~
t-~) 1: CS) k o ( (S)
Incident Management Noord-Brabant Definitiefase
Eindrapport
Opdrachtgever: Rijkswaterstaat, Directie Noord-Brabant
Grontmij Ruimtelijke Inrichting De Bijt, 8 november 1996
4 Grontmij
Inhoudsopgave
4 Invoering Incident Management 1.1 Incident Management in Noord-Brabant ............4 1.2 Primair studiegebied .......................... 5 2 Beleidsomgeving Incident Management ...................6 3 Probleeminventarisatie en analyse ....................... 3.1 Ongevals- en filegegevens ....................... 3.2 Ongevallen voor de regio's gezamenlijk ............. 3.3 Ongevallen per regio .......................... 3.4 Ongevalsfiles voor de regio's gezamenlijk ............ 3.5 Ongevalsfiles per regio ......................... Resumé ongevallen en files ...................... 3.6 3.7 Verkeerstechnische vormgeving ...................
7 7 7 9 10 11 11 12
4 Huidige werkwijze bij incidenten ........................14 4.1 Regio Breda ................................14 4.2 Regio 's-Hertogenbosch ........................16 4.3 Regio Eindhoven .............................17 4.4 Overeenkomsten regio Breda, 's-Hertogenbosch en Eindhoven .................................18
5 Organisatorische en technische maatregelen ................20 5.1 Locatie-onafhankelijke maatregelen ................21 5.2 Specifieke maatregelen per regio ..................23 6 Definitie van doelen, projecteisen en randvoorwaarden ........24 7 Afbakening reikwijdte ...............................25 7.1 Begrenzing beheersgebieden en betrokken partijen .....25 7.2 Vaststelling belanghebbenden ....................25 7.3 Omgevingsrelaties ............................26 7.4 Vaststelling mee te nemen incident-typen ............27 8 Projectplan vervolgfase .............................. 8.1 Inleiding ................................... 8.2 Oprichten stuurgroep .......................... Kick-off meeting ............................. 8.3 8.4 Formeren regionale projectgroepen ................ Werkwijze regionale projectgroepen ............... 8.5 8.6 Officiële start najaar 1997 ....................... 8.7 Tussentijdse evaluatie .......................... 8.8 Platform moet zorgen voor continuïteit ............. 8.9 Tijdbesteding ...............................
28 28 28 28 29 29 30 30 30 31
9 Communicatieplan ..................................32 9.1 Voorbereidende fase ..........................32 9.2 Proeffase ..................................33 9.3 Definitieve fase ..............................33
4
Grontmij
Inhoudsopgave (vervolg)
Bijlagen 1 Ongevaisgevoelige locaties en strengen per regio ............. 35 2 Ongevaisfiles per regio ...............................37 3.1 Overzichtstekening regio Breda .........................38 3.2 Overzichtstekening regio 's-Hertogenbosch .................40 3.3 Overzichtstekening regio Eindhoven .....................42 4 Besprekingsverslagen ................................44 5 Beheersgebieden hulpverleners ......................... 77 Verantwoording .........................................82
16 Grontmij
1 Invoering Incident Management
1.1 Incident Management in Noord-Brabant
Rijkswaterstaat heeft zich, op basis van de bevindingen van McKinsey, voorgenomen om medio 1997 op diverse locaties in Nederland Incident Management (IM) te hebben ingevoerd. Het doel van Incident Management-maatregelen is de hinder voor het verkeer bij incidenten te beperken, door de tijdsduur van de blokkade te minimaliseren. Naast de verschillende pilots in de regio Utrecht en proeven rondom Amsterdam, Rotterdam en Valburg-Ewijk worden nu in andere regio's initiatieven ontplooid die op basis van een inventarisatie tot de implementatie van IMmaatregelen moeten leiden. Ook de Regionale Directie Noord-Brabant heeft hiervoor de eerste stappen ondernomen. In opdracht en onder leiding van de Dienstkring Eindhoven heeft Grontmij in januari 1996, een plan van aanpak opgesteld voor de "Definitiefase Incident Management Noord-Brabant". De volgende fase betreft de uitvoering van het plan van aanpak voor deze definitiefase. Voor uitvoering van het plan van aanpak en ter ondersteuning van de projectleider is door de Directie Noord-Brabant aan Grontmij opdracht verleend voor uitvoering van genoemde activiteiten. De definitiefase heeft als doel: • een beeld te krijgen van ongevals- of filegevoelige locaties door een inventarisatie van ongevalscijfers en filecijfers; • inzicht te krijgen in de huidige werkwijze bij incidenten, zoals deze door de verschillende partijen wordt toegepast, door de betrokken partijen aan een interview te onderwerpen; • vaststellen op welke wijze, volgens de betrokken partijen de afhandeling van incidenten kan worden versneld. Dit rapport is opgesteld om de kenmerkende aspecten van IM in zijn huidige vorm in beeld te krijgen. De resultaten kunnen tijdens de volgende fase worden gebruikt om nut en noodzaak van IM-maatregelen te kunnen onderbouwen. Het rapport geeft het resultaat van de definitiefase weer en bevat achtereenvolgens: • een inventarisatie van het beleidskader Verkeer & Vervoer waarbinnen IM een plaats inneemt (hoofdstuk 2); • een inventarisatie van de huidige situatie (afspraken, procedures, handelswijzen) met betrekking tot de incidentafliandeling in NoordBrabant (hoofdstuk 4); • een verkeerskundige inventarisatie en analyse waaruit volgt op welke locaties en met welke maatregelen IM in Noord-Brabant zinvol is (mcl. kosten/baten afweging) (hoofdstuk 3 en 5); • een afbakening van de reikwijdte in termen van (hoofdstuk 6): o begrenzing beheersgebieden; o omgevingsrelaties; o vaststelling belanghebbenden; o vaststelling mee te nemen incident-typen.
Ai Grontmij
Invoering Incident Management
• een nader definitie van de projecteisen met betrekking tot (hoofdstuk 7): de randvoorwaarden ten aanzien van bereikbaarheid en leefbaarheid; het te formeren platform IM voor belanghebbenden. projectplan (hoofdstuk 8) voor de nog komende projectfasen o.a. • een bestaande uit: o een overzicht van activiteiten, relaties/samenhangen, kritische pad(en), capaciteiten en doorlooptijden; o een raming van de benodigde financiële middelen per activiteit; ° een werkstructuur in deelprojecten voorzien van mijlpalen; o een opzet voor de in te stellen projectorganisatie (zowel in- als extern). • een communicatieplan (hoofdstuk 9) waarin staat aangegeven welke actoren op welke momenten en op welke wijzen worden betrokken bij het IM-project. 1.2 Primair studiegebied
Als start voor dit project is gekozen voor de autosnelwegen rondom de drie grote steden Breda (A16, A27, A58 en A59), 's-Hertogenbosch (A2, A59 en N59D) en Eindhoven (A2, A58 en A67). Deze eerste afbakening is mede gebaseerd op een door Grontmij en TNO uitgevoerde studie in opdracht van de Adviesdienst Verkeer en Vervoer (AVV), "Criteria voor locatiekeuze" 2 . Daarin is naast een verkeerskundige invalshoek (aantal ongevallen, aantal files, congestiekansen en functie wegvak in netwerk) ook de mening van de betrokken dienstkringen gevraagd, die als dagelijkse beheerder een goed beeld hebben van de kritieke locaties en wegvakken. De opzet van het project is er mede opgericht om de implementatie van IMmaatregelen volgens het 'olievlek-principe' te laten verlopen. Gezien de omvang van het beheersgebied en het grote aantal betrokken instanties in de regio Noord-Brabant is het onmogelijk alles in één keer te regelen. Door in drie gebieden te starten, kan enige ervaring worden opgedaan door de verschillende partijen en kan vervolgens het gebied worden uitgebreid. Een verdere afbakening voor de volgende fase komt verderop in dit rapport aan de orde.
Met de N59 wordt hier bedoelt het weggedeelte tussen knooppunt 1-lintham (kin 3336) en Nuland (km 12443). INRO-TNO en Grontmij, Incident Management. Criteria bij de keuze van locaties, De Bilt, september 1996. In opdracht van de Adviesdienst Verkeer en Vervoer zijn criteria opgesteld die van toepassing zijn bij de keuze van locaties respectievelijk de keuze van toe te passen Incident M anagementmaatregelen
4Ç Grontmij
2 Beleidsomgeving Incident Management
Het Tweede Structuurschema Verkeer en Vervoer (SVV-IId, 1990) geeft een duidelijke prioriteit waar het gaat over de bereikbaarheid van het personenvervoer over de weg. Primair staat de instandhouding van de huidige infrastructuur, het beheer en onderhoud. Vervolgens moet de bestaande capaciteit optimaal worden benut. Hiervoor stelt het SVV de toepassing van benuttingsmaatregelen voor. Als laatste wordt de aanleg van nieuwe infrastructuur genoemd om knelpunten op te lossen. Onder het scala aan benuttingsmaatregelen wordt naast verkeerssignalering (VSS), toeritdosering (TDI) en dynamische route informatie panelen (DRIPS) onder andere ook Incident Management (IM) genoemd. In de beginjaren 90 zijn vooral de systeemtechnische maatregelen (signalering, dosering route-informatie) toegepast, aangezien hiermee grote winst kan worden behaald. De rapportage van McKinsey "Filearm Wegbeheer" (1995) gaat in op de oorzaken van filevorming. Hieruit blijkt dat veel files ontstaan door wegwerkzaamheden. In het kader van "Filearm Werken" wordt getracht dit aantal onnodige files te reduceren. Naast wegwerkzaamheden blijken ook de incidentele files veroorzaakt door ongevallen voor een belangrijk deel bij te dragen aan de jaarlijkse economische schade die Nederland in de file oploopt. Door het toepassen van adequaat IM wordt hier getracht het aantal files in omvang terug te dringen. Het doel is om na enkele pilots in 2 jaar op diverse locaties in Nederland IM-maatregelen te hebben geïmplementeerd. In de "Filebrief' van 1995 gaat de minister hier nadrukkelijk op in. Om een snelle implementatie te realiseren heeft de Adviesdienst Verkeer en Vervoer van Rijkswaterstaat in 1995 een Handleiding Incident Management 3 opgesteld. Hierin wordt naast algemene informatie ook ingegaan op de mogelijke maatregelen en de eerste resultaten van de pilots rondom Utrecht. Na de pilots met IM-maatregelen rondom Utrecht en proeven in Amsterdam, Rotterdam en Valburg-Ewijk zijn ook de andere regio's van Rijkswaterstaat, waaronder Noord-Brabant, begonnen met het implementatie-traject van IMmaatregelen. Medio september 1996 is de nota "Samen werken aan bereikbaarheid" van het ministerie van Verkeer en Waterstaat verschenen. In deze nota wordt aangekondigd dat de doorstroming op de autosnelwegen in de Randstad en de belangrijkste achterlandverbindingen langs de grote steden versneld en met de hoogste prioriteit verbeterd zal moeten worden. Onderdeel van het voorgestelde pakket betreffen de IM-maatregelen. Voor Rijkswaterstaat Noord-Brabant betreft dit met name de autosnelwegen rondom: • Breda (A16, A27, A58 en A59); • 's-Hertogenbosch (A2, A59 en N59); • Eindhoven (A2, A58 en A67).
Grontmij, Handleiding Incident Management, In opdracht van de Adviesdienst Verkeer en Vervoer van Rijkswaterstaat, De Bilt, januari 1995.
4 Grontmij
3 Probleeminventarisatie en analyse
3.1 Ongevals- en filegegevens
Om het nut en de noodzaak van mogelijke IM-maatregelen te kunnen inschatten en om een globaal beeld te krijgen van de huidige verkeerskundige situatie die voor IM van belang is, zijn de ongevallen- en de filegegevens geïnventariseerd en geanalyseerd. Van de jaren '91-'95 zijn alle ongevallen op werkdagen in de vorm van blackspot-lijsten uitgedraaid. De ongevallen in het weekend zijn niet meegenomen, omdat de economische schade bij ongevallen in het weekend minder is dan bij ongevallen op werkdagen. Aangezien ongevallen met vrachtwagens vaak tot langdurige blokkade van de weg kunnen leiden of een omleiding noodzakelijk maken wordt hier in de analyse apart aandacht aan geschonken. Per werkdag zijn drie lijsten gemaakt: voor de hele dag (24 uur), voor de ochtendspits (6.30 - 9.30 uur) en voor de avondspits (15.30 - 18.30 uur). Elke lijst geeft per locatie het aantal ongevallen weer die de afgelopen vijf jaar op werkdagen gevallen zijn. Tevens wordt middels een K (kruispunt) of een W (wegvak) aangegeven of betreffende ongevallen op een aansluiting/knooppunt of wegvak heeft plaatsgevonden. De lijsten zijn weergegeven in het aparte bijlagenrapport. Een zelfde procedure is aangehouden voor de filegegevens. Ook hier zijn van de periode '91-'95 alle files die zijn veroorzaakt door ongevallen weergegeven. Voor de duidelijkheid spreekt dit rapport daarom over 'ongevalsfiles'. Opgemerkt moet worden dat de gepresenteerde ongevalsfiles niet alle files betreffen. Alleen de ongevalsfiles die door het KLPD zijn geregistreerd en door de AVV zijn verwerkt zijn gepresenteerd. Files kleiner dan 3 km. zijn derhalve niet in de aantallen verwerkt, aangezien deze niet door het KLPD worden geregistreerd. Ook het moment van registratie door het KLPD is van invloed op de berekening van de totale filezwaarte. Voor het beoordelen van de situatie voor deze studie hebben deze beperkingen geen negatieve invloed. Paragraaf 3.2 gaat in op de ongevallencijfers voor de drie regio's gezamenlijk. In de paragrafen 3.3 t/m 3.5 komen de drie regio's apart aan de orde. Deze paragrafen gaan tevens in op de filegegevens. 3.2 Ongevallen voor de regio's gezamenlijk
In deze paragraaf komt achtereenvolgens aan de orde: 1 Alle ongevallen op werkdagen; 2 Vrachtauto-ongevallen op werkdagen;
4 Grontmij
Probleeminventarisatie en analyse
Alle ongevallen De ongevallencijfers kunnen niet rechtstreeks met elkaar vergeleken worden: de lengten van de wegvakken verschillen van elkaar. Daarom is in onderstaande tabel het totaal aantal ongevallen op een gemiddelde werkdag en voor de twee spitsperioden weergegeven, gecorrigeerd met de lengte van elk wegvak: Gebied en autosnelweg
Breda:
Lengte wegvak (km)
Aantal ongevallen in de periode 1991 - 1995 Op werkdagen
Per kilometer
Ochtendspits
Avondspits
Totaal
Totaal
A16 A27 A58 A59
33,8 36,8 16,2 14,8
1597 1460 436 421
47 40 27 28
255 332 89 83
's-Hertogenbosch: A2 N59
16,5 9,1
663 665
40 73
Eindhoven: A2 A58 A67
23.6 13,4 17,9
933 241 653
40 25 36
Totaal
182,1
7069
39
Per kilometer 8 9
Per kilometer 12 9
6
397 314 86 106
128 129
8 14
160 173
10 19
190 74 1 105
8 6 1 6
240 81 174
10 6 10
1731
1 10
5
1 1385 1 8
5 7
Uit de tabel kunnen de volgende conclusies worden getrokken: • In absolute zin vinden de meeste ongevallen plaats op A16 (1597) en A27 (1460) rondom Breda. • Omgerekend per kilometer vinden veruit de meeste ongevallen plaats op N59 rond 's-Hertogenbosch (72). Dit geldt zowel voor een gemiddelde werkdag als voor beide spitsen. Een nadere analyse leert dat dit hoge aantal veroorzaakt wordt door de relatief vele ongevallen op het traject tussen Rosmalen (km.6.2) en Geffen (km.12.4). Opgemerkt moet worden dat dit deel van het traject geen autosnelweg is maar een met verkeerslichten geregelde autoweg. Naast N59 scoren de A2 rond 's-Hertogenbosch (40) en rond Eindhoven (40), en de A16 (47) en A27 (40) relatief hoog. • De bandbreedte in het aantal ongevallen per kilometer op de autosnelwegen voor een gemiddelde werkdag is vrij groot. Het hoogste aantal ongevallen doet zich voor op N59 rond 's-Hertogenbosch (73). Het minst aantal ongevallen vinden plaats op de A58 rond Breda (27) en Eindhoven (25). • Tijdens de ochtendspits (19,6% van het totaal) vinden minder ongevallen plaats dan tijdens de avondspits (24,5%). • Tijdens beide spitsen vindt dus 44,1% van het totaal aantal ongevallen op werkdagen plaats. • Opvallend is het relatief geringe aantal ongevallen per kilometer op de A58.
&
Grontmij
Probleeminventarisatie en analyse
Vrachtauto-ongevallen In onderstaande tabel is voor werkdagen weergegeven het totaal aantal ongevallen, het aantal vrachtauto-ongevallen en het aandeel van de vrachtautoongevallen in het totaal aantal ongevallen: Gebied en autosnelweg
Lengte wegvak (')
Aantal vrachtauto-ongevallen in de periode 1991 - 1995 Op werkdagen
Per kilometer
% van
het totaal
Ochtendspits Totaal
Avondspits
Per Totaal kilometer
Per kilometer
Breda: A16 A27 A58 A59
33,8 36,8 16,2 14,8
500 398 136 102
15 11 8 7
31 27 31 24
64 70 31 23
2 2 2 2
115 85 23 28
3 2 2 2
's-Hertogenbosch: A2 N59
16,5 9,1
130 120
8 13
20 18
28 19
2 2
24 28
1 3
Eindhoven: A2 A58 A67
23,6 13,4 17,9
240 78 273
10 6 15
26 23 42
47 18 41
2 1 2
65 15 77
3
Totaal
182,1
1977
11
28
341
2
460
3
4
Uit de tabel blijkt dat het percentage vrachtauto-ongevallen op nagenoeg elk wegvak tussen de 25% en 30% schommelt. Uitzonderingen zijn de A67 nabij Eindhoven (relatief meer vrachtauto-ongevallen) en de A2 en N59 nabij 'sHertogenbosch (relatief minder vrachtauto-ongevallen). Opvallend is verder dat de rijkswegen met een hoog percentage vrachtauto-ongevallen (A16, A58 en A67) de eerste en de laatste ook per kilometer hoog scoren. De A58 daarentegen scoort relatief laag. 3.3 Ongevallen per regio
In Bijlage 1 zijn per regio de meest ongevalsgevoelige locaties en strengen weer gegeven. In deze paragraaf worden de belangrijkste conclusies weergegeven. De meest ongevalsgevoelige locaties in de drie regio's zijn: Regio Breda: • verzorgingsplaats Hazeldonk; • knooppunt St. Annabosch; • knooppunt Kiaverpolder; • knooppunt Hooipolder; • aansluiting Raamsdonksveer; • aansluiting Oosterhout; • aansluiting Avelingen; • aansluiting Made. Regio 's-Hertogenbosch: • 8 locaties op wegvak N59 Maliskamp-Nuland (autoweg met gelijkvloerse kruispunten). Regio Eindhoven • knooppunt Leenderheide; • aansluiting Eindhoven-Noord.
