5e JAARGANG Nr. 1
Febr. 1972
Verschijnt 4 keer per jaar
ORGAAN VAN DE HISTORISCHE KRING HAAKSBERGEN
Aold Hoksebarge REDAKTIE : W. E. ten Asbroek H. Kormelink J. Overbeeke J. Vredenberg ADMINISTRATIE : A. J. Temmink, Eibergsestraat 108, Haaksbergen, Postrek. 2547699 t.n.v. Penningmeester Historische Kring Haaksbergen
„Aold Hoksebarge" wordt toegezonden aan de leden van de „Historische Kring Haaksbergen". Zij betalen voor lidmaatschap en abonnement f 10, — per jaar. Echtparen betalen f 15,— per jaar. De abonnementsprijs voor niet leden bedraagt f 5,— per jaar. Publikatie of overname van artikelen, geheel of gedeeltelijk, alleen toegestaan met schriftelijke toestemming van de auteurs.
Bestuur van de Historische Kring Haaksbergen D. Jordaan J. G. H. zn., Huize „De Bleeck", Haaksbergen, tel 1248, Voorzitter J. Overbeeke, Fazantstraat 13, Haaksbergen, tel. 1634, Secretaris A. J. Temmink, Eibergsestraat 108, Haaksbergen, Postrek. 2547699, Penningmeester B. E. Asbreuk, Erve „Meyerinkbroek", Haaksbergen, tel. 05405-214 W. E. ten Asbroek, Boerhaavelaan 144, Hengelo O., tel. 05400-14576 Mej. R. Brummelhuis, Dr. Ariënsstraat 8, Haaksbergen
, H.
Kormelink, Lyceumlaan 5, Enschede, tel. 05420-26026 A. Molenveld, Benninkstraat 61, Haaksbergen j. B. A. Leusink, Nachtegaalstraat 13, Haaksbergen, tel. 2023 J. F. Overbeek, Bevertstraat 14, Haaksbergen, tel. 1564 J. Vredenberg, Geukerdijk 68, Haaksbergen, tel. 2348
'
257 ONZE TENTOONSTELLING
In de novemberdagen van 1971 heeft onze nog jonge vereniging een hoogtepunt bereikt, dat niet gemakkelijk geëvenaard, laat staan overtroffen zal kunnen worden. De historische tentoonstelling, waarover het bestuur al vanaf de oprichting der vereniging zijn gedachten had laten gaan, werd na een langdurige en gedegen voorbereiding op 12 nov„ j,L geopend in het bijzijn van een grote schare belangstellende genodigden. Over het te verwachten bezoek waren de gevoelens gematigd optimistisch, maar de resultaten hebben de stoutste verwachtingen ver overtroffen. Meer dan 4100 bezoekers werden geregistreerd, waaronder bijna 1500 leerlingen van basis- en voortgezet onderwijs in klasseverband, Veel bezoekers waren zo enthousiast, dat ze nog twee of drie keer terugkwamen, Hieruit blijkt wel, dat er veel en velerlei te zien was.' Verheugend was ook de grote belangstelling bij de scholieren, een duidelijk bewijs, dat de tentoonstelling aan jong en oud wat te bieden had, Verder mochten we talrijke bezoekers begroeten van buiten de gemeente, onder meer ook uit het Duitse grensgebied. We vermoeden, dat de meesten van onze leden de tentoonstelling gezien hebben. Zij, die daarvoor niet in de gelegenheid waren of het om de ene of andere reden verzuimden, hebben heel wat gemist. Een woord van dank is hier zeker op zijn plaats aan allen, personen zowel als instanties, die hebben meegewerkt aan het bereiken van dit zo eclatante succes. Uit vrees voor onvolledigheid noemen we liever geen namen; het zou te pijnlijk zijn voor hen, die ongewild werden overgeslagen. Als we op deze regel toch nog een uitzondering maken, dan is dat voor onze Voorzitter. Zonder zijn grondige kennis van zaken, zijn grote werkkracht, zijn contacten met alle mogelijke instanties en vooral zijn onverwoestbaar optimisme zou de tentoonstelling nooit zijn geworden, wat ze nu geweest is: een rijk en veelzijdig beeld van de geschiedenis van Haaksbergen met alles, wat daarmee verband houdt. Het Bestuur BESTUURSMEDEDELING
De Historische Kring Haaksbergen beschikt sedert kort over een eigen postrekening. Het nummer is 2547699 ten name van de Penningmeester Historische Kring, Haaksbergen. Wilt U op dit nummer zo spoedig mogelijk Uw contributie en abonnementsgeld storten of overschrijven, wanneer U het tenminste nog niet gedaan
258
heeft. Natuurlijk kunt U ook Uw bank opdracht geven het verschuldigde bedrag op dit nummer over te schrijven. Leden van de Historische Kring betalen voor lidmaatschap en abonnement ƒ 10, - per jaar, echtparen ƒ 15, - per jaar. De abonnementsprijs voor niet-leden bedraagt ƒ 5, - per jaar. Het Bestuur GESCHIEDENIS VAN DE LAATSTE EER
Voor ca. 60 leden van de Historische Kring hield de heer H. L. Kok uit Enschede op 20 januari j.l. in café Bouwman een uitermate boeiende lezing met dia's over de geschiedenis van de laatste eer in Nederland. Uitvoering ging spreker in op gebruiken bij dood en begrafenis vanaf de hunne beddentijd tot nu toe. Vooral over grafopschriften en overlijdens -aankondigingen wist spreker zo aangenaam te vertellen, dat de zaal ondanks het droevige onderwerp regelmatig in een lach schoot. De heer Kok heeft over hetzelfde onderwerp ook een boek geschreven, waarin prachtige verhalen en foto's geplaatst zijn. Wij kunnen onze lezers dan ook aanbevelen om dit boek eens in te kijken. U zult ervan genieten, Het Bestuur OVEREENKOMST VAN TOPOGRAFISCHE NAMEN
