziening als voor het mengen van de reactorinhoud. Door plaatsgebonden of periodiek te beluchten, kunnen afwisselend aërobe en anoxische omstandigheden gecreëerd worden. Indien deze zones in een aparte reactorruimte voorzien worden, ontstaat in combinatie met een slibretour een doorgedreven proces van nitrificatie en denitrificatie. In de nabezinktank vindt de scheiding plaats tussen het gezuiverde water en het actief slib. Een deel wordt als retourslib weer in het beluchtingbekken geleid. Omdat bij het zuiveringsproces de hoeveelheid slib toeneemt, moet slib uit het systeem worden afgelaten, om zo het slibgehalte in de beluchtingstank op het gewenste niveau te houden. In geval van discontinue (batch) systemen vindt beluchting en nabezinking plaats in hetzelfde bekken. Per dag worden één of meerdere cycli van beluchting, respectievelijk bezinking doorlopen. Er zijn al een aantal installaties in gebruik op Vlaamse melkveehouderijen. Voordelen: - compact; - ook grotere capaciteiten kunnen volledig ondergronds; - relatief goedkoop in aankoop. Nadelen: - relatief hoog energieverbruik (intensieve beluchting); - minder stabiele werking; - gevoeliger voor piekbelastingen; - meer toezicht en onderhoud nodig; - kans op geluidshinder van de beluchter.
31
6.2.2
Aërobe biofilter (oxidatiebed)
Principe Een aërobe biofilter of een oxidatiebed is een slib-op-drager-systeem. Het afvalwater wordt na voorbezinking over de biofilter verdeeld en stroomt door het filterpakket. Onderaan wordt het gezuiverde water verzameld en gerecirculeerd, zodat het meerdere malen over het filtermateriaal gestuurd wordt.
Figuur 7
Aërobe filter
De drager kan bestaan uit uiteenlopende materialen zoals lavastenen of kunststof. De filter komt nooit onder het vloeistofoppervlak en staat voortdurend in contact met de buitenlucht. Het zuiveringsproces verloopt onder aërobe omstandigheden. De dikte van de biofilm is beperkt en wanneer de film te dik wordt, zullen de overtollige bacteriën van het filtermateriaal afschuiven en in het nabezinkingsgedeelte van het gezuiverde water gescheiden worden. Afhankelijk van de dikte van de sliblaag kunnen anoxische omzettingsreacties plaatsvinden. Via een recirculatie kan het slib naar de voorbezinking teruggevoerd worden. De voorbezinktank kan dan ook als slibstockage dienen. De beluchting van de biofilter gebeurt doorgaans op een natuurlijke manier. Slechts een aantal systemen heeft een geforceerde beluchting. Het dragermateriaal moet een gelijkvormige structuur hebben, zodat water en lucht er gelijkmatig doorstromen. Enerzijds moet het een zo groot mogelijk specifiek oppervlak hebben, anderzijds moet er voldoende vrije ruimte overblijven om verstoppingen te vermijden. Het dragermateriaal kan onder of boven de grond opgesteld zijn. Er bestaat ook een kunststofdrager die zelfdragend is en gewoon op roosters boven of onder de grond staat. De aërobe biofilter is het meest gebruikte compactsysteem in de land- en tuinbouw in Vlaanderen.
32 Voordelen: - relatief stabiel; - eenvoudig en bedrijfszeker; - zelfbouw is mogelijk mits begeleiding; - compact; - overzichtelijk en goed toegankelijk; - relatief eenvoudig uitbreidbaar; - flexibel; - verdraagt relatief goed schommelingen in influent en periodes van nulbelasting - verdraagt relatief goed grotere hydraulische belasting, zodat denitrificatie door terugsturen van effluent goed mogelijk is. Nadelen: - elektriciteitsverbruik (door het draaien van de dompelpomp).
6.2.3
Ondergedompelde beluchte filter (vastbed)
Principe Een ondergedompelde beluchte filter is een slib-op-drager-systeem. De bacteriënfilter bestaat uit een compartiment waarin zich dragermateriaal bevindt. Bij deze ondergedompelde filter is het compartiment volledig gevuld met afvalwater. Onder het dragermateriaal zijn beluchtingelementen aangebracht die zorgen voor de zuurstofvoorziening. De biomassa bevindt zich zowel in vlokvorm, zwevend in het afvalwater, als in de vorm van een biofilm op de drager. Door periodiek of plaatsgebonden te beluchten, kunnen aërobe en zuurstofarme (anoxische) zones ingericht worden.