Opgemerkt moet worden dat knooppunt Hooipolder binnenkort wordt gereconstrueerd.
A6 Grontmij
Probleeminventarisatie en analyse
3.4 Ongevaisfiles voor de regio's gezamenlijk
In het aparte bijlagenrapport zijn per regio de filegegevens op twee manieren weergegeven: per jaar en per dag van de week. Deze ongevaisfiles zijn alleen de files die ontstaan zijn als gevolg van een ongeval. De filegegevens per jaar geeft per wegvak het aantal ongevaisfiles weer, de gemiddelde zwaarte en de totale zwaarte 5 Naast een ontwikkeling in de loop van de jaren is op basis van deze gegevens af te leiden welke wegvakken gevoelig zijn voor het ontstaan van ongevalsfiles en waar de gevolgen van een file groot zijn. Uit de overzichten per jaar ('91-'95) kunnen de volgende conclusies getrokken worden: • Ondanks een veelal toenemende intensiteit, is er geen toename in het aantal wegvakken per jaar waar ongevalsfiles ontstaan. • Er is wel is een duidelijke ontwikkeling in het aantal ongevaisfiles per wegvak. In elk gebied is er sprake van een verdubbeling of meer. • De gemiddelde zwaarte van een file rond de drie steden is in de loop der jaren nauwelijks veranderd. • Rond Breda ontstaan de meeste ongevalsfiles, gevolgd door Eindhoven en 's-Hertogenbosch. Het maximale aantal ongevaisfiles rond Breda is 41, terwijl dit rond Eindhoven maximaal 27 is en rond 's-Hertogenbosch maximaal 15. • Er is weinig verschil in de gemiddelde zwaarte van een file. Rond Breda is de gemiddelde zwaarte maximaal 1346, rond Eindhoven 1472 en rond 's-Hertogenbosch 1699. • Het rekenkundige produkt van aantal en gemiddelde zwaarte geeft de totale zwaarte van de ongevaisfiles op een bepaald wegvak weer. Rond Breda en Eindhoven komen waarden voor van meer dan 10.000. Het maximum rond Breda is 22.832, rond Eindhoven is het maximum 15.726. De hoogste waarde rond 's-Hertogenbosch is 5.807 .
De filegegevens per dag van de week geven ook het uur van de dag weer. Uit deze gegevens blijkt het volgende: • Rond Breda en Eindhoven ontstaan de meeste ongevaisfiles op vrijdag. Rond 's-Hertogenbosch ontstaan de meeste ongevaisfiles op dinsdag. • Rond Breda en Eindhoven is de gemiddelde zwaarte van een file op vrijdag het grootst. Rond 's-Hertogenbosch is er niet duidelijk een dag aan te wijzen waarop de gemiddelde zwaarte het grootst is. • De totale filezwaarte per dag is rond Breda en Eindhoven globaal het grootst op vrijdag. Rond 's-Hertogenbosch zijn er geen grote verschillen tussen de dagen. • Opvallend is dat alleen rond Eindhoven ook op beide weekenddagen relatief vaak ongevalsfiles ontstaan die relatief zwaar zijn. • Er is geen eenduidig beeld van het uur van de dag waarop ongevalsfiles ontstaan. Per gebied geldt het volgende: o Breda: elk dag ochtendspits (behalve vrijdagochtend) èn vrijdagmiddag; o Eindhoven: dinsdag-, donderdag- en vrijdagochtend èn vrijdagmiddag; o 's-Hertogenbosch: maandag- en dinsdagochtend en woensdagen donderdagmiddag.In Bijlage 2 zijn per regio de filegevoelige wegvakken weergegeven. Daarnaast zijn In deze paragraaf worden de belangrijkste conclusies weergegeven.
Zwaarte van de file = lengte van de file maal het aantal minuten. Gemiddelde zwaarte van de file = som van alle zwaartes gedeeld door het aantal files.
jÇ
Grontmij
10
Probleeminventarisatie en analyse
3.5 Ongevaisfiles per regio
In Bijlage 2 zijn de meest filegevoelige wegvakken per regio weergegeven. De meest ongevaisgevoelige locaties in de drie regio's zijn: Regio Breda: • Moerdijkbrug; • tussen knooppunt Zonzeel en aansluiting Prinsenbeek; • tussen aansluiting Werkendam en aansluiting Sleeuwijk; • tussen aansluiting Avelingen en knooppunt Gorinchem. Regio 's-Hertogenbosch • Brug over de Maas; • tussen aansluiting Rosmalen en knooppunt Hintham; • tussen Maliskamp en Nuland. Regio Eindhoven • tussen aansluiting Welschap en aansluiting Veldhoven; • nabij aansluiting Veidhoven-Zuid; • tussen knooppunt De Hogt en knooppunt Leenderheide. 3.6 Resumé ongevallen en files
Uit de vergelijking van de ongevals- en filegegevens blijkt dat de meeste ongevaisfiles in de ochtendspits plaatsvinden, terwijl zich in verhouding meer ongevallen in de avondspits voordoen. Als mogelijke verklaring kan worden genoemd de scherpere piek in de intensiteiten tijdens de ochtendspits, terwijl de intensiteiten tijdens de avondspits meer gespreid liggen. Een ongeval tijdens de avondspits leidt dan mogelijk tot minder lange files. Regio Breda Uit paragrafen 3.3 en 3.5 blijkt dat er acht locaties zijn waar veel ongevallen plaatsvinden en vier wegvakken waar veel ongevaisfiles ontstaan: • Locaties: o verzorgingsplaats Hazeldonk; 13 knooppunt St. Annabosch; 13 knooppunt Kiaverpolder; o knooppunt Hooipolder6 aansluiting Raamsdonksveer; ° aansluiting Oosterhout; o aansluiting Avelingen; o aansluiting Made. Wegvakken: o Moerdijkbrug; o tussen knooppunt Zonzeel en aansluiting Prinsenbeek; ° tussen aansluiting Werkendam en aansluiting Sleeuwijk; o tussen aansluiting Avelingen en knooppunt Gorinchem. ;
Opvallend is dat slechts één ongevalslocatie overeenkomt met een ongevalsfilegevoelig wegvak: aansluiting Avelingen tussen aansluiting Werkendam en knooppunt Gorinchem. Mogelijk wordt dit veroorzaakt doordat dit wegvak regelmatig filevorming kent, maar dat hier nog geen verkeerssignalering is gerealiseerd, waardoor de kans op kleine kop-staart-ongevallen groter zou kunnen zijn. Knooppunt Hooipolder komt vaak voor in de ongevalsgegevens, waarschijnlijk mede veroorzaakt door het hoge aantal ongevallen bij verkeerslichten. Voorts blijkt dat op de vier trajecten rond Breda relatief veel ongevallen plaatsvinden en ongevalsfiles ontstaan.
Opgemerkt moet worden dat knooppunt Hooipolder binnenkort wordt gereconstrueerd.
Aj Grontmij
11
Probleeminventarisatie en analyse
Als laatste blijkt de Moerdijkbrug een gevoelig punt te zijn voor ongevaisfiles. Regio 's-Hertogenbosch Uit paragrafen 3.3 en 3.5 blijkt dat er acht locaties zijn waar veel ongevallen plaatsvinden en drie wegvakken waar veel ongevalsfiles ontstaan: • Locaties: ° 8 locaties op wegvak N59 Maliskamp-Nuland (autoweg met gelijkvloerse kruispunten). • Wegvakken: 13 Brug over de Maas; o tussen aansluiting Rosmalen en knooppunt Hintham; o tussen Maliskamp en Nuland. Opvallend is dat de ongevaisgevoelige locaties op de N59 overeenkomen met de ongevalsfilegevoelige wegvakken. Dit wordt waarschijnlijk veroorzaakt door het hoge aantal ongevallen op wegvakken met verkeerslichten. Regio Eindhoven Uit paragrafen 3.3 en 3.5 blijkt dat er twee locaties zijn waar veel ongevallen plaatsvinden en drie wegvakken waar veel ongevalsfiles ontstaan: • Locaties: ° knooppunt Leenderheide; o aansluiting Eindhoven-Noord. • Wegvakken: o tussen aansluiting Welschap en aansluiting Veldhoven; o nabij aansluiting Veldhoven-Zuid; o tussen knooppunt De Hogt en knooppunt Leenderheide. De ongevalsgevoelige locaties komen redelijk overeen met filegevoelige wegvakken. Knooppunt Leenderheide komt vaak voor in de ongevalsgegevens. Voorts blijkt dat vooral op de trajecten direct rond de stad Eindhoven relatief veel ongevallen plaatsvinden en ongevalsfiles ontstaan. 3.7 Verkeerstechnische vormgeving
Naast de inventarisatie van ongevals- en filegegevens zijn tevens gesprekken gevoerd met bij IM betrokken partijen (zie hoofdstuk 4) om inzicht te krijgen in de huidige werkwijze en mogelijke verbeteringen. Tijdens de gesprekken die zijn gevoerd met de drie dienstkringen is ook aandacht besteed aan de verkeerstechnische vormgeving van de autosnelwegen. Met name is gevraagd naar: • delen waar de vluchtstrook ontbreekt; • locaties waar pechplaatsen zijn aangebracht; • andere plaatsen waar het ontwerp van de weg bij incidenten tot problemen kan leiden; • andere bijzondere omstandigheden. Per regio leverde dit het volgende op: Breda • Op de A16 en de A27 ontbreekt op sommige plaatsen de vluchtstrook op kunstwerken. Dit kan belangrijk zijn voor de aanrijroutes of de mogelijkheid om hulpverleners 'tegen het verkeer in' te laten rijden.
iÇ
Grontmij
12
Grontmij
[ 1 /
1
IN
Overzichtstekening
«2
ç
'KT
'\, rGonncheni ---
I
j-
Avetinen El
Incident Management Breda ' . . . . . /' Sleeuwijk /< .
•
Q
7-,
Afdrukdatum: 29 oktober 1996
/
J
Werkendam T7
' r' wkefldarn
7
b6edrec \
avnèër
/
7
::T - !' 1 ' 1,
' : t"! —C-
GèertruidenIerg
[KaverpoIde \
<
•\
NeuwefldlJjk
-'
'
, S _ ieur4tik
\'
—Y
r
\Made
der
IevenbergschenHoek] \
(
Legenda
. er _.__-_•_ L e ij en (
.
[Oostertout \
' Oosferhout
Terhei'den
Regiopolitie Zuid-Holland-Zuid
Oosterhout-Oost
Regiopohtie Midden en West Brabant
'
Oosterhout Zuid O_flt:!')
L
Ovenge regiopolitie Bebouwing
J\
[!nnsenbeek]
/ \ \
- : Breda.Noor
Dienstkring Dordrecht
-Rijen T-
Dienstkring Breda Dienstkring 's-Hertogenbosch Lj
Dienstkring Gorinchem
Rijsbergen
Ie
UIVeflhlOUt -
-- Overige wegen
— Autosnelwegen
EI
-
7/
'-
[St. Annabos Lit
__________
hoJ
— IM gebied
- -
N,
Z ilze
XN
Galder [N58]
Wegnummer /
r
LGatderi Knooppunt /
[BaveJj Aansluiting
/'
-
/
__•_\ / Meters
' 1-
---.--.
Hectometrering -
/
0 2000 4000 6000
Bijlage 3.2 Overzichtstekening regio 's-Hertogenbosch
6 Grontmij
40
, Grontmij Overzichtstekening Incident Management 's-Hertogenbosch Afdrukdatum: 29 oktober 1996
Iriel
KerkdrieIJ
(
EmpeIj Rosmalen
Ôsmalen
K N51.#'
1
Legenda
Engelen
Rosm
li ntham,
/
/ \
7 / Berlicum
\
"sHertogenbosch-Zuid \
/
\
DenDunge
Regiopolitie Gelderland-Zuid Regiopolitie Brabant-Noord Water Bebouwing Dienstkring Nijmegen Dienstkring 's-Hertogenbosch Overige wegen - Autosnelwegen
IM-gebied
Im [N5o]
Wegnummer
[ V ug h t) Knooppunt Aansluiting Hectometrering
L
/ / \
Sint-I
Schijndel
meters 0 1000 2000 3000
Bijlage 3.3 Overzichtstekening regio Eindhoven
4 Grontmij
42
Si
/
/\ \
r \ IisXJ 1
est-jJ
Best
BeStk
1
-- Oirscho
' (Ekke r
\ 1 B Soi
1
)jEindhoven-Noord Legenda Batadorl
Regiopotitie Brabant-Zuid-Oost Regiopoktie Brabant-Noord
\\X. \ / \
_V \
Bebouwing ')<'
Dienstknng 's-Hertogenbosch Dienstking Eindhoven
LVe1hovenJ EIN
Water Overige wegen - Autosnelwegen -
la
IM-gebied
\.. Veidhoven
Wegnummer
[De Hogt] Knooppunt [Best] Aansluiting
.
.
....
Hectometrenng
//
4
LH"ldhoven-ZOj fwaalre
Jt
...............
e hOÇJt, Aalst
erhede
/ .
(Hee
'N etj
:
3 Eersel\ //
)
1
/ L
,
Grontmij
lenswaârT
Overzichtstekening Incident Management Eindhoven Afdrukdatum: 29 oktober 1996
o
Meters 0 1000 2000 3000
Bijlage 4 Besprekingsverslagen
Bijlage 4.1 Bijlage 4.2 Bijlage 4.3 Bijlage 4.4 Bijlage 4.5 Bijlage 4.6 Bijlage 4.7 Bijlage 4.8 Bijlage 4.9 Bijlage 4.10 Bijlage 4.11
Dienstkring 's-Hertogenbosch Berger Herber Dienstkring Breda Regio-politie Brabant midden-west Berger Kusters Regio-politie Brabant-noord Brandweer Eindhoven KLPD Breda ANWB Wegenwacht Zuid Regio-politie Brabant-zuid-oost Dienstkring Eindhoven
' Grontmij
44
Bijlage 4.1 Besprekingsverslag Dienstkring 's-Hertogenbosch
jÇ Grontmij
45
5 Grontmij
Ruimtelijke Inrichting
Besprekingsverslag
Plaats en datum
Verslagnummer
Zeist, 17 oktober 1996 001
Kenmerk
31.6411.1/2
Bespreking te
's-Hertogenbosch Aanwezig
De heer Goossens (dienstkring) De heer Berbers (dienstkring) De heer Dodemont (directie Noord-Brabant) De beer Klein (Grontmij) Afwezig
Kopie(èn) aan
De heer Heijse (AVV) Betreft
Interview 9 sept. 1996, Incident Management Noord-Brabant (dkr. 's-Hertogenbosch)
Algemeen 0 Er zijn afspraken gemaakt met de politie over groot- en kleinschalige omleidingsroutes. Deze worden ingesteld als de politie denkt dat de stremming langer dan 1 â 1,5 uur zal gaan duren. De politie beslist of de omleiding wordt ingesteld, maar RWS komt vaak met het voorstel over welke route gekozen moet worden. o Er is een boek met de omleidingsroutes, maar het wordt niet vaak gebruikt. Onduidelijk is of de betrokkenen weten van het bestaan van dit boekwerk. o Ook is niet duidelijk of de gemaakte afspraken over omleidingsroutes bij de politie ook doorvertaald zijn naar de werkvloer. Huidige werkwijze o Het politiekorps dat als eerste ter plaatse is neemt in principe de leiding van de incidentafhandeling op zich. o Meldingen komen binnen via: • eigen mensen; • centrale meldkamer regio-politie 's-Hertogenbosch. Buiten kantooruren komen de meldingen binnen via de politie of de ANWB. o RWS wordt alleen geïnformeerd als de politie dit nodig acht. • Schaderjdingen worden vaak achteraf geconstateerd tijdens de eigen surveillanceronde van RWS. • De dienstkring heeft een afspraak met de politie over le inzet bij incidenten door RWS (afkrijten, foto's maken). Dit mag door de kantonnier uitgevoerd worden. Verkeerstechnisch dwarsprofiel o Overal zijn vluchtstroken aanwezig. o Er zijn mogelijkheden om gestrande voertuigen tijdelijk te bergen op de parkeer plaats net over de Maasbrug en onderaan de aansluiting Veghel van de A2. 0 Alle wegen zijn verlicht.
vetgedrukt = actie door
jÇ
Grontmij Groep
jÇ Grontmij Ruimtelijke Inrichting Verslagnummer
Pagjna
001
2
Verbeteringsvoorstellen o Bij de inzet van vrachtwagenbergingen moeten duidelijker afspraken worden gemaakt. o Door de aanwezigheid van verkeerssignalering kunnen incidenten sneller worden gedetecteerd. o Mogelijk kunnen er op bepaalde strategische locaties camera's worden geplaatst, bij voorbeeld bij de spoortunnel (Rosmalen - Hintham). Een alternatief betreft de plaatsing van regio-camera's op 2 hoge plaatsen (provinciehuis, kantoor van de toekomst). o De ANWB kan mogelijk een belangrijke rol spelen, zij weten goed wat er speelt op de weg. o In Eindhoven draait het systeem COBA. In 's-Hertogenbosch kent men zoiets niet. Wel heeft men een goed contact met de regiopolitie.