Het artikel van de heer Ten Asbroek in nr. 4 van de vierde jaargang op bladzijde 253 zou de aanleiding kunnen worden tot een interessante gedachtenwisseling. Het verschijnsel van geheel of bijna gelijkluidende namen is nog veel algemener, dan men uit dit artikel zou kunnen opmaken. Als we hieronder voorbeelden gaan geven van dit verschijnsel, wil dat niet zeggen, dat dit een volledige opsomming is, integendeel. Het voorkomen van deze naamsgelijkheid beperkt zich ook niet tot Westfalen en Twente, maar we zien het in een groot deel van Noord en West Europa: Noorwegen, Denemarken, Duitsland, België en zelfs Engeland. "Als we ons alleen bezig houden met namen onder Haaksbergen, dan zien we al, dan zien we al, dat er ook een Langelo ligt onder Norg in Drente. Brammelo heeft zijn pendant in Den Bramel onder Vorden en Holthuizen komt o.a. ook voor onder Twello en onder Steenderen, Over Boekelo heeft de heer Ten Asbroek het al gehad en we kunnen er nog aan toevoegen, dat er een Bokeloh ligt in de Hümmling s een Boekelo onder Ede en een Boekel in Noord Brabant,
259
Hier volgen nog een rij willekeurig gekozen voorbeelden van buiten onze gemeente: Apeldoorn (Eemsland) - Apeldoorn (Veluwe) Epe (Westfalen) - Epe (Veluwe) Ohne (Gr. Bentheim) - Oene (Veluwe) Meppen (Eemsland) - Meppen en Meppel (Drente) Borger (Hümmling) - Borger (Drente) Loppersum (Friesland) - Loppersum (Groningen) Hengelo (Overijssel) - Hengelo (Gelderland), beide met een Delden dichtbij Hasselt (Overijssel) - Hasselt (België) en niet te vergeten het erve Hasselt onder Haaksbergen Gendt (Betuwe) - Gent (België) Marclo (aan de Wezer) - Markelo (Twente) Vasse (Twente) - Vaassen (Veluwe) Getelo (Gr„ Bentheim) - Gietelo (Veluwe) Haarle (Twente) - Haarle (Salland) en Haarlo bij Borculo Duisburg (Rijnland) - Doesburg (Gr, Zutphen) Deventer (Overijssel) - Daventry (Engeland) Oslo (Noorwegen) Aalborg - Usselo of Ossel (Twente) (Denemarken) - Aalburg (Noord Brabant) enz. enz. Men heeft dit verschijnsel wel trachten te verklaren uit al of niet gedwongen migratie van bevolkingsgroepen in lang vervlogen tijden. Wij geloven eerder, dat het een kwestie is van stam- en taaiverwantschap over een veel groter gebied dan men vroeger heeft aangenomen. De meeste oude plaatsnamen staan in verband met persoonsnamen of met de plaatselijke situatie (hoog, laag, nat, droog, begroeid, kaal, enz.). Overigens zijn we het volkomen met de heer Ten Asbroek eens, dat het verschijnsel te vaak en te algemeen voorkomt om toevallig te zijn, O. i. ligt hier een rijk arbeidsveld voor onze medewerker, de heer Hekket te Hengelo, die als grondig kenner van het Oud-Engels en het Oud-Saksisch zeker zijn licht over vele onderdelen van deze materie zal kunnen laten schijnen. J, Vredenberg
260 DE WATERMOLEN BIJ HAAKSBERGEN (2)
In het markeboek van Langelo vindt men de bevestiging dat de Haaksbergse watermolen inderdaad in 1634 gebouwd werd. Op de holtink van 7 september van dat jaar werd genotuleerd dat Willem Ripperda 17 stammen liet houwen voor het timmeren van de Oostendorper watermolen. Ritmeester Willem Ripperda, Heer van Hengelo, Boxbergen, Boekelo en Ruisschenburg woonde op het huis Hengelo, Het was een aanzienlijk mans die o. a. een der Nederlandse vertegenwoordigers was bij de vredesonderhandelingen te Munster. Door zijn overlijden kort voor 12 september 1669 kwam zijn oudste zoon Unico in het bezit van alle goederen, waaronder de watermolen van Langelo. Unico stierf echter reeds in 1678 zonder kinderen na te laten. Wat hij wel naliet waren grote schulden. Alleen zijn rentmeester Willem Havius had op hem al een vordering van 40.000 caroli guldens, waarvoor hij Boekelo kreeg, Unico's zwager Willem van Lintelo gehuwd met Anna Ripperda kreeg Boxbergen. Een andere zwager, de bekende drost van Twente Jacob van Coevorden tot den Stoevelaar gehuwd met Nicolina Ripperda kreeg Hengelo en ook de Haaks-bergse bezittingen. Behalve deze eigendommen kreeg Jacob echter ook een grote schuldenlast en om deze te verminderen verkocht hij op 21 november 1685 zijn Haaksbergse goederen n. l. "de waeter coorn ende olymeulen" en de erven Kleinsman, Aaftink, Wilderink, Langelo en Klein Langelo, zoals in de protocollen van het landgericht Haaksbergen geschreven staat. De bezitting werd in drie porties verkocht, een kwart aan een ver familielid Unico Ripperda