Figuur 8
Ondergedompelde beluchte filter
Het dragermateriaal moet zowel water als lucht doorlaten. Meestal worden hiervoor kunststofvormen of kunststofplaten gebruikt. Er zijn een aantal ondergedompelde beluchte filters in gebruik in Vlaamse (melk)veehouderijen.
33 Voordelen: - relatief goed bestand tegen stootbelasting en perioden van nulbelasting; - kan volledig onder- of bovengronds geplaatst worden, afhankelijk va de constructeur. Nadelen: - relatief hoog energieverbruik; - kans op verstopping van de filter; - kans op geluidshinder van de beluchter.
6.2.4
Biorotor
Principe Een biorotor is een slib-op-drager-systeem waarbij het dragermateriaal (gegolfde schijven met een hoog specifiek oppervlak) rond een roterende as is bevestigd. Een andere uitvoeringsvorm is deze waarbij de rotor bestaat uit een trommel, die gevuld is met pakkingmateriaal met een hoog specifiek oppervlak. Dit aërobe systeem omvat drie stappen: voorbehandeling, biologische zuivering en nabehandeling.
Figuur 9
De biorotor
De rotor wordt voor 40 % ondergedompeld in voorbezonken afvalwater en draait continu rond aan een lage snelheid. Door de rotatie wordt de biofilm afwisselend met het afvalwater en met de zuurstof in de lucht in contact gebracht. Wanneer de biofilm op de drager te dik wordt, schuift het slib gedeeltelijk af en komen slibvlokken in het afvalwater terecht. Deze vlokken worden verwijderd in een nabezinktank en naar een slibstockage verpompt. De waterfilm die over de biofilm getrokken wordt tijdens de rotatie is zeer dun. Dit bevordert een goede zuurstofoverdracht. Biorotoren zijn ook geschikt voor nutriëntverwijdering, mits een aangepaste opbouw en bedrijfsvoering van het systeem. De reactorruimte kan uit één of meerdere compartimenten bestaan. Het dragermateriaal moet voldoende stijf zijn om vervormingen te voorkomen, moet een hoog specifiek oppervlak hebben en moet een goede hechting geven aan micro-organismen. De rotatie van de drager zorgt voor de nodige turbulentie en dus voor een goede menging met het afvalwater.
34 Het systeem is in gebruik voor de zuivering van huishoudelijk afvalwater. Voordelen: - relatief goed bestand tegen piekbelasting; - compact. Nadelen: - hoge investeringskost; - geluidshinder mogelijk; - hoog energieverbruik.
6.3
De systemen met planten
Het algemeen principe van waterzuivering berust in het verwijderen van de vervuilende stoffen (organisch materiaal, mineralen) uit het systeem. In een helofytenfilter (moerasplanten) wordt bij de zuivering van het afvalwater daartoe gebruik gemaakt van de plant, de micro-organismen en de bodem. In het volgend schema wordt de omzetting of verwijdering van de vervuilende stoffen (organisch vuil, stikstof en fosfor) door de drie componenten kort weergegeven. Zuivering door micro-organismen, bodem en plant organisch vuil
→
micro-organismen
→
biomassa
organisch vuil
→
bodem
→
filtratie
stikstof (N)
→
micro-organismen
→
biomassa + atmosfeer
stikstof (N)
→
plant
→
biomassa + veen
stikstof (N)
→
bodem
→
adsorptie
fosfor (P)
→
bodem
→
adsorptie - zoutvorming
fosfor (P)
→
plant
→
biomassa + veen
fosfor (P)
→
micro-organismen
→
biomassa
35 Bij verschillende van deze processen is de aanwezigheid van zuurstof essentieel. Het is hoofdzakelijk via de holle stengels van de moerasplanten (riet) dat deze zuurstof wordt aangevoerd. Voor de verwijdering van stikstof (N), via het proces van de denitrificatie, is evenwel een zuurstofarm (anaëroob) milieu essentieel. Daartoe is een systeem, van periodiek overstromen afgewisseld met drooglegging, het meest aangewezen.