ing. E. Klem
vetgedrukt = actie door
16
GrontmiJ Groep
Bijlage 4.2 Besprekingsverslag Berger Herber
iÇ Grontmij
48
1$
Grontmij Ruimtelijke Inrichting
Bijlage 1.4 Regiopolitie Brabant-Midden
Besprekingsverslag
Plaats en datum
Verslagnummer
De Bilt, 17 oktober 1996 002
Kenmerk
3 1.6411. 1/2
Bespreking te
's-Hertogenbosch Aanwezig
De beer Herber (berger) De heer Dodemont (directie Noord-Brabant) De heer Klem (Grontmij) Afwezig
Kopie(ën) aan
De heer Heijse (AVV) Betreft
Interview 9 sept. 1996, Incident Management Noord-Brabant (berger 's-Hertogenbosch)
Algemeen o De grenzen op de kaart kloppen niet helemaal. o De berger is 24-uur beschikbaar (wisseldienst). ° Herber heeft zelf grote kraan, maar in veel gevallen wordt voor extra ondersteuning een tweede telescoopkraan ingezet (Van Riel). Huidige werkwijze o Ondanks contact via \THD, moest berger toch zelf alle financiële zaken regelen. Info via \THD was niet altijd correct. Daarom wordt nu direct via regio-politie gewerkt waardoor direct de juiste informatie van de agent ter plekke wordt verkregen. • Circa 10% van de meldingen komt via het KLPD, de rest van de regio-politie. • Over het algemeen is de verkregen informatie goed, alleen de locatiebepaling bij KLPD-meldingen is weleens verkeerd. o De berger wordt 2 â 3 keer per dag ingezet, waarbij afhankelijk van de melding extra voertuigen ingezet kunnen worden. 13 In noodzakelijke gevallen begeleidt de politie de berger. o De bergingsvoertuigen beschikken over telefoon en mobilofoon. 13 De berger bepaalt zelf ter plaatse wat er moet gebeuren. o Via de politie wordt door RWS de weg afgezet. o De berger heeft zelf alleen kegels, maar denkt er wel aan om een soort actiewagen aan te schaffen om in noodgevallen de eigen mensen te kunnen beschermen. Verbeteringsvoorstellen o De berger heeft voorlopig toestemming om de vluchtstrook te mogen gebruiken. Dit is nog niet juridisch geregeld. Het gebruik van blauw zwaailicht kan in noodgevallen wenselijk zijn. o Om alle bergers te betrekken kan de heer Huffener (Vereniging van BergingsSpecialisten, VBS) worden betrokken bij dit project. o Een verbetering van de meldingen van incidenten kan een positieve bijdrage betekenen. ing. E. Klem
4 Grontmij
49
Bijlage 4.3 Besprekingsverslag Dienstkring Breda
4
Grontmij
50
jÇ
Grontmij Ruimtelijke Inrichting
Besprekingsverslag Plaats en datum
Verslagnummer
Zeist, 17 oktober 1996 003
Kenmerk
31.6411.1/2
Bespreking te
Breda Aanwezig
De heer De Bruijn (dienstkring Breda) De heer Dodemont (directie Noord-Brabant) De heer Klem (Grontmij) Afwezig
Kopie(ên) aan
De heer Heijse (AVV) Betreft
Interview 9 sept. 1996, Incident Management Noord-Brabant dienstkring Breda)
Algemeen 11 Er zijn geen bijzondere afspraken bekend. Huidige werkwijze o Meldingen komen binnen via het KLPD of de regio-politie. o RWS wordt alleen ingezet afzettingen of bij schade aan het wegmeubilair. o De verhaalmogelijkheid van schade op de automobilist wordt steeds moeilijker omdat de politie om privacy-redenen geen gegevens meer verstrekt. Daarom moet de dienstkring aangifte doen en een beroep doen op de Nederlandse Vereniging van Assuradeuren (NVAD). o Buiten kantooruren worden de meldingen via de calamiteiten-coördinator afgehandeld. o
o
o
o
o
o
De inzet voor afzettingen is afhankelijk van de omvang van het incident. Als de politie denkt het men een kleine maatregel (eigen auto met blauw zwaailicht) te kunnen regelen, schakelt men niet de medewerkers van RWS in. Bij grote incidenten waar een omleiding noodzakelijk is, wordt gebruik gemaakt van vaste gele klapborden bij de knooppunten. Hierop kunnen snel plaatsnamen en routes op magneetplaten worden aangebracht. Grote omleidingsroutes worden door het KLPD aangegeven. Hiervoor heeft men In Driebergen vaste omleidingroutes van knooppunt naar knooppunt. Ook kleine omleidingsroutes worden zoveel mogelijk via de autosnelwegen afgewikkeld om de overlast op het secundaire wegennet te beperken. Voor het schoonmaken van de weg heeft de dienstkring Breda een contract met een gespecialiseerd schoonmaak-bedrijf (Wilgem). Dit bedrijf wordt bij incidenten (indien nodig) direct ingezet. De politie schakelt ook weleens de brandweer in voor het schoonmaken van de weg. Zeker als de brandweer toch al ter plaatse is (voor een brand of een beknelling) maakt ze vaak ook de weg schoon.
vetgedrukt = actie door
jÇ
Grontmij Groep
jÇ
Grontmij Ruimtelijke Inrichting Verslagnummer
Pagina
003
2
De communicatie loopt niet goed met name tussen het KLPD en de regio-politie. Dit leidt tot tegenstrijdige berichten en onduidelijkheden over de eindverantwoordelijkheid. De regio-politie kent de andere betrokken personen vaak beter, waardoor persoonsgebonden afspraken in de praktijk goed blijken te werken. Dit is met het KLPD niet altijd het geval. • Incidenteel komen de partijen weleens bij elkaar voor overleg. Dit is echter niet gestructureerd. • Vrachtwagenbergingen zijn vaak frustrerend voor betrokken instanties. De huidige wijze van leidt vaak tot de indruk dat onnodig tijd verloren gaat, alvorens de juiste mensen en middelen ter plaatse zijn. 11 Ten aanzien van wegafzettingen vindt de dienstkring dat men met name buiten kantooruren te laat wordt geïnformeerd. Vaak is ter plaatse alles al geregeld en in sommige gevallen treft men zelfs niemand meer aan (ook geen politie). o Naar schatting wordt RWS 1 â 2 keer per week ingezet. 13 N.a.v. het mistongeval en de daarop volgende mistbrief zijn de korpsen bij mist (of mistkansen) in een verhoogde staat van paraatheid. Achtergelaten voertuigen worden door de politie direct weggehaald als er sprake is van een verkeersgevaarlijke situatie. Bij mogelijke milieuschade onderneemt RWS direct actie. Wrakken worden na overleg met politie en RWS naar de berger of naar RWS gesleept. Voorstel bij HW om RWS altijd snel te laten bergen loopt. o
Verkeerstechnisch dwarsprofiel Op de A126 en de A27 ontbreekt op sommige plaatsen de vluchtstrook op kunstwerken. Dit kan belangrijk zijn voor de aanrijroutes of de mogelijkheid om hulpverleners 'tegen het verkeer in' te laten rijden. Verbeteringsvoorstellen o Alle partijen zouden meer belang moeten hechten aan het snel vrijmaken van de weg (uiteraard rekening houdend met gewonden, slachtoffers, etc). o Om spraakverwarring en onduidelijkheid over aard ongeval betrokken voertuigen en de locatie moeten er goede afspraken komen ook tussen de diverse meldkamers en de mensen op de incidentlocatie. o Het inschakelen van het schoonmaakbedrijf (Wilgem) zou mogelijk ook door de politie kunnen worden geregeld. Eventueel op basis van het contract van Rijkswaterstaat. o Voorgesteld wordt om bij incidenten direct de RWS te bellen of alles door de politie zelf te laten oplossen (mcl. afzettingen en omleidingen).
ing. E. Klem
vetgedrukt = actie door
4 Grontmij Groep
Bijlage 4.4 Besprekingsverslag Regiopolitie Brabant MiddenWest
4
Grontmij
53
jÇ
Grontmij Ruimtelijke Inrichting
Besprekingsverslag Plaats endatum
Verslagnummer
Zeist, 17 oktober 1996 004
Kenmerk
31.6411.1/2
Bespreking te
Tilburg Aanwezig
De heer H orsthuis (meldkamer Regio-politie midden-west-Brabant) De heer Dodemont (directie Noord-Brabant) De heer Klem (Grontmij) Afwezig
Kopie(èn) aan
De heer Heijse (AVV) Betreft
Interview 9 sept. 1996, Incident Management Noord-Brabant regiopolitie Midden-WestBrabant) Algemeen o De regio Midden-West-Brabant kent 6 districten. Ieder district heeft een eigen coördinator verkeerszaken. Daarboven staat één portefeuillehouder verkeer (de heer R. Maas). o Het KLPD regio Breda beheerst het gebied van de A16, de A58, de A27 tot Oosterhout en de A59 tot aan Terheijden. Huidige werkwijze o De inzet van de meldkamer van de regio-politie heeft van volgend weer een meer sturend karakter gekregen. o Met het KLPD (Breda) is afgesproken dat het incident in principe door beide partijen kan worden afgehandeld. o Afhankelijk van de zwaarte van de melding wordt het KLPD geïnformeerd. De verhouding tussen beide partijen is goed. • Meldingen via de 06-11 autotelefoon kunnen (inmiddels) door het KLPD worden doorverbonden naar de betreffende regio-politie. • Het KLPD informeert de regio meestal als men onderweg is naar een incident. • Bij hoge werkdruk kan de communicatie tussen regio en KLPD soms tot een wachttijd van 1 minuut leiden. o De regio-politie hanteert een vaste systematiek van vragen stellen. o De regio-politie werkt direct met een berger, dus zonder tussenkomst van de 'VHD. Wel wordt de VHD-rayonering aangehouden. De wachttijden bij de VHD werden te lang voor de politie. Wanneer men twijfelt over de locatie en de daarbij behorende berger, wordt de VHD ingeschakeld. o Het KLPD kan via beide meldkamers (KLPD en regio) de hulpverleners inschakelen. Meestal gebruikt men de eigen meldkamer. De prioriteit die aan een melding wordt gegeven hangt af van de aard van de melding. In de praktijk kan betekenen dat hogere prioriteit wordt gegeven aan een bankoverval boven een ongeval zonder gewonden op de snelweg om 13.30 uur.
vetgedrukt = actie door
jÇ
Grontmij Groep
4' Grontmij Ruimtelijke Inrichting Verslagnummer
Pagina
004
2
o o
o
o
De kwaliteit van de melding van de exacte locatie gaat meestal goed, zeker na enig doorvragen. Wel is de exacte kilometrering wel eens een probleem. De meldkamer van de regio-politie heeft een aparte lijn met de GGD en Brandweer. In Roosendaal zitten deze samen, in Tilburg echter apart. Afhankelijk van het incident heeft de politie ter plaatse de regiefunctie. In geval van gewonden is de GGD verantwoordelijk en bij brand, beknelling of gevaarlijke stoffen de Brandweer. Er is geen indicatie dat bergers wel eens met verkeerd materiaal komen. Wel belt een berger weleens terug voor nadere informatie.
Verbeteringsvoorstellen Mogelijk kan het convenant tussen regio-politie en KLPD uitgebreid worden over een groter beheersgebied o Door het gebruik van verkeerssignalering kan RWS en politie sneller en adequater reageren op incidenten en beschikt men sneller over afzettingsmogelijkheden. o Er zou een andere systematiek moeten komen om bij vrachtwagens te zien of je met gevaarlijke stoffen van doen hebt, en zo ja, welke. Nu moet eerst een code worden gelezen en daarna worden opgezocht. Als er sprake is van gevaarlijke stoffen en men weet niet welke wordt eerst de brandweer ingezet alvorens men 'bergingsactiviteiten' onderneemt.
ing. E. Klem
vetgedrukt = actie door
16
Grontmij Groep
Bijlage 4.5
4 Grontmij
Besprekingsverslag Berger Kusters
56
jÇ
Grontmij Ruimtelijke Inrichting
Besprekingsverslag Plaats en datum
Verslagnummer
Zeist, 17 oktober 1996 005
Kenmerk
3 1.6411. 1/2
Bespreking te
Eindhoven Aanwezig
De heer Brouwer (berger Eindhoven) De heer Kusters (berger Eindhoven) De heer Dodemont (directie Noord-Brabant) De heer Klein (Grontmij) Afwezig
Kopie(ën) aan
De heer Heijse (AVV) Betreft
Interview 16 sept. 1996, Incident Management Noord-Brabant berger Eindhoven
Algemeen ° De grenzen van het beheersgebied zoals door de \THD doorgegeven komen niet geheel overeen met de feitelijke grenzen zoals door de berger wordt gehanteerd. Kusters heeft met collega Vullings afgesproken om de grens bij Ekkersweijer zodanig aan te passen dat de verbindingsboog vanaf de A58-zuidbaan naar de A2oostbaan door Kusters wordt bediend en de tegenovergelegen boog A2-westbaan A58-noordbaan door de firma Vullings. De berger Vullings kan namelijk sneller dit wegvak bedienen. Dit verzoek is voorgelegd aan de \THD (contactpersoon dhr. Boterweg), maar nog niet gehonoreerd. o De firma Kusters wekt aan de certificering via 1S09002. Na de reorganisatie van 4 jaar geleden waarbij men van 2 locaties naar 1 locatie is overgegaan en de daaropvolgende groei van medewerkers van 20 naar 42 werkt men met nadruk aan de kwaliteit van het werk. o De berger kent een 24-uurs bezetting en heeft een contract met de ARBO om op alle aspecten het bedrijf optimaal te laten functioneren. 0 Men heeft een aparte traumabegeleiding voor de betrokken slachtoffers die na een incident 'op verhaal' kunnen komen. Voor de eigen mensen heeft men contact met de Stichting Slachtofferhulp. Van elk personeelslid wordt bijgehouden bij hoeveel incidenten men betrokken is geweest (frequentie). o Alle medewerkers worden naar de relevante opleidingen en cursussen gestuurd om op de hoogte te blijven van de laatste ontwikkelingen. o De berger zit op een strategische locatie. Van hieruit kunnen snel de verschillende wegvakken van de autosnelwegen worden bereikt, via diverse aansluitingen. Ook het noodzakelijke vervolgmateriaal kan snel ter plaatse zijn.
vetgedrukt = actie door
16
Grontmij Groep
jÇ
Grontmij Ruimtelijke Inrichting Verslagnummer
Pagina
005
2
Huidige werkwijze o Sinds 1993 wordt de berger door de VHD ingeschakeld na een melding van de regio-politie of KLPD. Alleen in noodgevallen wordt de berger, vaak op verzoek van de brandweer, rechtstreeks door de politie ingeschakeld. De informatie van de VHD leidt wel eens tot verkeerde locaties of aanrijroutes. o Na een melding van de VHD belt de berger niet altijd met de meldkamer van de regiopolitie voor nadere/detail informatie. Dit werd eerst wel gedaan maar de regiopolitie stelde dit niet zo op prijs, voornamelijk omdat de politie de exacte rayonering niet kent en dit aan de VHD overlaat. De berger is bekend met het project COBA maar neemt er niet direct aan deel. o Naast de politie wordt de berger ook wel eens door de ANWB gewaarschuwd. Men doet geen repatraillering voor de ANWB. o Er komen aanzienlijk meer meldingen binnen in het weekend. Dit betreft voornamelijk meldingen van criminele aard (gestolen voertuigen) in de stad Eindhoven. Gemiddeld rukt de berger 2 â 3 keer per dag uit voor incidenten op autosnelwegen. o Alle bergingsvoertuigen zijn voorzien van Traxis (gesloten mobilofoon systeem) en autotelefoon. Ook beschikken alle vaste chauffeurs over een mobiele telefoon. o Bij de afhandeling van het incident kent de berger een eigen bevoegdheid en verantwoordelijkheid. o Bij grote (vrachtauto) bergingen gaat een voertuig vooruit om het e.e.a. te inventariseren en vanaf de locatie het juiste materiaal in te zetten. o Ter plaatse is er goed contact met de andere betrokken partijen. o Dit geldt ook voor het contact met collega bergers. o De financiële afhandeling van de berging wordt door de berger zelf geregeld. Dit geldt niet voor alle bergers waar de VHD deze taak overneemt. Verbeteringsvoorstellen o De meldingen van locatie (RW en HM) en aanrijroute zou verbeterd moeten worden. Dit kan door letterlijk de informatie van de melder te herhalen. Door het grote aantal schijven gaat informatie verloren. Daarom heeft de berger een voorkeur voor rechtstreeks contact met de politie (liefst de agent ter plaatse). Dit geldt vooral bij vrachtautobergingen. • De berger denkt eraan om incidenten op foto of video vast te leggen, ook om andere partijen direct of later informatie te kunnen verschaffen. • De politie zou ter plaatse moeten weten welke berger ingeschakeld moet worden. Ook gelet op de capaciteiten van de berger wanneer het een groter incident betreft of het incident op een grens van twee bergersrayons heeft plaats gevonden. • De berger heeft toestemming om de vluchtstrook te gebruiken, inclusief gebruik van flitslampen in de bumper. Het is niet bekend of dit inmiddels wettelijk is geregeld. o De berger denkt aan de mogelijkheden om zelf een actiewagen in te zetten voor de eigen veiligheid. • Door de VBS worden de leden niet/onvoldoende gecontroleerd of men voldoet aan de gestelde eisen. Dit zou tot een kwaliteitsverbetering kunnen leiden. • Als een voertuig door derden worden weggesleept (ANWB, Politie, etc.) dan geldt voor de in te zetten berger de locatie waar het incident is gebeurd en niet de uiteindelijke afsleeplocatie. Dit kan misverstanden tussen bergers voorkomen. • Tijdens wegwerkzaamheden ontbreken vaak de vluchtstroken (3:1- of 4:0-systemen). Dit zou door RWS beoordeeld moeten worden. Mogelijk dat het stationeren van een bergingsvoertuig (tijdens de spits) een verbetering kan zijn. ing. E. Klem vetgedrukt = actie door
jÇ
Grontmij Groep
Bijlage 4.6 Besprekingsverslag Regiopolitie Brabant-Noord
jÇ Grontmij
59
IÇ
Grontmij Ruimtelijke Inrichting
Besprekingsverslag Plaats en datum
Verslagnummer
Zeist, 17 oktober 1996 006
Kenmerk
31.6411.1/2
Bespreking te
's-Hertogenbosch Aanwezig
De heer De Goey (meldkamer regiopolitie Brabant-noord) De beer Van der Laan (meldkamer regiopolitie Brabant-noord) De heer Van Kooten (meldkamer regiopolitie Brabant-noord) De heer Dodemont (directie Noord-Brabant) De heer Klein (Grontmij) Afwezig
Kopie(ën) aan
De heer Heijse (AVV) Betreft
Interview 16 sept. 1996, Incident Management Noord-Brabant meldkamer regiopolitie Brabant-noord
Algemeen o De heer W.A.G. Gerritsen (districtchef Aa en Dommel, tel. 073-6582240) is portefeuillehouder verkeer en kan namens alle districten deelnemen aan de regionale IM-bijeenkomsten. o De meldingen via de 06-11 autotelefoon blijven tot eind volgend jaar binnenkomen bij KLPD te Dnebergen. Huidige werkwijze o In 1998 moet het GMS (Geïntegreerd MeidSysteem) operationeel zijn, waarin de politie, brandweer en GGD samen opereren. In dit systeem zit een checklist die bij een melding doorlopen wordt zodat de relevante informatie boven tafel kan komen. o Alle inzet op het gebied van incidenten gaat via de meldkamer. o De politie gaat bij een melding eerst kijken. Op basis van de bevindingen ter plaatse wordt direct de berger gewaarschuwd die in dat rayon werkzaam is. Dit geschiedt zonder tussenkomst van de VI-ID. o 06-11 meldingen via de autotelefoon komen binnen bij het KLPD te Driebergen. Afhankelijk van de mogelijke inzet van KLPD-voertuigen: • gaat het KLPD zelf ter plaatse en informeert men in sommige gevallen de regio dat men onderweg is: • wordt de melding direct aan de regio doorgeschakeld, waarbij men: • direct de melder aan de lijn krijgt; • de melding via het KLPD krijgt doorgebeld. • De inzet van het KLPD op de Rijkswegen is volgens de regio-politie minimaal. • De regio heeft er geen probleem mee als het KLPD meer actief zou zijn op de autosnelwegen. • Er zijn enkele voorbeelden dat beide corpsen tegelijkertijd aanwezig zijn bij een incident.
vetgedrukt = actie door
16
Grontmij Groep
Ç Grontmij
Ruimtelijke Inrichting
Verslagnummer
Pagina
006
2
Ll
o
o
o
o
De surveillanten van de regio hebben hun eigen gebied en worden door de meldkamer gestuurd. Als het betreffende team bezet is wordt het dichtstbijzijnde alternatieve team gestuurd. De communicatie bestaat uit: • autotelefoon; • mobilofoon (vanuit auto naar zendmast via telefoonlijn naar centrale); • portofoon (2 probleemgebieden: Rosmalen en Overloon). Ter plaatse inventariseren de agenten de situatie en bepalen welke andere hulpverleners ingezet moeten worden. De bevindingen worden aan de meldkamer doorgegeven. Op de locatie heeft het team een eigen verantwoordelijkheid, waarbij het eerst aanwezige voertuig een coördinerende rol vervult. Ongevaarlijke schades aan vangrail etc. worden niet aan RWS doorgegeven. Dit merkt de kantonnier wel op tijdens zijn surveillanceronde. Hij vult dan een formulier in en levert dit bij het politiebureau in. Het politieteam gaat ter controle kijken voor vervolgacties. Dit kan per team verschillen. De doorvertaling van maatregelen kan via vaste bijeenkomsten aan de medewerkers worden doorgegeven. Hiervoor kan een apart communicatieplan worden opgesteld.