tot Weldam en Olydam, drost van Vollenhove, een kwart aan Jacob's schoonzoon Arent Ludolph van Keppel, heer van Odink en Mallum en de resterende helft aan de rijke Haaksbergse houthandelaar Joan Jansen van der Sluys gehuwd met een dochter van het erve Kuypers te Buurse, Geert jen Kuypers, ouders van de bekende Haaksbergse richter Joan van der Sluys, Reeds op 18 april 1690 kocht dit echtpaar het kwart gedeelte van de Heer van Keppel, Odink en Mallum er bij en werd daarmee eigenaar van driekwart "Haexberger koorn ende olymeule". Na het overlijden van J, J, van der Sluys werden diens bezittingen verdeeld. Zoon Antoni, broer van richter Joan, kreeg het vaderlijk huis de Ruyschenborg met het Sterrebos en o.a. ook het driekwart gedeelte van de molen. Antoni stierf ongehuwd en als op 3 augustus 1751 voor het Haaksbergse gericht zijn testament geopend wordt, blijkt dat zijn belangrijkste erfgenaam is Coenraad Muntz, richter van Haaksbergen, zoon van Antoni's zuster Eva Margarita van der Sluys en Hendrik Muntz, schout van Heino. Aan de pachters van zijn erven schenkt Antoni het
261
'Willem Ripperda. (Overgen. uit „Havezathen van Twente").
262
laatste jaar pacht echter met uitzondering van de pachters van de beide Crooshopen te Bornerbroek en de mulder van de Haaksbergse watermolen. Zij waren blijkbaar niet zijn beste vrienden'. Op 7 juli 1764 leest men in de gerichtsprotocollen dat Coenraad Muntz zijn driekwart part van de watermolen in onderpand geeft voor ƒ 6,488, -zijnde driekwart van de jaarlijkse belastingsontvangsten van het gericht Haaksbergen, Voor de afdracht hiervan aan de heren gedeputeerden van Overijssel was de richter natuurlijk aansprakelijk en moest hij zekerheid stellen. Twaalf jaar later, op 6 juli 1776 overleed Coenraad Muntz, Zijn erfgename was zijn ongehuwde zuster Catharina Muntz, die echter reeds op 23 december van het zelfde jaar overleed. Haar elf erfgenamen verkochten toen op 9 juli 1777 driekwart gedeelte van de "Haaxberger of Oostendorper koorn- en olymole neffens het huis en getimmerte daarbij staande met de landerijen" voor ƒ 30, 615, - aan de mulder Antony Hartgerinck en zijn vrouw Hendrica Muller, Hiermee was de mulder eigenaar van driekwart molen en pachter van een kwart molen geworden, wel een vreemde situatie. Op 12 augustus 1807 werden zijn weduwe en kinderen echter wegens financiële omstandigheden en gebrek aan opvolging gedwongen hun gedeelte koren-, olie- en pelmolen te verkopen aan de heren Johan Schimmelpenninck te Harderwijk en Willem Herman Cost te Deventer voor ƒ 29, 500, -, Op hun beurt verkochten deze in 1820 driekwart van de molen weer aan de mulder Jan Hendrik Stuve uit Osnabrück en zijn vrouw Euphemia Lebbing uit Vreden, In 1830 tenslotte kocht dit molenaarsechtpaar ook het overblijvende één kwart van de bezitting en werd daarmee volledig eigenaar, Hoe was de geschiedenis van dit vierde gedeelte verlopen? In 1685 was dit deel, zoals boven vermeld, gekocht door Unico Ripperda van Weldam, Blijkbaar had deze moeite met de financiering want in de gerichtsprotocollen van 15 februari 1695 leest men, dat hij ƒ 6,000, - geleend had van het genoemde echtpaar Van der Sluys-Kuypers, waarvoor hij zijn deel van de Langelose erven en watermolen in onderpand gaf, In de jaren daarna werd de hypotheek afgelost, Unico Ripperda stierf kinderloos .en bij testamentaire beschikking werd Maurits Carel Ripperda tot Vorden eigenaar van Weldam, maar ook deze stierf zonder kinderen na te laten. Bij testamentaire beschikking werd toen Unico Willem van Wassenaar, heer van Twickel, eigenaar. In de Haaksbergse gerichtsprotocollen leest men dan ook op 2 december 1751, dat Derk te Lintelo Hzn. namens de graaf van Wassenaar aangeeft, dat de heer Ripperda tot Weldam overleden is, waardoor aan genoemde graaf een vierde van de watermolen vervallen is, Erfopvolger van Weldam en Twickel werd in 1766 zijn zoon Jacob Jan van Wassenaer Obdam, die in 1779 - het verhaal wordt eento-