6.3.1
Het vloeiveld - moerastype
Dit is een grachtvormige, met riet beplante vloeiweide met een waterstand van 40 tot 50 cm. Het afvalwater stroomt horizontaal over het aardoppervlak tussen de stengels. Op de stengels hechten zich de micro-organismen vast.
1 2 en 4 3 5
Figuur 10
= = = =
Het vloeiveld
voorbezinkingsbekken - aanvoer afvalwater zijwanden en L-vormige af- en aanvoerbuizen eigenlijk vloeiveld met moerasplanten afvoer gezuiverd water naar oppervlaktewater
36
6.3.2
Het percolatierietveld
Bij dit type helofytenfilter speelt de bodem een actieve rol in het waterzuiveringsproces. Het afvalwater dringt verticaal door een bodem begroeid met helofyten, en wordt op 1 à 1,2 m diepte door drains afgevoerd. De aanplanting van voornamelijk riet is noodzakelijk om de percolatie eigenschap van de bodem te behouden. De opgeloste organische bestanddelen worden door de bacteriën die zich rond de bodemdeeltjes, wortels en rhizomen bevinden, opgenomen en afgebroken. Voor een goede stikstofverwijdering dient men te zorgen voor het afwisselend snel bevloeien en laten indringen van het water in de bodem, dus het creëren van anaërobe en aërobe zones. Het water moet uniform verdeeld worden over de ganse lengte van het zuiveringsbed en moet er een voldoende tijd verblijven.
Figuur 11
Het percolatierietveld 1 2 3 4 5
aanvoer opvangbekken afvoer naar percolatieveld (ondergrondse leiding) zijwanden afvoerdrain naar de ontvangende waterloop
37 Voordelen van een percolatierietveld: - goede verwijdering van organische stoffen, evenals een goede N- en P-verwijdering. - minder doorlaatbaarheidsproblemen en minder gevoelig voor dichtslibben. - interessante zuiveringsrendementen, dankzij optimale bodemwerking, mogelijkheid tot periodieke drooglegging. Nadelen: - kostprijs; - ruimtebeslag.
6.3.3
Wortelzonezuivering
Het afvalwater stroomt horizontaal door de bodem en langs de ondergrondse plantendelen. De rol van helofyten bestaat ook hier weer uit zuurstof inbrengen en het garanderen van een betere doorlaatbaarheid.
Figuur 12
De wortelzonezuivering 1 2 3 4
aanvoer (breeksteen) ondoorlatend membraan bodem of grind uitlaat
De zuiverende werking gebeurt door micro-organismen, bodem en plant. Het water moet daartoe wel uniform verdeeld worden over de ganse lengte van het zuiveringsbed.
38
6.3.4
De meest gebruikte planten in een plantensysteem
De planten vervullen meestal een dubbele functie: - op de stengels en wortels kunnen zich de bacteriën vestigen; - ze zorgen voor aanvoer van zuurstof. Moerasplanten Die bezitten interne luchtkanalen voor de aanvoer van zuurstof. a) b) c)
Figuur 13
Mattenbies, Scirpus lacustris Riet, Phragmites australis Lisdodde, Typha latifolia
Soorten moerasplanten
Drijvende waterplanten a) b)
Figuur 14
Waterhyacint, Eichhornia crassipes Klein kroos, Lemna minor
Soorten drijvende waterplanten
39
Het organisch materiaal wordt verwijderd door de groei van de biomassa van de planten. Deze biomassa moet dan evenwel regelmatig geoogst (dus verwijderd) worden. Daarbij stellen zich een aantal problemen i.v.m. arbeid, uitvoerbaarheid, … . Riet is het meest aangewezen door een aantal voordelen: -
Riet is een wereldwijd verspreide plantensoort. Grote massa rhizomen, de stengels en de rhizomen zijn hol, onderbroken door knopen waarop wortels kunnen ontstaan bij het onder water zetten. Het ondergrondse plantenmateriaal wordt zowel ‘s winters als ‘s zomers met zuurstof voorzien. Er is dus O2-transport naar de doorgaans anaërobe bodemmassa. Het is zeer vorstresistent, droogteresistent en ook zoutresistent. Riet stelt weinig eisen wat de textuur van de bodem betreft. Rietkragen komen voor op de zwaarste bodems als op de armste zandgronden. Riet is behoorlijk pH-tolerant, zodat er zich bij een normale bedrijfsuitbating geen problemen stellen. Biedt een grote weerstand tegen uiteenlopende verontreinigingen (vb. van calcium of koper). De waterverdamping van riet is indrukwekkend.