Verbeteringsvoorstellen o Er zijn geen klachten over de huidige wijze van melden, verwerken en afhandelen van incidenten. o Wel zou de regio-politie graag een up-date willen hebben van de omleidingsroutes. Met name de kleinschalige routes verdienen extra aandacht.
ing. E. Klem
vetgedrukt = actie door
16
Grontniij Groep
Bijlage 4.7 Besprekingsverslag Brandweer Eindhoven
4 Grontmij
62
5 Grontmij Ruimtelijke Inrichting Besprekingsverslag Plaats endatum
Verslagnummer
Zeist, 17 oktober 1996 007
Kenmerk
31.6411.1/2
Bespreking le
Eindhoven Aanwezig
De heer Van Oosten (brandweer Eindhoven) De heer Wester (brandweer Eindhoven, hfd. preventie, preparatie en o.t.v.) De heer Dodemont (directie Noord-Brabant) De heer Klein (Grontmij) Afwezig
Kopie(ën) aan
De heer Heijse (AVY) Betreft
Interview 19 sept. 1996, Incident Management Noord-Brabant Brandweer Eindhoven)
Algemeen o Binnen de regio Brandweer heeft de bereikbaarheid van de autosnelwegen speciale aandacht. o De brandweer wil graag meer inzicht in het gebruik van de autosnelwegen door transport gevaarlijke stoffen. o De brandweer Eindhoven kan voor IM afspraken maken voor de stad en na overleg met de plaatselijke commandanten ook voor de regio Eindhoven. De brandweer Eindhoven wil eventueel als intermediair optreden in de regio Zuid-Oost Brabant. Voor het maken van afspraken voor geheel Brabant, kan gebruik worden gemaakt van het ORCO overleg (Overleg Regionale Commandanten). o Voor het maken van afspraken wil de brandweer het gebied het liefst zo groot mogelijk maken. Dit kan echter conflicterend met andere beheersgrenzen. o Binnen de regio werken de politie, brandweer en GGD op basis van afspraken gemaakt en vastgelegd in het COBA. o in geval van optreden van de brandweer is de brandweer verantwoordelijk voor de gang van zaken op de plaats van het incident (Commando Ter Plaatse Incident, CTPI). Huidige werkwijze o De meldingen komen binnen via de 06-11 alarmcentrale, via politie of GGD of direct. In sommige gevallen via de ANWB of via het KLPD te Driebergen. De brandweer heeft de voorkeur om de melder zelf aan de lijn te krijgen, tenzij het KLPD goed doorvraagt. Eventueel zou de checklist van het KLPD aangepast moeten worden. o Op basis van de melding en de incidentlocatie en de te hanteren wegvakindeling wordt bepaald welk korps het snelst aanwezig kan zijn. Dit korps gaat als eerste. Het tweede korps rijdt altijd via de andere richting aan, om bij misverstanden v.w.b. de locatie, toch snel ter plaatse te kunnen zijn. Ook de GGD probeert tweezijdig aan te rijden, echter en heeft hier niet altijd voldoende capaciteit. vetgedrukt = actie door
16
GI-OflT1iJ Groep
jÇ
Grontmij Ruimtelijke Inrichting Verslagnummer
Pagina
001
2
o
o
o
o
o
o
o
o
o
o
Men heeft een eigen databank over locaties, korps en aanrijroutes. Begin 1997 zal een proef gehouden worden met het GMS (Geïntegreerd MeidkamerSysteem). Op termijn zal dit systeem gebruikt worden door regio-politie, brandweer en GGD. De invoering van het GMS is een landelijke proef die door Binnenlandse Zaken wordt getrokken. Het KLPD neemt hieraan nog geen deel. De drie meldkamers (regio-politie, brandweer en GGD) hebben directe communicatielijnen. Bij gebruik van GMS moet de communicatie nog beter verlopen. Er wordt gebruik gemaakt van een nieuwe huipverleningstechniek, waarbij de toestand van het slachtoffer zoveel mogelijk wordt gestabiliseerd. Er wordt niets met het slachtoffer gedaan totdat brandweer en/of GGD aanwezig zijn. In de praktijk kwam het weleens voor dat bergers, te snel het voertuig van de rijbaan wilde halen. Dit probleem speelt ook bij incidenten met gevaarlijke stoffen. Via het verkeerssignaleringssysteem kan de brandweer nog geen on-line informatie krijgen over de verkeerssituatie. Het is zinvol om te onderzoeken of dit in de toekomst wel mogelijk zou moeten worden. Bij de afhandeling ter plaatse is het vaak niet duidelijk welke agent het commando voert. Daarbij lopen de agenten van de regio-politie vaak in hun blauwe uniform op de snelweg. De leidinggevende van het ambulancepersoneel is herkenbaar aan het groene hesje. De bevelvoerende van de brandweer heeft een rode band om de helm. Voor het gedeelte Leenderheide-Weert bij incidenten een officier van dienst (coördinator) gealarmeerd. Op andere gedeelten zijn of komen ook dergelijke afspraken. Op met name het wegvak Belgische grens - De Hogt is de politie vaak later ter plaatse als gevolg van de lange aanrij-afstanden vanuit De Kempen. De brandweer acht het schoonmaken van de weg geen brandweertaak. Hiervoor wordt landelijk overleg gevoerd. De rekening van schoonmaakwerkzaamheden stuurt de brandweer naar RWS. Er is een overleg tussen RWS, brandweer en milieudienst over uitvoering van taken. De milieudienst heeft hierin geen operationele taak. De brandweer kan i.k.v. IM-plan afspraken maken met de dienstkring over het schoonmaken van de weg. Het regelen van afzettingen is weleens een probleem, als de regiopolitie te weinig capaciteit heeft. Gemiddeld rukt de brandweer 2 â 3 keer per week uit voor incidenten op autosnelwegen (schatting) in de regio Zuid-Oost Brabant. De autosnelweg aan de zuidkant wordt zowel A2 als A67 genoemd. Dit leidt weleens tot misverstanden. Dit zou opgelost moeten worden.
Verbeteringsvoorstellen o De automobilist zou bij de opleiding getraind moeten worden om de goede informatie door te geven bij incidenten. Mogelijk dat met camera's langs de autosnelweg ook de relevante informatie kan worden vastgelegd. Een ander alternatief betreft het aanpassen van de informatie op de hectometerbordjes. ° Bij werkzaamheden (3:1- of 4:0-systeem) is de veiligheid en bereikbaarheid slecht. Hiervoor moeten aparte voorzieningen worden gerealiseerd. o Er is een regionaal platform onder leiding van de dienstkring Eindhoven, waarin RWS, politie, brandweer, CPA, ANWB en de provincie zitting hebben. Mogelijk kan dit platform in de toekomst ook voor IM-acties worden gebruikt.
vetgedrukt = actie door
16
GIOT1j
Grp
jÇ
Grontmij Ruimtelijke Inrichting Versagnummer
001
Pagina
2
Mogelijkheden onderzoeken voor het meekijken op de alarmcentrale van de brandweer op de terminals van TCC.
ing. E. Klem
vetgedrukt = actie door
16
Grontmij Groep
Bijlage 4.8 Besprekingsverslag KLPD Breda
4 Grontmij
66
iÇ Grontmij Ruimtelijke Inrichting
Besprekingsverslag Plaats en datum
Verslagnummer
Zeist, 17 oktober 1996 008
Kenmerk
31.6411.1/2
Bespreking te
Breda Aanwezig
De heer Eijsens (KLPD Breda) De heer Dodemont (directie Noord-Brabant) De heer Klein (Grontmij) Afwezig
Kopie(en) aan
De heer Heijse (AVV) Betreft
Interview 19 sept. 1996, Incident Management Noord-Brabant (KLPD Breda)
Algemeen o Er is een convenant met de regio-politie Midden-west-Brabant over de inzet bij kleine incidenten. Wie het eerste ter plaatse is of kan zijn onderneemt actie (dit gaat vrijwel zonder problemen). Bij grote incidenten vindt overleg plaats met de teamchef van de regio. De communicatie tussen de meldkamers kan beter. Nu leiden communicatieproblemen vaak tot dubbele inzet van KLPD en regio-politie. o Als de 06-11 autotelefoon-meldingen bij de regio gaan binnenkomen, krijgt het KLPD geen meldingen meer. Wel kan men mee luisteren op de frequentie van de regio-politie. o Contactpersoon voor het KLPD Breda en 's-Hertogenbosch is Louis van Beersen. Huidige werkwijze • Het KLPD is niet bekend met het GMS. • De lage bezetting leidt tot forse aanrijtijden van het KLPD. Als gevolg van het nieuwe beleid zal dit vanaf januari verbeteren (meer mensen en middelen). • De meeste incidenten kunnen direct van de rijbaan verwijderd worden. Dit weet echter niet iedereen. Met name de regio-politie zou dit aspect middels educatie onder de aandacht van de agenten moeten brengen. o De inschakeling van bergers gebeurt altijd via het KLPD te Driebergen. Het voordeel van werken via de VHD is dat de berger dan aan de VElD-eisen moet voldoen en dat de VHD bij wanprestaties van de berger maatregelen kan nemen. o In sommige gevallen kan direct met de berger contact worden gelegd. Dit gebeurt op basis van de VHD-rayonering. De ervaring is wel dat dit sneller werkt. o De ervaring met bergers is goed, ook wat betreft gebruik van materiaal, etc. o Wel zijn er eens problemen over de locatie als de politie het voertuig versleept naar een parkeerplaats of afrit. Verbeteringsvoorstellen o De A16 en de A17 zijn specifieke probleemlocaties waar vaak incidenten gebeuren. Voor een deel ontbreekt ook de vluchtstrook op het gedeelte Zonzeel-ESSO pomp.
vetgedrukt = actie door
16
Grontmij Groep
&5 Grontmij Ruimtelijke Inrichting Verslagnummer
001
o
Pagina
2
Rij-instructeurs zouden aandacht moeten schenken, hoe te handelen bij incidenten (zowel slachtoffer als melder).
ing. E. Klem
vetgedrukt = actie door
16
Grontmij Groep
Bijlage 4.9 Besprekingsverslag ANWB Wegenwacht Zuid
4 Grontmij
69
jÇ
Grontmij Ruimtelijke Inrichting
Besprekingsverslag Plaats en datum
Verslagnummer
Zeist, 17 oktober 1996 009
Kenmerk
3 1. 6411. 1/2
Bespreking te
Breda Aanwezig
De heer Haem (ANWB Zuid) De heer Dodemont (directie Noord-Brabant) De heer Klem (Grontmij) Afwezig
Kopie(èn) aan
De heer Heijse (AVV) Betreft
Interview 19 sept. 1996, Incident Management Noord-Brabant (ANWB Zuid)
Aigemeen o
De heer Haem is coördinator voor de ANWB-Wegenwacht in de regio zuid en sinds kort in dienst in deze functie.
Huidige werkwijze o
o o
De praatpaal-meldingen van de ANWB ten zuiden van de rivieren komen binnen in de meldkamer te Geldrop. Hiervoor heeft de ANWB een eigen alarmnummer (06-0888). Vanwege de onveiligheid op sommige wegvakken wordt overwogen om de pechgevallen die via de praatpalen worden gemeld weg te slepen (lepelauto's) naar een veiligere locatie, zowel voor de automobilist als voor de Wegenwachter.
Verbeteringsvoorstellen o
De ANWB wil meewerken aan Incident Management, als daarover goede afspraken gemaakt worden en er een duidelijke afbakening van taken is tussen ANWB en bergers.
ing. E. Klem
vetgedrukt = actie door
4
Grontmij Groep
Bijlage 4.10 Besprekingsverslag Regiopolitie Brabant-ZuidOost
L
Grontmij
IÇ
Grontmij Ruimtelijke Inrichting
Besprekingsverslag Plaats en datum
Verslagnummer
Zeist, 17 oktober 1996 010
Kenmerk
31.64 11. 1/2
Bespreking te
Eindhoven Aanwezig
De heer Sanders (meldkamer regiopolitie Brabant-zuid-oost) De heer Van Geste! (meldkamer regiopolitie Brabant-zuid-oost) De heer Van den Broek (meldkamer regiopolitie Brabant-zuid-oost) De heer Dodemont (directie Noord-Brabant) De heer Klem (Grontmij) Afwezig
Kopie(n) aan
De heer Heijse (AVV) Betreft
Interview 20 sept. 1996, Incident Management Noord-Brabant (meldkamer regiopolitieberger Brabant-zuid-oost)
Algemeen o De heer H. Achten is portefeuillehouder verkeer en kan namens alle districten deelnemen aan de regionale IM-bijeenkomsten. o Binnen de regio wordt het volgens de COBA-afspraken gewerkt. o Het KLPD handelt kleine incidenten af, anders komt de regio-politie ter plaatse. Dit hangt af van de ernst van het incident. o Er is een instructiefilm gemaakt voor de werkvloer (agent op straat), bedoeld om op een juiste manier om te gaan met de communicatieapparatuur. Hierdoor kunnen problemen die ontstaan als gevolg van een slechte bereikbaarheid worden tegengegaan. Tevens is de film bedoeld om de communicatie tussen meldkamer en werkvloer te verbeteren. Huidige werkwijze o De meldingen komen via de 06-11-autotelefoon binnen bij het KLPD te Driebergen en wordt dan afbankelijk van mogelijke inzet van KLPD-mensen doorgeschakeld naar de regio-politie. Als de meldingen in de toekomst direct bij de regio binnenkomen zal in principe eerst een eigen auto worden ingezet. Alleen als er geen eigen voertuig beschikbaar is, kan het KLPD worden ingeschakeld. • Bij incidenten gaat de politie ter plaatse, inventariseert en meldt dit aan de meldkamer, die vervolgens de noodzakelijke hulpverleners inschakelt. De politie coördineert ter laatste. De specifieke taken van brandweer en CPA wordt aan deze instanties overgelaten. • Wanneer de politie bij een melding een voertuig ter laatste heeft gaat deze naar het incident. De toe te kennen prioriteit hangt van de ernst van het incident en eventuele andere zaken die op dat moment in de regio lopen. • De politie geeft wel vaak eerste hulp. Het merendeel bezit echter geen geldig EHBOdiploma. • Er wordt gewerkt aan de invoer van het GMS (Geïntegreerd MeldkamerSysteem). o Op de meldkamer is niet bekend of de melding van het KLPD komt. vetgedrukt = actie door
4
GrontmiJ Groep
iÇ Grontmij Ruimtelijke Inrichting Verslagnurnmer
Pagina
001
2
• Meldingen worden geregistreerd op banden en enige tijd bewaard. • De inzet van een berger wordt via de VHD geregeld. Ook als een tweede berger ingezet moet worden (doordat de eerste te laat reageert) gaat dit via de VHD. Met name om het eigen werk niet extra complex te maken. Het meidkamerpersoneel heeft er in de praktijk geen tijd voor de berger extra informatie te geven over aard en locatie van het incident. Dit geldt ook voor het nauwkeurig uitvragen van de melder van een incident. o Er bestaat geen indruk dat de berger o.b.v. de info van de \THD op de verkeerde locatie terecht komt. o Er bestaat vaak onduidelijkheid over de exacte locatie van het incident.° o Het voorstel voor een eventuele directe lijn met het KLPD als M-maatregel is bespreekbaar. o De inzet van het KLPD bij (alle) incidenten op de autosnelwegen rondom Eindhoven als IM-maatregel is bespreekbaar. De druk bij de regio-politie is groot, zodat men kleine klussen aan het KLPD wil overlaten. o Alle communicatie tussen meldkamer en locatie loopt via de mobilofoon. Tussen meldkamers onderling via telefoon. • Het contact met berger Kusters is goed. • In noodgevallen kan de berger onder begeleiding van de politie tegen het verkeer in rijden, als het incident op een locatie dicht bij een aansluiting heeft plaatsgevonden. Verbeteringsvoorstellen • De vangrail zou op strategische plaatsen demontabel moeten worden gemaakt, om hulpverleners kortere aanrijroutes te bieden. Dit zou omrijden via de volgende aansluiting kunnen voorkomen. • Veel incidenten vinden plaats doordat vrachtwagens met te hoge snelheid de verbindingsbogen naderen. Mogelijk kan een dynamisch waarschuwingsbord (U rijdt te snel) preventief werken. Dit wordt bij voorbeeld ook toegepast in NoordHolland op de A2-oostbaan afslag naar A9-noordbaan. 13 De politie maakt graag gebruik van de informatie die via het signaleringssysteem beschikbaar komt.