263 nig - overleed zonder kinderen na te laten. De bezittingen kwamen toen aan Jacob Jan's broer Carel Georg van Wassenaer, naar wien Carels-haven genoemd is. Diens zoon Jacob Unico Wilhelm van Wassenaer Obdam tot Twickel erfde in 1800 en na zijn dood werd zijn dochter Maria Cornelia, die in 1831 huwde met Jacob Derk Carel van Heeckeren, eigenares. Vóór haar huwelijk verkocht zij echter in 1830 het vierde gedeelte van de Oostendorper watermolen aan de mulder Jan Hendrik Stuve, zoals boven reeds gezegd, De verkoopprijs van één kwart watermolen met daarbij behorende woonhuis, schuur, schoppe, gaarden, koeweide en nieuwe gaarden bedroeg ƒ 4, 000, Ook over de voorgangers van Stuve als mulder van de watermolen vindt men in de gerichtsprotocollen verschillende aantekeningen. Op 17 november 1634 wordt genoemd Goessen Muller, wiens achternaam vermoedelijk aanvankelijk alleen het beroep aanduidde, maar later familienaam werd. Volgens het trouwboek van Neede was hij op 16 december 1632 gehuwd met Aeltjen Rötgerinck, In het markeboek van Langelo wordt op 4 mei 1603 nog genoemd Luiken Muller, die een obligatie toont anno 13 september 1575, gezegeld door wijlen richter Engelbert Nijkercke. Luiken Muller moet dus dezelfde zijn als Luycken Wilderinck, die in de rentmeesterrekening 1578/79 genoemd wordt als laatste pachter van de watermolen voor de gevolgen van de tachtigjarige oorlog over Twente kwamen, Het is aannemelijk dat Goessen Muller uit dezelfde familie stamt en mogelijk een zoon of kleinzoon van Luiken is. Nog in de gerichtsprotocollen van 1646 wordt Goessen Muller genoemd, maar op 21 februari 1653 is er sprake van zijn weduwe en is hij dus overleden. Zijn opvolger wordt op 28 april 1656 vermeld als Jan Muller. Zijn officiële naam is echter Jan Olthoff, afkomstig uit Neede en gehuwd met Anneken Timmermans, Op l augustus 1686 hertrouwt hij te Neede met Anna van der Wyck, dochter van de voogd (hoogste bestuursambtenaar) van Neede. Op 7 mei 1688 wordt J. Olthoff nog genoemd in de gerichtsprotocollen, maar hij is dan geen mulder meer, want reeds drie maand eerder op 7 februari wordt Arent Lanckheet, gehuwd met Hermken ten Haeve als mulder genoemd. Arent was evenals zijn voorganger zeer welgesteld. Het molenaarsvak was in vroeger tijden zeer winstgevend. In het Register op de 50e Penning uit 1711 worden de bezittingen van Arent Lanckheet hierbij was dus niet de watermolen - gewaardeerd op ƒ 7.000, -, In 1715 wordt hij nog genoemd, maar als in 1720 zijn tweede zoon Jan Willem trouwt, is hij blijkens een notitie in het trouwboek overleden. Opvolger als mulder wordt zijn oudste zoon Jan, die op 10 juli 1723 te Haaksbergen en op 11 juli te Neede in ondertrouw gaat met Geesken Olthof uit Noordijk bij Neede. Op 7 februari 1760 wordt zij weduwe van Jan Lank-heet genoemd en woont zij op het in 1732 door haar man aangekochte erve
264
Molenveld, Jan was echter reeds voor 1754 overleden, want als op 7 juli 1754 Teunis Hartgerinck te Haaksbergen trouwt met Henrica Muller uit Enschede, wordt deze mulder genoemd. In de pachtboeken, die nog op Weldam berusten staat genoteerd, dat een kwart van de watermolen "ingaende Martini 1779 op nieus verpagt is aan Antony Hartgerinck voor de jaerlyxe som van ƒ 300, -". Ook in 1787 wordt hij nog genoemd, maar bij de volkstelling van 1795 is zijn zoon Jan mulder van de watermolen en is Antony blijkbaar overleden. Jan Hartgerinck huwde met Hendrica Pasman en het eerste kind uit dit huwelijk werd op 8 maart 1799 gedoopt, Lang heeft dit huwelijk niet geduurd, want op 31 december 1805 is Jan reeds overleden, Op 12 augustus 1807 wordt dan driekwart van de molen verkocht door Hendrica Mullers, weduwe van Antony Hartgerinck en haar dochters, schoonzoons, kleinkinderen en haar schoondochter, de bovengenoemde weduwe Hendrica Hartgerinck-Pasman, Opvolger-mulder op de Oostendorper watermolen was sinds ca. 1805 Jan Hendrik Stuve, zoals hij genoemd wordt in het R, K, Doopboek, maar bij de volkstelling van 1830 heet hij Hendrik Jan Stuve, oud 60 jaar, geboren te Osnabrück en gehuwd met Euphemia Lebbing, oud 58 jaar en geboren te Vreden, Hij was Luthers en zij katholiek, Blijkbaar had het echtpaar de afspraak gemaakt om de dochters katholiek op te voeden, zij staan allen genoteerd in het R,K, Doopboek, en de zoons Luthers, de oudste was nog in Duitsland geboren en de jongste is opgeschreven in het Haaksbergse N,H, doopboek. De oudste dochter Maria Juliana werd later echter Luthers en trouwde op 13 augustus 1832 te Haaksbergen met Jan Willem Greve, fabrikeur te Enschede, De tweede dochter Frederica huwde met Antonius Johannes Dievelaar, geboren te Groenlo, de stamvader van de Haaksbergse familie Dievelaar, Jan Hendrik Stuve, wiens naam in het doopboek ook als Stuiver vermeld staat - blijkbaar had de pastoor Stuver verstaan en wilde hij dit vernederlandsen - overleed zonder een zoon op de molen te kunnen nalaten. Volgens testamentaire beschikking van 28 december 184Y ging de molen over aan de reeds genoemde schoonzoon Jan Willem Greve, Deze was een zoon van Willem Philip Carel Greve, richter van hel landgericht Enschede, sinds 1811 adjunct maire van Enschede en van 1813 tot 1833 schout van Lonneker, Jan Willem Greve (1798 - 1873) was fabrikeur, bleker en jeneverstoker op de Rigtersbleek of Grevenbleek te Enschede tot hij als mulder naar Haaksbergen ging. Zijn nazaten hebben de molen bediend tot 1945, Vooral in de jaren van de tweede wereldoorlog is nog veel graan op de eeuwenoude molen gemalen. Een door waterkracht gedreven dynamo zorgde in die tijd ook voor de opwekking van electrische stroom ten behoeve van molen en bijbehorend erve. Herhaalde malen is de molen gerestaureerd. In de jaren 1928 tot 1931 werd zij onder leiding van de Oudheidkamer Twente weer gerestau-