Tabel 5
Voordelen van riet
Riet
Lisdodde
Liesgras
Rietgras
Ondiep
Diep
Ondiep
Ondiep
Ondiep
Aantal stengels/m²
Veel
Veel
Weinig
Veel
Veel
Stengeldikte
Dun
Dun
Dik
Dun
Dun
Weerstand tegen legeren
Slecht
Goed
Slecht
Slecht
Goed
Beschikbaarheid
Slecht
Goed
Goed
Goed
Goed
Rhizoomvorming
Mattebies
Hieruit blijkt dat alleen riet aan alle bovengenoemde eisen voldoet.
40
6.4
Praktische werking van het percolatierietveld
Uit de tot nu toe verzamelde gegevens blijkt dat een percolatierietveld de beste zuiverings-resultaten te geven. Daarom wordt nog wat verder ingegaan op dit type.
Figuur 15
Aanleg en constructie van percolatierietveld
Het aangevoerde afvalwater (1) wordt opgeslagen in een bekken (2), eventueel voorzien met zandvanger en olieafscheider. Door een dompelpomp en een ondergrondse leiding (3) wordt het intermitterend op het percolatieveld (4) gebracht waar het in de bodem kan dringen. De op 1 - 1,20 m diepte liggende drains vangen het weg sijpelende water op en voeren het af naar de ontvangende waterloop (6). Dit beduidt dat het maaiveld van het percolatieveld minstens 1 - 1,2 m boven het hoogste peil van het ontvangende water moet liggen. Om een goede werking te bekomen moet bij de aanleg rekening gehouden worden met een aantal constructievereisten. De belangrijkste daarbij zijn de volgende: - Draineerdiepte 1 à 1,2 m; verblijftijd van minimaal 6 dagen. - Aanvoerdrain op een grindlaag, en ook afvoerdrain op een grindlaag (10-20 cm). - Vullen met zand of zandleem (korrelgrootte 0,06 tot 2 mm). Kleifractie mag 10 % niet overschrijden. Er moet voldoende Fe, Al en Ca in de bodem zitten. Eventueel mergel onder het zand mengen. - Vanaf half mei, riet (zaailingen) aanplanten à rato van 9 plantjes per m². De eerste maand alleen bij droog weer bevochtigen met zuiver water. Tweede maand maximaal de helft van de maximale hoeveelheid afvalwater. Ongeveer na 2 maanden kan het rietveld in bedrijf worden genomen. Maximale werking na ± 3 jaar. - Maaien van riet is waarschijnlijk onnodig of zelfs ongewenst. - Om periodieke drooglegging mogelijk te maken kan men de oppervlakte verdelen in meerdere compartimenten die afwisselend belast worden.
41
6.4.1
Dimensionering
De dimensionering is gebaseerd op het aantal inwonerequivalenten (IE). Welke gegevens men bekomt van een melkveebedrijf werd uitgewerkt in een paar voorbeelden (zie 5.2) Alhoewel de gegevens uit de literatuur nogal variëren is een redelijke aanname van bruto-oppervlakte = 9-12 m² / IE Voor een melkveebedrijf van 55 koeien (7,3 IE), komt men dus tot een oppervlakte van ± 66 à 88 m² rietveld. In de bruto oppervlakte zijn begrepen: de zuiveringsoppervlakte van het rietveld, de omwalling en de toegangswegen. Voor de verschillende types betekent zulks: - voor een vloeiveld is er min. 10 m² / IE bruto nodig; - voor een wortelzonezuivering is er minimaal 9 m² / IE bruto nodig; - voor een percolatieveld is er minimaal 7-10 m² / IE bruto nodig.
6.4.2
Mogelijk zuiveringsrendement
Het rendement van een dergelijke waterzuivering is door zijn concept afhankelijk van verschillende factoren: - de seizoenen en de weersomstandigheden; - de periode tussen meting en opstart; - de voorziene oppervlakte per IE. Bij de interpretatie van de resultaten is het daarom nodig rekening te houden met deze omgevingsfactoren. Vb. Bokrijk - 4,5 m² per I.E. netto, hetgeen 7,2 m² / IE bruto is. - meetgegevens oktober en juli.