ing. E. Klem
vetgedrukt = actie door
16
Grontmij Groep
Bijlage 4.11 Besprekingsverslag Dienstkring Eindhoven
4 Grontmij
74
IÇ
Grontmij Ruimtelijke Inrichting
Besprekingsverslag
Plaats en datum
Verslagnurnmer
Zeist, 17 oktober 1996 011
Kenmerk
31.6411.1/2
Bespreking te
Heeze Aanwezig
De heer Van Veeke (dienstkring) De heer Klem (Grontmij) De heer Peters (Grontmij) Afwezig
De beer Dodemont (RWS Noord-Brabant) Kopie(n) aan
De heer Heijse (AVV) Betreft
Interview 7 okt. 1996, Incident Management Noord-Brabant (dkr. Eindhoven)
Algemeen D Er bestaat binnen de dienstkring een platformoverleg waar naast RWS, de regiopolitie (Tilburg en Eindhoven), het KLPD, de provincie, de brandweer en het CPA deelnemen. Huidige werkwijze o Incident meldingen komen binnen via de politie of de ANWB. o Tijdens kantooruren komen de meldingen binnen bij het dienstkringkantoor en worden vervolgens doorgestuurd naar het rayon. o Buiten kantooruren wordt binnen de dienstkring wordt gewerkt met het Centraal MeidSysteem (CMS). Via dit systeem wordt bij een melding de dienstdoende medewerker (eerste semafoondienst) opgepiept. Als deze na enkele minuten niet reageert wordt de waarschuwing herhaald. Als na 3x niet gereageerd wordt, wordt de 2e semafoondienst gewaarschuwd. Afhankelijk van de melding worden de dienstdoende medewerkers in het betreffende rayon gealarmeerd. • De man met le semafoondienst blijft altijd thuis na een melding om als coördinator te kunnen fungeren. In die gevallen gaat de 2e man naar de incidentiocatie. • De alarmnummers zijn bekend bij de verschillende meldkamers van de politie. • Alle dienstdoende medewerkers hebben een zaktelefoon voor optimale bereikbaarheid. o De politie komt met het verzoek om een afzetting. In overleg met RWS wordt een besluit genomen. Hierover zijn geen vaste afspraken gemaakt. o Het materiaal voor afzettingen en omleidingen is gestationeerd in Oirschot en in Heeze. o De dienstkring beschikt over één lichtkrant en 3 aanhangwagens met omleidingsborden. Tijdens kantooruren kan in 3 kwartier een omleiding worden ingesteld. Buiten kantooruren duurt dit langer. o De bergers hebben geen eigen afzetmateriaal. Als ze dit zouden hebben zou e.e.a. volgens de richtlijnen moeten worden toegepast. o Op de Tangenten is verkeerssignalering aanwezig.
vetgedrukt = actie door
jÇ
Grontmij Groep
I
Grontmij Ruimtelijke Inrichting VeNlagnummer
Pagina
001
2
o Het KLPD kan zelfstandig via de centrale Utrecht verkeersmaatregelen aanvragen. o De regio-politie kan een verzoek tot een maatregel neerleggen bij de dienstkring of bij het KLPD. Deze bellen vervolgens met Utrecht. o De dienstkring gaat er van uit dat bij een rood kruis ook een actiewagen geplaatst moet worden, conform de 'richtlijnen voor werk-in-uitvoering'. Het KLPD past dit nergens toe. o Er zijn regelmatig problemen met de bepaling van de exacte incidentiocatie. Met de komst van verkeerssignalering zal dit verbeteren. Het voorstel van een uitgebreide hectometerpaal (inclusief wegaanduiding en + of teken) kan volgens de heer Van Veeke goed toegepast worden. Verkeerstechnisch dwarsprofiel o Tussen Leenderheide en De Hogt ontbreekt ter hoogte van 3 kunstwerken de vluchtstrook. o Er zijn geen speciale pechplaatsen aanwezig langs de snelwegen. Verbeteringsvoorstellen o Er zou een overleg moeten komen tussen RWS en de bergers. o Het platform zou gebruikt kunnen worden voor het reguliere IM-overleg. Een overleg met andere IM-partijen is zeer gewenst. o Het is denkbaar dat RWS criteria gaat opstellen waaraan de bergers moeten voldoen. o RWS wordt soms als 'schoonmaker' ingezet. RWS zou meer aan selfpromotion moeten doen, zodat andere partijen weten wat RWS kan betekenen bij incidenten. ing. E. Klein
vetgedrukt = actie door
6 Grontmij Groep
Bijlage 5 Beheersgebieden hulpverleners
Gebied
Hulpverlener
Breda
Alle
RWS
Onderdeel
Dordrecht A.S.W. Breda
Rijksweg
Rw. 16
38.5
Rw. 27
0.0
Rw. 58
47.3
Rw. 59
88.0
Rw. 16 Rw. 16
38.5 44.3 0.0 47.3 88.0 18.1 34.3
Rw. 27 Rw. 58 Rw. 59
iÇ Grontmij
Van
A.S.W. 's-Hertogenbosch
Rw. 27
Gorinchem
Rw. 27
77
Tot
Lengte (km), rekening houdend met sprongen in hectometrering
72.3
33.8
36.8 1
36.8 16.2
63.5 102.8 44.3 72.3 18.1
14.8 5.8 28.0 18.1
63.6 102.7
16.3 14.7
34.3
16.2
36.8
2.5
Bijlage 5
Gebied
Hulpverlener
Onderdeel
Rijksweg
Regiopolitie
Zuid-Holland-Zuid
Rw. 16
Midden- en West-Brabant
Rw. 16 Rw. 27
Zuid-Holland-Zuid
Rw. 27
Midden- en West-Brabant
Rw. 58 Rw. 59
VHD
Zwijndrecht 18 De Heer (zware berger) 2
'
Rw. 16 Rw. 16
Brugel
Rw. 16
Bogers
Rw. 16
Van Geloven Van Eyck (zware berger)
Rw. 16
Bogers
Rw. 27 Rw. 27
Kwaaitaal
Rw. 27
Verhoeven
Rw. 27
Van Mourik (zware berger) Van Eyck (zware berger)
Rw. 27 Rw. 58
Van Geloven
Rw. 58
Brugel
Rw. 59
Bogers
Rw. 59
Rutters
Rw. 59
Kwaaitaal
Rw. 59
Van
Tot
Lengte (km), rekening houdend met sprongen in hectornetrering
38.5 45.0 45.0 72.3 0.0 34.9 34.9 36.8 47.3 63.5 102.7 88.0 38.5 44.2 44.2 38.5 44.3 52.8 52.8 1 67.1 67.2 72.3 4.7 0.0 4.8 16.2 16.3 21.7 34.5 21.8 42.6 34.6 47.3 1 58.6 67.1 58.7 88.6 88.0 95.1 88.7 100.6 95.2 1 102.7 1 100.7
Op het gedeelte km 38.5 tot 44.2 is een even-/oneven-uur-regeling afgesproken tussen de bergers Zwijndrecht en De Heer.
iÇ Grontmij
78
1.5 27.3 34.9 1.9 16.2 14.7 5.7 5.7 8.5 8.3 4.9 4.7 11.4 5.4 12.7 8.0 11.3 8.4 0.6 7.6 5.4 2.0
Bijlage 5
Gebied
Hulpverlener
Onderdeel
Rijksweg
Brandweer
Zuidelijk Zuid-Holland
Rw. 16
Breda
Rw. 16 Rw. 27
Zuidelijk Zuid-Holland Midden Brabant Breda CPA
Zuid-Holland Zuid West-Brabant
Rw. 27 Rw. 58 Rw. 58 Rw. 59 Rw. 16 Rw. 16 Rw. 27
Zuid-Holland Zuid
Rw. 27
Midden Brabant
Rw. 58 Rw. 58
West-Brabant 's-Hertogenbosch
Rw. 59 Rw. 2
Alle
Rw. 59 RWS
Regiopolitie
DAS Nijmegen
Rw. 2
A.S.W. 's-Hertogenbosch
Rw. 2
Gelderland-Zuid
RW. 59 Rw. 2
Brabant-Noord
Rw. 2 Rw. 59
VHD
Grontmij
Cretier
Rw. 2
Herber
Rw. 2
Langenberg
Rw. 2
1-Lerber
Rw. 59 79
Van
Tot
45.0 72.3 0.0 34.4 34.4 36.8 47.3 53.0 53.0 63.5 88.0 102.7 38.5 45.0 45.1 72.3 34.4 0.0 34.4 36.8 47.3 53.0 53.0 63.5 102.7 88.0 105.0 121.5 12.4 3.3 105.0 109.4 121.5 109.4 12.4 3.3 110.0 105.0 110.0 1 121.5 12.4 3.3 109.8 105.0 120.9 109.9 121.5 121.0 12.4 3.3 38.5 45.1
Lengte (km), rekening houdend met sprongen in hectometrering
1.5 27.2 34.4 2.4 2.7 10.5 14.7 1.5 27.2 34.4 2.4 2.7 10.5 14.7 16.5 9.1 4.4 12.1 9.1 5.0 11.5 9.1 4.8 11.0 0.5 9.1
Bijlage S
Gebied
Hulpverlener
Onderdeel
Rijksweg
Brandweer
Noord-Oost Noord-Brabant
Rw. 2 Rw. 59
CPA
's-Hertogenbosch
Rw. 2 Rw. 59
Eindhoven
RWS
Regiopolitie
VHD
4 Grontmij
Rw. 2
Alle
Van
121.5
16.5
3.3
12.4
105.0
121.5
8.9 16.5
3.3
12.4
138.5
176.5 20.6 27.8 141.0 176.5 20.6 27.8 176.5 20.6 27.8 144.1 163.9 172.1 176.5 14.4 20.6 14.1 18.0 25.0 27.8
7.2 9.9
A.S.W. 's-Hertogenbosch
Rw. 67 Rw. 2
A.S.W. Eindhoven
Rw. 2
138.5 141.0
Rw. 58
7.2
Rw. 67 Rw. 2
9.9 138.5
Rw. 58
7.2
Rw. 67 Vullings
Rw. 2
9.9 138.5
Kunsters
Rw. 2
152.5
Mensing
Rw. 2
169.9
Sprankenis Kusters (zware berger)
Rw. 2
172.1
Rw. 58
7.2
Vullings
Rw. 58
13.5
Huybers-Lommers
Rw. 67
Van Kemenade
Rw. 67
9.9 14.2
Kusters (zware berger)
Rw. 67
18.1
Slaats
Rw. 67
25.1
80
Lengte (km), rekening houdend met sprongen in hectornetrering
105.0
Rw. 58
Brabant-Zuid-Oost
Tot
8.9 23.6 13.4 17.9 2.2 21.1 13.4 17.9 23.6 13.4 17.9 5.6 11.4 2.1 4.4 7.2 7.1 4.2 3.8 6.9 2.7
Bijlage 5
Gebied
Hulpverlener
Onderdeel
Rijksweg
Brandweer
Zuid-Oost Noord-Brabant
Rw. 2
CPA
jÇ
Grontmij
Eindhoven
Van
138.5
176.5
Lengte (km), rekening houdend met sprongen in hectornetrering 23.6
Rw. 58
7.2
20.6
13.4
Rw. 67
9.9 138.5
27.8 176.5
17.9
Rw. 58
7.2
20.6
23.6 13.4
Rw. 67
9.9
27.8
17.9
Rw. 2
Tot
Verantwoording
Titel
Incident Management Noord-Brabant, Definitiefase
Opdrachtgever(s)
Rijkswaterstaat, Regionale Directie Noord-Brabant
Uitgegeven door
Grontmij Advies & Techniek bv
Plaats en datum
De Bijt, 8 november 1996
Projectnummer
31.6411.1
D ocumentnummer
RIT.96002991-84
Status en versie
eind, versie 1
Auteur(s) : drs. M. Jessurun, ing. B. Verhoek, ing. E. Klein Informatie : Grontmij Ruimtelijke Inrichting ing. E. Klem
Goedgekeurd door : ing. E. Kiem paraaf-
4 Grontmij
82
Probleeminventarisatie en analyse
's-Hertogenbosch • Overal zijn vluchtstroken aanwezig. • Er zijn mogelijkheden om gestrande voertuigen tijdelijk te bergen op de parkeerplaats net over de Maasbrug en onderaan de aansluiting Veghel van de A2. • Alle wegen zijn verlicht. Eindhoven • Tussen Leenderheide en De Hogt ontbreekt ter hoogte van 3 kunstwerken de vluchtstrook. • Er zijn geen speciale pechplaatsen aanwezig langs de snelwegen. De gegevens die in dit hoofdstuk zijn gepresenteerd zullen tijdens de volgende fase worden gebruikt als onderbouwing van afspraken die in het kader van Incident Management worden gemaakt of maatregelen die worden genomen.
L5 Grontmij
13
4 Huidige werkwijze bij incidenten
Om een beeld te krijgen van de huidige werkwijze van de diverse hulpverleners bij een incident, zijn bij enkele partijen interviews afgenomen. Niet alle partijen in elke regio zijn geïnterviewd. Tevens heeft de geïnterviewde verbeteringsvoorstellen naar voren gebracht. Van het interview is een besprekingsverslag gemaakt, dat vervolgens naar de geïnterviewde is gestuurd. Na goedkeuring van de inhoud van het besprekingsverslag is het verslag definitief gemaakt. De opdrachtgever en de Adviesdienst Verkeer en Vervoer (AVV) hebben van alle besprekingsverslagen een exemplaar toegezonden gekregen. Uit de diverse besprekingsverslagen is de rode draad gehaald die vervolgens gebruikt is voor de verdere invulling van deze rapportage. Na commentaar van de geïnterviewden zijn de verslagen aangepast. De definitieve verslagen zijn opgenomen in bijlage 4. Van sommige instanties is volstaan met één of twee hulpverleners. De volgende instanties zijn geïnterviewd: • Dienstkring 's-Hertogenbosch; • Berger Herber; • Dienstkring Breda; • Regiopolitie Brabant-Midden; • Berger Kusters; • Regiopolitie Brabant-Noord; • Brandweer Eindhoven; • KLPD Breda; • ANWB Wegenwacht Zuid 7 • Regiopolitie Brabant-Zuid-Oost; • Dienstkring Eindhoven. ;
Uit de interviews blijkt dat er tussen de drie regio's zowel belangrijke overeenkomsten als verschillen zijn bij de afhandeling van incidenten. In dit hoofdstuk wordt eerst de werkwijze per regio besproken. Vervolgens komen de overeenkomsten aan de orde. 4.1 Regio Breda
In de regio Breda zijn momenteel de volgende partijen betrokken: • Regiopolitie Zuid-Holland-Zuid en Midden- en West-Brabant • KLPD Breda; • CPA8 Zuid-Holland Zuid, West-Brabant en Midden Brabant; • Brandweer Zuidelijk Zuid-Holland en Breda; • Rijkswaterstaat Noord-Brabant, Dienstkring A.S.W. Breda en Dienstkring A.S.W. 's-Hertogenbosch (A27); • Rijkswaterstaat Zuid-Holland, Dienstkring Dordrecht en Dienstkring Gorinchem; • Bergingsbedrijven.
De ANWB wordt in Noord-Brabant niet direct ingeschakeld bij IM, maar wil wel meewerken. Wel is de ANWB vaak bij incidenten aanwezig om leden te kunnen helpen. Soms meldt de ANWB zelf het incident of indirect via de praatpalen en soms rijdt een ANWB-wegenwacht zelf op een incident. Over de mogelijke betrokkenheid bij incidenten van de ANWB, zouden nadere afspraken gemaakt moeten worden. CPA = Centrale Post Ambulance dienst
4
Grontmij
14
Huidige werkwijze bij incidenten
Huidige werkwijze Naar aanleiding van het mistongeval begin jaren negentig en de daarop volgende 'mistbrief zijn de politiekorpsen bij mist of mistkansen in verhoogde staat van paraatheid om bij een eventueel incident sneller te kunnen optreden. Tussen de Regiopolitie Midden- en West-Brabant en het KLPD is een convenant gesloten over de inzet bij kleine incidenten. Wie het eerste bij het incident aanwezig kan zijn onderneemt actie. Dit wordt in overleg besloten. Bij grote incidenten vindt overleg plaats tussen het KLPD en de dienstchef van de Regiopolitie. De communicatie tussen het KLPD en de Regiopolitie (surveillanten en meldkamers) kan verbeterd worden. De aanrijtijd van het KLPD kan lang zijn vanwege onderbezetting van de dienst. Vanaf januari 1997 zal dit verbeteren door de inzet van meer mensen en middelen. De twee meldkamers houden elkaar goed op de hoogte van de wederzijdse inzet. De inschakeling van bergers verschilt: het KLPD doet dit meestal via de VHD (in sommige (nood)gevallen ook rechtstreeks) terwijl de Regiopolitie dit rechtstreeks doet, zonder tussenkomst van de VHD vanwege te lange wachttijd bij de VHD. De Regiopolitie hanteert hierbij wel de \THDrayonering. Bij twijfel over de exacte locatie en/of de in te schakelen berger, wordt er wèl via de VHD een berger ingezet. De ervaring bij zowel het KLPD alsmede de Regiopolitie met de bergers is goed: de bergers komen vrijwel altijd met het juiste materieel, zeker na een nadere uitvraag door de berger. Rijkswaterstaat wordt alleen ingeschakeld bij omleidingen of schade aan het wegmeubilair. Buiten de kantooruren worden de meldingen via de calamiteitencoördinator afgehandeld. Ten aanzien van wegafzettingen vindt de dienstkring dat zij met name buiten kantooruren te laat wordt geïnformeerd. Indien Rijkswaterstaat beslist dat de rijbaan schoongemaakt moet worden en er geen brandweer aanwezig is, wordt een gespecialiseerd schoonmaakbedrijf ingeschakeld. De afhandeling van incidenten waarbij vrachtauto's betrokken zijn zou beter kunnen. De indruk bestaat dat bij de huidige werkwijze te veel tijd verloren gaat, alvorens de juiste mensen en middelen ter plaatse zijn. Dit komt o.a. doordat het te lang duurt voordat bekend is ôf een vrachtauto gevaarlijke stoffen vervoert en zo ja, welke. Indien men alleen weet dat er gevaarlijke stoffen vervoerd worden maar niet welke, moet eerst de brandweer worden ingezet hetgeen extra tijd kost. Verder kan de eigenaar van de vrachtwagen zelf bepalen welke berger zijn voertuig en lading mag bergen, aangezien hij verantwoordelijk is voor de schade aan voertuig en lading. Hierdoor kan veel tijd verloren gaan, doordat een berger van (te) ver weg moet komen. Omleidingsroutes worden door het KLPD aangegeven. Hiervoor beschikt het KLPD over vaste omleidingsroutes van knooppunt naar knooppunt. Kleine omleidingen worden ook zoveel mogelijk afgewikkeld via de autosnelwegen. Verbeteringsvoorstellen • Zowel het KLPD als Rijkswaterstaat pleiten voor het sneller vrijmaken van de rijbaan. Met name bij medewerkers van de Regiopolitie zou dit onder de aandacht gebracht moeten worden. • De aanduiding van de locatie van het incident zou beter kunnen, bij voorbeeld door een betere kilometrering-aanduiding.