265
reerd, maar in de nacht van 8 februari 1946 werd door hoogwater de gehele oliemolen weggeslagen, opnieuw was deze "in den kolck gevallen", De molen werd hierna eigendom van de gemeente Haaksbergen, die de gebouwen door Jan Jans weer liet restaureren, W, E. ten Asbroek J. Overbeeke OOK HAAKSBERGEN IN 1633 GEREFORMEERD
Bekend is dat de Staten van Overijssel op 6 juni 1633 besloten, dat in plaats van de "paepsche pastoren en capellanen" te Ootmarsum, Weerselo en Haaksbergen gereformeerde predikanten beroepen zullen worden, De eerste predikant Lambertus van Rijswijk werd echter pas aangesteld op 4 april 1646 en hierdoor bestond er enige onzekerheid over het tijdstip van reformatie van Haaksbergen, In de tachtigjarige oorlog wisselde Twente nog al eens van landsheer» Tussen 1580 en 1626 was Twente, geheel of gedeeltelijk, nu eens in Spaanse handen, dan weer in Staatse, Het Spaanse gezag liet alleen de katholieke godsdienst toe, het Staatse bestuur alleen de gereformeerde. Omdat nog tot 1632 Spaanse soldaten in de buurt van Twente vertoefden, konden of durfden de Staten van Overijssel pas daarna definitief het gezag in handen nemen, de uitoefening van de katholieke godsdienst verbieden en op 6 juni 1633 bovenstaande resolutie uitvaardigen, Dat inderdaad daarna met kracht de reformatie van Haaksbergen werd bevorderd, blijkt uit de protocollen van de Landdrost van Twente (Archief Twickel), Hierin leest men op 16 januari 1634, dat de drost als "verordente verwalter des Drostampts Haexbergen" op verzoek van de gedeputeerden der Classis van Deventer de benoeming goedkeurt van een "schoolmeester ende koster tot Haexbergen" in de persoon van Arent Abbinck, De katholieke koster Theodorus of Derk Menten wordt door de drost gelast "sich daervan voertaen to ontholden, gelettet opte resolutie van Ridderschap ende Steden in desen ingetoegen", "Den rigter ende samptliche ingesetenen van Haexbergen" wordt bevolen Arent Abbinck "daervoer te accepteeren, to erkennen ende de opkumsten (inkomsten) daertoe gehoorende te doen laeten volgen ende genieten", Derk Menten, geboren te Gronau, in eerste echt gehuwd met Geertrui Hummelinck weduwe Hendrik Werners en in tweede echt met Lysbeth Manten, weduwe van Gerhard Ronneboom, dochter van de heer van de Ruischenborch, was beslist een gegoed en gezien burger van Haaksbergen. Hij was niet alleen koster en schoolmeester, maar ook procureur
266
en gerichtsschrijver. Ook uit deze laatste functie werd hij ontslagen. Zijn laatste gerechtszitting notuleerde hij op 24 maart 1634. Dit was tevens de eerste zitting van richter Swier Grubbe, opvolger van Hendrick Menger, Opvolger als gerichtsschrijver werd Joannes Michgorius, maar Derk Menten ziet men ook na 1634 nog regelmatig als procureur en gevolmachtigde van Haaksbergse ingezetenen voor het gericht verschijnen, Overigens werd Arent Abbinck niet zonder moeilijkheden aanvaard door het dorp. Op 29 juli 1634 wordt Derck Menten "opt versoeck van wegen Arent Abbinck tot Haexbergen gedaen, overmaels gelastet sich de kosterije ende schooldienst sampt opkomsten daertoe gehoerende to sullen ontholden, overleverende de kercksleutelen, voerts oick het kosterijenhuis tegen Michaelis verlatende". Op 12 september 1634 wordt door de drost aan de richter van Haaksbergen geschreven, dat hij de ingezetenen zal opdragen "Arent Abbinck goetwillich te accepteeren tot koster ende schoolmeester in plaets Theodori Menten off sal aendersins hen vrij te verstaen gegeven worden, dat bij verweigeringe met auctoriteit geprocediert ende t'gene eenmael goetgefonden niet sonder pregnante redenen geretraxtiert (ingetrokken) sall konnen worden". De nieuwe schoolmeester blijkt echter niet in staat te zijn de kinderen in het Latijn te onderwijzen, in die jaren een van de belangrijkste vakken. Op verzoek van enige ingezetenen van het dorp staat de drost op 28 oktober 1635 toe, dat aan hun kinderen door Theodorus Menten Latijn geleerd wordt "overmitz die tegenwoerdiche schoelmeester daerinne niet is geversiert". Wel wordt Menten nog eens vermaand om niet "de schoelkinderen den tegenwoerdigen meister te onttrecken tot sijn schaede ende contrarii (in tegenspraak met) mijn intentie ende meenonge". Prettig was de verhouding tussen de gereformeerde en katholieke ingezetenen van Haaksbergen beslist niet. In de gerichtsprotocollen leest men op 13 april 1635, dat Jenneken, de huisvrouw van Peter Maurits, sergeant van de commandeur Arnold Brant, Anneke, de huisvrouw van Arent Abbinck had nageroepen: "Nue hebbe ick die rechte hoer gefonden ende gekregen, met d'welcke woerden Abbinck's huisfrouwe solde gemeent sijn". Zonder strijd is de nieuwe koster en schoolmeester beslist niet aanvaard'. W. E, ten Asbroek