42
Tabel 6
Resultaten zuiveringsrendement Bokrijk
Meetgegevens oktober
Influent (mg/l)
Effluent (mg/l)
Reductie %
BZV CZV NH4-N Kj-N PO4-P Meetgegevens juli
148 381 8,6 21,7
<3 40 2,5 2,9 1,5
98 89 66 93
Influent (mg/l)
Effluent (mg/l)
Reductie %
186 400 78,5 9,9
4 49 6,6 1,6
98 88 92 84
BZV CZV NH4-N Kj-N PO4-P
Voor de reductie van de zwevende stoffen, CZV en BZV behaalt een percolatierietveld meestal uitstekende resultaten (en onder de vastgestelde normen). Voor P stelt de voorziene limiet wel regelmatig problemen, en soms ook voor N (vooral in de winterperiode).
6.5
Kostprijs van een IBA
De kostprijs voor een IBA (Individuele Behandeling van Afvalwater) valt op te delen in 3 posten: - de investeringskost; - de exploitatiekost; - de kost voor de verwerking van de installatie op het einde van haar levenscyclus. De investeringskost Er zijn tal van systemen op de markt en de kostprijs ervan is vaak moeilijk te vergelijken. In de prijs voor rietvelden, bijvoorbeeld, is plaatsing inbegrepen, terwijl prijzen voor compact- of mechanische systemen meestal exclusief plaatsing en aansluiting zijn. De aankoopprijs voor een installatie die zowel huishoudelijk als bedrijfsafvalwater verwerkt, (ongeveer 1 000 liter per dag), ligt tussen 5 000 en 15 000 euro (200 000 tot 600 000 BEF). Deze prijzen zijn inclusief plaatsing, aansluiting en eventueel hergebruik van het effluent.
43
De kostprijs voor kleinere systemen voor huishoudelijk afvalwater varieert tussen de 1 750 en 6 250 euro (70 000 tot 250 000 BEF). Opties zijn mogelijk, meestal is dit een extra kost waarmee rekening dient mee gehouden bij vergelijking van de verschillende toestellen. Deze opties kunnen zijn: een doseertoestel voor toeslagstoffen, een alarm of monitoringsysteem of een versterkte of geluidsdichte dekplaat. De installatiekosten hangen af van: - type toestel: - gewicht en volume; - mate waarin het is voorgemonteerd; - aantal te installeren putten. - locatieafhankelijke factoren: - bereikbaarheid van de site; - aanwezigheid van kabels en leidingen; - grondwaterpeil; - eventueel andere onvoorziene factoren. Het spreekt voor zich dat de uiteindelijke installatiekosten sterk zullen variëren naargelang de bouwplaats. De gemiddelde installatiekost ligt tussen de 2 000 en 3 000 euro (80 000 tot 120 000 BEF). De kosten van grondwerken, de gepresteerde uren, de aanschaf van bijkomende materialen en het herstellen van de site na de plaatsing, worden daarbij allemaal in rekening gebracht. Landbouwers die inverteren in een IBA kunnen hun installatiekosten verminderen door steun van het VLIF, de provincie en/of de gemeente aan te vragen. De exploitatiekosten Energiekosten Over het algemeen zijn de energiekosten om het afvalwater aan of af te voeren laag. De hoge energiekost zit in de procesvoering van compact- of mechanische systemen. Er zijn grote verschillen in het energieverbruik van vergelijkbare systemen, naargelang het aantal pompen, motoren en beluchters en de manier waarop deze gestuurd worden. Toevoegproducten Bij een aantal systemen zijn entstoffen nodig om de biologische activiteit te verbeteren. Ruimings- en slibverwerkingskosten De totale ruimings- en slibverwerkingskost hangt af van de ruimingskost, de afzetkost van het slib en de ruimingsfrequentie. Een ruimingsbeurt kost ongeveer 150 euro (6 000 BEF), inclusief verwerking. De ruimingsfrequentie hangt af van het type installatie. Bij plantensystemen wordt normaal enkel de voorbezinking geruimd, het slibresidu in de filter wordt verwijderd bij het ontmantelen van de installatie.