4 Grontmij
15
Huidige werkwijze bij incidenten
• Er zou beter gebruik gemaakt kunnen worden van verkeerssignalering, zowel bij de detectie van incidenten en aanduiding van locatie alsmede het afzetten van weggedeelten. • Er zou een betere systematiek moeten komen bij de berging van vrachtauto's die al dan niet gevaarlijke stoffen vervoeren. • Het KLPD pleit voor meer aandacht voor de afhandeling van incidenten tijdens de rij-opleiding. 4.2 Regio s-Hertogenbosch
In de regio 's-Hertogenbosch zijn de volgende partijen betrokken bij IM: • Regiopolitie Gelderland-Zuid en Brabant-Noord; • KLPD 's-Hertogenbosch; • CPA 's-Hertogenbosch; • Brandweer Noord-Oost Noord-Brabant; • Rijkswaterstaat Noord-Brabant, Dienstkring A.S.W. 's-Hertogenbosch; • Bergingsbedrijven. Huidige werkwijze Het werkgebied van de Regiopolitie is onderverdeeld in districten. In elk district surveilleert een team van de regiopolitie. Bij een incidentmelding wordt het team in desbetreffend district ingezet. Als dit team bezet is wordt het dichtstbijzijnde team ingeschakeld. Rijkswaterstaat heeft een afspraak met de Regiopolitie over de eerste inzet bij incidenten (aflcrijten, foto's maken). Dit mag door de kantonnier worden uitgevoerd. Indien een berger ingeschakeld moet worden gebeurt dit buiten de VHD om en wordt de berger rechtstreeks gebeld. Hierbij wordt wel de rayonering van de VHD aangehouden. Bij twijfel wordt de berger wèl via de VHD ingeschakeld. De reden hiervoor is dat de informatie die de VHD doorgaf niet altijd correct was. Ook de berger geeft de voorkeur aan direct contact, omdat de berger toch ook zelf alle financiële zaken regelt en dus de VHD voor hem geen rol kan spelen. Bij ongevaarlijke schade aan het wegmeubilair wordt Rijkswaterstaat niet ingeschakeld door de Regiopolitie. De Regiopolitie gaat er van uit dat de reguliere surveillance door de kantonniers de schade opmerkt en actie onderneemt. In 1998 moet het Geïntegreerd MeldkamerSysteem (GMS) operationeel zijn waarin regiopolitie, GGD en brandweer samenwerken. Onderdeel van dit systeem is een checklist die bij een melding doorlopen wordt zodat relevante informatie boven tafel kan komen. De Regiopolitie beslist of er al dan niet omleidingsroutes ingesteld moeten worden. Omleidingsroutes worden ingesteld als de politie denkt dat de stremming langer dan 1 â 1,5 uur zal gaan duren. Rijkswaterstaat doet vaak het voorstel over welke route gekozen moet worden. Er bestaat een boek met omleidingsroutes maar wordt niet vaak gebruikt en het is niet duidelijk of betrokkenen weten van het bestaan van het boek. Het is ook niet duidelijk of de afspraken tussen Regiopolitie en Rijkswaterstaat bekend zijn bij de surveillerende teams. Verbeteringsvoorstellen • Door de aanwezigheid van verkeerssignalering kunnen incidenten sneller worden gedetecteerd. Ook zou de locatie-aanduiding verbeterd kunnen worden. • Mogelijk kunnen er op bepaalde strategische locaties camera's worden geplaatst, bij voorbeeld bij de spoortunnel (Rosmalen - Hintham). Een alternatief betreft de plaatsing van regio-camera's op twee hoge plaatsen (provinciehuis, kantoor van de toekomst?).
4 Grontmij
16
Huidige werkwijze bij incidenten
De geïnterviewde berger pleit voor betere afspraken rond het aan- en afrijden bij incidenten (gebruik vluchtstrook juridisch vastieggen, eventueel voeren blauw zwaailicht). Over de berging van vrachtwagens moeten duidelijker afspraken worden gemaakt. De ANWB kan mogelijk een belangrijke rol spelen, zij weten goed wat er speelt op de weg. Hierover zouden nadere afspraken gemaakt moeten worden. 4.3 Regio Eindhoven
Betrokken partijen in de regio Eindhoven zijn: • Regiopolitie Brabant-Zuid-Oost; • CPA Eindhoven; • Brandweer Zuid-Oost Noord-Brabant. Huidige werkwijze In de regio Eindhoven wordt volgens COBA-afspraken 9 gewerkt. De geïnterviewde berger is hiervan wel op de hoogte, maar doet er niet aan mee. Het KLPD handelt kleine incidenten af. Bij grotere incidenten wordt de Regiopolitie ingeschakeld. In de toekomst komen de 06-11-meldingen binnen hij de Regiopolitie. In principe zal de Regiopolitie dan altijd ter plaatse gaan. Alleen indien geen voertuigen beschikbaar zijn zal het KLPD gevraagd worden. De ervaring van de geïnterviewde berger is dat tijdens het weekend meer meldingen binnenkomen Er bestaat vaak onduidelijkheid over de exacte locatie van een incident. Zo is de ervaring van de brandweer dat de autosnelweg ten zuiden van Eindhoven zowel A2 als A67 genoemd wordt. In tegenstelling tot de regio's Breda en 's-Hertogenbosch gebeurt de inzet van de bergers in de regio Eindhoven in principe wel via de VHD, ook als een tweede berger ingezet moet worden omdat de eerste berger te laat reageert. De reden hiervoor is dat de meldkamer van de Regiopolitie te weinig tijd heeft om de berger (uitgebreid) te woord te staan. Alleen in noodgevallen wordt een berger rechtstreeks ingeschakeld. De berger wordt ook wel eens door de ANWB ingeschakeld. Indien de brandweer wordt ingeschakeld, dan wordt op basis van de melding, de incidentiocatie en de te hanteren wegvakindeling bepaald welk korps het snelst aanwezig kan zijn. Dit korps gaat als eerste. Het tweede korps rijdt altijd via de andere richting aan, om bij misverstanden voor wat betreft de locatie, toch snel ter plaatse te kunnen zijn. De brandweer heeft een eigen databank over locaties, korpsen en aanrijroutes. Ook de GGD probeert tweezijdig aan te rijden maar heeft niet altijd voldoende capaciteit. De Regiopolitie Brabant-Zuid-Oost staat positief tegenover de twee volgende IM-maatregelen: • grotere inzet van het KLPD bij vooral kleinschalige incidenten; • een direct lijn met het KLPD.
COBA = Coördinatieplan-Ongevallen Bestrijding-Autosnelwegen; samenwerking tussen: Regionale Brandweer Zuid-Oost Noord-Brabant, Regiopolitie Brabant Zuid-Oost, Korps Landelijke PolitieDiensten en samenwerkende GGD-en in de regio Zuid-Oost Brabant.
Grontmij
17
Huidige werkwijze bij incidenten
Het schoonmaken van het wegdek kan tot problemen leiden. De brandweer acht dit geen brandweertaak. Wanneer zij dit wel doet, wordt de rekening doorgestuurd naar Rijkswaterstaat. Hierover wordt landelijk overleg gevoerd. Ook is er overleg geweest tussen brandweer, Rijkswaterstaat en milieudienst. In het op te stellen IM-plan kan hier nadere aandacht aan geschonken worden. Ook in de regio Eindhoven wordt gewerkt aan het Geïntegreerd MeldkamerSysteem (GMS) waarin regiopolitie, GGD en brandweer samenwerken. In dit systeem zit een checklist die bij een melding doorlopen wordt zodat relevante informatie boven tafel kan komen. Daarnaast is in de regio Eindhoven een regionaal platform opgericht, onder leiding van de dienstkring. Deelnemers zijn Rijkswaterstaat, Regiopolitie, brandweer, CPA, ANWB en de provincie. Mogelijk kan dit platform in de toekomst ook voor IM-acties worden gebruikt. Verbeteringsvoorstellen • Informatie die beschikbaar is uit het verkeerssignaleringssysteem zou meer doorgespeeld kunnen worden naar de Regiopolitie en brandweer. • Tijdens de rij-opleiding zou meer aandacht moeten komen voor IM. Dit zou kunnen leiden tot betere meldingsinformatie. Daarnaast zouden op strategische plekken camera's aangebracht kunnen worden. Ook het aanpassen van de informatie op hectometerpaaltjes zou een mogelijkheid zijn om betere informatie over de locatie te krijgen. • In de ogen van de berger zou de aanduiding van de incidentiocatie en aanrijroute verbeterd kunnen worden. Momenteel gaat melderinformatie over te veel schijven waardoor (waardevolle) informatie verloren gaat. Dit zou bij voorbeeld kunnen door rechtstreeks contact met de politie ter plaatse. Dit levert vooral bij vrachtautobergingen tijdbesparing op. • De brandweer heeft de voorkeur om bij inschakeling de melder zelf aan de lijn te krijgen, tenzij het KLPD goed doorvraagt. Eventueel zou de checklist van het KLPD aangepast moeten worden. • De brandweer wil graag meer inzicht in het gebruik van de autosnelwegen door transport gevaarlijke stoffen. • De politie ter plaatse zou beter moeten weten welke berger ingeschakeld moet worden, rekening houdend met in te zetten materieel. • Het is de brandweer niet altijd duidelijk welke agent ter plaatse van een incident het commando voert. Dit zou verbeterd kunnen worden. • De middenvangrail zou op strategische plaatsen demontabel moeten worden gemaakt om hulpverleners kortere aanrijroutes te geven. • Tijdens wegwerkzaamheden is de bereikbaarheid van de incidentlocatie vaak slecht. Er zou daarom een centraal gestationeerd bergingsvoertuig ingezet kunnen worden, eventueel alleen tijdens de spits. 4.4 Overeenkomsten regio Breda, s-Hertogenbosch en Eindhoven
• De meeste incidenten worden gemeld via de 06-11-autotelefoon en komen binnen bij het KLPD. Afhankelijk van de aard van de melding en de mogelijke inzet van een KLPD-voertuig, kan het KLPD de Regiopolitie inschakelen. De melder wordt dan doorgeschakeld. • Indien de Regiopolitie ter plaatse gaat, wordt ter plaatse besloten welke andere hulpverleners ingeschakeld moeten worden. Dit gaat altijd via de regionale meldkamer. • De uitvoering van specifieke taken van de CPA of de brandweer worden aan deze instanties overgelaten.
t
Grontmij
18
Huidige werkwijze bij incidenten
• De Regiopolitie weegt de inzet bij incidenten op autosnelwegen af tegen inzet elders in het beheersgebied hetgeen er toe kan leiden dat er geen eenheid van de Regiopolitie naar het incident gaat. In dat geval kan een eenheid van een aangrenzend gebied of het KLPD worden ingeschakeld.
f Grontmij
19
Organisatorische en technische maatregelen
5
Op basis van de inventarisatie, ervaringen die opgedaan zijn in andere IMprojecten 10 en de 'Handleiding Incident Management' worden in dit hoofdstuk mogelijke IM-maatregelen voorgesteld. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen locatie-onafhankelijke maatregelen en maatregelen specifiek voor een gebied. De locatie-onafhankelijke maatregelen zijn onderverdeeld in technische maatregelen en organisatorische maatregelen. De mogelijke maatregelen zijn in te delen in vier categorieën: 1 Incidentdetectie en -melding; 2 Verwerking incidentinformatie; 3 Aansturing hulpverleners; 4 Hulpverlening ter plaatse. In paragraaf 5.1 op de volgende pagina komen de locatie-onafhankelijke maatregelen aan de orde en in paragraaf 5.2 de regio-specifieke maatregelen.
10)
Genoemd kunnen worden: IM Regio Utrecht, Amsterdam, Valburg-Ewijk en Groningen. Grontmij is in al deze regio's betrokken bij het implementeren van Incident Management
4 Grontmij
20
Organisatorische en technische maatregelen
5.1 Locatie-onafhankelijke maatregelen
Er zijn diverse algemene locatie-onafhankelijke maatregelen die zowel voor de regio Breda, 's-Hertogenbosch als Eindhoven toegepast kunnen worden. De locatie-onafhankelijke maatregelen zijn onderverdeeld in technische maatregelen (tabel 1) en organisatorische maatregelen (tabel 2). De vetgedrukte maatregelen (tevens voorzien van een *) kunnen als kansrijk worden beschouwd om op korte termijn in de regio's Breda, 's-Hertogenbosch en Eindhoven te worden ingevoerd. Tabel 1
Technische maatregelen
MAATREGEL
TOELICHTING INCIDENTDETECTIE EN -MELDING
* Meer gebruik van verkeerssignalering
Uitbreiding ANWB-praatpalennet * Camerabewaking op zwaarbelast weg-
Uit informatie van de verkeerssignalering over snelheid en intensiteit op wegvakken is af te leiden waar ongevalsfiles ontstaan. Dit kan gebruikt worden als extra informatiebron voor incidentdetectie. Door het net uit te breiden kunnen incidenten eerder gemeld worden.
Door camerabewaking op specifiek deze locaties worden incidenten eerder vakken en ongevals- en filegevoelige gedetecteerd. De camera's worden aangestuurd vanuit een verkeersmanawegvakken, aansluitingen en knooppun- gement-centrale ten
* Meer informatie op hectometerpaaltjes De hectometeraanduiding zou uitgebreid kunnen worden met snelwegnummer en rijbaanaanduiding (+ = oplopende kilometrermg, - = aflopende kilometrering) Tevens kan naar de dichtsbijzijden praatpaal verwezen worden
169.7
AANSTURING HULPVERLENERS GPS
Door de surveillerende politievoertuigen uit te rusten met een satellietplaatsbepalingssysteem is de exacte posities van de voertuigen bekend. Hier door is een betere aansturing mogelijk. Tijdens de pilot Utrecht bleek dat er naast hoge kosten ook acceptatieproblemen zijn. Naast de politie (regio en KLPD) kan worden overwogen ook andere hulpverleners van een dergelijk systeem te voorzien. Hierdoor kunnen potentiële hulpverleners sneller worden ingezet.
Dubbele politiepatrouille
Verhoging van het aantal politiesurveillances heeft een gunstig effect op het verkeersgedrag en de doorstroomsnelheid. Ook gaat er een preventieve werking van uit. Daarnaast kan de politie eerder ter plaatse zijn. Het direct na de melding van een incident bij de politie, laten waarschuwen van de berger (al dan niet via de V}1D), alvorens de politie zelf ter plaatse is. Deze toepassing staat bekend als de 'decentrale berger'°.
* Decentrale berger
* Vrachtwagenberging
Incidenten waar vrachtauto's bij betrokken zijn kunnen leiden tot een lange afhandelingstijd vanwege het feit dat de eigenaar zelf kan bepalen welke berger wordt ingezet. Op landelijke niveau wordt gewerkt aan een uniforme regeling voor vrachtautobergingen.
Inzet speciale teams
Speciale teams kunnen ingeschakeld worden bij kleinschalige incidenten (de grote meerderheid van alle incidenten). Deze teams kunnen stand-by staan waardoor ze snel ter plaatse zijn kunnen op maat uitgerust zijn zodat geen andere hulpverlener(s) nodig zijn.
Doorsteekbare middenberm
Wanneer de middenvangrail op strategische plekken 'doorsteekbaar' is, kunnen hulpverleners eerder ter plaatse zijn door meer en/of kortere aanrijmogelijkheden
Hulpverleners tegen het verkeer in laten rijden Als het verkeer volledig geblokkeerd kan worden, kunnen hulpverleners vanaf de stroomafwaarts gelegen aansluiting tegen de verkeersrichting in aanrijden. Hiermee kan eventuele filevorming 'achter' het incident worden omzeild. Tweezijdig aanrijden De brandweer Eindhoven rijdt tweezijdig aan (met twee voertuigen over beide rijbanen naar incidentlocatie). Bij misverstanden over de exacte locatie of de rijbaan is er toch een voertuig op de juiste rijbaan
II)
jÇ
Er wordt op landelijk niveau gewerkt aan een landelijke regeling 'decentrale berger'. Dit houdt in dat de politie na een melding direct de berger in dat rayon waarschuwt en met wacht op informatie van het surveillancevoertuig dat ter plaatse gaat. Het risico dat een berger tevergeefs rijdt kan worden afgekocht (vergoeding tevergeefse ritten). Deze regeling zou landelijk door alle instanties gehanteerd moeten worden.
Grontmij
21
Organisatorische en technische maatregelen
MAATREGEL
TOELICHTING HULPVERLENING TER PLAATSE
Huipverleningstoeritten
Bij incidenten kunnen de normale toeritten geblokkeerd raken. Door aanleg van speciale toeritten, alleen toegankelijk voor hulpverleners, kunnen hulpverleners toch snel ter plaatse komen.
Mobiele rijstrooksignalering
Op wegvakken waar geen verkeerssignalering aanwezig is, kan mobiele rijstrooksignalering helpen om het verkeer beter te geleiden.
Ambulancedienst per motor
Wegvakken die slecht bereikbaar zijn door de afwezigheid van een vluchtstrook of vanwege frequente opstoppingen op het onderliggende wegennet kan een ambulancedienst op de motor een uitkomst bieden' 2 . Veel files ontstaan op de andere rijbaan als gevolg van 'kijkers'. Door een scherm in de middenberm te plaatsen wordt het zicht ontnomen en zullen er minder 'kijkfiles' ontstaan.
Schermen in middenberm
* Betere aanduiding van commando-voe- Het is niet altijd duidelijk welke politieagent het commando voert. De rende functionarissen en aanduiding van Coördinator Ter Plaatse Incident (CTPI)
commandant van de ambulance is ter herkennen aan een groen hesje. De commandant van de brandweer is te herkennen aan de rode band op de helm.
De organisatoriche maatregelen staan in tabel 2: Tabel 2 Organisatorische maatregelen
MAATREGEL
TOELICHTING
INCIDENTDETECTIE EN -MELDING Tijdens rij-opleiding aandacht besteden aan Toekomstige automobilisten worden beter voorbereid op het melden van Incident Management incidenten. (waardevolle) Informatie gaat dan niet verloren. Dit geldt zowel voor direct betrokkenen als passanten bij incidenten. Voorlichting aan weggebruikers over melden Voorlichting kan leiden tot het eerder melden van incidenten en toto betere van incidenten informatie over betreffend incident * Verbeteren contact tussen meldEen direct contact over beschikbaarheid surveillancevoertuigen en overdracht kamers KLPD en regiopolitie informatie van incident en locatie kan de aanrjtijd van de politie aanzienlijk bespoedigen. * Uitbreiden/aanpassen vragenlijst Door de KLPD-meldkamer te Driebergen wordt een uitgebreide vragenlijst meldkamer regio-politie gehanteerd bij IM-meldingen. Om ale partijen zo optimaal mogelijk te informeren kan toepassing van deze vragenlijst door de regio-meldkamer tot verbetering leiden. VERWERKING INCIDEN1'INFORMATIE IM-coördinator in VM Centrale
Indien het hele proces van Incident Management afgehandeld wordt door één persoon wordt een bepaalde routine opgebouwd, hetgeen kan leiden tot een kortere en betere afhandeling van incidenten AANSTURING HULPVERLENERS
Snellere afhandeling pech door ANWB
De ANWB is (nog) niet betrokken bij Incident Management in NoordBrabant, dus kunnen geen uitspraken gedaan worden over een snellere afhandeling van pechgevallen. Wanneer de ANWB wel betrokken wordt, kan hier naar gekeken worden. Eventueel kunnen pechgevallen op 'kritieke' locaties buiten de rijbaan worden afgehandeld.