267
DREIGENDE CHOLERA-EPIDEMIE TE HAAKSBERGEN
Na de Belgische Opstand en de Tiendaagse Veldtocht van 1831 voelden de militaire lotelingen natuurlijk minder dan ooit lust om in militaire dienst te gaan. De een na de ander dook onder, zwierf van hot naar haar en liet zijn gezin in vaak behoeftige omstandigheden achter. Verwaarlozing en vervuiling waren het gevolg en mede door het frequente verkeer van miliciens kreeg een gevreesde ziekte als cholera kans om zijn kop weer op te steken. De gouverneur van Overijssel zond op 9 mei 1832 aanwijzingen over te nemen maatregelen, zo het ongeluk mocht willen, dat de cholera in de gemeente Haaksbergen zou komen, Deze werden door de burgemeester op 17 mei 1832 doorgezonden ter afkondiging in de kerken van Katholieke, Hervormde en Israëlitische gemeenten, Bovendien werden ze aangeplakt in de herbergen van Berend Lenderink aan de Hel en Jan Bosch in de Koekoek, beiden te Buurse, Johan Wijlens, Abbink in de Dom, Weduwe Morsinkhof, F. J. Leppen, Weduwe Wijlens, D. J. Oldenkott en G. Eijsink, allen te Haaksbergen en bij Oostendorp en Jongman te Langelo, Op 25 mei 1832 schrijft de burgemeester aan de Provinciale Commissie van het Geneeskundig Beroep van Overijssel: datiP. J, Hanson, heelmeester ten plattenlande, alhier, bijna altijd dronken is, maar dat hij hem niet uit zijn ambt kan ontzetten, omdat dat de beide oude collegae alleen de cholera zouden moeten bestrijden. Op 29 mei d.a. v„ wordt dezelfde arts benoemd in een commissie voor de cholerabestrijding, waarin ook zitting hebben burgemeester H. A. P. Schaepman, Ie assessor J.H. Jordaan, gemeenteontvanger en secretaris J.D. Jordaan, kapelaan J. ten Vergert namens de R.K. armen, deurwaarder H. Wessels namens de N.H. armen en de beide andere artsen Med. Doctoren G, W. Buursink en J.H. Wietz. Ter goedkeuring van de gouverneur wordt nog voorgesteld de volgende personen in te schakelen, omdat zij uit hoofde van ervaring, hun invloed op de mindere klasse van mensen en bekend, om hun bereid-vaardigheid, zeer geschikt zouden zijn: J. Smits J.W.zn, voormalig scheepschirurgijn en koopman, H. A. Immink, zoon van een gewezen apotheker, Steven Barink, landbouwer en Berend Onland, schoenmaker. Tot hospitaal kan ingericht worden het huis de Dom, eigendom van de N.H. diaconie, bewoond door pachter E. Abbink, die volgende vertrekken zou kunnen afstaan: een grote vierkante kamer met schoorsteen, hoog van plafond en zeer luchtig, waar men 12 lijders zou kunnen verplegen, een kamertje daartegenover voor de artsen en een dito kamertje voor baden. In het lokaal zijn nog geen meubelen voorhanden, intussen worden drie matrassen, hoofdpeluwen en de nodige dekens en lakens alsmede een draagmand aangeschaft, Het drinkwater laat niets te wensen over, de
268
levensmiddelen zijn ook goed, speciaal het brood, Tweemaal in de week worden de straten geveegd. Alle mestvaalten zullen uit het dorp weggevoerd worden. Tenslotte is aan alle herbergen, kroegen en tappers bevolen na 9 uur geen drinkgelagen meer te houden. Hierop zal door de veldwachter en de commissie toegezien worden. Op 2 juni 1832 wordt aan de burgemeester van Zwolle gevraagd, waar men de bewuste draagmand voor zieken kan krijgen en wat deze gaat kosten. Zo heel kostbaar hoeft hij voor de gemeente Haaksbergen niet te zijn, als hij maar doelmatig is b, v» gemaakt van bruine twijg, Op 13 juni wordt aan de leden van de Commissie verzocht het lokaal in orde te brengen en zo spoedig mogelijk 3 kribben op te stellen, Aan de burgemeester van Coevorden wordt op 30 juni verzocht een draagmand en medicijnmand te leveren. Op 9 september 1832 wordt aan de Provinciale choleracommissie te Zwolle bericht, dat zo nodig ook een schoollokaal beschikbaar is, maar het vertrek in de Dom kan 10 lijders bevatten. Twee kribben zijn klaar, twee onderhanden, eveneens twee matrassen en hoofdkussen gevuld met varen, twee worden in gereedheid