44 Onderhouds- en controlekosten Kosten voor technische controle en onderhoud, de controle van de mechanische componenten en het slibvolume als de processturing zijn momenteel nog moeilijk in te schatten. De eisen van de overheid ten aanzien van monstername en analyse zullen daarin een belangrijke factor zijn. Bijna alle leveranciers van IBA-systemen bieden een onderhoudscontract aan. De kosten daarvoor variëren tussen 75 tot 450 euro per jaar (3 000 tot 18 000 BEF).
Besluit De keuze van een IBA is afhankelijk van verschillende factoren. Om een beeld te krijgen van de totale kostprijs moet de exploitatie en de afschrijving over de hele levensduur berekend worden. Systemen die in aankoop duur zijn kunnen uiteindelijk de meest economische investering blijken.
45
7
Besluit
De afvalwaterproblematiek zal in de toekomst belangrijker worden. Dat heeft o.a. te maken met volgende factoren: - een grotere maatschappelijke gevoeligheid; - strengere normen uitgevaardigd door de overheid; - een grotere financiële impact, door de afvalwaterheffing en de heffing die wordt geïnd op de grondwaterwinning; - daardoor is er op bedrijfsniveau voor het hergebruik van gedeeltelijk of volledig gezuiverd afvalwater ook een financiële stimulans. De uitgangsgedachte blijft evenwel: eerst afvalwater voorkomen en dan zuiveren. Op heel wat melkveebedrijven is, door een aanpassing van de melkinstallatie, een reductie van het afvalwater mogelijk. In verschillende demoprojecten is er ondertussen met verschillende types van kleinschalige waterzuiveringsinstallaties ervaring opgedaan. Bij de toepassing op bredere praktijkschaal, zijn een aantal elementen zeker bepalend voor het succes: - nagaan van de mogelijkheden en leren uit de tekorten en kinderziekten van experimentele installaties; - betrokkenheid en interesse van de melkveehouders; - meehelpen aan de realisatie van het project kan de kosten serieus drukken; - bij de aanleg moeten een aantal constructieregels strikt opgevolgd worden wil men tot goede resultaten komen en geen ontgoochelingen oplopen. Veranderingen en zich daaraan aanpassen zijn een constante in onze snel evoluerende maatschappij. Ook voor de melkveehouder is dit een bekend gegeven. Op het milieuvlak is er veel gewijzigd en reeds een hele weg afgelegd (MAP, Vlarem, …). Verdere inspanningen, zeker in verband met de afvalwaterproblematiek, dringen zich evenwel op. Zaligmakende mirakeloplossingen, die niets kosten, bestaan niet. Een goed afwegen van de verschillende mogelijkheden en toetsen op praktijkschaal is noodzakelijk bij een investering. Het is een uitdaging voor de melkveehouders, om afhankelijk van de bedrijfssituatie, daarop in te spelen.
46
47
8
Lijst van de tabellen en figuren
Tabellen
Tabel 1
Klasse voor lozen van ongezuiverd water
5
Tabel 2
Klasse voor lozen van gezuiverd water
6
Tabel 3
Normen voor het lozen van afvalwater zonder gevaarlijke stoffen
7
Tabel 4
Normen voor het lozen van bedrijfsafvalwater met een of meerdere gevaarlijke stoffen
8
Tabel 5
Voordelen van riet
39
Tabel 6
Resultaten zuiveringsrendement Bokrijk
42
48
Figuren
Figuur 1
Montageschets voor hergebruik water bij de reiniging van de melkstal
18
Figuur 2
De verschillende processen die tussenkomen bij de stikstofverwijdering