Inzet ANWB bij incidenten
Tot nu toe bemoeid de ANWB zich met name met pechgevallen. Onderzocht kan worden of een bredere inzet van de ANWB mogelijk is.
* RWS of andere hulpverleners laten slepen bij WIU-vakken
Incidenten kunnen zich voordoen bij Werk-In-Uitvoeringvakken. Door RWS of andere ook bergingsbevoegdheden te geven kunnen incidenten eerder verholpen worden. Moet nader onderzocht worden. HULPVERLENING TER PLAATSE
Opstellen criteria voor bergers door RWS
12)
jÇ
Grontmij
Het opstellen van criteria voor bergers door Rijkswaterstaat, wat betreft aanrjtijd, rayonindeling, bevoegdheden, etc.
Op dit moment wordt deze toepassing beproefd in de gemeente Enschede. 22
Organisatorische en technische maatregelen
5.2 Specifieke maatregelen per regio
Op basis van deze inventarisatie en de afgenomen interviews kan naast de genoemde kansrijke algemene IM-maatregelen per regio aan aparte maatregelen worden gedacht. Regio Breda • Tijdens mist dubbele inzet van politiepatrouille op mist-gevoelige plekken. • Tijdens mist verhoogde staat van paraatheid van alle huipverleneners. • Snellere inzet van de berger hij knooppunt Hooipolder. Het stationeren van een centraal bergingsvoertuig op een nader te bepalen locatie in de directe omgeving van het knooppunt is te overwegen. Gezien de standplaats van de berger Kwaaitaal in Geertruidenberg is het de vraag of het centraal stationeren van deze berger veel extra rendement oplevert. Regio 's-Hertogenbosch • Het scheppen van duidelijkheid over omleidingsroutes bij hulpverleners. Regio Eindhoven • Snellere inzet van de berger bij knooppunt Leenderheide. Het stationeren van een centraal bergingsvoertuig tijdens de spitsuren op een nader te bepalen locatie in de directe omgeving van het knooppunt is te overwegen. Gezien de standplaats van de berger Kusters in Eindhoven is het de vraag of het centraal stationeren van deze berger veel extra rendement oplevert.
JLÇ Grontmij
23
6 Definitie van doelen, projecteisen en randvoorwaarden
Het doel van het totale IM-traject betreft het realiseren van organisatorische en technische maatregelen, teneinde de hinder van incidenten op autosnelwegen voor het overige verkeer te minimaliseren. In principe komen alle incidenten voor Incident Management-maatregelen in aanmerking. Wanneer het incidenten van grote ernst en omvang betreft treden zonodig automatisch gemeentelijke of provinciale rampenplannen in werking. De te nemen IM-maatregelen kunnen in de meldingsfase een belangrijke rol spelen. Als projecteisen kunnen we afleiden: • De leefbaarheid van onze samenleving beschouwen we als een groot goed. Geen van de IM-maatregelen mag leiden tot aantasting van de leefbaarheid. • De veiligheid van betrokkenen personen, zowel slachtoffers, hulpverleners als het overige verkeer mag door de IM-maatregelen zeker niet negatief worden beïnvloed. • Binnen de eisen van leefbaarheid en veiligheid moet de doorstroming van het overige verkeer worden bevorderd. Alle IM-maatregelen hebben als uiteindelijk doel het bevorderen van de doorstroming van het verkeer bij incidenten. • Elke betrokken partij bij incidenten blijft verantwoordelijk voor de invulling van zijn/haar takenpakket.
4 Grontmij
24
7 Afbakening reikwijdte
7.1 Begrenzing beheersgebieden en betrokken partijen
Op basis van de geïnventariseerde gegevens, de hierop uitgevoerde analyse en het rapport "Criteria bij de keuze van locaties" 2) stellen wij de onderstaande begrenzingen voor van de verschillende IM-gebieden (zie ook de bijlagen 3.1 t/m 3.3). Daarbij is rekening gehouden met: • Mogelijke maatregelen: gezien de complexiteit van mogelijke maatregelen is het zinvol dit eerst binnen een kleinere groep betrokken hulpverleners te introduceren. • Aantal betrokken partijen: de diversiteit aan partijen en binnen organisaties kan aanleiding zijn een maatregel bij één doelgroep (1 berger of een politie-regio) voor te stellen. • Werkbaarheid van een maatregel: met name voor personeel in meldkamers kan het problematisch worden als een maatregel voor een deel van het gebied of voor een bepaalde periode van de dag geldt. Voorgesteld wordt om, aanvullend op de in hoofdstuk 2 genoemde wegvakken, bij de regio 's-Hertogenbosch ook de A59 tussen de aansluiting Engelen en knooppunt Empel op te nemen. Regio Breda (zie kaart bijlage 3.1) A16 km. 43.3 (Kp. Klaverpolder) A27 km. 0.0 (Kp. St. Annabosch) A58 km. 47.2 (Kp. St. Annabosch) A59 km. 88.0 (Kp. Zonzeel)
-
-
-
-
km. 72.3 km. 36.8 km. 63.6 km. 102.7
(Belg. grens) (Kp. Gorinchem) (Kp. Galder) (Raamsdonksveer)
Regio 's-Hertogenbosch (zie kaart bijlage 3.2 ) A2 km. 105.0 (aansi. Hedel) - km. 121.5 (Kp. Vught) N59 km. 3.3 (Kp. Hintham) - km. 12.4 (overgang A50-N59) A59 km. 130.2 (aansl. Engelen) - km. 135.6 (knooppunt Empel) Regio Eindhoven (zie kaart bijlage 3.3) A2 km. 138.5 (aansl. Best-west) - km. 176.5 (aansl. Valkenswaard) A58 km. 7.2 (aansl. Eindhoven) - km. 20.6 (aansi. Oirschot) A67 km. 9.9 (aansi. Eersel) - km. 27.8 (aansi. Geldrop) 7.2 Vaststelling belanghebbenden
Per regio zijn de volgende instanties betrokken. Er is onderscheid gemaakt tussen direct betrokkenen (deelname in projectgroep) en indirect betrokkenen, die als meelezend lid van de groep geïnformeerd worden over de ontwikkelingen. Regio Breda Voor de regio Breda is de volgende samenstelling mogelijk: • Rijkswaterstaat Noord-Brabant, Dienstkring Breda (meelezende Dienstkringen 's-Hertogenbosch, Dordrecht en Gorinchem).
13)
Op de kaart staat het wegvak ten oosten van de A50 nog aangeduid als N50, bedoeld wordt N59.
Aj Grontmij
25
Afbakening reikwijdte
• Regiopolitie Midden- en West-Brabant (meelezend Regiopolitie ZuidHolland-Zuid). • KLPD-Breda (meelezend KLPD-Driebergen). • CPA West-Brabant (meelezend CPA Midden-Brabant en Zuid-Holland Zuid). • Brandweer Breda (meelezend Zuidelijk Zuid-Holland). • Een vertegenwoordiger van de bergers (Bogers, Brugel, Van Eyck (zware berger), Van Geloven, De Heer (zware berger), Kwaaitaal, Van Mourik (zware berger), Rutters, Verhoeven, Zwijndrecht). • de ANWB-Wegenwacht (eventueel meelezend). Regio 's-Hertogenbosch Voor de regio 's-Hertogenbosch is de volgende samenstelling mogelijk: • Rijkswaterstaat Noord- Brabant, Dienstkring 's-Hertogenbosch (meelezend dienstkring Eindhoven en dienstkring Nijmegen). • Regiopolitie Brabant-N oord (meelezend Gelderland-Zuid). • KLPD 's-Hertogenbosch (meelezend KLPD-Driebergen). • CPA 's-Hertogenbosch. • Brandweer Noord-Oost Noord-Brabant. • Een vertegenwoordiger van de bergers (Cretier, Herber, Langenberg). • de ANWB-Wegenwacht (eventueel meelezend). Regio Eindhoven Voor de regio Eindhoven is de volgende samenstelling mogelijk: • Rijkswaterstaat Noord-Brabant, Dienstkring Eindhoven (meelezend Dienstkring 's-Hertogenbosch). • Regiopolitie Brabant-Zuid-Oost. • KLPD-St. Joost (meelezend KLPD-Driebergen). • CPA Eindhoven. • Brandweer Zuid-Oost Noord-Brabant. • Een vertegenwoordiger van de bergers (Mensing, Huybers-Lommers, Van Kemenade, Kusters (zware berger), Slaats, Sprankenis, Vullings). • de ANWB-Wegenwacht (eventueel meelezend). In bijlage 5 is een tabel opgenomen met een overzicht van beheersgebieden van de hulpverleners in de drie regio's. Het gaat om de volgende hulpverleners: Rijkswaterstaat, Regiopolitie, bergers, brandweer en CPA. 7.3 Omgevingsrelaties
Het kan zijn dat in omringende regio's ook IM wordt ingevoerd of dat in desbetreffende regio instanties zijn die van belang kunnen zijn bij het invoeren van IM. In deze paragraaf wordt aangegeven voor welk regio dit geldt en welke andere relaties er zijn. Regio Breda Het beheersgebied van de regio Breda omvat gedeelten van de A16 en A27 die op het gebied van de Regionale Directie Zuid-Holland liggen. Er is dus afstemming nodig met de Regionale Directie Zuid-Holland over te nemen IM-maatregelen. Met name gelet op het aantal incidenten op het wegvak van de A16 tussen Moerdijk en Klaverpolder en het wegvak van de A27 tussen Avelingen en Gorinchem, lijkt afstemming met Zuid-Holland van belang. Bij het definiëren van omleidingsroutes kan het zinvol zijn deze routes onder meer over provinciale en/of gemeentelijke wegen te leiden. Dit kan alleen in overleg met de provincie en/of gemeente gebeuren.
jÇ Grontmij
26
Afbakeririg reikwijdte
Naast de instanties genoemd in de voorgaande paragraaf zijn er geen andere instanties die van belang kunnen zijn bij IM in de regio, ervan uitgaande dat de RD Zuid-Holland de ontwikkelingen in Noord-Brabant in het kader van IM kortsluit met de andere betrokken partijen. Regio 's-Hertogenbosch Binnen het beheersgebied van de regio 's-Hertogenbosch ligt de A2 die tevens voor een gedeelte in Gelderland ligt. Er is dus afstemming nodig met de Regionale Directie Gelderland en de regiopolitie van Gelderland-zuid over te nemen IM-maatregelen. Een gedeelte van de A2 valt onder de regio 's-Hertogenbosch en voor een gedeelte onder de regio Eindhoven. Wellicht is het zinvol om op deze streng maatregelen te treffen, dan wel afspraken te maken. Bij het definiëren van omleidingsroutes kan het zinvol zijn deze routes onder meer over provinciale en/of gemeentelijke wegen te leiden. Dit kan alleen in overleg met de provincie en/of gemeente gebeuren. Regio Eindhoven In de regio Eindhoven zijn er naast de genoemde A2 richting 's-Hertogenbosch geen relaties met omliggende regio's. Wel zal naar verwachting de directie Limburg binnenkort aanvangen met IM-activiteiten. Met name het wegvak van de A67 richting Venlo lijkt daarbij interessant. Bij het definiëren van omleidingsroutes kan het zinvol zijn deze routes onder meer over provinciale en/of gemeentelijke wegen te leiden. Dit kan alleen in overleg met de provincie en/of gemeente gebeuren. 7.4 Vaststelling mee te nemen incident-typen
Wanneer we het ongevallenbeeld in ogenschouw nemen, kan geconcludeerd worden dat er geen specifieke ongevallen te noemen zijn waar apart aandacht aan besteed moet worden.
i6
Grontmij
27
8 Projectplan vervolgfase
8.1 Inleiding
Na de inventarisatie is het van belang om een projectplan op te stellen voor het vervolgtraject. In het projectplan wordt beschreven op welke wijze een IM-plan tot stand kan komen. Met het oog op de landelijke invoering van Incident Management wordt gestreefd naar een zo uniform mogelijke aanpak bij de afhandeling van incidenten. Mede daarom zal in dit hoofdstuk niet voor ieder van de drie dienstkringen een afzonderlijk projectplan worden gepresenteerd, maar zal één projectplan worden opgesteld. 8.2 Oprichten stuurgroep
In de eerste plaats stellen wij voor om een stuurgroep op te richten. Het initiatief hiertoe wordt door de heer Dodemont van de Regionale Directie NoordBrabant genomen. In deze stuurgroep nemen naast de afdeling AIC van de Directie Noord-Brabant, vertegenwoordigers van de drie dienstkringen en van de AVV plaats. Andere medewerkers van de Regionale Directie Noord-Brabant kunnen ad hoc in deze stuurgroep plaatsnemen. Verder bestaat de mogelijkheid om van de landelijke organisatie VBS'4 en VHD'5 een vertegenwoordiger in de stuurgroep te laten plaatsnemen. Voor deze partijen zal het onmogelijk zijn alle regionale projectgroepvergaderingen bij te wonen. Eventueel kan worden overwogen de provincie Noord-Brabant als meelezend lid van de stuurgroep te informeren. De functie van deze stuurgroep is onder meer het kunnen (mede)delen van de diverse ervaringen (landelijk en regionaal) die men heeft tijdens het traject naar de realisatie van IM-maatregelen. Zo kunnen de drie dienstkringen van elkaar vernemen wat voor acties hebben plaatsgevonden en wat de bevindingen zijn. Men kan van elkaar leren en men kan gezamenlijke beslissingen nemen. Op deze wijze kan getracht worden om binnen de drie beheersgebieden te komen tot een uniforme aanpak bij de afhandeling van incidenten. De stuurgroep komt regelmatig bijeen, bij voorbeeld één keer per maand. Na invoering van het definitieve IM-plan kan op een minder frequente basis bijeen worden gekomen. In principe kan de bestaande stuurgroep, uitgebreid met de drie dienstkringhoofden, of begeleidingsgroep-IM die binnen Noord-Brabant functioneert, deze rol blijven vervullen. 8.3 Kick-off meeting
Als tweede stap verdient het aanbeveling om (eventueel per dienstkring) een "kick-off meeting" te organiseren. Alle partijen die mogelijk betrokken kunnen worden bij de hulpverlening tijdens incidenten op de autosnelwegen, worden middels een informatiepakket op de hoogte gebracht van het initiatief om te komen tot een IM-plan. De volgende onderdelen kunnen tijdens de "kick-off meeting" aan de orde komen:
4)
Vereniging van BergingsSpecialisten
IS)
A
Verzekeraars 1-luipDienst
6 Grontmij
28
Projectplan ve,volg fase
• Stand van zaken. De uitkomsten van de interviews en de analyse van de verkeerskundige gegevens, zoals in dit rapport beschreven, bieden voldoende aanknopingspunten om tot gezamenlijke verbeteringsvoorstellen te komen. Met name de aspecten herkenbaarheid op de incidentlocatie, meldingsprocedure en verantwoordelijkheden kunnen onderwerp van discussie zijn. • Kennismaking. Omdat in het vervolg van het project de hulpverleners veelvuldig met elkaar in contact zullen komen, is het goed om aan het begin reeds kennis met elkaar te maken. • Overeenstemming. Tijdens de meeting kan het vervolgtraject besproken worden. Omdat elke hulpverlenende instantie aanwezig is, kan er overeenstemming bereikt worden over dit vervolgtraject. • Kick-off Als laatste dient de meeting als echte kick-off: een aftrap voor het vervolg. Door dit op een enthousiaste manier te doen kan een goede impuls gegeven worden aan het project. De bijeenkomst kan medio december 1996 gehouden worden. De kosten van een dergelijke bijeenkomst hangen af van de exacte invulling ervan. Zo kan voor het informatiepakket gedacht worden aan een nieuwsbrief, een folder en/of de handleiding Incident Management. In overleg met de heer Dodemont wordt besloten welke aanpak de voorkeur verdient. 8.4 Formeren regionale projectgroepen
De derde stap bestaat uit het (per dienstkring) formeren van een projectteam. In dit projectteam zal de geïnventariseerde huidige werkwijze worden besproken en mogelijke verbeteringen zullen op haalbaarheid worden onderzocht. In deze projectgroepvergaderingen zullen ook de te maken afspraken, af te sluiten contracten, etc. worden bepaald. Het uiteindelijke doel van dit projectteam is het opstellen van het TM-plan. Het projectteam zal bestaan uit vertegenwoordigers van de verschillende direct betrokken partijen. Wij stellen voor om het projectteam te laten als volgt samen te stellen: • de portefeuillehouder verkeer (van de regiopolitie); • een vertegenwoordiger van de meldkamer van de regiopolitie; • een vertegenwoordiger van de meldkamer van het KLPD-Driebergen; • een vertegenwoordiger van de surveillancedienst van het KLPD (Breda of St. Joost); • een vertegenwoordiger van de directie van Rijkswaterstaat; • een vertegenwoordiger van de dienstkring (voorzitter). Eventueel kan het projectteam in een later stadium of op ad hoc-basis uitgebreid worden met een vertegenwoordiger van: • de bergers, eventueel Vereniging van BergingsSpecialisten; • de Verzekeraars HulpDienst; • de Centrale Post Ambulancedienst; • de regionale brandweer; • de ANWB-wegenwacht. 8.5 Werkwijze regionale projectgroepen
De eerste bijeenkomst van de projectgroep kan voor begin januari gepland worden en dient als een nadere kennismaking.