gebracht^ een draagmand met matras en peluw is klaar, eveneens een overkleed en draagstokken, een badkuip, twaalf kruiken bronwater, 2 tinnen bekkens (deze waren gemaakt door A, ten Klooster op de Grote A te Zwolle), Twaalf dekens zijn besteld, maar nog niet ontvangen, hiervoor geeft een ieder der gegoede ingezetenen een deken. Of de cholera-epidemie inderdaad gekomen is in Haaksbergen, is ondergetekende niet bekend. Waarschijnlijk is het met een sisser afgelopen, W, E, ten Asbroek DE TAAL VAN HAAKSBERGEN (XIV) (vervolg aantekeningen Prof, Herman Scholten), Froesselen."In Twente zegt men vroeschelen; van worstelen, worschelen, komt door de gewone verzetting van r; wroschelen, " wroeschelen, en op zijn Twentsch, daar men wr niet gebruikt: vroeschelen," Goor, "Ik meen dat die plaatsen doorgaans wel laag dog met gras bewassen zijn. Mogelijk heeft de stad Goor hiervan haren naam", Stoete. "De dorpelingen heten de boeren uit minachting wel boerenstoeten," Weggen, "Weggene melk, gekookte zoete melk daar wittebrood in gebrokt is; het is nog in de weggen-wecke, 't zal nog wel erger worden, van kinderen die eerst onlangs op school, bij een
269
ambacht of in dienst gekomen zijn en juist niet altijd zo zacht en vriendelijk zullen behandeld worden, maar ook eens in de broodwecke komen." Wiege. (waterlozing tussen twee huizen) "In Twente zegt men gruppe en daarvan heet ook te Deventer grup-aas: een popjen of tor-retjen, dat zich in de gruppen ophoudt en waaruit de drek-bijen voortkomen/' Dauwelen. "Dawwelster, dawwelig, gedawwel; stoejen geschiedt van staande, gaande of lopende, dawwelen ook van zittende." Dutten. "Gedutten schillink = geklopten schelling; op diens schelling is geen dut; een valschen dut, dutten; ergens eenen dut in slaan." Feil. "van vaegen, vaegelen, veilen, feilen, feile, gelijk van dwaegen, dwaegelen, dwaejelen, dweilen, dweile," Koeze. "Koote-koeze slaan: met ene koeze eene koote wegslaan als een ander die in den pot, eenen kuil wil drijven; jongensspel,' Hennekleed. "Mogelijk voor heen-kleed, dat men aan heeft als men heen gaat en de lange vaard vaart; de klank der e evenwel is anders in hen, heen dan in hennekleed. " Klunderen. "In Twente wordt klunderen gebruikt voor water of ander vocht, 't welk ergens uit loopt en dat doende enig geluid maakt; van eenen mensch die onbedachtzaam en veel spreekt en dus ook veel verhaalt dat hij behoorde te zwijgen, of dan zelfs vele onwaarheid vertelt zegt men ook: hoe laat hij 't weer klunderen." Spije. "spijen; spuwen; de slange spijt fenijn; daarvan spij-feniin: zeer kwaadaardig vrouwspersoon." Naegel. (ae=êta)„ "Een spijker is in Twente een soort van gebouw; spiikermate heeft 104 schepels op 't Last. Dat gat zal ik hem wel vernaegelen: ik zal hem dat wel verhinderen. Een paerd vernaegelen, het canon vernaegelen, hoefnaegel, zoldernaegel, staaknaegel, lattenaegel, schoenaegel." Kaa-dijk. "Kaa is zekerlijk voor kaade. " Schoer. "Een zwaar schoer, donderschoer, een hagelschoer, schoer is veel meerder dan regenbui. Kiliaan heeft scheurregen: plas regen; den zwaarsten regen die er valt noemt men een schoer; men zegt: Daar komt een schoer op, het trekt verbij, in 't zuiden hangt een zwaar schoer, als de wind onder dat schoer komt wil 't sterk regenen etc.". Schuw. "Ook menschen-schuw en iemand schuwwen ....." Schind-meere, "In Twente zegt men viller, dog verstaat doorgaans ook het woord schinder; te Zwol heet de vilder: roodscheller,
270
omdat als de huid van eene krenge afgescheld is het vleesch rood laat; in 't Sticht is is krengenslachter ook zoo veel als viller, Voor schind-meere zegt men ook wel een oud hondaas: een paard, dat niet te goed is om gevild te worden en dus den honden tot aas of spijze te strekken," Proesten. "Men gebruikt het ook van iemand, welke iets horende, waar door hij zich beledigd acht ? begint op te stuiven, in toorn te ontsteken, en dien met woorden driftig aan te duiden." Ploeteren, "Ploeter-dier: iemand, die zeer winderig en bulderig is in 't spreeken." Pletteren. "Met een schel geluid onophoudelijk praten," Gepse, "De gepse is de heiligheid, welke gemaakt wordt, als de bei de handen omgekeerd en de vingers omhoog gestoken worden; ne gepse vol is zooveel als die holligheid bevat," Grinte. "In Twente is grinte het grofste van meel daar de bolsters uit zijn." Grepe. "In Twente verschilt grepe en vorke; de eerste heeft drie en de andere twee tanden. Men heeft vier soorten: mestgrepen, turfgrepen, spaangrepen en heldgrepen. De beide eerste hebben dunne rondachtige, de andere brede en platte tanden. " Giebelt jes, "Giebeltjes zijn