25
Figuur 3
De voorbezinktank
27
Figuur 4
De vetafscheider
28
Figuur 5
De septische tank
29
Figuur 6
Actief slibsysteem
30
Figuur 7
Aërobe biofilter
31
Figuur 8
Ondergedompelde beluchte filter
32
Figuur 9
Biorotor
33
Figuur 10
Het vloeiveld - moerastype
35
Figuur 11
Het percolatierietveld
36
Figuur 12
Wortelzonezuivering
37
Figuur 13
Soorten moerasplanten
38
Figuur 14
Soorten drijvende waterplanten
38
Figuur 15
Aanleg en constructie van percolatierietveld
40
49
9
Literatuurlijst en nuttige websites
Agricontact, Afvalwaterproblematiek in de melkveehouderij Het Ingenieursblad, Waterzuivering Prof. Dr. Ir. De Maeseneer J., Helofytenfilters, toepassing en duurzaamheid Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Landbouw en Visserij Afdeling Voorlichting, Water op het landbouwbedrijf, brochure 11 R. Verheven, Universiteit Gent, Faculteit Landbouwkundige en Toegepaste Biologische Wetenschappen Provinciebestuur Antwerpen, Provinciale Dienst voor Land- en Tuinbouw Provinciebestuur Oost Vlaanderen, Kleinschalige waterzuivering in land- en tuinbouw P. Van Bossuyt, Landbouw en Techniek Van Deun R., Kleinschalige waterzuivering, Katholieke Hogeschool Kempen Vlaamse Milieumaatschappij, Bestuur Beleid en planning Vlerick C, Docent Hogeschool Gent, Milieubiotechnologie Waterwegwijzer voor veehouders, Een handleiding voor duurzaam watergebruik in en om de veehouderij, VMM, 2001 Websites -
www.emis.vito.be kan de volledige tekst van de VLAREM geraadpleegd worden
-
www.bpgeel.be Katholieke Hogeschool Kempen (KHK) tekst over individuele en kleinschalige waterzuivering
-
www.VMM.be Vlaamse Milieumaatschappij
-
www.waterloketvlaanderen.be informatiepunt over duurzaam omgaan met water
-
www.aquafin.be bedrijf dat in Vlaanderen instaat voor de collectieve zuivering van het afvalwater
50
51
10
Contactpersonen van de Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling die betrokken zijn bij voorlichtingsactiviteiten (situatie op : 24 juli 2008)
VLAAMSE OVERHEID Departement Landbouw en Visserij Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling Ellipsgebouw – 6de verdieping – Koning Albert II-laan 35, bus 40 – 1030 BRUSSEL E-mail
TELEFOON
FAX
[email protected]
(02)552 77 03
(02)552 77 01
ir. Johan VERSTRYNGE Afdelingshoofd
[email protected]
(02)552 78 73
(02)552 78 71
ir. Herman VAN DER ELST Ingenieur-directeur
[email protected]
(02)552 79 04
(02)552 78 71
[email protected]
(02)552 79 16
(02)552 78 71
[email protected]
(02)552 79 07
(02)552 78 71
(09)272 23 08
(09)272 23 01
Jules VAN LIEFFERINGE Secretaris-generaal
HOOFDBESTUUR ALGEMENE LEIDING
DIERLIJKE SECTOR
ir. Stijn WINDEY PLANTAARDIGE SECTOR EN GMO
ir. Els LAPAGE
BUITENDIENSTEN VLEESVEE
[email protected] ir. Laurence HUBRECHT Burg. Van Gansberghelaan 115 A – 9820 MERELBEKE
Walter WILLEMS
[email protected] (03)224 92 76 (03)224 92 51 VAC – Anna Bijns gebouw, 3e verdieping – Lange Kievitstraat 111-113, bus 71 - 2018 ANTWERPEN MELKVEE
ir. Ivan RYCKAERT
[email protected] Baron Ruzettelaan 1 - 8310 BRUGGE (ASSEBROEK)
(050)20 76 90
(050)20 76 59
Alfons ANTHONISSEN
[email protected] (03)224 92 75 (03)224 92 51 VAC – Anna Bijns gebouw, 3e verdieping – Lange Kievitstraat 111-113, bus 71 - 2018 ANTWERPEN Jan WINTERS