4
Grontmij
29
Projectplan vervolgfase
Er zijn drie IM-fasen te onderscheiden, te weten de meldings- of detectiefase, de verwerkingsfase en de aansturingsfase. Wij stellen voor om per IM-fase met het projectteam de geïnventariseerde huidige werkwijze te bespreken en mogelijke verbeteringen op haalbaarheid te onderzoeken. Dit zal gebeuren in een serie vergaderingen. Zoals gezegd zullen ook de te maken afspraken, af te sluiten contracten, etc. worden bepaald. Na iedere bijeenkomst worden alle relevante betrokkenen via een schrijven op de hoogte gesteld van de resultaten van de bespreking. Wij verwachten dat per IM-fase een drie- tot vijftal vergaderingen belegd zal moeten worden. Afhankelijk van de geboekte voortgang per vergadering kan dit aantal groter of kleiner worden. Er moet aan alle betrokkenen voldoende tijd gegeven worden om binnen het IM-kader te gaan denken en te gaan werken. Voor de meeste betrokkenen betekent het doorlopen van het IM-traject een verandering (klein of groot) van hun werkwijze. Verder stellen wij voor dat de vergaderlocatie per keer wisselt, door telkens bij één van de betrokken instanties op het werkadres te vergaderen. Op deze wijze kan men bij elkaar in de keuken kijken en meer begrip en inzicht krijgen voor elkaars werkwijze. Wat betreft de vergaderfrequentie, stellen wij voor dat één keer in de 3 t 4 weken wordt vergaderd. 8.6 Officiële start najaar 1997
Indien in de tweede week van februari begonnen wordt met de eerste serie vergaderingen is het mogelijk zijn om in de tweede helft van 1997 officieel te starten van de implementatie van IM-maatregelen die voortvloeien uit het IMplan. Alle betrokken partijen en de media worden uitgenodigd voor een voorlichtingsbijeenkomst. Hiervoor kan eventueel voorlichtingsmateriaal gemaakt worden, bij voorbeeld een folder. Tevens kan deze folder voor de weggebruikers neergelegd worden bij pompstations. 8.7 Tussentijdse evaluatie
Na een aantal weken met het IM-plan gewerkt te hebben, kan bij diverse betrokkenen nagegaan worden wat de bevindingen tot dan toe zijn. Op basis van de resultaten van deze tweede inventarisatie (door middel van interviews en/of een meting) kan besloten worden om nog enkele aanpassingen van het plan door te voeren. 8.8 Platform moet zorgen voor continwteit
De afloop van dit project, als de maatregelen zijn geïmplementeerd, betekent geenszins het einde van IM in Noord-Brabant. Het project kent een duidelijk verbeter proces, waarbij gewerkt kan worden volgens de binnen de wereld van kwaliteitssysteem bekende Deming-circle. De Deming-circie kent 4 stappen: (P1
Comgeren
\
Uitvoeren
Cono1eren)
In de uitvoeringsfase van IM zullen enkele maatregelen worden uitgevoerd en vervolgens geëvalueerd.
jÇ Grontmij
30
Projectplan ve,volg fase
Na de implementatie (nazorgfase) wordt een regionaal platform IM opgericht. Het platform komt periodiek (2 â 4 maal per jaar) bijeen om, conform de Deming-circie, de uitgevoerde IM-maatregelen te evalueren, bij te sturen en nieuwe acties voor te bereiden en uit te voeren. Indien gewenst kan een dergelijk platform-overleg ook worden gehouden na een groot incident. 8.9 Tijdbesteding
Voor het bovenstaande traject kan ter indicatie het onderstaande tijdplaatje voor Rijkswaterstaat worden opgesteld. Stuurgroep De bestaande stuurgroep van Rijkswaterstaat Noord-Brabant is samengesteld uit acht leden. Uitgaande van een doorlooptijd van één jaar, een vergaderfrequentie van één keer per maand (ergo, een twaalftal bijeenkomsten) en één dag per vergadering (voorbereiding alsmede vergadering zelf) wordt de benodigde tijd geraamd op 96 mensdagen. Projectteam Wij stellen voor om in ieder van de drie projectteams de heer Dodemont te laten plaatsnemen om zorg te dragen voor de onderlinge coördinatie en de afstemming met de landelijke ontwikkelingen. Daarnaast stellen wij voor één vertegenwoordiger van de dienstkring te laten plaatsnemen in de projectgroep. Ter indicatie hebben wij gesteld dat er per serie projectteamvergaderingen een drietot vijftal sessies nodig zijn. Met drie series vergaderingen (meldings- of detectiefase, de verwerkingsfase en de aansturingsfase) komt dit dus neer op 9 tot 15 vergaderingen per beheersgebied. Uitgaande van 15 vergaderingen en één dag per vergadering (voorbereiding alsmede de vergadering zelf) komt dit neer op 15 mensdagen per beheersgebied. De uiteindelijke tijdbesteding voor Rijkswaterstaat alleen betreft dan 90 mensdagen (berekend op grond van: 3 beheersgebieden * 2 medewerkers (dhr. Dodemont en een medewerker van de dienstkring) * 15 vergaderingen). De tijdbesteding van de overige projectteamleden (zoals regiopolitie) dienen naderhand te worden ingeschat. Indien het projectteam ondersteuning verlangt kunnen door Grontmij per vergadering de volgende activiteiten worden uitgevoerd: • Voorbereiden en organiseren van de vergadering; • Bijwonen en notuleren van de vergadering; • Leveren van inhoudelijke kennis op het gebied van IM; • Maken van het besprekingsverslag; • Secretariaatswerkzaamheden n.a.v. de vergadering; • Uitvoeren van aanvullende werkzaamheden die voortvloeien uit de projectgroepvergaderingen. Met het uitvoeren van deze werkzaamheden gaat 1,5 â 2 dagen gemoeid. Uitgaande van vijf sessies per serie vergaderingen â 2 dagen schatten wij het aantal dagen op 90 (opgebouwd uit 2 mensdag * 3 series * 5 sessies * 3 dienstkringen). Dit aantal dagen is exclusief aanvullende werkzaamheden, welke voortkomen uit de projectgroepvergaderingen. Hierbij valt te denken aan het opstellen van het IM-plan, het voorstellen van maatregelen, het maken van voorlichtingsmateriaal en het maken van kaartmateriaal.
5 Grontmij
31
9 Communicatieplan
In het traject naar de realisatie van IM-maatregelen kunnen verschillende fasen onderscheiden worden. Hieronder worden de communicatieve aspecten van dit traject nader beschreven. 9.1 Voorbereidende fase
Stap 1: Instellen stuurgroep - verslagen stuurgroep Binnen de Regionale Directie Noord-Brabant wordt een stuurgroep opgericht. Hierin zal in elk geval de afdeling AJC van Rijkswaterstaat Noord-Brabant en een vertegenwoordiger van de drie dienstkringen plaatsnemen. Ad-hoc kunnen andere medewerkers van de Regionale Directie plaatsnemen in de stuurgroep. De functie van deze stuurgroep is onder meer het kunnen (mede)delen van de diverse ervaringen (landelijk en regionaal) die men heeft tijdens het traject naar de realisatie van IM-maatregelen. Zo kunnen de drie dienstkringen van elkaar vernemen wat voor acties hebben plaatsgevonden en wat de bevindingen zijn. Men kan van elkaar leren en men kan gezamenlijke beslissingen nemen. Op deze wijze kan getracht worden om binnen de drie beheersgebieden te komen tot een uniforme aanpak bij de afhandeling van incidenten. Bij de eerste uitnodiging zal ook het verslag/samenvatting van de definitiefase worden gezonden. Stap 2: Mijlpaal 1, kick-off meeting per regio - informatiebrief en voorlichting Aan alle betrokken partijen in elke regio, dus ook de partijen die niet geïnter viewd zijn, wordt informatie gestuurd over het initiatief om te komen tot een IM-plan. De betrokkenen worden uitgenodigd voor de "kick-off meeting". Stap 3: Opstellen projectplan - informatiebrief Voor elke regio wordt een projectplan opgesteld. Dit projectplan is gericht op het vervaardigen van een IM-plan. Dit projectplan kan als informatiebrief worden meegezonden bij de uitnodiging voor de projectgroepen. Stap 4: Instellen projectteain per regio - besprekingsverslagen Er wordt per regio een projecttearn opgericht. In het projectteam zitten vertegenwoordigers van de verschillende direct betrokken partijen. Zo neemt een (gedelegeerde) berger deel die als aanspreekpunt dient voor alle betrokken bergers in het gebied. Wat betreft de regiopolitie kan de regionale portefeuillehouder verkeer aan het projectteam deelnemen. Stap 5: Opstellen IM-plan - rapport De projectteamleden worden uitgenodigd voor een aantal bijeenkomsten. Deze bijeenkomsten zullen zoveel mogelijk aansluiten bij bestaande overlegvormen. Tijdens de eerste serie zal de meldings- of detectiefase van IM centraal staan. In de tweede serie bijeenkomsten wordt stilgestaan bij de verwerkingsfase, terwijl in de derde serie bijeenkomsten aandacht zal worden besteed aan de aansturingsfase. Alle relevante partijen, leden en meelezend-leden, ontvangen een besprekingsverslag van deze bijeenkomsten. De bijeenkomsten zullen tezamen leiden tot een regionaal IM-plan.
a Grontmij
32
Communicatiep/an
9.2 Proeffase
Stap 1: Mijlpaal 2, officiële start - formele startbijeenkomst, folder, media Per regio worden alle betrokken partijen uitgenodigd voor de officiële start van het IM-plan. Er wordt voorlichtingsmateriaal (bij voorbeeld een folder) gemaakt voor de betrokkenen en voor de media dan wel weggebruikers. Stap 2: Proefperiode - besprekingsverslagen en rapportage Tijdens een proefperiode wordt nagegaan hoe de afhandeling van een incident verloopt. Dit zal middels interviews of metingen worden bekeken. Tijdens de bijeenkomsten van het projectteam kan eventueel tijdig worden bijgestuurd. Van deze besprekingen zullen verslagen worden gemaakt voor alle betrokken partijen en de stuurgroep. 9.3 Definitieve fase
Stap 1: Regelmatige bijeenkomsten - besprekingsverslagen Het projectteam komt regelmatig bijeen, bij voorbeeld halfjaarlijks. Deze bijeenkomsten zullen zoveel mogelijk aansluiten bij bestaande overlegvormen. Het platform heeft als doel de uitgevoerde IM-maatregelen te evalueren, bij te sturen en nieuwe acties voor te bereiden en uit te voeren. Het platform kan naar behoefte communiceren met de stuurgroep en indien gewenst met derden. Op dit moment kan daar nog geen concrete inhoud aan worden gegeven.
Grontmij
33
Bijlagen
jÇ
Grontmij
34
Bijlage 1 Ongevaisgevoelige locaties en strengen per regio
Regio Breda
Ongevaisgevoelige locaties De locaties waar de afgelopen vijfjaar op een gemiddelde werkdag de meeste ongevallen plaatsvinden zijn (ondergrens 20 ongevallen): A16: nabij knooppunt Kiaverpolder (km. 46.0), 23 ongevallen; nabij parkeerplaats Hazeldonk (km. 70.7), 24 ongevallen; nabij parkeerplaats Hazeldonk (km. 70.8), 21 ongevallen; A27 nabij aansluiting Oosterhout (km. 13.8), 23 ongevallen; voor de brug over de Waal (km. 34.5), 20 ongevallen; A58 knooppunt St. Annabosch (km. 55.6), 25 ongevallen; A59 tussen aansluiting Raamsdonksveer en knooppunt Hooipolder' 6 (km. 102.7), 59 ongevallen; knooppunt Hooipolder (km. 102.8), 53 ongevallen. Tijdens de ochtencl5'pits zijn de ongevalsgevoelige locaties (ondergrens 7 ongevallen): A16 Moerdijkbrug (km. 44.2), 7 ongevallen; nabij knooppunt Klaverpolder (km. 46.0), 8 ongevallen; A27 aansluiting Breda-Noord (km. 6.8), 9 ongevallen; nabij aansluiting Werkendam (km. 3 1.6), 7 ongevallen; A59 tussen aansluiting Raamsdonksveer en knooppunt Hooipolder (km. 102.7), 11 ongevallen; knooppunt Hooipolder (km. 102.8), 12 ongevallen. Tijdens de avondspits zijn dat (ondergrens 8 ongevallen): A16 verzorgingsplaats Hazeldonk (km. 70.7), 9 ongevallen; A27 knooppunt Hooipolder (km. 18.4), 8 ongevallen; A59 tussen aansluiting Raamsdonksveer en knooppunt Hooipolder (km. 102.6), 7 ongevallen; tussen aansluiting Raamsdonksveer en knooppunt Hooipolder (km. 102.7), 11 ongevallen; tussen aansluiting Raamsdonksveer en knooppunt Hooipolder (km. 102.8), 14 ongevallen; Ongevaisgevoelige strengen Naast ongevalsgevoelige locaties zijn er ook ongevalsgevoelige strengen . Deze strengen zijn (zowel voor de hele dag als voor de ochtend- en avondspits): A16 Moerdijkbrug en nabij knooppunt Klaverpolder (km. 44.2 - km. 46.1); A27 rond de brug over de Waal (km. 33.8 - km. 35.7); A58 rond knooppunt St. Annabosch (km. 55.5 - km. 55.7); A59 rond knooppunt Hooipolder (km. 102.6 - km. 102.8).
6)
Opgemerkt moet worden dat de N59 enkele met verkeerslichten geregelde kruispunten kent, die een relatief hoge bijdrage leveren aan het aantal ongeva11en
17)
onder een streng wordt hier verstaan een aaneengesloten cluster van drie of meer hectometreringen waar relatief veel ongevallen gebeuren.
4 Grontmij
35
Bijkge 1
Regio s-Hertogenbosch
Ongevaisgevoelige locaties De locaties waar de meeste ongevallen plaatsvinden zijn (ondergrens 15 ongevallen): A59 overgang A50-N59 (km. 6.2), 62 ongevallen; nabij kruispunt naar Autotron (km. 7.8), 35 ongevallen; nabij kruispunt Vinkel-Nuland (km. 9.6), 22 ongevallen; nabij kruispunt Vinkel-Nuland (km. 9.8), 26 ongevallen; nabij kruispunt Vinkel-Nuland (km. 10.3), 19 ongevallen; nabij kruispunt Vinkel-Nuland (km. 10.4), 53 ongevallen; nabij overgang N59-A50 (km. 12.3), 15 ongevallen; nabij overgang N59-A50 (km. 12.4), 60 ongevallen. Tijdens de ochtendspits zijn dat (ondergrens 7 ongevallen) A59 overgang A50-N59 (km. 6.2), 9 ongevallen. nabij overgang N59-A50 (km. 12.3), 7 ongevallen; nabij overgang N59-A50 (km. 12.4), 10 ongevallen; Tijdens de avondspits zijn dat: A59 overgang A50-N59 (km. 6.2), 18 ongevallen; nabij kruispunt naar Autotron (km. 7.8), 11 ongevallen; nabij kruispunt Vinkel-Nuland (km. 9.8), 8 ongevallen; nabij kruispunt Vinkel-Nuland (km. 10.4), 13 ongevallen; overgang A50/N59 (km. 12.4), 21 ongevallen. Ongevalsgevoelige strengen Naast ongevalsgevoelige locaties zijn er rond 's-Hertogenbosch drie ongevaisgevoelige strengen: A2 rond knooppunt Empel (km. 115.2 - km. 115.7) N59 wegvak t.h.v. Maliskamp (km. 7.7 - km. 10.4) rond overgang A50/N59 (km. 12.2 - km. 12.4) Regio Eindhoven
Ongevalsgevoelige locaties De locaties waar de meeste ongevallen plaatsvinden zijn (ondergrens 20 ongevallen): A2 nabij knooppunt Leenderheide (km. 169.8), 34 ongevallen; knooppunt Leenderheide (km. 169.9), 20 ongevallen; A58 aansluiting Eindhoven-Noord (km. 7.3), 20 ongevallen. A67 nabij knooppunt Leenderheide (km. 22.7), 24 ongevallen; knooppunt Leenderheide (km. 23.3), 23 ongevallen; Tijdens de ochtendspits zijn dat (ondergrens 9 ongevallen): A67 knooppunt Leenderheide (km. 23.3), 9 ongevallen; Tijdens de avondspits zijn dat (ondergrens 7 ongevallen): A2 nabij knooppunt Leenderheide (km. 169.8), 7 ongevallen; A67 nabij knooppunt Leenderheide (km. 22.6), 7 ongevallen; nabij knooppunt Leenderheide (km. 22.7), 9 ongevallen; nabij knooppunt Leenderheide (km. 22.8), 11 ongevallen. Ongevalsgevoelige strengen Naast ongevalsgevoelige locaties zijn er ook ongevalsgevoelige strengen: weggedeelten waar veel ongevallen plaatsvinden. Deze strengen zijn (zowel voor de hele dag als voor de ochtend- en avondspits): A2 rond knooppunt Leenderheide (km. 169.6 - km. 170.5); A67 rond aansluiting Waalre en knooppunt Leenderheide (km. 21.8 - km 23.3).
4 Grontmij
36
Bijlage 2 Ongevalsfiles per regio
Ongevaisfiles regio Breda
Uit de filegegevens blijkt dat in de periode 1991 t/m 1995 op onderstaande wegvakken de filegevoeligheid groot is, zowel wat betreft het aantal ongevalsfiles als de filezwaarte: A16 Moerdijkbrug, km. 46.5 - km. 47.5 tussen knooppunt Zonzeel en aansluiting Prinsenbeek, km. 50.0 - km. 59.0 A27 tussen aansluiting Werkendam en aansluiting Sleeuwijk, km. 31.7 - km. 34.1 tussen aansluiting Avelingen en knooppunt Gorinchem, km. 34.1 - km. 36.8. Op A58. ontstaan relatief weinig files als gevolg van ongevallen. Ongevaisfiles regio s-Hertogenbosch
Uit de filegegevens blijkt dat in de periode 1991 tlm 1995 op onderstaande wegvakken de filegevoeligheid groot is, zowel wat betreft het aantal ongevalsfiles als de filezwaarte: A2 Brug over de Maas, km. 107.3 - km.112.0 tussen aansluiting Rosmalen en knooppunt Hintham, km. 113.3 - km. 115.6 A59 Nuland - Maliskamp (autoweggedeelte), km. 6.1 - km. 10.4 Ongevaisfiles regio Eindhoven
Uit de filegegevens blijkt dat in de periode 1991 t/m 1995 op onderstaande wegvakken de filegevoeligheid groot is, zowel wat betreft het aantal ongevaisfiles als de filezwaarte: A2 tussen aansluiting Welschap en aansluiting Veldhoven, km. 154.0 - km. 157.2 nabij aansluiting Veldhoven-Zuid, km. 161.5 - km. 169.8 tussen knooppunt De Hogt en aansluiting Valkenswaard, km. 169.9 km. 176.5 A67 tussen knooppunt De Hogt en knooppunt Leenderheide, km. 18.5 km. 21.9 Op A58 ontstaan relatief weinig files als gevolg van ongevallen.
A
6 Grontmij
37
Bijlage 3.1 Overzichtstekening regio Breda
iL_ Grontmij
38
Bijlage 3.2 Overzichtstekening regio 's-Hertogenbosch
jÇ Grontmij
40
;
\
,
'--
•
;
-
-•
-.
t -
•
*,•.
-
'S
L T
J
1