hetzelfde of bijna hetzelfde als babbel -guichjes," Grijnen. "In Twente huilen en grijnen beide, dog het eerste meest; van honden zegt men overal, dat ze huilen." Gier (uier)."In Twente zegt men het geer; doch het geer van eene geslagte koe heet men de spunne. " Krisselbezen. "Men heeft witten en rooden." Heilig. "Hier vandaan: heiligheid, hevige toorn; met iemand heiligen: krakkeelen; zich verhelligen: zich met krakkeelen vermoejen, afmatten." Hemelt jen. "Die krekels welke zich in de huizen bij de schoorsteenen of in dezelve ophouden, een heemken, mogelijk van heem, haam, heim ook huis, of van hemen, bedekken, verbergen: geheim, hemel." Spinde; "Broodspinde, kaste daar 't brood in bewaard wordt." Spint. "Vier spind is één schepel, vier schepel één mudde, 22, 25 of 26 mudde één last; een spindvat, daar een spind in gaat." (wordt vervolgd)
bew. d. J. Vredenberg
271 VERANDERE EETGEWOONTEN
Op 2 oktober 1822 is de Haaksbergse gemeenteraad bijeen en wordt besloten de accijns op het gemaal - in vroeger tijden was het malen van graan belast - voortaan te verpachten. Omdat vooral bij minvermogenden het aardappelverbruik steeds hoger wordt en het broodverbruik minder, is afkoop van de accijns ook voor de schatkist het voordeligst. Vermeld wordt dat de ingezetenen hun eigen brood maken en het veelal ook zelf bakken, hoewel ook enigen het bij de bakkers laten "gaarmaken", 3800 Ingezetenen gebruiken alleen rogge, 100 personen gebruiken tarwe en rogge en wel eenderde tarwe en tweederde rogge, niemand nuttigt alleen tarwemeel tot brood. In de gehele gemeente gebruikt men per jaar 40 mud tarwe en 1860 mud rogge. Gemalen wordt op de watermolen in de buurtschap Langelo gedreven door het water van de Schipbeek en een koren-windmolen bij het dorp. Van buiten de gemeente wordt op deze molens geen graan gemalen. W. E. ten Asbroek
HET GEHELE DORP DRUK MET BRANDBESTRIJDING
In vroeger tijden, toen de brandblusmiddelen als wij thans hebben, nog onbekend waren, was brand een zeer ernstige bedreiging voor de ingezetenen van dorp en stad. Talrijk zijn de voorbeelden, waarbij aanvankelijk klein begonnen branden geleid hebben tot verwoesting van gehele straten en wijken, ja zelfs van gehele plaatsen. Begrijpelijk dat de autoriteiten steeds bedacht waren om de gevolgen van brand tot een minimum te beperken en ontstane branden zo snel mogelijk te blussen. Ook Haaksbergen bleef in deze niet achter. In de gemeenteraadsvergadering van 13 februari 1823 werd een "Ontwerp van Reglement bij het ontstaan van brand in de Gemeente Haaksbergen" besproken. Dit reglement bevatte volgende artikelen: 1. De schout benoemt, en vult bij ontbreken door verhuizing of anders zins aan, 24 geschikte personen om in cas van brand de spuiten te dirigeren. 2. Hij benoemt 6 notabelen om de ingezetenen behoorlijk in rijen te for meren, om door zogenaamde emmers, die van hand tot hand gaan, het water ter blussing aan te brengen. 3. Elk huisgezin zal bij het ontdekken van brand of bij het luiden van de brandklok naar het punt van gevaar moeten zenden tenminste één
272
4.
5.
6. 7. 8.
bekwaam mans- of vrouwspersoon met een wateremmer om te dienen ter aanvoering van water, Deze emmers zullen moeten voorzien worden van het nummer van het huis en steeds in gereedheid moeten zijn, te welken einde in de maand juni van elk jaar door twee notabelen zal worden rondgegaan en de emmers door elk huisgezin vertoond zullen moeten worden. Bij het ontstaan van brand zal de schout of present zijnd lid van de ge meenteraad of anders de eerstbenoemde notabele uit artikel 2 van dit reglement drie of zes aanzienlijke burgers rekwireren om op de goe deren, meubelen enz, van het pand waar de brand woedt of van de bu ren een wakend oog te houden, opdat deze niet worden weggeroofd, Aan de twee opzieners der brandspuiten alhier, wordt het beheer en het nuttige gebruik van deze naar omstandigheden overgelaten; Indien echter de schout met de commissie uit de notabelen van art, 2 oordelen, dat de spuiten op deze of gene hoogte moeten werken, zullen de opzieners conform deze moeten handelen, Alle weigering, ongehoorzaamheid, verzuim als anderszins in dezen begaan zal de eerste keer met een boete van 2 gulden bestraft worden, de tweede keer met 4 gulden, bij herhaling met 12 gulden ten profijte van de armen, tot welke geloofsgenootschap de bekeurde behoort.
Dit stuk werd ondertekend door W. Waanders Gzn., H, Reimerink, J. ter Hofstede en H. ter Haar. Genoteerd werden nog de aanwezige blusmiddelen: 2 grote brandspuiten, 2 draagbaren, 4 draagtouwen, 2 waterkuipen en 8 brandhaken, W. E. ten Asbroek