[email protected] VAC - Koningin Astridlaan 50, bus 6, 2e verdieping – 3500 HASSELT
(011)74 26 85
(011)74 26 99
[email protected] (02)552 73 74 ir. Norbert VETTENBURG Ellipsgebouw – Toren B – Gelijkvloers – Koning Albert II-laan 35, bus 42 – 1030 BRUSSEL
(02)552 73 51
[email protected] Achiel TYLLEMAN Baron Ruzettelaan 1 - 8310 BRUGGE (ASSEBROEK)
(050)20 76 91
(050)20 76 59
[email protected] ir. Suzy VAN GANSBEKE Burg. Van Gansberghelaan 115 A – 9820 MERELBEKE
(09)272 23 07
(09)272 23 01
Tom VAN DEN BOGAERT
[email protected] Burg. Van Gansberghelaan 115 A – 9820 MERELBEKE
(09)272 22 84
(09)272 23 01
VARKENS - KLEINVEE - PAARDEN
STALLENBOUW EN DIERENWELZIJN
52 TELEFOON
FAX
VOEDERGEWASSEN
ir. Dirk COOMANS
[email protected] (02)552 73 73 Ellipsgebouw – Toren B – Gelijkvloers – Koning Albert II-laan 35, bus 42 – 1030 BRUSSEL
(02)552 73 51
Geert ROMBOUTS
[email protected] (03)224 92 74 (03)224 92 51 VAC – Anna Bijns gebouw, 3e verdieping – Lange Kievitstraat 111-113, bus 71 - 2018 ANTWERPEN FRUIT
ir. Koen JESPERS
[email protected] VAC - Koningin Astridlaan 50, bus 6, 2e verdieping – 3500 HASSELT
(011)74 26 81
(011)74 26 99
Francis FLUSU
[email protected] VAC - Koningin Astridlaan 50, bus 6, 2e verdieping – 3500 HASSELT
(011)74 26 92
(011)74 26 99
Kim STEVENS
[email protected] VAC - Koningin Astridlaan 50, bus 6, 2e verdieping – 3500 HASSELT
(011)74 26 90
(011)74 26 99
ir. Annie DEMEYERE
[email protected] (02)552 73 75 Ellipsgebouw – Toren B – Gelijkvloers – Koning Albert II-laan 35, bus 42 – 1030 BRUSSEL
(02)552 73 51
Eugeen HOFMANS
[email protected] (02)552 73 78 Ellipsgebouw – Toren B – Gelijkvloers – Koning Albert II-laan 35, bus 42 – 1030 BRUSSEL
(02)552 73 51
INDUSTRIËLE GEWASSEN
INDUSTRIËLE GEWASSEN + AARDBEIEN
François MEURRENS
[email protected] (02)552 73 77 Ellipsgebouw – Toren B – Gelijkvloers – Koning Albert II-laan 35, bus 42 – 1030 BRUSSEL
(02)552 73 51
BOOMKWEKERIJ + GEWASBESCHERMING SIERTEELT
ir. Frans GOOSSENS
[email protected] Burg. Van Gansberghelaan 115 A – 9820 MERELBEKE
(09)272 23 15
(09)272 23 01
Yvan CNUDDE
[email protected] Burg. Van Gansberghelaan 115 A – 9820 MERELBEKE
(09)272 23 16
(09)272 23 01
ir. Jean-Luc LAMONT
[email protected] Burg. Van Gansberghelaan 115 A – 9820 MERELBEKE
(09)272 23 03
(09)272 23 01
Yvan LAMBRECHTS
[email protected] VAC - Koningin Astridlaan 50, bus 6, 2e verdieping – 3500 HASSELT
(011)74 26 91
(011)74 26 99
ir. Adrien SAVERWYNS
[email protected] Burg. Van Gansberghelaan 115 A – 9820 MERELBEKE
(09)272 23 09
(09)272 23 01
[email protected] Marieke CEYSSENS Burg. Van Gansberghelaan 115 A – 9820 MERELBEKE
(09)272 23 04
(09)272 23 01
(09)272 23 02
(09)272 23 01
(050)20 76 67
(050)20 76 59
ir. Marleen MERTENS
[email protected] Burg. Van Gansberghelaan 115 A – 9820 MERELBEKE
(09)272 23 02
(09)272 23 01
[email protected] Henkie RASSCHAERT Burg. Van Gansberghelaan 115 A – 9820 MERELBEKE
(09)272 23 06
(09)272 23 01
GRANEN, EIWIT EN OLIEHOUDENDE GEWASSEN + BIOLOGISCHE LANDBOUW
SIERTEELT
GROENTEN IN OPEN LUCHT VOOR VERS GEBRUIK, WITLOOF EN CHAMPIGNONS
ir. Marleen MERTENS
[email protected] Burg. Van Gansberghelaan 115 A – 9820 MERELBEKE GROENTEN IN OPEN LUCHT VOOR VERWERKING
ir. Bart DEBUSSCHE
[email protected] Baron Ruzettelaan 1 – 8310 BRUGGE (ASSEBROEK) GROENTEN ONDER GLAS